CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 COM 938
CRIV 51 COM 938
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
mardi
dinsdag
02-05-2006
02-05-2006
Matin
Voormiddag
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE






























cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders ­ Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
Vlaams Belang
Vlaams Belang
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu inté-
gral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions ; les annexes se trouvent dans une brochure
séparée (PLEN: couverture blanche; COM: couverture
saumon)
CRIV
Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken; de
bijlagen zijn in een aparte brochure opgenomen
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
Plenum
COM
réunion de commission
COM
Commissievergadering
MOT
motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT
moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
COM 938
02/05/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i

SOMMAIRE
INHOUD
Question de M. Bart Tommelein au ministre de
l'Emploi sur "l'application de CCT non rendues
obligatoires aux travailleurs étrangers" (n° 11287)
1
Vraag van de heer Bart Tommelein aan de
minister van Werk over "de toepassing van niet
algemeen bindend verklaarde CAO's met
betrekking tot buitenlandse werknemers"
(nr. 11287)
1
Orateurs:
Bart Tommelein, Peter
Vanvelthoven, ministre de l'Emploi
Sprekers:
Bart Tommelein, Peter
Vanvelthoven, minister van Werk
Question de Mme Annemie Turtelboom au
ministre de l'Environnement et ministre des
Pensions sur "le régime de pension applicable
aux personnes affiliées à l'Office de Sécurité
Sociale d'Outre-mer" (n° 11132)
3
Vraag van mevrouw Annemie Turtelboom aan de
minister van Leefmilieu en minister van
Pensioenen over "de pensioenregeling voor de
aangeslotenen bij de Dienst voor de Overzeese
Sociale Zekerheid" (nr. 11132)
3
Orateurs: Annemie Turtelboom, Bruno
Tobback
, ministre de l'Environnement et
ministre des Pensions
Sprekers: Annemie Turtelboom, Bruno
Tobback
, minister van Leefmilieu en minister
van Pensioenen
Question de Mme Sophie Pécriaux au ministre de
l'Emploi sur "les pompiers volontaires sanctionnés
par l'ONEM" (n° 11374)
7
Vraag van mevrouw Sophie Pécriaux aan de
minister van Werk over "de vrijwillige
brandweerlieden die een RVA-sanctie hebben
gekregen" (nr. 11374)
7
Orateurs:
Sophie Pécriaux, Peter
Vanvelthoven, ministre de l'Emploi
Sprekers:
Sophie Pécriaux, Peter
Vanvelthoven, minister van Werk
Question de Mme Zoé Genot au ministre de
l'Emploi sur "la protection des délégués
syndicaux" (n° 11409)
9
Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister
van Werk over "de bescherming van
vakbondsafgevaardigden" (nr. 11409)
9
Orateurs: Zoé Genot, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi
Sprekers: Zoé Genot, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk
Question de Mme Nahima Lanjri au ministre de
l'Emploi sur "la simplification administrative"
(n° 11400)
11
Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de
minister van Werk over "de administratieve
vereenvoudiging" (nr. 11400)
11
Orateurs:
Nahima Lanjri, Peter
Vanvelthoven, ministre de l'Emploi
Sprekers:
Nahima Lanjri, Peter
Vanvelthoven, minister van Werk
Question de M. Benoît Drèze au ministre de
l'Emploi sur "les restructurations chez InBev"
(n° 11463)
14
Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister
van Werk over "de herstructureringen bij InBev"
(nr. 11463)
14
Orateurs: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi
Sprekers: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk
Question de Mme Nathalie Muylle au ministre de
l'Emploi sur "la ligne d'assistance téléphonique
Agricall" (n° 11434)
18
Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de
minister van Werk over "de telefonische hulplijn
Agricall" (nr. 11434)
17
Orateurs:
Nathalie Muylle, Peter
Vanvelthoven, ministre de l'Emploi
Sprekers:
Nathalie Muylle, Peter
Vanvelthoven, minister van Werk
Question de M. Benoît Drèze au ministre de
l'Emploi sur "l'ouverture de notre marché du
travail aux ressortissants des nouveaux États-
membres de l'UE" (n° 11464)
19
Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister
van Werk over "het openstellen van onze
arbeidsmarkt voor onderdanen van de nieuwe
EU-lidstaten" (nr. 11464)
19
Orateurs: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi
Sprekers: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk
CRIV 51
COM 938
02/05/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
du
MARDI
2
MAI
2006
Matin
______
van
DINSDAG
2
MEI
2006
Voormiddag
______

De vergadering wordt geopend om 10.08 uur door de heer Hans Bonte, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.08 heures par M. Hans Bonte, président.

De voorzitter: Collega's, ik stel voor af te wijken van de agenda. Het eerste punt op de agenda was een
vraag aan de minister van Pensioenen. In afwachting daarvan geef ik het woord aan de heer Tommelein
voor zijn vraag aan de minister van Werk.
01 Vraag van de heer Bart Tommelein aan de minister van Werk over "de toepassing van niet
algemeen bindend verklaarde CAO's met betrekking tot buitenlandse werknemers" (nr. 11287)
01 Question de M. Bart Tommelein au ministre de l'Emploi sur "l'application de CCT non rendues
obligatoires aux travailleurs étrangers" (n° 11287)
01.01 Bart Tommelein (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, buitenlanders in België moeten worden tewerkgesteld aan
de Belgische arbeidsvoorwaarden. Dat impliceert onder meer dat de
algemeen bindend verklaarde CAO's volgens artikel 5 van de wet van
5 maart 2002 van toepassing zijn op buitenlandse werknemers. Ik
verneem dat de inspectie die toezicht houdt op de sociale wetten
problemen ondervindt om bepaalde situaties te regulariseren, omdat
de algemeen bindendverklaring van sommige CAO's wel eens te lang
op zich laat wachten.

Het is namelijk zo dat een CAO die niet algemeen bindend is
verklaard, in principe niet moet worden toegepast door elke
werkgever die onder het paritair comité valt. In de praktijk worden
sectorale CAO's echter wel algemeen toegepast, omdat zij toch met
terugwerkende kracht zullen moeten worden toegepast zodra zij
algemeen bindend zijn verklaard.

Voor buitenlandse werknemers liggen de kaarten anders. Indien het
loon van buitenlandse bouwvakkers met terugwerkende kracht wordt
verhoogd, mist die verhoging haar uitwerking indien de buitenlanders
in kwestie op dat moment al verdwenen zijn en niet meer in België
verblijven. Een Poolse onderaannemer met Pools personeel heeft dus
geen enkele reden zich te houden aan sectorale CAO's die nog niet
algemeen bindend zijn verklaard, terwijl dat voor een Belgische
werkgever met Belgisch personeel wel het geval is.

Ik geef twee voorbeelden. In de bouwsector dateert de laatste
algemeen bindend verklaarde CAO die de lonen vaststelt, van 27 mei
1999. De facto is die CAO al vervangen door latere CAO's die op
Belgische werknemers worden toegepast.

In de metaalsector zijn alle CAO's met betrekking tot de lonen
01.01 Bart Tommelein (VLD):
Aux termes de l'article 5 de la loi
du 5 mars 2002, les CCT
déclarées généralement
obligatoires s'appliquent
également aux travailleurs
étrangers. Mais la déclaration se
fait souvent attendre et les
conventions non obligatoires ne
doivent en principe pas être
appliquées. En pratique
cependant, de nombreuses CCT
sectorielles sont généralement
appliquées dans la mesure où
elles devront de toute manière
l'être avec effet rétroactif dès
qu'elles auront été déclarées
généralement obligatoires.

Toutefois, augmenter par exemple
avec effet rétroactif le salaire d'un
ouvrier du bâtiment polonais qui
aurait entre-temps quitté la
Belgique, n'a guère de sens. C'est
pourquoi de nombreux employeurs
ne se conforment pas aux CCT
sectorielles en ce qui concerne les
travailleurs étrangers. Le problème
est surtout pressant dans les
secteurs du bâtiment et de la
métallurgie. Le ministre reconnaît-
il l'importance du problème?
02/05/2006
CRIV 51
COM 938
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2
algemeen bindend verklaard, maar niet de CAO waarin de
functieclassificatie staat gedefinieerd. Er zijn immers maar elf
loonklassen volgens functie. In principe mag men dus iedereen in de
metaalsector betalen volgens de laagste functiecategorie.

Mijnheer de minister, erkent u deze problematiek?

Welke maatregelen zouden kunnen worden ondernomen om dit
probleem te verhelpen?
Quelles mesures peuvent être
prises?
01.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega,
bepalingen met terugwerkende kracht zijn inderdaad moeilijker af te
dwingen bij buitenlandse dan bij binnenlandse ondernemingen.

Mijn inspectiediensten die toezien op de sociale wetten kunnen niet
strafrechtelijk optreden tegen buitenlandse ondernemingen die niet
algemeen bindend verklaarde CAO's niet naleven. Ik wil eraan
toevoegen dat mijn inspectiediensten evenmin strafrechtelijk kunnen
optreden tegen Belgische ondernemingen die dat niet doen.

Op zich is dat niet direct een voordeel voor buitenlandse werkgevers.
Voor de inspectie gelden op dat vlak in ieder geval dezelfde regels of
het nu gaat om Belgische of om buitenlandse ondernemingen.

U kaart een reële problematiek aan, met name dat heel wat CAO's
laattijdig algemeen bindend worden verklaard.

Wat dat probleem betreft, kan ik u zeggen dat dit een van de
prioriteiten is waarvoor mijn beleidscel in samenwerking met de
administratie inmiddels een actieprogramma heeft ontwikkeld. Voor
de sectorale CAO's gesloten in de huidige onderhandelingsperiode
2005-2006, werden de interne administratieve processen van het
algemeen bindend verklaren van CAO's intussen bekeken en
bijgestuurd. Het streefdoel voor deze categorie is publicatie in het
Belgisch Staatsblad binnen het jaar na het sluiten van de CAO. De
eerste resultaten van die bijsturing zijn reeds zichtbaar en laten zien
dat dit streefdoel zal worden gehaald. Voor de volgende
onderhandelingsperiode 2007-2008 wordt gestreefd naar een
publicatie binnen de zes maanden na het sluiten van de CAO.

Wat ten slotte de oude CAO's betreft die werden gesloten vóór 2005
en die nog niet in het Belgisch Staatsblad zijn verschenen, werd een
apart en bijzonder actieprogramma opgesteld. Het streefdoel voor
deze categorie CAO's is een publicatie in het Belgisch Staatsblad voor
eind 2006.

We zijn dus aan het versnellen om die reële problematiek op te
lossen.
01.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: Les services d'inspection
chargés de la surveillance en
matière de lois sociales ne
peuvent pas entamer d'actions
pénales contre des entreprises
belges ou étrangères ne
respectant pas des CCT
sectorielles qui ne sont pas
rendues obligatoires. Le noeud du
problème, c'est que de
nombreuses CCT ne sont rendues
obligatoires que tardivement. Ma
cellule politique a développé en la
matière un programme d'action
tendant à accélérer le processus.
Entre-temps, le processus
administratif a déjà été amélioré
pour les CCT conclues en 2005 et
en 2006. L'objectif est que la
publication au Moniteur belge
intervienne dans l'année qui suit la
conclusion de la CCT. Pour la
période de 2007 à 2008, il s'agirait
de six mois. Toutes les CCT
conclues avant 2005 seront
publiées cette année encore.
01.03 Bart Tommelein (VLD): Ik ontken niet dat u ze op een gelijke
manier behandelt. De problematiek doet zich voor, zoals u zegt, als
men uit het land verdwijnt. Ik stel vast dat er een actieplan is, dat toch
wel indrukwekkend oogt in vergelijking met de situatie vandaag. Ik
hoop alleen dat het actieplan terdege wordt uitgevoerd, mijnheer de
minister.
01.03 Bart Tommelein (VLD): Ce
plan d'action a l'air impressionnant
mais il reste à espérer qu'il soit
exécuté scrupuleusement.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
CRIV 51
COM 938
02/05/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
02 Vraag van mevrouw Annemie Turtelboom aan de minister van Leefmilieu en minister van
Pensioenen over "de pensioenregeling voor de aangeslotenen bij de Dienst voor de Overzeese
Sociale Zekerheid" (nr. 11132)
02 Question de Mme Annemie Turtelboom au ministre de l'Environnement et ministre des Pensions
sur "le régime de pension applicable aux personnes affiliées à l'Office de Sécurité Sociale d'Outre-
mer" (n° 11132)
02.01 Annemie Turtelboom (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, gelieve mij te excuseren voor het feit dat ik iets later ben,
maar ik heb het idee dat hoe vroeger ik vertrek, hoe later ik aankom.

Het Rekenhof stelde in zijn rapport Leefbaarheid en Perspectieven
van de Overzeese Sociale Zekerheid vast dat het pensioenstelsel
voor de aangeslotenen bij de DOSZ soms zeer voordelig is.

Zo is de actuariële berekening van het rust- en weduwepensioen van
de DOSZ gebaseerd op onder meer een jaarlijkse rentevoet van
4,25%. Dit percentage wordt eveneens gebruikt voor de berekening
van de toekomstige verbintenissen tegenover de verzekerden om de
technische provisies aan te leggen. Dit percentage is afkomstig van
de tak van de levensverzekeringen in de privé-sector. Er moet worden
opgemerkt dat de Koning deze referentievoet inmiddels verlaagd
heeft tot 3,75%. De DOSZ blijft vasthouden aan het percentage van
4,25%.

De pensioenleeftijd van vrouwen is in het stelsel van de sociale
zekerheid 55 jaar, ongeacht hun loopbaanduur. Voor de mannen
wordt de pensioenleeftijd bepaald in functie van het aan jaren
deelname aan het stelsel. Bij uitstel van het pensioen geldt een
bijzonder voordelig regime. Op het bedrag van de rente wordt dan een
verhogingscoëfficiënt toegepast die gebaseerd is op een actuariële
berekening en die overeenstemt met de verlengde belegging van de
bijdragen. Ingeval van uitstel van 10 jaar wordt het bedrag van een
rente van een vrouw berekend op basis van pensionering op 55 jaar
vermenigvuldigd met 2,1.

Het Rekenhof stelt dat hierdoor de keuze van ingangsdatum van
pensioen eigenlijk de keuze is hoe men zijn spaargeld wil beheren.

Ten slotte merkt het Rekenhof op dat sinds 1976 allerlei nieuwe
voordelen werden toegekend waardoor de tegemoetkoming van de
Staat steeds hoger uitvalt.

De DOSZ had in 2004 pensioenuitgaven ter waarde van
289 miljoen euro tegenover pensioenbijdragen ter waarde van
33 miljoen euro.

Vandaar, mijnheer de minister, vernam ik graag van u of u het
normaal vindt dat de DOSZ zich voor de actuariële berekening van de
rust- en weduwepensioenen baseert op de jaarlijkse rentevoet van
4,25%, terwijl die rentevoet in de tak levensverzekeringen van de
privé-sector verlaagd is tot 3,75%.

Vindt u het normaal dat de pensioenleeftijd voor vrouwen bij de DOSZ
op 55 jaar en die voor mannen bij twintig of meer jaren dienst ook op
55 jaar kan gebracht worden, terwijl we voor de andere stelsels een
pensioenleeftijd van 65 jaar en een vervroegde pensionering op 60
02.01 Annemie Turtelboom
(VLD): Il ressort du rapport de la
Cour des comptes consacré à
l'Office de sécurité sociale d'outre-
mer (OSSOM) que le régime de
pension des affiliés à cet Office est
très avantageux.

C'est ainsi que le calcul actuariel
de la pension de retraite et de
veuve de l'OSSOM est fondé sur
un taux d'intérêt annuel de 4,25%.
Ce pourcentage est emprunté à la
branche des assurances-vie du
secteur privé où le Roi a entre-
temps réduit ce taux de référence
à 3,75%.

Dans ce régime, l'âge de la
pension des femmes est de 55
ans, indépendamment de la durée
de leur carrière, alors que l'âge de
la pension des hommes est
déterminé en fonction du nombre
d'années de participation à ce
régime. En cas de report de la
pension, un coefficient de
majoration très avantageux est
appliqué à la rente. Si, par
exemple, une femme reporte de
dix ans son admission à la
pension, sa rente est plus que
doublée.

Enfin, la Cour des comptes fait
encore observer que, depuis 1976,
de multiples avantages nouveaux
sont accordés aux affiliés, ce qui
oblige l'État à suppléer de plus en
plus. En 2004, l'OSSOM avait des
dépenses de pension qui
s'élevaient à 289 millions d'euros
alors que les cotisations ne se
montaient qu'à 33 millions d'euros.
Le ministre trouve-t-il normal et
acceptable que soit maintenu aux
frais de l'État un régime qui est
beaucoup plus avantageux que les
autres régimes de pension
belges?
02/05/2006
CRIV 51
COM 938
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
jaar, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, handhaven?

Vindt u het normaal dat een stelsel van pensioenen met tien jaar de
rente vermenigvuldigt met 2,1?

Vindt u de bijkomende voordelen die sinds 1976 zijn toegekend
gecombineerd met de voordelige pensioenberekening, aanvaardbaar
gelet op het feit dat de overheid 86% van de totale uitgaven van de
DOSZ financiert?
02.02 Minister Bruno Tobback: Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Turtelboom, de termen "normaal en aanvaardbaar" zijn pure
waardeoordelen waar iedereen een eigen gedacht over heeft.
02.02 Bruno Tobback, ministre:
Les termes "normal et acceptable"
constituent des jugements de
valeur subjectifs.
02.03 Annemie Turtelboom (VLD): U bent wel minister.
02.04 Minister Bruno Tobback: Betekent dit dat mijn waardeoordeel
superieur is aan het uwe?
02.05 Annemie Turtelboom (VLD): Nee.
02.06 Minister Bruno Tobback: Waarvoor dank.

Feit is dat ik samen met collega Demotte bevoegd ben. Zoals u
ongetwijfeld weet is de DOSZ een gedeelde bevoegdheid van mezelf
en de minister van Volksgezondheid. Het verslag van het Rekenhof
werd ons in maart toegezonden. We hebben gezamenlijk een audit
laten uitvoeren over het geheel van activiteiten van de DOSZ.
Oorspronkelijk was dit een koloniaal stelsel. U kent de geschiedenis.
Gelet op de evolutie is er wellicht wel het een en ander te zeggen over
de DOSZ en heel wat te wijzigen eraan. Het dossier staat op de
agenda van de Ministerraad van vrijdag aanstaande. Ik zou u dat
vorige week hebben meegedeeld met een beetje voorsprong. Vermits
uw vraag werd uitgesteld, deel ik u vandaag mee dat het dossier
geagendeerd is op de Ministerraad van 5 mei.

Wat de concrete punten betreft die u hebt aangekaart, wil ik een paar
nuanceringen aanbrengen. Wat de rente betreft, ligt de jaarlijkse
rentevoet van 4,25% vast sinds het KB van december 1970. Het werd
herzien op 1 januari 1995 en werd met expliciete toestemming van de
toenmalige CDV, de Centrale Controledienst voor de Verzekeringen,
gehandhaafd op 4,25% rekeninghoudend met het rendement uit het
verleden van de DOSZ, kortom het rendement van de afgelopen 32
jaar en met de beslissing van de DOSZ om in de toekomst te werken
met de meest recente sterftetafels die op dat ogenblik werden
ingevoerd.

In juli 1999 werd de maximale rentevoet voor privé-
levensverzekeringen inderdaad verlaagd. Een aanpassing voor de
DOSZ werd op dat ogenblik niet aangewezen geacht zonder tegelijk
aanpassingen door te voeren die de gelijkheid man/vrouw betreffen in
het pensioensysteem van de DOSZ.

Het dossier van de gelijkheid vereist immers een volledige
herberekening van alle tariefstructuren en de herziening van de
rentevoet is maar een onderdeel, dat eigenlijk van bij de aanvang van
dit dossier gepland is. Zodra een aantal gegevens rond de
02.06 Bruno Tobback, ministre:
Cette matière ressortit à ma
compétence mais aussi à celle de
M. Demotte. Nous avons reçu le
rapport de la Cour des comptes en
mars et nous avons fait effectuer
un audit sur l'ensemble des
activités de l'OSSOM. Le dossier
est inscrit à l'ordre du jour du
Conseil des ministres de vendredi.

Je me dois toutefois de nuancer
certains points évoqués par
Mme Turtelboom. Le taux d'intérêt
annuel de 4,25% a été fixé par
l'arrêté royal de décembre 1970 et
a été maintenu au même niveau le
1
er
janvier 1995 avec l'accord de
l'Office de contrôle des
assurances, compte tenu du
rendement des 32 dernières
années et de la décision de
l'OSSOM d'utiliser à l'avenir les
tables de mortalité les plus
récentes instaurées à l'époque.

Le taux d'intérêt maximum pour
les assurances privées a
effectivement été abaissé en juillet
1999. Une adaptation par
l'OSSOM n'a pas été jugée utile à
cet instant sans remédier aussi à
l'inégalité entre hommes et
femmes dans le système des
pensions de l'OSSOM. Une telle
opération requiert toutefois que
CRIV 51
COM 938
02/05/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
aanpassing van de pensioenleeftijd, de invoering van de reversibiliteit
ten gunste van de weduwnaar, die nu niet bestaat, een aantal
leeftijdsverschillen, enzovoort, vastgelegd zijn, kunnen wij ook de
overeenstemmende tarieven en schalen definiëren en berekenen met
een verlaagde rentevoet, wat wel degelijk de bedoeling is.

Ik wil nog wel opmerken dat de maximale technische rentevoet die in
1986 werd toegestaan voor de levensverzekering niet 4,25, maar
4,75% was en nog eens bevestigd werd door het KB van december
1992. In de periode tussen 1986 en 1999 hanteerde de DOSZ 4,25%.
Dat is nu hoger dan de toegestane rentevoet, maar de DOSZ heeft
gedurende al die jaren dus wel gewerkt met een lagere rentevoet dan
toegelaten. Met andere woorden, de DOSZ bood op dat ogenblik een
duurder pensioenproduct aan dan een privé-levensverzekering en
heeft dus, budgettair gezien, de rijkstegemoetkoming in die periode
laag gehouden, terwijl ze nu inderdaad wat hoger ligt.

Op dit ogenblik is er een wetsvoorstel over de gelijkheid van man en
vrouw in de DOSZ, waarbij in een gelijkschakeling van de
pensioenleeftijd van mannen en vrouwen is voorzien, waardoor er ook
een overeenstemming zou worden bereikt met de geldende leeftijden
in andere Belgische pensioenstelsels. Ook daar gaan wij naar een
gelijkheid.

De berekening van de ouderdomsrente is inderdaad een berekening
volgens het principe van individuele kapitalisatie, met een individueel
per verzekerde afzonderlijk actuarieel evenwicht tussen de gestorte
bijdragen en de verzekerde rente op normale pensioenleeftijd, met
verhogende en verlagende correctiefactoren ­ wij zullen die ook
vroeger laten ingaan ­ ten opzichte van de leeftijd van 55 jaar Of dit in
de toekomst nog wenselijk is, is inderdaad een discussie die gevoerd
kan worden. Het is in ieder geval een individuele actuariële
berekening, die in principe aan de overheid niet meer of niet minder
kost, naargelang van de leeftijd waarop men ze neemt.

In de discussie over de aanvullende voordelen moet worden
opgemerkt dat het specifieke prestaties betreft. Ze werden allemaal
toegekend na overeenstemmende wetswijzigingen, met andere
woorden na het expliciet akkoord van de Staat om die ook te
financieren via een verhoging van de rijkstegemoetkoming. Voor
onder andere de ziekte- en invaliditeitsverzekeringen is destijds
beslist dat de meerkosten volledig zelf worden gefinancierd door de
inkomsten uit bijdragen. In ieder geval is het telkens gebeurd met een
expliciet akkoord van de Staat, zij het niet met het mijne voor alle
duidelijkheid, aangezien dat allemaal van voor mijn tijd dateert. De
Staat financiert inderdaad 86% van de uitgaven van de DOSZ.

Er is echter ook een historische reden voor die rijkstegemoetkoming,
met name het feit dat men op het ogenblik van de totstandkoming
geconfronteerd werd met het verlies van twee derden van het
koloniaal vermogen in 1960. Blijkbaar werd op dat ogenblik
geoordeeld dat de Staat het engagement om dat te compenseren,
niet was nagekomen en heeft men dat gecompenseerd met het
systeem van de DOSZ. Voor sommige aangelegenheden zijn er dus
ook historische redenen, waarvan men vandaag de vraag moet
stellen of die nog geldig zijn. In ieder geval, het is op die basis dat
men ten aanzien van de huidige verzekerden in de contracten is
gestapt.
toutes les structures tarifaires
soient recalculées. La révision du
taux d'intérêt ne constitue donc
qu'un élément d'une réforme plus
élaborée.

Le taux d'intérêt maximal s'élevait
d'ailleurs à 4,75% entre 1986 et
1999. Au cours de cette période,
l'OSSOM a donc appliqué un taux
inférieur à celui autorisé.
L'OSSOM proposait à l'époque un
produit de pension plus onéreux
que celui du secteur privé, alors
que la situation est inverse
aujourd'hui.

Une proposition de loi, qui est
prête aujourd'hui, et qui concerne
à l'égalité entre hommes et
femmes dans le régime de
l'OSSOM, harmonise l'âge de la
pension des hommes et des
femmes et opère également un
alignement par rapport aux limites
d'âge d'application dans les autres
régimes de pension belges.

La rente de vieillesse est, en effet,
calculée selon le principe de la
capitalisation individuelle. Le
maintien d'un tel calcul à l'avenir
suscite des discussions. Il s'agit
en tout cas d'un calcul actuariel
individuel, qui ne coûte en principe
pas davantage et qui pourrait
même s'avérer moins onéreux
selon l'âge du départ à la retraite.

Les avantages complémentaires
constituent des prestations
spécifiques qui ont toutes été
accordées à la suite de
modifications légales
correspondantes, et donc jamais
sans l'accord explicite de l'État sur
le financement de ces avantages
par le biais d'une augmentation de
l'intervention publique. Tout cela
s'est toutefois déroulé avant mon
entrée en fonction.

Il est exact que l'État finance
actuellement 86% des dépenses
de l'OSSOM, ce qui s'explique
toutefois par des raisons
historiques. En 1960, il a fallu faire
face à la perte de deux tiers du
02/05/2006
CRIV 51
COM 938
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
patrimoine colonial. À l'époque, on
avait manifestement estimé que
l'État n'avait pas respecté sa
promesse de compenser cette
perte, de sorte qu'il a fallu la
compenser par le biais du système
de l'OSSOM. La question consiste
uniquement à savoir si ces raisons
historiques s'appliquent toujours
aujourd'hui.
02.07 Annemie Turtelboom (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, er is iets mij nog niet helemaal duidelijk.

Ik heb hierover vorige week ook al een vraag gesteld aan minister
Demotte en die kondigde aan dat een werkgroep was gestart. Het
rapport van het Rekenhof was ook over een aantal zaken, die meer
onder de bevoegdheid van minister Demotte vallen, toch vrij scherp
en duidelijk; daarin werden grote vragen gesteld bij het systeem op dit
ogenblik.

Wat komt er op de Ministerraad van aanstaande vrijdag precies aan
bod? Het opstarten van een werkgroep om alles opnieuw te bekijken?
Welke deelthema's?
02.07 Annemie Turtelboom
(VLD): J'ai déjà posé une question
à ce sujet à M. Demotte la
semaine passée. Le ministre a
annoncé qu'un groupe de travail
avait été institué. Le rapport de la
Cour des comptes remet en effet
fortement en question le régime de
sécurité sociale applicable à cette
catégorie de personnes.

De quoi sera-t-il exactement
question lors du Conseil des
ministres de vendredi? Le groupe
de travail sera-t-il activé à cette
occasion?
02.08 Minister Bruno Tobback: In grote lijnen zal het geheel ter
discussie liggen. Een aantal wetsontwerpen is lopende, onder meer
betreffende de gelijkheid van man en vrouw en de erkenning van
dienstplichtjaren. Ik ga ervan uit dat wij daarover beslissen.

Over de herziening van de rentevoet zal op vrijdag nog niet definitief
worden beslist, maar de discussie zal worden begonnen. Er bestaat al
een tijd een werkgroep. Het opstarten van die werkgroep zal op
vrijdag niet meer hoeven te gebeuren.
02.08 Bruno Tobback, ministre:
L'ensemble du problème sera
évoqué dans les grandes lignes.
Un certain nombre de projets de
loi sont en cours d'examen,
notamment en ce qui concerne
l'égalité entre les hommes et les
femmes et la prise en compte de
la durée du service militaire.
J'imagine que ces questions feront
l'objet d'une décision vendredi. Il
n'en ira pas de même, en
revanche, pour la révision du taux
d'intérêt, mais la discussion sera
lancée. Le groupe de travail dont
vous parlez existe déjà depuis un
bon bout de temps.
02.09 Annemie Turtelboom (VLD): Mijnheer de minister, wat is de
timing van de werkgroep? Ik heb erop gewezen dat een aantal
aangelegenheden nauw aan mekaar hangt. Op basis van het rapport
van het Rekenhof is het, mijns inziens, duidelijk dat een aantal zaken
dringend herbekeken moet worden. Ik denk aan een element
waarvoor minister Demotte bevoegd is. Een Amerikaan in Amerika
kan zich bij de DOSZ laten verzekeren. We kunnen ons toch wel
afvragen of dat de initiële intentie van een systeem moet zijn. Volgens
mij is dat niet het geval.

Wat is de timing? Denkt men aan een grotere hervorming?
02.09 Annemie Turtelboom
(VLD): Quel calendrier a-t-il été
fixé pour ce groupe de travail?
Une réforme s'impose d'urgence.
À l'heure actuelle, un citoyen
américain habitant en Amérique
peut s'assurer auprès de
l'OSSOM. Tel n'est tout de même
pas l'objectif poursuivi par l'Office!
Envisage-t-on de mener une
réforme plus approfondie?
CRIV 51
COM 938
02/05/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
02.10 Minister Bruno Tobback: Mijnheer de voorzitter, een grotere
hervorming is een term die ik op dit ogenblik niet gebruik. Laten we
zeggen dat ik ervan uitga dat we nog vóór de zomer of uiterlijk in het
najaar met een apart wetsontwerp, al dan niet in het kader van een
programmawet, de voornaamste vragen die gerezen zijn in kader van
het onderzoek van het Rekenhof en van de audit die we laten
uitvoeren hebben, moeten hebben beantwoord en opgelost.
02.10 Bruno Tobback, ministre:
Je ne souhaite pas parler d'une
plus vaste réforme pour l'instant.
Je pars du principe que nous
résoudrons avant l'été ou au plus
tard à l'automne les principaux
problèmes qui ont été évoqués par
la Cour des comptes.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question de Mme Sophie Pécriaux au ministre de l'Emploi sur "les pompiers volontaires
sanctionnés par l'ONEM" (n° 11374)
03 Vraag van mevrouw Sophie Pécriaux aan de minister van Werk over "de vrijwillige brandweerlieden
die een RVA-sanctie hebben gekregen" (nr. 11374)
03.01 Sophie Pécriaux (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, je vous ai déjà questionné sur le même sujet.

On se souviendra du cas de ce pompier volontaire de la caserne de
Thuin, demandeur d'emploi indemnisé, qui avait été sanctionné par le
directeur régional de l'ONEM de Charleroi à rembourser l'équivalent
de 150 jours de chômage.

Le problème est la rétribution forfaitaire de la garde. En effet, les
pompiers volontaires de Thuin travaillent par garde de 12 heures.
Pour cette garde, ils reçoivent une rétribution forfaitaire. Il semble que
ce régime soit aussi appliqué dans d'autres casernes selon des
modalités variées: forfait global, garde plus longue, etc. L'ONEM a
estimé que ce pompier volontaire a effectué un travail et a bénéficié
d'une rémunération, ce qui a pour effet de le priver du bénéfice des
allocations de chômage dans la mesure où le travail ne se situait pas
dans le cadre "d'interventions nécessitées par un état d'urgence ou de
danger de mort pour le compte de la ville de Thuin".

Monsieur le ministre, je ne peux être d'accord avec cette
interprétation. En effet, les pompiers volontaires reçoivent une
rétribution en contrepartie de leurs activités. S'ils sont chômeurs, les
activités présentant un danger de mort (sauvetage lors d'un incendie,
d'une noyade, d'une explosion de gaz, etc.) peuvent être exercées
sans déclaration préalable à l'ONEM et avec maintien des allocations.
Ces activités sont énumérées sur une liste établie par le ministre de
l'Emploi. Cette liste reprend vingt-cinq activités différentes.

Les autres activités, comme le service de garde et les cours de
formation, ne sont pas cumulables avec les allocations de chômage
alors qu'elles sont nécessaires à l'activité du pompier, à la qualité de
ses interventions d'urgence et de son service d'incendie. Cela signifie
que ces prestations entraînent la perte des allocations de chômage
pour les jours où elles sont effectuées, ce qui est inadmissible.

Il y a plusieurs semaines, avec mon collègue Jean-Claude Maene, j'ai
déposé une proposition de résolution demandant au gouvernement:
- d'une part, d'ajouter dans la liste des vingt-cinq activités considérées
comme des activités urgentes pouvant entraîner la mort, une vingt-
sixième activité qui serait la garde. Ces vingt-six activités seront
cumulables avec l'allocation de chômage. En effectuant cette
03.01 Sophie Pécriaux (PS):
Een uitkeringsgerechtigd
werkzoekende brandweer-
vrijwilliger uit Thuin moest onlangs
150 dagen werkloosheidsuitkering
terugbetalen, omdat de RVA van
Charleroi de mening is toegedaan
dat wachtdiensten van 12 uren die
recht geven op een vaste
vergoedingen, in tegenstelling tot
activiteiten waaraan levensgevaar
is verbonden, niet cumuleerbaar
zijn met werkloosheidsuitkeringen.
Dat is toch onaanvaardbaar,
vermits een brandweervrijwilliger
zich niet aan dergelijke
wachtdiensten kan onttrekken.

In hoeverre hebt u reeds
nagedacht over het voorstel van
resolutie dat door Jean-Claude
Maene en mezelf werd ingediend
en dat ertoe strekt de wachtdienst
te vermelden in de lijst van
activiteiten die met een
werkloosheidsuitkering mogen
worden gecumuleerd? Welk
gevolg heeft u bovendien gegeven
aan mijn vraag om het plafond
waarboven een activiteit als
belangeloos wordt beschouwd,
voor de vrijwillige brandweerlieden
op te trekken?
02/05/2006
CRIV 51
COM 938
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
modification, nous permettrons aux pompiers volontaires de cumuler
les allocations de chômage et les défraiements reçus pour les
interventions et les gardes;
- d'autre part, d'augmenter, pour les pompiers volontaires, le plafond
au-dessus duquel l'activité est considérée comme bénévole et donc
parfaitement cumulable avec une allocation de chômage. Ce plafond
devrait être fixé mensuellement et annuellement à un montant
permettant de faire raisonnablement fonctionner les casernes. Le
montant de ce plafond devra être établi en concertation avec les
Affaires sociales et les bourgmestres ayant des services de secours
sur leur territoire.

Monsieur le ministre, pouvez-vous me dire où en sont vos réflexions
et projets en la matière?
03.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président, chère
collègue, j'ai pris connaissance de la proposition de résolution. Je
tiens néanmoins à rappeler les grands principes réglant l'exercice de
l'activité de pompier volontaire par des chômeurs - principes repris
explicitement, depuis 1999, dans la réglementation du chômage.

La distinction suivante doit être opérée. Soit le pompier volontaire
exerce son activité sans être rémunéré. Dans ce cas, son travail peut
être cumulé avec les allocations de chômage. Le chômeur ne doit pas
le déclarer à l'ONEM, ni via son organisme de paiement, ni via sa
carte de contrôle. Soit le pompier volontaire reçoit une rémunération
en contrepartie de ses activités. Parmi les activités rémunérées,
celles où existe un danger de mort - sauvetage lors d'un incendie,
d'une noyade, d'une explosion de gaz - peuvent aussi être exercées
sans déclaration à l'ONEM et avec maintien des allocations de
chômage. Les activités comportant un danger de mort sont
énumérées dans une liste établie par le ministre de l'Emploi, qui
recouvre un large éventail d'activités au nombre de 25.

Les autres activités rémunérées - service de garde, cours de
formation, secrétariat - ne sont pas cumulables avec les allocations
de chômage. Cela signifie que chaque prestation rémunérée entraîne
la perte de l'allocation de chômage pour le jour où elle a été effectuée.
Le chômeur doit mentionner cette prestation sur sa carte de contrôle
avant de commencer le travail, en noircissant la case correspondant à
la journée concernée.

Une indemnité accordée à un chômeur n'est pas prise en
considération comme rémunération si l'avantage est octroyé dans le
cadre de l'activité exercée par le chômeur au profit d'un service public
et couvre les frais du chômeur durant l'exercice de l'activité précitée
ou s'il est considéré par la législation fiscale comme un avantage non
imposable.

L'ONEM a toujours appliqué cette réglementation d'une façon
correcte et uniforme.

Quant à la question de savoir si cette réglementation doit être
modifiée, je suis d'avis que non. Élargir la liste des activités et/ou le
plafond des rémunérations cumulables uniquement à l'intention des
chômeurs indemnisés reviendrait à créer un nouveau piège à l'emploi.
03.02
Minister
Peter
Vanvelthoven: Ik heb kennis
genomen van het voorstel van
resolutie.

De bezoldigde activiteiten van een
vrijwillige brandweerman die niet
op de lijst van levensgevaarlijke
activiteiten staan, mogen niet
uitgeoefend worden door mensen
met een werkloosheidsuitkering.
Elke prestatie moet op de
controlekaart vermeld worden.

Een vergoeding wordt niet als
bezoldiging aangemerkt indien ze
toegekend wordt in het kader van
de activiteit die de werkloze
uitoefent voor een overheidsdienst
en als kostenvergoeding geldt, of
indien ze beschouwd wordt als
niet-belastbaar voordeel.

De RVA heeft die reglementering
steeds correct en uniform
toegepast; een aanpassing ervan
is dan ook niet aangewezen. Als
men de lijst van activiteiten
uitbreidt en het plafond van
cumuleerbare vergoedingen
optrekt, creëert men een nieuwe
werkloosheidsval.
03.03 Sophie Pécriaux (PS): Monsieur le président, je remercie le 03.03 Sophie Pécriaux (PS): Ik
CRIV 51
COM 938
02/05/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
ministre pour sa réponse.

Monsieur le ministre, vous avez repris l'explication de la législation en
vigueur. Je voudrais attirer votre attention sur le fait qu'un pompier
volontaire, qui est de garde ou, en tout cas, qui suit une formation,
bénéficie d'un encadrement destiné à le rendre le plus actif possible
lorsqu'il se trouve sur le terrain quand se pose un problème de vie ou
de mort. Si un pompier volontaire n'est pas formé, il ne pourra pas
être efficace lorsqu'il se retrouvera dans des situations difficiles et
délicates. De plus, nous avons besoin de pompiers volontaires.

Par ailleurs, un pompier volontaire pourra plus facilement intervenir en
cas de danger mortel s'il assure une garde que s'il se trouve à une
distance assez éloignée de la caserne.

Il est indéniable que la législation en vigueur pose problème. La
souplesse apportée par la vingt-sixième proposition aurait permis
d'apporter une solution en instaurant un dialogue et en permettant aux
pompiers volontaires, dont ­ je le répète ­ nous avons réellement
besoin, de bénéficier d'une rémunération correcte.
wil uw aandacht vestigen op het
feit dat een vrijwillige
brandweerman, of hij nu een
wachtdienst verzorgt dan wel een
opleiding volgt, wordt begeleid
opdat hij bij een kwestie van leven
of dood zo doeltreffend mogelijk
zou kunnen ingrijpen.

Als iemand in levensgevaar
verkeert, zal een vrijwillige
brandweerman bovendien
makkelijker kunnen ingrijpen
wanneer hij van wacht is dan
wanneer hij zich op enige afstand
van de kazerne bevindt.

De huidige wetgeving doet
problemen rijzen. De soepelheid
waarvoor ik in mijn voorstel pleit,
zou het mogelijk maken een
dialoog op gang te brengen en de
vrijwillige brandweerlieden, die wij
nodig hebben, een correcte
bezoldiging te verzekeren.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Zoé Genot au ministre de l'Emploi sur "la protection des délégués syndicaux"
(n° 11409)
04 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Werk over "de bescherming van
vakbondsafgevaardigden" (nr. 11409)
04.01 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le président, monsieur le
ministre, lors de la précédente législature, nous avions déjà eu
l'occasion de discuter avec la ministre de l'Emploi de la question de la
protection des délégués syndicaux. Malheureusement, les
licenciements des délégués syndicaux se multiplient et n'ont plus lieu
uniquement lors du renouvellement des équipes syndicales, ce qui
était déjà très inquiétant, mais sont de plus en plus réguliers.

Monsieur le ministre, je tenais donc à revenir sur la situation, d'autant
plus que nous étions plusieurs députés à avoir envisagé la voie
législative pour faire respecter la protection des délégués syndicaux.
A l'époque, la ministre nous avait demandé d'attendre, disant qu'elle
tentait de travailler avec les interlocuteurs sociaux pour faire avancer
le dossier. On le sait, la situation est complexe. En effet, malgré leur
victoire devant le tribunal du travail, certains délégués syndicaux
licenciés ne sont pas réintégrés dans les entreprises dans lesquelles
ils travaillaient.

Je souhaiterais revenir sur l'état des lieux de la situation des délégués
syndicaux et sur les licenciements qu'ils subissent, sur les
discussions qui ont eu lieu dans les différentes commissions
paritaires à ce sujet et sur votre constat de l'adéquation du cadre
juridique actuel.
04.01 Zoé Genot (ECOLO): Het
aantal ontslagen van
vakbondsafgevaardigden neemt
onrustwekkende proporties aan.

In 2000 heeft de toenmalige
minister van Werk, mevrouw
Onkelinx, de paritaire comités
twee nota's bezorgd waarin
gevraagd werd een gedragscode
voor de beschermde werknemers
op te stellen. In 2002 dienden de
paritaire comités een balans van
hun werkzaamheden voor te
leggen.

Welke resultaten konden die
comités voorleggen? Hoeveel
vakbondsafgevaardigden werden
er sedert 2003 in de
ondernemingen ontslagen? Wat
heeft u ondernomen of zal u nog
ondernemen om hen beter te
beschermen? Hoe staat u ten
02/05/2006
CRIV 51
COM 938
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
En novembre 2000, Mme Onkelinx, alors ministre de l'Emploi, avait
répondu qu'elle avait adressé deux notes aux commissions paritaires
pour obtenir un code de bonne conduite relatif aux travailleurs
protégés et qu'un bilan des travaux des commissions paritaires serait
dressé en 2002.

Monsieur le ministre, quel a été le bilan des travaux des commissions
paritaires? Combien de délégués syndicaux ont-ils été licenciés des
entreprises depuis 2003? Qu'avez-vous fait ou que comptez-vous
faire pour la protection des délégués syndicaux? Que pensez-vous de
l'introduction de "l'immunité syndicale" qui ne pourrait être levée que
par les travailleurs et qui précéderait tout le système de défense
classique?
aanzien van een
"syndicale
onschendbaarheid" die de
klassieke verdedigingsregeling zou
voorafgaan?
04.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président, chère
collègue, le bilan des travaux des commissions paritaires concernant
les travailleurs protégés peut être résumé comme suit.

Un certain nombre de commissions paritaires ont confirmé les
principes généraux de la CCT 5 du CNT du 24 mai 1971 concernant
le statut de la délégation syndicale.

Un certain nombre de commissions paritaires ont adapté, par voie de
CCT, le statut des délégations syndicales en accordant aux membres
de la délégation syndicale qui ne font pas partie du conseil
d'entreprise ou du comité de prévention ou de protection au travail, la
même protection contre les licenciements que celle prévue pour les
membres des conseils d'entreprise et les comités de prévention et de
protection au travail dans la loi du 19 mars 1991.

Un certain nombre de commissions paritaires estiment unanimement
qu'aucune initiative supplémentaire n'est nécessaire. Au sein d'un
certain nombre de commissions paritaires, il n'y a pas de consensus
quant à la nécessité de prendre des mesures supplémentaires. Enfin,
un certain nombre de commissions paritaires estiment que le
licenciement de travailleurs protégés ne doit pas être traité au niveau
de la commission paritaire, mais bien à celui du CNT, étant donné
qu'il s'agit d'une question à portée interprofessionnelle.

En ce qui concerne votre deuxième question, je ne dispose pas de
données relatives au nombre de délégués syndicaux licenciés depuis
2003.

Pour répondre à votre troisième question, j'estime qu'il appartient aux
partenaires sociaux d'évaluer la protection de la délégation syndicale
et de formuler au besoin des propositions visant à adapter la
réglementation.

J'ajouterai encore que, dans leur note commune, les trois syndicats
souhaitent négocier avec les employeurs la problématique des
travailleurs protégés dans le cadre des discussions menées au sein
du CNT en ce qui concerne les élections sociales 2008. Ces
discussions commenceront ce vendredi 5 mai.

Pour votre dernière question, il faut observer que votre proposition
relative à l'immunité s'écarte tellement du système existant que
j'estime que, dans ce cas également, il appartient aux partenaires
sociaux de se prononcer à cet égard.
04.02
Minister
Peter
Vanvelthoven: Een aantal
paritaire comités hebben de
algemene beginselen van CAO nr.
5 van de NAR van 24 mei 1971
betreffende het statuut van de
syndicale afvaardigingen van het
personeel der ondernemingen
bevestigd. Andere hebben de
bescherming waarin de wet van 19
maart 1991 voorziet, bij CAO
uitgebreid tot de leden van de
syndicale afvaardiging die geen
deel uitmaken van de
ondernemingsraad of van het
comité voor preventie of
bescherming op het werk.

Sommige paritaire comités
oordelen - in sommige comités
bestaat daar eensgezindheid over
- dat er geen bijkomende stappen
nodig zijn. Voor bepaalde comités
is het ontslag van beschermde
werknemers een
interprofessionele aangelegenheid
waarvoor de NAR bevoegd is.

Ik beschik niet over gegevens met
betrekking tot het aantal
vakbondsafgevaardigden dat sinds
2003 ontslagen werd.

Het staat aan de sociale partners
om de bescherming van de
werknemer te beoordelen en
indien nodig voorstellen te
formuleren om een en ander aan
te passen.

De drie vakbonden wensen met de
werkgevers over die problematiek
te onderhandelen in het kader van
de besprekingen over de sociale
CRIV 51
COM 938
02/05/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
verkiezingen 2008 bij de NAR.

De sociale partners moeten zich
over uw voorstel betreffende
onschendbaarheid, waarmee toch
danig afgeweken wordt van de
bestaande regeling, uitspreken.
04.03 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le ministre, j'ai bien entendu
les prises de positions diverses des commissions paritaires et la
difficulté de se positionner par rapport à de tels sujets. Ce n'est pas
très étonnant. Par contre, pour pouvoir se rendre compte de la
nécessité de sortir du cadre paritaire pour cette discussion, il serait
intéressant d'avoir des chiffres. A l'heure actuelle, je suis incapable de
dire s'il y a effectivement une recrudescence des licenciements de
travailleurs protégés ou si on en parle simplement un peu plus. Il
serait vraiment intéressant que nous puissions disposer de chiffres
pour connaître l'ampleur du phénomène. Je me permettrai de vous
interroger à nouveau afin d'obtenir cet état des lieux précis car on ne
peut travailler sans lui.
04.03 Zoé Genot (ECOLO): Het
ware interessant om over cijfers te
beschikken die de omvang van het
probleem aantonen. Bij een
volgende gelegenheid zal ik u
opnieuw vragen om ze mee te
delen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Werk over "de administratieve
vereenvoudiging" (nr. 11400)
05 Question de Mme Nahima Lanjri au ministre de l'Emploi sur "la simplification administrative"
(n° 11400)
05.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, mijn vraag handelt over een recente Voka-studie van april
2006 waarin een hele reeks administratieve vereenvoudigingen voor
ondernemers op verschillende domeinen wordt voorgesteld, niet
alleen inzake werkgelegenheid, maar ook op dit specifieke vlak. Zij
vragen administratieve vereenvoudiging op drie manieren: schrapping
van een aantal documenten, het digitaliseren en informatiseren van
bepaalde documenten en het verbeteren van de werking.

Op het vlak van werkgelegenheid stelt het Voka voor de volgende
elementen te schrappen: het jaarlijks verslag van de
arbeidsgeneesheer, de mededeling van de overuren aan de sociale
inspectie, het jaarlijks opstellen van de sociale balans, de verklaring
op eer van de werknemer over de tenlasteneming van kinderen, het
vijf jaar bijhouden van de variabele deeltijdse werkroosters en de
driejaarlijkse woon-werkenquête.

Daarnaast stelt het Voka voor om bepaalde documenten te
digitaliseren zoals de C-formulieren voor de RVA en het systeem van
de dienstencheques. Wat dit laatste betreft, is CD&V altijd een
pleitbezorger geweest, maar wel op een manier die iedereen kan
gebruiken. Voor ons mag het geen verzwaring zijn.

Ten slotte, het verbeteren van de formaliteiten voor de aanwerving
van buitenlandse werknemers, een meer dan actueel onderwerp zou
ik durven zeggen. Het Voka wenst eveneens een verbetering van de
procedure van het educatief verlof, de loonstructuurenquête en het
wekelijks opmaken en het sturen van uitzendkrachten.
05.01 Nahima Lanjri (CD&V):
Une étude du Vlaams Economisch
Verbond et du VOKA d'avril 2006
propose une série de
simplifications administratives pour
les entrepreneurs, telles que la
suppression de différents
documents, la numérisation de
certaines pièces et l'amélioration
du fonctionnement de
l'administration.

Le VOKA demande la suppression
de différentes obligations
administratives: le rapport annuel
du médecin du travail, la
communication des heures
supplémentaires à l'inspection
sociale, le bilan social annuel, la
déclaration sur l'honneur
concernant la prise en charge
d'enfants, la conservation durant
cinq ans des horaires variables
des travailleurs à temps partiel et
l'enquête trisannuelle sur les
déplacements entre le domicile et
le lieu de travail. Par ailleurs, le
VOKA voudrait que les formulaires
C pour l'ONEM ainsi que le
02/05/2006
CRIV 51
COM 938
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
Mijnheer de minister, graag had ik van u vernomen voor welk van
deze maatregelen er reeds regeringsinitiatieven in de maak zijn om
tegemoet te komen aan de verzuchtingen? Zullen nog andere punten
die het Voka voorstelt in overweging worden genomen of onderzocht
worden om ze te verwezenlijken? Hebt u met betrekking tot de
voorstellen van het Voka reeds een gesprek gevoerd met hen of met
andere sociale partners? De studie is nog vrij recent, maar ik neem
aan dat u als minister hiervan als eerste op de hoogte werd gebracht.
Vandaar mijn vragen.
système des titres-services soient
numérisés. Enfin, le VOKA
souhaite une amélioration des
procédures en matière de
recrutement de travailleurs
étrangers, de congé-éducation,
d'enquête sur la structure de la
rémunération et de travail
intérimaire.

Quelles propositions parmi celles-
ci le gouvernement va-t-il convertir
en mesures concrètes? Le
ministre a-t-il eu une concertation
à ce sujet avec les partenaires
sociaux?
05.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega,
laat ik in de eerste plaats zeggen dat ik administratieve
vereenvoudiging uiteraard belangrijk vind, natuurlijk wanneer wij
daaronder begrijpen de wegwerking van overbodige
gegevensstromen, dubbele gegevensstromen, overbodige wetgeving,
onduidelijke wetgeving. Administratieve vereenvoudiging die leidt tot
een totale deregularisering of die ertoe leidt dat wij beleidsrelevante
informatie niet meer tot onze beschikking hebben, zou volgens mij
geen goede zaak zijn.

Ik wil kort en systematisch de verschillende voorgestelde maatregelen
van Voka even overlopen.

Aangaande het verslag van de medische diensten, kan ik het
volgende zeggen. Dat verslag werd destijds ingevoerd. Om die reden
bestaat het vandaag nog altijd. Dat verslag is vooral nodig om na te
gaan of de wettelijke opdrachten door die medische dienst ook
effectief zijn uitgevoerd.

De mededeling van de overuren aan de sociale inspectie is geregeld
door CAO nr. 29. Het is de bedoeling zicht te houden op het feitelijk
gebruik van sommige overuren. Ik wens terzake niet te interveniëren
in de afspraken die de sociale partners daarover hebben gemaakt.

Over de sociale balans is er, naar aanleiding van het Generatiepact,
nog maar net een compromis gesloten tussen de sociale partners.
Daar zijn jarenlange discussies aan voorafgegaan. Nu iedereen het
eens is over de vereenvoudiging van de sociale balans, denk ik dat wij
er minstens een tijdje van zouden moeten afblijven.

De verklaring op eer van de werknemer over de tenlasteneming van
kinderen werd ingevoerd door mijn collega, de minister van Financiën.
Ze is ook het gevolg van een fiscale hervorming.

Variabele deeltijdse werkroosters moeten inderdaad vijf jaar
bijgehouden worden. Zij zijn nodig om het loon correct te berekenen.
Zoals u weet, alle documenten die te maken hebben met het loon,
moeten gedurende vijf jaar bewaard blijven.

De driejaarlijkse woon-werkenquête valt onder de bevoegdheid van
de minister van Mobiliteit.
05.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: La simplification
administrative est importante dans
la mesure où elle permet de
supprimer les redondances, les
chevauchements et les
imprécisions mais elle ne peut
conduire à une dérégulation totale
ou à la perte d'informations
pertinentes du point de vue de la
politique.

Le rapport des services médicaux
est principalement nécessaire
pour s'assurer de la mise en
oeuvre effective des missions
légales. La communication des
heures supplémentaires à
l'inspection sociale est réglée par
la CCT n° 29 et je ne souhaite pas
intervenir dans les accords des
partenaires sociaux. Dans le cadre
du Pacte de solidarité entre
générations, les partenaires
sociaux ont conclu un compromis
sur la simplification du bilan social.
Dès lors, je ne souhaite pour
l'instant rien changer à ce niveau-
là non plus.

La déclaration relative à la prise en
charge des enfants résulte d'une
réforme fiscale et a été instaurée
par le ministre des Finances. Tous
les documents relatifs aux
traitements ­ donc également les
horaires de travail variables à
temps partiel ­ doivent être
conservés cinq ans pour permettre
le calcul correct des traitements.
L'enquête sur les déplacements
CRIV 51
COM 938
02/05/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13

Werkgevers hebben sinds januari 2003 de mogelijkheid om de
papieren werkloosheidsformulieren, de zogenaamde C-formulieren, te
vervangen door een elektronische aangifte van de sociale risico's.
Daartoe zijn er reeds acht elektronische formulieren. Tegen 1 juli van
dit jaar zullen de meeste formulieren en ook het formulier C4
gedigitaliseerd zijn. Het huidige probleem is dat veel werkgevers of
sociale secretariaten nog niet echt veel gebruikmaken van die door de
overheid toch aangeboden elektronische oplossing.

De procedure voor de terugbetalingen in het kader van het educatief
verlof is ook nog maar net vereenvoudigd. Vanaf september zal de
betaling gebeuren op basis van een forfaitair bedrag. Er hoeft dus niet
meer gerekend te worden. Op dit ogenblik onderzoekt de NAR het
ontwerp-KB en het ministerieel besluit.

Wat de dienstencheques betreft, zijn wij volop bezig met de
aanpassing van de informaticaprogramma's om de elektronische
dienstencheque mogelijk te maken. Die komt er in ieder geval dit jaar
nog aan.

Voorts weet u dat de regering beslist heeft de procedure voor het
tewerkstellen van buitenlandse kenniswerkers te vereenvoudigen. Die
vereenvoudiging is ook volop in uitvoering.

De jaarlijkse loonstructuurenquête valt onder de bevoegdheid van de
minister van Economie.

Wat uw laatste puntje inzake het Voka betreft, er is geen verplichting
wekelijks contracten op te maken voor uitzendkrachten. Het zijn de
uitzendbureaus die daarvoor kiezen. Het staat hun natuurlijk vrij
langere contracten aan te bieden.

Dat is, in een eerste lezing, de stand van zaken van de verschillende
maatregelen die het Voka voorstelt. Wij hebben die ook toegestuurd
gekregen. Wat dat betreft, is er overleg met de mensen van het Voka
in het vooruitzicht gesteld om ze verder te bekijken.
entre le lieu de travail et le
domicile relève de la compétence
du ministre de la Mobilité.

Depuis janvier 2003, les
employeurs peuvent remplacer les
"formulaires C" par une
déclaration électronique des
risques sociaux. D'ici au 1
er
juillet
2006, la plupart des formulaires
seront digitalisés mais les
employeurs et les secrétariats
sociaux n'en font guère usage
pour l'heure.

La procédure relative au congé-
éducation a été simplifiée. À partir
du mois de septembre, le
paiement sera effectué sur la base
d'un montant forfaitaire. Le
Conseil national du travail examine
le projet d'arrêté royal et l'arrêté
ministériel.

La numérisation des titres-services
doit être terminée cette année. Par
ailleurs, le gouvernement s'attelle
actuellement à la simplification de
la procédure pour l'engagement
de travailleurs étrangers.
L'enquête relative à la structure
des salaires relève de la
compétence du ministre de
l'Économie. L'établissement de
contrats hebdomadaires pour les
travailleurs intérimaires n'est pas
obligatoire.

J'ai également reçu les
propositions du VOKA. Une
concertation est prévue.
05.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, ik stel vast dat u
op de meeste van de maatregelen die het Voka voorstelt inzake de
schrapping in uw antwoord eigenlijk niet direct ingaat. Ik hoop dat
daaraan toch in het gesprek tegemoet gekomen zal kunnen worden,
in de zin dat de procedure bijvoorbeeld vereenvoudigd kan worden. Ik
begrijp dat sommige gegevens uiteraard ook voor de beleidsvoering
nodig en nuttig zijn, en dat wij die niet zomaar kunnen schrappen. Ook
voor de controle van bijvoorbeeld overuren geldt dat. Misschien zijn er
wel om hetzelfde doel te bereiken nog wel andere en meer
eenvoudige manieren te bedenken, onder meer door niet te
informatiseren of door niet alles op korte termijn te moeten doen,
waardoor men toch hetzelfde effect blijft behouden.

Ik hoop dat het overleg dat u zult voeren met het Voka en eventueel
met de andere sociale partners - ik meen dat dit ook moet bekeken
worden door de vakbonden - toch tot een aantal vereenvoudigingen
05.03 Nahima Lanjri (CD&V): Le
ministre ne réagit pas aux
propositions du VOKA qui visent à
supprimer certains documents et
obligations. J'espère que lors de la
concertation avec le VOKA et les
partenaires sociaux, des accords
visant à simplifier les procédures
pourront tout de même être
conclus. Certaines données sont,
en effet, indispensables mais il
doit tout de même être possible
d'en simplifier le traitement.
02/05/2006
CRIV 51
COM 938
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
zal leiden.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Question de M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "les restructurations chez InBev"
(n° 11463)
06 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "de herstructureringen bij InBev"
(nr. 11463)

Le président: M. Geerts ne pouvant être présent, sa question n° 11422, initialement jointe, est retirée.
06.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le
ministre, ces derniers mois, la presse a fait état de plusieurs
restructurations successives décidées par la société InBev,
notamment celle du 30 novembre 2005, prévue en Belgique, avec à la
clé 232 pertes d'emploi annoncées, et celle du 23 février 2006, une
restructuration en Europe de l'Ouest, avec pour la Belgique 149
pertes d'emploi annoncées. Le total des pertes d'emploi annoncées
liées à ces deux restructurations s'élevait à 381 personnes.

Néanmoins, dans un communiqué de jeudi dernier, la société InBev a
annoncé la clôture de l'ensemble des procédures de consultation
relatives à ces deux restructurations. Selon InBev, le nombre de
licenciement serait ramené à 295 personnes, grâce notamment à des
transferts internes

Monsieur le ministre, j'ai sept questions.

1. La société InBev a-t-elle pris un contact préalable avec les autorités
belges comme le veut la coutume dans ce type de restructuration?

2. A ce jour, quelles sont les restructurations qui ont été portées à
votre connaissance par la société InBev et quelles en sont les
caractéristiques? Par exemple, but de la restructuration, date officielle
de l'annonce, nombre de pertes d'emploi concernées?

3. Où en est-on au niveau des procédures prévues par la loi Renault?
La législation en la matière est-elle respectée?

4. La société InBev a-t-elle introduit une demande en matière de
prépension, à savoir l'abaissement du seuil en dessous de l'âge légal
de 58 ans, ou une demande en matière de convention de premier
emploi, à savoir une dérogation à l'obligation d'embauche de 3%?

5. La société InBev envisage-t-elle de créer une cellule de
reconversion ­ appelée cellule pour l'emploi au niveau fédéral ­ et la
société y est-elle obligée?

6. Le gouvernement envisage-t-il de prendre des mesures spécifiques
dans ce dossier comme il l'a fait, par exemple, à la suite de la
fermeture de Renault Vilvorde, la faillite de la Sabena ou les
restructurations à Ford Genk?

7. D'une manière générale, ne pensez-vous pas, monsieur le ministre,
que notre législation doit être modifiée en vue de mieux encadrer les
entreprises bénéficiaires qui restructurent, en particulier lorsque les
restructurations se succèdent, ce que certains appellent la technique
06.01 Benoît Drèze (cdH):
Donderdag jongstleden heeft
InBev aangekondigd dat de
overlegprocedures in verband met
de twee geplande
herstructureringen afgerond
waren. Daarbij kon het aantal
ontslagen teruggebracht worden
van 381 naar 295 werknemers.

Heeft InBev vooraf met de
overheid overleg gepleegd? Welke
herstructureringen werden door
InBev aan u gemeld? Wat houden
die herstructureringen precies in?
Worden de procedures uit de wet-
Renault nageleefd?

Heeft InBev een aanvraag
ingediend in verband met het
brugpensioen of, in het kader van
de startbaanovereenkomst, een
aanvraag om een afwijking te
krijgen van de verplichting om 3
procent nieuwe werknemers in
dienst te nemen? Is InBev zinnens
een hertewerkstellingscel op te
richten? Is het daartoe verplicht?
Is de regering van plan in dit
dossier specifieke maatregelen te
treffen zoals dat bijvoorbeeld voor
Renault Vilvoorde gebeurde?

Moet onze wetgeving niet worden
aangepast met het oog op een
betere begeleiding van de
ondernemingen die bij een
herstructurering steun ontvangen?
CRIV 51
COM 938
02/05/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
"salami"?
06.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega's,
ik heb een antwoord voorbereid voor de twee vragen tezamen.

Collega's, een onderneming kan om technische of economische
redenen overwegen een herstructurering door te voeren. Het feit of
men zal herstructureren en op welke wijze dat zal gebeuren, is een
louter economische beslissing die enkel en alleen toekomt aan en valt
onder de verantwoordelijkheid van de werkgever.

De Belgische regelgeving schrijft op dit vlak geen beperkingen of
verplichtingen voor. De Belgische reglementering komt pas tussen op
het ogenblik dat die economische beslissing wordt overwogen en
enigszins vorm heeft gekregen.

Het is belangrijk te beseffen dat de overleg- en consultatieprocedure
volledig is uitgewerkt door de sociale partners in twee CAO's, die
werden gesloten in de Nationale Arbeidsraad. De wet-Renault van
13 februari 1998, houdende bepalingen tot bevordering van de
tewerkstelling, regelt zelf niet de informatie- en consultatieprocedure.
Die wet voorziet in burgerlijke sancties in geval van niet-naleving van
de informatie- en consultatieprocedure, zoals bepaald in CAO
nummer 24.

Overeenkomstig artikel 11 van CAO nummer 9 van 9 maart 1972
moet de ondernemingsraad in geval van fusie, concentratie,
overname, sluiting of andere belangrijke structuurwijzigingen
waarover de onderneming onderhandelt, te gelegener tijd en vóór
enige openbare bekendmaking worden geraadpleegd. Uit de
commentaar bij het artikel blijkt dat de informatie- en
consultatieverplichting zich situeert op het ogenblik dat de
onderneming zelf de feitelijke beslissing tot structuurwijziging heeft
overwogen en maatregelen heeft gepland.

Overeenkomstig de bepalingen van CAO nummer 24 van 2 oktober
1975 betreffende de procedure van inlichting en raadpleging van de
werknemersvertegenwoordigers met betrekking tot het collectief
ontslag moet de werkgever die het voornemen heeft tot collectief
ontslag over te gaan, een strikte informatie- en consultatieprocedure
volgen. Hierbij dient hij het collectief ontslag zoals hij het heeft
gepland, degelijk te omschrijven. De raadpleging moet betrekking
hebben op de mogelijkheden om het collectief ontslag te voorkomen,
te verminderen of de gevolgen ervan te verzachten door het nemen
van sociale begeleidingsmaatregelen, meer bepaald om bij te dragen
tot de herplaatsing of de omscholing van de ontslagen werknemers.

De reglementering geldt per technische bedrijfseenheid, dus voor elke
afdeling van de onderneming die op basis van economische en
sociale criteria ­ waarbij de sociale criteria primeren ­ een autonomie
en een onafhankelijkheid vertoont.

De regelgeving houdt dus in dat een werkgever, zodra hij een
bepaalde herstructurering heeft gepland, die intentie in de
voorgenomen vorm kenbaar moet maken aan de werknemers of aan
de werknemersvertegenwoordigers volgens strikte informatie- en
consultatieprocedures. Hoe hij de herstructurering precies plant door
te voeren, is evenwel een louter economische beslissing die aan die
06.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: La décision économique
de procéder à une restructuration
appartient exclusivement à
l'employeur. La réglementation
belge joue seulement un rôle à
partir du moment où cette décision
a pris forme. La procédure
d'information et de consultation a
été intégralement élaborée par les
partenaires sociaux dans deux
CCT conclues au sein du Conseil
national du travail. Dans ce
contexte, la loi Renault prévoit des
sanctions civiles lorsque la
procédure n'est pas respectée.
Selon la CCT n° 9 du 9 mars
1972, le conseil d'entreprise doit
être consulté lors de tout
changement structurel important
avant que ce changement soit
rendu public. Selon la CCT
numéro 24 du 2 octobre 1975,
l'employeur qui a l'intention de
procéder à un licenciement
collectif doit respecter une
procédure d'information et de
consultation très stricte. Celle-ci
tend à éviter le licenciement
collectif et à en atténuer les
conséquences par le biais de
mesures d'accompagnement
social.

La réglementation s'applique à
chaque unité technique
d'exploitation. L'employeur a donc
un devoir d'information et de
consultation mais il peut procéder
à une restructuration pour des
motifs économiques qui lui sont
propres. Il n'est donc pas tenu
d'élaborer préalablement un plan
global. Il peut dès lors être
procédé à la restructuration en
plusieurs étapes pour autant que
la procédure d'information et de
consultation prescrite ait été
respectée à chaque étape.
02/05/2006
CRIV 51
COM 938
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
procedures voorafgaat en waarin de Belgische regelgeving niet
tussenkomt.

Er bestaat dan ook geen verplichting tot het vooraf opstellen van een
allesomvattend en globaal plan, hetgeen in de praktijk overigens vaak
onmogelijk en zelfs contraproductief kan zijn. In dat opzicht zal het
mogelijk zijn om een herstructurering door te voeren in verschillende
etappes of schijven, mits het daarnet vermelde principe van de
informatie- en consultatieprocedures per etappe of voor elke intentie
wordt nageleefd.

Le gouvernement n'a pas été contacté au préalable par le
groupement d'entreprises concerné. Le président de la commission
paritaire de l'industrie alimentaire a fait savoir que, dans le cadre de
l'opération de restructuration de la société InBev, des réunions de
réconciliation ont eu lieu au sein de la commission paritaire et ce, tant
pour les ouvriers que pour les employés. Lors de ces négociations,
les syndicats ont exigé une garantie en matière de sécurité d'emploi
jusqu'au 31 décembre 2006 ainsi que la conclusion d'un accord pour
le groupe InBev au niveau européen.

Selon la décision définitive de la direction, 295 personnes seraient
finalement licenciées. La procédure "loi Renault" a donc été
respectée. L'impact de la restructuration est bien entendu dramatique
pour les membres du personnel concernés. Son impact sur le taux de
chômage ainsi que ses conséquences pour les services de l'emploi
de la région ne sont toutefois pas comparables à ceux de Renault ou
de Ford Genk. Dans ce dernier cas, on n'était pas seulement
confronté à un nombre massif de licenciements directs mais
également à l'impact sur les fournisseurs avec des risques de
licenciements indirects.

Comme je vous l'ai déjà dit à l'occasion de plusieurs questions de
votre part, les restructurations se font de tout temps et ne se limitent
pas aux entreprises en difficultés financières. Leurs conséquences en
termes de licenciements collectifs doivent par contre être réduites et
évitées autant que possible. Je pense notamment à la formation
permanente des travailleurs pour que ceux-ci soient suffisamment
préparés à des adaptations structurelles.

En ce qui concerne les licenciements impossibles à éviter, il convient
de faire tout ce qui est possible dans le cadre du plan social en
matière de remise au travail des travailleurs licenciés. Nous avons
prévu, dans le Pacte de solidarité entre les générations, une série
supplémentaire de mesures en la matière. Le resserrement des
conditions pour la prépension anticipée, tel que vous le préconisez
dans une proposition de loi récente, ne fera, à mon avis,
qu'augmenter le risque de licenciements secs. J'estime que les
victimes d'un licenciement collectif qui, parfois, ont été liées pendant
de longues années à leur entreprise, méritent mieux que cela.
De regering werd niet vooraf
gecontacteerd, er hebben
verzoeningsvergaderingen in het
paritair comité plaatsgevonden
tijdens welke de vakbonden
werkgelegenheidsgaranties tot
eind 2006 en een akkoord op
Europees niveau hebben geëist.

De Renaultwet werd nageleefd,
maar het effect van de
herstructurering is niet
vergelijkbaar met dat van Renault
Vilvoorde of Ford Genk, waar ook
de leveranciers onder de gevolgen
ervan gebukt gingen.

De gevolgen van de
herstructureringen moeten zoveel
mogelijk worden beperkt, onder
meer door de permanente
opleiding van de werknemers. Als
ontslagen echt niet kunnen worden
voorkomen, moeten zoveel
mogelijk inspanningen worden
geleverd in het kader van het
sociaal plan. Het generatiepact
voorziet ter zake in aanvullende
maatregelen. Een verstrenging
van de voorwaarden met
betrekking tot het brugpensioen,
zoals u voorstelt, zou het risico op
"naakte ontslagen" alleen maar
doen toenemen.
06.03 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie de
votre réponse détaillée à mes nombreuses questions. Je prends acte
du fait que la société n'a pas jugé utile de contacter les autorités
belges avant d'annoncer les restructurations. Bien qu'il s'agisse au
départ d'une société belge, il serait utile de lui rappeler quelle est la
culture de notre pays et qu'un tel contact peut contribuer à une
évolution plus humaine du dossier.
06.03 Benoît Drèze (cdH): Ik
neem nota van het feit dat het
bedrijf, dat nochtans van
Belgische oorsprong is, het niet
nuttig heeft geacht om de overheid
in te lichten.
CRIV 51
COM 938
02/05/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17

Ensuite, vous avez dit à plusieurs reprises - et c'est exact - que c'est
une décision économique dans laquelle l'autorité publique ne doit pas
intervenir. Vous avez ajouté que cette situation était moins dramatique
que Renault Vilvorde ou Ford Genk; c'est aussi exact. Mais il
n'empêche que ce dossier suscite des questions dans tous les
milieux, y compris dans le monde politique. Nous avons encore
entendu hier M. Marcourt, ministre wallon de l'Économie et de
l'Emploi, rappeler ce qu'il avait dit dès l'annonce de la deuxième
restructuration à la fin du mois de février. Selon lui, il fallait réfléchir à
une réglementation européenne interdisant les délocalisations intra-
européennes. Ce n'est absolument pas la même chose qu'affirmer
que cette décision ressortit à la direction de l'entreprise.

Même si le nombre de licenciements, qui est élevé, l'est moins que
dans d'autres dossiers, des questions de fond méritent d'être
examinées plus avant.

Les travailleurs craignent évidemment que ce dossier ne soit pas le
dernier. Il reste à peu près 3.000 travailleurs en Belgique - à Jupille et
Leuven, pour l'essentiel. Les travailleurs de Jupille sont tellement
tétanisés depuis quelques mois qu'ils n'entreprennent que très peu
d'actions, sinon en concertation avec leurs collègues de Louvain,
voire des autres pays. Ainsi, lorsque s'est organisée la grève en front
commun contre le Pacte de solidarité entre les générations, ils ont
paradoxalement travaillé! Cette affaire revêt donc une symbolique
assez forte.

Quant à savoir si les entreprises bénéficiaires qui restructurent
doivent faire l'objet d'un traitement différent des entreprises qui ne le
sont pas, j'y reviendrai dans un instant au travers d'un amendement
que j'ai déposé en début de commission, lorsque se tiendra la
discussion autour de votre projet de loi n° 2413.

Enfin, je partage votre avis selon lequel, en matière de prépensions, il
ne faut évidemment pas changer les règles du jeu quand on gère le
dossier. Cela n'a jamais été mon intention en déposant une
proposition de loi visant à ne pas autoriser des entreprises
bénéficiaires à accéder à un régime plus favorable de prépensions.
Ma proposition ne cherche pas à interférer dans des dossiers
existants. J'ai d'ailleurs déposé à la Chambre un amendement afin de
bien clarifier ma position. Elle vise, en réalité, à modifier pour le futur
les règles du jeu. Je l'ai déjà dit, et je le répèterai autant de fois qu'il le
faudra, lorsque l'on accorde un régime de prépensions plus favorable
- parfois jusqu'à l'âge de 50 ans -, cela coûte de l'argent, et c'est la
collectivité qui assume ces coûts. C'est le cas aussi des entreprises
ne pratiquant pas ces restructurations-salamis, et dont la politique de
gestion du personnel est plus honorable, mais qui payent pour les
entreprises qui abusent de notre réglementation. Malgré tout, je me
permettrai donc de revenir sur cette question.
Dit dossier roept vragen op, ook in
de politieke wereld. Volgens de
heer Marcourt moet worden
nagedacht over een Europese
reglementering die intra-Europese
delokalisaties verbiedt.

De werknemers vrezen natuurlijk
dat dit dossier niet het laatste zal
zijn. Uit angst durven de arbeiders
in Jupille nog nauwelijks actie te
voeren.

Met mijn voorstel betreffende het
brugpensioen wil ik me niet in
lopende dossiers mengen, maar
wil ik vooral de spelregels voor de
toekomst bijsturen. De
brugpensioenen kosten de
gemeenschap en de bedrijven die
niet volgens de salamitechniek
herstructureren handenvol geld.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: De heer Geerts is niet aanwezig.
07 Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Werk over "de telefonische hulplijn
Agricall" (nr. 11434)
02/05/2006
CRIV 51
COM 938
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
07 Question de Mme Nathalie Muylle au ministre de l'Emploi sur "la ligne d'assistance téléphonique
Agricall" (n° 11434)
07.01 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, eigenlijk is deze vraag al enkele maanden oud. Ze werd
opgesteld naar aanleiding van berichten in de pers, in januari, over de
zelfmoordcijfers in Vlaanderen, meer specifiek voor de land- en
tuinbouwbevolking in de Westhoek, West-Vlaanderen.

Mijnheer de minister, ik heb u toen schriftelijk gevraagd hoe het zat
met het gebruik van de hulplijn Agricall, waarop land- en tuinbouwers
in moeilijkheden een beroep kunnen doen. In antwoord daarop hebt u
mij de cijfers bezorgd, waarvoor dank. Hieruit bleek dat die duidelijk in
dezelfde lijn lagen. Op Agricall werd meer een beroep gedaan in
West-Vlaanderen en specifiek in de Westhoek. Wij stellen vast dat
het aantal zelfmoorden specifiek in West-Vlaanderen veel hoger ligt
dan het aantal keren dat op de hulplijn een beroep wordt gedaan. Dat
is normaal, want Agricall is maar een van de kanalen waarlangs zoiets
kan gedetecteerd worden.

Naar aanleiding van de schriftelijke vraag was over het onderwerp in
de West-Vlaamse pers heel wat te doen. Ik werd door heel wat
mensen gecontacteerd, vooral ook uit landelijke gebieden, zowel door
beleidsmensen als veeartsen als thuisverpleging. Zij kenden tot op
vandaag het bestaan van Agricall niet. Dat is geen punt van kritiek,
want ik ken Agricall en Preventagri. Ik ken ook hun goede werking en
ben ook naar een paar opleidings- en vormingsinitiatieven van hen
geweest.

Mijn indruk vandaag is dat het gebruik van de diensten vooral bekend
is bij landbouworganisaties en dat vooral mensen uit de netwerken
ervan gebruikmaken van diensten als Preventagri en Agricall. De
bedoeling was om de service van de hulplijn zoveel mogelijk bekend
te maken, ook via veeartsen en lokale OCMW's in de landelijke
gebieden. Ik krijg de voorbije weken heel wat vragen, doordat de
lokale spelers de lijn onvoldoende kennen.

Mijnheer de minister, gebeurt er vandaag nog iets informatiefs om die
lijn bekend te maken? Ik heb vandaag de indruk, bevestigd door heel
wat lokale besturen, dat de informatiecampagne stil ligt. Heeft dat
ermee te maken dat einde 2006 de financiering van Agricall ten einde
loopt? Agricall werd immers vooral gefinancierd vanuit het Sociaal
Europees Fonds. Zult u de hulplijn behouden? Wordt die
overgeheveld naar de Gewesten? Hoe ziet u het voortbestaan? Ik ben
er vrij zeker van dat de lijn haar noodzaak heeft bewezen. Volgens
mijn contacten zijn er in 2006 toch weer wat oproepen uit die hoek. De
land- en tuinbouwbevolking heeft het vandaag niet makkelijk, zeker in
de streek van de Westhoek. Denk ook maar aan de sluiting van de
suikerfabriek in Veurne. Er is daar in de streek heel wat onzekerheid.
Mijnheer de minister, hoe ziet u het voortbestaan van de lijn na 2006?
07.01 Nathalie Muylle (CD&V):
J'ai déjà posé une question écrite
lors de la parution, en janvier
2006, de communiqués de presse
sur les chiffres relatifs au suicide
dans le secteur agricole et
horticole du Westhoek. À cette
époque, le ministre m'avait fait
parvenir les chiffres relatifs aux
appels à la ligne d'assistance
Agricall. Il ressortait de ces chiffres
que le nombre de suicides en
Flandre occidentale dépassait
largement le nombre d'appels à
cette ligne d'assistance.

J'ai ensuite été contactée par
différentes personnes qui n'étaient
pas au courant de l'existence de la
ligne d'assistance Agricall. Je sais
qu'Agricall et Preventagri
fournissent du bon travail. Ces
services sont surtout consultés par
les organisations agricoles mais
les vétérinaires et les CPAS
locaux n'attirent pas suffisamment
l'attention des agriculteurs sur leur
existence.

Des campagnes d'information
sont-elles encore en cours pour
faire connaître cette ligne
d'assistance ou ont-elles été
arrêtées parce que le financement
du Fonds social européen se
termine fin 2006? Le projet sera-t-
il poursuivi après 2006? Le secteur
agricole et horticole du Westhoek
traverse une période difficile et
cette ligne d'assistance peut lui
être très utile.
07.02 Minister Peter Vanvelthoven: Wat de bekendmaking van de
hulplijn betreft, kan ik u zeggen dat de lijn Agricall wordt
bekendgemaakt via de site Netagri en de site Preventagri en
daarenboven met folders, brochures, persartikelen en regelmatige
informatiesessies. De benadering is er een van het individuele type:
contactpersonen van Agricall, psychologen, hebben een gesprek met
de betrokkenen en brengen die zo nodig in contact met andere
07.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: La notoriété de la ligne
Agricall est assurée par le biais de
sites internet, de brochures,
d'articles de presse et de séances
d'information. Un psychologue
d'Agricall prend contact avec les
CRIV 51
COM 938
02/05/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
instellingen zoals huisartsen, OCMW-centra en andere
landbouworganisaties.

Wat de financiering en het voorbestaan van Agricall betreft, Agricall
maakt deel uit van het project Preventagri van de federale overheid
met het Europees Sociaal Fonds of ESF, dat loopt van 2001 tot 2006.
Op dit moment zijn er onderhandelingen bezig met de diverse
instanties om het voortbestaan te verzekeren. Voor Agricall in het
bijzonder werd contact genomen met de diensten van de Vlaamse
minister-president, die eveneens minister van Landbouw is. Die staan
gunstig tegenover de overname van Agricall vanaf 2007. Die
onderhandelingen zijn nog niet afgesloten. Ik houd u er in ieder geval
vanop de hoogte. Het is echter duidelijk dat er een oplossing zal
moeten komen voor Agricall.
personnes concernées et les
renvoie éventuellement vers
d'autres institutions.

Agricall fait partie du projet
Preventagri, lancé par le
gouvernement fédéral, grâce à
des moyens provenant du Fond
social européen, pour la période
allant de 2001 à 2006. Une
négociation sera menée avec le
ministre-président flamand à
propos de la reprise du projet en
2007. J'informerai Mme Muylle
des résultats de ces pourparlers.
07.03 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, wat de verdere
opvolging betreft, meen ik wel dat het goed komt. Ik krijg ook signalen
vanuit Vlaanderen dat men ervoor open staat om zeker de sterke
punten niet verloren te laten gaan.

Wat ik niet zou willen, mijnheer de minister, is dat de hulplijn wat
stilvalt. Eind 2006 verdwijnt zij waarschijnlijk van het federale niveau.
De nood bij de bevolking is echter zeer groot. Ik heb vandaag het
gevoel ­ en ik ken de bevolking, ik ken ook de diensten en de
mensen die daar werken ­ dat er heel wat rond te doen geweest is in
de periode 2001-2002-2003 bij het opstarten. Er waren overal folders
te zien en er waren informatiesessies. Vandaag, in 2005, 2006, zie ik
dat daar veel minder rond te doen is. Ook de nieuwe mensen in de
lokale besturen, jonge veeartsen, thuisverplegers, mensen die in
OCMW-centra werken, kennen de diensten niet.

Daarom zou ik u toch willen vragen voor de laatste maanden dat het
onder uw bevoegdheid valt toch nog eens de nodige inspanningen te
doen voor de opvolging, of er tenminste voor te zorgen dat er nog wat
bekendmaking gebeurt omtrent de hulplijn opdat er zeker geen hiaten
vallen, maar dat er een vlotte overgang is en dat de continuïteit
gewaarborgd kan worden in de dienst.
07.03 Nathalie Muylle (CD&V):
J'ai appris que le gouvernement
flamand n'entendait pas laisser
aller à vau-l'eau les points forts
d'Agricall. Cette ligne a été l'objet
d'une campagne promotionnelle
intensive après avoir été créée
mais je note que les pouvoirs
locaux, les vétérinaires, les
infirmières à domicile et les CPAS
sont aujourd'hui moins bien
informés de son existence qu'ils
ne l'étaient hier. Aussi, je
demande au ministre de s'efforcer
jusqu'à fin 2006 de mieux faire
connaître cette ligne de façon à ce
que le service qu'elle offre atteigne
son plein rendement à partir de
2007.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "l'ouverture de notre marché du travail aux
ressortissants des nouveaux États-membres de l'UE" (n° 11464)
08 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "het openstellen van onze
arbeidsmarkt voor onderdanen van de nieuwe EU-lidstaten" (nr. 11464)
08.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, comme vous le
savez, douze États membres dont la Belgique ont restreint l'accès à
leur marché du travail du 1
er
mai 2004 au 1
er
mai 2006 pour les
ressortissants des nouveaux États membres de l'Union européenne,
excepté Chypre et Malte. Chacun de ces douze États peut décider à
certaines conditions de prolonger cette restriction pour une durée de
trois ans. La porte-parole du commissaire européen aux Affaires
sociales a averti jeudi les États membres qu'ils avaient jusqu'au
dimanche 30 avril, dimanche dernier, pour faire connaître
officiellement leur position à la Commission européenne.
08.01 Benoît Drèze (cdH):
Twaalf lidstaten, waaronder
België, hebben tussen 1 mei 2004
en 1 mei 2006 de toegang tot hun
arbeidsmarkt voor werknemers uit
de nieuwe lidstaten van de
Europese Unie beperkt. Alleen
Cyprus en Malta deden dat niet.
Elk van die twaalf lidstaten kan die
beperking gedurende drie jaar
verlengen. Ze hadden tot 30 april
02/05/2006
CRIV 51
COM 938
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
Monsieur le ministre, voici mes questions. La Belgique a-t-elle signifié
officiellement sa position à la Commission européenne et quand l'a-t-
elle fait? Dans l'affirmative, les membres de la commission des
Affaires sociales peuvent-ils recevoir une copie de la notification de la
Belgique? Pouvez-vous donner le détail des modalités décidées par
notre pays pour la période allant du 1
er
mai 2006 au 1
er
mai 2009?
Enfin, où en est l'exécution des différentes mesures décidées?
de tijd om hun standpunt officieel
aan de Europese Commissie
bekend te maken.

Heeft België zijn standpunt
officieel aan de Europese
Commissie meegedeeld?
Wanneer? Kunnen de leden van
de commissie voor de Sociale
Zaken een afschrift van de officiële
kennisgeving door België
ontvangen? Kan u ons een
overzicht geven van de
modaliteiten die ons land voor de
periode van 1 mei 2006 tot 1 mei
2009 heeft vastgelegd? Hoever
staat het met de uitvoering van de
diverse maatregelen die de
regering getroffen heeft?
08.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président,
monsieur Drèze, j'ai notifié la position belge à la Commission
européenne, le 24 avril 2006. La représentation permanente a, quant
à elle, transmis la position de notre pays à la Commission
européenne, le 27 avril. Une copie de ces documents peut être
remise au président de la commission des Affaires sociales.

La modalité concrète figure dans l'arrêté royal du 24 avril 2006, publié
au Moniteur belge, le 28 avril.

La procédure souple et simplifiée concernant la délivrance des permis
de travail pour les fonctions critiques agréées par les Régions est
reprise dans un projet d'arrêté royal qui est actuellement soumis au
Conseil d'État. Il devrait être approuvé et publié avant le 31 mai 2006.

Le 28 avril, le gouvernement a approuvé le cadre légistique relatif à
l'obligation de déclaration. L'avis des partenaires sociaux sera
demandé à ce propos ainsi que celui du Conseil d'État. D'autres
mesures seront prises ultérieurement.
08.02
Minister
Peter
Vanvelthoven: Ik heb het
Belgische standpunt op 24 april
2006 aan de Europese Commissie
meegedeeld. Op 27 april heeft
onze permanente
vertegenwoordiging hetzelfde
gedaan. Een kopie van de
desbetreffende documenten kan
aan de voorzitter van de
commissie voor de Sociale Zaken
worden bezorgd.

De concrete voorwaarden staan
vermeld in het koninklijk besluit
van 24 april 2006 dat op 28 april in
het Belgisch Staatsblad werd
bekendgemaakt.

De soepele en vereenvoudigde
procedure inzake de afgifte van
werkvergunningen voor de door de
Gewesten erkende
knelpuntberoepen is opgenomen
in het ontwerp van koninklijk
besluit dat thans bij de Raad van
State voorligt. De goedkeuring en
bekendmaking ervan is gepland
vóór 31 mei 2006.

Op 28 april heeft de regering de
wetgevende bepalingen inzake de
aangifteplicht goedgekeurd. Het
advies van de sociale partners en
de Raad van State zal nog worden
ingewonnen. Andere maatregelen
volgen.
CRIV 51
COM 938
02/05/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
08.03 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, je constate que,
quand il le veut, le gouvernement peut respecter ses délais. Je m'en
réjouis!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

La discussion des questions et interpellations se termine à 11.12 heures.
De bespreking van de vragen en interpellaties eindigt om 11.12 uur.