IC907_FIN.doc

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

cdH

centre démocrate Humaniste

CD&V

Christen-Democratisch en Vlaams

ECOLO

Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales

Front National

Mouvement réformateur

N-VA

Nieuw-Vlaamse Alliantie

Parti socialiste

sp.a-spirit

Socialistische Partij Anders Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht

Vlaams Belang

VLD

Vlaamse Liberalen en Democraten

Abréviations dans la numérotation des publications :

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de

base et du n° consécutif

DOC 51 0000/000

Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer

QRVA

Questions et Réponses écrites

QRVA

Schriftelijke Vragen en Antwoorden

CRIV

version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV

voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)

CRABV

Compte Rendu Analytique (couverture bleue)

CRABV

Beknopt Verslag (blauwe kaft)

CRIV

Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu inté-
gral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions ; les annexes se trouvent dans une brochure
séparée (PLEN: couverture blanche; COM: couverture
saumon)

CRIV

Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken; de
bijlagen zijn in een aparte brochure opgenomen
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)

PLEN

séance plénière

PLEN

Plenum

COM

réunion de commission

COM

Commissievergadering

MOT

motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT

moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :

publications@laChambre.be

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :

publicaties@deKamer.be

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

SOMMAIRE

INHOUD

Question de M. Dirk Claes au ministre de
l'Environnement et ministre des Pensions sur "la
demande de pension" (n° 10427)

Vraag van de heer Dirk Claes aan de minister van
Leefmilieu en minister van Pensioenen over "de
pensioenaanvraag" (nr. 10427)

Orateurs: Dirk Claes, Bruno Tobback,
ministre de l'Environnement et ministre des
Pensions

Sprekers: Dirk Claes, Bruno Tobback,
minister van Leefmilieu en minister van
Pensioenen

Question de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre de l'Environnement et ministre des
Pensions sur "les travailleurs à temps partiel et
leurs droits en matière de pension
complémentaire" (n° 10808)

Vraag van de heer Bruno Van Grootenbrulle aan
de minister van Leefmilieu en minister van
Pensioenen over "deeltijdse werknemers en hun
rechten inzake aanvullend pensioen" (nr. 10808)

Orateurs: Bruno Van Grootenbrulle, Bruno
Tobback, ministre de l'Environnement et
ministre des Pensions

Sprekers: Bruno Van Grootenbrulle, Bruno
Tobback, minister van Leefmilieu en minister
van Pensioenen

Question de Mme Annemie Turtelboom au
ministre de l'Environnement et ministre des
Pensions sur "le revenu d'appoint des personnes
pensionnées" (n° 10819)

Vraag van mevrouw Annemie Turtelboom aan de
minister van Leefmilieu en minister van
Pensioenen over "de bijverdienste van
gepensioneerden" (nr. 10819)

Orateurs: Annemie Turtelboom, Bruno
Tobback, ministre de l'Environnement et
ministre des Pensions

Sprekers: Annemie Turtelboom, Bruno
Tobback, minister van Leefmilieu en minister
van Pensioenen

Question de M. Joseph Arens au ministre de
l'Environnement et ministre des Pensions sur
"l'application de la loi du 5 avril 1994 régissant le
cumul des pensions du secteur public avec des
revenus provenant de l'exercice d'une activité
professionnelle" (n° 10888)

Vraag van de heer Joseph Arens aan de minister
van Leefmilieu en minister van Pensioenen over
"de toepassing van de wet van 5 april 1994
houdende regeling van de cumulatie van
pensioenen van de openbare sector met
inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van
een beroepsactiviteit" (nr. 10888)

Orateurs: Joseph Arens, Bruno Tobback,
ministre de l'Environnement et ministre des
Pensions

Sprekers: Joseph Arens, Bruno Tobback,
minister van Leefmilieu en minister van
Pensioenen

Question de Mme Maggie De Block au ministre de
l'Environnement et ministre des Pensions sur "la
constitution du dossier de pension pour les
carrières mixtes" (n° 11040)

Vraag van mevrouw Maggie De Block aan de
minister van Leefmilieu en minister van
Pensioenen over "het samenstellen van het
pensioendossier bij gemengde loopbanen"
(nr. 11040)

Orateurs: Maggie De Block, Bruno Tobback,
ministre de l'Environnement et ministre des
Pensions

Sprekers: Maggie De Block, Bruno Tobback,
minister van Leefmilieu en minister van
Pensioenen

Question de Mme Talbia Belhouari au ministre de
l'Emploi sur "la problématique de l'emploi des
seniors dans les entreprises" (n° 10860)

Vraag van mevrouw Talbia Belhouari aan de
minister van Werk over "de problematiek van de
tewerkstelling van senioren in de ondernemingen"
(nr. 10860)

Orateurs:

Talbia Belhouari, Peter

Vanvelthoven, ministre de l'Emploi

Sprekers:

Talbia Belhouari, Peter

Vanvelthoven, minister van Werk

Question de Mme Véronique Ghenne au ministre
de l'Emploi sur "les enquêtes menées par les
services d'inspection du travail" (n° 10887)

Vraag van mevrouw Véronique Ghenne aan de
minister van Werk over "de onderzoeken die de
diensten van de arbeidsinspectie uitvoeren"
(nr. 10887)

Orateurs:

Véronique Ghenne, Peter

Vanvelthoven, ministre de l'Emploi

Sprekers:

Véronique Ghenne, Peter

Vanvelthoven, minister van Werk

Question de M. Benoît Drèze au ministre de
l'Emploi sur "l'efficacité des conventions de

Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister
van Werk over "de doeltreffendheid van de

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

premier emploi" (n° 10905)

startbaanovereenkomsten" (nr. 10905)

Orateurs: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi

Sprekers: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk

Question de M. Benoît Drèze au ministre de
l'Emploi sur "l'explosion du budget du titre-service
et le rapport annuel d'évaluation" (n° 11043)

Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister
van Werk over "de explosie van de begroting voor
de dienstencheques en het jaarlijks
evaluatieverslag" (nr. 11043)

Orateurs: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi

Sprekers: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk

Question de M. Patrick De Groote au ministre de
l'Emploi sur "les suspensions prononcées par
l'ONEM en 2005" (n° 11045)

Vraag van de heer Patrick De Groote aan de
minister van Werk over "schorsingen door RVA in
2005" (nr. 11045)

Orateurs:

Patrick De Groote, Peter

Vanvelthoven, ministre de l'Emploi

Sprekers:

Patrick De Groote, Peter

Vanvelthoven, minister van Werk

Question de M. Benoît Drèze au ministre de
l'Emploi sur "la discrimination de fait de chômeurs
souhaitant exercer une fonction de gestion au
sein d'une ASBL" (n° 11049)

Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister
van Werk over "de feitelijke discriminatie van
werklozen die een beheersfunctie binnen een vzw
willen uitoefenen" (nr. 11049)

Orateurs: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi

Sprekers: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk

Question de Mme Annemie Turtelboom au
ministre de l'Emploi sur "la transposition de la
Directive 2002/73/CE du 23 septembre 2002
relative à la mise en oeuvre du principe de
l'égalité de traitement entre hommes et femmes
dans le domaine de l'emploi et du travail"
(n° 11058)

Vraag van mevrouw Annemie Turtelboom aan de
minister van Werk over "de omzetting van
Richtlijn 2002/73/EG van 23 september 2002
betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel
van gelijke behandeling van mannen en vrouwen
in het domein van de werkgelegenheid en de
arbeid" (nr. 11058)

Orateurs: Annemie Turtelboom, Peter
Vanvelthoven, ministre de l'Emploi

Sprekers: Annemie Turtelboom, Peter
Vanvelthoven, minister van Werk

Question de M. Benoît Drèze au ministre de
l'Emploi sur "le pointage des chômeurs à temps
partiel" (n° 11064)

Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister
van Werk over "de stempelcontrole voor deeltijds
werklozen" (nr. 11064)

Orateurs: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi

Sprekers: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

COMMISSION DES AFFAIRES

SOCIALES

COMMISSIE VOOR DE SOCIALE

ZAKEN

MARDI

MARS

2006

Matin

______

van

DINSDAG

MAART

2006

Voormiddag

______

De vergadering wordt geopend om 10.04 uur door de heer Hans Bonte, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.04 heures par M. Hans Bonte, président.

01 Vraag van de heer Dirk Claes aan de minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen over "de

pensioenaanvraag" (nr. 10427)

01 Question de M. Dirk Claes au ministre de l'Environnement et ministre des Pensions sur "la

demande de pension" (n° 10427)

01.01 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de

minister, het is misschien eerder een suggestie dan een vraag. Er zijn
een aantal werknemers en ook zelfstandigen die al na een loopbaan
van 44 jaar een volledige loopbaan kunnen bewijzen en dus met
pensioen kunnen gaan zonder vermindering wegens vervroeging. Een
aantal mensen bereikt voor de normale pensioenleeftijd al een
volledige loopbaan. Anderen komen al voor die leeftijd in aanmerking
voor een vervroegd pensioen. Bij zelfstandigen kan dat zelfs in
uitzonderlijke gevallen zonder de toepassing van de vermindering.
Verder blijven werken leidt voor deze categorie meestal tot een hoger
pensioen, maar niet altijd is men ervan op de hoogte dat men niet
veel verliest. Soms kan men bijvoorbeeld 18 maanden eerder met
pensioen gaan zonder echt wezenlijk verlies en 18 maanden van zijn
pensioen genieten is toch ook belangrijk.

De minister wil de informatie aan de kandidaat-gepensioneerden in de
toekomst uitbreiden wat betrokkenen zeker zullen appreciëren.

Wil de minister niet overwegen om deze categorie te informeren over
het feit dat men vroeger dan de normale leeftijd met pensioen kan
gaan en om automatisch een berekening te sturen, zeker aan
diegenen die voor hun 65

ste

met pensioen gaan, met een volledige

loopbaan. Het is dus de bedoeling om deze mensen automatisch een
berekening over te maken zodat ze sneller van hun pensioen kunnen
genieten. Het druist misschien een beetje in tegen de filosofie van het
Generatiepact, maar anderzijds hebben deze mensen ook rechten.
Het is een beetje een dubbel gevoel.

01.01 Dirk Claes (CD&V): Un

certain nombre de salariés et
d'indépendants peuvent déjà se
prévaloir d'une carrière complète
avant l'âge normal de la pension,
alors que d'autres peuvent déjà
prétendre à une retraite anticipée
avant cet âge. Ces personnes ne
savent pas toujours qu'elles n'y
perdraient pas grand-chose en
partant plus tôt à la retraite.

Le ministre envisage-t-il d'informer
les intéressés de la possibilité
d'avancer leur retraite et de leur
envoyer systématiquement un
décompte?

01.02 Minister Bruno Tobback: Mijnheer de voorzitter, de heer Claes

merkt terecht op dat de minister van Pensioenen er niet veel belang
bij heeft om mensen duidelijk te maken dat ze nog vroeger op
pensioen kunnen dan ze al kunnen. Maar dat belet ons niet om de
informatie zo volledig mogelijk te geven.

Er moet een onderscheid worden gemaakt: enerzijds is er de
automatische toekenning voor wie de pensioengerechtigde leeftijd

01.02 Bruno Tobback, ministre:

Le ministre n'a pas intérêt à dire
clairement aux gens qu'ils peuvent
partir à la retraite encore plus tôt. Il
faut faire une distinction entre la
mise à la retraite automatique des
personnes qui ont atteint l'âge
requis et l'estimation automatique.

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

bereikt, anderzijds, is er de automatische raming. Daar kom ik
dadelijk op terug.

Ik wil om te beginnen er wel op wijzen dat, jammer genoeg voor de
minister van Pensioenen, het in België maar om een heel kleine groep
gaat die al voor de wettelijke pensioenleeftijd een volledige loopbaan
bereikt.

Dit is het onderscheid: wie de pensioengerechtigde leeftijd bereikt
heeft, kan automatische toekenning krijgen, maar wie vervroegd
pensioen wil opnemen, moet daartoe een aanvraag indienen bij het
gemeentebestuur of de Rijksdienst voor Pensioenen. In een aantal
gevallen kan men het vervroegd pensioen zelfs niet opnemen vóór de
wettelijke pensioenleeftijd, bijvoorbeeld bij bruggepensioneerden die
verplicht pas op 65 met pensioen kunnen gaan.

Er is ook een aantal beroepscategorieën, ik denk aan mijnwerkers,
vliegend personeel in de burgerluchtvaart en zeevarenden, die
vroeger kunnen gaan. Zij hebben een wettelijke pensioenleeftijd die
vijf à tien jaar lager ligt dan de normale wettelijke pensioenleeftijd.
Maar over het algemeen zijn die categorieën zeer goed geïnformeerd
over hun afwijkende mogelijkheden en het afwijkend systeem. Het is
dus perfect mogelijk voor hen om op de meest gunstige manier en het
meest gunstige tijdstip hun pensioen op te nemen of in te schatten of
het nog nodig of nuttig is om voort te werken na hun wettige
pensioensleeftijd.

In ieder geval zullen we in het project AURA van de Rijksdienst voor
Pensioenen, een heel goed gekozen naam die staat voor
automatische raming, binnen een aantal maanden starten met het
versturen van automatische pensioensberekeningen voor iedereen
die 55 jaar is, in België woont en als werknemer gewerkt heeft. Daarin
zal naast een loopbaanoverzicht een pensioenraming op basis van de
rechten die men op dat moment al heeft opgebouwd, zitten. Het gaat
om een raming die het pensioenbedrag per gepresteerd jaar zal
weergeven, met een voorafspiegeling van het totale pensioenbedrag
tussen de leeftijd van 60 en 65 jaar. Met andere woorden, er zal ook
meegedeeld worden dat de loopbaan vanaf een bepaald jaar volledig
is en welke minder gunstige jaren voor de pensioenberekening
zouden wegvallen, indien men nog voortwerkt na een volledige
loopbaan.

Dus vanaf dit jaar, zal in principe iedereen die 55 jaar wordt, over die
gegevens beschikken, mits ze tenminste als werknemer gewerkt
hebben.

Le nombre de personnes qui
remplissent la condition de la
carrière complète avant l'âge légal
est très faible. La pension peut
être octroyée automatiquement
aux personnes qui atteignent l'âge
légal de la retraite.
Celles qui désirent opter pour la
retraite anticipée doivent introduire
une demande à cet effet auprès
de l'administration communale ou
de l'Office national des pensions
(ONP). Cette possibilité n'est pas
offerte aux prépensionnés. Par
ailleurs, pour un certain nombre de
catégories professionnelles,
comme le personnel navigant de
l'aviation civile, l'âge de la pension
est plus bas. Ces catégories sont
très bien informées de leurs droits.
Dans le cadre du projet ESAU de
l'ONP, nous allons commencer,
dans quelques mois, à envoyer
des estimations automatiques des
pensions à toute personne âgée
de plus de 55 ans résidant en
Belgique et ayant travaillé comme
employé. Outre un aperçu de leur
carrière, les intéressés recevront
une estimation de leur pension
calculée sur la base des droits
qu'elles auront accumulés jusque
là, assortie d'une prévision du
montant global de leur pension
entre 60 et 65 ans.
L'administration indiquera
également à partir de quand la
carrière est complète et quelles
années défavorables ne sont pas
prises en considération si l'on
continue à travailler au-delà de la
carrière complète.

01.03 Dirk Claes (CD&V): Ik dank u, mijnheer de minister. Mijn

suggestie was toch om sneller een belletje te doen rinkelen bij de
mensen die een volledige beroepsloopbaan hebben en daardoor
vervroegd met pensioen kunnen gaan, meestal op de leeftijd van 64
en soms van 63.

U zegt wel dat ze een automatische berekening vanaf 55 krijgen,
maar ik denk dat we voor de categorie 63- en 64-jarigen met een
volledige beroepsloopbaan toch nog iets extra zouden kunnen doen.
Kunt u toch niet het nut onderzoeken om die personen erop te wijzen
dat ze een beroepsloopbaan van 44 jaar hebben en op vervroegd
pensioen kunnen zonder vermindering. Ik denk dat ze niet altijd

01.03 Dirk Claes (CD&V): Ce

que je souhaite, en fait, c'est que
les travailleurs qui on accompli
une carrière complète, à 64 ou
parfois même 63 ans, en soient
avertis. Un effort particulier devrait
être consenti en faveur de cette
catégorie de travailleurs qui,
souvent, ne sont informés de leurs
droits que lors de l'examen
d'office.

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

beseffen dat dat kan en dat ze bij hun aanvraag of bij het ambtshalve
onderzoek pas merken dat ze vroeger op pensioen hadden kunnen
gaan.

01.04 Minister Bruno Tobback: Ik kan natuurlijk niet inhalen,

mijnheer Claes, wat er in het verleden niet is meegedeeld. Degenen
die dit jaar 55 worden, zullen voor de komende jaren altijd op de
hoogte zijn. Zij krijgen dit jaar al een brief met de mededeling vanaf
welke leeftijd ze een volledige loopbaan zullen hebben. Dat kan op 60,
62 of 64 jaar zijn, naargelang.

Voor de rest kan elkeen, of men nu jonger of ouder is dan 55 jaar, op
ieder moment in de loopbaan een raming en een stand van zijn
pensioenrechten en van zijn loopbaan aanvragen, zonder daarom zijn
pensioen te hoeven aan te vragen. Wie dus op 63 of 64 jaar zin heeft
om met pensioen te gaan en wil weten of hij al dan niet genoeg jaren
heeft, kan dat van ons op ieder moment krijgen.

Alleen vind ik het eerlijk gezegd een klein beetje overdreven om aan
iedereen automatisch te zeggen: pas op, want u kunt met pensioen.
Wie daar nood aan heeft en erom vraagt, kan bij ons onmiddellijk de
informatie krijgen en zal die in de toekomst automatisch allang op
voorhand gekregen hebben. Voor wie daar geen nood aan heeft of
drang toe voelt, zie ik niet in waarom we die daarnaar toe moeten
duwen.

01.04 Bruno Tobback, ministre:

Il n'est pas possible de combler
les lacunes du passé. A partir de
cette année, tout travailleur qui
atteint l'âge de 55 ans est dûment
informé. De plus, chacun peut
quel que soit son âge demander
à tout moment quels sont ses
droits en matière de pension. Il me
paraît excessif de devoir avertir
systématiquement les travailleurs
qu'ils peuvent être admis à la
retraite.

01.05 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de minister, ik ben het daar niet

helemaal mee eens. Het is natuurlijk goed dat men die informatie ter
beschikking heeft, maar vind toch dat de mensen die een volledige
beroepsloopbaan hebben voor hun 65 jaar, door een automatische
mededeling van de dienst Pensioenen of via het AURA-project,
daarvan op de hoogte kunnen worden gebracht.

01.05 Dirk Claes (CD&V):

J'estime, quant à moi, que les
travailleurs qui ont accompli une
carrière complète avant l'âge légal
de la pension devraient en être
avertis automatiquement.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

02 Question de M. Bruno Van Grootenbrulle au ministre de l'Environnement et ministre des Pensions

sur "les travailleurs à temps partiel et leurs droits en matière de pension complémentaire" (n° 10808)

02 Vraag van de heer Bruno Van Grootenbrulle aan de minister van Leefmilieu en minister van

Pensioenen over "deeltijdse werknemers en hun rechten inzake aanvullend pensioen" (nr. 10808)

02.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS): Monsieur le président,

monsieur le ministre, la loi du 5 mars 2002 relative au principe de
non-discrimination en faveur des travailleurs à temps partiel transpose
en droit belge la directive du Conseil européen du 15 décembre 1997
concernant l'accord cadre sur le temps partiel. L'article 4 de cette loi
interdit un traitement moins favorable des travailleurs à temps partiel
au seul motif qu'ils travaillent à temps partiel à moins qu'un traitement
différent soit justifié pour des raisons objectives. Leurs droits peuvent
cependant être déterminés en proportion de la durée de leur travail.

Par ailleurs, l'article 14 §5 de la loi du 28 avril 2003 relative aux
pensions complémentaires dispose qu'au niveau de l'affiliation à un
régime de pension, toute distinction entre travailleurs à temps partiel
et à temps plein est interdite. Les travailleurs non occupés à temps
plein bénéficient des mêmes droits de pension qu'un travailleur à
temps plein, compte tenu, toutefois, de la réduction du temps de
travail. Cette disposition est inspirée de l'article 8 de l'ancienne loi

02.01 Bruno Van Grootenbrulle

(PS): De wet van 28 april 2003
betreffende de aanvullende
pensioenen en het belastingstelsel
van die pensioenen en van
sommige aanvullende voordelen
inzake sociale zekerheid bepaalt
dat er inzake aansluiting bij een
pensioenstelsel geen onderscheid
gemaakt mag worden op basis
van de arbeidstijd. Deeltijdwerkers
genieten dezelfde
pensioenrechten als voltijdse
werknemers, met dien verstande
dat natuurlijk rekening moet
worden gehouden met de kortere
arbeidstijd. Krachtens de oude wet

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

relative aux pensions complémentaires qui précisait que les droits des
travailleurs à temps partiel étaient au moins les mêmes que ceux
valant pour les travailleurs à temps plein.

Dans l'application pratique de la nouvelle loi, on constate que la
suppression des mots "au moins" a créé une insécurité juridique.

Monsieur le ministre, comment cette suppression des mots "au
moins" doit-elle être interprétée?

Est-il toujours possible de constituer une pension complémentaire au
profit de travailleurs à temps partiel qui soit plus avantageuse que
celle qui serait constituée sur une base proportionnelle à leur temps
de travail?

Le fait de maintenir au profit des travailleurs à temps partiel des droits
en matière de pension complémentaire qui soient supérieurs à ceux
qui seraient constitués sur une base proportionnelle à leur temps de
travail peut-il être considéré comme justifié objectivement et
raisonnablement?

betreffende de aanvullende
pensioenen daarentegen hadden
deeltijdse werknemers ten minste
dezelfde rechten als voltijders.

Hoe moet de schrapping van de
woorden "ten minste"
geïnterpreteerd worden? Kunnen
deeltijdwerkers nog altijd een
voordeliger aanvullend pensioen
genieten dan het pensioen dat
opgebouwd zou zijn naar
evenredigheid van hun arbeidstijd?
Als dat het geval is, kan het
behoud van dat voordeel dan als
objectief en redelijkerwijs
gerechtvaardigd worden
beschouwd?

02.02 Bruno Tobback, ministre: Monsieur le président, chers

collègues, l'article 14 §5 de la loi sur les pensions complémentaires
établit le principe que les droits de pension des travailleurs à temps
partiel doivent être calculés proportionnellement à ceux pour les
travailleurs à temps plein. Une règle comparable était aussi
d'application avant l'entrée en vigueur de la loi sur les pensions
complémentaires sur la base de l'article 8 de la loi dite "loi Colla".

Toutefois, à la différence de la loi sur les pensions complémentaires,
la loi Colla prévoyait que les droits de pension des travailleurs non
occupés à temps plein doivent être au moins, comme vous le
signalez, égaux à ceux des travailleurs à temps plein. La suppression
du terme "au moins" ne vise pas à interdire l'attribution de droits de
pension qui soient supérieurs à ceux qui seraient constitués sur une
base proportionnelle à leur temps de travail. Cette possibilité
continuera à exister dans l'avenir.

La suppression du terme clarifie que l'attribution de droits qui seraient
supérieurs à ceux qui sont constitués sur une base proportionnelle à
leur temps de travail n'est pas automatiquement autorisée, mais doit
être vérifiée sur la base de l'interdiction de discrimination qui est aussi
formulée dans l'article 14, §§1 et 2 de la loi sur les pensions
complémentaires.

Cela signifie plus particulièrement que l'attribution de droits qui
seraient supérieurs à ceux qui sont constitués sur une base
proportionnelle n'est licite qu'à condition que ce traitement différent
repose sur des critères objectifs et raisonnables, par exemple, le fait
que la législation sociale assimile le travailleur à temps partiel au
travailleur à temps plein pour le calcul de la pension légale. Ce genre
de règles existe; elles concernent, entre autres, la réduction du temps
de travail dans le cadre du crédit-temps, la prépension à mi-temps,
etc. Etant donné que ces catégories sont assimilées à des travailleurs
à temps plein pour le calcul de la pension légale, on peut difficilement
concevoir pourquoi un traitement similaire dans le cadre des pensions
complémentaires serait perçu comme discriminatoire. Tel est le
contenu de cet article.

02.02 Minister Bruno Tobback:

De wet op de aanvullende
pensioenen bepaalt

dat de

pensioenrechten van de
deeltijdwerkers naar evenredigheid
van die van de voltijdwerkers
moeten worden berekend. In het
verleden was er een soortgelijke
regel van toepassing op grond van
de wet Colla.

Met de schrapping van de term
"ten minste" beoogt men niet de
toekenning van hogere
pensioenrechten dan die welke op
een evenredige basis zijn
opgebouwd, te verbieden. De
nieuwe formulering strekt ertoe te
preciseren dat, aangezien
discriminatie bij wet verboden is,
de toekenning van hogere
pensioenrechten niet automatisch
toegestaan is. Die is slechts
geoorloofd op voorwaarde dat de
verschillende behandeling op
objectieve en redelijke criteria
stoelt, zoals bijvoorbeeld het feit
dat de deeltijdwerkers in de
sociale wetgeving worden
gelijkgeschakeld met
voltijdwerkers voor de berekening
van hun wettelijk pensioen.

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

02.03 Bruno Van Grootenbrulle (PS): Monsieur le président, la

réponse du ministre est claire et complète. Cela nous permet de
pouvoir répondre au mieux aux différentes questions qui ont été
formulées.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

03 Vraag van mevrouw Annemie Turtelboom aan de minister van Leefmilieu en minister van

Pensioenen over "de bijverdienste van gepensioneerden" (nr. 10819)

03 Question de Mme Annemie Turtelboom au ministre de l'Environnement et ministre des Pensions

sur "le revenu d'appoint des personnes pensionnées" (n° 10819)

03.01 Annemie Turtelboom (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer

de minister, gepensioneerden die willen werken, moeten daarvoor
drie formulieren invullen. Om te controleren of de gepensioneerden
niet meer verdienen dan wettelijk toegelaten, moeten zij binnen de
dertig dagen na het begin van een bijverdienste melden dat zij
bijverdienen en hoeveel. Van wie dat niet doet, kan het pensioen
worden ingehouden.

Eind vorig jaar heeft u aangekondigd dat dit veel eenvoudiger zou
worden. U zou deze formulieren afschaffen. De administratie zou zelf
de nodige informatie uit de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid
halen.

Daarom heb ik een aantal vragen voor u.

Hoe ver staat de concrete realisatie? Indien er zich nog problemen
zouden voordoen in verband met de concrete realisatie, kan u dan
aangeven welke problemen het zijn en hoe ernstig die zijn? Kan u een
concrete timing vooropstellen? Wanneer zullen de bewuste
formulieren afgeschaft worden?

03.01 Annemie Turtelboom

(VLD): À la fin de l'an dernier, le
ministre a annoncé son intention
de simplifier la procédure de
notification pour les retraités
disposant d'un revenu d'appoint.
Où en est la mise en oeuvre de
cette simplification? Des
problèmes sont-ils survenus?
Quand les formulaires obligatoires
seront-ils effectivement
supprimés?

03.02 Minister Bruno Tobback: Mevrouw Turtelboom, ik wil eerst

een kleine nuance aanbrengen. Ik heb in de programmawet van juli
2005 laten inschrijven dat we die formulieren zouden afschaffen. Een
ik zal het voorzichtig en vriendelijk formulieren "overongeduldige"
staatssecretaris heeft het aangekondigd op een bepaald moment.

Wat is er nu concreet aan de gang?

Artikel 10 van de programmawet geeft inderdaad aan de Koning de
bevoegdheid om nadere regels te bepalen van de controle op de
beroepsbezigheid en van de verplichtingen van de werkgever die hem
tewerkstelt. Op dit ogenblik hebben we een ontwerp van koninklijk
besluit klaar dat gepensioneerden die de leeftijd van 65 jaar bereikt
hebben, vrijstelt van de voorafgaandelijke aangifteplicht. Met ingang
van 1 januari 2006 dus van dit jaar zal de controle op de
toegelaten beroepsbezigheden voor die gepensioneerden gebeuren
door een systematische vergelijking tussen bestanden van CIMIRe
aan de ene kant en bestanden van de Rijksdienst voor Pensioenen
aan de andere kant. Voor alle anderen degenen die nog geen 65
zijn, grensarbeiders, echtgenoten van gepensioneerde 65-plussers
blijven de huidige verplichtingen gelden. Dat zijn beperkte
categorieën, maar het is wel belangrijk om ze te onderscheiden.

03.02 Bruno Tobback, ministre:

Le projet d'arrêté royal qui
exempte les retraités de plus de
65 ans de l'obligation de
déclaration et qui avait été
annoncé dans la loi-programme de
juillet 2005, est prêt. Les revenus
d'appoint de ce groupe seront
contrôlés en comparant les
données émanant de CIMIRé et
de l'Office national des pensions,
à partir du 1

janvier 2006.

L'arrêté royal est actuellement
soumis aux instances d'avis. En
ce qui concerne les autres
catégories de pensionnés, rien ne
change pour l'instant.

Au stade suivant, ce système sera
généralisé à tous les pensionnés,
soit aussi aux moins de 65 ans.
Ce sera chose faite en 2007 au
plus tôt, pour les revenus de 2006.

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Op dit moment is het ontwerp van koninklijk besluit vertrokken voor al
de nodige adviezen en akkoorden. Het is, zoals u weet, geen lichte
lijdensweg om ze allemaal te verkrijgen, maar er is geen reden om te
denken dat het niet snel zal gaan.

Onze bedoeling is om in de volgende fase de afschaffing van de
aangifteplicht uit te breiden tot personen die gerechtigd zijn op een
pensioen en een beroepsactiviteit beginnen, maar nog niet de leeftijd
van 65 jaar hebben bereikt. De categorie van de min 65-jarigen zal
hierdoor dus binnenkort ook gedekt worden. De controle van de
beroepsactiviteit via elektronische weg van die groep kan ten vroegste
gebeuren vanaf 2007, voor de inkomsten van 2006.

Het is heel duidelijk en het moet ook wel duidelijk zijn dat is de
reden waarom ik altijd voorzichtig ben geweest in de communicatie en
ik dat ook in de commissie heb gezegd bij de bespreking dat wij de
formulieren maar kunnen afschaffen voor zover de controle op
elektronische wijze voor alle betrokken pensioengerechtigden ook
effectief kan worden gerealiseerd. In het andere geval creëren we
ofwel een systeem waarbij wij niet meer kunnen controleren, ofwel
een systeem waarbij wij gepensioneerden ten onrechte in de waan
laten dat ze niets meer moeten aangeven.

In ieder geval is het zo dat wij zo snel mogelijk proberen te gaan. Ik
zal u het antwoord ter beschikking stellen met de timing die we
terzake hanteren zodat er geen misverstand over kan bestaan. Voor
de pensioenstelsels van de openbare sector en de zelfstandigen
zullen wij eenzelfde regeling toepassen en de reglementering dus ook
aanpassen. Dit is een proces waarbij stap na stap moet worden
gezet. Het is niet zo dat dit wordt vertraagd omdat de minister geen
zin heeft. Hij kan maar zo snel gaan als er elektronische
controlemogelijkheden bestaan. Men kan geen papieren controle
vervangen door een elektronische controle als de elektronische
controlemogelijkheid niet voor 200% op punt staat. In het andere
geval creëert men foute verwachtingen bij gepensioneerden en
oncontroleerbare situaties.

Nous tentons de mettre en oeuvre
la simplification le plus rapidement
possible mais les formulaires ne
pourront être supprimés que
lorsque le contrôle électronique
sera parfaitement étanche.

Une réglementation identique
s'appliquera aux régimes de
pension du secteur public et des
indépendants.

03.03 Annemie Turtelboom (VLD): Mijnheer de minister, ik heb

nooit gezegd dat u geen zin had om ze af te schaffen. Ik wil dit toch
even rechtzetten.

Als u aankondigt dat u het in juli zult afschaffen, is het niet onlogisch
dat u er werk van zou maken en dat er een KB op komst is. Om die
reden heb ik u ook deze vragen gesteld. Ik ben blij dat vanaf
1 januari 2006 de nieuwe regeling met terugwerkende kracht in
werking zal treden. Het lijkt mij van belang dat dit voor zoveel mogelijk
categorieën zal gelden. Ik ben blij dat u zegt dat voor de groep van
min-65-jarigen vanaf 1 januari 2007 de formulieren zullen kunnen
worden afgeschaft. Ik ben het uiteraard volledig met u eens daar waar
u zegt dat dit alleen maar kan als er een effectieve
controlemogelijkheid bestaat. Ook in andere dossiers die ik aanhaal,
geldt deze redenering. U moet er dan wel voor zorgen dat er een
sluitende controle komt. Het mag natuurlijk geen excuus zijn om te
zeggen dat u de formulieren nog niet kunt afschaffen omdat de
controle nog niet sluitend is, als u anderzijds niet aan de controle
werkt. Ik verdenk u er niet van dat u onvoldoende werkt aan die
controle, maar ik wil dit toch even voor alle duidelijkheid zeggen.

03.03 Annemie Turtelboom

(VLD): Je me réjouis du fait que la
réglementation entrera en vigueur
avec effet rétroactif au 1er janvier
2006.

Le contrôle électronique doit
évidemment être au point mais
cela ne peut servir d'excuse pour
justifier un report. J'espère que
l'on s'emploie à optimiser le
contrôle.

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

04 Question de M. Joseph Arens au ministre de l'Environnement et ministre des Pensions sur

"l'application de la loi du 5 avril 1994 régissant le cumul des pensions du secteur public avec des
revenus provenant de l'exercice d'une activité professionnelle" (n° 10888)

04 Vraag van de heer Joseph Arens aan de minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen over

"de toepassing van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van
de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit"
(nr. 10888)

04.01 Joseph Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le

ministre, sauf dans certaines situations et pour autant que certaines
conditions soient respectées, une pension de retraite ou de survie à
charge du Trésor public ne peut être cumulée avec des revenus
provenant de l'exercice d'une activité professionnelle.

En vertu de la loi du 5 avril 1994 régissant le cumul des pensions du
secteur public avec des revenus provenant de l'exercice d'une activité
professionnelle ou avec un revenu de remplacement, il est néanmoins
possible pour une personne qui bénéficie, soit d'une pension de
retraite, soit d'une pension de survie cumulée avec une pension de
retraite, d'exercer moyennant déclaration préalable une activité
professionnelle, soit comme travailleur salarié, soit comme travailleur
indépendant, pour autant que les revenus professionnels ne
dépassent pas un certain plafond.

Il est également possible d'exercer une activité consistant en la
création d'oeuvres scientifiques ou en la réalisation d'une création
artistique ou toute autre activité, mandat, charge ou office, pour autant
que les revenus bruts qui en découlent, quelles que soient leurs
dénominations, ne dépassent pas non plus un certain plafond.

Lorsque pour une année civile déterminée les revenus de ces
activités dépassent de 15% au moins les montants limites, le
paiement de la pension est suspendu pour cette même année. Si les
revenus dépassent de moins de 15% les montants limites, la pension
est, pour cette même année, réduite à concurrence du pourcentage
de dépassement des revenus par rapport à ces montants limites.

A cet égard, il me revient que l'autorisation de cumuler une pension à
charge du Trésor public avec une activité rémunérée, pour autant que
ces revenus ne dépassent pas un certain plafond, engendre des
difficultés pratiques dans le chef de nombreuses personnes,
notamment celles qui exercent une activité de traducteur juré. Ici je
me base sur un cas que j'expliquerai plus longuement.

En effet, pour ces derniers, il est pratiquement impossible de
déterminer à l'avance s'ils dépassent ou non les limites autorisées
dès lors que, d'une part, l'établissement des notes de frais s'effectue
à la clôture des dossiers pouvant intervenir des années après
l'ouverture d'un dossier et que, d'autre part, le volume de travail est
également variable selon le type de dossier, avec pour conséquence
que certains traducteurs jurés se voient contraints de rembourser le
montant imposable, soit plus que les pensions, le montant des
pensions perçues.

Monsieur le ministre, je souhaiterais savoir si vous confirmez la

04.01 Joseph Arens (cdH):

Overeenkomstig de wet van 5 april
1994 mogen pensioenen van de
openbare sector met inkomsten
voortvloeiend uit een
beroepsactiviteit worden
gecumuleerd voor zover die
inkomsten een bepaalde grens
niet overschrijden. Die regeling
brengt echter heel wat mensen in
de problemen. Zo is het
bijvoorbeeld voor de beëdigde
vertalers quasi onmogelijk op
voorhand te bepalen of hun
inkomsten het toegelaten bedrag
zullen overschrijden, aangezien
hun onkostennota's soms jaren na
de afsluiting van de dossiers
worden opgesteld en hun
werkvolume onvoorspelbaar is.
Een aantal beëdigde vertalers zien
zich dus soms verplicht de
ontvangen pensioenbedragen
terug te storten.

Wordt de wet in bepaalde gevallen
niet onbillijk toegepast? Moet daar
niets aan gedaan worden? Belet
die wet niet dat de
gepensioneerden een
beroepsactiviteit uitoefenen? Zijn
de wettelijke sancties niet al te
streng? Moet er niet soepeler
worden opgetreden wanneer de
toegelaten plafonds worden
overschreden?

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

situation. N'estimez-vous pas que l'application de la loi du 5 avril 1994
peut s'avérer, dans certains cas, particulièrement injuste à l'égard de
certaines personnes? En d'autres termes, n'estimez-vous pas qu'il est
particulièrement compliqué pour certaines personnes d'apprécier si
elles dépassent ou non les plafonds de revenus autorisés? Si non,
pourquoi? Si oui, envisagez-vous de prendre des mesures afin d'y
remédier? Si oui, lesquelles?

Plus fondamentalement, estimez-vous que la loi du 5 avril 1994
encourage les personnes admises à la pension à poursuivre une
activité, notamment lorsqu'elles n'ont pas encore atteint l'âge de 65
ans, gratuitement ou non? N'estimez-vous pas que les sanctions
prévues sont particulièrement sévères? Ne conviendrait-il pas
d'instaurer une plus grande souplesse à l'égard de ceux qui
dépassent les plafonds de revenus autorisés?

04.02 Bruno Tobback, ministre: Monsieur Arens, le but de la loi du 5

avril 1994 n'est pas d'encourager des personnes qui sont parties à la
retraite de poursuivre une activité professionnelle mais de l'autoriser
sous certaines limites. Celles-ci sont, en principe, identiques pour les
travailleurs salariés, les indépendants et les fonctionnaires.

La situation que vous décrivez n'est pas spécifique aux travailleurs
indépendants, ni aux traducteurs jurés, puisque l'estimation des
revenus futurs est toujours aléatoire pour un travailleur indépendant.
En effet, en général, il n'a aucune certitude, ni quant au volume des
prestations qu'il effectuera, ni quant à la date de la perception des
revenus qui s'y rapportent. Il s'agit essentiellement d'éléments
aléatoires qui sont liés à la nature même de l'exercice d'une activité
indépendante. Il faut d'ailleurs signaler que certains salariés sont
parfois confrontés à la même problématique, par exemple en cas de
promotion avec effet rétroactif. Cette possibilité est d'ailleurs
rencontrée assez régulièrement.

L'éventuel remboursement de la pension ne constitue pas, selon moi,
une injustice à l'égard du pensionné. C'est une conséquence d'un
dépassement des limites qui sont légalement autorisées.

La loi prévoit, en son article 3, que le cumul est, en principe, interdit.
Les 15% qui sont évoqués dans la question constituent une marge de
sécurité prévue par la loi. Une suspension de l'intégralité de la
pension n'intervient en pratique que lorsque les revenus dépassent
cette limite augmentée de la marge de sécurité. Un tel dépassement
résulte malheureusement surtout du fait que l'indépendant ou le
salarié, au lieu de limiter son activité à la limite inférieure des revenus
autorisés sans marge de sécurité, essaie de tenir compte, avec les
risques que cela comporte, de la limite majorée, donc y compris les
15%. Compte tenu de ce comportement, la fixation d'une limite plus
élevée ne résoudrait pas le problème, mais ne ferait que le déplacer à
un niveau supérieur de revenus. Tout le monde essaie d'approcher au
plus près les limites. Quelles que soient ces limites, cette situation
sera toujours la même.

Je signale aussi que, afin de réduire le montant qu'il aura à
rembourser, l'indépendant qui aurait signalé au service des pensions
du secteur public qu'il ne dépasserait pas la limite sans marge de
sécurité, peut, dès qu'il sait qu'il y aura un dépassement, aviser le
service des pensions. Celui-ci réduira ou suspendra la pension pour

04.02 Minister Bruno Tobback:

Niet alleen beëdigde vertalers
bevinden zich in de situatie die u
beschrijft. De raming van
toekomstige inkomsten is voor een
zelfstandige immers altijd een
onzeker gegeven, en soms zelfs
ook voor een loontrekkende.

De eventuele terugbetaling van het
pensioen is geen
onrechtvaardigheid ten aanzien
van de gepensioneerde, maar het
gevolg van een overschrijding van
de wettelijke limieten. De
overschrijding van 15 procent is
immers een veiligheidsmarge.
Wordt ook die marge
overschreden, dan heeft de
betrokkene er als dusdanig geen
rekening mee gehouden en heeft
hij gerekend op inkomsten die het
plafond zo dicht mogelijk
benaderen, met inbegrip van die
marge. Als die marge wordt
opgetrokken, wordt het probleem
alleen maar verschoven.

Van zodra hij weet dat hij de
toegelaten limiet zal overschrijden,
kan de zelfstandige de
pensioendienst verwittigen. Die zal
het toekomstige pensioen
verminderen of schorsen,
waardoor er achteraf geen
terugbetaling meer vereist is.

Sinds 1 januari 2002 past de
regering een gunstiger limiet toe
voor personen die ouder zijn dan
65.

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

le futur, ce qui évitera les versements indus et donc les
remboursements postérieurs.

En ce qui concerne l'aspect dissuasif des limites, je vous précise que
le gouvernement a instauré, depuis le 1

janvier 2002, une limite plus

favorable pour les personnes âgées de plus de 65 ans.

En outre, une nouvelle augmentation de 15% est intervenue avec
effet au 1

janvier 2006. De plus, le montant ainsi obtenu sera à

nouveau majoré de 10% à partir du 1

janvier 2007, ce qui le portera

à 13.719 euros par an.

Par contre, pour les pensionnés qui n'ont pas encore atteint l'âge de
65 ans, j'estime, avec le gouvernement d'ailleurs, qu'il n'est pas
opportun de relever le montant limite actuel. Ceci pourrait en effet
inciter les intéressés à solliciter leur pension plus vite, ce qui,
finalement, irait à l'encontre de l'objectif d'augmenter le taux
d'occupation des personnes qui n'ont pas encore atteint l'âge légal de
la retraite.

Je vous signale aussi que je n'ai aucune objection et la législation
sur les pensions non plus à l'exercice d'activités bénévoles non
rémunérées, dont vous parliez dans votre question. La pension n'est
ni réduite ni suspendue en l'absence de revenus professionnels dans
le cadre d'une activité bénévole.

Als we het huidige
maximumbedrag voor personen
jonger dan 65 optrekken, zetten
we hen er wellicht toe aan om
sneller met pensioen te gaan. Dat
zou evenwel indruisen tegen ons
voornemen om hun
activiteitsgraad te verhogen.

Noch ikzelf, noch de wetgeving
hebben bezwaar tegen het
uitoefenen van onbezoldigde
activiteiten.

04.03 Joseph Arens (cdH): Monsieur le président, je remercie le

ministre pour sa réponse.

Je voudrais quand même dire que le cas qui me préoccupe est assez
exceptionnel puisque la Justice a demandé à ce traducteur juré de
prester plus alors qu'il n'était pas au courant que le montant atteint
dépassait la limite autorisée. Le montant dépassant les 15% est de
2.364 euros et la sanction globale est de 29.171 euros. Tout cela pour
rendre service à la Justice qui avait insisté pour que cette personne
continue la traduction dans un important dossier qui a d'ailleurs
défrayé la chronique dans notre pays!

Monsieur le ministre, je vais vous remettre une lettre car cette
situation est vraiment inacceptable.

04.03 Joseph Arens (cdH): Het

geval dat me bezighoudt, is eerder
uitzonderlijk: het is het
departement Justitie dat een
beëdigde vertaler heeft verzocht
om in het kader van een dossier
langer te werken. Het bedrag
boven de 15 procent bedraagt
2 364 euro, de globale sanctie
maar liefst 29.171 euro!

04.04 Bruno Tobback, ministre: Monsieur Arens, je ne connais pas

les circonstances spécifiques de ce cas.

Il est impossible de faire la distinction entre un pensionné qui dépasse
la limite parce qu'il a voulu travailler et gagner plus d'argent et un
autre qui a dépassé les limites parce que quelqu'un lui a demandé de
le faire. Aucune cour de justice n'a demandé à un traducteur juré de
dépasser les limites du travail autorisé. De plus, tout le monde a le
droit de refuser.

Je ne peux faire de distinction, même si ce dossier est spécifique et
concerne, comme vous le dites, une personne qui aurait été mise
sous pression pour prester ces services. Les limites sont les mêmes
pour tout le monde, indépendants ou salariés, peu importe l'activité
que l'on exerce.

04.04 Minister Bruno Tobback:

De limieten zijn dezelfde voor
iedereen. Of men nu zelfstandige
of loontrekkende is, men kan altijd
weigeren.

04.05 Joseph Arens (cdH): Monsieur le ministre, la sanction est 04.05 Joseph Arens (cdH): De

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

disproportionnée!

sanctie is buiten elke proportie.

04.06 Bruno Tobback, ministre: Monsieur Arens, la sanction est la

même pour tout le monde. Si certaines limites de revenus sont
dépassées, on juge que la personne n'a pas besoin d'une pension,
étant donné qu'elle travaille toujours à plein temps. C'est la
philosophie du système qui autorise à gagner près de 13.000 euros
chaque année si on ne dépasse pas ce plafond. Si on gagne au-delà,
on n'a plus droit à la pension. C'est clair et cela vaut pour tous!
Chaque personne à la retraite doit reconsidérer ses activités
professionnelles après la pension et voir si elle souhaite dépasser ce
plafond.

04.06 Minister Bruno Tobback:

De sanctie is voor iedereen gelijk.
Volgens die regeling mag men
jaarlijks ongeveer 13 000 euro
bijverdienen op voorwaarde dat
men die grens niet overschrijdt.
Indien men meer verdient, verliest
men zijn pensioen.

04.07 Joseph Arens (cdH): Dans le cas de cette personne, le

plafond n'était pas de 13.000 euros mais bien de 5.900 euros.

04.07 Joseph Arens (cdH): In

het kwestieuze geval bedroeg het
plafond 5.900 euro.

04.08 Bruno Tobback, ministre: Dans ce cas, il s'agit d'une

personne qui n'a pas encore atteint l'âge de 65 ans et qui devrait être
parfaitement au courant des limites applicables dans son cas.
Personne n'est obligé de dépasser ces limites!

04.08 Minister Bruno Tobback:

Het gaat dus om een persoon
jonger dan 65 die op de hoogte
diende te zijn van de geldende
limieten.

04.09 Joseph Arens (cdH): Je continuerai mon combat, car il me

semble juste!

04.09 Joseph Arens (cdH): Ik zal

mijn strijd voortzetten omdat ik
voor een goede zaak opkom!

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

05 Vraag van mevrouw Maggie De Block aan de minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen

over "het samenstellen van het pensioendossier bij gemengde loopbanen" (nr. 11040)

05 Question de Mme Maggie De Block au ministre de l'Environnement et ministre des Pensions sur "la

constitution du dossier de pension pour les carrières mixtes" (n° 11040)

05.01 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de

minister, ik ben veel minder strijdlustig op dit moment, want als
huisarts ben ik heel het weekend van wacht geweest en daardoor ben
ik enigszins getemperd.

Mijnheer de minister, het gaat hier om iemand die bij een lokale dienst
zijn aanvraag doet met het oog op pensionering. De persoon heeft
een gemengde loopbaan: deels militair, deels in de privé-sector. Ruim
een jaar op voorhand wilde deze persoon zijn aanvraag indienen. In
deze tak van de sociale zekerheid werd al heel wat werk verricht om
het de mensen minder moeilijk te maken aan hun pensioen toe te
komen en de administratieve rompslomp wat in te perken.

Voor mensen met een gemengde loopbaan is daar blijkbaar een
probleem, omdat de administratie zelf heel wat informatie moet
opvragen bij andere diensten. Deze heer met zijn gemengde
loopbaan werd gezegd dat hij zelf zijn pensioengegevens als militair
diende op te vragen bij de FOD Defensie en moest doorsturen naar
de Rijksdienst voor Pensioenen. Weliswaar ging het om een regionale
infodienst van de Rijksdienst voor Pensioenen, maar ik neem aan dat
ook zij adequate informatie verstrekken.

05.01 Maggie De Block (VLD):

Malgré les efforts qui ont déjà été
fournis pour limiter les formalités
administratives lors de la demande
de pension, il semble que les
personnes ayant accompli une
carrière mixte doivent toujours
recueillir toute une série
d'informations auprès des
administrations. Ainsi, un service
d'information régional de l'Office
national des pensions (ONP) a
demandé à un homme ayant
travaillé à l'armée et dans le
secteur privé de recueillir lui-
même ses données de pension
auprès du SPF Défense.

S'agit-il en l'occurrence de la
pratique habituelle? Ne pourrait-on
pas améliorer la communication
entre les différentes

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Tot zijn grote verwondering moest hij dit dus zelf doen. Men had hem
ook gezegd welke gegevens hij moest aanvragen: de jaarwedde per
functie voor zijn militaire loopbaan en het inkomen van de laatste vijf
jaar van zijn militaire loopbaan, rekening houdend met tussentijdse
verhogingen, bevorderingen en weddenschalen. Het verwonderde mij
ook toen die heer mij contacteerde.

Is dit de normale praktijk? Is het niet mogelijk dat de verschillende
overheidsdiensten met elkaar communiceren zonder tussenkomst
van de pensioengerechtigde, ten einde het pensioendossier samen te
stellen voor de pensioenaanvraag of de berekening van het pensioen
van dergelijke gemengde loopbaan?

administrations?

De voorzitter: Ik wil er toch even op wijzen dat meer structuur werd
aangebracht in de behandeling van de vragen. In het Reglement
staat, zowel inzake de vraag van de heer Arens als van mevrouw De
Block, dat vragen met betrekking tot zaken van particulier belang, met
betrekking tot persoonlijke gevallen, eigenlijk niet kunnen gesteld
worden in dit kader. Laat dat een suggestie zijn om in de toekomst
meer aandacht te hebben voor deze bepaling van het Reglement.

Le président: Je rappelle que le
Règlement interdit de poser des
questions orales relatives à des
cas individuels.

05.02 Minister Bruno Tobback: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De

Block, op basis van de informatie die ik uit uw vraag heb gehaald,
moet ik u zeggen dat deze vraag in principe betrekking heeft op een
aanvraag voor een pensioenraming en geen pensioentoekenning. Dit
is een grondig verschil. Een raming wordt behandeld door de
Infodienst Pensioenen aan de hand van een formulier dat door de
aanvrager zelf moet worden ingevuld en dat de opgave bevat van al
zijn beroepsactiviteiten. Bij een gemengde loopbaan raamt de
Rijksdienst voor Pensioenen het pensioen dat voortvloeit uit de
prestaties als werknemer. De rijksdienst baseert zich daarbij op het
uittreksel uit de individuele pensioenrekening dat wordt bijgehouden
door CIMIRe. De aanvrager hoeft geen verdere gegevens te
verstrekken.

Het pensioen dat verbonden is aan diensten verricht onder het statuut
van ambtenaar wordt normaal vastgesteld door de Pensioendienst
voor de Openbare Sector, PDOS. Wanneer het zoals hier om een
raming gaat en geen definitieve pensioenberekening, baseert die
administratie zich inderdaad om praktische redenen op de gegevens
die door de aanvrager zelf moeten worden meegedeeld. Dit is ook de
reden waarom onder meer het inkomen van de laatste vijf jaar wordt
gevraagd. De reden daarvoor is dat PDOS op dit moment niet
beschikt over individuele pensioenrekeningen van iedere ambtenaar
zoals die wel bestaat bij CIMIRe. Men zou dan ook voor iedere raming
verplicht zijn om contact op te nemen met alle administraties waar de
betrokkene heeft gewerkt. Dit zou het eigenlijk onmogelijk maken om
binnen een redelijke termijn te antwoorden. Bij het berekenen van het
rustpensioen dat ambtshalve of na een aanvraag definitief wordt
toegekend, vraagt PDOS wel zelf alle gegevens op bij de betrokkenen
administraties.

In het kader van het project-AURA, waarnaar daarnet al werd
verwezen, zal de RVP binnen enkele maanden ook starten met het
versturen naar alle personen, die 55 zijn, in België wonen en
prestaties als werknemer hebben verricht, van een loopbaanoverzicht
vergezeld van de pensioenraming van de op dat moment
opgebouwde en nog op te bouwen rechten met een voorafspiegeling

05.02 Bruno Tobback, ministre:

Je déduis des éléments de la
question qu'il s'agit d'une
demande d'estimation et non de
l'octroi proprement dit d'une
pension. Les services
d'information traitent les
demandes d'estimation par le biais
d'un formulaire à remplir par
l'intéressé. Pour les prestations
d'employé, l'ONP se fonde sur le
compte de pension individuel tenu
par CIMIRe. Étant donné que le
Service des pensions du secteur
public (SPSP) ne dispose pas
encore de pareils décomptes, le
demandeur est prié de
communiquer lui-même les
données requises pour ses
années de carrière au sein d'un
service public. Par contre, lors de
l'attribution définitive de la
pension, le SPSP demandera lui-
même toutes les données auprès
des administrations. Dans le cadre
du projet Aura, l'ONP entamera
bientôt l'envoi systématique, à
toutes les personnes âgées de 55
ans et qui ont travaillé comme
salarié, d'un relevé de carrière
accompagné d'une estimation de
pension. Cette procédure
permettra de combler à l'avance
d'éventuelles lacunes et
d'accélérer les formalités au
moment de l'âge légal de la
pension.

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

van het pensioenbedrag tussen de 60 en 65 jaar. Dit zal ook toelaten
om vanaf 55 jaar eventuele hiaten in die berekening al op voorhand in
te vullen. Zodoende kan men sneller tewerk gaan eens de leeftijd van
60 jaar wordt bereikt.

Vermits het over een individueel geval gaat, moet u mij dit maar eens
buiten deze commissie vragen. Tenzij ik mij vergis, gaat dit niet om
een aanvraag voor een definitieve pensioentoekenning maar louter
om een raming. In dat geval vragen we inderdaad wat meer
inspanningen van de betrokkene, in afwachting van het moment
waarop we zelf maar dat gaat nog een tijd duren - een individuele
pensioenrekening hebben voor tewerkstelling bij de administraties.

05.03 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik ben op de

hoogte van het artikel maar ik heb mijn vraag algemeen gesteld. Mijn
vraag had betrekking op de gemengde loopbanen. Ik denk dat we
daar in de toekomst steeds meer mee te maken zullen krijgen. Ik ben
dan ook blij dat de minister zegt dat er nog aan wordt gewerkt. Ik
neem inderdaad aan dat bij een raming en een eventuele berekening
de zaken iets anders verlopen en er daardoor meer informatie wordt
gevraagd aan zij die een raming vragen.

Uit uw antwoord maak ik op dat het ook om een raming gaat.

Ik ben blij dat u zegt dat het initiatief werd genomen om in de
toekomst, bij eventuele ramingen, ook vanaf 55-jarigen, meer
informatie te geven over hun pensioenrechten op dat moment in hun
leven en om te weten in hoeverre zij hun verdere loopbaan nog
moeten plannen. Die planning kan dan vlotter verlopen. U zegt zelf
dat zulke ramingen niet in de nabije toekomst zullen gebeuren. Aan
die administratie zullen, naar ik aanneem, ook nog wel enkele
technologische hoogstandjes te pas komen, zoals compatibiliteit van
informaticasystemen. Dat is een project waarvan we de vruchten
kunnen verwachten, misschien tegen de tijd dat ik zelf 55 jaar ben.

05.03 Maggie De Block (VLD):

Ma question revêt une portée
générale. En effet, le problème
concerne toutes les personnes
ayant une carrière mixte. Je me
réjouis de ce que le ministre
envisage une initiative pour
simplifier quelque peu la tâche des
ayants droit.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de vragen voor de minister van Pensioenen.
We wachten enkele minuten op de komst van de minister van Werk.

06 Question de Mme Talbia Belhouari au ministre de l'Emploi sur "la problématique de l'emploi des

seniors dans les entreprises" (n° 10860)

06 Vraag van mevrouw Talbia Belhouari aan de minister van Werk over "de problematiek van de

tewerkstelling van senioren in de ondernemingen" (nr. 10860)

06.01 Talbia Belhouari (PS): Monsieur le président, monsieur le

ministre, récemment, un sondage a été réalisé par une agence de
recrutement auprès de 700 entreprises sur la problématique de
l'emploi des seniors. Les statistiques avancées par ce sondage
montrent qu'il existe encore plusieurs obstacles qui empêchent le
recrutement des personnes âgées de plus de 50 ans.

Les sociétés qui ont participé à cette enquête ont évoqué plusieurs
freins au recrutement des travailleurs appartenant à cette catégorie,
tels que l'incapacité d'adaptation, le manque de flexibilité ou encore le
manque de connaissances techniques.

06.01 Talbia Belhouari (PS): De

bedrijven die ondervraagd werden
omtrent de tewerkstelling van
werknemers ouder dan vijftig,
halen verscheidene hinderpalen
aan die de indienstneming van die
werknemers in de weg staan. Ze
wijzen onder meer op
aanpassingsmoeilijkheden, een
gebrek aan flexibiliteit en
onvoldoende technische kennis.

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Alors que la moyenne européenne d'emploi de personnes
appartenant à cette tranche d'âge est de 41,7% en 2003, la Belgique
affiche un score de 28,1%, ce qui constitue un taux assez bas.

La problématique de l'emploi des seniors est complexe: coût salarial,
valorisation des compétences et expériences professionnelles, santé
au travail, adaptation aux conditions de travail, etc.

Une majorité des entreprises interrogées ont déclaré "indispensables"
des mesures publiques complémentaires au Pacte de solidarité entre
les générations pour maintenir ou remettre au travail les plus de
50 ans.

Monsieur le ministre, envisagez-vous de prendre de telles mesures?

Sachant que le volet prépension du pacte ne rentrera en vigueur
qu'en 2008, comment éviter que d'ici là, on assiste à de nouveaux
départs anticipés massifs?

De tewerkstellingsgraad in die
leeftijdsgroep is in ons land
beduidend lager dan het Europese
gemiddelde.

De werkgelegenheid voor de
ouderen is een ingewikkelde
aangelegenheid, maar de
meerderheid van de ondervraagde
bedrijven meent dat aansluitend bij
het Solidariteitspact aanvullende
maatregelen onontbeerlijk zijn om
de vijftigplussers aan het werk te
houden of opnieuw aan het werk
te krijgen. Overweegt u dergelijke
maatregelen? Hoe kunnen we
voorkomen dat werknemers uit die
leeftijdsgroep opnieuw massaal
voortijdig op pensioen vertrekken,
vóór het hoofdstuk "brugpensioen"
van het Solidariteitspact in 2008 in
werking treedt?

06.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président, chère

collègue, dans ses chapitres "Activer plus de jeunes" et
"Vieillissement actif", le Pacte de solidarité entre les générations
comprend 66 mesures. Ces dernières ont été complétées par
l'affinement du 17 novembre 2005. Je suis convaincu que tout cela
apporte une réponse aux préoccupations apparemment invoquées
par certains employeurs.

Permettez-moi toutefois de signaler les responsabilités de chacun.
Ainsi, vous affirmez qu'une des remarques négatives invoquées
concernant les employés plus âgés est le manque de connaissances
techniques. Je dois toutefois constater que l'effort de formation global
qui, selon les accords successifs en AIP, devait déjà être atteint en
2004 n'a toujours pas abouti. C'est pourquoi nous prévoyons dans le
Pacte, un mécanisme de sanctions éventuelles pour les secteurs qui
omettent de faire des efforts supplémentaires.

Mais dans les efforts de formation existants, les employés plus âgés
sont sous-représentés. Dans la tranche d'âge de 25 à 34 ans, la
participation aux formations est de 11,8%, presque le double de celle
pour la tranche d'âge de 55 à 64 ans qui est de 6,4%.

Au sein du groupe des travailleurs plus âgés, l'effet Matheus joue
d'ailleurs également un rôle. Pour les peu qualifiés, la participation
aux formations n'est même pas significative d'un point de vue
statistique. Pour les moyennement à hautement qualifiés, elle
représente respectivement 6 et 13%.

Si les employeurs invoquent le manque de connaissances techniques
des employés plus âgés, peut-être doivent-ils également balayer
devant leur porte en tenant compte du sous-investissement dans la
formation de ce type de personnel. De plus, je m'aperçois que cette
liste énumère les remarques négatives mais pas celles qui sont
positives, telles que l'expérience, la réflexion orientée vers la
recherche de solutions, la précision ou le sens des responsabilités.

06.02

Minister

Peter

Vanvelthoven: Ik ben ervan
overtuigd dat het Solidariteitspact
en de bepalingen van 17
november 2005 een antwoord
bieden op de bezorgdheid die door
bepaalde werkgevers werd geuit.

Sta me toe de
verantwoordelijkheden van de
verschillende actoren nader toe te
lichten. Bedrijven zouden niet
geneigd zijn oudere werknemers
in dienst te nemen omdat die over
onvoldoende technische kennis
zouden beschikken. De
doelstellingen inzake opleiding die
voor 2004 in de interprofessionele
akkoorden werden opgenomen,
werden echter nog steeds niet
gehaald. Het Solidariteitspact
voorziet trouwens in een
sanctiemechanisme in dat
verband.

Oudere werknemers, en dan
inzonderheid de laagstgeschoolde,
zijn ondervertegenwoordigd in de
bestaande opleidingsprojecten.

Met een nieuw ontwerp van
koninklijk besluit waarbij het
Ervaringsfonds een grotere
slagkracht moet krijgen, en met
een sensibiliseringscampagne

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

De fait, les travailleurs plus âgés savent mieux où ils vont et travaillent
souvent de manière moins impulsive; dans certaines circonstances,
ils sont plus résistants au stress.

Je pense dès lors que quelques préjugés jouent également un rôle.
C'est pourquoi j'estime si importante la sensibilisation à la plus-value
d'entreprendre en fonction de l'âge. Je souhaite y arriver via un
nouveau projet d'arrêté royal devant conférer un plus grand pouvoir
d'action à l'expérience professionnelle et ce, grâce à une longue
campagne de sensibilisation d'envergure, telle que visée dans la
mesure 13 du Pacte de solidarité entre les générations.

Vous affirmez que l'augmentation progressive de l'âge et des
conditions d'ancienneté pour la prépension ne démarre qu'à partir de
2008. C'est exact, et cela me semble juste. Tout le monde a des
attentes qui font qu'on ne peut pas tout bouleverser brusquement par
une modification approfondie de la réglementation. Le contraire
signifierait d'ailleurs, pour un certain nombre de personnes
récemment licenciées avec un long délai de préavis, que nous
modifierions les règles du jeu pendant cette période de préavis. Or,
toute une série d'autres mesures dans l'approche active des
restructurations commencent déjà maintenant.

Enfin, je terminerai en disant que le Pacte comprend une série de
mesures se complétant et se renforçant qui, selon moi, provoqueront
un bouleversement. Il est actuellement trop tôt pour dire si elles sont
suffisantes. Attendons et observons d'abord leurs résultats.

willen we de vooroordelen omtrent
die categorie werknemers
wegnemen.

De progressieve verhoging van de
leeftijd en de strengere
anciënniteitsvoorwaarden voor het
"brugpensioen" worden inderdaad
pas van kracht in 2008, maar van
andere maatregelen doet de
uitwerking zich nu al voelen.

De maatregelen van het
Generatiepact vullen elkaar aan en
versterken elkaar. Aan de hand
van de resultaten ervan zullen we
kunnen uitmaken of ze toereikend
zijn.

06.03 Talbia Belhouari (PS): Je vous remercie, monsieur le

ministre, mais je compte sur vous pour qu'on ne les oublie pas.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

07 Question de Mme Véronique Ghenne au ministre de l'Emploi sur "les enquêtes menées par les

services d'inspection du travail" (n° 10887)

07 Vraag van mevrouw Véronique Ghenne aan de minister van Werk over "de onderzoeken die de

diensten van de arbeidsinspectie uitvoeren" (nr. 10887)

07.01 Véronique Ghenne (PS): Monsieur le président, monsieur le

ministre, lors de la dernière réunion du Comité d'avis pour
l'émancipation sociale qui s'est tenue le 26 février dernier, nous avons
échangé avec vos collaborateurs, en raison de votre absence, sur la
problématique "femmes et emploi".

Parmi les nombreuses difficultés rencontrées par les travailleuses sur
notre marché de l'emploi, je tiens à insister sur celle qui demeure la
plus flagrante, la plus actuelle et malheureusement la plus
inacceptable, à savoir l'inégalité salariale. Malgré les lois qui
garantissent l'égalité salariale, la pratique tend à montrer
quotidiennement que celle-ci n'est finalement que de papier et qu'elle
est donc bien loin d'être une réalité pour les femmes de notre pays.
Cette inégalité varie selon les secteurs entre 7,8% et 45%, différence
énorme. Autrement dit, une femme doit travailler trois mois de plus
qu'un homme pour gagner le même salaire annuel brut.

Bien que cette discrimination persiste malgré les lois, bien qu'elle soit
généralisée à l'ensemble des secteurs et qu'elle soit aussi manifeste,

07.01 Véronique Ghenne (PS):

Tijdens de voorbije vergadering
van het Adviescomité voor de
Maatschappelijke Emancipatie op
26 februari jongstleden hebben wij
de problematiek `vrouwen en
tewerkstelling' besproken.

Ondanks de wetten voor
loongelijkheid, heerst in ons land
in de praktijk nog steeds
ongelijkheid voor vrouwen (tussen
7,8 en 45 procent afhankelijk van
de sector). De
arbeidsinspectiediensten blijken
deze problematiek echter niet
meer als prioritair te beschouwen
en doen hiernaar geen onderzoek
meer.

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

d'après les réponses fournies par vos collaborateurs, il semblerait que
les services d'inspection du travail ne considèrent plus cette
problématique comme une priorité et qu'ils ne mènent plus d'enquête
en ce sens.

Dès lors, mes questions sont les suivantes.

Pouvez-vous me confirmer cette affirmation? Dans la positive,
comment la justifiez-vous? Dans la négative, quelles sont les actions
concrètes des services concernés? Quelles sont leurs méthodes de
travail et le suivi des litiges en cette matière?

Bevestigt u dit? Zo ja, welke
verklaring hebt u hiervoor? Zo
neen, welke concrete sancties en
maatregelen nemen de betrokken
diensten? Welke werkmethode
passen ze toe en hoe worden de
geschillen ter zake opgevolgd?

07.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président, chers

collègues, en ce qui concerne ces enquêtes, la mission essentielle de
la CLS consiste à protéger les intérêts des travailleurs tels que
garantis par un certain nombre de lois, d'arrêtés royaux et de CCT. A
cet égard, aucune distinction n'est faite en fonction du sexe du
travailleur, ni sur la base d'autres critères comme l'origine ethnique,
l'âge, etc.

En outre, l'arrêté royal du 1

juillet 2005 a conféré à l'inspection la

compétence relative à la mise en oeuvre de la loi antidiscrimination du
25 février 2003. Les services d'inspection Contrôle des lois sociales
visent donc à une égalité absolue des sexes. Un des objectifs annuels
de l'inspection en rapport direct avec cette mission de base est de
viser à des régularisations salariales complémentaires au profit des
travailleurs, c'est-à-dire salaire en fonction de la CCT, octroi des
barèmes appropriés, des primes, etc.

Il est exact que le nombre de plaintes n'est pas sensiblement plus
élevé pour les travailleurs féminins par rapport aux travailleurs
masculins. La tendance générale est même une diminution générale
de ce type de plainte ces dernières années.

En contrepartie, les enquêtes salariales sont réalisées d'office à leur
propre initiative. En outre, l'inégalité au niveau salarial qui, selon vos
données, se situe entre 7 et 45% reflète une réalité socio-
économique. Elle ne peut, en tous les cas, être qualifiée de
discriminatoire au sens juridique du terme.

07.02

Minister

Peter

Vanvelthoven: De belangen van
de werknemers worden door een
aantal wetten, koninklijke besluiten
en cao's gewaarborgd. Er wordt
geen enkel onderscheid gemaakt
volgens het geslacht van de
werknemer of andere criteria zoals
de etnische afkomst, de leeftijd
enz.
Het koninklijk besluit van 1 juli
2005 heeft de uitvoering van de
antidiscriminatiewet van 25
februari 2003 toevertrouwd aan de
inspectie- en controlediensten van
de sociale wetten. De inspectie
houdt ook toezicht op de
uitbetaling van de lonen in
overeenstemming met de cao,
volgens de geldende loonschalen,
met premies enz.
Er zijn niet meer klachten in
verband met vrouwelijke
werknemers dan in verband met
hun mannelijke collega's. De
voorbije jaren wordt zelfs een
algemene daling van dit soort
klachten vastgesteld.
Het loonverschil, dat volgens uw
gegevens tussen 7 en 45 procent
schommelt, weerspiegelt een
sociaal-economische realiteit. Dat
kan je geen discriminatie noemen
in de juridische betekenis van het
woord.

07.03 Véronique Ghenne (PS): Monsieur le ministre, je vous

remercie pour votre réponse. Vous expliquez que le nombre de
plaintes n'est pas en augmentation. Néanmoins, il faut se rendre
compte qu'à l'heure actuelle, le marché du travail est ce qu'il est:
lorsqu'une personne a un emploi, elle désire le garder même si un
problème se pose au niveau du salaire.

J'insiste sur l'existence effective d'un grand fossé salarial entre les
hommes et les femmes et il importe de se pencher sur la question.
Vous n'êtes pas sans savoir que le 31 mars prochain, les femmes du

07.03 Véronique Ghenne (PS):

U legt ons uit dat het aantal
klachten niet toeneemt. Maar in de
huidige context, en gezien de
situatie op de arbeidsmarkt, wil wie
werk heeft, zijn baan ook
behouden, ook al is er een
probleem met het loon.

Er gaapt een loonkloof tussen

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

PS, du sp.a et de la FGTB organiseront une journée de l'égalité
salariale pour que nos concitoyens sachent qu'à notre époque, le
fossé salarial entre les hommes et les femmes pose encore un réel
problème. Je voulais simplement vous demander si vous envisagiez
une réévaluation quant à la mise en application de l'arrêté royal.

mannen en vrouwen, en daar mag
niet licht overheen gelopen
worden. Op 31 maart organiseren
de vrouwen van PS, sp.a en het
ABVV een Equal Pay Day om de
ongelijke lonen aan de kaak te
stellen. Komt er een nieuwe
evaluatie van de toepassing van
het koninklijk besluit?

07.04 Peter Vanvelthoven, ministre: (...)

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

De voorzitter: Vraag nr. 10902 van mevrouw Nahima Lanjri wordt op haar verzoek uitgesteld.

08 Question de M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "l'efficacité des conventions de premier

emploi" (n° 10905)

08 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "de doeltreffendheid van de

startbaanovereenkomsten" (nr. 10905)

08.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le

ministre, vous vous rappelez notre long débat sur cette question en
commission le 14 mars dernier. Quelques questions que j'avais
ajoutées en séance n'avaient pas reçu de réponse de votre chef. Je
reviens donc avec ces questions aujourd'hui.

Premièrement, l'Office national de sécurité sociale vous a informé
qu'au 30 juin 2005, 49.000 jeunes avaient été déclarés comme
travailleurs sous contrat de premier emploi (CPE). Pourriez-vous
préciser la définition du champ d'application qui vous amène à ce
chiffre de 49.000 jeunes? S'agirait-il du nombre cumulé de CPE du 1

janvier 2004 au 30 juin 2005?

Deuxièmement, en ce qui concerne le prolongement du Pacte de
solidarité entre les générations, les Régions peuvent relever l'âge de
25 à 26 pour le calcul de l'obligation premier emploi afin de répondre
de manière optimale à la situation régionale du marché du travail.
L'une ou l'autre des Régions l'a-t-elle déjà fait?

Enfin, pensez-vous que l'ouverture des CPE à l'ensemble des
travailleurs de moins de 26 ans et non aux seuls qualifiés est
positive? Ne s'agit-il pas surtout d'un effet d'aubaine pour les
employeurs? Le cas échéant, comment limiter ces effets d'aubaine?

08.01 Benoît Drèze (cdH): Ik

kom terug op een reeks vragen die
ik u op 14 maart tijdens het
commissiedebat over dit
onderwerp heb gesteld en waarop
ik geen antwoord heb gekregen.
Volgens de Rijksdienst voor
Sociale Zekerheid waren op 30
juni 2005 49 000 jongeren met een
startbaanovereenkomst aan het
werk. Kan u meedelen hoe de
RSZ aan dat aantal komt?

Wat de verlenging van het
Generatiepact betreft, kunnen de
Gewesten de leeftijd voor de
berekening van de
startbaanverplichting van 25 naar
26 jaar verhogen teneinde
optimaal in te spelen op de
ontwikkeling van de gewestelijke
arbeidsmarkt. Heeft een van de
Gewesten dat reeds gedaan?
Meent u dat het openstellen van
de startbaanovereenkomsten voor
alle werknemers jonger dan 26, en
niet louter voor de
laaggeschoolden, een positieve
beslissing is geweest? Is dit niet
vooral een onverwachte meevaller
voor de werkgevers, die beperkt
dient te worden?

08.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président, cher

collègue, le chiffre de 48.910 jeunes que l'Office national de sécurité
sociale m'a transmis concerne le nombre de jeunes sous contrat

08.02

Minister

Peter

Vanvelthoven: Dat cijfer van
48.910 jongeren dat de Rijksdienst

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

premier emploi en service depuis le 30 juin 2005, déclarés comme
tels par leur employeur. Il s'agit en l'occurrence d'un code spécifique
prévu à cet effet dans la déclaration DmfA. Il s'agit d'un comptage par
tête et non par exemple en équivalents temps plein. J'ai demandé par
écrit aux ministres régionaux quel âge ils recommandent pour
l'application de cette mesure dans leur Région. En effet, il relève des
compétences fédérales de déterminer l'âge dans chaque Région
après avis du gouvernement régional concerné. À ce jour, je n'ai pas
encore reçu de réponse.

Comme je l'ai déjà dit la semaine dernière, il était déjà possible, dès
le lancement du système premier emploi, d'embaucher avec une
obligation premier emploi non seulement des jeunes peu qualifiés
mais également des jeunes qualifiés. Ces derniers ont toujours été
pris en compte dans le calcul relatif à l'obligation premier emploi. La
différence entre les jeunes qualifiés et peu qualifiés existe seulement
au niveau de l'application de la diminution des charges. Seule
l'embauche de jeunes peu qualifiés donne droit à une telle diminution.
Sur ce plan, aucun changement n'est intervenu non plus depuis le
lancement du système premier emploi.

voor Sociale Zekerheid mij
meedeelt, betreft het aantal
jongeren met een
startbaanovereenkomst die sinds
30 juni 2005 aan het werk zijn en
als zodanig door hun werkgever
werden aangegeven. Het is het
resultaat van een telling per hoofd.

Ik heb vooralsnog geen antwoord
gekregen van de gewestministers
op mijn vraag naar de leeftijd die
zij aanbevelen voor de toepassing
van de maatregel in hun Gewest.

Toen de startbaanovereenkomst
ingevoerd werd, kon men van in
het begin niet alleen
laaggeschoolde, maar ook
hooggeschoolde jongeren in dienst
nemen in het kader van de
startbaanverplichting. Het verschil
tussen beide categorieën jongeren
komt alleen tot uiting in de
lastenverlaging.

08.03 Benoît Drèze (cdH): Je reste un peu frustré après cette

réponse. On y verra sans doute plus clair après l'évaluation prévue.
Elle est d'ailleurs très en retard. Avez-vous une idée du moment où
cette évaluation sera disponible? Non? C'est regrettable.

08.03 Benoît Drèze (cdH): Na de

geplande evaluatie, die op zich
laat wachten, zullen we een
duidelijker beeld krijgen van de
situatie. Jammer dat u ons niet
kunt zeggen

wanneer de

resultaten van de evaluatie bekend
zullen zijn.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

Le président: La question n° 10985 de Mme Genot est reportée.

09 Question de M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "l'explosion du budget du titre-service et

le rapport annuel d'évaluation" (n° 11043)

09 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "de explosie van de begroting voor

de dienstencheques en het jaarlijks evaluatieverslag" (nr. 11043)

09.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le

ministre, c'est la troisième fois, pour ma part, que j'interroge sur cette
question, mais d'autres collègues l'ont fait, je pense la dernière fois le
9 mars.

Ce dossier est rattrapé par l'actualité puisqu'on en entend parler dans
les médias à l'occasion du contrôle budgétaire en cours. Il semble
que le budget 2006 des titres-services soit désormais estimé à 528
millions d'euros au niveau de l'ONSS et de 73 millions d'euros au
niveau du coût de la déduction fiscale de 30%.

Personnellement, je m'en réjouis. C'est la preuve que c'est un succès,
mais cela veut aussi dire que nous sommes inquiets sur le maintien

09.01 Benoît Drèze (cdH): De

begroting 2006 voor de
dienstencheques wordt thans op
528 miljoen euro geraamd voor
wat de RSZ betreft en op 73
miljoen euro met betrekking tot het
kostenplaatje van de fiscale aftrek
van 30 procent. Kloppen die
cijfers? Hoe zullen die bedragen
worden gefinancierd, aangezien er
sprake is van een overschrijding?
Waarom heeft de regering zich zo
sterk vergist bij de raming van het

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

du dispositif, et donc, mes questions sont celles-ci.

1. Les chiffres que je viens d'indiquer sont-ils exacts et sont-ils
fiables?
2. Comment ces montants seront-ils financés, puisqu'il y a un
dépassement?
3. Pourquoi le gouvernement s'est-il trompé à ce point dans son
évaluation au moment de l'établissement du budget initial?
4. Si le gouvernement envisage de modifier les dispositifs et dans
l'affirmative, comment?
5. Quelle est votre estimation budgétaire pour 2007?
6. Quand le parlement disposera-t-il du rapport annuel d'évaluation
prévu par la loi?

oorspronkelijk begrotingskrediet?
Overweegt de regering de
regelingen aan te passen en zo ja,
op welke manier? Op hoeveel
raamt u die begrotingsuitgave
voor 2007? Wanneer zal het
Parlement over het jaarlijks
evaluatieverslag waarin de wet
voorziet, kunnen beschikken?

09.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président, en ce

qui concerne la réponse à une série de questions que vous avez
posées, je me réfère à la réponse que j'ai donnée le 7 mars dernier à
Mme D'hondt dans cette commission.

En ce qui concerne votre première question, je ne puis évidemment
vous répondre que par rapport aux chiffres qui relèvent de mes
compétences. Quant au volet fiscal, je me permets de vous renvoyer
à mon collègue Reynders.

Le comité de gestion de l'Office national de l'emploi a examiné, dans
le cadre des travaux préparatoires du contrôle budgétaire, des
estimations actualisées pour 2006. A cet égard, l'estimation initiale
des dépenses dans le cadre des titres-services a été revue de
386 millions d'euros à 528 millions d'euros.

Il est en effet extrêmement difficile d'évaluer comment la vente des
titres-services évoluera. Comme vous le trouverez dans la réponse à
la question orale de Mme D'hondt, il a été tenu compte, lors de la
confection du budget, des chiffres relatifs jusqu'au mois d'août 2005
inclus. C'est la croissance accélérée, depuis cette date, de la vente
des titres-services qui a donné lieu a l'estimation plus élevée du
budget.

Le système des titres-services relève évidemment du contrôle
budgétaire en cours, mais il est clair que je ne peux pas encore
anticiper sur les résultats de celui-ci.

Par souci de clarté, je tiens à répéter ici que le montant mentionné de
528 millions d'euros représente le coût brut du système, sans prise en
compte des effets retour.

En tenant compte de ceux-ci, on obtient le coût net du système. C'est
ce montant-là qui est prévu comme financement alternatif pour la
gestion globale, de sorte que le système des titres-services ne soit
pas à charge de la sécurité sociale.

En réponse à votre cinquième question, je puis vous communiquer
que la prévision budgétaire pour 2007 sera examinée dans le cadre
de la conception du budget 2007.

Enfin, dès qu'il sera finalisé, le rapport d'évaluation sera transmis à la
Chambre, ce probablement fin avril, début mai.

09.02

Minister

Peter

Vanvelthoven: Ik verwijs naar het
antwoord dat ik op 7 maart
jongstleden in deze commissie
aan mevrouw D'hondt heb
gegeven. Wat het fiscaal aspect
betreft, verwijs ik u door naar
minister Reynders.
Volgens het beheerscomité van de
RVA, werd de oorspronkelijke
raming van de uitgaven voor 2006
van 386 miljoen euro herzien en
opgetrokken tot 528 euro, een
brutobedrag dat geen rekening
houdt met het terugverdieneffect.
Voor de begroting werd rekening
gehouden met de cijfers tot de
maand augustus 2005. Het is de
toegenomen stijging van de
verkoop van dienstencheques
sinds die datum die aanleiding
heeft gegeven tot de hogere
raming. Ik kan niet vooruitlopen op
het resultaat van de
begrotingscontrole.
Wanneer men rekening houdt met
het terugverdieneffect, bekomt
men de nettokostprijs van het
stelsel. Dat nettobedrag is
bestemd voor de alternatieve
financiering van het globaal
beheer en op die wijze valt het
stelsel van de dienstencheques
niet ten laste van de sociale
zekerheid.
De budgettaire vooruitzichten voor
2007 zullen in het kader van de
begroting 2007 worden
onderzocht. Wanneer het
evaluatieverslag af is, zal het naar
de Kamer worden verzonden. Dat
zal waarschijnlijk eind april, begin
mei zijn.

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

09.03 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, votre prudence

deviendra un jour légendaire! Votre collègue, M. Reynders, auquel
vous faites référence pour l'aspect fiscal n'hésite pas à dire, dans les
médias, qu'en toute hypothèse, le système ne sera pas changé et que
le gouvernement trouvera les moyens. Je conviens qu'il s'avance
avant que le contrôle budgétaire ne soit conclu. Ce message a
néanmoins le mérite d'être clair!

Pour le reste, nous attendrons le rapport fin avril, début mai.

09.03 Benoît Drèze (cdH):

Minister Reynders heeft nochtans
duidelijk gezegd dat aan het
stelsel niet zal geraakt worden en
dat de regering de nodige
middelen zal vinden.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

10 Vraag van de heer Patrick De Groote aan de minister van Werk over "schorsingen door RVA in

2005" (nr. 11045)

10 Question de M. Patrick De Groote au ministre de l'Emploi sur "les suspensions prononcées par

l'ONEM en 2005" (n° 11045)

10.01 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, op

donderdag 23 maart stelde de RVA zijn jaarrapport 2005 voor.
Opnieuw zien wij grote verschillende tussen de Gewesten, zeker
wanneer men rekening houdt met de werkloosheidsgraad in de
verschillende Gewesten, respectievelijk 7,4% in Vlaanderen, 16,5% in
Wallonië en 19,2% in Brussel. Vanaf juli 2005 individualiseerde
FOREM de werkaanbiedingen. Wij zien dan inderdaad een
gedeeltelijke inhaalbeweging in het tweede semester van 2005.

Jean-Marie Delrue, de Franstalige adjunct-administrateur-generaal
van de RVA, wees daarom naar het percentage sanctiedossiers in de
tweede helft van 2005. Ik citeer: "In de tweede helft van 2005
bestrafte Wallonië al 12% van de Belgische sanctiedossiers. Brussel
realiseerde een inhaalbeweging. Liefst 43% van de Belgische
sancties viel in het tweede semester van 2005 in het Brusselse
Gewest."

Die reactie zegt natuurlijk niet alles. Ze schenkt weinig vertrouwen,
vooral wanneer men de cijfers en de percentages van de sancties van
beide semesters erbij neemt. Daar zien wij dat in het eerste semester
Vlaanderen voor de sancties 93% haalde, Wallonië 7% en Brussel
0%. In het tweede semester is er inderdaad beterschap. Vlaanderen
komt daar uit op 45%, Wallonië op 12% - dat is weliswaar nog laag,
maar vertoont toch beterschap - en Brussel 43%.

Wij mogen ons daarop niet blindstaren, want die hoge cijfers van
Brussel zijn namelijk het gevolg van het feit dat de gegevens van het
eerste semester pas op het einde van het eerste semester ter
beschikking waren van de bevoegde werkloosheidsbureaus van de
RVA en dat de ontvangen informatie pas kon behandeld worden in het
tweede semester. Dat las ik in het jaarverslag.

Hetgeen nog meer in het oog valt zijn de cijfers over het weigeren,
verlaten of stopzetten van de opleidingen enerzijds en van het
trajectvoorstel anderzijds. In tabel 4.6.VII wordt dit vermeld: "De
verschillen tussen de Gewesten zullen echter blijven bestaan door de
specifieke wijze van opvolging die elk gewest toepast."

Men leest daar voor het tweede semester de volgende gegevens. Wij
zien voor weigering van werk voor Vlaanderen 145, Wallonië 238 en

10.01 Patrick De Groote (N-VA):

On peut lire dans le rapport annuel
de l'ONEM pour l'année 2005 que
le taux de chômage est de 7,4 %
en Flandre, 16,5 % en Wallonie et
19,2 % à Bruxelles. Il ressort d'un
examen du pourcentage de
dossiers de sanctions qu'au
second semestre un mouvement
de rattrapage était en cours à
Bruxelles, tandis qu'il avait à peine
commencé en Wallonie. D'autres
éléments encore plus frappants de
ce rapport sont les chiffres relatifs
aux refus, décrochages et
abandons définitifs de formations
et aux propositions de parcours.

Selon une réaction du cabinet
Vanvelthoven publiée dans Het
Nieuwsblad, le VDAB et le Forem
ne sanctionnent pas eux-mêmes:
ils transmettent simplement les
dossiers des demandeurs d'emploi
à l'ONEM. Le Forem transmet les
dossiers par voie électronique, si
bien qu'ils contiennent moins
d'informations. Cette situation sera
corrigée incessamment.

Le ministre peut-il donner
davantage d'explications à propos
de cette réaction? Pourquoi les
chiffres de refus et d'abandons de
formations ou de refus de
propositions de parcours sont-ils si
bas pour la Wallonie et la Région
bruxelloise? Est-ce dû à un
manque de formations ou est-ce
parce que l'on ne transmettrait pas

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

het Brussels Gewest 444 staan. Voor weigering van opleiding - dit is
toch wel heel merkwaardig - staat er voor Vlaanderen 151 en voor
Wallonië en Brussel 0.

Uw kabinet zou gereageerd hebben op het uiteenlopen van de cijfers,
volgens de Gewesten met de volgende woorden: "De VDAB en
FOREM bestraffen zelf niet. Ze geven gegevens van werkzoekenden
door aan de RVA, FOREM zendt zijn rapporten elektronisch door,
waardoor ze minder informatie bevatten". U zegt dat die informatie
ondertussen wordt bijgesteld en opgelost.

Mijnheer de minister, kunt u mij enige uitleg verschaffen over de
reactie van uw kabinet in Het Nieuwsblad. Op bladzijde 71 van het
jaarverslag staat immers te lezen dat sinds 1 juli 2004 het
samenwerkingsakkoord van 30 april 2004 de uitwisseling van
gegevens tussen de RVA en de gewestelijke en communautaire
instellingen organiseert. Krachtens deze overeenkomst wordt de
klassieke papieren gegevensuitwisseling tussen de gewestinstellingen
en de RVA vervangen door een elektronische gegevensoverdracht via
de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Deze elektronische
stromen zijn in beide richtingen operationeel sinds oktober 2004.

Ten tweede, wat is volgens u de oorzaak van het ontbreken en of van
de lage cijfers van weigeringen of stopzettingen van opleiding of van
weigering van de trajectvoorstellen voor Wallonië en Brussel? Ligt dit
aan een gebrek aan opleidingen of aan het niet doorgeven van de
weigeringen? Zult u bij het Waalse en Brusselse Gewest inlichtingen
inwinnen over welke opleidingen en trajecten er worden aangeboden?
Kunt u daarvan statistische gegevens bezorgen?

Ten derde, wat het aantal opleidingen in het Waalse en Brusselse
Gewest betreft. Welke bijkomende initiatieven zult u nemen opdat
werklozen in Brussel, Vlaanderen en Wallonië op een gelijke manier
worden opgevolgd en bestraft?

Mijnheer de minister, excuseert u mij voor mijn lange vraag.

les cas de refus? Le ministre
entend-il réclamer l'inventaire des
formations et des parcours
proposés en Wallonie et à
Bruxelles ou dispose-t-il déjà de
données statistiques? Quelles
initiatives supplémentaires
compte-t-il prendre pour que les
chômeurs des trois régions soient
suivis et traités de la même
manière?

10.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, mijnheer

De Groote, wat de eerste vraag betreft, kan ik meedelen dat de
gegevens die de RVA van de FOREM elektronisch ontvangt, soms
onvoldoende gegevens bevatten om het opleggen van een sanctie te
verantwoorden. Ik heb naar aanleiding van die vaststelling aan het
college van leidende ambtenaren van alle betrokken instellingen
gevraagd om tot meer sluitende afspraken terzake te komen. Uit
beschikbare gegevens blijkt in ieder geval wel dat Wallonië het
engagement dat aan het einde van het eerste semester 2005 werd
genomen om werkweigeringen te signaleren, is nagekomen. Ik heb
het college van leidende ambtenaren gevraagd om tot meer sluitende
afspraken te komen zodat de elektronische gegevensoverdracht
voldoende gegevens bevat om mee verder te kunnen werken.

Wat uw tweede vraag betreft, worden in alle regio's opleidingen
georganiseerd en trajecten aangeboden. Dat bleek ook al uit mijn
antwoord aan mevrouw D'hondt op 10 januari 2006. Aan mijn
collega's die elk voor hun Gewest en Gemeenschap bevoegd zijn
voor die materie, heb ik nu reeds gevraagd om bij het voorstellen van
het eerstvolgende evaluatierapport dat is in juli 2006 cijfers te
presenteren over de begeleidingen waarvan sprake is in de artikelen

10.02 Peter Vanvelthoven,

ministre: La Wallonie respecte
bien son engagement de signaler
les refus d'emplois, mais les
données électroniques transmises
à l'ONEM par le FOREM sont
parfois insuffisantes pour justifier
une sanction. Aussi ai-je demandé
au collège des fonctionnaires
dirigeants des institutions
concernées de conclure des
accords concluants concernant les
échanges de données.
Dans toutes les régions, des
formations sont organisées et des
trajets, offerts. J'ai demandé aux
ministres régionaux compétents
de présenter les chiffres relatifs
aux accompagnements des
demandeurs d'emploi au moment
de la présentation du rapport

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

13 en 14 van het samenwerkingsakkoord.

Wat uw derde vraag betreft, moet het college van leidende
ambtenaren de praktische afspraken maken voor de correcte
uitvoering van het samenwerkingsakkoord. Het college wordt
voorgezeten door de administrateur-generaal van de RVA. Ik zal door
hem worden ingelicht over de nieuwe afspraken die zullen worden
gemaakt en zonodig in overleg met hem, op dat ogenblik nieuwe
initiatieven nemen.

d'évaluation en juin 2006.
Le collège des fonctionnaires
dirigeants devra finaliser les
accords pratiques en vue de
l'exécution de l'accord de
collaboration. Ce collège est
présidé par l'administrateur
général de l'Onem qui m'informe
des nouveaux accords conclus. Si
nécessaire, je pourrai prendre de
nouvelles mesures en concertation
avec lui.

10.03 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de

minister, ik dank u voor het antwoord waaruit ik onthoud dat de
collega's in Wallonië inderdaad hun engagement zijn nagekomen. Dat
kunnen we ook zien uit het prille begin, het prille goede resultaat van
de eerste cijfers die werkweigeringen signaleren. Ik vind het een
goede zaak dat u gepleit, of liever gevraagd hebt om meer sluitende
afspraken te maken. Ik vind ook dat het doorspelen van gegevens
echt nauwkeurig moet zijn. Als je ziet wat die tabellen aangeven, een
tweemaal nul, dat is niet niets. Ik zou niet graag naar de situatie gaan
waar men in Vlaanderen werkonwillige steuntrekkers gaat bestraffen,
terwijl men in Wallonië en Brussel veel minder strenge normen gaat
toepassen. Ik denk dat het voor het activeringsbeleid dat wordt
gevoerd, heel goed zou zijn dat iedereen aan dezelfde voorwaarden
moet beantwoorden, dat iedereen gelijk is voor de wet.

10.03 Patrick De Groote (N-VA):

Je me réjouis que le ministre ait
demandé que des accords clairs
soient conclus en vue de
l'échange de données. Il n'est pas
normal que la Flandre soit plus
sévère que la Wallonie et
Bruxelles. Les mêmes règles
doivent s'appliquer à tous.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

11 Question de M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "la discrimination de fait de chômeurs

souhaitant exercer une fonction de gestion au sein d'une ASBL" (n° 11049)

11 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "de feitelijke discriminatie van

werklozen die een beheersfunctie binnen een vzw willen uitoefenen" (nr. 11049)

11.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, je ne sais pas si le

Règlement l'autorise mais une dépêche Belga concernant les titres-
services vient de tomber, selon laquelle le gouvernement veut
diminuer le remboursement aux entreprises, les fameux 21 euros. Le
ministre pourrait-il réagir à cette dépêche qui vient de tomber?

11.01 Benoît Drèze (cdH):

Volgens een recent persbericht
over de dienstencheques wil de
regering de terugbetaling aan de
bedrijven verminderen. Kan de
minister daarop reageren?

Le président: Ce point n'est pas à l'ordre du jour.

11.02 Benoît Drèze (cdH): C'était l'objet de ma question tout à

l'heure.

Le président: Pouvez-vous l'intégrer à votre question?

11.03 Benoît Drèze (cdH): Si je l'avais su au moment de poser ma

question, je l'aurais fait à ce moment-là. Selon cette dépêche, dans le
cadre du contrôle budgétaire, le gouvernement a l'intention de
diminuer l'intervention.

Le président: Le ministre n'est pas obligé de réagir.

11.04 Benoît Drèze (cdH): J'en suis conscient mais je lui demande

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

s'il peut le faire.

11.05 Minister Peter Vanvelthoven: De begrotingscontrole is nog

aan de gang. Ik ga nu niets zeggen, we hebben daar nog een aantal
pistes op tafel liggen om het budget van de dienstencheques onder
controle te krijgen. We gaan wellicht vandaag of uiterlijk morgen tot
een definitieve beslissing kunnen komen.

11.05 Peter Vanvelthoven,

ministre: Tant que le contrôle
budgétaire n'est pas terminé, je
préfère ne pas m'avancer sur le
sujet. Plusieurs options ont été
mises sur le tapis dans le but de
maîtriser le budget des titres-
services. Une décision est
attendue pour aujourd'hui ou
demain.

11.06 Benoît Drèze (cdH): M. Reynders s'est donc avancé quelque

peu. J'en viens à ma question portant sur la discrimination de fait de
chômeurs souhaitant exercer une fonction de gestion au sein d'une
ASBL. Ma question précédente était relativement courte; celle-ci sera
plus technique. Monsieur le ministre, des avis les plus divers et
contradictoires circulent sur la procédure à suivre et sur le sort
réservé par l'ONEM aux chômeurs qui demandent l'autorisation
d'exercer des activités volontaires au sein d'organismes ou
d'associations sans but lucratif.

Deux aspects de la problématique s'avèrent particulièrement confus.
Premièrement, la nécessité ou non pour le chômeur de demander
l'autorisation du directeur du bureau de chômage selon qu'il souhaite
exercer des activités de membre, administrateur, président, trésorier,
secrétaire, etc. Deuxièmement, la politique de l'ONEM vis-à-vis des
chômeurs qui souhaitent exercer des fonctions de gestion comme
volontaires au sein d'organismes ou d'associations sans but lucratif.

D'abord, en théorie, à propos du premier point concernant la
demande d'autorisation préalable à l'exercice de l'activité volontaire
par le chômeur, en réponse à une question parlementaire du député
Detienne le 5 juillet 1996, la ministre de l'Emploi et du Travail
répondait: "Il est demandé aux chômeurs de déclarer au préalable les
activités dont on peut raisonnablement admettre qu'elles peuvent être
effectuées contre paiement. Cette manière de procéder permet de
contrôler le caractère bénévole de ces activités et d'éviter tout usage
impropre."

Récemment, la direction générale de l'ONEM m'a confirmé que
réglementairement, celui qui n'effectue pas de prestations membre,
associé, administrateur, etc. et qui ne fait que participer aux
réunions n'a pas de déclaration à effectuer. Celui qui effectue des
prestations, par exemple tenir la comptabilité, faire du secrétariat ou
de l'animation, doit faire la déclaration préalable et obtenir l'accord du
directeur du bureau de chômage de l'ONEM.

Quant au deuxième aspect, concernant la décision du directeur du
bureau de chômage auquel la demande est adressée, la direction
générale de l'ONEM me répondait encore au terme d'une longue
argumentation qu'en résumé, "l'ONEM permet au chômeur d'être
membre, administrateur, trésorier, président d'une ASBL, l'accord
étant en principe obtenu sauf exceptions détaillées par ailleurs". C'est
ce que confirmait encore à l'époque la ministre de l'Emploi et du
Travail au député Detienne: "Doivent par contre être considérées
comme activités pouvant être intégrées dans le courant des échanges

11.06 Benoît Drèze (cdH):

Minister Reynders is dus wat te
vlug van stapel gelopen.

De toenmalige minister van
Werkgelegenheid en Arbeid
verklaarde in 1996 dat werklozen
die een functie willen uitoefenen in
een vzw de activiteiten waarvan
redelijkerwijze kan worden
aangenomen dat ze tegen betaling
kunnen worden uitgevoerd, vooraf
moeten aangegeven.

De algemene directie van de RVA
bevestigde me onlangs dat geen
enkele aangifte noodzakelijk is
wanneer een werkloze enkel
deelneemt aan de vergaderingen
van een vzw. De werkloze die
echter als vrijwilliger voor een vzw
wil werken, moet daartoe over het
voorafgaand akkoord van de
directeur van het
werkloosheidbureau beschikken.

De RVA deelde voorts mee dat de
werkloze zowel lid, bestuurder,
penningmeester als voorzitter van
een vzw kan zijn, aangezien de
toelating in beginsel wordt
gegeven, behoudens
andersluidende bepalingen. Dat
stemt overeen met de uitleg van
de bevoegde minister in 1996.

In tegenstelling tot de rechtspraak
van de arbeidsrechtbank van
Brussel, moeten alle werklozen in
de praktijk vooraf de toestemming
van de directeur van het
werkloosheidsbureau verkrijgen,
ongeacht de functie die ze in de
vereniging wensen op te nemen.
Volgens de algemene directie van

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

économiques le travail de secrétariat ou la comptabilité d'une
association, la fonction d'enseignant, de coordinateur volontaire, etc.
dans des activités organisées par l'association en faveur de membres
ou de tiers. Le chômeur est alors tenu de déclarer ses activités au
préalable par le formulaire C45b".

"En principe", poursuivait la ministre, "le directeur du bureau du
chômage marquera son accord sur l'exercice de l'activité avec
maintien des allocations de chômage. Dans des cas exceptionnels, le
directeur ne donnera pas son accord. Il en sera ainsi par exemple
lorsque le caractère bénévole de l'activité n'a pas été établi, que des
abus ont été constatés ou que l'activité est de nature telle que le
chômeur n'est plus disponible sur le marché de l'emploi."

A noter que la jurisprudence va, quant à elle, beaucoup plus loin,
puisque la cour du travail de Bruxelles a considéré dans un arrêt du
25 octobre 1995 que, si le fait d'être membre fondateur ou effectif
d'une ASBL ne peut être considéré en soi comme une activité que le
chômeur doit déclarer, il en va de même lorsque le chômeur en
assure la présidence ou la trésorerie à titre gratuit. Lorsque les statuts
prévoient la gratuité de ces mandats, il appartient à l'ONEM de réfuter
la présomption ainsi créée. (Décision du tribunal du travail en 1996).

La pratique confirmée par de nombreux professionnels et conseils du
secteur veut, par contre, que sur le premier aspect, toute personne
émargeant au chômage doit, avant d'exercer une activité volontaire
au profit d'une ASBL, en demander l'autorisation et l'obtenir du
directeur du bureau de chômage ce, quelle que soit la fonction
envisagée au sein de l'association, qu'il s'agisse d'être membre de
l'AG, administrateur ou délégué à la gestion journalière ou encore
simple volontaire sans faire partie d'un des organes de ladite
association.

Le principe général et sans exception de la demande d'autorisation
préalable semble d'ailleurs consacré au terme même des
informations libellées à l'attention des chômeurs au verso du
formulaire C45b de déclaration d'une activité bénévole pour un
organisme ou une ASBL. Il y est précisé que le chômeur peut,
"moyennant une déclaration préalable avec le formulaire C45b et
l'accord du directeur du bureau de chômage exercer une activité
bénévole au profit d'une association ou d'un organisme."

Toujours en pratique pour le deuxième aspect, cette autorisation sera
ipso facto refusée au chômeur qui souhaiterait exercer les fonctions
de président, trésorier, secrétaire ou délégué à la gestion journalière
au sein d'une association.

On peut encore lire sur le site de M. Doulkeridis, député bruxellois,
répondant à l'interpellation d'un citoyen: "Après avoir pris contact avec
l'ONEM, je vous confirme qu'il est malheureusement interdit d'exercer
un mandat d'administrateur ou de président d'une ASBL si l'on
bénéficie d'une allocation de chômage. Selon l'ONEM, l'administrateur
délégué ou le président d'une ASBL est présumé être en charge de la
gestion quotidienne de l'association. L'ONEM ne considère dès lors
pas cette activité comme minime même si elle est non rémunérée et
si dans les faits elle reste minime. Il s'agit d'une interprétation faite par
l'ONEM de l'article 18 §4 de l'arrêté ministériel portant les modalités
d'application de la réglementation du chômage."

de RVA kan een werkloze de
functie van penningmeester of
secretaris worden geweigerd
indien zijn beschikbaarheid voor
de arbeidsmarkt er aanzienlijk
door wordt verminderd of indien de
onbezoldigde activiteit van de
werkloze bestuurder niet de
kenmerken vertoont van een
activiteit die in het
verenigingsleven gewoonlijk door
vrijwilligers wordt verricht.

Dat standpunt staat haaks op de
door de werkloosheidsbureaus
toegepaste regels.

Kan u de zienswijze van de
algemene directie van de RVA
bevestigen? Zo ja, zou u de
administratieve procedure in een
rondzendbrief kunnen
verduidelijken? Komt dit probleem
aan bod in de uitvoeringsbesluiten
van de wet betreffende de rechten
van vrijwilligers? Zo ja, in welke
zin?

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

La direction générale de l'ONEM écrivait pourtant que l'exercice des
fonctions de trésorier ou de secrétaire pourrait être refusé "lorsqu'en
raison notamment de la taille de l'association, la disponibilité du
chômeur, administrateur de cette association, sur le marché de
l'emploi est sensiblement diminuée ou lorsqu'en raison de la taille de
l'association et de la nature essentiellement commerciale de ses
activités, l'activité bénévole du chômeur administrateur ne possède
pas les caractéristiques d'une activité qui, dans la vie associative, est
habituellement exercée par des bénévoles."

Cette réponse s'inscrit donc en totale contradiction avec la pratique
avérée des différents bureaux de chômage. Pourtant, cette réponse
théorique et générale a le mérite d'être clairement et parfaitement
motivée au regard de la réglementation du chômage (ce qui est loin
d'être le cas de celles faites par les différents bureaux de chômage
aux demandes d'autorisation concrètes et individuelles).

Monsieur le ministre, pouvez-vous confirmer la position de la direction
générale de l'ONEM? Dans l'affirmative, pouvez-vous clarifier le suivi
administratif par une circulaire? Les arrêtés d'exécution de la loi 3
juillet 2005 relative aux droits des volontaires évoquent-ils cette
problématique? Si oui, dans quel sens?

Le président: Monsieur Drèze, je vous remercie pour votre question. Je vous rappelle cependant qu'elle
était trop longue et je vous suggère, à l'avenir, de déposer vos questions aussi longues par écrit.

11.07 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président,

monsieur Drèze, la réglementation du chômage en vigueur prévoit
que le chômeur doit déclarer les activités non rémunérées. Le seul fait
de créer une association ou d'être membre d'une association et de
participer à des réunions n'est pas considéré comme une activité au
sens de la réglementation du chômage et ne doit donc pas être
déclaré.

Sont toutefois considérées comme des activités, les activités en tant
qu'administrateur d'une association, pour autant que les activités
dépassent la participation à des réunions, l'exécution du travail de
secrétariat ou de la comptabilité d'une association, l'intervention en
tant qu'enseignant coordinateur ou volontaire. Ces activités doivent
être déclarée et leur exercice dépend de l'autorisation du directeur du
bureau de chômage.

La réglementation en vigueur, article 18 de l'arrêté ministériel du
26 novembre 1991, stipule que l'exercice de l'activité non rémunérée
dépend de l'autorisation du directeur du bureau de chômage de
l'ONEM. Ce dernier peut écarter la déclaration préalable concernant
le caractère non rémunéré lorsqu'elle est contredite par des
présomptions graves, précises et concordantes. Le directeur peut
refuser son accord, notamment lorsque l'occupation aurait pour effet
de diminuer sensiblement la disponibilité du chômeur sur le marché
de l'emploi ou lorsque l'activité, au vu de sa nature, de son volume, de
sa fréquence et du cadre dans lequel elle est exercée, ne présente
pas ou plus les caractéristiques d'une activité qui, dans la vie
associative, est effectuée habituellement par des bénévoles.

La restriction susmentionnée se rapporte au fait que la forme juridique
d'ASBL est parfois utilisée improprement. Une personne privée peut

11.07

Minister

Peter

Vanvelthoven: De
werkloosheidsreglementering
bepaalt dat de werkloze de niet-
bezoldigde activiteiten moet
aangeven. Het oprichten van een
vereniging, het lidmaatschap ervan
of de deelname aan
vergaderingen valt niet onder die
regel. Elke andere activiteit moet
echter worden aangegeven en kan
slechts mits toelating van de
directeur van het
werkloosheidsbureau worden
uitgeoefend. Die kan weigeren,
bijvoorbeeld wanneer de
beschikbaarheid van de werkloze
op de arbeidsmarkt in het gedrang
zou komen of wanneer de activiteit
niet de kenmerken heeft van een
activiteit die in het
verenigingsleven gewoonlijk door
vrijwilligers wordt verricht. Soms
wordt immers een oneigenlijk
gebruik gemaakt van de
rechtsvorm van de vzw.

Volgens de nieuwe regelgeving,
en meer bepaald het nog niet
afgekondigd artikel 45bis van het
koninklijk besluit van 25 november

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

en effet créer une ASBL pour encadrer juridiquement sa propre
activité professionnelle. Il s'agit d'un phénomène fréquent dans les
secteurs sportif, artistique et des loisirs.

Bien que le mandat soit exercé formellement de manière non
rémunérée, les revenus profitent aux mandataires d'une autre
manière.

Dans votre cas, il s'avère que le chômeur est non seulement actif en
tant que mandataire mais également en tant que volontaire au sein de
la même ASBL. L'activité en tant que volontaire peut alors se
rapporter aux activités présentant de nombreuses caractéristiques
d'une activité professionnelle, par exemple, intervenir comme
enseignant pour donner des cours qui sont suivis contre paiement.

La nouvelle réglementation, l'article 45 bis, pas encore promulgué, de
l'arrêté royal du 25 novembre 1991, déplace l'accent du fait que le
chômeur ne doit plus obtenir d'autorisation préalable. Le chômeur
devra encore toujours faire une déclaration et, tenant compte des
principes susmentionnés, le directeur pourra encore toujours décider
que l'exercice de l'activité est incompatible avec le statut de chômeur
indemnisé.

A l'occasion de la promulgation de la nouvelle réglementation, l'ONEM
dispensera de nouvelles directives aux bureaux de chômage et
expliquera les principes susmentionnés. Ainsi, on évitera que
l'exercice d'un mandat dans une ASBL à finalité sociale ou
humanitaire soit injustement interdit.

1991, moet de werkloze niet
langer een voorafgaande
toestemming verkrijgen, maar zal
hij daarvan nog altijd aangifte
moeten doen. Rekening houdend
met bovenstaande principes, zal
de directeur nog altijd kunnen
beslissen dat de uitoefening van
de activiteit onverenigbaar is met
het statuut van
uitkeringsgerechtigde werkloze.

Bij de afkondiging van de nieuwe
regelgeving zal de RVA de nieuwe
richtlijnen aan de
werkloosheidsbureaus meedelen.

11.08 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, ma réplique sera

brève.

Monsieur le ministre, premièrement, je suis heureux d'entendre que
vous confirmez l'interprétation générale faite par la direction de
l'ONEM.

Deuxièmement, vous attirez l'attention sur le fait que, dans certains
secteurs, on constate un usage abusif du véhicule d'association sans
but lucratif. J'en conclus que c'est peut-être ce constat qui amène
certains bureaux du chômage à appliquer de manière trop restrictive
la réglementation. Etant donné les délais, je suppose que vous ne
clarifierez pas cela maintenant dans une circulaire mais que vous le
ferez dans le cadre de la nouvelle loi, à partir de l'entrée en vigueur au
1

août 2006.

11.08 Benoît Drèze (cdH): Ik leid

daaruit af dat het het misbruik van
de rechtsvorm van vzw is die de
werkloosheidsbureaus ertoe
aanzet de regelgeving op een te
restrictieve manier toe te passen.
Gelet op de termijnen veronderstel
ik dat u een en ander nu niet zal
uitklaren via een rondzendbrief,
maar dat u dat zal doen in het
kader van de inwerkingtreding van
de nieuwe wet op 1 augustus
2006.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

12 Vraag van mevrouw Annemie Turtelboom aan de minister van Werk over "de omzetting van

Richtlijn 2002/73/EG van 23 september 2002 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van
gelijke behandeling van mannen en vrouwen in het domein van de werkgelegenheid en de arbeid"
(nr. 11058)

12 Question de Mme Annemie Turtelboom au ministre de l'Emploi sur "la transposition de la Directive

2002/73/CE du 23 septembre 2002 relative à la mise en oeuvre du principe de l'égalité de traitement
entre hommes et femmes dans le domaine de l'emploi et du travail" (n° 11058)

12.01 Annemie Turtelboom (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer

de minister, in september 2002 werd op het niveau van de Europese

12.01 Annemie Turtelboom

(VLD): En septembre 2002, a été

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Unie richtlijn 2002/73/EG aangenomen met het oog op de wijziging
van richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de
tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van
mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het
arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten
aanzien van de arbeidsvoorwaarden.

Richtlijn 2002/73/EG brengt belangrijke wijzigingen aan, onder meer
inzake de definitie van indirecte discriminatie, bepalingen inzake
seksuele intimidatie en intimidatie die verband houdt met het geslacht
van een persoon, het aanmoedigen van werkgevers om preventieve
maatregelen te nemen tegen discriminaties op grond van het geslacht
en om gelijkheidsplannen op te stellen, een bepaling die stelt dat de
werknemers en werkneemsters het recht hebben om naar hun baan
of gelijkwaardige functie terug te keren na een moederschaps- of
vaderschapsverlof.

De lidstaten waren echter verplicht om deze richtlijn uiterlijk op 5
oktober 2005 in hun interne rechtsorde om te zetten. De omzetting
van de richtlijn impliceert in het bijzonder een herziening van de wet
van 7 mei 1999 over de gelijke behandeling van mannen en vrouwen
ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het
arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot een zelfstandig
beroep en de aanvullende regeling voor de sociale zekerheid.

De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg werd
aangeduid als pilootdepartement voor de uitvoering van deze richtlijn
in onze interne rechtsorde.

Bij de voorbereiding van de teksten tot omzetting van de richtlijn zou
het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen slechts
eenmalig, namelijk alleen in juni 2004, betrokken zijn geweest.
Nochtans is dit Instituut opgericht teneinde de gelijkheid van mannen
en vrouwen te bevorderen en elke vorm van discriminatie en
ongelijkheid op basis van het geslacht te bestrijden. In zijn
taakomschrijving staat vermeld dat het Instituut bevoegd is om
aanbevelingen te richten tot de overheid ter verbetering van wetten en
reglementeringen.

Ik betreur dan ook enerzijds dat het instituut niet werd betrokken bij de
omzettingsoefening en anderzijds de vertraging van de
tenuitvoerlegging van de richtlijn. Daarom kreeg ik graag antwoord op
volgende vragen.

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding van de
teksten ter uitvoering van de gestelde richtlijn? Welke instanties
waren of zijn betrokken bij de voorbereiding van de teksten? Waarom
werd het Instituut voor de gelijkheid van mannen en vrouwen niet
betrokken bij de oefening? Wanneer zullen de teksten in het
Parlement mogen verwacht worden?

adoptée une directive européenne
comportant une série de nouvelles
dispositions importantes,
notamment en matière
d'intimidation sexuelle, de lutte
préventive contre toute
discrimination fondée sur le sexe
et de réintégration des travailleurs
et des employeurs à leur retour de
congé de maternité ou de
paternité. La transposition de cette
directive, qui requiert une révision
de la loi du 7 mai 1999 sur l'égalité
de traitement des hommes et des
femmes sur le plan des conditions
de travail, devait être terminée au
plus tard le 5 octobre 2005. Le
SPF Emploi, Travail et
Concertation sociale a été désigné
pour mener à bien l'exécution de
cette directive. Curieusement,
l'Institut pour l'égalité des femmes
et des hommes n'a été consulté à
ce sujet qu'une seule fois, en juin
2004, alors que cet Institut a
précisément pour mission de
donner aux pouvoirs publics des
conseils en vue d'améliorer les lois
et les règlements.

Où en est la transposition de la
directive? Quelles autorités y ont
été associées? Pourquoi l'Institut
pour l'égalité des femmes et des
hommes n'a-t-il pas été associé
plus étroitement à sa préparation?
Quand les textes concernés
devraient-ils être déposés au
Parlement?

12.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega,

op het federale niveau heeft de omzetting vertraging opgelopen,
aangezien er nog steeds een discussie gaande is betreffende de
behandeling die dient te worden gegeven aan het vaderschapsverlof.
Hierover werd het advies van de NAR gevraagd, ten einde zo spoedig
mogelijk de omzetting te kunnen afronden.

12.02 Peter Vanvelthoven,

ministre: La transposition a
accumulé du retard à l'échelon
fédéral à la suite de la discussion
relative au congé de paternité. Le
gouvernement a demandé l'avis
du CNT à ce sujet. De nombreux

CRIV 51

COM 907

28/03/2006

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

In het kader van de omzetting van de richtlijn werd reeds een aantal
zaken verwezenlijkt, met name de oprichting van een onafhankelijk
Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, en de invoering
van maatregelen ter bestrijding van ongewenst seksueel gedrag. Er
moet evenwel nog een aantal artikelen worden omgezet. Op het
federale niveau is de omzetting grotendeels uitgevoerd, maar de
Franse Gemeenschap moet de artikelen waarvoor zij bevoegd is, nog
omzetten. Er zijn geen nieuwe besprekingen gepland met de
deelgebieden.

Tijdens de periode 2002-2004 heeft een interne werkgroep bij de FOD
Werkgelegenheid een aantal documenten voorbereid in het kader van
de omzetting van richtlijn 2002/73. Een lid van het Instituut voor de
gelijkheid van vrouwen en mannen was daarbij aanwezig. Aldus
werden documenten voorbereid voor de verschillende terzake
bevoegde ministers: mevrouw Onkelinx in 2002, de heer
Vandenbroucke in 2003 en mevrouw Van den Bossche in 2004. Toen
de laatste opmerkingen gemaakt waren, kwam er een einde aan de
werkzaamheden van de werkgroep. Vervolgens werd gevraagd aan
de beleidscel om overleg op te starten met de minister voor Gelijke
Kansen, die terzake bevoegd was. Tot daar het overzicht van de
huidige stand van zaken.

progrès ont toutefois été réalisés.
Un Institut pour l'égalité des
hommes et des femmes a été
créé et des mesures ont été prises
contre le harcèlement sexuel. À
l'échelon fédéral, tous les articles
ont été transposés mais la
Communauté française doit
encore transposer un certain
nombre d'articles pour les
matières qui relèvent de sa
compétence.

De 2002 à 2004, un groupe de
travail au sein du SPF ETCS s'est
occupé du travail préparatoire. Le
dossier a toutefois été transmis au
ministre pour l'Égalité des
chances, qui est compétent en la
matière.

12.03 Annemie Turtelboom (VLD): Mijnheer de minister, bedankt

voor uw antwoord. Ik hoop dat u, als vierde minister, de volledige
omzetting van deze richtlijn kan finaliseren. Aanvullend heb ik nog een
vraagje.

In verband met de discussie over de behandeling van het
vaderschapsverlof werd er een advies gevraagd aan de NAR. Ik weet
niet of u er een idee van heeft wanneer dat advies er zal komen? Ik
weet dat het inderdaad een heikel punt is. Als er op een bepaald
moment geen duidelijke deadline is voor wanneer het advies er moet
komen, bestaat natuurlijk altijd het gevaar dat het toch wel voor een
heel lange tijd blijft circuleren. Heeft u een idee wanneer? Nee?

Ten slotte: uiteraard ben ik blij dat het Instituut voor de gelijkheid van
vrouwen en mannen er, in uitvoering van deze richtlijn, ook gekomen
is. We moeten dat Instituut ook wel gebruiken waarvoor het dient,
zodat we op termijn niet de discussie moeten voeren over het nut van
het Instituut. We moeten het ook nauw betrekken bij de omzetting van
de richtlijn, in de toekomst hopelijk toch wel meer dan voor de
omzetting van deze richtlijn is gebeurd.

12.03 Annemie Turtelboom

(VLD): Quand le CNT rendra-t-il
son avis ? En l'absence d'un délai
précis, la transposition de la
directive risque d'être renvoyée
aux calendes grecques.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

13 Question de M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "le pointage des chômeurs à temps

partiel" (n° 11064)

13 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "de stempelcontrole voor deeltijds

werklozen" (nr. 11064)

13.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le

ministre, la loi-programme du 27 décembre 2004 a prévu, en ses
articles 142 et 143, la suppression du pointage communal pour les
chômeurs involontaires. Ces dispositions traduisent l'engagement
indiqué dans l'accord de gouvernement de supprimer le pointage des
chômeurs dans le cadre de la simplification administrative. Cette

13.01 Benoît Drèze (cdH): De

programmawet van 27 december
2004 heeft de gemeentelijke
stempelcontrole voor de onvrijwillig
werklozen afgeschaft. Tegelijk
werd in die wet nogmaals

28/03/2006

CRIV 51

COM 907

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

mesure s'inscrit parallèlement à la suspension de l'article 80 de la
législation du chômage auquel se substitue un accompagnement
individuel du demandeur d'emploi.

La même loi-programme de décembre 2004 a cependant réaffirmé
dans le même temps l'estampillage des formulaires de contrôle des
travailleurs à temps partiel susceptibles de bénéficier d'une allocation
de garantie de revenus octroyée par l'ONEM. Environ 40.000
chômeurs à temps partiel seraient concernés par cette mesure.

Cet estampillage doit avoir lieu de manière trimestrielle et est assuré
par les communes. Son objectif n'est pas de contrôler si les
chômeurs à temps partiel effectuent ou non un temps partiel effectif, il
viserait uniquement à garantir l'authenticité du formulaire mentionné
tout à l'heure.

Or, selon nous, dans le fonctionnement actuel, la démarche
d'estampillage n'apporte plus aucune valeur ajoutée en matière de
garantie d'authenticité. En effet, depuis la réforme de fin 2005,
l'ONEM ne transmet plus aux communes le listing des personnes
concernées. L'agent communal n'effectue donc plus aucun contrôle, il
se contente d'apposer aveuglément un cachet sur les formulaires C3
temps partiel qui lui sont présentés.

Monsieur le ministre, j'aimerais connaître la raison, dans ces
circonstances, du maintien du pointage des chômeurs à temps partiel.
Il ne s'agirait plus véritablement que d'un estampillage et non plus
d'un véritable contrôle dans la mesure ou l'ONEM n'envoie plus aux
communes le listing des chômeurs concernés. Pouvez-vous donc
nous indiquer la raison du maintien de ce pointage?

bevestigd dat de ongeveer 40 000
deeltijdse werknemers die in
aanmerking komen voor een
inkomensgarantie-uitkering van de
RVA, hun controleformulieren
moeten laten afstempelen. De
RVA verzendt echter geen lijsten
met de namen van de betrokken
personen meer aan de
gemeenten, die het formulier C3
elk trimester moeten afstempelen.
Op die manier komt de echtheid
van die formulieren in het gedrang
zodat ze in feite geen nut meer
hebben. Waarom wordt die vorm
van controle dan niet afgeschaft?

13.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président, le

travailleur à temps partiel avec maintien des droits qui prétend au
bénéfice de l'allocation de garantie de revenus est tenu de noter ses
prestations sur un document C3 temps partiel avant de les entamer.
Cette logique est la même que pour un travailleur qui demande les
allocations en cas de chômage temporaire.

Le travailleur à temps partiel doit se présenter à la commune au
moment où il commence à travailler à temps partiel afin de faire
valider sa carte de contrôle du mois en cours et des trois mois qui
suivent. Il doit ensuite se présenter une fois tous les trois mois afin de
faire valider sa carte pour les mois suivants.

Le but de l'estampillage du document C3 temps partiel est qu'à la fin
du mois le travailleur ne puisse pas remplacer le document validé par
un autre document. Seul un document validé par la commune donne
droit aux allocations de garantie de revenus. En toute logique, les
données du C3 temps partiel devraient correspondre aux données
concernant les prestations du travailleur que l'employeur consigne sur
le document C131B. L'organisme de paiement ne paiera pas
d'allocation si le C3 temps partiel n'est pas validé.

13.02

Minister

Peter

Vanvelthoven: Met de
afstempeling van het document C3
"deeltijdse arbeid" wil men
voorkomen dat de werknemer op
het einde van de maand het
gevalideerd document door een
ander vervangt. Enkel een door de
gemeente gevalideerd document
geeft recht op de
inkomensgarantie-uitkeringen. Het
is niet meer dan logisch dat de
gegevens op het document C3
"deeltijdse arbeid" zouden moeten
overeenstemmen met de
gegevens betreffende de
arbeidsprestaties van de
werknemer die de werkgever op
het document C131B
meeondertekent. De
uitbetalingsinstelling zal de
uitkering niet uitbetalen, indien het
document C3 "deeltijdse arbeid"
niet werd gevalideerd.

13.03 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le

ministre, je comprends mieux, mais pourquoi demande-t-on la

13.03 Benoît Drèze (cdH):

Zouden de uitbetalingsinstellingen