Commissie voor de Justitie

Commission de la Justice

 

van

 

woensdag 10 oktober 2007

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 10 octobre 2007

 

Après-midi

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 14.26 heures. La réunion est présidée par M. Claude Eerdekens.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.26 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Claude Eerdekens.

 

01 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de uitspraken van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie" (nr. 4)

01 Question de Mme Sarah Smeyers à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les déclarations du premier président de la Cour de cassation" (n° 4)

 

01.01  Sarah Smeyers (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag dateert van twee weken geleden. Het lijkt inmiddels al gedateerd, maar ik ga de voorgeschiedenis toch nog even schetsen.

 

Op 20 en 21 september konden we in de kranten en via andere media de uitlatingen van de voorzitter van het Hof van Cassatie, de heer Ghislain Londers, vernemen. Hij schetst een weinig fraai beeld van de administratie van de Federale Overheidsdienst Justitie. Ik citeer: “De brieven die ik naar de Federale Overheidsdienst Justitie stuur, worden niet beantwoord. Mijn telefoons naar het kabinet evenmin. Ik kan geen magistraten meer naar het buitenland sturen omdat er niemand is om de uitgaven goed te keuren. Het personeel dat een andere job krijgt, wordt niet vervangen.”

 

Hoe verantwoordt de minister de niet-werking van de Federale Overheidsdienst Justitie en van haar kabinet, in deze periode van lopende zaken?

 

01.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw, gehoorgevend aan uw mondelinge vraag heb ik onmiddellijk de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie ondervraagd. In zijn antwoord plaatst deze hoge magistraat de voorbeelden die hij aanhaalde in de context van het interview waarin hij meer beheersautonomie voor de jurisdicties wenste.

 

Ik verheug mij over dit standpunt dat het Themisplan bevestigt dat ik tijdens de vorige regeerperiode heb voorgesteld. Ik vind het onontbeerlijk dat de managementrol van de korpschefs wordt versterkt. Deze autonomie zal echter steeds gepaard gaan met een administratieve en budgettaire controle evenals met het strikt respecteren van de budgettaire regels. Dit aspect van de zaak wordt vaak vergeten.

 

Ik heb ook mijn departement ondervraagd. Men bevestigt mij dat de voorgelegde aanvragen behandeld werden maar dat sommige ervan werden geweigerd. Van de 25 opdrachten in het buitenland die door het Hof van Cassatie werden ingediend, werden er 3 geweigerd wegens een overdreven kostprijs.

 

Ten tweede, bijkomende aanwervingen van referendarissen konden niet worden afgesloten wegens budgettaire redenen.

 

Ten slotte, er bestaat een constructieve dialoog tussen het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie en de eerste voorzitter van het Hof, wat ik onder meer kon vaststellen inzake de organisatie van de 175ste verjaardag van het Hof. Ik weet ook dat er binnenkort een ontmoeting zal doorgaan.

 

Wat mijn kabinet betreft, blijven mijn medewerkers met de grootste beschikbaarheid te bereiken.

 

Si cela intéresse les membres de la commission – puisque tout doit être clair – la lettre du président de la Cour de cassation peut être transmise aux services. J’ai résumé ici son contenu.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de Gumballrace" (nr. 029)

02 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la 'Gumballrace'" (n° 029)

 

02.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, bedankt voor uw aanwezigheid. Ik heb een schriftelijke vraag betreffende de rechtsgelijkheid en de perceptie bij een steeds groter deel van de bevolking.

 

De rechtsgelijkheid, de gelijkheid de iure, is eigenlijk een belangrijk beginsel in onze rechtscultuur. De gelijkheid bij het behandelen en het bestraffen van misdrijven is voor de meeste mensen fundamenteel. Toch krijgt het grote publiek de indruk dat steeds vaker inbreuken op het gelijkheidsbeginsel genoteerd moeten worden.

 

Neem nu bijvoorbeeld de Gumballraces waarover deze vraag gaat. Deze races werden in de jaren 2005, 2006 en 2007 door België georganiseerd. De organisatoren verkondigden op voorhand dat het eigenlijk ging om een snelheidswedstrijd op de openbare weg. Terwijl in Vlaanderen – ik kom nu tot de perceptie van die ongelijkheid – 1.118 anonieme flitspalen staan die ongeveer elke verkeersovertreding vastleggen, krijgt de man in de straat de indruk dat extreme snelheidsovertreders van de Gumballraces straffeloos elke snelheidsbeperking aan hun laars lappen.

 

Ik had u dan ook graag volgende concrete vragen gesteld. Welke overtredingen werden er tijdens de Gumballraces van 2006 en 2007 vastgesteld? Kreeg het gerecht de opdracht om tegen dit soort van misdrijven op te treden? Werden er boetes uitgeschreven of werden er rijbewijzen ingetrokken? Zo ja, hoeveel? Is de minister op de hoogte van het organiseren van een Gumballrace in 2008? Welke opdracht zou er in dit verband aan het gerecht kunnen worden gegeven?

 

02.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, er vinden jaarlijks een twintigtal evenementen plaats in Europa van dezelfde aard als de Gumballrace. Een aantal daarvan komt daarbij door België. Telkens volgt de federale wegpolitie die op en zij werkt daarvoor samen met het Europees netwerk van verkeerspolitiediensten. In tegenstelling met wat u meedeelt, vermelden de organisatoren van die evenementen zeer duidelijk op hun website en op hun inschrijvingsdocumenten dat de deelnemers zich strikt aan de wegcode moeten houden. In een aantal gevallen is het traject ook niet gekend.

 

Het soort overtredingen dat men vaststelt tijdens dergelijke evenementen zijn altijd overdreven snelheid en het bezit van radarverklikkers. Men heeft ook aandacht voor het rijden onder invloed van verdovende middelen, maar tot nu toe werd er geen enkel positief resultaat vastgesteld.

 

Ik kan u meedelen dat wat het gerechtelijk luik van de problematiek betreft het College van procureurs-generaal sinds 2005 de parketten de instructie geeft de richtlijnen in verband met de onmiddellijke intrekking van het rijbewijs strikt toe te passen wanneer evenementen als de Gumballrace plaatsvinden. Dit houdt in dat indien men meer dan 40 km per uur te snel rijdt op de autosnelwegen, of 30 km per uur te snel rijdt in een zone 30 of in de bebouwde kom, overgegaan wordt tot de onmiddellijke intrekking van het rijbewijs. In dat geval worden de overtreders ook steeds gedagvaard voor de politierechtbank.

 

Je me demande d’ailleurs si ce n’est pas M. le ministre Landuyt qui devrait continuer.

 

Voor de lagere snelheidsovertredingen wordt voor de personen die geen vaste verblijfplaats hebben in België overgegaan tot het opleggen van een onmiddellijke inning. Indien men deze onmiddellijke inning niet betaalt en weigert een bedrag in consignatie te geven, wordt het voertuig in beslag genomen. Voor personen die een vaste verblijfplaats hebben in het Rijk wordt naar gelang van de ernst van de snelheidsovertreding ofwel een onmiddellijke inning voorgesteld, ofwel worden zij gedagvaard.

 

In 2006 werden er zo 32 deelnemers beboet met een onmiddellijke inning en werd bij 17 bestuurders overgegaan tot de onmiddellijke intrekking van het rijbewijs. Er werden ook 6 radarverklikkers in beslag genomen. In 2007 werden er 18 deelnemers beboet. Bovendien is de Duitse politie erin geslaagd, mede dankzij de informatie doorgegeven door de Belgische politie, om de Gumball 2007 een tijdlang op te houden in Duitsland, waardoor zij een etappe moesten schrappen en werd er een maand geleden driekwart van de deelnemers aan de Canonball 2008 geïmmobiliseerd in Duitsland. De Gumball 2008 zal waarschijnlijk niet door België passeren.

 

Daarnaast is het zo dat, telkenmale er een Gumballrace wordt gehouden, er coördinatievergaderingen worden gehouden met alle betrokken autoriteiten. Zo werden er op het traject van de reis verschillende dispositieven van de politie georganiseerd die, wanneer er ernstige snelheidsovertredingen worden vastgesteld, de overtreder staande houden.

 

02.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Ik dank u voor het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Aan de orde is de vraag 39 van de heer Van de Velde.

 

02.04  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, is het niet verstandiger om mijn vraag te stellen net voor de discussie over de wetsvoorstellen? Mijn vraag handelt namelijk over de wapenwet. Misschien kunnen wij eerst de andere twee vragen aan bod laten komen?

 

Le président: Vous souhaitez joindre la question au point 6 de l'ordre du jour? En ce qui concerne le point 5…

 

02.05  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, il y a une odeur de brûlé! Je ne voudrais pas sortir d'ici en flammes. Enflammée par les travaux de la commission, oui! Mais en flammes, non!

 

Le président: Apparemment, vous ne risquez pas grand-chose! Sinon, je me serais empressé de faire évacuer les locaux.

 

Punt 5 van de agenda is een stemming.

 

03 Vraag van de heer Robert Van de Velde aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de vervolging van wapenbezitters" (nr. 039)

03 Question de M. Robert Van de Velde à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les poursuites intentées à l'encontre des détenteurs d'armes" (n° 39)

 

03.01  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, bij deze eerste ontmoeting van Lijst Dedecker met u moet ik in verband met de wapenwet heel duidelijk zeggen dat wij achter de filosofie van de wet staan en hier niet zitten als pleitbezorger van wapenliefhebbers of schietclubs.

 

Het is echter wel onze plicht om een eerlijk rechtssysteem en een rechtvaardige behandeling van alle betrokkenen na te streven en ook om hen niet afhankelijk te maken van het verloop van de activiteiten in commissie en plenaire vergadering. Wij denken dat dit op dit moment niet gebeurt.

 

Het is namelijk zo dat er op dit moment een hele grote willekeur is in de behandeling van de dossiers door de provinciegouverneurs. Er is een groot verschil tussen hoe bijvoorbeeld in Antwerpen, Brussel en Limburg de aanvragen worden behandeld en de vervolgingen of de processen-verbaal worden opgevolgd. Dit gaat van schriftelijke intimidatie tot huisbezoeken van de politie.

 

In de eerste consultatienota van de heer Ide zegt hij zelf dat het vooral een probleem is voor wapens die als erfstuk of omdat ze financieel interessant zijn, worden aangehouden en dat daarvoor zeker een oplossing moet worden gevonden. Het zijn ook net die zaken die meestal in opspraak komen.

 

Wij denken dat langer uitstel van een duidelijke communicatie leidt tot een stuk nutteloze arbeid van de betrokken diensten en dat wij tegelijkertijd een aantal betrokken burgers met onterechte aantijgingen opzadelen in het vooruitzicht van die nieuwe wetgeving.

 

Daarom vraag ik u om de provinciegouverneurs en de lokale politieafdelingen onmiddellijk en duidelijk te communiceren om die actieve vervolging stop te zetten.

 

03.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, j’éprouve quelque difficulté avec cette question. M. le député oublie qu’il y a une séparation des pouvoirs. Il ne sied pas que le pouvoir exécutif puisse empiéter sur les prérogatives du pouvoir judiciaire ou faire des injonctions négatives. Je constate simplement que l’honorable membre ne l’a pas compris.

 

En ce qui concerne la troisième question concernant M. Ide, je ne comprends pas la question.

 

03.03  Robert Van de Velde (LDD): Mag ik er misschien aan toevoegen dat de vraag uit drie delen bestaat?

 

Al heb ik niet begrepen hoe het rechtssysteem functioneert, ik heb wel begrepen wat de problemen zijn tengevolge van deze verkeerde wapenwetgeving. Ik denk dat het uw verantwoordelijkheid is om op dit moment in te grijpen. Het is, mijns inziens, niet verstandig toe te laten dat mensen op dit moment, in afwachting van een veranderende wetgeving, worden geïntimideerd. Als u dat verder wenst te laten gebeuren, kan ik dat alleen maar noteren.

 

Le président: Je pense que Mme la ministre s’est exprimée sur le sujet en rappelant le principe de la séparation des pouvoirs. Je vais donc considérer ce point comme clos et passer au point 4bis et à la question 047 de M. Crucke.

 

03.04  Robert Van de Velde (LDD): Mevrouw de minister, ik weet niet of u weet wat er precies gebeurt met de wapens die vandaag zijn ingeleverd? Ik vraag dus niet wat er zou moeten gebeuren met de wapens die zijn ingeleverd, maar wat er dus daadwerkelijk mee is gebeurd. Wat is het gevolgde traject van de wapens die momenteel bij de lokale politieafdelingen worden aangebracht? Ik denk dat het verstandig is om een exhaustieve lijst samen te stellen om na te gaan welke en hoeveel wapens zijn ingeleverd en welke acties zijn ondernomen. Dan kan men in de commissie evalueren of het gevolgde traject van de wapens daadwerkelijk sluitend is. Wij vermoeden dat het systeem niet sluitend is.

 

Le président: Monsieur, vous avez évoqué la possibilité de joindre votre question aux propositions en examen. Cela avait un certain sens. Mais comme ce point était inscrit à notre ordre du jour comme question, il fallait y répondre en tant que question.

 

Le sort des armes qui ont été remises ou pas fait l’objet des diverses propositions de loi qui figurent au point 6 de l’ordre du jour de nos travaux.

 

Nous allons procéder à des auditions. Nous aurons le loisir, si nous le décidons, d’entendre toute une série d’intervenants. À cette occasion, vous pourrez leur faire part de l’existence de divergences d’attitudes suivant les parquets et les administrations.

 

Je répète que votre question a un certain sens. Mais en droit pur, Mme la ministre ne peut donner des injonctions au pouvoir judiciaire pour une matière qui est réglée par le principe, consacré par la Constitution, de la séparation des pouvoirs.

 

Mais vous avez eu raison de soulever les vrais problèmes. Ces derniers feront l’objet d’un débat lors l’examen du point 6 de notre ordre du jour.

 

03.05  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, de redenering achter deze vraag is de volgende. Als er toch communicatie met de provinciegouverneurs is, kunnen wij dat meteen in een keer grondig doen zodat wij geen drie keer dezelfde vraag moeten stellen.

 

Bij vraag drie, die de minister niet begreep, zou ik willen aanvoeren dat wij gewoon moeten vaststellen dat het belang van de consultatieve raad als raadgevend orgaan voor deze commissie niet te onderschatten is. Ik ken de heer Ide niet persoonlijk en ik kan me voorstellen dat hij perfect werk heeft geleverd. Ik stel evenwel vast dat iedereen vragende partij is om de wapenwetgeving aan te passen. Het belang van de consultatieve raad is dermate groot dat het misschien verstandig zou zijn om te zoeken naar een onpartijdige raadgever die de commissie gaat informeren. Ik verwijs ter zake naar de ICT-wereld. Bullshit in, is bullshit out. Dat wil ik in deze echt wel vermijden.

 

03.06  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, je note simplement que le député doute de l'impartialité des fonctionnaires du SPF Justice.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. Jean-Luc Crucke à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'absence de casier judiciaire européen" (n° 47)

04 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het uitblijven van een Europees strafregister" (nr. 47)

 

04.01  Jean-Luc Crucke (MR): Madame la ministre, je souhaite faire le point avec vous sur le casier judiciaire européen suite à un événement vécu par une municipaliste tournaisienne, événement qui pourrait d'ailleurs se produire dans d'autres régions du pays en raison de l'absence de ce casier judiciaire européen.

 

Le problème qui s'est posé est celui d'un ressortissant français qui, condamné en France pour des faits assez lourds – notamment des faits de mœurs –, se trouvait sur notre territoire avec une inscription vierge au casier judiciaire, la France ne communiquant pas les renseignements relatifs à ses ressortissants. En fait, l'intéressé a participé, dans le cadre d'un échange avec la Biélorussie, à l'accueil d'enfants qui viennent en Belgique pour améliorer leur santé.

 

Au-delà de cela, des problèmes se posent également sur le plan national puisque sur nos casiers judiciaires sont reprises des peines alors qu'il s'agit d'amendes de moins de 500 euros ou ne sont pas reprises des peines de travail, et ce conformément au prescrit légal. Ceci peut générer un certain nombre de difficultés.

 

L'intérêt des municipalistes et des justiciables est de pouvoir comprendre ce qu'il en est exactement.

 

Dès lors, madame la ministre, pouvez-vous me dire si une avancée optimiste peut être envisagée? Certes, vous n'êtes pas Madame Soleil; je ne vous demanderai donc pas de savoir ce qui se passera demain. Je vous remercie déjà d'être présente.

 

Pouvez-vous me dire où l'on en est aujourd'hui? Quelles améliorations peut-on constater dans les négociations? Quelles sont les étapes qui devront encore être franchies pour qu'enfin, on puisse un jour dire que l'heure du casier judiciaire européen a sonné?

 

04.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, cher collègue, votre question comprend deux volets: le casier judiciaire européen et la mention des peines de travail dans les extraits délivrés dans le cadre des recrutements.

 

En ce qui concerne le casier judiciaire européen, la coopération judiciaire s’est fortement améliorée ces dernières années au niveau de certains États européens. Depuis 2003, des pays de l’Union européenne, dont la Belgique, ont uni leurs efforts pour favoriser l’échange d’informations judiciaires. Un projet-pilote a été initié par la France et l’Allemagne; d’emblée, l’Espagne et la Belgique les ont suivis. Ainsi, quatre pays ont décidé de lancer ensemble un projet-pilote sans attendre une décision européenne qui tardait à poindre en estimant que, ce faisant, l’Europe suivrait globalement.

 

Effectivement, d’autres États se sont joints au projet-pilote. Les quatre pays précités s’échangent désormais automatiquement et électroniquement des condamnations concernant leurs nationaux et chaque casier judiciaire central peut rapidement obtenir, à la demande d’un service judiciaire de son État, les antécédents pénaux d’un ressortissant d’un des quatre États interconnectés.

 

Pour l’instant, ce réseau informatique fonctionne uniquement pour des finalités judiciaires. À plusieurs reprises, j’ai fait savoir que cet outil devrait servir à des fins administratives et j’invite le prochain gouvernement à travailler en ce sens. De plus, en juillet 2004, la Belgique a initié au niveau du Conseil des ministres de l'Union européenne un débat général sur les échanges d’informations relatives aux antécédents judiciaires des personnes condamnées; ceci fut fait à la suite de l’affaire Fourniret.

 

Sur cette base, plusieurs nouveaux instruments législatifs ont été adoptés. Il a été souligné que c’était sur l’initiative de la Belgique. Je suis donc contente du travail que nous avons réalisé en la matière. Le dernier en date est une décision-cadre permettant l’interconnexion des casiers judiciaires des 27 États membres de l’Union européenne en se fondant sur l’expérience du projet-pilote.

 

L’accord politique sur ce dossier a été conclu en juin dernier sous la présidence allemande. Notre pays a donc joué un rôle de pointe. Cela dit, le processus au niveau technique étant très compliqué, trois années seront encore nécessaires à une mise en place concrète.

 

J’en arrive maintenant à l’incident que vous avez évoqué. Je me suis immédiatement penchée sur la question pour voir si un problème s’était posé concernant le projet-pilote. Il s’avère que non. Il s’agit d’un ancien projet largement antérieur à la mise en route opérationnelle, en 2006, de l’interconnexion des casiers judiciaires. Cela démontre d’ailleurs que nous avons eu raison de prendre cette mesure. En effet, si une telle mesure avait été d’application, on aurait empêché la situation qui a été dénoncée avec quelques années de retard.

 

Enfin, lorsque le législateur a instauré la peine de travail, son objectif était de ne pas entraver le reclassement social des personnes condamnées à ce type de peine en prévoyant que ces condamnations seraient uniquement portées à la connaissance des autorités judiciaires et non aux autorités administratives et aux particuliers.

 

Cela étant dit, j’avais proposé certains aménagements. En fin de législature, un projet de loi a été déposé par le gouvernement. Nous verrons si le prochain gouvernement le reprendra ou non.

 

04.03  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je tiens tout d’abord à remercier Mme la ministre pour sa réponse.

 

En matière de casier judiciaire européen, nous constatons une avancée dans le dossier et nous ne pouvons que nous réjouir du rôle-pilote joué par notre pays.

 

Toutefois, les faits évoqués se sont déroulés durant cet été. En l'occurrence, il n‘était pas question de finalité judiciaire, mais bien administrative ou assimilée comme telle. En effet, il s’agissait d’une consultation d'un casier par l'échevin de l’état civil de la ville de Tournai. Cette personne dit avoir procédé à la consultation et ne pas avoir eu l’information.

 

Pour ma part, je ne veux nullement polémiquer sur cette question.

 

04.04  Laurette Onkelinx, ministre: … On lui a téléphoné aussi.

 

04.05  Jean-Luc Crucke (MR): Je ne peux que prendre acte de l’information que vous avez donnée. Je me réjouis du fait que cet événement soit antérieur à la mise sur pied de ce système qui devrait pouvoir prévenir ce genre de situation.

 

Enfin, j’ai bien compris la raison pour laquelle le législateur avait refusé l’inscription de la peine de travail mais j'ai également entendu qu'il existait une possibilité de modification. Étant donné qu’un accord avait pu être trouvé au sein du gouvernement précédent, nous pouvons espérer que la question sera abordée au parlement dans le futur.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de nieuwe huurwet" (nr. 66)

05 Question de M. Servais Verherstraeten à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la nouvelle loi sur les loyers" (n° 66)

 

05.01  Servais Verherstraeten (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de nieuwe woninghuurwet, zoals hij werd gewijzigd in de programmawet van het voorjaar van 2007, gaf de mogelijkheid aan de huurders om rechtstreeks bij een bank een huurwaarborg aan te vragen. Ik vang geruchten op dat dit in de praktijk niet zo optimaal zou functioneren. Heel wat banken zouden huurders systematisch doorsturen naar het OCMW of hen gewoon een vrij duur persoonlijk krediet aansmeren en hen daarvoor ook nog eens hoge kosten aanrekenen.

 

Mevrouw de vice-eerste minister, ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, hebt u kennis van deze praktijken? Ik meen te weten, uit de besprekingen tijdens de programmawet, dat u een vooroverleg met de banken hebt gehad. Is dit conform de afspraken die tijdens dit vooroverleg werden gemaakt? Zijn er na de goedkeuring van de wet hieromtrent nog andere afspraken gemaakt met de banken? Hoe kunnen de intenties van de wetgever beter worden gerealiseerd?

 

Ten tweede, de wijzigingen in de programmawet betreffende de huurbepalingen voorzagen facultatief in twee KB’s: een betreffende de herstellingen ten laste van de verhuurder en een betreffende de materie waarover wij het daarnet hadden, mevrouw de vice-eerste minister, namelijk de verplichting van de financiële instellingen tot het verlenen van een dergelijke huurwaarborg. Als ik mij niet vergis, zijn hierover geen KB’s verschenen. Klopt dit? Wat is hiervoor de reden? Lag of ligt het in de bedoeling hierover een KB op zeer korte termijn op te stellen?

 

05.02  Laurette Onkelinx, ministre: Comme je vous l'ai dit lors des travaux préparatoires, une demi-douzaine de réunions ont eu lieu avec le secteur bancaire. Il y a eu des discussions approfondies. À la demande du secteur, des modifications importantes avaient été apportées, à l'époque, au projet de loi en discussion au niveau du gouvernement.

 

Par exemple, seule la banque dans laquelle le locataire perçoit ses revenus réguliers – de travail ou de remplacement – est tenue d'octroyer cette garantie. Cela assure le fait que l'octroi de la garantie s'inscrive dans une relation régulière entre la banque et le locataire. Si le locataire change de banque, la banque initiale peut demander la reconstitution immédiate de la garantie sauf à voir la nouvelle banque reprendre celle-ci. L'octroi de la garantie est en quelque sorte un complément au service bancaire universel.

 

Par ailleurs, la loi donne au Roi la possibilité de modaliser l'obligation pour la banque de constituer cette garantie pour un locataire qui serait déjà en défaut de reconstituer plus qu'une garantie locative. En clair, cela signifie qu'il pourra être mis fin au "rallye" d'un locataire qui ne reconstituerait jamais sa garantie bancaire et qui demanderait à chaque fois à une banque différente de lui en octroyer une nouvelle.

 

Les intérêts sur les sommes versées demeurent acquis à la banque jusqu'à reconstitution totale de la garantie, ce qui permet finalement à la banque de couvrir tout ou partie de son risque.

 

Enfin, une évaluation de ce système est prévue après un an de fonctionnement. À la suite de celle-ci, le gouvernement qui sera en place pourra décider de contre-garantir les garanties bancaires octroyées à certaines catégories de locataires. Dans ce cas, le gouvernement déterminera aussi les modalités de financement de cette contre-garantie: crédits budgétaires ou cotisations à charge du monde bancaire de manière à mutualiser entre les différentes banques les risques de défaut de reconstitution de garanties.

 

On constate depuis lors que les pratiques des banques ne se déroulent pas toujours dans le respect de la législation: soit de la lettre, certaines banques ne proposant pas ce service , soit dans l'esprit, avec des demandes de frais d'ouverture de dossier faramineux.

 

Le gouvernement étant en affaires courantes, il me semble difficile de proposer des modifications dans la législation. Notez bien que j'invite cependant le prochain gouvernement à le faire. Je sais également que certains groupes politiques, notamment le PS – mais il y en a peut-être d'autres –, ont déposé des propositions de loi visant à remédier à ces soucis.

 

05.03  Servais Verherstraeten (CD&V - N-VA): Mevrouw de vice-eerste minister, ik dank u voor uw antwoord. De problemen die op het terrein blijkbaar voorkomen en die u eerlijkheidshalve ook erkent – ik dank u voor uw openheid wat dat betreft – daar hebben we u uiteraard tijdens de besprekingen over de wijziging van de huurwetgeving ook op gewezen.

 

Het is duidelijk dat de gesprekken tussen de banken en uzelf blijkbaar niet tot bindende afspraken hebben geleid. U had dat een stukje kunnen voorkomen als u een facultatief KB had uitgevaardigd dat u volgens de wet mocht uitvaardigen. Daarin zou men dan bindende afspraken met de sector hebben kunnen maken, waardoor de problemen zouden zijn voorkomen.

 

Ik betreur dat dit op het terrein ten opzichte van sommige huurders die het moeilijk hebben, problemen oplevert. We zullen inderdaad goed moeten evalueren en aanpassen in functie van een goede praktijk, waarover we al van gedachten hebben gewisseld en dat nog zullen doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 14.57 uur.

Le développement des questions et interpellations se termine à 14.57 heures.