CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 COM 919
CRIV 51 COM 919
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE
L
'E
NVIRONNEMENT ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
C
OMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE
H
ERNIEUWING
mardi
dinsdag
18-04-2006
18-04-2006
Après-midi
Namiddag
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE






























cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders ­ Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
Vlaams Belang
Vlaams Belang
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu inté-
gral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions ; les annexes se trouvent dans une brochure
séparée (PLEN: couverture blanche; COM: couverture
saumon)
CRIV
Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken; de
bijlagen zijn in een aparte brochure opgenomen
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
Plenum
COM
réunion de commission
COM
Commissievergadering
MOT
motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT
moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i


SOMMAIRE
INHOUD
Question de M. Luc Sevenhans au ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'intervention de l'assurance maladie obligatoire
dans le Centre des grands brûlés de l'Hôpital
militaire" (n° 10797)
1
Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de tegemoetkoming van de verplichte
ziekteverzekering in het Brandwondencentrum
van het Militair Hospitaal" (nr. 10797)
1
Orateurs: Luc Sevenhans, Rudy Demotte,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Sprekers: Luc Sevenhans, Rudy Demotte,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Questions jointes de
4
Samengevoegde vragen van
4
- Mme Maggie De Block au ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "la
reconnaissance des centres vasculaires"
(n° 10816)
4
- mevrouw Maggie De Block aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
erkenning van de bloedvatencentra" (nr. 10816)
4
- Mme Hilde Dierickx au ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "le
remboursement des stents carotidiens"
(n° 11055)
4
- mevrouw Hilde Dierickx aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
terugbetaling van carotisstents" (nr. 11055)
4
Orateurs: Maggie De Block, Hilde Dierickx,
Rudy Demotte
, ministre des Affaires sociales
et de la Santé publique
Sprekers: Maggie De Block, Hilde Dierickx,
Rudy Demotte
, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Interpellations et questions jointes de
6
Samengevoegde interpellaties en vragen van
6
- M. Patrick De Groote au ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "un
SMUR/EIP pour le Brabant flamand" (n° 823)
6
- de heer Patrick De Groote tot de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "een
MUG/PIT voor Vlaams-Brabant" (nr. 823)
6
- M. Bart Laeremans au ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "l'équipe
paramédicale d'intervention pour Hal" (n° 828)
6
- de heer Bart Laeremans tot de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
Paramedisch interventieteam voor Halle" (nr. 828)
6
- M. Luk Van Biesen au ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "un SMUR
pour le Brabant flamand" (n° 11030)
6
- de heer Luk Van Biesen aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "een
MUG voor Vlaams-Brabant" (nr. 11030)
6
- M. Carl Devlies au ministre des Affaires sociales
et de la Santé publique sur "les modalités
applicables à l'équipe d'intervention paramédicale
rattachée à l'hôpital de Hal" (n° 11106)
6
- de heer Carl Devlies aan de minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid over "de modaliteiten
inzake het paramedisch interventieteam
verbonden aan het ziekenhuis te Halle"
(nr. 11106)
6
Orateurs: Patrick De Groote, Luk Van
Biesen, Bart Laeremans, Carl Devlies, Rudy
Demotte
, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Sprekers: Patrick De Groote, Luk Van
Biesen, Bart Laeremans, Carl Devlies, Rudy
Demotte
, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Motions
15
Moties
15
Question de M. Mark Verhaegen au ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
redevance due par les apiculteurs" (n° 10866)
16
Vraag van de heer Mark Verhaegen aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de heffingsplicht voor bijenhouders"
(nr. 10866)
16
Orateurs: Mark Verhaegen, Rudy Demotte,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Sprekers: Mark Verhaegen, Rudy Demotte,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Question de M. Mark Verhaegen au ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
'business plan' et le 'benchmark' dans le cadre du
financement de l'AFSCA" (n° 10867)
18
Vraag van de heer Mark Verhaegen aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "het businessplan en het benchmark in het
kader van de financiering van het FAVV"
(nr. 10867)
18
Orateurs: Mark Verhaegen, Rudy Demotte,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Sprekers: Mark Verhaegen, Rudy Demotte,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
ii
Question de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'équipement numérique des centres médicaux"
(n° 10864)
20
Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
digitale uitrusting van geneeskundige centra"
(nr. 10864)
19
Orateurs: Trees Pieters, Rudy Demotte,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Sprekers: Trees Pieters, Rudy Demotte,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Question de M. Jef Van den Bergh au ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"la politique relative au tabagisme dans les
maisons de jeunes et les salles de fêtes"
(n° 10959)
21
Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "het rookbeleid in jeugdhuizen en fuifzalen"
(nr. 10959)
21
Orateurs: Jef Van den Bergh, Rudy
Demotte
, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Sprekers: Jef Van den Bergh, Rudy
Demotte
, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Interpellation de Mme Zoé Genot au ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
non-respect généralisé de la réglementation sur
les heures de travail des médecins candidats
spécialistes et plus particulièrement des prescrits
de l'arrêté ministériel du 30 avril 1999 et les
dangers qu'il leur fait encourir ainsi qu'à leurs
patients" (n° 830)
23
Interpellatie van mevrouw Zoé Genot tot de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de veralgemeende niet-naleving door de
artsen kandidaat-specialisten van de
arbeidsduurreglementering, inzonderheid van het
bepaalde in het ministerieel besluit van 30 april
1999, alsmede over de gevaren waaraan zij zich
en hun patiënten daardoor blootstellen" (nr. 830)
23
Orateurs: Zoé Genot, Rudy Demotte, ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique
Sprekers: Zoé Genot, Rudy Demotte,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Question de Mme Hilde Dierickx au ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "les
centres cardiaques" (n° 11054)
29
Vraag van mevrouw Hilde Dierickx aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de hartcentra" (nr. 11054)
29
Orateurs: Hilde Dierickx, Rudy Demotte,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Sprekers: Hilde Dierickx, Rudy Demotte,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Question de M. Bart Laeremans au ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
service de médecins généralistes bruxellois
Médinuit" (n° 11073)
30
Vraag van de heer Bart Laeremans aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de Brusselse huisartsendienst Médinuit"
(nr. 11073)
30
Orateurs: Bart Laeremans, Rudy Demotte,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Sprekers: Bart Laeremans, Rudy Demotte,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Question de Mme Colette Burgeon au ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"les risques médicaux de la Rilatine" (n° 11153)
35
Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de medische risico's van Rilatine"
(nr. 11153)
35
Orateurs: Colette Burgeon, Rudy Demotte,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Sprekers: Colette Burgeon, Rudy Demotte,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Question de Mme Colette Burgeon au ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"le refus de vaccination contre la polio" (n° 11155)
36
Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de weigering van een poliovaccinatie"
(nr. 11155)
36
Orateurs: Colette Burgeon, Rudy Demotte,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Sprekers: Colette Burgeon, Rudy Demotte,
minister
van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Question de Mme Colette Burgeon au ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
38
Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
38
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
iii
"la surexposition aux rayons X dans les hôpitaux"
(n° 11156)
over "de overdreven blootstelling aan X-stralen in
ziekenhuizen" (nr. 11156)
Orateurs: Colette Burgeon, Rudy Demotte,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Sprekers: Colette Burgeon, Rudy Demotte,
minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1



COMMISSION DE LA SANTE
PUBLIQUE, DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU
RENOUVEAU DE LA SOCIETE
COMMISSIE VOOR DE
VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
du
MARDI
18
AVRIL
2006
Après-midi
______
van
DINSDAG
18
APRIL
2006
Namiddag
______

Les questions et les interpellations commencent à 16.36 heures.
Président: M. Yvan Mayeur.

De vragen en interpellaties vangen aan om 16.36 uur.
Voorzitter: de heer Yvan Mayeur.
01 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
tegemoetkoming van de verplichte ziekteverzekering in het Brandwondencentrum van het Militair
Hospitaal" (nr. 10797)
01 Question de M. Luc Sevenhans au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'intervention de l'assurance maladie obligatoire dans le Centre des grands brûlés de l'Hôpital
militaire" (n° 10797)
01.01 Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik
zal het hebben over een onderwerp dat u wellicht ook na aan het hart
ligt, met name het Militair Hospitaal. Mijnheer de minister, u kent mijn
speciale interesse voor het Militair Hospitaal, vandaar deze vraag.

Op 23 november 2005 werd de minister van Landsverdediging voor
de zoveelste keer geïnterpelleerd over de verontrustende toestand
binnen het Brandwondencentrum van het Militair Hospitaal en in het
bijzonder over de tegemoetkoming van de verplichte
ziekteverzekering. Mijnheer de minister, minister Flahaut gaf toe dat
er misschien moeilijkheden met de tegemoetkoming van het RIZIV
waren maar dat deze te wijten waren aan een gebrekkige
reglementering uitgaande van uw administratie.

Mijn lectuur van het dossier is echter verschillend. Hoewel sommige
bepalingen van de vigerende reglementering terzake inderdaad beter
kunnen worden geformuleerd, lijken deze eisen mij toch zeer duidelijk
uitgedrukt. De verplichting voor het diensthoofd om bovenop zijn
basisdiploma te beschikken over een bijkomende bekwaming in
intensieve zorg is daar slechts een voorbeeld van. Zoals u weet
beschikt het huidige diensthoofd van het Brandwondencentrum
uiteraard niet over deze bijkomende bekwaming. Erger nog, niet
zelden staat er geen enkele arts met bijkomende bekwaming in
intensieve zorg op de lijst van artsen met wachtdienst.
01.01 Luc Sevenhans (Vlaams
Belang): Selon le ministre Flahaut,
les problèmes du Centre des
grands brûlés concernant
l'intervention de l'INAMI sont
entièrement dus à une
réglementation défaillante
élaborée par l'administration de la
Santé publique. J'estime
personnellement que les
exigences de cette réglementation
sont pourtant très claires.
L'obligation pour le chef de service
de disposer d'une qualification
supplémentaire en soins intensifs
n'en est qu'un exemple parmi
d'autres. Non seulement le chef de
service ne dispose pas de cette
qualification mais en plus, la liste
des médecins de garde ne
comprend souvent aucun
médecin-intensiviste.

Le 22 novembre 2005, le ministre
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2

Voorts antwoordde u in de commissie voor de Volksgezondheid van
22 november 2005 onder de referentie 0603 ­ in vrije vertaling ­ het
volgende: "In werkelijkheid worden de uitgaven met betrekking tot de
zorg die aan zwaar verbrande patiënten verstrekt is, rechtstreeks
gefactureerd aan de ziekenkassen waarbij deze patiënten
aangesloten zijn. Deze verzekeringsinstellingen lijken niet nagekeken
te hebben of het diensthoofd in kwestie al dan niet beschikte over de
vereiste bekwaming zoals voorzien in het KB van 2 juli 1999". Ikneem
echter aan dat het eerder gaat om het ministerieel besluit van 2 juli
1990.

Tot onze grote verbazing en ondanks de ondubbelzinnige vaststelling
van de twee geneesheren-inspecteurs van het RIZIV die in een
terugvordering van meer dan 8 miljoen euro uitmondde, hoorden we
minister Flahaut onlangs verklaren dat het militair hospitaal de
opnames in het Brandwondencentrum ongestoord zoals vroeger,
bleef factureren.

Tijdens de plenaire vergadering van de Kamer op 9 maart 2006
verklaarde hij verder dat hij er niet aan dacht enig gevolg te geven
aan de terugvordering van het RIZIV. Volgens hem dient de vigerende
reglementering aan de specifieke situatie van het
Brandwondencentrum aangepast te worden en niet omgekeerd.

Mijnheer de minister, op basis van het voorgaande, wens ik u de
volgende vragen te stellen.

Is het aanvaardbaar dat het Brandwondencentrum van het
Militair Hospitaal de opnames van patiënten verder blijft factureren
terwijl de gebreken die door de twee geneesheren-inspecteurs van
het RIZIV werden vastgesteld, niet verholpen werden en er bijgevolg
niet wordt voldaan aan een wezenlijke voorwaarde voor de kwaliteit
en de veiligheid van de verstrekte verzorging.

Is het gebruikelijk dat van de verzekeringsinstellingen wordt verwacht
dat zij de bekwaming van een diensthoofd zouden controleren terwijl
deze een financieringscriterium vormt dat uitsluitend onder de
bevoegdheid van het RIZIV ressorteert? Toen uw diensten deze
overtreding vaststelden, hebben zij de verzekeringsinstelling dan
hierover ingelicht teneinde de opportuniteit te kunnen evalueren van
een verdere tegemoetkoming of van een mogelijke gedeeltelijke of
volledige terugvordering sinds de illegale aanstelling van het huidige
diensthoofd? Wie zou in gebreke gesteld kunnen zijn - de
verzekeringsinstelling, het RIZIV, uw administratie - in geval van een
klacht vanwege een patiënt ten gevolge van zijn opname in een dienst
die ernstige gebreken vertoont op geneeskundig vlak? Hoe zal het
dossier verder evolueren nu geweten is dat minister Flahaut weigert
enig gehoor te geven aan de terugvordering van het RIZIV dat toch
ressorteert onder uw diensten?

Tot daar mijn vraag, mijnheer de voorzitter. Graag uw antwoord,
mijnheer de minister.
a déclaré que les dépenses en
soins aux grands brûlés étaient
facturées directement aux
mutuelles et que celles-ci n'avaient
manifestement pas vérifié si le
chef de service possédait la
qualification requise.

À notre grand étonnement, le
ministre Flahaut a déclaré que le
Centre des grands brûlés
continuait impunément à facturer
les admissions de la même
manière,
ceci malgré les
constatations des médecins-
inspecteurs de l'INAMI, qui ont
quand même mené à la
récupération de plus de 8 millions
d'euros. Il a en outre aussi déclaré
ne pas penser donner suite à cette
récupération. Selon lui, c'est la
réglementation qui
doit être
adaptée à la situation du Centre
des grands brûlés, et non l'inverse.

Est-il acceptable que le Centre des
grands brûlés continue à facturer
de la même manière, sans qu'il ait
été remédié aux défaillances qui
ont été relevées?

Est-il normal de demander aux
organismes assureurs de contrôler
les qualifications d'un chef de
service, alors que ce critère de
financement relève de la
compétence exclusive de l'INAMI?

Les services du ministre ont-ils
informé les organismes assureurs
lorsqu'ils ont constaté l'infraction?

Qui peut être mis en demeure
lorsqu'un patient dépose une
plainte parce qu'il a été admis
dans un service présentant des
déficiences graves au niveau
médical?

Comment ce dossier va-t-il
évoluer, étant donné que M.
Flahaut refuse de donner suite à la
demande de remboursement
émanant de l'INAMI?
01.02 Minister Rudy Demotte: Mijnheer Sevenhans, ik heb reeds
gezegd dat er geen erkenningsnormen bestaan voor de
brandwondencentra. Er bestaan uitsluitend financieringscriteria. Dit
01.02 Rudy Demotte, ministre:
Les centres des grands brûlés ne
disposent pas de normes
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
heeft als gevolg dat er ter plaatse niet systematisch wordt
gecontroleerd of aan andere criteria voldaan wordt. Anderzijds heb ik
de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen gevraagd te
adviseren of het aangewezen is erkenningsnormen te bepalen. Ik heb
dit advies onlangs ontvangen en mijn diensten zijn momenteel bezig
met de analyse ervan.

De Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle heeft een
onderzoek ingesteld overeenkomstig artikel 139, derde lid van de wet
van 14 juli 1994. De dienst heeft een proces-verbaal opgesteld voor
het niet naleven van de financieringscriteria. Volgens mijn informatie
loopt dit onderzoek nog steeds.

Zodra het definitieve rapport klaar is, zal het ziekenhuis verzocht
worden zich binnen de twee maanden schriftelijk te verantwoorden
tegenover het comité van de Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en
Controle voor de feiten die het ten laste worden gelegd. Het
ziekenhuis moet binnen de twee maanden gehoord worden. Het mag
zich hierin laten bijstaan door raadgevers die het zelf kiest.

De beslissingen van het Comité zijn ambtshalve uitvoerbaar. Er kan
echter een opschortend beroep tegen worden aangetekend bij de
kamer van beroep, beoogd in artikel 155 van voornoemde wet.

De dienst geneeskundige evaluatie en controle kan een onderzoek
uitvoeren op basis van een klacht van een patiënt. Er werd nog niet
betekend aan de verzekeringsinstellingen omdat de procedure nog
niet afgerond is. De rechten van de verdediging moeten immers
gerespecteerd worden. In de toekomst zal de dienst Brandwonden
opgenomen worden in het ziekenhuis met meerdere
vestigingsplaatsen; dat resulteert uit het partnerschap tussen
Brugmann en Defensie. De dienst Brandwonden blijft wel op dezelfde
plaats gevestigd. Aldus zal de dienst gebruik kunnen maken van de
omkadering en expertise van de artsen en de diensten van
Brugmann, die overeenstemmen met de ziekenhuisnormen inzake
kwaliteit en in het bijzonder inzake begeleiding van de patiënten. Dit
akkoord zou binnen een maand gesloten moeten worden.

Tot daar mijn antwoord. Ik verwacht nu nog ­ om daarover duidelijk te
zijn ­ het definitieve rapport dat mij normaal in de volgende weken
moet worden toegezonden.
d'agrément, mais seulement de
critères de financement. Il n'existe
dès lors pas de contrôle
systématique des autres critères.
J'ai demandé au Conseil national
des établissements hospitaliers s'il
est opportun de fixer des normes
d'agrément. J'ai récemment reçu
son avis, qui est étudié par mes
services en ce moment.

Le Service d'évaluation et de
contrôle médicaux a ouvert une
enquête, conformément à l'article
139 de la loi du 14 juillet 1994. Le
service a dressé un procès-verbal
concernant le non-respect des
critères de financement. Selon
mes informations, cette enquête
est toujours en cours.

Dès lors que le rapport définitif
sera prêt, l'hôpital dispose d'un
délai de deux mois pour exposer
ses moyens de défense. Les
décisions du comité du Service
d'évaluation et de contrôle
médicaux sont exécutoires
d'office, mais elles peuvent faire
l'objet d'un recours suspensif
devant la chambre de recours.

Le service peut également ouvrir
une enquête à la suite d'une
plainte d'un patient. Aucune
notification n'a encore été
adressée aux compagnies
d'assurance parce que l'enquête
n'est pas terminée.

À l'avenir, le Centre des grands
brûlés fera partie de l'hôpital doté
de plusieurs sections qui résultera
du partenariat entre l'hôpital
Brugmann et le département de la
Défense. Le Centre pourra ainsi
bénéficier de l'expertise des
médecins et des services de
l'hôpital Brugmann qui répondent à
toutes les normes de qualité.
L'accord de coopération devrait
être signé dans un mois.

J'attends le rapport définitif dans
les prochaines semaines.
01.03 Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, lex
dura sed lex, ook voor het Militair Hospitaal. Ik heb mij er zeker nooit
01.03 Luc Sevenhans (Vlaams
Belang): Je ne me suis jamais
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
vrolijk over willen maken dat die fameuze rekening boven het hoofd
hangt van het Militair Hospitaal, maar als het zo is, moet het maar zo
zijn. Het Militair Hospitaal mag geen uitzondering vormen.

Ik neem nota van het antwoord. Ik zal het uiteraard eens grondig
nalezen en bestuderen, mijnheer de minister. Het is een complexe
zaak. Dat weet u ook. Ik verneem dus dat we binnen enkele weken
naar de volgende episode gaan. Ik vrees het een beetje, uw goede
collega kennende, die zich niet zonder slag of stoot zal overgeven. Ik
vrees dat we toch een duidelijke tekening krijgen van het geheel en
dat het vrij binnenkort tot een oplossing zal komen.
réjoui de ce que l'Hôpital militaire
s'expose à cette facture, mais les
mêmes règles doivent s'appliquer
à tous.

Je vais relire attentivement la
réponse. Un nouvel épisode suivra
dans quelques semaines. Je
crains que le ministre de la
Défense ne capitule sans coup
férir.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Maggie De Block aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
erkenning van de bloedvatencentra" (nr. 10816)
- mevrouw Hilde Dierickx aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
terugbetaling van carotisstents" (nr. 11055)
02 Questions jointes de
- Mme Maggie De Block au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
reconnaissance des centres vasculaires" (n° 10816)
- Mme Hilde Dierickx au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le remboursement
des stents carotidiens" (n° 11055)
02.01 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, deze vraag is al lang ingediend. Ik heb soortgelijke vragen al
op de agenda zien staan van vorige vergaderingen, maar ik denk dat
deze vraag nu pas aan de orde komt omdat er al zoveel vragen op de
agenda stonden op dat moment.

Ik wou na de vakantie toch nog eens vragen naar de criteria, die u zult
bepalen, voor de centra die aan carotisstenting zullen mogen doen. Al
deze centra hebben vóór 1 februari laatstleden een aanvraag tot
erkenning moeten indienen. Zij moesten een aantal gegevens
vermelden zoals onder andere hun activiteiten inzake carotisstenting,
de eigenhandig uitgevoerde procedures en een lijst van hun medisch-
wetenschappelijke activiteit
-training, relevante publicaties,
wetenschappelijke vorming, enzovoort - in deze materie.

Op het terrein is hierover nogal wat te doen want ik heb de lijst met
vragen gezien en als in zo'n centrum een paar chirurgen werken,
vergt het nogal wat werk op alles te beantwoorden. Het is op het
terrein niet duidelijk welke criteria zwaarder, of minder zwaar zullen
wegen. Ik denk bijvoorbeeld aan de expertise, maar vanaf hoeveel
ingrepen is hiervan sprake. Ook op het vlak van de publicaties zijn er
vragen. Het kan gaan om recente publicaties, maar anderzijds
kunnen anderen tot de pioniers op het vlak behoren, terwijl ze de
laatste jaren weinig publicaties hebben uitgebracht. Op het terrein
bestaat terzake dus toch wel wat commotie.

Welke criteria zult u in aanmerking nemen?

Voorts wil ik er nog de vraag aan toevoegen hoe ver dit dossier is
geëvolueerd? Ik vermoed dat u geen probleem zult hebben met deze
laatste, toegevoegde vraag.
02.01 Maggie De Block (VLD):
Les centres de stents carotidiens
devaient introduire leur demande
d'agrément avant le 1
er
février. À
cet effet, ils devaient remplir un
questionnaire très détaillé
concernant notamment la
formation, les activités et les
publications de leurs chirurgiens.
Lesquels de ces critères seront-ils
pris en compte lors de l'attribution
des agréments? Où en est ce
dossier?
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
02.02 Hilde Dierickx (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, aansluitend bij mevrouw De Block stel ik vast dat in de
terugbetaling van het materiaal voor de carotisstenting, dus zowel de
stent zelf als de protecting devices, voorzien wordt in een bepaald
aantal centra. Dat zouden er tien zijn voor een beperkte periode van
waarschijnlijk een jaar en dit in het kader van een studie. Dat valt
onder categorie 5, met name een tijdelijke behandeling opgenomen in
de nomenclatuur onder bepaalde voorwaarden.

Ongeveer vierenvijftig centra zouden een aanvraag tot terugbetaling
hebben ingediend. Het Kenniscentrum stelt voor in een centrum te
voorzien dat van terugbetaling kan genieten, of maximum in drie
centra. Er zou een consensus bestaan over tien centra. De
richtcriteria die door het secretariaat van de Technische Raad inzake
Implantaten werden opgesteld en die aan alle ziekenhuizen werden
doorgestuurd voor eventuele kandidaatstelling werden wel bepaald,
maar de definitieve criteria voor de erkenning zijn zo opgesteld dat
centra met heel wat ervaring in de techniek van carotid artery stenting
ook zullen erkend worden. Wordt bij de bepaling van het aantal
behandelde carotische aandoeningen rekening gehouden met
vroeger bestaande verschuivingen van een carotid and arteriotomie
stenting centrum naar een carotid artery stenting centrum en wordt er
voldoende belang aan gehecht of het centrum kan worden
opgenomen in een Europese gerandomiseerde studie?
02.02 Hilde Dierickx (VLD): Le
remboursement du matériel
servant à la pose d'un stent
carotidien est prévu dans certains
centres et pour une durée limitée.
Le traitement relève dès lors de la
catégorie 5. Cinquante-quatre
centres ont introduit une demande
de remboursement. Il y aurait un
consensus pour faire reconnaître
dix centres. Le Conseil technique
des implants a envoyé à tous les
hôpitaux les critères directeurs en
vue d'un agrément.

Les critères définitifs d'agrément
ont-ils été définis de manière telle
que les centres qui possèdent la
plus grande expérience de la
technique du CAS (carotid artery
stenting) pourront également être
agréés? A-t-il été tenu compte,
pour déterminer le nombre
d'affections traitées, de l'adoption
de la technique CAS par certains
centres? Pensez-vous qu'il soit
essentiel d'adhérer éventuellement
à une étude européenne?
02.03 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, in antwoord op
de vragen kan ik het volgende meedelen.

Ten eerste. Op basis van de aanbevelingen van het Federaal
Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg en rekening houdend met
de realiteit op het terrein heeft de Technische Raad voor Implantaten
als richtlijn een beperking tot tien centra bepaald die van een
tegemoetkoming van de verplichte verzekering kunnen genieten en dit
in het kader van een categorie 5-procedure of implantaten voor
beperkte klinische toepassing.

Ten tweede. De door de Technische Raad voor Implantaten
opgestelde richtcriteria zijn gebaseerd op volgende parameters:
volume van endarterectomy van het centrum, het volume van
carotisstenting beeldvormingsmogelijkheden, het multidisciplinaire
van het team, de medisch-wetenschappelijke activiteiten van het
team, de aanwezigheid van een volledig registratiesysteem van open
endarterectomy en endoluminale of carotische stentingprocedures

Ten laatste is er de verbintenis om zich aan te sluiten bij een lopende
gerandomiseerde Europese studie.

Op basis van de kandidatuurdossiers zal voor de selectie van de
centra ook rekening gehouden worden met een correcte geografische
spreiding.
02.03 Rudy Demotte, ministre:
Conformément aux
recommandations du Centre
d'expertise et compte tenu de la
réalité sur le terrain, le Conseil
technique des implants propose
d'agréer dix centres. Les critères
directeurs établis par le conseil
sont fondés sur différents
paramètres, notamment le volume
du stent carotidique, les
possibilités d'imagerie, le
caractère pluridisciplinaire de
l'équipe et son activité médico-
scientifique, la présence des
systèmes d'enregistrement
indispensables et l'obligation
d'adhérer à une étude
européenne. Lors de la sélection
des centres, il sera également
tenu compte d'une répartition
géographique équitable.
02.04 Maggie De Block (VLD): Dank u wel, mijnheer de minister.
Het is al een tijdje dat de maatregel in de lucht hangt. Kunt u zeggen
tegen wanneer de knoop zou moeten worden doorgehakt?
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
02.05 Minister Rudy Demotte: U stelt de vraag in commissie. Ik heb
daarop nog geen antwoord. Ik heb nog geen timing op mijn document,
maar ik heb de coördinaten van de mensen die het dossier volgen.
02.06 Hilde Dierickx (VLD): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw
antwoord. Ik hoop dat wij inderdaad snel zullen weten welke centra
voor erkenning in aanmerking zullen komen. Ik wou toch nog eens
benadrukken dat de centra, die vroeger heel wat ervaring hebben
opgedaan in het plaatsen van stents, hier zeker niet gediscrimineerd
worden.
02.06 Hilde Dierickx (VLD):
J'espère que nous saurons dans
les meilleurs délais quels centres
entreront en ligne de compte.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: Vraag nr. 10822 van mevrouw Lahaye-Battheu wordt uitgesteld.

Mevrouw Pieters is nog niet toegekomen en de heer Verhaegen is buitengegaan.
03 Samengevoegde interpellaties en vragen van
- de heer Patrick De Groote tot de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "een MUG/PIT
voor Vlaams-Brabant" (nr. 823)
- de heer Bart Laeremans tot de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
Paramedisch interventieteam voor Halle" (nr. 828)
- de heer Luk Van Biesen aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "een MUG voor
Vlaams-Brabant" (nr. 11030)
- de heer Carl Devlies aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de modaliteiten
inzake het paramedisch interventieteam verbonden aan het ziekenhuis te Halle" (nr. 11106)
03 Interpellations et questions jointes de
- M. Patrick De Groote au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "un SMUR/EIP
pour le Brabant flamand" (n° 823)
- M. Bart Laeremans au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'équipe
paramédicale d'intervention pour Hal" (n° 828)
- M. Luk Van Biesen au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "un SMUR pour le
Brabant flamand" (n° 11030)
- M. Carl Devlies au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les modalités
applicables à l'équipe d'intervention paramédicale rattachée à l'hôpital de Hal" (n° 11106)
03.01 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, tijdens de
kerstdagen viel het PIT, het paramedisch interventieteam, uit de
boom. U kwam met Vlaams minister Vervotte tot een overeenkomst,
die in januari gezamenlijk aan de gezamenlijke pers werd voorgesteld.
Het werd geen MUG maar een PIT, een paramedisch
interventieteam. Het mocht en kon geen MUG zijn. U zult wellicht
geredeneerd hebben dat er reeds te veel MUG's zijn, die
ondergefinancierd zijn. Er is nu eenmaal geen geld! Ik verwijs naar
een artikel in de krant waarin een ziekenhuis verklaart 300.000 euro
per jaar nodig te hebben voor de MUG, maar van de overheid nog
geen 240.000 euro krijgt en vervoer, dispatching en infrastructuur zijn
niet eens in rekening gebracht. Vandaar geen geld.

Vandaar geen MUG voor Halle maar 6 PIT's in België waarvan 3 in
Vlaanderen en, heel toevallig, 3 in Wallonië. Dat zal wellicht wel een
statistische wetenschappelijke verklaring hebben. De twijfelachtige
eer viel Halle en Virton te beurt. Over de 4 andere heeft men geen
zekerheid. Graag zou ik weten waarom? Of moet men de noden nog
onderzoeken?
03.01 Patrick De Groote (N-VA):
À la fin de l'an dernier, M. Demotte
avait conclu un accord avec la
ministre flamande, Mme Vervotte,
concernant une équipe
d'intervention paramédicale à Hal.
Pour des raisons budgétaires,
aucun SMUR ne sera créé. Six
équipes d'intervention
paramédicale verront toutefois le
jour, trois en Flandre et trois en
Wallonie. Il s'est entre-temps
avéré que l'équipe d'intervention
paramédicale de Hal est une
coquille vide qui ne peut plus se
développer étant donné qu'il faut à
nouveau faire appel à un médecin
de Tubize. Le télémonitoring est
également assuré par le biais de
Tubize.
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
Ik herhaal het: een PIT in plaats van een MUG. Het schriftelijk
voorstel van maart komt helemaal niet meer overeen met hetgeen in
januari werd voorgesteld. We weten dat aan het PIT voor Halle zelfs
geen vruchtvlees zit en aldus nooit de kans zal krijgen om te bloeien.
Waarom niet? Het gaat over een proefperiode van 1 jaar. In januari
was dat nog minstens 5 jaar. Nu blijkt het slechts 1 jaar te zijn. Een
ziekenhuis trekt artsen en personeel aan om een PIT te bemannen
indien nodig, maakt overeenkomsten, maar over de financiering is
hoogstens 1 jaar zekerheid. Dan krijgt het ziekenhuis te horen dat de
urgentiearts eigenlijk nergens voor nodig is. Als er een urgentiearts
nodig is, moet die van Tubeke maar worden opgeroepen. Dan begint
het spelletje opnieuw, dat we zovele malen hebben aangehaald. De
Vlaams-Brabantse bevolking vraagt reeds jaren een MUG, omdat de
urgentieteams van Tubeke niet op tijd ter plaatse geraken. Nu zou er
weer een beroep op Tubeke worden gedaan, in casu voor de meest
dringende gevallen. Dat is hemeltergend! Het PIT van Halle kan
dienst doen als een bezigheidstherapeut, terwijl de MUG van Tubeke
zijn zoektochten in Vlaams-Brabant voort kan zetten. Ook de
telemonitoring zou niet met Halle verlopen maar met Tubeke. Neemt
men die keuze in het kader van de tewerkstelling en zal men het PIT
bemannen met een tolk?!

Vervolgens, althans volgens de gegevens die mij verstrekt zijn, krijgt
het geen hinterland waar nochtans heel Zuid-Vlaams-Brabant om
gevraagd heeft.

Al jaren en maanden eisen we een MUG voor Halle, om op te treden
voor het gehele Pajottenland en dit is ook Herne, Bever en
Galmaarden.

Ik kom tot mijn vragen. Vindt u het opportuun om Zuid-Pajottenland
blijvend onder de MUG van Tubeke te laten ressorteren met alle
taalperikelen van dien?

Ten tweede, burgemeester Kris Poelaert van Herne liet nog weten dat
er zich vorige week in zijn gemeente een incident voordeed, waarbij
de MUG van Tubeke drie kwartier onderweg was. Hoe verantwoordt u
drie kwartier voor een medische urgentiegroep? Zal u daar een
onderzoek naar uitvoeren en kan u daar een verslag van toezenden
naar de vraagsteller?

Kan u het verslag van uw gezondheidsinspecteur overmaken en de
conclusies meedelen van het incident in Pepingen op 12 september
2005, waarbij een chauffeur van De Lijn een bromfiets aanreed en
waarbij de 100-centrale inhaakte omdat men daar het Nederlands niet
machtig was en na een half uur terugbelde met de vraag om de plaats
van het ongeval nog eens te spellen! U heeft immers in de commissie
voor de Volksgezondheid van 25 oktober, op antwoord van
verschillende interpellanten, gesteld dat u zo een verslag had
gevraagd, maar dat u nog niet over het resultaat beschikte. Misschien
hebt u dat ondertussen reeds ontvangen.

Ten vierde, klopt het dat de PIT van Halle door de richtlijnen die het
ziekenhuis van u heeft ontvangen, niet via een systeem van
telemonitoring zal worden bijgestaan door een arts van het ziekenhuis
en dat er tevens geen beroep kan worden gedaan op een eigen arts,
maar dat de PIT van Halle verplicht wordt een beroep te doen op een
MUG-arts uit Waals Tubeke?

Le ministre estime-t-il opportun de
faire
dépendre le sud du
Pajottenland du SMUR de Tubize,
compte tenu de toutes les
difficultés linguistiques inhérentes
à un tel fonctionnement? Le
bourgmestre de Herne a indiqué
qu'un incident s'était produit dans
sa ville la semaine dernière et que
le SMUR de Tubize avait mis trois
quarts d'heure pour arriver sur les
lieux. Comment une telle situation
s'explique-t-elle? Le ministre peut-
il fournir le rapport de l'inspecteur
sanitaire relatif à l'incident du 12
septembre à Pepingen, dans le
cadre duquel un interlocuteur du
central 100 avait raccroché parce
qu'il ne comprenait pas le
néerlandais et avait rappelé une
demi-heure plus tard en
demandant d'épeler le lieu de
l'accident? Est-il exact que
l'équipe d'intervention
paramédicale doit faire appel à un
médecin du SMUR de Tubize? Le
ministre peut-il fournir un aperçu
du nombre d'interventions
annuelles effectuées par le SMUR
de Tubize en Flandre et en
Wallonie au cours des cinq
dernières années? Hormis Hal et
Virton, d'autres communes font-
elles l'objet d'un projet pilote
concernant une équipe
d'intervention paramédicale?
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8

Ten vijfde, kan u een overzicht geven, per jaar, van het aantal
interventies van de MUG van Tubeke respectievelijk in Vlaanderen en
in Wallonië en dit voor de laatste vijf jaar?

Ten zesde, zijn er naast Halle en Virton nog gemeenten bekend die in
aanmerking komen, en/of gekozen zijn voor een pilootproject met de
PIT. Ik dank u alvast voor uw antwoord.
03.02 Luk Van Biesen (VLD): Geachte mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, uw stelling van de laatste dagen heeft mij
enigszins verwonderd. Wij zijn hier reeds herhaaldelijk over de MUG-
problematiek van Halle tussengekomen. U zegt dat, indien er een
urgentiearts noodzakelijk is bij een interventie, men niet op het
ziekenhuis van Halle een beroep zal doen, maar wél op en
Franstalige MUG-arts van Tubize.

Het kan niet de bedoeling zijn dat Vlaamse patiënten worden
bijgestaan door een Franstalige arts. Ik dacht dat u zich kon vinden in
dit uitermate belangrijk uitgangspunt. Het is spijtig dat we nu het
omgekeerde moeten vaststellen.

Dringende geneeskundige verzorging houdt meer in dan een patiënt
onderzoeken en behandelen. Hoe kan een patiënt worden bevraagd,
als de urgentiearts geen Nederlands spreekt of begrijpt? Een
urgentiearts moet de patiënt in zijn of haar taal bijstaan. In Vlaanderen
is dat uiteraard alleen het Nederlands.

Indien u dit principe niet volgt, zullen zich drama's blijven voordoen.
Hoe verklaart u anders het incident van 12 september 2005 in
Pepingen of het incident in Herne van enkele dagen geleden? Een
vraag terzake dateerde van 24 maart 2006.

Alsof de problematiek in Halle nog niet zwaar genoeg is, doen zich
ook problemen voor in Overijse. Ook daar is de oorzaak van alle
problemen overduidelijk de gebrekkige of geen kennis van het
Nederlands. Een MUG werd opgeroepen op 12 februari 2006 voor
een tussenkomst in Overijse. Het MUG-team kwam van het Sint-
Lucas-ziekenhuis uit Sint-Lambrechts-Woluwe. De arts sprak geen
woord Nederlands. Zelfs een eenvoudige begroeting kon blijkbaar
niet. Een verpleegster moest de patiënt en de familie bevragen. Ze
sprak zelf zeer gebrekkig Nederlands. Het was een Franse arts die al
twee jaar in België verbleef.

Vooral bij de teams van het Sint-Lucas-ziekenhuis uit Sint-
Lambrechts-Woluwe en het Sint-Pieters-ziekenhuis in Ottignies
bestaat er een schrijnend gebrek aan urgentieartsen die Nederlands
spreken. Het hoort niet dat een Vlaamse patiënt op een dergelijke
wijze van hulp en bijstand wordt voorzien.

Vandaar mijn vragen, mijnheer de minister.

Acht u het principieel aanvaardbaar dat hoofdzakelijk eentalig
Franstalige artsen bij dringende interventies over de taalgrens heen,
dus in Vlaanderen, zullen interveniëren? Zo ja, waarom moeten de
Franstalige artsen geen taalexamen afleggen? Zo ja, kan men nog
van een urgentieteam spreken als de urgentiearts met vertraging van
Tubize naar de patiënt wordt gestuurd? Kan vanuit Halle een systeem
03.02 Luk Van Biesen (VLD): Le
ministre a déclaré récemment que
si la présence d'un médecin
urgentiste est requise lors d'une
intervention, il ne sera pas fait
appel à l'hôpital de Hal mais bien à
un médecin francophone du
SMUR de Tubize. Comment un
patient néerlandophone peut-il
toutefois être secouru par un
médecin qui ne parle pas ou ne
comprend pas le néerlandais? Des
drames continueront à se produire
si on ne prévoit pas la création
d'un SMUR flamand pour le
Brabant flamand.

Des problèmes se posent non
seulement à Hal mais aussi à
Overijse en raison d'une mauvaise
connaissance ou d'un manque de
connaissance du néerlandais. Le
12 février, il a été fait appel à un
SMUR à Overijse. Le médecin ­
francophone ­ ne parlait pas un
mot de néerlandais. Il y a dans les
équipes de Saint-Luc, à Woluwe-
Saint-Lambert, et de Saint-Pierre,
à Ottignies, un manque flagrant de
médecins urgentistes parlant le
néerlandais. Il est inadmissible
que les patients flamands soient
assistés de la sorte.

Le ministre juge-t-il acceptable,
sur le plan du principe, la présence
de médecins francophones
unilingues lors d'interventions
urgentes en Flandre? Pourquoi ne
doivent-ils pas se soumettre à un
examen linguistique? Peut-on
encore parler d'un service
d'urgence dès lors qu'un médecin
urgentiste est dépêché en retard
de Tubize? Est-il possible de
développer un système de
télémonitoring à Hal pour appuyer
l'EPI lorsqu'elle opère sur le
territoire flamand?
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
telemonitoring worden uitgewerkt om het PIT te ondersteunen,
wanneer ze op Vlaams grondgebied opereert?
03.03 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, het
verheugt mij dat dit debat stilaan uitbreidt en dat ook de VLD aan het
debat deelneemt. In het verleden moesten jammer genoeg steeds
dezelfde partijen hierover interpelleren. Het is inderdaad een
problematiek die alle Vlamingen aanbelangt.
03.03 Bart Laeremans (Vlaams
Belang): Je me félicite que tous
les Flamands, y compris ceux du
VLD, s'occupent enfin du
problème.
03.04 Luk Van Biesen (VLD): Dit is de derde vraag die ik hierover
stel.
03.05 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Wij hebben er misschien al
30 gesteld. De VLD heeft in het verleden gedaan alsof haar neus
bloedde in dit dossier.

Dit verhaal is meer en meer een soap aan het worden. Er was een
concrete belofte, ook van de Vlaamse regering, om de MUG in Halle
eindelijk te realiseren. Uiteindelijk is dat een PIT geworden, een zaak
met vrij weinig pit, want er is niet eens een arts aanwezig. Daarmee
wordt de MUG van zijn essentie beroofd. Wij hebben van in het begin
gezegd dat dit een ersatzoplossing is en erger nog, dat de minister op
deze manier de spoedgeneeskunde die over de grenzen van ons land
heen zo gerenommeerd is, onderuithaalt.

Wij hebben van bij het begin gezegd dat het een ersatzoplossing is.
Erger nog, de minister haalt op deze manier de spoedgeneeskunde in
ons land, die over de grenzen heen zo gerenommeerd is, onderuit. In
plaats van vooruitgang te boeken, maken wij met dit verhaal een
achteruitgang mee, niet alleen in Halle zelf maar in feit in het hele
land. Het is een experiment dat heel wat gevaren inhoudt en nogal
wat dodelijke slachtoffers kan teweegbrengen.

In elk geval stellen wij nu niet alleen vast dat er geen arts aan boord
is. Bovendien werd ­ blijkbaar door uw diensten, mijnheer de minister
­ meegedeeld dat, als er achteraf ­ veel te laat natuurlijk ­ nog een
spoedarts moet bijkomen, hij opnieuw niet van Halle zal zijn, maar in
het concrete geval van Tubize. Er is immers blijkbaar een of ander
wettelijk bezwaar tegen het feit dat de betrokken arts van Halle zou
komen.

Ook is er onduidelijkheid over de vraag of de telemonitoring vanuit
Halle wel degelijk vanuit Halle kan opereren. Ook bij dat punt had ik
graag wat meer uitleg gekregen.

Ik had van de minister dan ook een antwoord willen hebben op de
volgende vragen.

Kan de minister meedelen of inmiddels een akkoord met Halle werd
ondertekend? Wanneer is dat precies gebeurd? Kan de minister ook
de tekst van het akkoord meedelen?

Ten tweede, op welke urgentiearts zal een beroep worden gedaan,
indien een arts alsnog noodzakelijk zou zijn? Wordt dan met
vertraging een MUG vanuit Tubeke naar de betrokken plaats gestuurd
of kan er dan iemand vanuit Halle vertrekken?

Hoe dan ook blijf ik bij mijn bedenking dat dit veel te laattijdig is en dat
03.05 Bart Laeremans (Vlaams
Belang): Je crains que
l'expérience de mise sur pied
d'une équipe d'intervention
paramédicale induise un retour en
arrière au niveau des services
d'urgence. C'est un ersatz qui
comporte de nombreux dangers. Il
n'y aura en effet plus de médecin
à bord et le médecin urgentiste
que l'on peut appeler par la suite
ne peut même pas venir de
l'hôpital de Hal! Il y aurait un
empêchement légal.

L'accord avec Hal a-t-il été signé?
Que prévoit le texte de cet
accord? À quel médecin urgentiste
l'EIP peut-il faire appel si
nécessaire? Un SMUR devra-t-il
alors arriver de Tubize avec un
certain retard?

Le système de télémonitoring
sera-t-il développé à partir de Hal
et sera-t-il accompagné par un
médecin? Quelle sera la zone
d'intervention de l'EIP de Hal?

Le ministre a déclaré
précédemment que seulement
20% des interventions du SMUR
étaient nécessaires. Ce chiffre est
cependant fortement contesté.
Avec un bon dispatching, il est
possible d'atteindre un taux de
70%. Le ministre dispose-t-il de
pourcentages par région?
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
het systeem van de MUG zelf, dat een goed systeem is, moet kunnen
worden gehandhaafd door een concrete maatregel en een nuttige
financiering in Halle.

Collega's, de oorzaak ligt trouwens mede bij de kliniek van Halle zelf.
Indien zij van bij het begin had gezegd dat zij meedeed met het
systeem en de subsidiëring zou hebben aanvaard, was het probleem,
voor Halle althans, niet gekend geweest. Het probleem voor de rand
rond Brussel is natuurlijk een heel ander paar mouwen.

Ten derde, wordt tegelijk een systeem van telemonitoring uitgebouwd
voor het PIT? Welke arts zal het begeleiden? Zal het trouwens
permanent door een arts worden begeleid, zodra de spoeddienst ter
plaatse is? Hoe ziet een en ander er in de praktijk uit?

Ten vierde, wat wordt het interventiegebied voor het PIT van Halle?

Ten vijfde, de minister verklaarde in het verleden dat een arts slechts
bij 20% van de MUG-interventies noodzakelijk zou zijn. Dat cijfer blijkt
evenwel te verschillen naargelang de regio en heeft veel te maken
met de kwaliteit van de dispatching. Kan de minister verduidelijken
hoe hij aan voornoemd cijfer komt? Wat is het gemiddelde cijfer voor
de MUG's in het Vlaams, het Waals en het Brussels Gewest?
Beschikt de minister over cijfers per regio? Wat is bijvoorbeeld het
gemiddelde cijfer in de Antwerpse regio? De genoemde 20% wordt
immers gecontesteerd. Er zijn gebieden waar men, mits een goede
dispatching, tot 70% en meer zou komen op het vlak van de
noodzakelijkheid van een arts aan boord.

Graag kreeg ik dus meer uitleg hierover, waarvoor dank.
03.06 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, de vorige sprekers zijn uitgebreid aan bod
gekomen over het onderwerp. Zelf heb ik de minister in de loop van
de voorbije jaren herhaaldelijk geïnterpelleerd over het onderwerp, ik
kan mijn inleiding dus zeer beknopt houden.

De problematiek van de medische hulpverlening in zuidwest-
Vlaanderen heeft vooral betrekking op enerzijds de aanrijtijden en
anderzijds de informatie-uitwisseling tussen hulpverleners en
slachtoffers, die ten gevolge van de taalproblemen vaak tot
schrijnende toestanden leidt. Wij hadden gehoopt dat de regeling met
het paramedische interventieteam, die vanaf 1 juni 2006 vanuit het
regionaal ziekenhuis Sint-Maria te Halle operationeel zou worden, een
oplossing zou bieden.

Wij stellen thans vast dat dat niet het geval zal zijn. We baseren ons
daarvoor op de schriftelijke toelichting die de minister zelf aan het
Halse ziekenhuis heeft verstrekt, waaruit blijkt dat in ernstige mate
afbreuk wordt gedaan aan het aanvankelijke opzet. Weliswaar zal een
PIT vanuit het ziekenhuis van Halle kunnen worden ingezet ter
vervanging van de MUG-diensten uit Tubeke en Brussel. Wanneer
echter eveneens een urgentiearts noodzakelijk is, zou die niet, zoals
door de minister is beloofd, vanuit het Halse ziekenhuis mogen
worden nagezonden.

Een ander probleem is dat voor de werking van het systeem de
medewerking van de brandweer en het Rode Kruis van Halle
03.06 Carl Devlies (CD&V): La
mise sur pied de l'équipe
d'intervention paramédicale (EIP)
dans le giron de l'hôpital Sint-
Maria, à Hal, devait remédier aux
situations affligeantes survenues
dans le sud-ouest du Brabant
flamand. Les SMUR qui
desservent cette région viennent
de Bruxelles et de Tubize et, bien
souvent, le personnel ne maîtrise
pas le néerlandais.

L'objectif initial n'est hélas pas
totalement atteint. L'EIP opérera
bien depuis l'hôpital de Hal mais
aucun urgentiste ne pourra être
délégué depuis Hal. Le ministre s'y
était pourtant engagé.

Pour le bon fonctionnement du
système, la collaboration des
services d'incendie et de la Croix-
Rouge est nécessaire. Le terrain
d'action de l'EIP se limitera dès
lors au voisinage immédiat de Hal.
Rien ne change donc pour une
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
noodzakelijk is. Daardoor zal het werkgebied van het PIT beperkt
blijven tot Halle en de meest nabije omgeving. Een groot deel van de
streek zou dan ook nog steeds onder de toepassing van het huidige
regime van hulpverlening via de MUG-diensten van Tubeke en
Brussel blijven vallen.

Ten slotte blijkt uit de tekst dat er slechts sprake is van een
proefproject voor een jaar. Dat doet vragen rijzen naar de continuïteit
en het structurele karakter van de maatregelen. Mijn vragen aan de
minister zijn de volgende.

Ten eerste, klopt het dat, als een interveniërende PIT de bijstand van
een urgentiearts noodzakelijk acht, die niet vanuit het regionaal
ziekenhuis Sint-Maria te Halle mag worden nagezonden?

Ten tweede, wat is het interventiegebied dat het PIT te Halle zal
bestrijken?

Ten derde, betreft het inderdaad een eenjarig proefproject, dan wel
een structureel project met nu en dan tussentijdse evaluaties?

Ten vierde en ten slotte, welke maatregelen zult u nemen om de
situaties zoals recent te Overijse en zoals beschreven door collega
Van Biesen, op te lossen, mijnheer de minister?
grande partie de la région.

Confirmez-vous que l'EIP ne peut
appeler un urgentiste de l'hôpital
Sint-Maria de Hal? Quelle sera
l'étendue de la zone d'intervention
de l'EIM? S'agit-il d'un projet pilote
d'un an ou d'un projet structurel
assorti d'évaluations
intermédiaires? Quelles mesures
le ministre prendra-t-il pour
résoudre les problèmes tels que
ceux qui se sont récemment
posés à Overijse.
03.07 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, collega's, er
wordt in bepaalde middens in Vlaams-Brabant blijkbaar van alles
verteld over het project Paramedisch Interventieteam, het
zogenaamde PIT. Het wordt dan ook tijd dat de puntjes op de i's
worden gezet zodat een rationele discussie eindelijk mogelijk wordt.

In eerste instantie moet het duidelijk zijn dat de directie van het
ziekenhuis van Halle reeds midden maart de door mijn diensten
overgelegde overeenkomst heeft ondertekend. In deze overeenkomst
zijn alle werkingsmodaliteiten opgenomen. Het betrokken ziekenhuis
heeft op geen enkel ogenblik gevraagd om eender welke modaliteit te
wijzigen. In tegenstelling tot wat in de plaatselijke pers wordt beweerd,
is in deze overeenkomst wel uitdrukkelijk bepaald dat de
telemonitoring zal gebeuren door een arts in het ziekenhuis dat de PIT
uitbaat, in casu het ziekenhuis van Halle.

In de ondertekende overeenkomst is ook bepaald dat in het
paramedisch interventieteam in het zuidwesten van Vlaams-Brabant
zal worden uitgestuurd zelfs wanneer een MUG noodzakelijk is. Dat
wil zeggen dat de bedoelde Nederlandstalige equipe bij elke patiënt
aanwezig zal zijn. Indien de interventie van een MUG noodzakelijk is,
zal het oproepcentrum in beginsel de dichtstbijzijnde beschikbare
MUG oproepen. Indien noodzakelijk kan ook een arts van de
wachtdienst worden opgeroepen.

Ik stel met genoegen vast dat niet alleen het ziekenhuis van Halle,
maar ook een aantal andere ziekenhuizen hun kandidatuur hebben
ingediend met het oog op de uitbating van een paramedisch
interventieteam. Bovendien is iedereen tevreden over deze werkwijze
die reeds tien jaar wordt toegepast door het Universitair Ziekenhuis
van Leuven.

Wat betreft de werking van de oproepcentrales, heb ik reeds
03.07 Rudy Demotte, ministre:
Ce qu'on dit à propos de l'EIP ne
reflète pas nécessairement la
vérité.

La direction de l'hôpital de Hal a
signé en mars la convention
régissant les modalités de
fonctionnement, sans solliciter de
modifications. Cet accord stipule
clairement que le télémonitoring
de l'EIP sera assuré depuis
l'hôpital de Hal.

Dans le sud-ouest du Brabant
flamand, l'EIP interviendra même
s'il faut envoyer le SMUR. Une
équipe néerlandophone sera ainsi
toujours présente. Si le SMUR est
requis, il sera fait appel au SMUR
le plus proche ou, si nécessaire, à
un médecin de garde.

Plusieurs hôpitaux se sont portés
candidats pour l'exploitation d'une
EIP. Cette méthode est déjà
appliquée à la satisfaction
générale par l'hôpital universitaire
de Louvain depuis dix ans.

Le central d'appel relève de la
compétence du ministre de
l'Intérieur. Je ne peux donc pas
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
meermaals herhaald dat deze niet tot mijn bevoegdheid behoren,
maar wel tot die van de minister van Binnenlandse Zaken. Ik kan dan
ook niet garanderen dat elke MUG in dit land binnen de
vijftien minuten ter plaatse is.
garantir que chaque SMUR sera
sur les lieux dans le quart d'heure.
03.08 Patrick De Groote (N-VA): Ik hoor van u, mijnheer de
minister, dat iedereen tevreden is. Uit de berichten die wij ontvangen
blijkt echter dat er niet zoveel mensen tevreden zijn. Dat blijkt ook
wanneer wij de pers erop nalezen. U zegt het inderdaad: die
negatieve berichten komen uit de pers. Goed, maar ik meen dat de
pers nog altijd de weerslag weergeeft van wat er leeft onder de
mensen. Men vindt die zaken niet zomaar uit.

Ik wil toch eens iets meer over de programmatie zeggen. Ik heb er
uiteraard niets op tegen weinig bevolkte gebieden van MUG's of PIT's
te voorzien. Dat men bijvoorbeeld Virton wil bedienen, via een soort
wafelijzerpolitiek in ruil voor Halle, tot daaraan toe, maar u moet mij
dat dan toch eens uitleggen voor Brabant. Vlaams-Brabant heeft een
oppervlakte van 2.106 vierkante km en Waals-Brabant heeft een
oppervlakte van 1.091 vierkante km. Dat is de helft van Vlaams-
Brabant. Vlaams-Brabant heeft meer dan 1 miljoen inwoners. Waals-
Brabant heeft iets meer dan 360.000 inwoners. Waals-Brabant telt 4
MUG-diensten: Ottignies, Nijvel, Eigenbrakel ­ buurgemeente van
Nijvel, ­ en Tubeke ­ buurgemeente van Eigenbrakel. Vlaams-
Brabant heeft er evenveel: Leuven, Vilvoorde, Tienen, en sinds zeer
recent: Diest, waarvoor uiteraard dank, mijnheer de minister.

Brussel telt er dan weer 7, waarvan Jette ­ Nederlands ­ en het
Brandwondencentrum op taalvlak in orde zijn. De andere 5 zijn zo
goed als Nederlandsonkundig.

Met andere woorden, Vlaams-Brabant is dubbel zo groot in
oppervlakte, en telt, in percentages uitgedrukt, 185% meer inwoners
dan Waals-Brabant, en toch zijn de Vlamingen in grote delen van
Vlaams-Brabant aangewezen op Nederlandsonkundige diensten
vanuit Tubeke en Brussel.

Ik hoorde in TerZake, als reactie op Reginald Moreels, dat
Geldenaken een PIT wil omdat het nu afhankelijk zou zijn van Tienen.
Niet dat er problemen zijn met de taalvaardigheid van Tienen, zo
stelde men, maar toch: men kon daarover vragen stellen. Ik zou
daarop willen zeggen: er is een totaal tweetalige dienst in Tienen. Er
is nog nooit een klacht geweest. Toch wordt er gezegd, dan nog door
onze commissievoorzitter, dat men daarover vragen kan stellen.
Welnu, als Waals-Brabant, met 26 fusiegemeenten ­ ter informatie:
Vlaams-Brabant telt er 65 ­ vindt dat het 3 MUG's moet hebben in 3
buurgemeenten, en dan nog 1 in het centrum, wordt het oosten van
Waals-Brabant inderdaad niet bestreken.

Er zijn wel problemen, en het zijn, jammer genoeg, taalproblemen:
voertuigen die drie kwartier te laat komen omdat men de plaats moet
gaan spellen, of omdat er misverstanden zijn.

Men heeft hier altijd de mond vol gehad over het niet
communautariseren van de problemen, maar ik meen dat de aanpak
in dit dossier ­ of liever: het blokkeren van dit dossier ­ tegen alle
objectieve criteria, waarmee men schermt, en tegen alle
praktijkvoorbeelden in, aantoont dat men het in feite belangrijker vindt
03.08 Patrick De Groote (N-VA):
Il faudrait que le ministre
m'explique pourquoi le Brabant
flamand, dont la superficie est de
2106 km² et qui compte 1 million
d'habitants ne dispose pas de plus
de services SMUR, à savoir
quatre, que le Brabant wallon, dont
la superficie est de 1091 km² et
qui ne compte que 360.000
habitants. Bruxelles dispose de
sept services SMUR, dont deux
seulement rattachés à des
hôpitaux néerlandophones.

On prive la Flandre d'une aide
médicale urgente de qualité. Le
Pajottenland doit être servi par
Tubize car sinon Tubize n'est pas
viable.

Les efforts du ministre sont
insuffisants mais étant donné qu'il
poursuit ses efforts je dépose une
motion de recommandation et non
pas une motion de méfiance.
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
de Vlamingen kwaliteitsvolle hulpverlening te weigeren, met alle
resultaten van dien.

Ik heb de indruk dat men koste wat het kost het Pajottenland wil laten
bedienen door Tubeke omdat Tubeke anders niet leefbaar is. Op een
boogscheut ervan zijn er immers nog twee MUG's, namelijk in Nijvel
en Eigenbrakel. Ik betreur het dat we voor de zoveelste maal moeten
interveniëren, mijnheer de minister. U haalt een aantal voorstellen
aan, maar die hebt u vorige keer ook aangehaald.

Wij zullen een motie van aanbeveling indienen en geen motie van
wantrouwen omdat u nog steeds blijft proberen hoewel wij van mening
zijn dat uw pogingen eigenlijk onvoldoende zijn. Wij vinden dat het zo
niet verder kan.
03.09 Luk Van Biesen (VLD): Het moet mij toch van het hart dat de
reacties van de heren Laeremans en De Groote soms toch wat ver af
staan van de werkelijke besprekingen die er geweest zijn met het
ziekenhuis. De minister zal het met mij eens zijn dat naar aanleiding
van een initiatief dat ik genomen heb samen met zijn kabinet, een
paar vergaderingen doorgegaan zijn alvorens de Vlaamse regering
zich met dit dossier is komen bemoeien. Laten we eerlijk zijn. De
minister en het ziekenhuis, telkens aanwezig op die vergaderingen,
waren zeer ver gevorderd met het uitwerken van een volwaardige
MUG voor Halle. Het is slechts omdat de heer Leterme - wegens het
debacle Brussel-Halle-Vilvoorde - en de N-VA in het bijzonder
dachten dat het nodig was om te interveniëren in dit dossier, dat men
eigenlijk minder bekomen heeft dan dat waar men op dat ogenblik
voor stond. Ik wens dat toch eens duidelijk te zeggen in deze
vergadering. Dat u het na dertig vragen nog altijd niet weet, mijnheer
Laermans, mijnheer De Groote, is misschien mogelijk, maar ik kan u
in ieder geval zeggen dat wij samen zeer ver stonden.

Ten eerste ben ik vandaag eigenlijk tevreden dat er een akkoord
bestaat. Ten tweede is het belangrijk dat er op de vraagstelling
omtrent de telemonitoring vanuit het ziekenhuis zelf, een positief
antwoord gekomen is van de minister. Ten derde is het zeer
belangrijk ­ en daar mag men nooit van afwijken; de heer Mayeur zal
dat zeker weten want hij komt uit de ziekenhuiswereld ­ dat nooit ofte
nimmer een arts intervenieert die de taal niet kent van de patiënt waar
hij naartoe moet. Het moet de fundamentele opdracht zijn van ons
allemaal om ervoor te zorgen dat iedereen in zijn taal kan bediend
worden. Als we die algemene richtlijn onderschrijven staan we zeer
vel. De waarheid mag echter af en toe ook eens luidop worden
gezegd in deze vergadering.
03.09 Luk Van Biesen (VLD):
Les propos de M. Laeremans sont
très éloignés de la réalité des
négociations qui ont été menées
avec l'hôpital. Les projets tendant
à l'organisation d'un SMUR à part
entière pour Hal étaient bien
avancés. Si l'on a finalement
obtenu moins, c'est en raison des
interventions de M. Leterme et de
la N-VA après la débâcle de
Bruxelles-Hal-Vilvorde.

Je me félicite de l'existence d'un
accord. De même, le ministre a
réagi positivement à la demande
de l'hôpital concernant le
télémonitoring. En aucun cas il ne
peut être dérogé au principe qui
veut que ne puissent intervenir
que des médecins qui connaissent
la langue des patients. Un grand
pas aura été franchi si chacun
s'accorde sur ce point.
03.10 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Collega Van Biesen, ik ben
zeer blij dat hier iets aan het licht komt dat tot nu toe altijd geheim is
gehouden. Ik ben u dankbaar voor uw eerlijkheid. Dat er gesprekken
waren waarbij u betrokken was kunnen we u zeker niet kwalijk
nemen. Dat die echter op het randje stonden van een MUG voor Halle
is eigenlijk onbegrijpelijk. Het is onbegrijpelijk dat er daar helemaal
geen resultaat is die naam waardig, maar dat we blijven zitten met
een ersatzoplossing, met een PIT die dan uiteindelijk geen arts mag
sturen uit Halle. Het antwoord van de minister is immers duidelijk, het
zal de dichtstbijzijnde MUG zijn, dus Tubeke, die uiteindelijk iemand
zal moeten sturen waarbij er geen enkele garantie is dat die
Nederlandstalig zal zijn.
03.10 Bart Laeremans (Vlaams
Belang): Je me réjouis d'entendre
les révélations que nous fait M.
Van Biesen. On ne saurait lui
reprocher d'avoir été associé à
des négociations mais il est dès
lors d'autant plus
incompréhensible qu'on n'en soit
toujours qu'à une ébauche de
solution. L'équipe paramédicale
d'intervention ne pourra pas
envoyer de médecin depuis Hal.
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14

Wij hebben van bij het begin gezegd dat die oplossing ons niet zint.
Als u bijna een akkoord had over een MUG in Halle, haal dat dan van
onder het stof en zorg ervoor dat we het kunnen realiseren en dat we
dat PIT-verhaal kunnen begraven.

Als u dan iets zegt over dat akkoord, had ik graag geweten wat dat
akkoord of bijna-akkoord inhield zodat we vandaag misschien een
hele stap verder zouden staan en we toch naar die MUG kunnen
streven. Als u A zegt, collega Van Biesen, en uit de biecht klapt over
de interkabinettengesprekken en over alle mogelijke bemiddelingen
achter de schermen, dan zou ik ook graag hebben...
C'est finalement le SMUR de
Tubize qui devra dépêcher une
personne dont la langue ne sera
pas forcément le néerlandais. Si
l'on était vraiment près de
conclure un accord à propos d'un
SMUR à Hal, il convient de le
réaliser et d'oublier le plan relatif à
l'équipe d'intervention
paramédicale. En quoi consistait le
pseudo-plan?
03.11 Luk Van Biesen (VLD): Het was het initiatief van het
Parlement in samenwerking met het kabinet van de heer Demotte.
03.11 Luk Van Biesen (VLD): Il
s'agissait d'une initiative commune
du Parlement et du cabinet du
ministre Demotte.
03.12 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Dat is heel mooi.
03.13 Luk Van Biesen (VLD): Dat is geen interkabinettenwerkgroep.
03.14 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Dat is nieuw voor mij, want
daarover heb ik nooit iets van de minister vernomen.
03.14 Bart Laeremans (Vlaams
Belang): Je n'ai jamais entendu le
ministre dire un mot à ce sujet.
03.15 Luk Van Biesen (VLD): Na dertig vragen hebt u daarop nog
geen antwoord gekregen.
03.16 Bart Laeremans (Vlaams Belang): De vragen dateren al van
even geleden, collega Van Biesen. Ik denk dat deze initiatieven
recenter zijn. Tot nu toe heeft men ons daarover heel weinig verteld.

Nogmaals, de oplossing met de PIT is voor ons geen oplossing. De
verwijzing naar Leuven is geen juiste verwijzing, mijnheer de minister,
want in Leuven heeft men de twee, een PIT en een MUG. Als de PIT
niet kan opereren of niet over de juiste elementen beschikt, komt de
MUG tussen, maar in Halle heeft men die MUG niet. In Halle moet
men opnieuw een beroep doen op Tubeke, juist in situaties die
levensbedreigend kunnen zijn, waarbij de snelle interventie en de
aanwezigheid van de arts zo noodzakelijk zijn.

Ik vind het geen oplossing, mijnheer de minister, en ik hoop dat wij
snel naar een echte MUG kunnen gaan en dat u alsnog het nodige
doet om dat te realiseren.
03.16 Bart Laeremans (Vlaams
Belang): Je n'ai jamais entendu le
ministre dire un mot à ce sujet. Le
plan EIP ne constitue pas une
solution à nos yeux. À Louvain, le
SMUR intervient en cas
d'indisponibilité de l'EIP mais Hal
ne dispose pas d'un SMUR et doit
donc faire appel à Tubize, et cela
précisément dans des situations
de vie ou de mort. J'espère que le
ministre veillera à ce que Hal
puisse également disposer d'un
véritable SMUR.
03.17 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de heer Van
Biesen zegt dat de waarheid moet gezegd worden in dit halfrond,
maar we zijn niet in een halfrond. Ik denk dat dit een rechthoekige
ruimte is. (Gelach)
03.18 Luk Van Biesen (VLD): (...)
03.19 Carl Devlies (CD&V): Ik weet dus niet goed wat de juiste
intentie is van de heer Van Biesen.

Het is waar dat er enige vooruitgang is geboekt. Het zou ook
dramatisch zijn indien dit na twee jaar nog niet het geval zou zijn. Ik
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
wens er toch ook op te wijzen dat, mede ingevolge de discussies die
er in deze commissie geweest zijn, zelfs in het regeerprogramma van
de Vlaamse regering ­ waaraan onze partijen ook participeren,
mijnheer Van Biesen ­ uitdrukkelijk is bepaald dat er een oplossing
diende gevonden te worden voor deze problematiek. Ik stel vast dat er
enige vooruitgang is geboekt, maar dit is werkelijk onvoldoende. De
essentie van de zaak is dat nog altijd een deel van het Pajottenland
rechtstreeks onder de voormalige MUG-regeling zal vallen. Een
andere conclusie is dat er verder beroep zal gedaan worden op niet-
Nederlandstalige MUG's in Vlaams-Brabant. Ik vind dit niet
aanvaardbaar. Dat is de essentie.

Daarom, mijnheer de minister, kan ik niet akkoord gaan met het
antwoord dat u geeft.

U hebt ook niet geantwoord op de problematiek die zich voordoet in
een ander gedeelte van Vlaams-Brabant, de regio Overijse, waarnaar
de heer Van Biesen heeft verwezen en waar zich ook geregeld
problemen voordoen. Daarop hebt u helemaal niet geantwoord.

De essentie is dat wat u nu voorstelt en nu zult realiseren,
onvoldoende is. Na twee jaar intensieve besprekingen in de
commissie is dat werkelijk een doekje voor het bloeden. Wij kunnen
dat niet aanvaarden.

Moties
Motions

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Patrick De Groote en Carl Devlies en luidt
als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van de heren Patrick De Groote en Bart Laeremans
en het antwoord van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
vraagt de regering
- dringend over te gaan tot het inrichten van een volwaardig MUG voor de regio Zuidwest-Vlaams-Brabant;
- een degelijke oplossing uit te werken voor de Nederlandstalige, medische hulpverlening voor de regio
Overijse."

Une première motion de recommandation a été déposée par MM. Patrick De Groote et Carl Devlies et est
libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Patrick De Groote et Bart Laeremans
et la réponse du ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,
demande au gouvernement
- d'organiser d'urgence un SMUR à part entière dans le sud-ouest du Brabant flamand;
- de mettre en oeuvre une solution appropriée en matière d'intervention médicale en néerlandais dans la
région d'Overijse."

Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Bart Laeremans en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van de heren Patrick De Groote en Bart Laeremans
en het antwoord van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
vraagt de federale regering
om over te gaan tot de realisatie van een echte MUG te Halle."
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
Une deuxième motion de recommandation a été déposée par M. Bart Laeremans et est libellée comme
suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Patrick De Groote et Bart Laeremans
et la réponse du ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,
demande au gouvernement fédéral
de procéder à la mise en place d'un SMUR à part entière à Hal."

Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Colette Burgeon, Maggie De Block, Hilde Dierickx en
Dominique Tilmans.

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Colette Burgeon, Maggie De Block, Hilde Dierickx et
Dominique Tilmans.

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
04 Vraag van de heer Mark Verhaegen aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de heffingsplicht voor bijenhouders" (nr. 10866)
04 Question de M. Mark Verhaegen au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
redevance due par les apiculteurs" (n° 10866)
04.01 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, imkers zijn op enkele uitzonderingen na
hobbyisten, die met veel toewijding hun honing winnen en dit
voornamelijk voor eigen gebruik maar soms ook voor familie en
kennissen. Het is logisch dat zij zich laten registreren, omdat de imker
die zijn producten in de handel brengt, uiteraard ook een speler is op
de voedingsmarkt. De registratie is trouwens eenmalig en er zijn geen
kosten aan verbonden.

Wat de heffingen betreft, vallen de imkers met maximaal 24 kolonies
onder de uitzonderingen die vastgelegd zijn voor de zogenaamde
hobbybijenhouders. Zij krijgen een soort derogatie en moeten niet tot
de financiering van het FAVV bijdragen. Op termijn wordt regelmatig
vastgesteld dat een imker als heffingplichtige wordt beschouwd vanaf
het ogenblik dat hij een potje honing verkocht heeft, terwijl iedereen
ervan overtuigd is dat een hobbyist is vrijgesteld tot 24 bijenvolken.

In welke gevallen is de uitzonderingsmaatregel nu exact van
toepassing, waardoor de bijenhouder geen bijdrage van 187 euro
dient te betalen, conform de primaire productie.

Is de bijdrage onafhankelijk van de hoeveelheid honing die men aan
de man of de vrouw wil brengen?

Ik hoop dat de minister mijn vragen heeft gehoord en ik dank hem bij
voorbaat voor zijn antwoord.
04.01 Mark Verhaegen (CD&V):
Le plus souvent, les apiculteurs
sont des amateurs qui récoltent le
miel principalement pour leur
usage privé et familial. Leur statut
d'acteur du marché alimentaire les
oblige à se faire enregistrer une
seule fois, et ceci gratuitement.
Les apiculteurs qui possèdent au
maximum 24 colonies relèvent de
l'exception qui prévoit que les
apiculteurs amateurs et les fermes
ne contribuent pas au financement
de l'AFSCA. Dans la pratique, les
apiculteurs sont souvent amenés à
pyer la taxe dès qu'ils vendent le
moindre pot de miel. Dans quels
cas précis la mesure d'exception
est-elle d'application?
04.02 Minister Rudy Demotte: Zoals u terecht opmerkt, zijn
Belgische imkers in hoofdzaak hobbyisten. Het is meestal niet hun
bedoeling om belangrijke inkomsten te genereren uit hun activiteit.
Dat was trouwens de hoofdreden om in het financieringsbesluit van
10 december 2005 in een vrijstelling te voorzien voor bijenhouders
met maximaal 24 bijenkorven, voor zover het geen beroepsactiviteit
betreft.

De heffing, waarvan de bijenhouders als primaire producent zijn
04.02 Rudy Demotte, ministre: Il
est en effet exact que les
apiculteurs belges sont pour la
plupart des amateurs. Etant donné
que dans la majorité des cas leur
intention n'est pas de générer
d'importants revenus, l'arrêté de
financement du 10 décembre 2005
prévoit une exonération de la taxe
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
vrijgesteld, bedraagt 187 euro. Ik merk op dat u spreekt over kolonies
en niet over bijenkorven. Ik heb inderdaad vastgesteld dat de
verschillende terminologie tot verwarring kan leiden. Om die
verwarring in de toekomst te vermijden, werd recent overeengekomen
met de bijenhouders dat de term bijenkorf vervangen zal worden door
de term kolonie. Die term geeft zeker in het Nederlands nauwkeuriger
weer wat precies wordt bedoeld met de vrijstellingsmaatregel.

Ik wil van de gelegenheid ook gebruikmaken om een aantal andere
misverstanden uit de weg te ruimen.

Bijenhouders met maximaal vierentwintig kolonies, die genieten van
een vrijstelling van de heffing als primaire producent, worden
eveneens vrijgesteld van andere eventuele heffingen van het FAVV,
voor zover dit de enige activiteit is die zij uitoefenen in de
voedselketen en voor zover zij uitsluitend de producten van hun eigen
bijenkolonies in de voedselketen brengen.

Ik wens hierbij nogmaals te benadrukken dat de verplichte registratie
van alle bijenhouders, zoals die bepaald is in het KB van 16 januari
2006, niet alleen van groot belang is voor de consument omwille van
de veiligheid van de producten, maar ook voor de dierengezondheid
en dus ook in het belang is van de bijenhouders zelf.
pour les apiculteurs qui possèdent
au maximum 24 ruches, pour
autant qu'il ne s'agisse pas d'une
activité professionnelle. La taxe
dont les apiculteurs sont exonérés
en leur qualité de producteur
primaire s'élève à 187 euros.

Etant donné qu'il pouvait y avoir
confusion, il a récemment été
convenu avec les apiculteurs que
le terme "ruche" serait remplacé
par le terme "colonie". Ce terme
donne en effet une idée plus
précise de l'importance de l'activité
visée par la mesure d'exonération.

Les apiculteurs qui possèdent au
maximum 24 colonies sont
exonérés de la taxe en tant que
producteurs primaires et sont
également exonérés d'autres
taxes éventuelles. Il doit
cependant s'agir de leur seule
activité dans la chaîne alimentaire.
De même, ils ne peuvent
introduire dans la chaîne
alimentaire que les produits de
leurs propres colonies.

L'enregistrement obligatoire de
tous les apiculteurs est très
important pour la sécurité du
consommateur mais aussi pour la
santé animale et, partant, pour les
apiculteurs eux-mêmes.
04.03 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de minister, een en ander
is mij nog niet helemaal duidelijk. U zegt dat de bijenhouders die
uitsluitend producten van hun eigen bijenkolonies in de voedselketen
brengen, vrijgesteld zijn van heffing. Betekent zulks dat men, vanaf
het ogenblik dat men een potje honing verkoopt aan kennissen, aan
vrienden of aan familie, alsdan onderhevig is aan die heffingsplicht of
valt men er buiten? Het gaat om hobbyisten die eigenlijk geen beroep
uitoefenen, maar die toch wel enkele potjes honing kunnen verkopen.
Dat is mijn cruciale vraag.
04.03 Mark Verhaegen (CD&V):
Les apiculteurs amateurs devront-
ils payer la redevance lorsqu'ils
vendent un pot de miel à des
connaissances ou à des membres
de leur famille, même s'il s'agit
exclusivement de produits de leurs
propres colonies?
04.04 Minister Rudy Demotte: Ik begrijp uw vraag eigenlijk niet goed.
Ik denk dat het duidelijk is. We hebben twee verschillende criteria.

Ten eerste, het gaat over het aantal kolonies. Dat aantal is dus
bepaald op vierentwintig.

Ten tweede, hij mag zijn eigen producten verkopen, maar geen
geïmporteerde producten of verwerkte producten die van een andere
producent zouden komen.

Is dat niet duidelijk?
04.04 Rudy Demotte, ministre:
Deux critères doivent être pris en
considération. Le nombre de
colonies peut s'élever à 24.
L'apiculteur peut vendre ses
propres produits, mais il lui est
interdit de vendre des produits
importés ou des produits
transformés d'un autre producteur.
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
04.05 Mark Verhaegen (CD&V): U bent heel duidelijk, mijnheer de
minister. Maar de controleurs op het terrein hebben blijkbaar daarover
een andere mening. Als u aan hen de uitleg geeft die u hier gaf dan
ben ik tevreden namens al degenen die deze ongerustheid delen.
04.05 Mark Verhaegen (CD&V):
Le ministre est très clair, mais il
ferait bien d'informer les
contrôleurs sur le terrain. Ils ont en
effet une opinion différente.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Mark Verhaegen aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"het businessplan en het benchmark in het kader van de financiering van het FAVV" (nr. 10867)
05 Question de M. Mark Verhaegen au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
'business plan' et le 'benchmark' dans le cadre du financement de l'AFSCA" (n° 10867)
05.01 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, het FAVV haalt zijn inkomsten uit twee bronnen, enerzijds de
overheidsdotaties en, anderzijds de bijdragen van de operatoren.
Deze bijdragen kunnen ingedeeld worden in toewijsbare en niet-
toewijsbare bijdragen. Deze laatste groep zijn de heffingen. Het is
logisch dat deze heffingen zo laag mogelijk moeten gehouden worden
zodat ­ typisch voor een systeem van communicerende vaten ­ de
toewijsbare bijdragen of retributies gevoelig verhoogd worden.

Mijnheer de minister, vandaag stellen we vast dat een en ander aan
verfijning toe is zonder de globale discussie over het zeer moeilijk tot
stand gekomen bijdragesysteem te heropenen. Ik herhaal dat we
regelmatig vaststellen dat een aantal verfijningen zich opdringen.
Soms worden geen grote prestaties geleverd tegenover toch een vrij
grote inbreng die men moet doen voor bepaalde prestaties. De
waarde van de transactie zou een zware aanrekening niet kunnen
verdragen. Soms worden beiden aangerekend. Ik denk bijvoorbeeld
aan de hoge personeelskosten die aangerekend worden. Men rekent
er nog de sociale lasten bij, de overheidskosten, de hoge anciënniteit.
Dat zijn allemaal zware kosten die voor prestaties doorgerekend
worden aan de verschillende sectoren uit de voedingsindustrie.

Een aantal anomalieën moet, mijns inziens, worden weggewerkt. Bij
de bespreking van het wetsontwerp inzake de financiering van het
FAVV werd door de minister toegezegd een soort businessplan op te
stellen, een soort langetermijnvisie waarin de diverse sectoren een
duidelijk beeld krijgen van hun bijdragen, gespreid in de tijd en in
functie van een aantal voortschrijdende maatregelen zoals de
autocontrole.

Mijnheer de minister, mijn vraag is dubbel. Is het businessplan over
de werking van het FAVV reeds voltooid? Zo ja, bent u bereid terzake
een grootschalige campagne te voeren ter attentie van de operatoren
zodat zij de zaak op het terrein eventueel mee kunnen sturen?

Ten tweede, hoever staat het met de vroeg aangekondigde
benchmarkstudie om de door het FAVV gemaakte kosten ook te
vergelijken met het buitenland? In de commissievergadering werd dit
ook even aangekaart. Volgens mij is zo'n studie nuttig. Kunt u het
Parlement op de hoogte brengen indien er een benchmarkstudie
gemaakt is?
05.01 Mark Verhaegen (CD&V):
L'Agence fédérale pour la Sécurité
de la chaîne alimentaire (AFSCA)
a deux sources de revenus, à
savoir la dotation de l'État et les
cotisations des opérateurs. Ces
dernières se répartissent en
cotisations ou prélèvements
attribuables et non attribuables. Ce
système doit être réévalué.
Certains prélèvements atteignent
en effet un montant assez élevé.
Les coûts de personnel ainsi pris
en compte sont souvent non
négligeables et incluent les
charges sociales, les frais
généraux ainsi qu'un calcul basé
sur le taux d'ancienneté maximal.

Lors des débats consacrés au
projet de loi de financement de
l'AFSCA, le ministre a annoncé un
businessplan ainsi qu'une vision à
long terme relative au
fonctionnement de l'agence. Tous
les secteurs impliqués devaient
avoir la possibilité de se faire une
idée précise de leurs cotisations.
Ce businessplan a-t-il déjà été
élaboré? Tous les opérateurs de
terrain en seront-ils avisés par une
grande campagne d'information?

Où en est l'étude de
référencement qui devait se
pencher sur les coûts imputés par
des organes de sécurité
alimentaire similaires en Europe?
05.02 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, mijnheer 05.02 Rudy Demotte, ministre:
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
Verhaegen, alvorens uw specifieke vragen te beantwoorden, wil ik
graag even dieper ingaan op uw bewering over de aanrekening door
het FAVV van de hoge personeelskosten. De loonkosten die worden
doorgerekend in de retributies aan het Voedselagentschap zijn
gebaseerd op de gemiddelde loonkosten van een inspecteur of een
controleur. In geen geval worden de loonkosten aan de hoogste
anciënniteit berekend.

Ik kan u eveneens meedelen dat de loonkosten op een zeer
transparante manier werden berekend en uitgebreid besproken in de
werkgroep Financiering en in het raadgevend comité van het FAVV,
alvorens de financieringsbesluiten aan de regering werden
voorgelegd.

Samen met de financieringsbesluiten werd eveneens het
businessplan van het FAVV goedgekeurd op de Ministerraad van 3
december 2004. Het businessplan is sinds meer dan een jaar te
raadplegen op de website van het agentschap en kan op eenvoudig
verzoek in gedrukte versie worden verkregen. Alvorens het aan de
Ministerraad werd voorgelegd, werd het businessplan eveneens
uitvoerig besproken in het raadgevend comité van het FAVV, waarin
de operatoren uit de voedselketen worden vertegenwoordigd via de
verschillende sectororganisaties.

U zult kunnen vaststellen dat in hoofdstuk 5 van het businessplan erin
wordt voorzien dat de bijdragen van de sectoren aanzienlijk zullen
dalen, naargelang de autocontrolesystemen in toenemende mate
worden ingevoerd.

U zult ook kunnen vaststellen dat de benchmarkstudie eveneens is
opgenomen in het businessplan van het FAVV. Dat gaat over
hoofdstuk 3, punt 10. De studie is momenteel nog niet beschikbaar.
Een benchmarking betekent dat alle aspecten in rekening moeten
worden gebracht. Het volstaat niet om een aantal punctuele
activiteiten te vergelijken. De bevoegdheid van het FAVV omvat een
heel breed programma van controles, waardoor de studie zeer
uitgebreid is.

Een bijkomende moeilijkheid heeft te maken met de grote diversiteit in
de verschillende Europese landen wat de wijze betreft waarop de
controles zijn georganiseerd. Daarenboven zijn in veel EU-lidstaten de
bevoegdheden inzake voedselveiligheid meer versnipperd over
verschillende overheden. Een aantal lidstaten werkt momenteel aan
een herziening van het financieringsmechanisme.

Ik stel 4 exemplaren van het businessplan van het FAVV ter
beschikking van de commissie, zodat de geïnteresseerden kennis
kunnen nemen van de details van de inhoud ervan.
Les coûts salariaux pris en compte
pour les cotisations dues à
l'AFSCA sont basés sur les coûts
salariaux moyens d'un inspecteur
ou d'un contrôleur. Ils ne sont
donc absolument pas calculés sur
la base du taux d'ancienneté le
plus élevé.

Les coûts salariaux sont calculés
de manière transparente. Ils ont
été examinés en détail au sein du
groupe de travail Financement et
du comité consultatif de l'AFSCA.

Le business plan de l'AFSCA a été
approuvé lors du Conseil des
ministres du 3 décembre 2004 et
peut être consulté depuis plus d'un
an déjà sur le site web de
l'AFSCA. Ce plan a en outre été
examiné au sein du comité
consultatif de l'AFSCA où tous les
opérateurs de la chaîne
alimentaire sont représentés par
l'entremise des organisations
sectorielles.

Le business plan prévoit une
réduction sensible des cotisations
sectorielles au fur et à mesure de
l'instauration des systèmes
d'autocontrôle.

L'étude comparative figure bien
dans le business plan mais elle
n'est pas encore disponible. Il
s'agit d'une étude très étendue
étant donné que l'AFSCA dispose
d'une vaste gamme de contrôles.
En outre, les contrôles sont
organisés selon des modalités
différentes dans les autres États
membres européens et les
compétences en matière de
sécurité alimentaire y sont
réparties entre diverses autorités.
Un certain nombre d'États
membres s'attellent à une
adaptation du mécanisme de
financement.
05.03 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de
minister voor zijn uitvoerig antwoord. Wij zullen de zaak op de voet
volgen. Het ziet ernaar uit dat het de goede kant uitgaat.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
06 Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
digitale uitrusting van geneeskundige centra" (nr. 10864)
06 Question de Mme Trees Pieters au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'équipement numérique des centres médicaux" (n° 10864)
06.01 Trees Pieters (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, ik heb een vrij korte vraag.

Vrijwel alle ziekenhuizen plaatsen tegenwoordig hun röntgenopnames
op een cd-rom. In het kader van de technologische ontwikkeling is het
een logische en goede gang van zaken. De uitrusting van de
geneeskundige centra van de FOD Volksgezondheid is daaraan
echter helaas niet aangepast.

Wanneer een patiënt zich bij een geneesheer met controleopdracht
aanmeldt, kan hij de röntgenfoto's op cd-rom niet bekijken. Hij
beschikt immers slechts over verouderde apparatuur.

Het lijkt mij aangewezen dat de geneesheren van de geneeskundige
centra ook over de nodige apparatuur zouden beschikken om hun
medisch onderzoek optimaal te kunnen uitvoeren.

Mijnheer de minister, daarom stel ik u een aantal vragen.

Bestaan er cijfers over het aantal geneesheren van geneeskundige
centra die beschikken over de nodige apparatuur om een cd-rom te
kunnen lezen? Met andere woorden, hoeveel centra hebben nood aan
nieuwe, aangepaste apparatuur?

Ten tweede, mijnheer de minister, hebt u plannen om de
geneeskundige centra van de FOD Volksgezondheid uit te rusten met
de nodige, digitale apparatuur om voornoemde cd-roms te kunnen
lezen?

Wat is het financiële plaatje?
06.01 Trees Pieters (CD&V):
Presque tous les hôpitaux
enregistrent leurs radios sur CD-
ROM. Les centres médicaux du
SPF Santé publique accusent du
retard par rapport à ce progrès de
la technologie. Lorsqu'un patient
se présente chez un médecin
contrôle, celui-ci ne peut même
pas visualiser les radios sur CD-
ROM en raison de la vétusté des
équipements de ces centres. Est-
on déjà en mesure, dans certains
centres du SPF Santé publique, de
lire des CD-ROM? Les centres où
l'on est toujours amené à utiliser
du matériel dépassé seront-ils
bientôt dotés d'équipements
adaptés?
06.02 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Pieters, de verbreiding van de digitale, medische beeldvorming en het
gebruik om patiënten hun röntgenopnames te bezorgen, maken
inderdaad dat de klassieke röntgenfoto's geleidelijk aan verdwijnen en
dat elektronische middelen, zoals de cd-rom, steeds belangrijker
worden als dragers van medische beelden.

Dat heeft tot gevolg dat zorgverstrekkers die de aldus opgeslagen
beelden willen bekijken, daartoe met de geschikte software moeten
zijn uitgerust.

Wat betreft de software, stellen wij vast dat de cd-roms ontworpen
door de beheerssystemen voor geïnformatiseerde röntgenfoto's in het
algemeen zelfstandig opereren. Voornoemde cd-roms beschikken,
behalve de specifieke beelden van het onderzoek, ook over de nodige
toepassingen voor de visualisatie en vergelijking van de grafische
bestanden.

Wat betreft het materiaal, beschikken wij niet over cijfers omtrent de
verspreiding van cd-romlezers binnen het informaticapark van de
medische centra. Desalniettemin wil ik erop wijzen dat het bewuste
06.02 Rudy Demotte, ministre:
Les CD-ROM qui ont été
développés par les systèmes
d'exploitation des radiographies
numériques fonctionnent
généralement de manière
autonome. Ces CD-ROM ne
comportent donc pas seulement
les images spécifiques relatives à
l'examen, mais aussi les
applications requises pour
visualiser et comparer les fichiers
graphiques.

Il n'existe pas de données
disponibles concernant la diffusion
de lecteurs de CD-ROM dans les
centres médicaux. Cependant,
l'appareil en question fait partie de
l'équipement standard des centres
depuis plusieurs années déjà. Son
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
toestel reeds verschillende jaren tot de standaardinformaticauitrusting
behoort. De aanschaf van het toestel is dus allesbehalve prijzig.
prix d'achat est d'ailleurs peu
élevé.
06.03 Trees Pieters (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, u kunt dus moeilijk antwoorden op mijn vraag. Er zijn geen
cijfers beschikbaar, wat jammer is. U weet dus niet waar men kan
werken met cd-rom's en waar niet. Voorts zegt u dat het toestel tot de
standaarduitrusting behoort. Wat betekent dit? Betekent dit dat de
meeste geneeskundige centra over de nodige apparatuur beschikken,
maar ze niet aanwenden of niet kunnen lezen?
06.03 Trees Pieters (CD&V): Le
ministre affirme que les lecteurs
de cd-rom font partie depuis des
années déjà de l'équipement
standard des centres médicaux
mais aucun chiffre n'est disponible
à ce sujet. Cela signifie-t-il que
tous les centres disposent d'un
lecteur mais qu'ils ne s'en servent
pas toujours?
06.04 Minister Rudy Demotte: Het antwoord werd mij bezorgd door
de administratie. Ik moet het ook interpreteren. Ik lees het als volgt:
de gewone weg die gevolgd wordt door de meeste instellingen, wat
betreft het gebruik van deze materialen. Het is een soort
overschakeling naar deze nieuwe technologieën. De precieze stand
van zaken, namelijk welke instellingen dat materiaal gebruiken en
welke nog niet beschikken over de cd-romlezers, kan ik hier niet
geven. Ik kan natuurlijk wel aan de administratie vragen u daarover
een antwoord te bezorgen.
06.04 Rudy Demotte, ministre:
Je demanderai à l'administration
de fournir une réponse à ce sujet à
la commission.
06.05 Trees Pieters (CD&V): Dat is belangrijk, anders heb ik geen
antwoord op mijn vraag. Uit het verstrekte antwoord kan ik werkelijk
niet opmaken of de geneesheren met controleopdrachten iets kunnen
doen met de cd-rom's. Stuurt u mij een schriftelijk vervolgantwoord
op? Hoe gaan wij te werk?

Medewerkster van de minister: Een aanvulling zal ter beschikking
gesteld worden van alle leden.
06.06 Trees Pieters (CD&V): Via het verslag?
De voorzitter: Nee, via het secretariaat van de commissie.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

Vraag nr. 10901 van mevrouw Lanjri wordt uitgesteld. Alle niet gestelde en niet uitgestelde vragen worden
geschrapt.
07 Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"het rookbeleid in jeugdhuizen en fuifzalen" (nr. 10959)
07 Question de M. Jef Van den Bergh au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
politique relative au tabagisme dans les maisons de jeunes et les salles de fêtes" (n° 10959)
07.01 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, het rookbeleid heeft de voorbije maanden al tot een
aantal vragen in deze commissie geleid. Ik wil er nog een aan
toevoegen, namelijk het rookbeleid in jeugdhuizen en fuifzalen.

Sinds het begin van dit jaar geldt een rookverbod in openbare
gebouwen. Hieronder vallen ook de gemeentelijke jeugdhuizen en
fuifzalen en het is maar de vraag wat daar precies moet gebeuren. In
heel wat gemeenten zijn discussies gestart over de invulling van het
rookverbod voor de jeugdhuizen en de fuifzalen, omdat de wetgeving
07.01 Jef Van den Bergh
(CD&V): Depuis le début de cette
année, une interdiction de fumer
est en vigueur dans les bâtiments
publics. Cette mesure concerne
également les maisons de jeunes
et les salles de fête communales.
La législation est toutefois vague,
ce qui entraîne de vives
discussions. Lorsque de telles
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
hierin vaag blijft. Er wordt immers niet gespecificeerd of jeugdhuizen
en fuifzalen worden opgevat als publieke infrastructuur dan wel als
horecaruimte. In vele gebouwen is die grens ook redelijk dun.

Indien deze gelegenheden worden beschouwd als publieke
infrastructuur, zijn zware investeringen nodig om de lokalen aan te
passen aan de nieuwe normen. Gemeenten wachten liever even met
investeringen, omdat zij in de nabije toekomst mogelijk een algemeen
rookverbod zien opduiken en dergelijke investeringen daarom niet
rendabel zouden zijn op langere termijn, om die terminologie te
gebruiken. Het probleem wordt nog moeilijker als het gaat om
jeugdhuizen of fuifzalen die in een vzw zijn georganiseerd of in
concessie zijn gegeven. Daarom graag wat meer duidelijkheid via
volgende vragen.

Ten eerste. Mijnheer de minister, wat is uw standpunt ten aanzien van
het rookverbod in jeugdhuizen en fuifzalen? Definieert u deze
gelegenheden als publieke infrastructuur dan wel als horecaruimte?

Ten tweede. Indien u de wet zo interpreteert dat jeugdhuizen en
fuifzalen onder publieke infrastructuur vallen, zullen er dan financiële
middelen worden voorzien om hen de kans te geven hun lokalen aan
te passen aan de huidige normen? Of beschouwt u dit als een
opdracht voor de lokale besturen?

Ten derde, werd met deze sector overleg gepleegd? Ik denk dan
specifiek aan de sector van de jeugdhuizen, die toch een aparte
plaats innemen in het uitgaansleven. Zij worden zelf niet graag
beschouwd als horeca omdat zij veel meer zijn, maar voor deze
reglementering is de grens natuurlijk erg dun. Daarom nog de vraag
of er specifieke richtlijnen zijn voor deze sector. Zo niet, zou het dan
niet zinvol zijn om met deze sector in overleg tot een specifieke
regeling te komen?
salles de fête sont considérées
comme des infrastructures
publiques, des investissements
importants sont nécessaires pour
adapter les locaux à la nouvelle
législation. Les communes ne sont
toutefois pas disposées à payer
les coûts parce qu'elles
s'attendent à une interdiction
générale de fumer dans un avenir
proche.

Quelle est la position du ministre?
Dégagera-t-il, le cas échéant, des
moyens financiers si les salles de
fête et les maisons de jeunes
communales devaient
effectivement relever du champ
d'application des infrastructures
publiques, de sorte que des
aménagements coûteux seraient
nécessaires? Des concertations
ont-elles été menées avec le
secteur de la jeunesse?
07.02 Minister Rudy Demotte: Ik zal mij in mijn antwoord beperken
tot uw drie zeer precieze vragen.

Ten eerste, het koninklijk besluit van 13 december 2005 tot het
verbieden van roken in openbare plaatsen omschrijft een openbare
plaats letterlijk als: "elke plaats waarvan de toegang niet beperkt is tot
de gezinssfeer". Dat is een citaat. Jeugdhuizen en feestzalen vallen
dus ook onder dat rookverbod.

Aangaande uw vraag of die ruimten onder de horeca-inrichtingen
vallen, gaat het erom een horeca-inrichting te beschouwen als een
plaats waar de belangrijkste en permanente activiteit erin bestaat
maaltijden of dranken voor te bereiden en/of voor consumptie ter
plaatse te bieden.

Binnen de categorie van horeca-inrichtingen moeten wij nog de
drankgelegenheden onderscheiden. De belangrijkste en permanente
activiteit van drankgelegenheden bestaat erin alcoholhoudende
dranken te verkopen zonder dat die verkoop moet samengaan met de
consumptie van een bereide maaltijd. Cafés en discotheken vallen
onder die categorie, alsook casino's.

De drie categorieën van inrichtingen, openbare plaatsen, horeca en
cafés, zijn aan andere regels onderworpen.
07.02 Rudy Demotte, ministre:
L'arrêté royal du 13 décembre
2005 portant interdiction de fumer
dans les lieux publics décrit un lieu
public comme un "lieu dont l'accès
n'est pas limité à la sphère
familiale". Les maisons de jeunes
et les salles de fêtes sont donc
soumises à l'interdiction de fumer.

Un établissement Horeca est
considéré comme un lieu où
l'activité principale et permanente
consiste à préparer des repas ou
des boissons et/ou à les servir
pour consommation sur place.
Parmi les établissements Horeca,
il convient encore de distinguer la
catégorie des débits de boissons.
Leur activité principale et
permanente consiste en la vente
de boissons alcoolisées non
accompagnée de la
consommation d'un repas préparé.
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23

In naleving van het besluit moeten jeugdhuizen en polyvalente zalen
dus duidelijk als openbare plaatsen worden beschouwd, en niet als
restaurants, discotheken of cafés. Hoewel sommigen die plaatsen als
horeca-inrichtingen zouden willen beschouwen, blijft het criterium van
permanente verkoop van alcohol nodig om een afwijking op het
rookverbod te verkrijgen. Die afwijking maakt het mogelijk om onder
precieze voorwaarden een rookzone te installeren. Wanneer dat niet
het geval is, dan valt de inrichting onder de categorie restaurant, waar
roken alleen is toegestaan in een gesloten lokaal dat daartoe bestemd
is.

In die plaatsen ­ ik spreek over de jeugdhuizen en fuifzalen ­ geldt
dus een volledig rookverbod, wat maakt dat er geen bijzondere
investering nodig is. Er moeten alleen voldoende rookverbodtekens
worden aangebracht aan de ingang en in de plaatsen zelf. Alleen in
gevallen waarin roken wel is toegestaan, moeten er investeringen
worden gedaan, en dat voornamelijk in ventilatiesystemen en
rookruimten.

Ten derde en ten laatste, er werd geen overleg gepleegd met de
vertegenwoordigers van openbare plaatsen, daar die categorie van
plaatsen een ontelbaar aantal inrichtingen omvat. In het kader van het
Federaal Fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik is er in 2006 in
communicatie voorzien ten aanzien van specifieke sectoren. Ik citeer
enkele voorbeelden: de kapsalons, de benzinestations en
overkoepelde speelpleinen. Er kunnen ook nog andere voorbeelden
worden aangehaald.
Les cafés, les discothèques et les
casinos tombent sous ce régime.
Les maisons de jeunes et les
salles polyvalentes sont à
considérer comme des lieux
publics et non comme des
restaurants, des discothèques ou
des cafés. Le critère de la vente
permanente d'alcool est
nécessaire pour l'obtention d'une
dérogation à l'interdiction de
fumer.

Les maisons de jeunes et les
salles de fêtes sont soumises à
une interdiction totale de fumer, si
bien qu'aucun investissement
spécifique n'est nécessaire. Il suffit
d'apposer un nombre suffisant de
pictogrammes signalant
l'interdiction de fumer à l'entrée et
à l'intérieur.

Là où il est autorisé de fumer, il
convient d'investir, essentiellement
dans des systèmes de ventilation
et dans des espaces fumeurs. Il
n'y a pas eu de concertation avec
les représentants de lieux publics,
car le nombre d'établissements
concernés est très important. Le
Fonds fédéral de lutte contre le
tabagisme prévoit pour 2006 une
communication spécifique à
l'intention des salons de coiffure et
des stations essence.
07.03 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, ik dank u voor uw heel duidelijk antwoord waarvan ik
echter even schrik. Ik ben immers nogal vertrouwd met jeugdhuizen.
Ik apprecieer uw duidelijkheid, maar ik denk dat dit zal botsen met de
realiteit. We zullen dat in de toekomst verder bekijken.
07.03 Jef Van den Bergh
(CD&V): La réponse est très claire
mais elle se heurtera à la réalité.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Interpellation de Mme Zoé Genot au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
non-respect généralisé de la réglementation sur les heures de travail des médecins candidats
spécialistes et plus particulièrement des prescrits de l'arrêté ministériel du 30 avril 1999 et les dangers
qu'il leur fait encourir ainsi qu'à leurs patients" (n° 830)
08 Interpellatie van mevrouw Zoé Genot tot de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de veralgemeende niet-naleving door de artsen kandidaat-specialisten van de
arbeidsduurreglementering, inzonderheid van het bepaalde in het ministerieel besluit van 30 april
1999, alsmede over de gevaren waaraan zij zich en hun patiënten daardoor blootstellen" (nr. 830)
08.01 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le ministre, en novembre
2005, interrogé au Sénat par Mme Defraigne sur le non-respect de
l'arrêté ministériel du 30 avril 1999 fixant les critères généraux
08.01 Zoé Genot (ECOLO): Naar
aanleiding van vragen gesteld
door mevrouw Defraigne in de
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24
d'agréation des médecins spécialistes, des maîtres de stage et des
services de stage, vous avez indiqué que vous aviez "donné mandat à
l'administration d'évaluer l'application de cet arrêté ministériel de
façon à en mesurer les effets".

Le 10 janvier 2006, ma collègue Muriel Gerkens et moi-même vous
avions interrogé sur le même sujet. Vous aviez indiqué que vous
donneriez instruction à votre administration et notamment au Conseil
supérieur des médecins spécialistes et des médecins généralistes
d'entreprendre de nouvelles démarches à propos du respect de cette
réglementation. Vous nous avez également signalé que vous vous
tiendriez à notre disposition sur les points sur lesquels nous
souhaiterions revenir.

Je vous remercierai donc de bien vouloir nous fournir quelques
précisions supplémentaires sur la réglementation, sur les résultats
des rapports et des démarches que vous indiquez avoir initiés, ainsi
que sur celles que vous comptez prendre pour faire effectivement
respecter cette réglementation. On ne peut présumer à partir de
l'absence de plainte de médecins candidats spécialistes auprès de la
commission d'agrément compétente que la réglementation est
effectivement respectée. Je pense que depuis les dernières
interpellations, vous avez eu l'occasion de recevoir tout comme moi
un certain nombre de mails de plaintes de jeunes qui montrent que la
situation est problématique.

En effet, il est particulièrement difficile pour le candidat de porter
plainte contre l'hôpital dans lequel il travaille ou contre le maître de
stage qui est par ailleurs chargé de l'évaluer dans le cadre de ses
études. Sous les seuls aspects des vingt-quatre heures maximums de
disponibilité continue, l'AMIF (Association des médecins
intrahospitaliers, ULB) et le GALUC (Groupement des assistants du
réseau hospitalier de St-Luc, UCL) constatent que les candidats
spécialistes sont amenés à enfreindre la loi afin d'assurer la continuité
des soins dans la majorité des services hospitaliers. Cette situation
ferait suite à un manque de médecins de première ligne dans les
hôpitaux. Cette problématique est répandue dans toute la
Communauté française, comme l'ont relevé l'AMIF et le GALUC dans
une lettre qui vous a été envoyée le 23 janvier 2006. Ces associations
mènent actuellement des enquêtes au sein de leurs réseaux
respectifs, afin de recenser les endroits de stage où l'arrêté Colla
n'est pas respecté.

Pouvez-vous confirmer ces informations? Pouvez-vous, suite aux
rapports que vous avez demandés à votre administration,
communiquer un état des lieux précis, hôpital par hôpital et service
par service, du respect de l'arrêté ministériel du 30 avril 1999? Si vous
ne disposez pas de ces informations, pouvez-vous prendre les
dispositions nécessaires pour les transmettre au parlement à brève
échéance?

L'article 5.18 de l'arrêté ministériel du 30 avril 1999 dispose que: "Le
maître de stage veille à l'établissement d'une réglementation
particulière régissant les rapports juridiques entre l'hôpital et les
candidats, les conditions d'organisation des gardes et les conditions
de travail, y compris les conditions financières, et comprenant les
dispositions relatives aux prestations de gardes à remplir et leurs
règles particulières de compensation. Cette réglementation
Senaat en vervolgens door
mevrouw Gerkens en mezelf,
kondigde u in november 1995 en
januari 2006 aan dat u uw
administratie had gelast de
toepassing van het ministerieel
besluit van 30 april 1999 tot
vaststelling van de algemene
criteria voor de erkenning van
geneesheren-specialisten, stage-
meesters en stagediensten te
beoordelen en maatregelen te
nemen om de bepalingen ervan te
doen naleven.

Men mag niet zomaar besluiten
dat de reglementering wordt
nageleefd omdat er geen klachten
van kandidaat-specialisten
binnenkomen. De betrokkenen zijn
immers afhankelijk van het
ziekenhuis of hun stagemeester.

Volgens de vereniging van
ziekenhuisartsen (ULB) en de
groepering van assistenten van
het ziekenhuisnetwerk Saint-Luc
(UCL) kunnen kandidaat-
specialisten vaak niet anders dan
de wet overtreden als ze de
continuïteit van de zorgverlening
willen waarborgen. De Franse
Gemeenschap kampt immers met
een nijpend tekort aan
eerstelijnsartsen. Kan u die
informatie bevestigen?

Kan u ons in detail meedelen in
hoeverre het ministerieel besluit
van 30 april 1999 wordt nageleefd
of ons die informatie spoedig
bezorgen?

In tegenstelling tot de bepalingen
van het ministerieel besluit ontving
de Hoge Raad van geneesheren-
specialisten en huisartsen ten tijde
van onze eerste vraag geen kopie
van de regelingen betreffende de
rechtsverhoudingen tussen het
ziekenhuis en de kandidaten die
onder de verantwoordelijkheid van
de stagemeesters moeten worden
uitgewerkt. Werden die regelingen
ondertussen al aan de Hoge Raad
voorgelegd?

Werden de reglementen door de
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
particulière est établie après concertation entre les candidats et
l'hôpital où est situé leur service de stage et doit être soumise à
l'approbation du Conseil supérieur des médecins spécialistes et des
médecins généralistes."

Dans votre dernière réponse, vous nous aviez indiqué que, en
infraction avec l'arrêté, le Conseil supérieur des médecins spécialistes
et des médecins généralistes, pourtant présidé par votre
représentant, M. Dercq, ne recevait pas ces réglementations
particulières. Vous nous aviez également indiqué avoir requis du
Conseil que celui-ci fasse appliquer la réglementation sur ce point et
que ces règlements lui soient transmis.

Pourriez-vous m'indiquer si ces règlements ont désormais été
transmis au Conseil? Pourriez-vous également m'indiquer si ces
règlements ont été approuvés par ce Conseil supérieur, si ceux-ci
détaillent suffisamment l'ensemble des points fixés par l'arrêté et s'ils
sont conformes à l'ensemble de ces autres dispositions?

Au cas où ces réglementations n'auraient pas été transmises au
Conseil ou n'ont pu être approuvées par celui-ci, quelles sont les
sanctions que vous avez adoptées?

Monsieur le ministre, une des conditions pour que l'arrêté ministériel
du 30 avril 1999 soit pleinement et uniformément appliqué est qu'il ne
subsiste aucune ambiguïté sur sa portée exacte. C'est la raison pour
laquelle j'aimerais que vous apportiez un certain nombre de
précisions.

L'article 5.21 dispose que, à la suite d'une garde "sur place", le
candidat a toujours droit à 12 heures de repos. Estimez-vous que ces
12 heures de repos doivent être prises en compte comme heures de
travail dans le calcul des 48 heures maximales fixées à l'article 5.17?

Par exemple, comment faut-il s'y prendre pour calculer si le seuil de
48 heures est franchi dans le cas où le candidat a droit, selon l'arrêté,
à 12 heures de repos faisant suite à une garde de dimanche, suivie
de quatre journées de 9 heures? Faut-il considérer que cette semaine
de travail est de 12 heures + (4 x 9 heures) = 48 heures et que l'on ne
peut y ajouter une prestation supplémentaire de 4 heures le samedi
ou bien que cette semaine, samedi matin compris, ne totaliserait que
(4 x 9 heures) + 4 heures, soit 40 heures?

L'article 5.8 dispose que le maître de stage donne la possibilité aux
candidats spécialistes d'effectuer un travail scientifique à raison d'au
moins 4 heures par semaine. Estimez-vous que ces 4 heures de
travail scientifique doivent être prises en compte comme heures de
travail dans le calcul des 48 heures maximales fixées à l'article 5.17?

Lorsqu'une garde de nuit est prestée la veille d'un jour de congé, par
exemple, le samedi ou la veille d'un jour férié légal, le candidat
spécialiste dispose-t-il du droit de récupérer ses 12 heures de repos
après la journée de congé ou ce droit à 12 heures de repos
compensatoire distinctes est-il "annulé" par la journée de congé?

L'arrêté royal stipule à l'article 5.17 que: "Un candidat spécialiste ne
peut être affecté à plus d'une garde sur trois week-ends, laquelle
garde se déroule entre le samedi midi et le lundi matin". Cette phrase
Hoge Raad goedgekeurd?
Voldoen ze aan de voorwaarden
opgenomen in het ministerieel
besluit?

Zo neen, in welke sancties werd er
voorzien?

Het ministerieel besluit kan enkel
correct worden toegepast, als het
geen ruimte voor interpretatie
openlaat.

Tellen de twaalf uren rust waarop
de kandidaat recht heeft na een
staande wacht, mee voor de
berekening van het maximum
aantal werkuren, nl. 48?

Tellen de vier uren
wetenschappelijk werk per week
waarop de kandidaat recht heeft,
mee voor de berekening van het
maximum aantal werkuren, nl. 48?

Valt het recht op de 12 uren rust
weg, indien een nachtwacht op de
vooravond van een verlof wordt
gepresteerd?

Kan u bevestigen dat de kandidaat
slechts een wachtdienst - van
maximum 24 uren - per drie
weekends mag vervullen?

Kan u in het licht van het arrest
Jaeger van het Hof van Justitie
van de Europese
Gemeenschappen bevestigen dat
de wachtdiensten moeten
meetellen voor de berekening van
de wekelijkse arbeidstijd? Is u
bereid die bepaling in het besluit
op te nemen?

Sommige ziekenhuizen stellen een
nieuwe regeling voor: een
volledige ochtend werken, gevolgd
door een namiddag rust,
vervolgens werken van 18 uur tot
8 uur 's ochtends en aanwezigheid
op zaterdagochtend. Voldoet zo
een werkregeling aan de
voorwaarden? Volgens mij moet
de namiddag waarop niet wordt
gewerkt als een onderbreking
worden beschouwd en niet als een
halve dag rust. Bent u het eens
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
est sujette à plusieurs interprétations. Si un candidat spécialiste doit
effectuer un rôle de garde entre le samedi midi et le lundi matin, il
enfreint l'article 5.23. On doit donc supposer que la garde se découpe
en deux périodes au moins: l'une le samedi, l'autre le dimanche.
Pouvez-vous confirmer que l'on doit considérer que le candidat
spécialiste ne peut effectuer plus d'une période de maximum 24
heures sur trois week-ends?

Estimez-vous qu'en vertu de l'arrêt Jaeger rendu par la Cour de
justice des Communautés européennes le 9 septembre 2003, disant
pour droit que les heures de garde sur place doivent être assimilées à
des heures de travail pour le calcul de la durée de travail maximale, la
primauté du droit européen implique que les gardes doivent
désormais être prises en compte pour le calcul de la durée de travail
hebdomadaire maximale de 48 heures fixée à l'article 5.17 de l'arrêté,
et ce quand bien même cet article spécifiait quant à lui que les gardes
n'étaient pas prises en compte pour le calcul de cette durée de temps
de travail maximale? Êtes-vous prêt à insérer cette précision au sein
même du texte de l'arrêté?

Suite aux diverses actions pointant ce problème des gardes
insoutenables, certains hôpitaux proposent un nouveau système
d'organisation: travail toute la matinée, après-midi de repos, puis
travail de 18.00 heures à 08.00 heures le lendemain et présence le
samedi matin. Ce type d'horaire est-il conforme? Il me semble que
l'après-midi non travaillée doit être considérée comme une
interruption et non comme un repos. Confirmez-vous cette lecture?

Combien de gardes un PG peut-il prester par mois? L'arrêté Colla en
prévoit maximum une tous les cinq jours, soit six par mois. Il est
souvent d'usage que le jeune qui a pris ses vacances se voit obligé
ensuite de multiplier les gardes avant et après son congé. Est-ce
conforme?

Etes-vous disposé à adresser aux hôpitaux, aux maîtres de stage et
aux étudiants une circulaire ministérielle rappelant les prescrits de
l'arrêté et précisant tous ces éléments? Ils sont appliqués de manière
très différente sur le terrain et personne n'est capable, actuellement,
de savoir exactement comment ils doivent être appliqués. Il est donc
urgent d'éclaircir la situation.

Monsieur le ministre, la situation de non-respect de la réglementation
met chaque jour des vies en danger, qu'il s'agisse de médecins
candidats spécialistes qui courent des risques accrus d'accidents de
roulage ou autres sur le chemin du travail ou des patients qui risquent
des erreurs médicales dues à l'état de fatigue.

Je voudrais vous lire des extraits des nombreux e-mails que nous
avons reçus suite aux premières interpellations. Il en ressort que ces
jeunes sont épuisés.

"Avez-vous une idée de notre salaire? Une nuit passée à travailler
d'arrache-pied: 17 euros net. Je commande une pizza, je dépense la
moitié de ma nuit. Scandaleux! Et je commence à en avoir ras-le-bol
de foutre ma vie en l'air pour cela".

"Je suis au bord l'épuisement physique mais surtout moral. Ce qui me
réconforte, c'est de savoir que je ne suis pas le seul. Je vous
met die interpretatie?

Hoeveel wachtdiensten mag een
kandidaat-specialist maandelijks
vervullen? Het is de gewoonte dat
jonge artsen voor en na hun
vakantie meer wachtdiensten
toegewezen krijgen. Is dat
wettelijk?

Bent u bereid aan de
ziekenhuizen, de stagemeesters
en de studenten een ministeriële
circulaire te richten waarin u de
voorschriften van het besluit in
herinnering brengt en al die punten
verduidelijkt?

Het niet naleven van de
regelgeving brengt elke dag levens
in gevaar.

Ik hoop dat u me op al die punten
zal kunnen geruststellen. Zoniet
zal ik een motie van aanbeveling
indienen waarin ik vraag dat de
regelgeving zou worden nageleefd
en dat een circulaire zou worden
uitgevaardigd om een en ander te
verduidelijken. Dat lijkt me een
minimum.
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27
demande seulement d'imaginer un seul instant que beaucoup de
patients sont pris en charge par un assistant qui n'a pas dormi et qui
doit encore prester des heures entières dans le service. Tout cela
pourquoi? Je ne sais pas. Je dois aller au contrôle technique. Quand
vais-je y aller? Je ne peux pas m'absenter. Je dois voir mes parents
avec qui je me suis engueulé. Je ne peux pas les revoir."

Nous avons reçu de nombreux e-mails de jeunes qu'on sent au bord
de l'épuisement moral et qui ne sont plus capables de faire face ni à
leur vie quotidienne ni, à mon avis, au travail qu'ils sont censés
exécuter dans nos hôpitaux.

Le problème est bien connu maintenant et je pense qu'il est de ma
responsabilité, en tant que parlementaire, de revenir sur ce point et
demander un certain nombre de clarifications.

J'espère que vous allez pouvoir me rassurer sur l'ensemble de ces
points. Si ce n'est pas le cas, je me permettrai de déposer une motion
de recommandation demandant des choses peu utopistes, telles que
le respect de cette réglementation ainsi qu'une circulaire pour clarifier
les choses. Cela me paraît être le minimum à l'heure actuelle.
08.02 Rudy Demotte, ministre: Monsieur le président, madame
Genot, en réponse à vos questions, je souhaite confirmer une
nouvelle fois que l'application correcte de l'arrêté ministériel du
30 avril 1999 est très importante, tant dans l'intérêt des patients que
dans celui des médecins.

Premièrement, vous mentionnez que les candidats spécialistes sont
amenés à violer la loi dans certaines situations afin d'assurer la
continuité des soins. Si un manque de médecins de garde dans les
hôpitaux est à la base de ce genre de situations, les hôpitaux portent
alors une responsabilité. D'ailleurs, je ne peux confirmer qu'à l'heure
actuelle, le nombre de médecins disponibles serait insuffisant.

Deuxièmement, en ce qui concerne l'inventaire et l'approbation des
réglementations spéciales, dont il est question à l'article 5.18 de
l'arrêté ministériel susmentionné, je ne dispose toujours pas d'un
aperçu.

Troisièmement, les mandats des membres du Conseil supérieur des
médecins spécialistes et des médecins généralistes sont
actuellement échus et la procédure de nomination du nouveau
Conseil pourrait être clôturée dans quelques semaines.

Quatrièmement, dans le nouveau Conseil, tant des candidats
spécialistes que des candidats médecins seront représentés.

Cinquièmement, dès que le nouveau Conseil supérieur sera installé,
je demanderai au président de mettre sur pied un groupe de travail
chargé d'examiner comment éviter à l'avenir les problèmes relatifs à
l'application de l'arrêté ministériel du 30 avril 1999.

Sixièmement, j'ai constaté que le Conseil supérieur des médecins
spécialistes et des médecins généralistes ne s'est plus réuni les
derniers mois. Néanmoins, j'essaierai d'obtenir à court terme un
rapport sur cette problématique.
08.02 Minister Rudy Demotte: Ik
bevestig dat een correcte
toepassing van het ministerieel
besluit van 30 april 1999 zeer
belangrijk is.

Wat het eerste punt betreft: u zegt
dat de kandidaat-specialisten
genoodzaakt zijn de wet in
sommige situaties te overtreden
teneinde de continuïteit van de
verzorging te garanderen. Als dat
soort situaties ontstaat doordat er
in de ziekenhuizen onvoldoende
artsen met wachtdienst zijn, dan
dragen de ziekenhuizen daarin
ook een verantwoordelijkheid. Ik
kan enkel bevestigen dat het
aantal beschikbare artsen
ontoereikend zou zijn.

In verband met het tweede punt
beschik ik nog altijd niet over een
overzicht.

Wat het derde punt betreft: de
mandaten van de Hoge Raad van
geneesheren-specialisten en
huisartsen zijn thans verstreken en
de procedure voor de benoeming
van de nieuwe Raad zou over
enkele weken kunnen worden
afgerond.

Met betrekking tot het vierde punt
kan ik stellen dat zowel kandidaat-
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28
Septièmement, pour ce qui est des questions de détail vis-à-vis des
divers points repris à l'article 5 de l'arrêté ministériel du 30 avril 1999,
vous aurez mesuré que je souhaite attendre les conclusions du
groupe de travail que je compte créer avant de me prononcer.

Vous aurez aussi compris que les sept points que je viens de citer
bâtissent une stratégie de réponse construite avec l'ensemble des
acteurs concernés. J'ai aussi demandé que chaque participant à ce
processus prenne ses responsabilités.
specialisten als kandidaat-
huisartsen in de nieuwe Raad
zullen zijn vertegenwoordigd.

Inzake het vijfde punt deel ik u
mee dat zodra de nieuwe Hoge
Raad zal zijn geïnstalleerd, ik de
voorzitter zal vragen een
werkgroep in te stellen die zal
onderzoeken hoe de problemen
met betrekking tot de toepassing
van het ministerieel besluit van 30
april 1999 kunnen worden
voorkomen.

Ten zesde: de Raad is al
maandenlang niet meer
bijeengekomen. Ik zal trachten
daarover een verslag te verkrijgen.

Wat het zevende punt betreft: in
verband met artikel 5 van het
ministerieel besluit van 30 april
1999 verkies ik te wachten op de
conclusies van de werkgroep
alvorens mij daarover uit te
spreken.
08.03 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le ministre, j'apprends avec
plaisir que les candidats seront associés lors du prochain Conseil.
C'est néanmoins la seule bonne nouvelle que j'entends à l'heure
actuelle.

Mme Defraigne avait déjà soulevé le problème en novembre 2005. Il
ne s'agissait pas d'un élément nouveau, étant donné que l'on en
parlait déjà depuis quelques années. Aujourd'hui, vous m'annoncez la
mise en place future d'un groupe de travail. Vous admettez vous-
même que l'on ne dispose toujours pas d'un aperçu de la situation
mais que ce groupe tentera de l'éclaircir. J'espère que ce groupe de
travail sera très vite mis sur pied, lors du prochain Conseil dans
quelques semaines, et qu'il pourra rapidement se mettre au travail.
De fait, au vu de la situation, on ne peut continuer sur cette voie. On
ne peut reporter à tous les six mois la promesse d'un rapport, d'un
groupe de travail, etc. Il y a six mois, monsieur le ministre, vous nous
disiez avoir demandé un rapport et un aperçu. Aujourd'hui, nous
n'avons toujours rien à notre disposition.
08.03 Zoé Genot (ECOLO): Het
enige positieve nieuws is dat de
kandidaten bij de nieuwe Raad
worden betrokken.

U kondigt aan dat een werkgroep
een toestand zal moeten
doorlichten die reeds verscheidene
jaren voor problemen zorgt. Ik
hoop dat die groep snel aan de
slag kan gaan.
08.04 Rudy Demotte, ministre: Madame Genot, à la suite de ma
réponse, vous aurez compris que je fais face à un problème qui est,
vu sous l'angle de l'autorité publique, insolvable. Je ne dispose pas de
source précise ni de monitoring. Les réactions individuelles que
j'entends et que j'écoute attentivement ne me permettent pas d'ajuster
la situation. Je suis confronté à un vrai problème. C'est la raison pour
laquelle, en réponse à ce problème, je propose une méthodologie.
Madame Genot, vous avez raison; il se pose depuis plusieurs années.

L'organe est actuellement en recomposition. Dans cet organe, les
deux catégories de candidats doivent au moins être représentées afin
08.04 Minister Rudy Demotte:
Het probleem kan enkel verholpen
worden, nadat het nauwkeurig in
kaart is gebracht. Daarom stel ik
een werkwijze voor waarmee we
het probleem, dat ik heb
overgeërfd, kunnen ondervangen.
Hoe dan ook moeten de twee
categorieën in de nieuwe Raad
vertegenwoordigd zijn.
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
qu'elles puissent donner leur opinion en voie directe.
08.05 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le ministre, je me permettrai
de vous interroger à nouveau dans quelques mois en espérant que le
groupe de travail sera lancé et aura un agenda très précis à me
soumettre à cette occasion-là.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

Le président: Mme Lejeune n'est pas là. Sa question n° 11021 est supprimée. M. Chastel n'est pas là. Je
supprime sa question n° 11039.
09 Vraag van mevrouw Hilde Dierickx aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
hartcentra" (nr. 11054)
09 Question de Mme Hilde Dierickx au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les
centres cardiaques" (n° 11054)
09.01 Hilde Dierickx (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, het aantal hartoperaties gaat nu al in dalende lijn.

Er is de recente uitbreiding van de terugbetaling van de DES, de drug-
eluting stent of de Verhofstadt-stent, van de diabetici naar de hele
patiëntenpopulatie. Daardoor zal het aantal coronaire overbruggingen
nog verder dalen. Wat de kleppathologie betreft, zijn er de
endovasculaire behandelingen, onder andere via de lies en via
klepherstel, die allemaal gebeuren zonder operatie.

Mijnheer de minister, is het juist dat u een aantal B3-centra wil sluiten,
centra die niet meer voldoen aan de criteria wegens te weinig
activiteiten? Verliezen die centra dan hun erkenning? Is het de
bedoeling alle eventueel vrijgekomen B3-erkenningen aan nieuwe
aanvragende centra toe te kennen? Is het in dat opzicht niet nuttiger
en veel goedkoper een aantal B1-centra op te waarderen tot B2-
centra? Er is immers geen fundamenteel verschil tussen een cathlab
van een B1-centrum of een van een B2-centrum. Na het coronair
stenten moet een cardio-vasculair chirurg niet steeds meer stand-by
zijn, aangezien een dringende operatie na het coronair stenten nog
zelden of nooit meer voorkomt. Een B2-centrum moet natuurlijk
blijven samenwerken met een B3-centrum.
09.01 Hilde Dierickx (VLD): Le
nombre d'opérations cardiaques
est en baisse. Grâce à la décision
qui a été prise récemment de
rembourser le Drug Eluting Stent
(DES), le nombre de pontages
coronariens pourra également
diminuer. Il existe par ailleurs
également de nouveaux
traitements endovasculaires pour
les valvulopathies.

Est-il exact que le ministre a
l'intention de fermer un certain
nombre de centres B3 étant donné
que la réduction du volume de
leurs activités ne leur permet plus
de répondre aux critères? Ces
centres perdront-ils leur
agrément? Tous les agréments B3
ainsi libérés seront-ils attribués à
de nouveaux centres ? Ne serait-il
pas plus utile et moins onéreux de
requalifier un certain nombre de
centres B1 en centres B2? Il
n'existe en effet plus de différence
fondamentale entre un cathlab
d'un centre B1 et celui d'un centre
B2. Les opérations urgentes après
le placement d'un stent coronarien
sont en effet devenues rares.
09.02 Rudy Demotte, ministre: Madame Dierickx, nous sommes
devant un problème de programmes de soins qui inclut entre autres
problématiques celle du seuil d'activité. Et cela vaut tant pour la
chirurgie cardiaque elle-même que pour les éventuelles interventions
cardiologiques percutanées. Les normes minimales d'activité doivent
être déterminées par des données extraites de la littérature
scientifique, nationale et internationale. À ce sujet, la littérature
internationale récente montre que le but d'assurer une sécurité
09.02 Minister Rudy Demotte:
Om de patiënten zo goed mogelijk
te beschermen moeten we
minimale activiteitsdrempels
opleggen in functie van de
gegevens uit de wetenschappelijke
literatuur, en dit zowel voor de
hartchirurgie als voor de percutane
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
30
optimale au patient doit être celui du ministre de la Santé publique. À
cet effet, la diminution constatée de l'activité de certains centres de
chirurgie cardiaque est liée à l'évolution des techniques, comme vous
l'avez mentionné. Selon vos informations, cette diminution menace
l'existence de certains centres dont le niveau d'activité ne serait plus
suffisant pour que les autorités compétentes maintiennent l'agrément.

Je ne suis pas convaincu que cette diminution soit sans poser de
grands problèmes dans un pays où la densité des centres est de loin
supérieure à celle des autres pays d'Europe. Voici quelques chiffres:
on compte 29 centres en Belgique contre 15 aux Pays-Bas, pays
pourtant plus peuplé, et 9 en Suède ou en Autriche.

Je ne partage pas l'avis selon lequel il faut en déduire de permettre le
fonctionnement d'un centre de dilatation hors du fonctionnement d'un
service de chirurgie cardiaque et de sa présence sur le même site. Le
risque même diminué de devoir intervenir en cas de complication
n'est compensé par aucun bénéfice de santé publique pour le patient.
Et ceci concerne tout de même plusieurs dizaines de patients par an.
Dans le respect de cette logique, je suivrai donc la ligne décrite
précédemment: il faut garantir la santé publique, elle-même
dépendant de seuils d'activité et de la mise en corrélation de certaines
prestations qui doivent avoir lieu sur le même site. Voilà la réponse
que je puis vous fournir à ce stade.
interventies. Sommige centra
zouden door hun dalende
activiteiten inderdaad hun
erkenning kunnen verliezen, maar
de concentratie van de centra ligt
in België hoger dan in andere
landen. Zo beschikken we
bijvoorbeeld over 29 centra
tegenover zes in Zweden.

Wegens het gevaar op
complicaties ben ik gekant tegen
aparte diensten voor
hartcatheterisatie buiten de centra
voor hartchirurgie.
09.03 Hilde Dierickx (VLD): Mijnheer de minister, u bent er niet voor
te vinden om de B1-centra op te waarderen?
09.03 Hilde Dierickx (VLD): Le
ministre n'est donc pas favorable à
la proposition visant à revaloriser
les centres B1 en centres B2?
09.04 Minister Rudy Demotte: Ik vind het een slecht idee. In de
internationale literatuur die daarrond bestaat, bewijst men dat het
scheiden van de behandelingen B2 en B3 een gevaar kan zijn. U weet
dat de interventies die gebeuren door de verschillende B2-centra
kunnen leiden tot een spoedige cardiale interventie. Men moet over
een vergunning beschikken en erkend worden als een B3-centrum. Ik
denk dat er een echt gevaar bestaat indien er ter plaatse geen
verbinding is tussen B2 en B3.
09.04 Rudy Demotte, ministre: À
mon avis, ce n'est pas une bonne
idée. Selon la littérature
internationale, il est dangereux de
scinder les traitements B2 et B3.
Les interventions pratiquées par
des centres B2 peuvent nécessiter
une intervention cardiaque
urgente, et partant, un agrément
de centre B3. L'absence de liaison
entre B2 et B3 dans un centre peut
déboucher sur des situations
dangereuses.
09.05 Hilde Dierickx (VLD): Niet iedereen is daarvan overtuigd want
het komt nog maar heel zelden voor dat men moet ingrijpen.

Dank u voor uw antwoord.
09.05 Hilde Dierickx (VLD): Tout
le monde n'en est pas persuadé. Il
est encore très rare de devoir
intervenir.
09.06 Minister Rudy Demotte: De risico's zijn groot. Het gebeurt
zelden, maar het gebeurt.
09.06 Rudy Demotte, ministre:
Des risques subsistent. Le
problème se pose en effet
rarement, mais il n'est pas exclu.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
31
Brusselse huisartsendienst Médinuit" (nr. 11073)
10 Question de M. Bart Laeremans au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
service de médecins généralistes bruxellois Médinuit" (n° 11073)
10.01 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, uit
het antwoord van Vlaams minister Bert Anciaux, een voormalige
collega van u, op een vraag van een lid van het Vlaams Parlement
blijkt dat er nog heel wat onduidelijkheden zijn in verband met de
wachtdiensten voor huisartsen in Brussel en zelfs, bij uitbreiding, in
verband met de wachtdiensten in heel het land zelfs.

U hebt op 13 januari 2006 een koninklijk besluit uitgevaardigd met de
voorwaarden voor subsidie. Daarin zit onder meer vervat: een
meertalig onthaal. Dat staat in artikel 4, paragraaf 2, ten derde. Maar
er wordt helemaal niet aangewezen of duidelijk gemaakt voor welke
wachtposten dat allemaal geldt. Vanuit Vlaanderen is dan ook de
kritiek gekomen dat de tekst op maat van de Brusselse
huisartsenpraktijken, wachtposten, is gesneden, maar niet op maat
van de wachtposten elders.

Ook stelde minister Anciaux dat er ondertussen geen verbetering is
gekomen inzake de Molenbeekse wachtdienst Médinuit, reden
waarom hij de Nederlandstalige huisartsen zou oproepen hun
medewerking aan Médinuit af te bouwen.

Is het koninklijk besluit ­ mijnheer de minister, ik kom daarmee tot
mijn vragen ­ inderdaad ook van toepassing op wachtposten buiten
de hoofdstad? Of heb ik het verkeerd gelezen en is het enkel bedoeld
voor de wachtposten in de hoofdstad?

Wat wordt er bedoeld met "een meertalig onthaal?" Over welke
taalkennis moet men beschikken? Wat is eigenlijk het opzet van dat
meertalig onthaal?

Wat betekenen die bepalingen specifiek voor de wachtposten in
Brussel? In welke talen moet het onthaal daar verlopen? Kan het
bijvoorbeeld zijn dat een wachtpost zegt: wij willen subsidiëring en wij
zijn tweetalig bijvoorbeeld, Arabisch-Engels, want dat is de wettelijke
vereiste: u vraagt een meertalig onthaal? Kunt u zich dat indenken,
mijnheer de minister, dat u subsideert als er een Arabisch-Engelse
wachtpost wordt gerealiseerd?

Is het niet logisch dat die wachtpost bijvoorbeeld Frans kent? Zou het
niet elementair zijn volgens u, mijnheer de minister, dat die Frans
kent? Mij lijkt dat nogal logisch. Maar hetzelfde geldt voor de
taalkennis van het Nederlands natuurlijk. Dat is de andere taal in
Brussel. Brussel is een tweetalige stad. Ook dat lijkt mij nogal
elementair.

Waarom, als u het anders bekijkt, wordt het Nederlands op een
andere wijze behandeld dan het Frans, als u zou zeggen dat het
Frans wel noodzakelijk is maar het Nederlands niet?

Waarom wordt enkel meertaligheid gevraagd inzake het onthaal en
niet inzake de verzorging?

Ten derde, waarom wordt enkel in meertaligheid voorzien inzake het
onthaal en niet inzake de verzorging? Ook die is immers toch
10.01 Bart Laeremans (Vlaams
Belang): Il ressort d'une réponse
du ministre flamand, M. Anciaux, à
des questions posées au
Parlement flamand à propos des
postes de garde de médecine
générale à Bruxelles, que de
nombreux problèmes se posent
toujours non seulement dans la
capitale, mais aussi dans tout le
pays.

L'arrêté royal du 13 janvier 2006
énumère les conditions requises
pour l'intervention dans le
financement des postes de garde,
comme le fait de "disposer d'un
accueil multilingue". Cependant, il
n'est pas clairement établi à quels
postes de garde ces conditions
s'appliquent. Des critiques fusent
du côté flamand, selon lesquelles
ces conditions auraient été taillées
sur mesure pour les postes de
garde bruxellois.

Selon M. Anciaux, aucune
amélioration n'a été notée en ce
qui concerne le bilinguisme du
poste de garde Médinuit à
Molenbeek. Aussi a-t-il invité les
médecins généralistes flamands à
mettre un terme à leur
collaboration avec ce poste.

L'arrêté royal s'applique-t-il aussi
aux postes de garde situés à
l'extérieur de Bruxelles?
Qu'entend-on par "accueil
multilingue"? Cela signifie-t-il qu'il
suffit de connaître plus qu'une
seule langue ou vise-t-on
spécifiquement la connaissance
du néerlandais et du français?

Pourquoi seul l'accueil doit-il être
bilingue et non le traitement en
tant que tel? Il me semble logique
qu'un patient puisse être soigné
dans sa propre langue, dans les
services d'urgence mais aussi
dans les services de garde de
médecins généralistes
subventionnés. Quels efforts ont
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
32
belangrijk. Daarnet hadden we het debat over de spoeddiensten,
maar ook in de huisartsenwachtposten die gesubsidieerd zijn lijkt het
me logisch dat men ook kan verzorgen in het Nederlands. Welke
inspanningen werden intussen geleverd om Médinuit meertalig te
maken? Hoe komt het dat de dienst in de praktijk nog altijd geen
Nederlandstalige verzorging kan verzekeren?

Ten vierde, zijn er in Brussel intussen nog andere gelijkaardige
initiatieven? Zo ja, waar? Wie houdt er zich mee bezig? Worden die
ook gesubsidieerd? Kunt u daar duidelijkheid over geven?

Ten slotte, mijnheer de minister, hoe reageert u op het antwoord van
Vlaams minister Anciaux op de vragen van Vlaamse parlementsleden
over deze kwestie?
été faits pour assurer le
bilinguisme de Médinuit? Pourquoi
ce service ne dispose-t-il toujours
pas de personnel soignant qui
maîtrise la langue néerlandaise?

Des initiatives similaires ont-elles
entre-temps été prises à
Bruxelles? Sont-elles également
subventionnées? Comment le
ministre réagit-il à la réponse
fournie par le ministre Anciaux?
10.02 Minister Rudy Demotte: Mijnheer Laeremans, ten eerste: bij
het lezen van het koninklijk besluit zult u ongetwijfeld vastgesteld
hebben dat het van toepassing is op alle agglomeraties van meer dan
150.000 inwoners. Dat maakt dat het ook van toepassing is op andere
steden dan op de hoofdstad: het gaat hier dus over Antwerpen, Gent,
Luik en Charleroi om precies te zijn.

Ten tweede. Dit ontwerp van koninklijk besluit richt zich op de
wachtposten in de grootsteden en besteedt bijzondere aandacht aan
de wachtposten gelegen in de interventiezones van het
grootstedenbeleid. In die context spreekt het voor zich dat de
mogelijkheid om een tweetalig onthaal te organiseren een
meerwaarde betekent. Ik wil erop aandringen dat het hier gaat om
een evaluatiecriterium voor de projecten en niet om een verplichte
voorwaarde die zonder enige flexibiliteit wordt toegepast.

Ten derde. De organisatie van Médinuit steunt op een actieve
samenwerking tussen Franstalige en Nederlandstalige artsen van de
betrokken kringen. Niets wijst er dus op dat de zorgen niet minstens
tweetalig verstrekt zouden worden. Toch wil ik erop aandringen dat
we het onderscheid moeten maken tussen een wachtpost en een
ziekenhuis. De wachtpost bestaat naast andere wachtinitiatieven en
de patiënt is volledig vrij om daar een keuze tussen te maken.
Bovendien nemen artsen op volledig vrijwillige basis deel aan een
wachtpost. In feite gaat het dus om een manier om deel te nemen aan
een wachtfunctie. In casu gaat het dus om een privéplaats die in geen
geval onder de taalkundige reglementeringen valt inzake het
taalgebruik in zorginstellingen.

Ten vierde. Er werd een oproep gelanceerd voor de oprichting van
een of meerdere nieuwe posten in Brussel. Ik beschik niet over
informatie over de eventuele nieuwe projecten die in dit kader kunnen
worden gefinancierd.

Ten vijfde. Ik heb geen gedetailleerde kennis over het antwoord van
minister Anciaux. Ik heb het pas kunnen lezen, maar ik kan daarover
nog niets zeggen. Als hij een oproep lanceert om Médinuit af te
bouwen, door de verschillende Nederlandstalige artsen die nu
deelnemen aan het project Médinuit op te roepen zich terug te
trekken, dan zullen de Nederlandstaligen immers nog minder kunnen
worden verdedigd.

Dat lijkt mij a priori ­ men moet het natuurlijk nog in de diepte nagaan
10.02 Rudy Demotte, ministre:
L'arrêté royal ne s'applique pas
qu'à Bruxelles mais à l'ensemble
des agglomérations comptant plus
de 150.000 habitants. Il consacre
une attention particulière aux
postes de garde situés dans les
zones d'intervention relevant de la
politique des grandes villes. Un
accueil bilingue constitue une
valeur ajoutée. Je souligne qu'il
s'agit en l'espèce d'un critère
d'évaluation pour les projets en
cours et non d'une condition
obligatoire et rigide.

Médinuit est le fruit d'une
collaboration entre différents
cercles de médecins
francophones et néerlandophones.
Aucun élément n'indique que le
service ne serait pas assuré dans
les deux langues. Il convient
d'établir une distinction entre un
poste de garde et un hôpital. Un
poste de garde constitue une
initiative privée qui ne relève pas
de la réglementation en matière
d'emploi des langues. En outre, le
patient est libre de choisir lui-
même le poste de garde
spécifique auquel il souhaite
s'adresser ou non.

Un appel a été lancé en vue de la
création de nouveaux postes de
garde à Bruxelles. Je ne dispose
pas d'informations sur les projets
qui peuvent être financés dans ce
cadre.

Je ne connais pas la réponse
exacte fournie par le ministre
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
33
­ een beetje paradoxaal.
flamand, M. Anciaux. Sa
proposition de mettre un terme à
la collaboration des médecins
néerlandophones au sein de
Médinuit me paraît toutefois
paradoxale puisque que le service
n'y serait de ce fait plus assuré en
néerlandais.
10.03 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, er is
vandaag veel paradoxaal aan wat u zegt. U zegt dat het weldegelijk
van toepassing is op alle huisartsenwachtposten van heel het land,
van alle agglomeraties. Als u weet wat de taalwetgeving is in heel het
land en als u weet dat er in Wallonië Frans wordt gesproken en in
Vlaanderen Nederlands ­ dat zijn eentalige gebieden ­ dan zie ik echt
niet in waarom ergens in uw bepalingen, in artikel 4, §2, 3°, het
volgende staat: "De tussenkomstaanvragen ingediend door de
tussenkomende partijen moeten aan volgende voorwaarden voldoen:
beschikken over meertalig onthaal..." Dat betekent dat men in Luik
tweetalig, drietalig of viertalig moet zijn.

Ten eerste, met "meertalig onthaal" kan men alle kanten uit.

Ten tweede, dat is gewoon tegen de wet in. U kunt een instelling in
Brugge, in Gent, in Antwerpen, in Luik of Charleroi niet verplichten dat
ze voor de subsidiëring meertalig moeten zijn. U bent werkelijk fout.
Dat is een eis die u alleen in Brussel kunt opleggen. Als het dan over
Brussel gaat, zegt u dat men die meertaligheid flexibel moet bekijken.

Dat is typisch minister Demotte. Hij is wel vriendelijk. Hij zegt dat er
een probleem is en dat we er iets aan moeten doen, maar dat we wel
flexibel moeten zijn.

Het is het een of het ander, mijnheer de minister. Ofwel zegt u
"moeten". Er staat onder andere ook dat men over verpleegkundig
personeel moet beschikken. Als men niet beschikt over
verpleegkundig personeel, neem ik aan dat men niet zal
gesubsidieerd worden. Op dezelfde hoogte staat dat men moet
beschikken over een meertalig onthaal, maar dan zegt u dat het
eigenlijk geen echte voorwaarde is en dat we dat flexibel moeten
bekijken. Uw redenering, mijnheer de minister, is op zijn zachtst
uitgedrukt verschrikkelijk paradoxaal en is helemaal niet
steekhoudend. Uw artikel 4 is onlogisch opgebouwd en helemaal niet
coherent. Het ene is wel verplicht en het andere is flexibel. Het is ook
niet alleen toepasselijk op Brussel, enzovoort.

Kortom,, uw KB is een poespas, mijnheer de minister, en u zult het
dringend moeten veranderen. Anders verplicht u in Vlaanderen en
Wallonië tot meertalige dienstverlening, wat toch wel heel vreemd is.

Ten derde, mijnheer de minister, minister Anciaux zal graag horen wat
u van hem zegt. Ik zal hem in kennis stellen van uw antwoord. Dit is
op de duur de enige mogelijkheid. U zegt dat het een privé-initiatief is
en dat de federale overheid zulks niet kan opleggen. Als u subsidieert,
kunt u dat wel opleggen. Dit KB bewijst dat. Met dit KB kunt u zeggen
dat u maar wilt subsidiëren als er, bijvoorbeeld, aan taalvereisten
wordt voldaan. U zou dat kunnen. U zou specifiek voor Brussel een
tweetaligheidsverplichting inzake onthaal en verzorging kunnen
10.03 Bart Laeremans (Vlaams
Belang): Les affirmations de
M. Demotte aussi sont
paradoxales. Si l'arrêté royal est
applicable à toutes les grandes
villes, y compris donc sur le
territoire unilingue de la Flandre et
de la Wallonie, comment le
ministre peut-il imposer un accueil
plurilingue? Le bilinguisme ne peut
être imposé qu'à Bruxelles, mais
le ministre affirme pour sa part
qu'il faut se montrer flexible à
Bruxelles. À mon estime, l'arrêté
royal doit être adapté.

La proposition de M. Anciaux
visant à créer des postes de garde
propres constituera finalement la
seule solution. Médinuit est une
organisation privée et le
bilinguisme ne peut donc lui être
imposé, ce qui serait possible si le
oiste de garde était subsidié.
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
34
opleggen, maar u doet dat niet. Dan is het ineens privé en is het
uiteindelijk niet meer relevant.

Het laatste wapen, en het enige redmiddel voor de Vlamingen, is
natuurlijk: wij trekken ons terug en zullen een eigen dienst oprichten.
De Vlamingen zullen zelf een eigen huisartsenwachtpost oprichten,
die wel tweetalig zal zijn. Dan zult u wel moeten subsidiëren. Het is
echter spijtig dat het op deze manier moet gebeuren en dat u de
Franstalige artsen ­ daarmee zal ik besluiten, mijnheer de minister ­
de druk en de stimulans ontzegt om Nederlands te leren en hun eigen
situatie te verbeteren, want zij kunnen er alleen maar zelf voordeel bij
hebben om de twee talen te kennen. U ontzegt dat aan de Franstalige
artsen. Ik vind het bijzonder jammer, mijnheer de minister.
10.04 Minister Rudy Demotte: (...) een antwoord over het concept,
het begrip van meertalig onthaal. Mijn administratie heeft daarover
een interpretatie gegeven. Ik zal ze u voorlezen: "Op de twee vragen
moet geantwoord worden dat de notie meertalig onthaal, zoals het
gehanteerd wordt in het door hem geciteerde koninklijk besluit,
impliceert dat het onthaal op taalkundig vlak moet georganiseerd zijn,
in functie van de noden van de potentiële gebruikers van de
wachtposten. De noden kunnen verschillen al naargelang de
lokaliteit."
10.04 Rudy Demotte, ministre:
En ce qui concerne l'aspect
linguistique de l'accueil, il est clair
qu'il faut tenir compte des besoins
des utilisateurs potentiels des
services de garde. Ces besoins
varient selon les lieux.
10.05 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Nog een laatste woord,
mijnheer de voorzitter, en ik zal heel kort zijn.
Le président: Non, cela suffit! Moi, j'estime que cela suffit.
10.06 Bart Laeremans (Vlaams Belang): (...) U moet neutraal zijn.
(...)
Le président: Non, je ne dois rien du tout!
10.07 Bart Laeremans (Vlaams Belang): (...) Parti socialiste!
Le président: Et vous, vous êtes du Vlaams Belang. Je n'ai pas envie de discuter avec vous!

La parole est à Mme Burgeon. Vous ne m'intéressez pas! Votre temps de parole est écoulé!
10.08 Bart Laeremans (Vlaams Belang): (...)
Le président: Votre temps de parole est écoulé!
De
voorzitter: Mijnheer
Laeremans, uw spreektijd is
voorbij.
10.09 Bart Laeremans (Vlaams Belang): (...)
Le président: Je crois que vous n'avez pas la parole. C'est moi qui fais régner l'ordre dans cette
commission et le temps de parole qui vous était imparti est épuisé. Dois-je appeler les huissiers pour vous
expulser? Pour qui vous prenez-vous?
10.10 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, u
bent niet correct!
Le président: Excusez-moi, mais de vous, je m'en fous!

L'incident est clos.
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
35
Het incident is gesloten.
11 Question de Mme Colette Burgeon au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"les risques médicaux de la Rilatine" (n° 11153)
11 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de medische risico's van Rilatine" (nr. 11153)
11.01 Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, au Canada, en raison des risques qu'ils comporteraient pour
la santé du coeur, les médicaments destinés aux enfants et aux
adultes souffrant d'un trouble de déficit de la tension avec ou sans
hyperactivité (TDA/H) devront afficher une nouvelle mise en garde sur
leur étiquette.

Santé Canada a décidé de donner suite aux recommandations d'un
comité chargé d'examiner les risques de troubles cardiovasculaires
associés à la prise de ces médicaments. Les autorités canadiennes
ont pris en compte le décès récent de 25 Américains atteints de
TDA/H ­ 19 adultes et 6 enfants ­ attribuable à leur médication. Ils
ont été victimes d'un infarctus du myocarde, d'un accident vasculaire
cérébral (AVC) ou d'une mort subite.

Les probabilités que ces médicaments déclenchent de tels troubles
cardiovasculaires sont faibles, soit moins d'un cas sur 100.000, mais
les conséquences sont assez graves.

Bien que le libellé du nouvel avertissement ne soit pas dévoilé, on
peut préciser qu'il visera particulièrement les patients qui s'adonnent à
une activité physique moyenne ou intense, ceux qui utilisent d'autres
stimulants, de même que les personnes à risque de maladies
cardiovasculaires en raison de leurs antécédents médicaux.

Santé Canada continue d'analyser les données relatives à ce type de
médicament, notamment pour vérifier s'ils peuvent accroître le risque
de troubles psychiatriques. Bien qu'il semble que la plupart des
médicaments pour traiter le TDA/H comportent des effets
secondaires, il ne faut pas que les patients cessent de les prendre en
raison de ces nouvelles données. Mais il est important de consulter le
médecin avant de prendre une telle décision.

Monsieur le ministre, ces dangers concernent-ils également le
Concerta, qui est l'autre principal médicament actif contre le
syndrome d'hyperactivité et de manque d'attention?

Ne conviendrait-il pas qu'un tel avertissement soit inscrit sur les
notices de ces médicaments en Belgique?
11.01 Colette Burgeon (PS):
Nadat 25 Amerikaanse patiënten
kwamen te overlijden, wordt in
Canada een nieuwe waarschuwing
aangebracht op geneesmiddelen
die aangewezen zijn in geval van
een aandachtstekortstoornis met
hyperactiviteit. Die nieuwe
waarschuwing is vooral bestemd
voor patiënten die een gemiddelde
of intense lichamelijke activiteit
verrichten, voor wie nog andere
stimulerende middelen slikt en
voor mensen met cardiovasculaire
aandoeningen. Houdt het product
Concerta dezelfde risico's in?
Moeten de bijsluiters van die
geneesmiddelen in België geen
gelijksoortige waarschuwing
bevatten?
11.02 Rudy Demotte, ministre: Madame Burgeon, les
recommandations auxquelles vous faites allusion ont été émises le 9
février dernier aux Etats-Unis par un groupe d'experts de la "Food and
drug administration" (FDA). Les experts ont effectivement proposé
d'insérer sur l'étiquetage des médicaments stimulants centraux,
utilisés dans le syndrome d'hyperactivité et de manque d'attention ­ le
ADHD ­, un message de mise en garde sur les risques
cardiovasculaires.

Il me semble utile de préciser que le travail des experts américains
concerne plusieurs substances stimulantes du système nerveux
11.02 Minister Rudy Demotte:
De vermelde aanbevelingen
werden op 9 februari jongstleden
door de Food and Drug
Administration (FDA) uitgebracht
en hebben betrekking op
cardiovasculaire risico's. De
Amerikaanse deskundigen
bestuderen diverse stimulerende
middelen waaronder amfetamines
en methylfenidaat, die
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
36
central dont des amphétamines et le méthylphénidate.

Les décès d'origine cardiovasculaire que vous mentionnez
concernaient le méthylphénidate chez 8 personnes et les
amphétamines dans les 17 autres cas. Or, en Belgique, il n'y a pas de
spécialité pharmaceutique à base d'amphétamines indiquée dans la
prise en charge de l'ADHD.

Par contre, le méthylphénidate est bien autorisé et concerne, pour
répondre à votre première question, tant les médicaments Rilatine et
Rilatine MR que Concerta.

J'en arrive maintenant aux mesures de précaution prises dans notre
pays. Les notices de médicaments Concerta, Rilatine et Rilatine MR
attirent déjà l'attention sur les risques d'hypertension, de tachycardie,
d'arythmie et de palpitations.

Néanmoins, le Centre belge d'information pharmacothérapeutique (le
CBIP) a diffusé sur son site internet deux communiqués qui traitent
des risques cardio-vasculaires des médicaments utilisés dans l'ADHD
suite au rapport de la FDA.

Au niveau européen également, les experts en pharmacovigilance de
l'Agence européenne des médicaments (le MEA) ont discuté du
rapport publié aux Etats-Unis lors de leur réunion du mois de mars
dernier.

Ils ont convenu d'examiner ce dossier et de remettre leurs
conclusions au courant de cet été.

Il va de soi que je resterai attentif aux résultats de leurs débats et
qu'en fonction de ceux-ci, je prendrai les éventuelles mesures qui
s'imposent.
respectievelijk door 17 en 8
overleden patiënten werden
ingenomen. In België wordt er
geen farmaceutische specialiteit
op basis van amfetamines
gebruikt bij de behandeling van
ADHD.

Methylfenidaat is echter wel
vergund en komt voor in de
geneesmiddelen Rilatine, Rilatine
MR en Concerta. Na de
bekendmaking van het rapport van
de FDA heeft het Belgisch
Centrum voor Farmaco-
therapeutische Informatie twee
berichten inzake de
cardiovasculaire risico's bij de
behandeling van ADHD op zijn
website geplaatst. De deskundigen
op het stuk van de
geneesmiddelenbewaking van het
Europees Geneesmiddelenbureau
zullen het dossier deze zomer
onderzoeken. Ik wacht de
resultaten van hun besprekingen
af.
11.03 Colette Burgeon (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie
pour votre réponse. Comme vous, je resterai attentive à cette
problématique.
11.03 Colette Burgeon (PS): Ik
zal dit dossier van nabij blijven
volgen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
12 Question de Mme Colette Burgeon au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
refus de vaccination contre la polio" (n° 11155)
12 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de weigering van een poliovaccinatie" (nr. 11155)

Le président: Mme Douifi n'est malheureusement pas là pour poser
sa question jointe n°11198.
De voorzitter : Ik stel vast dat
mevrouw Douifi niet aanwezig is
om haar samengevoegde vraag
nr. 11198 over "de inenting van
kinderen" te stellen.
12.01 Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, parce qu'il refusait de faire vacciner ses deux filles contre la
polio, un couple de Limbourgeois a été condamné ce 3 avril à une
amende de 130 euros. Les parents n'ont pu invoquer aucune contre-
indication médicale suffisante pour refuser ce vaccin, le seul
obligatoire en Belgique. Ils se fondaient simplement sur la réaction de
12.01 Colette Burgeon (PS):
Een Limburgs echtpaar werd op 3
april jongstleden veroordeeld
omdat het weigerde zijn twee
dochters tegen poliomyelitis te
laten vaccineren. Hun weigering
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
37
leur fille aînée qui, après avoir reçu une première dose du vaccin, a
multiplié les crises de larmes.

Le vaccin contre la polio a été rendu obligatoire dans les années 60,
lorsque la maladie était encore répandue dans notre pays. Les
arguments avancés par ceux qui font campagne contre les risques
liés au vaccin ne vaudraient que pour l'ancienne forme du vaccin.
Cette formule présentait un risque de paralysie post-vaccinale. Or,
depuis 2001, on n'utilise plus que le vaccin par injection sans le
moindre risque d'effets secondaires.

Comment se fait-il que certaines personnes puissent encore
s'opposer à cette vaccination? Quelle est la sensibilisation donnée
aux médecins en cette matière? Peut-on refuser une vaccination?
was niet ingegeven door een
medische contra-indicatie, maar
door de onophoudelijke huilbuien
van hun oudste dochter.

De met de vaccins gepaard
gaande risico's zouden enkel
gelden voor de oude vorm en die
wordt sinds 2001 niet meer
toegediend. Hoe kan het dat
bepaalde mensen zich nog tegen
die vaccinatie verzetten? Kunnen
artsen een vaccinatie weigeren?
12.02 Rudy Demotte, ministre: Monsieur le président, comme il
s'agissait, au départ, de questions jointes, j'avais préparé ma réponse
pour les deux parlementaires. Je vais la garder in extenso sachant
qu'elle est rédigée dans les deux langues.

Ten eerste, wat de wetgeving betreft, de vaccinatie tegen poliomyelitis
werd in België in 1958 voor het eerst aanbevolen en in 1967 wettelijk
verplicht. Van 1966 tot 2000 werd voor die verplichte vaccinatie
uitsluitend het levend afgezwakt oraal vaccin, het zogenaamde Sabin
gebruikt, terwijl dat sinds januari 2001 vervangen werd door het
verbeterde inspuitbare vaccin Salk. Dat werd besloten op basis van
ministeriële besluiten van 18 september en 10 oktober 2000. Alleen
de vaccinatie tegen poliomyelitis is in ons land verplicht.
12.02 Rudy Demotte, ministre:
La vaccination contre la
poliomyélite a été rendue
obligatoire en Belgique en 1967.
Seul le vaccin Sabin, un vaccin
oral vivant affaibli, a été utilisé de
1966 à 2000. Le vaccin Salk, un
produit injectable amélioré, est
administré depuis 2001. Seule la
vaccination contre la polio est
obligatoire chez nous.
En 2002, la région Europe de l'OMS a été déclarée indemne de
poliomyélite. La dernière épidémie survenue en 1992, aux Pays-Bas,
et la persistance des foyers épidémiques dans certaines parties du
monde démontrent la nécessité de maintenir d'excellentes
couvertures vaccinales, même dans les pays où la polio est absente
depuis longtemps.

Quant à la perception de la population vis-à-vis de la gravité d'une
maladie évitable par la vaccination, on constate qu'elle varie au fil du
temps, ce qui amène parfois des refus. Ce phénomène est bien
connu des organismes de santé publique. Il doit être réévalué au
regard des risques réellement courus par rapport au bénéfice de la
vaccination au sein de la population. Cela a été fait pour la
vaccination contre la poliomyélite dans notre pays.

En ce qui concerne l'évaluation, les Communautés française et
flamande, autorités compétentes, doivent régulièrement évaluer le
degré de vaccination, notamment par le biais d'enquêtes sur la
population via des données en provenance des diverses institutions
en charge de la prévention.

Sur la base d'un risque de paralysie post-vaccinale de 1 sur 750.000
pour la première dose du vaccin, lié à l'utilisation du vaccin polio oral,
vaccin vivant atténué, le Conseil supérieur d'Hygiène (CSH) a
recommandé l'utilisation du vaccin tué administré par voie injectable.
Ce dernier vaccin ne présente aucun effet indésirable sévère et a
l'avantage d'être combiné avec les vaccins diphtérie, tétanos,
coqueluche, "haemophilus influenzae" de type b et hépatite B.
In 2002 heeft de WGO de
Europese regio poliovrij verklaard.
Uit de jongste epidemie die in
1992 in Nederland uitbrak, en de
aanhoudende aanwezigheid van
het virus in andere werelddelen
blijkt dat we een hoge
vaccinatiegraad moeten
behouden.

De bevolking kijkt nu anders tegen
de ernst van de aandoening aan
dan in het verleden.

Om die reden wordt regelmatig
een afweging gemaakt van de
risico's en de voordelen.

Het orale vaccin tegen
poliomyelitis wordt sinds 2001 niet
meer gebruikt. De Hoge
Gezondheidsraad (HGR) beveelt
een inspuiting aan, die beperkte
bijwerkingen heeft en met andere
vaccins wordt gecombineerd.

Uit de studies blijkt dat in België
heel weinig kinderen niet tegen
polio worden ingeënt.
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
38
Depuis 2001, le vaccin polio oral n'est plus utilisé dans notre pays et
seuls des vaccins combinés injectables contenant le vaccin polio sont
administrés aux enfants.

Les enquêtes de couvertures vaccinales sont réalisées par les
autorités de la Communauté française et de la Région flamande. Ces
études permettent d'affirmer que très peu d'enfants ne sont pas
vaccinés contre la poliomyélite.

En ce qui concerne le suivi, l'évaluation à la base de l'adaptation du
calendrier de vaccinations dans un pays est un processus dynamique
qui prend en compte les différents paramètres.

Les autorités communautaires sont responsables de la prévention et
jouent un rôle essentiel dans l'organisation des programmes de
vaccination, y compris dans l'information à la fois des professionnels
de la santé et des parents via leurs organismes respectifs de
prévention.

Les médecins sont régulièrement informés de l'évolution des
recommandations vaccinales émises par le CSH ainsi que du
calendrier vaccinal recommandé et approuvé par la conférence
interministérielle de la Santé. Dans les programmes de vaccination,
les parents sont régulièrement informés des calendriers de
vaccinations recommandées.

Cette information passe par ceux qui procèdent à la vaccination, à
travers des folders ou des brochures d'information qui sont
distribuées par différents organismes chargés de la prévention dans
les Communautés (tels que Kind en Gezin, l'Office de la Naissance et
de l'Enfance, les médecins, les autorités communales ou encore les
établissements hospitaliers) et qui donnent des avis. Un certain
nombre d'avis sont également communiqués par des spots radio, par
la télévision ou via internet.

Les médecins sont tenus, en vertu de l'obligation vaccinale pour la
poliomyélite, de réaliser cette vaccination auprès de leurs petits
patients et de compléter le certificat de vaccination à remettre à
l'administration communale. Au cas où une vaccination combinée est
contre-indiquée, le vaccin polio injectable seul sera utilisé.

Wat de follow-up betreft, wordt het
vaccinatieschema aangepast in
het licht van de evolutie van
verscheidene parameters.
Preventie is een
gemeenschapsbevoegdheid en de
gemeenschappen hebben dan ook
een sleutelrol in de organisatie van
de vaccinatieprogramma's. De
artsen worden regelmatig op de
hoogte gebracht van de
aanbevelingen van de HGR inzake
vaccinatie, alsook van het door de
interministeriële conferentie
volksgezondheid goedgekeurde
vaccinatieschema.

Op de artsen rust ten slotte de
verplichting het poliovaccin toe te
dienen en het vaccinatieattest aan
het gemeentebestuur te bezorgen.
12.03 Colette Burgeon (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie
pour votre réponse.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
13 Question de Mme Colette Burgeon au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
surexposition aux rayons X dans les hôpitaux" (n° 11156)
13 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de overdreven blootstelling aan X-stralen in ziekenhuizen" (nr. 11156)
13.01 Colette Burgeon (PS): Monsieur le ministre, l'Agence fédérale
de contrôle nucléaire (AFCN) incite le personnel hospitalier à la
prudence. De plus en plus d'examens médicaux et d'interventions
chirurgicales recourent à l'imagerie par rayons X. Cette technique
aide le médecin à guider ses instruments à l'intérieur du corps du
patient via une petite incision, mais avec un risque de surexposition
13.01 Colette Burgeon (PS): Het
Federaal Agentschap voor
Nucleaire Controle (FANC) maant
het ziekenhuispersoneel tot
voorzichtigheid aan, omdat voor
medische onderzoeken en
CRIV 51
COM 919
18/04/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
39
aux rayonnements ionisants. Les brûlures sont à craindre à l'endroit
où les rayons X pénètrent dans le corps, alors que l'équipe médicale
est surexposée à un risque sérieux de développement prématuré de
cataracte.

Pour la première fois en Belgique, l'AFCN a passé au crible la
pratique de dix-sept services de radiologie interventionnelle et de huit
centres de cardiologie. L'Agence constate de fortes disparités de
doses. En d'autres termes, d'un hôpital à l'autre, pour un même type
d'examen ou d'intervention, l'exposition aux rayons X est très variable.
Des efforts s'imposent. L'étude relève un niveau moyen d'exposition
aux rayons X plutôt élevé en Belgique.

Quelles conclusions pouvez-vous tirer de cette étude? Ne
conviendrait-il pas de sensibiliser le personnel soignant à partir
d'exemples concrets de bonne pratique en la matière?
operaties steeds vaker gebruik
wordt gemaakt van röntgenfoto's.
De X-stralen kunnen bij de
patiënten brandwonden
veroorzaken en het medisch
personeel loopt een verhoogd
risico op cataract. Het Agentschap
bestudeerde de werkwijze in
verscheidene diensten radiologie
en stelde vast dat de mate waarin
de betrokkenen aan X-stralen
worden blootgesteld, voor een
zelfde ingreep sterk kan
verschillen. Uit die studie blijkt
eveneens dat de gemiddelde
blootstelling aan X-stralen in ons
land hoog ligt.

Welke besluiten verbindt u aan die
studie?

Moet het ziekenhuispersoneel niet
worden gesensibiliseerd voor dit
probleem en zou het niet goed zijn
de aandacht te vestigen op
concrete voorbeelden van good
practices?
13.02 Rudy Demotte, ministre: Madame la députée, je voulais
mettre en exergue que l'application médicale relative aux
rayonnements ionisants contribue largement à la santé publique.
L'imagerie médicale est la première cause d'exposition aux
rayonnements ionisants, avant l'exposition aux rayons cosmiques, et
loin devant l'exposition aux activités humaines telles que les centrales
nucléaires. On peut se référer au rapport du Centre d'études de
l'énergie nucléaire disponible à l'adresse www.sckcen.be. Chaque
Belge subit en moyenne 1,2 examen par rayons X par an, dont 10%
par tomographie sur ordinateur, examen qui irradie davantage.

La radiologie interventionnelle, ou l'utilisation d'appareils émetteurs de
rayons X pour guider certaines interventions et procédures invasives,
est une technique médicale de pointe en pleine expansion,
notamment dans le domaine de la cardiologie. Pour le patient, cette
technique présente un avantage important par rapport aux
traditionnelles techniques invasives: elle permet d'éviter des
interventions chirurgicales lourdes et des séjours hospitaliers
prolongés. Il est cependant vrai que cette technique utilisant des
rayonnements ionisants constitue un danger potentiel pour le patient.
Ce risque est à mettre en balance avec les bénéfices que lui
apportent les nouvelles techniques. Pour le personnel soignant qui
participe à ces procédures de manière répétée, en particulier pour
l'opérateur, le danger occasionné par les radiations est bien réel. Ceci
est d'autant plus vrai que la législation impose des quotas d'activité,
notamment en cardiologie interventionnelle, pour maintenir
l'agrément.

Ces problèmes tant pour le patient que pour le personnel médical ne
sont pas ignorés par les professionnels qui utilisent ces techniques,
13.02 Minister Rudy Demotte:
De medische toepassingen van
ioniserende stralingen dragen in
belangrijke mate bij tot de
volksgezondheid. Medische
beeldvorming is de belangrijkste
oorzaak van blootstelling aan
ioniserende stralingen. Er wordt
meer en meer gebruik gemaakt
van interventieradiologie, omdat ze
belangrijke voordelen biedt in
vergelijking met de traditionele,
invasieve technieken.

Het mogelijke gevaar voor de
patiënt moet worden afgewogen
tegen de voordelen van die nieuwe
technieken.

De risico's die de patiënten en het
medisch personeel lopen zijn
bekend. De bescherming tegen
het gevaar van ioniserende
straling wordt geregeld door een
koninklijk besluit van juli 2002. De
aanbevelingen in verband met het
gebruik van X-stralen voor
medische doeleinden zijn
beschikbaar op de site van het
FANC.
18/04/2006
CRIV 51
COM 919
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
40
pas plus que par l'autorité. L'étude financée par l'Agence fédérale
pour le contrôle nucléaire n'est que l'un des reflets des
préoccupations communes. La protection de la population, des
travailleurs et de l'environnement contre le danger des rayonnements
ionisants, y compris l'application médicale des radiations ionisantes
est réglementée par un arrêté royal datant de juillet 2002. Les
recommandations d'utilisation des rayons X à des fins médicales sont
donc disponibles depuis fin 2005 sur le site de l'Agence fédérale pour
le contrôle nucléaire.

L'étude récente dont il est question nous permet de disposer de
données objectives relatives aux doses de radiations ionisantes
administrées dans le cadre des procédures radiologiques
interventionnelles. Les résultats et leurs implications doivent être
analysés en détail. Cette étude devra constituer la base de la réflexion
devant conduire à des recommandations ainsi qu'à une adaptation de
la réglementation en matière de protection contre le danger des
rayonnements ionisants en concertation avec toutes les instances
concernées par le problème: l'Agence fédérale pour le contrôle
nucléaire, le Conseil supérieur d'Hygiène, le Conseil national des
établissements hospitaliers, le Consilium Radiologicum et les
représentants des collèges de médecins concernés.

Dans un domaine proche, on peut également mentionner l'action du
Collège de radiothérapie qui a étudié les modalités d'administration
des traitements radiothérapiques prescrits chez des patients atteints
de lésions cancéreuses. Le Collège a émis des recommandations en
la matière. Je limiterai là ma réponse à Mme Burgeon.

De door het FANC gefinancierde
studie reikt gegevens aan met
betrekking tot de stralingsdosissen
in het kader van de radiologische
procedures. De resultaten en
implicaties ervan moeten in detail
worden geanalyseerd teneinde te
komen tot aanbevelingen en tot
een aanpassing van de
regelgeving, en zulks in overleg
met alle betrokken instanties.

In een aanverwant domein
vermeld ik tevens de
aanbevelingen van het College
voor radiotherapie met betrekking
tot de modaliteiten inzake
radiotherapie voor de behandeling
van kankerletsels.
13.03 Colette Burgeon (PS): Je vous remercie pour vos réponses.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

La réunion publique de commission est levée à 18.39 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.39 uur.