CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 COM 897
CRIV 51 COM 897
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE
L
'E
NVIRONNEMENT ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
C
OMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE
H
ERNIEUWING
mardi
dinsdag
21-03-2006
21-03-2006
Matin
Voormiddag
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
Vlaams Belang
Vlaams Belang
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu inté-
gral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions ; les annexes se trouvent dans une brochure
séparée (PLEN: couverture blanche; COM: couverture
saumon)
CRIV
Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken; de
bijlagen zijn in een aparte brochure opgenomen
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
Plenum
COM
réunion de commission
COM
Commissievergadering
MOT
motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT
moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i
SOMMAIRE
INHOUD
Echange de vues et interpellations jointes de
1
Gedachtewisseling en samengevoegde
interpellaties van
1
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales
et de la Santé publique sur "la nécessité d'affecter
davantage de moyens financiers aux soins
palliatifs" (n° 818)
1
- de heer Luc Goutry tot de minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid over "meer geld voor
palliatieve zorgen" (nr. 818)
1
- M. Koen Bultinck au ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "les soins
palliatifs" (n° 821)
1
- de heer Koen Bultinck tot de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
palliatieve zorgen" (nr. 821)
1
- Mme Muriel Gerkens au ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "les soins
palliatifs" (n° 825)
1
- mevrouw Muriel Gerkens tot de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
palliatieve zorgen" (nr. 825)
1
Orateurs: Luc Goutry, Koen Bultinck, Muriel
Gerkens, Dominique Tilmans, Yolande
Avontroodt, Talbia Belhouari, Karin
Jiroflée, Benoît Drèze, Mark Verhaegen,
Manu Keirse, président de la cellule
d'évaluation soins palliatifs, Rudy Demotte,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique, Magda De Meyer, Anne-Françoise
Nollet, coordinatrice de la Fédération
wallonne des soins palliatifs, Vincent Baro,
président de la Fédération wallonne des soins
palliatifs
Sprekers: Luc Goutry, Koen Bultinck, Muriel
Gerkens, Dominique Tilmans, Yolande
Avontroodt, Talbia Belhouari, Karin
Jiroflée, Benoît Drèze, Mark Verhaegen,
Manu Keirse, voorzitter van de evaluatiecel
palliatieve zorg, Rudy Demotte, minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid, Magda
De Meyer, Anne-Françoise Nollet,
coördinatrice 'de la Fédération wallonne des
soins palliatifs', Vincent Baro, voorzitter van
'la Fédération wallonne des soins palliatifs'
Motions
35
Moties
35
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1
COMMISSION DE LA SANTE
PUBLIQUE, DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU
RENOUVEAU DE LA SOCIETE
COMMISSIE VOOR DE
VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
du
MARDI
21
MARS
2006
Matin
______
van
DINSDAG
21
MAART
2006
Voormiddag
______
Les questions et les interpellations commencent à 10.42 heures.
Président: M. Yvan Mayeur.
De vragen en interpellaties vangen aan om 10.42 uur.
Voorzitter: de heer Yvan Mayeur.
01 Gedachtewisseling en samengevoegde interpellaties van
- de heer Luc Goutry tot de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "meer geld voor
palliatieve zorgen" (nr. 818)
- de heer Koen Bultinck tot de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de palliatieve
zorgen" (nr. 821)
- mevrouw Muriel Gerkens tot de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de palliatieve
zorgen" (nr. 825)
01 Echange de vues et interpellations jointes de
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la nécessité d'affecter
davantage de moyens financiers aux soins palliatifs" (n° 818)
- M. Koen Bultinck au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les soins palliatifs"
(n° 821)
- Mme Muriel Gerkens au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les soins
palliatifs" (n° 825)
01.01 Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, ik dank u dat wij onmiddellijk onze interpellatie mogen
houden. Ik heb naast de interpellatie, een aantal informatieve vragen
aan de rapporteurs. Ik veronderstel dat zij dan nadien komen.
Mijnheer de voorzitter, ik houd eraan de mensen van de federaties, de
voorzitter en de leden van de evaluatiecel op mijn beurt als lid van
deze commissie te verwelkomen en te bedanken, omdat zij hierheen
gekomen zijn voor dit belangrijk werk. Palliatieve zorg is iets waar wij
veel over spreken en wat sterk naar voor is gekomen bij de hele
wetgeving rond euthanasie. Zowel in Justitie als in Volksgezondheid
zijn we er maanden mee bezig geweest. Toen werd bijna synchroon
met het wetsontwerp inzake euthanasie ook een wetsontwerp over
palliatieve zorg opgesteld. Beide voorzagen dat een rapport moest
worden ingediend, waarvan wij vandaag verslag krijgen .
Ik richt mij nu tot de minister en zal mij straks richten tot de
rapporteurs, met vragen om meer uitleg. In eerste instantie richt ik mij
nu tot de minister wegens mijn interpellatie, waarbij ik duidelijk vraag
naar meer geld voor palliatieve zorg.
01.01 Luc Goutry (CD&V): Mon
interpellation revient en substance
à dire ceci: il faut dégager plus de
moyens pour les soins palliatifs.
J'ai déjà interrogé le ministre à
plusieurs reprises à ce sujet. Dans
le domaine des soins palliatifs de
qualité, nous faisons partie du
peloton de tête. D'innombrables
accompagnateurs professionnels
et non professionnels se dévouent
à ces soins. Les structures qui
encadrent l'ensemble de ce
secteur d'activités, notamment les
hôpitaux et les maisons de repos
et de soins, ont besoin d'un
soutien financier suffisant.
Les pensionnaires des maisons de
repos y entrent en moyenne vers
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2
Mijnheer de minister, deze vraag aan u is niet nieuw. Ik heb het even
opgezocht in mijn archief. In de periode waarin u het ambt van
minister van Sociale Zaken en van Volksgezondheid uitoefent, heb ik
u al minstens vijf keren diepgaand ondervraagd over hoe wij meer
middelen kunnen krijgen voor de structuren inzake palliatieve zorg.
Die structuren zijn het raamwerk, de ruggengraat als het ware, van
het hele gebouw waarvoor ons land niet moet blozen. Inzake
palliatieve zorg staan wij zeker bij de koplopers, zeker na het
denkwerk dat daarrond word verricht, met het vrijwilligerswerk dat
wordt verricht, met de inzet die daar wordt ingestoken door
professionelen en niet-professionelen, door de manier waarop men
probeert dit ingang te doen vinden, door de manier waarop men in
rust- en verzorgingstehuizen probeert om palliatieve zorg als
stervensbegeleiding te introduceren. Dit is in ons land niet min. Wij
zijn toonaangevend wat dat betreft.
Begin de jaren negentig begon de heer Busquin met de eerste
experimenten, de eerste steunbalken van het raamwerk. Ondertussen
werd daar beetje bij beetje een dak op gezet en nu is het een huis,
maar een huis waar het te koud is om aan palliatieve zorg te doen. Er
is geen verwarming, er zijn geen ruiten in het huis, er ontbreekt nog
veel aan. De mensen van palliatieve zorg vragen wat mogelijkheden
om het huis op te kalefateren, om daar een goed en warm huis van te
maken, zodat men en dat staat in het rapport overal waar nodig
mensen kan opvangen, zowel in ziekenhuizen als in rust- en
verzorgingstehuizen. Daar sterft 30% van die bevolkingsgroep per
jaar. Mensen zijn nu gemiddeld 85 als ze naar het rusthuis gaan en
sterven gemiddeld binnen twee tot drie jaar na hun opname in het
rusthuis.
Sterven is in rusthuizen bijna even evident geworden als leven.
Kortom, rond sterven moet in de rust- en verzorgingstehuizen
eveneens een cultuur van onthaal voor familieleden, van gesprekken
met de patiënt door de verpleging en van initiatieven om de laatste
dagen met de betrokkenen zo zinvol mogelijk op weg te gaan,
totstandkomen. Dat is voor ons palliatieve zorg.
Vandaag blijft het, ondanks de goede bedoelingen, bij een amalgaam
van goede pogingen. Er is een beetje geld voor de RVT's, voor de
mobiele equipes in ziekenhuizen, voor de thuiszorgequipes, voor de
federaties die dat moeten coördineren en een beetje geld voor de
samenwerkingsverbanden. Ondanks dat geld komt de sector tot de
ijzingwekkende conclusie dat hij over een kwart meer middelen zou
moeten beschikken om op een serieuze manier palliatieve zorg te
kunnen verlenen.
Is het budget voor palliatieve zorg groot? Integendeel collega's, het
budget is belachelijk. Het budget voor de ziekteverzekering per jaar
bedraagt 750 miljard Belgische frank aan gezondheidszorg. Daarvan
geven we slechts 4 miljard frank uit aan palliatieve zorg of 0,4%. Van
elke 100 euro voor geneeskunde besteden we slechts 0,40 euro aan
palliatieve zorg. Dat is een wanverhouding! Dat is niet correct.
Hieruit kunnen we alleen besluiten dat onze geneeskunde nog veel te
hardnekkig en veel te technisch is, een zaak van bedden, machines,
onderzoeken en doorlichtingen, soms zelfs onderzoeken in duplo die
grotendeels nutteloos en overbodig zijn. Iedereen weet dat in de
quatre-vingt-cinq ans. Ils y
meurent généralement dans les
trois ans. Il est donc évident qu'il
est très important de créer au sein
de ces maisons une culture de la
fin de vie. Je pense à des
entretiens avec chaque patient, au
fait de veiller à ce que chaque
patient passe utilement ses
ultimes journées de vie, à l'accueil
de la famille.
Aujourd'hui, force est de constater
que c'est un voeu pieux. Nous
donnons un peu d'argent aux
MRS, un peu aux équipes mobiles
dans les hôpitaux, aux équipes qui
dispensent des soins à domicile,
aux fédérations coordinatrices et
aux accords de coopération. Mais
toutes ces petites interventions
financières sont largement insuffi-
santes pour pouvoir prodiguer des
soins palliatifs dignes de ce nom.
Sur les 750 milliards de francs
belges qui sont consacrés chaque
année aux soins de santé, on n'en
alloue que 4 aux soins palliatifs.
Ce déséquilibre souligne selon moi
que notre médecine pêche encore
par l'acharnement thérapeutique
et une trop grande technicité. Les
soins de santé continuent à être
envisagés presque exclusivement
sous l'angle des appareils, des lits,
des interventions. Des sommes
importantes sont encore gaspillées
dans des examens superflus et qui
font double emploi, alors qu'un
dossier unique devrait être
constitué pour le patient. Des
fonds importants pourraient ainsi
être libérés pour les soins
palliatifs.
Les soins palliatifs pourraient
même contribuer à réduire le coût
de l'assurance maladie. Mais les
médecins doivent alors compren-
dre qu'il est parfois plus sensé
d'aider les gens à bien mourir que
de les maintenir obstinément en
vie. Cette donnée doit être
intégrée à la formation des
médecins, de sorte qu'en
concertation avec la famille, ceux-
ci osent mettre en question les
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
ziekteverzekering enorm veel geld wordt verspild. Reeds jaren werken
we aan een eenheidsdossier waarbij alle onderzoeken van een
patiënt op zijn naam in zijn dossier komen, zodat er vermeden kan
worden dat hij binnen de maand drie bloedonderzoeken ondergaat. In
vergelijking hiermee hebben we voor palliatieve zorg te weinig
middelen.
Mijnheer de minister, ik ben ervan overtuigd dat palliatieve zorg
besparend is voor de ziekteverzekering, naarmate men zinloze
behandelingen stopt en dokters zich aangemoedigd voelen dat het
belangrijk is om mensen waardig te laten sterven. Dat is nu eenmaal
de realiteit van het leven. Indien dokters dat aanvoelen en in hun
opleiding meekrijgen, zullen ze zich in de toekomst samen met
patiënten en hun familie vragen stellen zoals zijn we hier niet dwaas
bezig en drijven we op die manier de kosten niet op, omdat we onze
kop in het zand steken en wachten tot het licht uitgaat.
Neen, soms moeten dokters ook actief tussenkomen in
stervensprocessen. Als het geen zin meer heeft, moet men stoppen
en ervoor zorgen dat die persoon geen pijn meer lijdt en goed wordt
begeleid. Laat ons veel meer energie steken in menselijke warmte
dan in verdere technische interventies.
Mijnheer de minister, tenzij u mij het tegendeel bewijst, ben ik er echt
van overtuigd dat we zelfs besparend gaan werken. Dokters zullen
zich gesterkt voelen om geen nutteloze handelingen te stellen. We
gaan dan geld winnen dat we zouden kunnen besteden aan palliatieve
zorg. Collega's, we vermijden dan, wat vandaag in elk geval in mijn
streek nog veel te veel gebeurt, dat de mensen van de palliatieve zorg
pensenkermissen, benefietavonden en concerten moeten organiseren
om een beetje geld te hebben om mensen waardig te laten sterven.
Waar zijn we in ons hoogontwikkeld land anno 2006 in godsnaam
mee bezig? Men weet dat in elke primitieve cultuur sterven een van
de belangrijkste zaken is waaraan zeer veel aandacht wordt besteed.
Bij ons wordt dat eigenlijk een beetje onder de mat geveegd.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, dat is enigszins
de fout van deze tijd. Geneesheren ervaren het dikwijls als een
mislukking wanneer een patiënt sterft. Er is nochtans maar één
realiteit in het leven en dat is dat we zullen sterven. Het is
onvermijdelijk, het kan niet anders, men moet sterven. De vraag is
alleen hoe men dat doet. Is het een kwestie van daar almaar aan te
zitten peuteren en prutsen en almaar dingen uit te vinden om het
leven van mensen toch wat langer te kunnen rekken met nutteloze
behandelingen, de machines te laten draaien en de bedden bezet te
houden of gaat het erom dat we geneeskundig en verpleegkundig
onze volle verantwoordelijkheid durven nemen? Als het niet verder
kan, moet men kunnen overschakelen op andere zaken.
Ik weet alleen dit is het laatste punt voor ik bij mijn vragen kom,
voorzitter dat er in mijn streek een eenheid voor palliatieve zorg is in
het Minnewater in Brugge. Ik heb al een aantal mensen uit mijn
vriendenkring op het laatst wat mee kunnen begeleiden. Ik ben ook
een aantal keer in die speciale eenheid geweest. Welnu, het is iets
zeer raars. Men gaat daar natuurlijk met een dubbel gevoel naartoe.
Men gaat immers binnen in een huis waarvan de mensen weten dat
ze daar niet zijn om langer behandeld te worden maar om waardig te
traitements onéreux mais vains.
Les médecins doivent parfois
intervenir activement dans le
processus de fin de vie. Lorsque
l'intervention médicale n'a plus de
sens, il faut veiller à ce que le
patient ne souffre plus et soit
correctement accompagné. Nous
devons vouer davantage d'énergie
à la chaleur humaine qu'aux
interventions techniques. Les
fonds ainsi économisés pourront
par ailleurs être consacrés aux
soins palliatifs étant donné que les
médecins seront moins enclins à
effectuer des interventions inutiles.
L'organisation de collectes et
d'actions de bienfaisance sera dès
lors superflue.
Dans toutes les cultures primitives,
l'agonie fait l'objet de beaucoup
d'attention alors que notre pays
très développé en fait manifeste-
ment peu de cas. Lorsqu'un
patient n'en réchappe pas, les
médecins considèrent qu'il s'agit
d'un échec. La mort est pourtant la
seule certitude de notre existence.
Voulons-nous prolonger la vie le
plus longtemps possible à l'aide de
traitements inutiles pour faire
fonctionner les appareils et
occuper les lits? Ou décidons-
nous d'assumer pleinement notre
responsabilité médicale et
soignante?
Je sais d'expérience que les
patients et les familles de l'unité de
soins palliatifs Minnewater à
Bruges bénéficient de tranquillité
et d'attention à tout moment du
jour et de la nuit. Une telle
situation est aujourd'hui quasiment
impensable dans les hôpitaux. Je
pense que nous voulons tous,
quelles que soient nos convictions
idéologiques, défendre ce genre
d'initiatives essentielles. J'espère
que le Parlement leur accordera
l'importance qu'elles méritent.
Depuis mai 2005 déjà, les
rapporteurs attirent l'attention sur
un déficit de 20 millions d'euros.
Le ministre nie-t-il ce déficit?
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
kunnen sterven. Anderzijds stelt men vast, telkens men daar geweest
is, dat dit echt een perspectief biedt, dat het hoop geeft, dat het
blijheid veroorzaakt bij de familie die gelukkig is omdat er niet
voortdurend met baxters, naalden en dergelijke wordt gezwaaid maar
dat men de patiënt met rust laat en er tijd voor heeft. Men mag altijd
op de bel duwen, men is altijd ter beschikking. Als men 's nachts
angstig is, is er iemand om u bij te staan. Er zei mij onlangs een man:
"Wat een geluk, ik mag bij mijn vrouw blijven slapen tot ze sterft". Men
had voor hem voorzien dat hij in de palliatieve eenheid bij zijn vrouw
op de kamer kon blijven.
In een ziekenhuis is dat, momenteel tenminste, bijna ondenkbaar.
Collega's, dat zijn toch zaken waarvoor wij moeten gaan. Ik denk dat
dit de dingen van het leven zijn, die willen wij allemaal onderschrijven,
ongeacht de ideologische strekking. Ik hoop echt dat er een breed
draagvlak kan worden gevonden in het Parlement. Zolang ik hier ben,
zal ik niet stoppen daarover te spreken, omdat ik het zo wezenlijk
belangrijk vind dat we daarvoor iets doen.
Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.
Ten eerste, ik moet niet herhalen dat de rapporteurs alles duidelijk in
kaart hebben gebracht. Al sinds mei 2005 hebben zij trouwens
gewezen op het feit dat er 20 miljoen euro te kort is. Onderkent u dat
tekort? Bent u het daarmee eens? Dat is al een begin.
Als u daarmee akkoord gaat, hoe komt het dan dat wij daarvoor geen
middelen vinden? Hoe komt het dat wij die `déclic' niet kunnen maken,
dat wij het signaal niet kunnen geven dat we geen nutteloze dingen
moeten doen, maar dat we dat gaan gebruiken voor palliatieve zorg?
Ten tweede, hoe komt het dat u in de begroting 2006 opnieuw slechts
marginale middelen voorziet voor de palliatieve zorg?
Zult u vooralsnog ik hoop het uit de grond van mijn hart
bijkomende budgettaire maatregelen nemen om toch eindelijk de
mensen van palliatieve zorg te geven waar zij recht op hebben, en
hen alle kansen te geven om mensen zo waardig mogelijk te
begeleiden in hun stervensproces?
Pourquoi ne trouve-t-on pas de
moyens? De même, pourquoi a-t-
on prévu si peu de moyens au
budget 2006? Un budget
supplémentaire sera-t-il malgré
tout dégagé?
01.02 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, leden van de evaluatiecommissie, ik denk dat
het goed is dat wij dit debat vandaag toch nog eens ten gronde
kunnen voeren. Het volledige document hebben wij ondertussen al
een tijdje ter beschikking. In die zin denk ik dat dit debat niet voortijdig
komt, maar dat het meer dan nodig is dat wij dit debat ten gronde
voeren, ook al weet ieder van ons dat wij het debat over palliatieve
zorg zeer frequent in het Parlement voeren.
Mijnheer Keirse, een grondtoon die toch wel is bijgebleven, en die bij
alle leden van de evaluatiecommissie is blijven hangen in jullie
uiteenzetting van daarstraks, is de volgende. Wij hebben wel degelijk
structuren, we hebben de wet op de palliatieve zorg. Maar als wij in
essentie zien wat er gebeurt, dan merken we dat de middelen niet in
dezelfde mate volgen als de structuren. Dat is volgens mij de baseline
die we van uw uiteenzettingen moeten onthouden.
01.02 Koen Bultinck (Vlaams
Belang): Je retiens de l'exposé
des membres de la commission
d'évaluation que notre pays
dispose d'une bonne structure de
soins palliatifs, mais que le
manque de moyens pour utiliser
pleinement ces structures
subsiste. Le rapport d'évaluation
demande dès lors une vingtaine
de millions d'euros de moyens
supplémentaires. Mon groupe
appuie cette demande mais la lie à
plusieurs propositions visant à
réaliser des économies ailleurs. Je
pense avant tout aux économies
au niveau de l'acharnement
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
Mijnheer de minister, als wij iets dieper kijken in het rapport zelf, dan
wordt via dat evaluatierapport wel degelijk grosso modo 20 miljoen
euro extra gevraagd. Ieder van ons, of wij nu lid zijn van meerderheid
of van oppositie, weet dat dat geen peulschil is. Het gaat niet over
kleine bedragen. Maar wij moeten het debat toch aandurven om te
vragen naar meer middelen.
Waarom moeten wij dat debat aandurven? Welnu, uit het rapport
komt nog een tweede grote baseline naar voren, die duidelijk het
volgende zegt. Als wij de moed zouden hebben om wel degelijk, in het
dossier van de therapeutische hardnekkigheid, de nodige
maatregelen te nemen, dan kunnen wij vrij duidelijk en vrij ernstig
besparen.
Met andere woorden, wij zouden kunnen komen tot een systeem
waarbij de extra middelen voor palliatieve zorg, die wij vragen en die
wij vanuit onze fractie duidelijk ondersteunen, kunnen worden
gevonden door te besparen bij therapeutische hardnekkigheid.
Jammer genoeg is dat immers nog altijd de realiteit, ook al zegt
iedereen op het terrein dat hieraan wordt gewerkt.
Wij stellen vast dat de multidisciplinaire begeleidingsequipes op dit
moment zowat op het toppunt van hun mogelijkheden qua patiënten
zitten. Het rapport vraagt dan ook om minimaal drie voltijdse
equivalenten verpleegkundigen per equipe in te zetten, zodat de
verpleegkundige bezetting wel degelijk omhoog gaat. Hier staat
uiteraard een ernstig prijskaartje tegenover.
Een van de volgende stellingen uit het rapport luidt dat er een
discrepantie bestaat tussen enerzijds de geleverde inspanningen van
de fameuze MBE's en anderzijds de Riziv-cijfers. Er is dus wel
degelijk een probleem met het fameuze registratiedocument. In het
rapport worden dan ook extra middelen gevraagd om het
registratiesysteem op punt te zetten. Ook hierop worden cijfers
geplakt.
Laten we toch ook nog maar eens kijken naar de palliatieve zorg in de
ziekenhuizen. De evaluatiecel vraagt wel degelijk een verdubbeling
van de financiering van de supportteams. Ook wat dat betreft gaat het
om vrij grote bedragen, grosso modo 8,5 miljoen euro, om de
loonkosten van een voltijds equivalent verpleegkundige, een halve
equivalent arts en een halve voltijds equivalent psycholoog te kunnen
betalen. De sector van de ROB's en RVT's vraagt heel wat
bijkomende middelen, meer bepaald zowat 7,5 miljoen euro, om de
personeelstoestand op te krikken, de vorming van het personeel te
verbeteren en de vergoeding voor het personeel op te trekken naar de
fameuze 0,59 euro voor B- en Cforfaits per dag zoals oorspronkelijk
was bepaald.
De evaluatiecel heeft ook een bijkomende vraag gesteld voor een
betere, structurele financiering van de federaties voor palliatieve zorg.
Ook de huidige financiering van de palliatieve
samenwerkingsverbanden zou volgens de cel moeten worden
opgetrokken, omdat die op dit moment ontoereikend is. De minister
zal zich herinneren dat wij al ettelijke keren hebben gedebatteerd over
de fameuze dagcentra voor palliatieve verzorging. Het debat is wat op
de achtergrond geraakt, omdat er een halfslachtige oplossing uit de
bus is gekomen, waarbij een deel van de problemen naar de
thérapeutique.
Les équipes d'accompagnement
multidisciplinaires de soins
palliatifs sont actuellement au
maximum de leurs possibilités en
ce qui concerne le nombre de
patients. Dans le rapport
concerné, il est proposé de prévoir
la possibilité de faire fonctionner
au moins trois infirmiers ou
infirmières à temps plein par
équipe. Inutile de dire que la
facture sera élevée!
Dans ce rapport, il est constaté
qu'un écart existe entre les efforts
fournis par les équipes d'accom-
pagnement et les chiffres de
l'INAMI. Cet écart est dû au
système d'enregistrement qui n'est
pas totalement au point. Actualiser
ce système demandera évidem-
ment un sérieux effort financier.
En outre, la cellule d'évaluation
demande instamment un double-
ment du financement des équipes
de soins palliatifs dans les
hôpitaux. Coût: 8,5 millions
d'euros. Et le secteur des MRPA
et des MRS pose lui aussi ses
exigences: 7,5 millions d'euros,
notamment aux fins d'une
formation supplémentaire du
personnel.
La cellule d'évaluation demande
instamment que soit amélioré le
financement structurel des
fédérations de soins palliatifs et
que soit majoré le financement
des accords de coopération dans
le domaine des soins palliatifs. Il a
déjà été beaucoup question au
Parlement des centres de jour
pour soins palliatifs. Les
discussions ont abouti à une
solution mi-figue, mi-raisin qui a eu
pour effet de laisser aux
Communautés le soin de régler
une partie des problèmes. Mais à
ce jour, les Communautés n'ont
pas fourni des moyens suffisants.
Le 25 octobre 2005, le ministre a
promis devant cette commission la
création d'un groupe de travail
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
Gemeenschappen is doorgeschoven. In de praktijk moeten we echter
vaststellen dat die Gemeenschappen met bitter weinig geld over de
brug komen voor een project, waarvan de evaluatiecommissie vond
dat het moet worden voortgezet.
Een slotelement blijft de cruciale vraag naar objectief
wetenschappelijk onderzoek. Mijnheer de minister, het is een kwestie
van met deze interpellatie een soort van stand van zaken, een status
quaestionis te kunnen maken. Ik heb nog even uw antwoorden
nagelezen van 25 oktober vorig jaar, toen wij u met een aantal
collega's hebben ondervraagd over dit dossier. U heeft toen een
aantal zeer essentiële zaken gezegd. Ik zal trachten om die nog even
kort en kernachtig te bekijken.
U zei dat er op middenlange termijn een werkgroep zou moeten
worden opgericht die het concept bekijkt van een aangepast palliatief
zorgaanbod. Mijnheer de minister, de zeer concrete vraag in eerste
orde is de volgende. Ik zou toch wel eens een stand van zaken willen
krijgen. Wij zijn ondertussen zoveel maanden later. Hoe ver staat het
met die werkgroep? Is die werkgroep een aantal keren bijeen
geweest? Wat zijn al dan niet de eerste resultaten?
Mijnheer de minister, een tweede element in uw antwoord van 25
oktober vorig jaar was een verwijzing naar de fameuze
overeenkomstencommissie Rusthuizen en Verzekeringsinstellingen.
U had het daar over het opstellen van die fameuze vragenlijst omtrent
de palliatieve functie. Ook daar had ik graag eens een stand van
zaken gekregen. Hoe ver staan wij op dit moment? Wij zijn toch
enkele maanden verder.
Een derde element dat u gaf in uw antwoord op 25 oktober is
uiteraard dat u stelde dat de werkgroep palliatieve zorg, die binnen het
kader van de interministeriële conferentie was opgestart, zou moeten
worden heropgestart. Zo stelde u toen. Ook daar zou ik, ook in het
licht van het opmaken van een treffelijk registratiemodel, van u eens
graag concreet een stand van zaken hebben.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit af met drie grote
vragen die zouden moeten bijblijven en waarvan ik hoop dat u een vrij
concreet antwoord kunt geven.
Mijnheer de minister, enerzijds is er uiteraard een politieke vraag.
Onderschrijft u de conclusies uit dit rapport? Het is van overgroot
belang dat wij als parlementsleden in dit debat van u te weten komen
of de minister van Volksgezondheid, die een van de meest cruciale
factoren is in dit debat, wel degelijk het rapport van deze
evaluatiecommissie en de conclusies ervan onderschrijft.
Mijnheer de minister, conclusies en een rapport zijn één zaak. De
tweede zaak is welke politieke conclusies u daaruit trekt en welke
beslissingen u al dan niet heeft genomen om uitvoering te geven aan
dit rapport.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb nog een slotvraag.
U weet zeer goed u zal het beter weten dan ikzelf als eenvoudig
parlementslid dat wij deze week van start gaan met de fameuze
begrotingscontrole. Ik zou bij u toch wel eens willen polsen. Ik weet
dat wij als parlementsleden niet echt mogen polsen naar intenties van
chargé d'étudier la mise en place
d'une offre adaptée en matière de
soins palliatifs. Ce groupe de
travail a-t-il progressé dans sa
mission? Au cours de cette même
réunion, le ministre a également
fait référence aux travaux de la
commission de conventions
maisons de repos-organismes
assureurs et du groupe de travail
Soins palliatifs au sein de la
conférence interministérielle. Le
ministre peut-il nous dresser un
état des lieux en la matière?
Quelle est la réaction du ministre
face aux constatations figurant
dans le rapport d'évaluation?
Quelles conclusions en tirera-t-il?
Lors du prochain contrôle
budgétaire, insistera-t-il sur l'octroi
de moyens supplémentaires au
secteur des soins palliatifs?
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
ministers, maar u bent een minister die af en toe wel eens een klein
beetje in zijn kaarten laat kijken.
Mijnheer de minister, het zou goed zijn, mochten wij vandaag in het
Parlement van u een primeur te horen krijgen, dat u wel degelijk een
poging zult doen om naar aanleiding van deze begrotingscontrole
bijkomende middelen te vragen.
Iedereen die op een ernstige manier het evaluatierapport heeft
gelezen, kan alleen maar tot de slotconclusie komen dat dit een zeer
ernstige vraag naar bijkomende middelen is. Over de grenzen van
meerderheid en oppositie heen wordt volgens mij die vraag
onderschreven. Het zou dan ook niet meer dan normaal zijn dat de
minister van Volksgezondheid vandaag zegt, als eerste stap in het
kader van de aankomende begrotingscontrole, dat hij zijn best zal
doen om te zorgen voor meer middelen.
01.03 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, pour ne pas
perdre de temps, puis-je me permettre de profiter de mon
interpellation pour poser quelques questions supplémentaires?
01.03 Muriel Gerkens (ECOLO):
Om geen tijd te verliezen zou ik na
mijn interpellatie mijn vragen willen
stellen. Kan dat?
Le président: Tout à fait.
De voorzitter: Ja.
01.04 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le ministre, vous avez
déjà été interrogé à plusieurs reprises sur les moyens alloués au
secteur des soins palliatifs. En effet, si nous disposons d'une bonne
loi en la matière, les moyens permettant sa concrétisation sont
insuffisants.
Parmi les principaux besoins, qui sont d'ailleurs mentionnés dans le
rapport d'évaluation, on cite la nécessité pour les équipes de soutien
à domicile d'être constituées au minimum de trois équivalents temps
plein.
Fin 2005, vous sembliez prendre au sérieux cette demande. En effet,
vous aviez promis de dégager environ 550.000 euros pour y
répondre, à charge pour les services d'organiser alors les équipes
minimales. Toutefois, il semble qu'à ce jour, les choses ne soient pas
encore concrétisées. Je souhaiterais donc savoir où se situe le
blocage. S'agit-il d'un problème financier? Est-ce une question de
volonté politique? Ou s'agit-il simplement d'un retard en raison de la
lourdeur et de la lenteur au niveau de l'INAMI?
Monsieur le ministre, j'en arrive aux questions concrètes relatives aux
centres de jour.
Il est vrai que ce qui avait été prévu initialement en termes de taux
d'occupation, d'actes techniques, de prise en compte, en outre
insuffisante, de la dimension relationnelle, en ce qui concerne
l'organisation des soins palliatifs dans les centres de jour ne s'est pas
révélé probant. C'est la raison pour laquelle le système mis en place
n'a pu être maintenu. En effet, les normes envisagées ne
permettaient pas d'avoir un taux d'occupation suffisant. Elles n'étaient
pas non plus, selon moi, adaptées à la réalité des patients qui doivent
recevoir des soins palliatifs. On a donc proposé de supprimer les
centres de jour et de recourir à des structures comme les maisons de
repos et les maisons de repos et de soins pour accueillir ces patients.
01.04 Muriel Gerkens (ECOLO):
Voor de palliatieve zorgverlening
wordt er onvoldoende geld
vrijgemaakt. Uit het evaluatie-
verslag blijkt dat de thuiszorg-
teams tenminste uit drie voltijdse
equivalenten zouden moeten
bestaan. Mijnheer de minister,
eind 2005 heeft u beloofd dat u de
nodige middelen ter beschikking
zou stellen om in die behoefte te
voorzien. Maar tot heden is van
die belofte nog niets in huis
gekomen. Is dat te wijten aan een
gebrek aan financiële middelen?
Of is er sprake van politieke onwil?
Of heeft het RIZIV gewoonweg
met vertragingen te kampen?
Ik kom nu tot mijn concrete vragen
in verband met de dagcentra. De
organisatie van de palliatieve
zorgverstrekking in de dagcentra
verliep niet optimaal en heeft niet
tot het verhoopte resultaat geleid.
Volgens het evaluatieverslag en
de palliatieve zorgverstrekkers zelf
zou de vervanging van de
dagcentra door afdelingen binnen
de rusthuizen echter niet tot een
beter resultaat leiden.
Voorts zijn sommige actoren uit
die sector gewonnen voor een
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
Selon le rapport d'évaluation et les acteurs de soins palliatifs, il ne faut
pas confondre les patients nécessitant des soins palliatifs avec la
population des services de gériatrie.
Par ailleurs, j'ai rencontré certains desdits acteurs qui m'ont fait savoir
qu'il serait intéressant que les structures, qui ressemblent à des
centres de jour, et qui sont appelées à prendre en charge les soins
palliatifs, soient accolées, par exemple, à des services d'oncologie.
A ce sujet, j'aimerais avoir l'avis des représentants de la cellule
d'évaluation, mais aussi le vôtre, monsieur le ministre.
Il est intéressant d'entrer dans un processus où la dimension
relationnelle est prioritaire et où la formation et le cheminement
individuel des intervenants sont permanents. C'est d'ailleurs ce qui
ressort des rencontres avec les équipes de soins palliatifs. Une
nouvelle réflexion doit sans cesse être menée quant à l'amélioration
des soins à apporter. Je souhaiterais avoir également l'avis du
ministre à ce propos.
Les équipes dans les hôpitaux, qu'il s'agisse des unités de soins
palliatifs ou des équipes mobiles, souffrent cruellement d'un manque
de moyens mais également de personnel. Dans cette "sphère
relationnelle", le manque se fait ressentir dans la prise en charge du
personnel. Il ne s'agit pas d'un manque au niveau du coût
pharmaceutique ni au niveau des soins techniques mais bien un
manque de temps mis à profit au niveau de la qualité des soins offerts
aux patients.
Dans les unités de soins palliatifs des hôpitaux, seules les infirmières
sont subventionnées; les médecins et les psychologues sont pris en
charge par des fonds propres. Le financement des équipes mobiles,
quant à lui, est inférieur aux besoins. Or, le personnel infirmier des
services généraux des hôpitaux dit avoir besoin de ces équipes
mobiles ainsi que d'une formation et d'un accompagnement lorsqu'ils
ont, dans leurs services, des personnes en fin de vie. Ils n'ont pas
encore eu tous l'occasion de bénéficier de formations, certains
médecins non plus.
Les difficultés et l'importance de la qualité de ces types de soins sont
reconnues par l'ensemble du personnel des hôpitaux. C'est pourquoi
la demande vis-à-vis des équipes et des acteurs de soins palliatifs ne
fait qu'augmenter. Des moyens supplémentaires sont réclamés; cela
figure également dans le rapport.
Monsieur le ministre, dans mon interpellation, je vous interrogeais
plus spécifiquement sur le temps et la qualité du temps dans la
relation avec le patient et avec la famille, qui semble véritablement
être la "colonne vertébrale" des soins palliatifs.
Une nouvelle dimension apparaît aussi au niveau de l'OMS et au
niveau de l'Union européenne. Elle concerne les acteurs de soins
palliatifs et consiste à prendre en compte l'après-décès, à savoir
l'accompagnement de la famille dans ce travail de deuil.
De fait, pendant l'année qui suit le décès, on constate qu'il reste des
angoisses et le besoin d'en parler. Il y a davantage de décès et de
toenadering tussen de structuren
die palliatieve verzorging
verstrekken en, bijvoorbeeld, de
diensten voor oncologie. Wat is de
mening van de evaluatiecel en van
de minister ter zake?
Ik zou eveneens het advies van de
minister willen over de
permanente reflectie die moet
plaatsvinden met het oog op een
verbetering van de zorg, met
name via een opleiding van de
betrokkenen en door het centraal
plaatsen van het relationeel
aspect.
De teams in de ziekenhuizen,
zowel de eenheden voor
palliatieve zorg als de mobiele
teams, kampen met een gebrek
aan middelen en personeel, terwijl
het ziekenhuispersoneel hun werk
als essentieel beschouwt.
Een ander aspect dat door de
Wereldgezondheidsorganisatie en
de Europese Unie naar voren
wordt gebracht, is dat van de
rouwbegeleiding, die geen deel
uitmaakt van de prioritaire taken
van de diensten voor palliatieve
zorg. Zullen de taken van de
eenheden voor palliatieve zorg
worden gewijzigd, gelet op de
vaststelling dat een dergelijke
activiteit noodzakelijk is en op de
evaluaties die door de evaluatiecel
en het RIZIV werden uitgevoerd?
Zullen de normen met betrekking
tot het personeel van de diensten
voor thuiszorg of de ziekenhuis-
diensten worden aangepast?
Kunnen andere regelingen met
betrekking tot de dagcentra
worden uitgewerkt?
Ik wil ook een aantal andere
punten te berde brengen.
Allereerst werd de evaluatiecel
belast met een evaluatie van de
behoeften en antwoorden inzake
palliatieve zorg. Had die cel de
middelen om die evaluatie uit te
voeren op grond van de verzoeken
en de ervaringen van patiënten die
palliatief verzorgd worden of hun
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
maladies dans les familles qui sont endeuillées. Ce travail apparaît
donc nécessaire mais nécessite évidemment du personnel et du
temps. L'accompagnement du deuil ne fait pas partie des missions
prioritaires des services de soins palliatifs.
Dans mon interpellation, monsieur le ministre, je posais une question
plus large: face à ce constat et aux évaluations de la cellule
d'évaluation et de l'INAMI l'an dernier, un processus est-il en cours
pour modifier certaines missions qui incombent aux soins palliatifs?
Certaines normes seront-elles modifiées en ce qui concerne le
personnel des services à domicile ou en hôpitaux? D'autres systèmes
relatifs aux centres de jour ne peuvent-ils pas être imaginés?
Outre le contenu de cette interpellation, j'aurais voulu intervenir sur
plusieurs autres points.
Tout d'abord, parmi les tâches prioritaires confiées à la cellule
d'évaluation, il y avait l'évaluation des besoins et des réponses les
plus adéquates; l'évaluation faite antérieurement par l'INAMI
concernait seulement l'offre. Une disparité apparaissait effectivement
si on se concentrait sur les actes techniques plutôt que sur la
dimension relationnelle.
J'ai lu dans un journal qu'au Canada, une étude venait d'être réalisée
sur cette évaluation des besoins et il en ressortait que les familles et
les patients mettaient en avant la relation, le soutien psychologique et
la qualité de cette relation. Par contre, pour les actes techniques qui
sont parfois nécessaires pour ces personnes, on demandait une
spécificité et une adaptation individuelle beaucoup plus fine et
beaucoup plus précise qu'une évaluation uniforme du temps, de la
qualité du temps et de la qualité de la dimension relationnelle.
J'aurais voulu savoir si les acteurs de terrain, notamment les
membres de la cellule d'évaluation, disposaient des données et des
moyens pour pouvoir réaliser une évaluation qui se rapproche de plus
en plus d'une évaluation des besoins à partir des demandes et du
vécu des personnes qui vivent les soins palliatifs en tant que patients
ou en tant que membres de la famille des patients. Je suppose qu'il y
a aussi un lien avec la capacité que nous avons à relever les données
au niveau des décès, de leurs causes et de leur encadrement.
J'aurais également voulu savoir s'il était possible de mettre en place
un mécanisme qui permettrait de comparer les soins palliatifs et leur
développement dans des structures hospitalières ou au domicile avec
l'ampleur ou la fréquence ou la modification du genre de soins qu'on
accorde à ces patients ou à d'autres patients dans une même
situation mais qui ne bénéficient pas de soins palliatifs.
En ce qui concerne la consommation de médicaments, les médecins
des soins palliatifs me disent qu'ils n'ont plus de visite de
représentants de firmes pharmaceutiques car la consommation
médicamenteuse n'est pas rentable au niveau des soins palliatifs.
C'est un élément important à prendre également en compte, étant
donné le peu de moyens supplémentaires que demandent les acteurs
des soins palliatifs.
J'aimerais aussi obtenir des précisions sur le statut des soins
familieleden? Ik vermoed dat er
ook een verband is met de
gegevens betreffende de
sterfgevallen, de doodsoorzaken
en de begeleiding dienaangaande.
Kan u mij voorts meedelen of er
een mechanisme kan worden
uitgewerkt waarmee een
vergelijking kan worden getrokken
tussen de verzorging van
patiënten die palliatief verzorgd
worden en de verzorging van
patiënten die geen palliatieve zorg
krijgen.
De farmaceutische industrie
streeft niet naar een verhoging van
het geneesmiddelengebruik
wegens niet rendabel bij palliatieve
zorg.
Ik zou graag wat meer informatie
willen over het statuut van de
patiënten die onder de palliatieve
verzorging vallen. Voor sommige
zieken is het moeilijk om voor dat
statuut te opteren aangezien ze
hierdoor geconfronteerd worden
met de dood. Bovendien moet
men deze beslissing op tijd nemen
om nog de voordelen van dit
statuut te kunnen genieten. En dit
statuut is begrensd in de tijd. Zou
men deze bepalingen niet beter
aanpassen?
De wetgever zou waarschijnlijk
eveneens moeten reageren wat
het statuut van de nachtdiensten
betreft.
De voorwaarden van het palliatief
verlof vertonen een aantal zwakke
punten: het forfaitair bedrag is te
laag en het verlof is te kort.
Mijnheer de minister, delen de
actoren van palliatieve verzorging
deze analyse? Heeft u dezelfde
kijk op de kwestie? Zijn er
onderhandelingen over dit
onderwerp aan de gang met de
regering?
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
palliatifs.
À la lecture de l'évaluation et au travers de mes rencontres, il
m'apparaît qu'il est particulièrement difficile, pour certains malades et
leurs familles, de passer le cap et de décider de se placer sous "statut
de patient sous soins palliatifs", ce qui permet de recevoir le forfait et
un meilleur remboursement, mais ce qui oblige à prendre conscience
de l'approche de la mort.
Le pas est donc difficile à franchir. En outre, il faut s'y prendre
suffisamment tôt pour obtenir les bénéfices du statut. Il faut aussi
savoir que ce statut est limité dans le temps. N'y aurait-il pas de
modifications à apporter au dispositif mis en place?
J'ai également été interpellée à propos du statut des gardes de nuit,
pour l'accompagnement à domicile. À ce sujet, le législateur devrait
sans doute réagir pour mieux utiliser ce personnel complémentaire.
On m'a aussi parlé de faiblesses dans les conditions du congé
palliatif. Il s'agit d'abord du montant du forfait, surtout pour les
personnes jeunes. À 30 ou 40 ans, quelqu'un qui doit arrêter son
travail pour un malade en soins palliatifs perçoit un forfait trop faible
pour assurer une qualité de vie à sa famille. Ensuite, la durée du
congé palliatif octroyé à la personne est trop courte.
Monsieur le ministre, les acteurs de soins palliatifs font-ils également
cette analyse? Avez-vous le même regard sur la question? Des
négociations avec vos collègues du gouvernement sont-elles en cours
à ce sujet?
01.05 Dominique Tilmans (MR): Monsieur le ministre, en effet, on
peut se réjouir aujourd'hui de la situation des soins palliatifs, au moins
dans ce qu'elle permet d'offrir, mais, à côté de cet aspect positif, il
faut bien admettre qu'il existe aussi un aspect négatif dû au manque
cruel de budget; nous en sommes tous conscients. Décider, c'est
aussi effectuer des choix, même des choix difficiles, et le palliatif me
semble constituer une priorité.
En décembre 2003, je vous interrogeais déjà sur cette problématique,
en vous signalant que, dans les zones rurales, 70% des décès
survenaient à domicile contre 30% dans les zones urbaines. Je
prenais l'exemple de l'ASBL "Au fil des jours" qui occupait à cette
époque 62 bénévoles et 2 équivalents temps plein. Ils
accompagnaient alors 200 patients.
Aujourd'hui, ils en sont à 300 patients, 80 bénévoles et trois
équivalents temps plein, le troisième équivalent temps plein étant
payé sur fonds propres. Je vous demandais s'il était possible de
réviser les quotas de ces petites équipes qui accomplissent des
prodiges et de transférer des quotas d'une équipe qui ne compte pas
suffisamment de patients à une autre.
En juillet 2004, il y avait un moratoire; tous les projets étaient bloqués.
On attendait une réponse urgente car toutes ces équipes avaient le
couteau sur la gorge au niveau financier. Vous m'aviez dit attendre les
résultats de l'audit en septembre 2004. Nous sommes en mars 2006
et on attend toujours un budget complémentaire. On se plaint des
déficits des intercommunales de soins de santé, plus particulièrement
01.05 Dominique Tilmans (MR):
Men kan zich verheugen over het
aanbod aan palliatieve verzorging
dat vandaag de dag aanwezig is,
maar naast dit positieve aspect is
er ook een schrijnend tekort aan
financiële middelen.
In december 2003 heb ik u al
gewezen op het feit dat op het
platteland 70 procent van de
overlijdens thuis plaatsheeft,
tegenover 30 procent in de stad.
Zo is er bijvoorbeeld de vzw "Au fil
des jours" die vroeger 62
vrijwilligers en twee voltijdse
equivalenten tewerkstelde en 200
patiënten begeleidde. Vandaag
verzorgt die vzw 300 patiënten en
werken er 80 vrijwilligers en drie
voltijdse equivalenten. Ik heb u
gevraagd om de quota van die
kleine teams te herzien en de
quota van een team dat
onvoldoende patiënten telt, naar
een ander team over te dragen.
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
dans la province du Luxembourg. En fait, l'intercommunale du Sud
vient d'octroyer un subside de 300.000 euros pour les soins palliatifs
de la clinique de Saint-Mard-Virton. Cela fait-il partie des attributions
d'une intercommunale? Voilà qu'elles doivent pallier les
manquements du fédéral!
Monsieur le ministre, le moratoire de 2004 est-il levé? Pourquoi deux
audits, un audit de l'INAMI et une étude de la cellule d'évaluation des
soins palliatifs? Pourquoi deux réflexions différentes et indépendantes
plutôt que de concentrer les forces sur un seul audit? Sans entrer
dans les détails, au sujet des médecins généralistes, est-il vraiment
utile qu'un médecin généraliste soit dans toutes les cellules
d'évaluation de ses patients, d'autant plus qu'il n'est pas rémunéré à
cet effet? S'il a quinze patients, doit-il faire partie d'autant de comités
d'accompagnement? Est-ce tenable?
Il n'y a pas seulement la loi du 14 juin 2002 qui dit que tout patient doit
pouvoir bénéficier de soins palliatifs à l'occasion de
l'accompagnement de la fin de vie. Il y a plus que cela: certaines
personnes meurent parfois seules aujourd'hui, non accompagnées
parce que les équipes ne peuvent pas assumer le coût de ces
patients, en raison de budgets étriqués. Or, pour moi, il s'agit d'une
priorité. Est-il normal que des équipes de soins palliatifs doivent
organiser des dîners choucroute ou spaghetti, doivent faire appel à
des services club, organiser des concours et des ventes de pigeons
pour combler les déficits de soins palliatifs?
Monsieur le ministre, décider, c'est faire des choix. Or, les soins
palliatifs sont une priorité. Comme mes collègues, je m'interroge sur
les budgets qui seront alloués aux soins palliatifs, budgets que l'on
attend depuis longtemps déjà.
Par ailleurs, je voudrais que vous me donniez des précisions quant à
une décision que vous aviez prise dans le cadre du budget 2006; il
s'agissait d'octroyer des équivalents temps plein par équipe.
Aujourd'hui, ces derniers ne sont toujours pas attribués, en tout cas
dans la province du Luxembourg. Quand la mesure sera-t-elle
appliquée? De plus, pour tenter de compenser les gros problèmes
financiers de ces équipes, est-il possible de prévoir un effet rétroactif
deux ans, par exemple pour ces équivalents temps plein?
In juli 2004 was er een moratorium
van toepassing. U wilde de
resultaten van de audit van
september 2004 afwachten. Het is
ondertussen maart 2006 en men
wacht nog steeds op aanvullende
begrotingsmiddelen. De intercom-
munales in de zorgsector kampen
met tekorten, met name in de
provincie Luxemburg.
Werd het moratorium van 2004
ondertussen opgeheven? Waarom
werden er twee audits uitgevoerd
een door het RIZIV en een door
de evaluatiecel van de palliatieve
zorgverlening in plaats van zich
op één audit te concentreren?
Moet de huisarts in alle
evaluatiecellen van zijn patiënten
aanwezig zijn?
De wet van 14 juni 2002 bepaalt
dat elke patiënt tijdens de
stervensbegeleiding palliatieve
zorg moet kunnen genieten. Toch
sterven er vandaag patiënten
alleen omdat de teams de kosten
van de begeleiding niet kunnen
dragen doordat ze over te weinig
middelen beschikken. Vindt u het
normaal dat palliatieve
verzorgingsteams betalende
evenementen moeten organiseren
om hun tekorten aan te vullen?
Beslissen, dat is kiezen. De
palliatieve verzorging is een
prioriteit. Ik stel mij dus vragen bij
de budgetten die hieraan
toegewezen worden.
In het kader van het budget 2006
had u beslist om per ploeg
voltijdse equivalenten toe te
kennen. Maar zij zijn nog steeds
niet toegewezen, in elk geval niet
in de provincie Luxemburg!
Wanneer zal deze maatregel
toegepast worden? Kan voor deze
voltijdse equivalenten in
terugwerking worden voorzien?
01.06 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de minister, uiteraard is
het een debat dat in alle sereniteit gevoerd moet kunnen worden. Ik
wil mijn eerste aandachtspunt toespitsen op de resolutie die hier twee
jaar geleden is goedgekeurd, waarin wij vragen naar een
wetenschappelijke analyse van alle medische beslissingen bij het
01.06 Yolande Avontroodt
(VLD): Ce débat doit pouvoir se
dérouler en toute sérénité. Il y a
deux ans, nous avions demandé,
dans le cadre d'une résolution,
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
levenseinde van de patiënt, dus beslissingen genomen door artsen.
Ik kom terug op bijlage 1, waarin een heel sprekend voorbeeld staat.
Met alle respect voor de makers van het evaluatierapport, ik vind het
een gevaarlijk debat als alles wordt gesteld in termen van
kostenbesparing. De heer Goutry heeft daarnaar heel expliciet
gewezen. Ik zou niet graag het debat over de palliatieve zorg in
termen van kostenbesparing voor het RIZIV voeren. Ik vind dat een
fout debat.
Ik zeg dat om de volgende reden. Ik heb alle respect voor de
gegevens, maar het cijfer betreft een dame ouder dan 80 jaar die voor
een cardiogene shock een behandeling krijgt van dertig dagen of
langer, met overlijden tot gevolg. Dat wordt dan geëxtrapoleerd naar
heel België, of twee patiënten over heel België in honderd
ziekenhuizen. Ik zou dat zelf niet in die termen durven stellen. Ik denk
dat we veel beter uitgaan van wat er effectief op het terrein is.
Er zijn verschillende knelpunten aangehaald. Ik verwijs daarbij in de
eerste plaats ook naar het rapport van het RIZIV, dat een analyse
heeft gemaakt van de multidisciplinaire equipes en stelt dat,
weliswaar in 2004, 17 erkende multidisciplinaire equipes met
onvoldoende bezetting moesten functioneren. Mijn vraag aan de
makers van het evaluatierapport, mijnheer de minister, zijn die
equipes vandaag wel ingevuld?
Ten tweede, een aandachtspunt dat ik gewoon als element in het
debat aanbreng, er wordt gepleit de heer Goutry heeft er expliciet
naar verwezen voor meer middelen voor de palliatieve zorg in de
rustoorden en in de RVT's. Ik stel daarbij de vraag of het niet beter
zou zijn dat er een palliatieve zorgattitude in bepaalde afdelingen van
de RVT's zou zijn. Ik bedoel hiermee niet in de ROB's, die nog heel
duidelijk en in de eerste plaats een woonfunctie hebben. Wij weten
allemaal dat er een verschuiving naar grotere zorgvraag en grotere
zorgbehoefte is. Echter, mijns inziens zou er meer moeten en kunnen
worden geïnvesteerd in een opleiding met een palliatieve zorgattitude,
die echt heel horizontaal is en niet expliciet met bepaalde equipes
werkt. In dat geval zullen de middelen immers opnieuw in vakjes en
hokjes worden besteed.
Ten derde, ik hoor wij weten dat allemaal en het siert ook wel de
cultuur in de palliatieve zorgsector mevrouw Tilmans en de heer
Goutry heel duidelijk verwijzen naar de aanvullende middelen die
worden gezocht. Welnu, het vrijwilligerswerk en de
pensenkermiscultuur, zoals jullie het noemen, zullen nooit kunnen
worden afgeschaft. Het is immers precies in die fase en op dat
moment dat eenieder zich geroepen voelt om extra aandacht te
geven. Tenzij wij een nog breder maatschappelijk debat moeten
voeren, kan dat mijns inziens niet worden geïnstitutionaliseerd. Er zal
altijd een heel groot deel in vrijwilligheid moeten en kunnen gebeuren.
We treffen dat nu ook aan. Ik kan voorbeelden geven van plaatsen
waar pensenkermissen worden gehouden voor precies het
tegenovergestelde, namelijk om meer innovatie, meer medische,
technologische middelen en apparatuur te kunnen aanschaffen. Daar
wordt dat ook gedaan op basis van acties die zich in de
vrijwilligerssector afspelen. Dat is dus het tegenovergestelde. Wij
moeten dat niet als een nadeel beschouwen maar, integendeel, als
que toutes les décisions médicales
relatives aux patients en fin de vie
fassent l'objet d'une analyse
scientifique. Le débat serait risqué
et faussé si les soins palliatifs
n'étaient considérés qu'en termes
d'économies de coûts pour l'Inami.
De plus, il me paraît plus prudent
de partir de la situation telle qu'elle
prévaut sur le terrain plutôt que
d'extrapoler un cas précis à
l'ensemble du pays.
Jusqu'en 2004, dix-sept équipes
pluridisciplinaires fonctionnaient
avec un effectif incomplet. Ces
équipes disposent-elles aujour-
d'hui du nombre de collaborateurs
prévu?
On plaide pour l'attribution de
davantage de moyens aux soins
palliatifs dans les maisons de
repos et les MRS. Ne serait-il pas
préférable de développer une
approche de soins palliatifs
globale dans certains
départements des MRS? Une telle
approche ne doit pas être adoptée
par les MRPA qui servent avant
tout de domicile aux
pensionnaires. Dans le cadre des
formations en matière de soins,
une attention accrue doit être
accordée à une telle approche
palliative, qui ne nécessite pas des
équipes spécifiques.
Des actions bénévoles et des
"kermesses aux boudins" sont
organisées pour trouver des
moyens supplémentaires pour le
secteur des soins palliatifs.
J'estime que ce bénévolat
constitue un élément positif. De
telles actions sont par ailleurs
également menées pour
l'acquisition de nouveaux
équipements technologiques.
Le modèle émancipatif qui sous-
tendait l'organisation des équipes
de soins palliatifs ne figure plus
explicitement dans le texte. Alors
que nous consacrons plus
d'attention et de moyens aux soins
palliatifs, je ne comprends pas que
des généralistes et du personnel
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
een positief punt.
Ten vierde, ik weet nog altijd dat het emancipatorisch model aan de
basis lag van de palliatieve thuiszorgequipes. Ik vind dat niet langer
expliciet terug. Dokter Mullie, ik weet dat u er ook voorstander van
bent. Als ik echter zie dat een van de knelpunten het nog maar
onvoldoende aanvragen van het zorgforfait is, omdat, enerzijds,
artsen niet weten dat het zorgforfait kan worden aangevraagd, dan
stel ik daarbij vragen. Ik vraag mij af hoe het mogelijk is dat er op
vandaag, nu er zoveel aandacht voor de palliatieve zorg wordt
gevraagd en er uiteindelijk veel meer middelen dan een aantal jaar
geleden aan palliatieve zorg worden besteed, nog huisartsen of
verpleegkundigen zijn die het palliatieve zorgforfait niet aanvragen.
Kunnen we geen extra aandacht besteden aan sensibilisatie en
opleiding? Mijns inziens is die paradox toch in het rapport naar boven
gekomen.
We lezen dat er een onderbezetting is in de dagcentra. Persoonlijk
heb ik schitterende ervaringen met het werk dat wordt verricht in de
dagcentra. Het grote knelpunt is echter de afstand. In het rapport
wordt aandacht gevraagd voor een verbreding van de pathologieën,
waarvoor een patiënt in een dagcentrum terecht moet kunnen. Ik ben
het daar volledig mee eens. In het evaluatierapport wordt een
uitbreiding gevraagd van 6 naar 18 maanden voor verwachte zorg. Ik
zou de sterktes en zwaktes willen kennen op dat vlak. Hoeveel
percent en welke pathologieën beoogt men daarmee? Een vraag om
een verlenging tot 18 maanden lijkt mij niet in overeenstemming te
brengen met wat er reëel gebeurt.
Ten slotte zou ik, net zoals de heer Bultinck, nog eventjes naar de
verschillende bevoegdheden willen vragen. Mijnheer de minister, hebt
u die problematiek ook in het overleg aangekaart? In welke mate
hebben de regio's hun inspanningen verhoogd? Hebt u eenzelfde
evolutie gemerkt bij mevrouw Vervotte en mevrouw Fonck? Valt daar
eenzelfde toename van de inspanningen waar te nemen? Ik denk dat
support op psychosociaal en emotioneel vlak van de patiënt en zijn
omgeving in de palliatieve sector mag men de patiënt niet isoleren
en de ondersteuning van de omgeving is dan ook net zo belangrijk ,
waarnaar terecht gevraagd wordt, gedeeltelijk tot de bevoegdheden
van de regio's behoort.
soignant ne demandent toujours
pas le forfait de soins palliatif.
En ce qui concerne les centres de
jour, le problème majeur est la
distance. J'approuve l'élargisse-
ment des pathologies pour
lesquelles le patient peut se rendre
en centre de jour. Le rapport
d'évaluation demande également
une prolongation de six à dix-huit
mois pour les soins prévus. De
quel pourcentage et de quelles
pathologies s'agit-il? Une
prolongation à dix-huit mois ne
correspond pas à la réalité selon
moi.
La problématique des différentes
compétences a-t-elle été abordée
lors de la concertation? Les
Régions ont-elles fourni des efforts
accrus et ceux-ci étaient-ils de la
même importance dans les
différentes Régions? L'aide
psychosociale et émotionnelle au
patient et à son entourage, qu'il
est légitime de demander, relève
selon moi en partie de la
compétence des Régions.
Le président: Je voudrais demander aux intervenants d'être brefs car le ministre doit encore répondre.
01.07 Talbia Belhouari (PS): Monsieur le président, je souhaiterais
demander aux professionnels de terrain s'il existe un modèle de
système d'enregistrement pour la récolte des données.
Monsieur le ministre, existe-t-il une concertation entre le fédéral et les
Régions puisque ces dernières participent également au financement
des structures, notamment pour la formation du personnel?
Je voulais également avoir votre avis sur le paradoxe palliatif, qui dit
que 70% des malades souhaitent mourir à domicile mais que
seulement 30% peuvent réaliser ce souhait, ainsi que sur le fait que
les soins à domicile coûtent plus cher pour le patient mais coûtent
moins cher à la société.
01.07 Talbia Belhouari (PS):
Bestaat er een model voor het
registreren van de verzamelde
gegevens?
Vindt er overleg plaats tussen de
federale overheid en de
Gewesten, die mee voor de
financiering van de structuren
instaan?
Vastgesteld wordt dat 70 procent
van de zieken thuis wil sterven,
maar dat slechts 30 procent die
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
wens ook daadwerkelijk
verwezenlijkt ziet. Bovendien komt
de thuiszorg duurder uit voor de
patiënt maar goedkoper voor de
maatschappij. Wat is uw mening
daarover?
01.08 Karin Jiroflée (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst
terugkomen op iets wat dokter Mullie heeft gezegd, namelijk dat de
vergrijzing en onze steeds betere medische zorg inderdaad ertoe
leiden dat heel veel mensen voor een veel moeilijkere stervensfase
komen te staan.
In het rapport wordt aangehaald dat op dit ogenblik een op de vier
mensen wordt geconfronteerd met kanker. Het evolueert naar een op
drie. Ik meen dat wij deze cijfers in ons achterhoofd moeten houden.
In de toekomst moeten wij de nodige inspanningen blijven doen voor
de palliatieve zorg. Ik meen dat ons land daarvoor een zeer goede
structuur heeft: de drieledige structuur van de thuiszorg, de zorg in de
thuisvervangende milieus en de zorg in de klinieken. Ik meen dat de
pioniers daarvoor een dikke proficiat verdienen.
Wat de financiering betreft, moeten wij echter opletten dat wij niet
beginnen achterop te hinken. Wij hebben nu een heel goede
structuur, in vergelijking met veel van de ons omringende landen. Ik
meen dat wij ook qua financiering ervoor moeten zorgen dat wij
bijblijven.
Als men vaststelt dat in bepaalde klinieken de therapeutische
hardnekkigheid zo ver gaat dat de kosten veel hoger uitkomen dan
wanneer men mensen op een comfortabele manier palliatieve zorg
toedient, dan moet men zich daarbij vragen stellen. Ik pleit niet voor
palliatieve zorg uit besparingsoverweging. Dat is absoluut niet mijn
bedoeling. Ik denk gewoon dat heel veel mensen erbij gebaat zouden
zijn om op een goede manier palliatieve zorg te krijgen, dat dit heel
veel mensen veel meer comfort zou bieden en dat dit heel veel
oudere mensen, maar ook gezinnen bestaande uit jongere mensen,
veel gelukkiger zou maken. Het is inderdaad zo dat het bovendien
besparingen genereert. Ik meen dat het een goede zaak en dat wij
moeten proberen om daarin een financiering te zien voor de
palliatieve zorg. Op dit ogenblik komen wij daarin nog te kort.
Ik wil vooral, samen met mijn fractie, de nadruk leggen op de
thuisbegeleiding, de thuiszorg en de palliatieve thuiszorg. Zeventig
procent van de mensen die zich in een palliatieve fase bevinden, zou
liefst thuis overlijden. Blijkbaar lukt dat maar voor achtentwintig
procent. Ik meen dat wij in de allereerste plaats daaraan iets moeten
doen. Als er keuzes moeten worden gemaakt in de financiering, dan
pleit onze fractie ervoor dat die in de allereerste plaats ten goede zou
komen van de thuisbegeleiding en de palliatieve zorg thuis. In dat
kader wil ik even iets zeggen ik weet dat dit heel gevoelig ligt,
mijnheer de minister over de dagcentra. De cijfers van
onderbezetting nodigen inderdaad niet uit om nog meer middelen erin
te investeren of om ze heel sterk te onderbouwen. Ik ben echter van
mening dat wij ze nog wat tijd moeten geven en dat wij ervoor moeten
zorgen dat de dagcentra nog werk kunnen verzetten. Ik vergelijk het
een beetje met de dagcentra voor bejaarden, die verbonden zijn aan
dienstencentra. Ook die hebben hun tijd nodig gehad in de
01.08 Karin Jiroflée (sp.a-spirit):
Le vieillissement de la population
et l'amélioration des soins
médicaux ont pour conséquence
que de nombreuses personnes
doivent faire face à une fin de vie
plus pénible. Actuellement, une
personne sur quatre est
confrontée au cancer et à l'avenir il
s'agira d'une personne sur trois.
Des efforts considérables au
niveau des soins palliatifs
resteront donc nécessaires. La
triple structure des soins à
domicile, des soins dans des
milieux de substitution du domicile
et des soins hospitaliers est
excellente et peut certainement
soutenir la comparaison avec les
pays voisins. Si nous voulons
maintenir ces structures,
l'évolution du financement devra
être parallèle à celle des pays
étrangers.
Dans certains hôpitaux,
l'acharnement thérapeutique est
tel que les coûts sont supérieurs à
ceux des soins palliatifs. Mon
objectif dans ce problème ne
consiste toutefois pas à réaliser
des économies, mais à offrir
davantage de confort aux jeunes
et aux personnes âgées par le
biais des soins palliatifs et à les
rendre plus heureux. Mon groupe
préconise avant tout
l'accompagnement et les soins
dans l'entourage du patient.
Environ 70% des patients palliatifs
préféreraient mourir à domicile,
mais actuellement ce n'est
possible que pour 28% d'entre
eux. Il faudra en tenir compte lors
du financement.
La sous-occupation des centres
de soins palliatifs de jour ne
constitue pas vraiment un incitant
à investir davantage, mais les
centres de jour pour personnes
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
maatschappij.
Volgens mij kan het hiermee worden vergeleken. Men moet dit tijd
geven.
Mijnheer de minister, ik laat in het midden op welk niveau dit moet
gebeuren. Volgens mij zijn de dagcentra een gedeelde
verantwoordelijkheid met de Gemeenschappen en Gewesten. Ik laat
in het midden waar de financiering moet worden gevonden. De idee
van de dagcentra wil ik evenwel niet zonder slag of stoot opgeven.
We moeten iets doen. Ik breek een lans om vooral te focussen op de
palliatieve thuiszorg zodat mensen op een comfortabele, warme
manier kunnen worden begeleid en op een rustige manier in hun
vertrouwde omgeving kunnen overlijden als het zover is.
âgées associés aux centres de
services ont également eu besoin
d'une période de rodage. Nous
devons veiller à ce que les centres
de soins palliatifs puissent
également bénéficier d'une telle
période et poursuivre leur travail.
Je ne me prononcerai pas les
systèmes de financement. Selon
moi, il s'agit d'une responsabilité
partagée avec les Communautés
et les Régions.
01.09 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, beaucoup de
questions ont été formulées, j'en poserai simplement une.
M. Goutry indiquait tout à l'heure que la proportion du budget affectée
aux soins palliatifs était de 0,4%. Comment situez-vous ce
pourcentage par rapport aux pays environnants qui ont la même
structure de soins de santé? Estimez-vous que la Belgique se situe
dans la bonne moyenne? Dans la négative, qu'est-ce qui justifie une
politique différente des autres pays présentant la même structure?
01.09 Benoît Drèze (cdH): De
heer Goutry stelde dat 0,4 procent
van de begroting aan palliatieve
zorgverlening wordt besteed. Hoe
situeert u dat percentage ten
opzichte van de ons omringende
landen wier gezondheidszorg
dezelfde structuur kent? Scoort
België beter dan het gemiddelde?
Zo niet, vanwaar een verschillend
beleid?
01.10 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, wij zijn van oordeel dat de overheid in alle
middelen moet voorzien, ook personeel, om een soort van palliatief
basisrecht voor iedereen te kunnen realiseren. Dat is een humane
zorgcultuur, waarbij aan de stervende nog meer aangereikt wordt dan
het gelaat van de dood alleen.
Wij zijn dus ook heel sterk voorstander van het palliatief alternatief.
Dat is voor ons heel belangrijk, omdat dat een zo veel grotere
positieve boodschap in zich draagt dan het zelfbeschikkingsrecht in
de euthanasiewet, die voor ons heel kil is. Wij willen warme
zorgzaamheid. Wij eisen dan ook dat de middelen opgetrokken
worden om op een degelijke manier te werken.
Enkele weken geleden sprak ik in onze regio mensen van vzw
Ispahan, een palliatief netwerk in de regio Kempen, een gebied van
zowat 450.000 inwoners. Die mensen zijn voortrekkers inzake
stervensbegeleiding. Hun ervaring is dat zwaar zieken de eerste
dagen in een soort van crisisfase komen en daarbij soms zeggen:
"Het is genoeg geweest, wij willen niet meer verder." Maar dat is een
soort van verontrusting aan het levenseinde. Zij stellen namelijk ook
vast dat het de volgende dagen wel eens kan dat die zieken weer
plannen beginnen te maken, zoals bijvoorbeeld de verbouwing van
een woning, op reis gaan en dergelijke meer. Ik denk dus dat het
belangrijk is om die noodkreten met eerbied te beluisteren, zonder er
meteen over te oordelen. Als een soort van meevoelende medemens
kan de noodkreet gedetecteerd worden, om dan te komen dit is het
verschilpunt in onze opvatting tot een menselijke zorgbenadering.
De multidisciplinaire begeleidingsequipes van Ispahan doen niet enkel
aan thuiszorg, maar ze zijn ook actief in thuisvervangende settings,
01.10 Mark Verhaegen (CD&V):
Nous estimons que les autorités
doivent prévoir les moyens
nécessaires pour garantir à
chacun une sorte de droit de base
aux soins palliatifs. Cette option
porte un message nettement plus
positif que le contexte très froid de
la loi sur l'euthanasie. Elle requiert
évidemment suffisamment de
moyens.
Je me suis récemment entretenu
avec des personnes de l'ASBL
Ispahan, le réseau de soins
palliatifs de la Campine, qui peut
tout de même faire figure
d'exemple. Leur expérience est
que les patients atteints d'une
maladie grave traversent une
période de crise mais reprennent
ensuite espoir. Nous devons
détecter l'appel à l'aide lancé par
ces personnes et leur proposer
alors une approche humaine et
chaleureuse en matière de soins.
Les équipes d'accompagnement
multidisciplinaires d'Ispahan sont
actives dans le domaine des soins
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
zoals in rusthuizen of gehandicaptentehuizen.
Wij stellen ook vast dit is een pluspunt dat het aantal mensen dat
in onze regio, de Kempen, thuis sterft, fors toeneemt. Dat vinden wij
heel belangrijk. Dat is trouwens ook goed voor de ziekteverzekering.
Hoewel het geen louter financiële zaak is, is dat toch mooi
meegenomen, ook omdat het de wens van de betrokkenen is om
thuis te sterven. De grote meerderheid wenst dat.
De vzw Ispahan werkt ook met vijftig tot zestig vrijwilligers. Er hoeft
zelfs niet gerekruteerd te worden, want al die mensen zijn gedreven.
Maar zij hebben natuurlijk een groot punt, een groot probleem dit is
hier al ten overvloede gezegd , een noodzang, met name dat de
onderfinanciering zulke proporties aanneemt dat de financiering maar
een fractie dekt van de gigantische kosten die zij hebben. Er zijn geen
middelen om een echte structurele onderbouw te geven aan de
palliatieve thuiszorg.
Dat is echt een groot probleem, alleen al voor de begeleiding en de
opvang van de leden van de equipes zelf. Er wordt immers soms
vergeten dat ook zij ervaringsdeskundigheid moeten opdoen. Zij
krijgen bovendien heel snel te kampen met een vorm van burn-out. Zij
zien het niet meer zitten, worden meegesleept in het drama en
moeten bijgevolg regelmatig worden opgemonterd.
Ook de middelen op het vlak van communicatie en vervoer ik
spreek nu over de mensen in de Kempense regio laten te wensen
over.
Het komt erop neer dat de multidisciplinaire begeleidingsequipes hun
werk onvoldoende kunnen doen. Zij hebben dan nog het geluk dat zij
vrijwilligers kunnen inschakelen, die zij dan wel moeten rekruteren,
opleiden en begeleiden. Dat wordt niet gehonoreerd. Het is
noodzakelijk om ook deze mensen de nodige middelen te geven.
Een ander onderdeel dat wordt verwaarloosd, is de rouwbegeleiding,
die eigenlijk een onderdeel van het geheel is. De rouwbegeleiding is
een essentieel onderdeel, maar werd nooit door het RIZIV
gefinancierd. Wij weten ook de betrokkenen hebben dat duidelijk
aangegeven dat zij aangewezen zijn op benefietacties, op
weldoeners, organisaties en gemeenten. In dat verband werden de
pensenkermissen reeds aangehaald. Zelfs serviceclubs lenen zich
ertoe om een beetje geld in het bakje te brengen.
Deze oplossing is natuurlijk geen goede oplossing. Er moet
structureel worden ingegrepen om deze belangrijke materie sterk te
kunnen blijven ondersteunen.
Alvorens nog een tweetal vragen te stellen, nog dit. Betrokkenen
opperen dat de financiële leefbaarheid vandaag vooral afhangt van
het aantal dossiers dat zij moeten halen. Op basis daarvan worden zij
gesubsidieerd. Dat legt een onnodige druk op de multidisciplinaire
begeleidingsequipes. Het zou dus volgens hen beter zijn om niet op
basis van het aantal dossiers te financieren, maar om bijvoorbeeld per
schijf van 150.000 inwoners een werkbare omkadering te vergoeden
met ruime en voldoende werkingsmiddelen. Dat is de oplossing die zij
ons hebben aangereikt.
à domicile mais également en
matière de soins extrahospitaliers.
Nous sommes heureux de
constater que dans notre région, la
Campine, le nombre de personne
qui décèdent à domicile est en
augmentation.
C'est là une
évolution importante, qui profite
par ailleurs à l'assurance maladie.
Une majorité de personnes
souhaitent terminer leurs jours
chez elles.
Ispahan collabore avec cinquante
à soixante volontaires assidus. Le
sous-financement prend toutefois
de telles proportions que seule
une fraction des coûts est
couverte. Il n'y a pas de moyens
disponibles pour structurer les
soins palliatifs à domicile.
D'abord, c'est déjà un problème
pour l'accompagnement des
équipes elles-mêmes qui non
seulement doivent acquérir une
expérience professionnelle mais
sont vite confrontées à une forme
de burn-out. En outre, les moyens
dégagés dans les domaines de la
communication et des transports
sont insuffisants. Bref, les équipes
multidisciplinaires ne sont pas en
mesure de faire convenablement
leur travail car pour cela, elles
auraient besoin de plus de
moyens.
Autre domaine négligé: la prise en
charge des proches d'un patient
décédé. L'Inami ne la finance pas
et la famille du défunt doit donc
faire appel à des opérations de
bienfaisance, à des personnes
bienveillantes, à des associations
et à des communes. Ce n'est
évidemment pas une bonne
solution.
Actuellement, les subsides et,
partant, la viabilité financière des
initiatives sont par trop tributaires
du nombre de dossiers que ces
équipes sont tenues de traiter. Il
vaudrait mieux dégager des
moyens de fonctionnement
suffisants par 50.000 habitants
afin de prévoir un bon
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
Ik heb een vraag over de RVT-instellingen, die, zoals u weet, ook in
het palliatieve samenwerkingsverband werden opgenomen. De
tegemoetkoming is, zo heb ik begrepen, op dit moment blijven steken
op 0,28 euro of 28 eurocent per patiënt, terwijl minstens 59 eurocent
nodig is.
Werd voornoemd bedrag al opgetrokken of is het optrekken ervan
gepland? Dat is immers heel belangrijk om de werking mogelijk te
maken. Wij weten immers dat de stervensbegeleiding in de rusthuizen
en de RVT's in vergelijking met de ziekenhuizen voor het RIZIV vrij
goedkoop is.
Ten slotte, op bladzijde 5 van het Evaluatierapport Palliatieve Zorg
staat dat de voornaamste realisatie van de wet op de palliatieve zorg
de oprichting van een Evaluatiecel is, die bedoeld rapport heeft
gemaakt. Daarin is voorzien in artikel 8 van de wet. Men zegt echter
nog steeds te wachten op andere uitvoeringsbesluiten. Vermoedelijk
gaat het dan over de artikelen 5 en 6 betreffende het uitwerken en
coördineren van de maatregelen om een aan de noden aangepaste,
palliatieve zorg uit te bouwen, evenals het voorzien in de begeleiding
van de gezondheidswerkers die bij het stervensproces zijn betrokken.
Werd ondertussen werk gemaakt van de aanbeveling op bladzijde 5?
encadrement.
L'intervention dont bénéficient les
MRS faisant partie intégrante des
accords de coopération Soins
palliatifs est restée bloquée à 28
eurocentimes par patient alors
qu'au moins 59 eurocentimes sont
nécessaires. Avez-vous l'intention
de relever ce montant?
Selon le rapport d'évaluation Soins
palliatifs, la principale réalisation
de la loi sur les soins palliatifs est
la création de la cellule
d'évaluation, qui a rédigé ce
rapport. Mais les arrêtés
d'exécution restants n'ont pas
encore été promulgués. Vous y
attelez-vous?
Le président: Chers collègues, si vous le permettez, je voudrais
m'exprimer brièvement pour positionner le groupe PS par rapport à
ces questions.
Mme Avontroodt a évoqué la "palliative attitude" dans les maisons de
repos et de soins. Ayant géré quelques maisons de repos et de soins
dans une autre vie, j'estime effectivement que ce point est important.
Des expériences sont menées. Je constate qu'il existe un besoin de
soutien en information et en formation.
Étant donné que les maisons de repos et de soins dont je parle sont
en lien étroit avec des hôpitaux aigus, l'information et la formation
sont adéquates mais ce n'est peut-être pas le cas dans toutes les
maisons de repos et de soins du pays. J'estime qu'il faudrait inciter
les équipes hospitalières et non hospitalières à apporter un soutien
intellectuel, formatif et informatif dans ces maisons de repos et de
soins. En effet, il s'agit de lieux où l'approche palliative et de fin de vie
doit devenir un projet vis-à-vis des résidents. Il faut organiser ce
soutien qui ne l'est pas aujourd'hui ou l'encourager en soutenant les
équipes spécialisées.
Par ailleurs, le soutien à domicile et les expériences menées à
domicile sont importants. Sans entrer dans les détails de ce qui coûte
moins cher ou pas il ne s'agit là que de problèmes que nous
devrons arbitrer , je dirais qu'il est nécessaire de stabiliser les
équipes. Il est essentiel de donner aux équipes hors hôpitaux les
moyens de fonctionner dans la durée, d'installer leur travail dans le
temps, ce qui est indispensable en cette matière.
De
voorzitter: Ik zou het
standpunt van de PS met
betrekking tot deze problematiek
willen verwoorden.
Mevrouw Avontroodt had het over
de palliative attitude in de rust- en
verzorgingstehuizen. Dat is een
belangrijk punt.
Heel wat instellingen hebben nood
aan ondersteuning op het vlak van
informatie en opleiding. De intra-
en extramurale teams zouden
ertoe moeten worden aangezet die
vraag te beantwoorden, meer
bepaald door de gespecialiseerde
teams te ondersteunen.
Daarnaast moet ook thuis voor de
nodige bijstand worden gezorgd.
Daartoe moeten de extramurale
teams de nodige middelen krijgen
om te blijven functioneren.
01.11 De heer Manu Keirse, voorzitter van de evaluatiecel palliatieve
zorg: Ik zal heel kort antwoorden op een aantal vragen.
Het kan lijken dat het hele rapport gaat over meer middelen. In de
commissie is telkens weer gezegd dat we niet meer structuren
01.11 Manu Keirse, président de
la cellule d'évaluation soins
palliatifs: Les soins palliatifs sont
très souvent perçus dans le
contexte d'une polarisation qui les
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
vragen, geen nieuwe voorzieningen, niet meer ziekenhuisbedden die
anderhalf mandaat per bed kosten en dus zeer duur zijn. Mevrouw
Avontroodt, wij vragen niet naar palliatieve verzorgingsequipes in die
rust- en verzorgingstehuizen. Wij vragen een klein bedrag per dag in
het forfait voor het creëren van een attitude in heel de instelling,
horizontaal. De experimenten-Busquin bewezen dat dit kan.
De heer Busquin heeft vroeger in dit land vier rust- en
verzorgingstehuizen uitgekozen voor zijn experimenten en hen een
budget gegeven dat enkel mocht worden gebruikt voor uitrusting, voor
toestellen voor pijnstilling en voor vorming van het personeel. Die
instellingen hebben duidelijk voorsprong op de andere in dit land,
omdat ze daar een systematische vorming hebben kunnen uitbouwen
voor hun mensen. Wij hebben bij het vragen van de middelen zeer
zorgvuldig gekeken naar de kostprijs bij de verschillende elementen.
Ik ga ermee akkoord dat dit probleem een maatschappelijk debat
vraagt, niet alleen met de overheid, om daar op alle vlakken naar te
kijken. Er is de duidelijke vraag en noodzaak die ook door mevrouw
Avontroodt werd aangehaald, namelijk een grondig onderzoek van
wat er eigenlijk gebeurt. Wij moeten vandaag een evaluatie opmaken,
maar wij missen een globale, overkoepelende registratie, wat hier ook
al werd aangehaald. Wij missen grondig wetenschappelijk onderzoek
en recente sterftestatistieken in België. Ik kan niet genoeg
benadrukken dat al deze elementen nodig zijn voor een gedegen en
diepgaande evaluatie. Wij moeten vandaag varen op een
stormachtige zee, maar wij hebben geen roeispanen om ons te
helpen onze richting te bepalen als al die dingen er niet zijn.
Ik benadruk zeer sterk dat de palliatieve zorg maatschappelijk vaak
nog in polarisatie tot de euthanasie wordt gezien. Wij werken op het
terrein duidelijk samen met de life-artsen die ter beschikking staan
voor artsen die met euthanasievragen worden geconfronteerd. De
voorzitter van de life-artsen heeft mee ons rapport opgemaakt van
deze evaluatie en wij werken mee aan de opleiding van de life-artsen
als adviseur voor andere artsen bij euthanasie. Wij kiezen dus niet
voor de polarisatie tussen palliatieve zorg en euthanasie. Wij gaan
ervan uit dat een burger het recht heeft om zijn keuzes te maken in
het leven en recht heeft op valabele ondersteuning daarin, om het
laatste deel van zijn leven te leven op een kwalitatief zorgvuldige
manier.
Over kostenbesparing wil ik toch ook een ding zeggen. Ons gaat het
niet om meer geld of om kostenbesparing, ons gaat het om de
allocatie van de middelen op een proportioneel andere manier. Als wij
weten dat 75% van de gezondheidszorgkost van een mensenleven
vaak wordt besteed in het laatste jaar van het leven, dan vragen wij
ons af of die middelen vandaag goed zijn besteed, op de juiste wijze,
en of dit proportioneel juist is verdeeld.
oppose à l'euthanasie. Or, sur le
terrain, nous travaillons en étroite
collaboration avec des médecins
spécialisés dans les questions de
fin de vie, lesquels aident leurs
confrères confrontés
à des
problèmes liés à l'euthanasie. Le
président de l'association des
médecins spécialisés dans la fin
de vie a collaboré à notre rapport
d'évaluation, et nous sommes
impliqués dans la formation de ces
médecins. Vous aurez dès lors
sans doute compris que les
auteurs du rapport rejettent cette
polarisation.
Le rapport d'évaluation ne traite
pas tant d'économies que d'une
autre manière, proportionnelle,
d'affecter les ressources
disponibles. Lorsque trois quarts
de la totalité des ressources dont
une personne a besoin pour ses
soins de santé sont dépensés au
cours de la dernière année de sa
vie, on peut tout de même
s'interroger sur la juste
proportionnalité.
Dans notre culture, la mort est
encore trop souvent cachée,
contrairement à ce qui se passe
dans bon nombre de cultures
primitives. Un débat sur cette
question est souhaitable au sein
de la société. Il faut clairement un
changement de mentalité, à la fois
dans le secteur des soins de
santé, dans les pouvoirs publics et
dans l'opinion publique.
Ons lijkt 75% voor het laatste jaar toch bijzonder veel. Het gaat over
kosten voor mensen, niet om hun leven te redden maar voor mensen
die dood gaan op het einde van het jaar. Het bedraagt 75% van de
gezondheidskosten van hun leven!
Wij vragen een brede maatschappelijke bewustwording voor het
juister besteden van de middelen voor de kwaliteit van het leven.
Iemand, ik meen de heer Goutry, heeft gezegd dat in primitieve
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
culturen men er meer aandacht aan besteedt en dat dood en sterven
in onze cultuur onder tafel worden gemoffeld. Dat is inderdaad een
probleem dat niet alleen een probleem voor de minister van
Volksgezondheid moet zijn. Wij schieten dan ook niet op de minister
van Volksgezondheid. Het is een maatschappelijk debat. In heel onze
cultuur moet er iets veranderen, in de gezondheidszorg, bij de
overheid, en bij het brede publiek.
01.12 Minister Rudy Demotte: Mijnheer de voorzitter, ik zal eerst
commentaar geven op drie algemene punten. Daarna zal ik de
verschillende precieze vragen beantwoorden. Ten slotte zal ik drie
korte punten als conclusie weergeven.
Ik heb natuurlijk zoals u de conclusies en de budgettaire conclusies
van het rapport van de evaluatiecel palliatieve zorg kunnen lezen. De
cel heeft waardevol werk geleverd daarover bestaat absoluut geen
twijfel en een interessante bijdrage geleverd aan het debat over de
palliatieve zorg in België. Niettemin zou ik deze conclusies enigszins
willen nuanceren zoals u dit zelf hebt gedaan door ze in een meer
globale context te plaatsen.
Ten eerste, de werkzaamheden van deze cel voegen bij belangrijke
werkzaamheden die het RIZIV in 2004 heeft uitgevoerd. Ik zou de
volksvertegenwoordigers erop willen wijzen dat de twee rapporten op
een aantal punten aanzienlijk verschillen en dat het niet de taak is van
een minister van Volksgezondheid om als scheidsrechter op te treden
door de ene gelijk te geven en de andere niet. Wel moet ik rekening
houden met de verschillende informatie die uit beide verslagen komt.
Ten tweede, in het algemeen wil ik erop aandringen dat het debat
over de palliatieve zorg niet voortdurend vervuild wordt door een
steriel onderscheid ik heb het dan niet over het onderscheid tussen
palliatieve zorg en euthanasie tussen de palliatieve zorg en de
continuïteit van de gewone zorg. Ik denk dat er terzake een
complementariteit bestaat. Men moet niet altijd de ene tegen de
andere afwegen. De schandelijke twisten die hierover in ons land
worden gevoerd, zijn reeds lange tijd het vermelden niet meer waard.
Ik ben telkens geschokt te zien dat deze tegengestelden elkaar niet
vinden in een alternatief maar leiden tot twee verschillende, maar ook
aanvullende therapeutische benaderingen van het einde van een
mensenleven.
Ten derde, ik betreur dat de verschillende vragen die mij tot nu toe
gesteld werden in zekere mate een fundamenteel probleem terzijde
schuiven. Het gaat om een probleem dat niet onder de bevoegdheid
van de minister valt noch onder die van het Parlement, namelijk het
onbeperkt doorzetten van een medische behandeling en het feit dat er
binnen de medische beroepen een cultuur van doorgezette zorg wordt
ontwikkeld. Wat dit betreft, kunnen we zoveel
sensibilisatiecampagnes organiseren als we willen, we kunnen niet in
de plaats van de arts of de familie het gaat om het cultuurdebat dat
hier wordt aangebracht kiezen welke therapie moet worden gevolgd.
In dit opzicht wil ik toch vermijden dat deze kwestie te negatief wordt
benaderd. Het is moeilijk om concrete indicatoren aan te brengen die
deze indruk kunnen bekrachtigen maar verscheidene signalen lijken
aan te geven dat de geneeskunde geleidelijk aan menselijker wordt
en dat de afgelopen jaren grote vooruitgang werd geboekt op dit
01.12 Rudy Demotte, ministre: Il
est évident que la cellule soins
palliatifs a fourni un travail
particulièrement précieux en
publiant ce rapport. Je me dois
bien sûr d'adresser les mêmes
éloges aux auteurs du rapport
rédigé en 2004 au sein de l'Inami.
Ces deux documents divergent
considérablement sur une série de
points. Toutefois, il ne
m'appartient pas, en tant que
ministre de la Santé publique,
d'arbitrer ces deux instances, mais
bien de tenir compte des
informations qu'elles nous
procurent.
Je m'élève avec véhémence
contre la confusion que l'on sème
en la matière en opposant les
soins palliatifs à la continuité des
soins courants. Il ne s'agit pas de
mettre continuellement ces deux
éléments dans la balance.
Comment se fait-il qu'on ne
réalise-t-on pas que ces deux
approches de la fin de vie sont
complémentaires?
Il est un problème fondamental
dans le débat sur la fin de vie qui
n'est pas de la compétence du
ministre ni de celle du Parlement.
Je veux parler de la conviction,
profondément ancrée dans la
culture médicale, qu'un acte
médical doit en tout état de cause
être poursuivi indéfiniment. Quel
que soit le nombre de campagnes
de sensibilisation que nous
organisions, personne n'est
habilité à opter, à la place du
médecin ou de la famille, pour telle
ou telle thérapie. Pourtant, j'ai
l'impression depuis un certain
temps que la médecine est en
train de devenir petit à petit plus
humaine et qu'un changement des
mentalités s'opère.
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
terrein.
Présidente: Dominique Tilmans.
Voorzitter: Dominique Tilmans.
Tenant compte de ce que je viens de dire, je vais tenter de répondre
de manière circonstanciée à un certain nombre de questions qui ont
été posés par les membres de cette commission. L'une d'entre elles a
trait aux centres de jour. Pour moi, les choses ont toujours été très
claires. Il s'agissait d'une expérimentation dans un contexte
particulier, celui des soins de santé en Belgique, qui n'est pas toujours
le même que celui des autres pays. On abordait avec M. Keirse le cas
de la Grande-Bretagne notamment, où ces centres ont bien
fonctionné, mais dans ce pays, les soins de première ligne ne sont
pas comparables aux nôtres. Nous sommes dans des pays à
différenciation évidente sur ce plan.
L'évaluation mitigée n'a pas permis d'intégrer ces centres de jour
dans le financement récurrent des soins palliatifs par l'INAMI ou le
SPF Santé publique. A la demande des Communautés, une solution
s'est dégagée pour intégrer ces centres dans la programmation
MR/MRS afin de maintenir l'offre existante. Au-delà de cette solution
ponctuelle, je ne vois pas l'intérêt de relancer un débat qui ne fait
visiblement pas l'unanimité au sein même du secteur. Beaucoup
partageront mon analyse qui vise à renforcer l'offre de soins palliatifs
à domicile, à l'hôpital et dans les institutions comme les MR et les
MRS.
Le deuxième point abordé par plusieurs membres est celui du
financement du secteur. Le rapport pointait un déficit, ou plutôt un
manque à gagner, par rapport aux estimations de l'ordre de 20
millions d'euros.
Selon moi, axer le débat sur le refinancement de ces 20 millions
d'euros, comme le font d'aucuns pour le moment, est une erreur, pour
ne pas dire une faute, par rapport au débat sur les soins palliatifs. En
effet, c'est pointer uniquement les questions d'ordre financier et éluder
l'ensemble du débat éthique et culturel, qui n'est pas moins important.
On l'a vu notamment dans le rappel fait au sujet du rôle des acteurs
annexes: la sensibilisation des familles, la façon dont on peut
mobiliser des bénévoles, la manière dont le médecin, le prestataire de
soins, le kiné, l'infirmier sera associé au débat. Tout cela n'est pas
secondaire. On connaît tellement de domaines dans lesquels les
finances sont au rendez-vous, mais la culture contredit les moyens
financiers.
N'ayons pas non plus de logique faisant abstraction de ces besoins
financiers pour ne parler que de la culture! A l'inverse, ne faisons pas
semblant que tout tourne autour des moyens financiers!
Pour le moment, aucun rapport d'évaluation ne me donne de bases
scientifiques des besoins. J'ai compris les grandes lignes données
par le rapport qui nous occupe aujourd'hui. Par contre, ce qui nous
permettrait de voir plus clair dans la question des indicateurs, c'est
une aide du Centre fédéral d'expertise. À ce sujet, je regrette que
l'accent n'ait pas été mis davantage sur le fait que le budget des soins
palliatifs a doublé depuis quelques années dans ce pays. Depuis la fin
des années 1990, l'INAMI a augmenté sa contribution au financement
Een van de gestelde vragen heeft
betrekking op de dagcentra. Voor
mij is het duidelijk: het ging over
een experiment in de bijzondere
context van de gezondheidszorg in
België. Met de heer M. Keirse
werd het geval van Groot-
Brittannië besproken, maar de
Britse eerstelijnszorg is niet te
vergelijken met de onze. De
evaluatie die niet eenduidig was
heeft het niet mogelijk gemaakt
deze centra in de recurrente
financiering van de palliatieve
verzorging op te nemen. Op vraag
van de Gemeenschappen heeft
men deze centra geïntegreerd in
de programmering van de
rusthuizen en verzorgingstehuizen
om zo het bestaande aanbod te
behouden. Op dit moment ben ik
niet van plan om een nieuw debat
te lanceren waarvoor er geen
eenstemmigheid is in de sector.
Met mijn analyse wil ik het aanbod
aan palliatieve verzorging thuis, in
het ziekenhuis en in de instellingen
zoals de rusthuizen en
verzorgingstehuizen versterken.
Het tweede punt dat werd
aangekaart was dat van de
financiering van de sector. Het
verslag wees op een tekort in
verhouding tot de ramingen van 20
miljoen euro dat moet worden
aangevuld. Maar het debat
toespitsen op de herfinanciering
van deze 20 miljoen euro is een
vergissing waardoor de totaliteit
van het ethische en culturele
debat, dat niet minder belangrijk
is, uit de weg wordt gegaan. Laten
we geen abstractie maken van
deze financiële behoeften om
alleen maar over de cultuur te
praten, maar laten we evenmin
doen alsof alles draait om
financiële middelen.
Op dit ogenblik bestaat er geen
evaluatieverslag dat een weten-
schappelijke grondslag bevat voor
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
des soins palliatifs. Un tableau intéressant traduit les progrès
considérables depuis 1999, singulièrement dans des domaines où
nous n'étions nulle part en 1999.
Je citerai des exemples que vous devez connaître puisqu'on en a
parlé à plusieurs reprises dans cette commission, notamment le
forfait patient. Dans le forfait patient, on passe de zéro en 1999 à un
montant de 3.819.000 en 2000 pour arriver à plus de 7 millions en
2003. Les forfaits infirmiers sont encore plus révélateurs: en 1999,
rien; en 2000, rien; en 2001, on commence modestement par 531.000
euros pour arriver en 2003 à plus de 25 millions d'euros. Il faut être
honnête quand on procède à cette analyse et reconnaître que certains
facteurs ont déjà fait l'objet d'une augmentation des moyens
financiers. Je proposerai d'ailleurs que les membres de la
commission puissent bénéficier, à l'occasion de ce débat, d'une
relecture de ce tableau qui est déjà intéressant, même s'il s'arrête en
2003.
Passons à un autre des points abordés, les autres types de
financement. Il faut faire attention à ne pas tout présenter sous l'angle
des soins palliatifs qui s'arrêteraient au financement de la seconde
ligne. Entendez-moi: je ne nie pas l'importance de la seconde ligne,
elle est fondamentale! Mais n'oubliez pas la première ligne! N'oubliez
pas les moyens mis en place, que je viens de rappeler en partie, mais
aussi dans le budget BMF des hôpitaux, des moyens qui sont loin
d'être négligeables!
Une lecture globale des moyens disponibles nuancerait le débat et ne
m'obligerait pas à répondre chaque fois qu'on me demande si je n'ai
pas 20 millions d'euros en me rappelant que sur 19 milliards, ce n'est
guère important. Il faut partir du principe que je considère les soins
palliatifs comme une matière importante mais que je ne peux pas me
livrer à des arbitrages du genre de ceux qu'on me demande. On me
dit que 20 millions, ce n'est pas important par rapport au budget
global de 19 milliards. Mais tous les secteurs tiennent le même
discours!
Il faut avoir cela en tête. A propos du remboursement des nouvelles
molécules dans le domaine des cancers et qui concerne aussi le
débat sur les soins palliatifs, quand il faut trouver une trentaine de
millions d'euros pour l'Herceptine, il ne s'agit pas d'un débat
secondaire!
de vaststelling van de noden. Om
meer duidelijkheid te krijgen
omtrent de indicatoren, zou een
beroep moeten worden gedaan op
het Federaal Kenniscentrum. Het
budget van de palliatieve zorg is
sinds enkele jaren verdubbeld.
Sinds eind jaren 90 heeft het
RIZIV zijn bijdrage aan die
financiering opgetrokken. Een
interessante tabel toont de enorme
vooruitgang die sinds 1999 werd
geboekt, zeker in de sectoren
waar tevoren niets bestond
(patiëntenforfait, verpleegkundig
forfait, enz.).
Wat de andere soorten
financiering betreft, mogen we niet
alles louter vanuit het standpunt
van de palliatieve zorg bekijken en
ons beperken tot de financiering
van de tweede lijn. We moeten
daarnaast rekening houden met
de middelen voor de
eerstelijnszorg en de middelen die
via het BFM ter beschikking
worden gesteld, die zeker niet van
de minste zijn! Om een
genuanceerd debat te kunnen
voeren, moet met alle beschikbare
middelen rekening worden
gehouden. Ik vind de palliatieve
zorg belangrijk, maar ben niet
bereid de keuzes te maken die
men mij vraagt. Twintig miljoen
lijkt misschien weinig op een totale
begroting van 19 miljard, maar de
andere sectoren spreken
eenzelfde taal.
In verband met de terugbetaling
van de nieuwe moleculen voor de
behandeling van kanker, moet een
dertigtal miljoen worden gevonden.
Het betreft dus geen debat van
ondergeschikt belang!
01.13 Luc Goutry (CD&V): (...)
01.14 Rudy Demotte, ministre: Auriez-vous fait le contraire,
monsieur Goutry? Alors, il faut me l'expliquer.
Il faut avoir la modestie de dire qu'il faut tout faire pour maintenir la vie
tant qu'on peut la maintenir. Tout ministre de la Santé publique et des
Affaires sociales doit se battre pour la vie. Ensuite, quand on a fait le
constat de l'impossibilité de poursuivre le combat pour la vie, il faut se
battre pour la mort, pour qu'elle se passe dans les meilleures
01.14 Minister Rudy Demotte:
Men moet alles in het werk stellen
om de mensen in leven te houden.
Als dat echt niet meer mogelijk is,
moet het overlijdensproces in de
best mogelijke omstandigheden
verlopen. Er is daarbij geen sprake
van tegenstrijdigheid, maar enkel
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
conditions possibles. Il faut avoir une lecture qui ne fasse pas
d'antagonisme, comme vous avez essayé d'en faire dans certains
raisonnements. Il n'y a pas d'antagonisme! Pour moi, il existe des
voies différentes, mais qui sont complémentaires. Je veux insister sur
le fait que le rapport d'évaluation contient de nombreux antagonismes.
Puis-je, en 2006, faire des efforts supplémentaires? J'ai expliqué, lors
des contacts que j'ai eus et que je continuerai à avoir avec le secteur,
que je ne suis pas le ministre qui dira "non" à tout refinancement.
Mais je ne peux non faire des promesses que je ne pourrais tenir. Si
on me demande si j'ai 20 millions à donner en 2006 ou en 2007, je ne
peux pas faire cette promesse! Par contre, dans une logique intégrée
de pas pour le refinancement, nous sommes partenaires, et le secteur
l'a compris. Evidemment, si on me demande brutalement si j'ai 20
millions pour eux, je ne dirai pas "oui" clairement et simplement, et le
secteur l'a compris.
Je pense qu'il faut faire la distinction entre la perception dans l'opinion
publique de ces questions financières et la réalité du débat qui est
beaucoup plus complexe et qui implique des raisonnements plus
capillaires dans toute l'institution dont nous avons la responsabilité.
Je vais continuer le débat: je pense qu'il y a un certain nombre
d'améliorations possibles. Vous l'avez entendu, nous avons travaillé
sur les soins infirmiers. Mme Gerkens posait une question sur le rôle
des hôpitaux dans les soins palliatifs et demandait ce qu'on pouvait
faire pour mieux accompagner les soins palliatifs dans les institutions
hospitalières. Je peux vous dire qu'une des priorités politiques que je
mettrai sur la table pour 2007 sera de faire un effort pour le secteur
hospitalier. M. Bultinck disait que le ministre ne devait pas donner
d'information sur ses intentions, je vous ai simplement donné une
ligne du prochain budget 2007.
Nous devons procéder à une lecture un peu plus aiguë des mesures
à prendre pour nous rendre utiles, comme nous l'avons fait en matière
de soins infirmiers de première ligne.
J'ai également pris acte d'un certain nombre de remarques qui ont été
faites sur la culture en termes de soins palliatifs, objet du débat lancé
par plusieurs d'entre vous. Je ne ferai pas ici de comparaison avec
les sociétés primitives pour prouver que nous faisons moins bien
qu'elles. Les budgets de ces dernières en cette matière n'étaient en
rien comparables à ceux que nous libérons. La générosité solidaire
qui se dégageait de ces cultures de base constitue une belle image.
Toutefois, nous devons rester conscients du fait que notre système
de soins de santé cela a d'ailleurs été rappelé dans le rapport est
un des meilleurs systèmes de soins de santé pour conduire à une
approche des soins palliatifs de qualité. Ne négligeons pas cet
élément!
Monsieur Drèze, j'en arrive à vos questions. Cher collègue, je n'ai
malheureusement pas de réponse précise à vous apporter en termes
de "benchmarking". Peut-être, pourrions-nous revenir ultérieurement
sur cette question car je ne souhaite pas faire ici une mauvaise
improvisation.
En guise de conclusion, je terminerai par trois courtes réflexions
concernant les orientations qui pourraient être retenues.
van verschillende maar elkaar
aanvullende wegen.
Zal ik in 2006 op dat vlak meer
kunnen doen? Ik ben niet gekant
tegen een herfinanciering, maar ik
kan geen beloften doen die ik niet
kan waarmaken! Wij schakelen
ons in in een geïntegreerde logica
van een stapsgewijze herfinan-
ciering, en de sector heeft dat
goed begrepen. Men moet een
onderscheid maken tussen de
manier waarop de publieke opinie
die financiële kwesties percipieert
en het echte debat, dat veel
complexer is.
Een en ander is weliswaar nog
voor verbetering vatbaar. We
hebben ons over de verpleeg-
kundige zorg gebogen. Mevrouw
Gerkens heeft een vraag over de
palliatieve zorg in de ziekenhuizen
gesteld. Een van mijn politieke
prioriteiten voor 2007 zal erin
bestaan een inspanning voor de
ziekenhuizen te leveren.
Ons gezondheidsstelsel dat een
kwaliteitsvolle palliatieve zorg-
verlening biedt mag tot een van de
beste gerekend worden. Ik kan u
geen nauwkeurig antwoord op uw
vraag in verband met de
"benchmarking" geven.
De wetenschappelijke onderbouw
van die sector moet nog verder
ontwikkeld worden. Maar we
hebben nog nood aan indicatoren.
De palliatieve zorgverlening moet
meer dan voorheen een
multidisciplinaire aanpak krijgen.
Misschien moeten we de
Gemeenschappen erbij betrekken.
De psychosociale begeleiding
behoort niet tot de kerntaken van
de gezondheidszorg, maar het is
begrijpelijk dat dit aspect in de
palliatieve zorg een belangrijke rol
speelt.
In het kader van de
Interministeriële Conferentie voor
de Gezondheidszorg heb ik
diverse werkgroepen opgericht.
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23
Tout d'abord, il faut aller plus loin et cela va dans le sens de la
motion votée au Parlement en matière d'approche des besoins
scientifiques du secteur. Aujourd'hui, nous avons encore besoin
d'indicateurs, d'outils pour nous aider à améliorer notre politique. Sur
ce plan, je veillerai à ce que nous travaillions ensemble dans le cadre
d'une démarche intégrée. Pourquoi?
J'en arrive ainsi au deuxième point que je voulais souligner. Il faut une
augmentation du caractère pluridisciplinaire des soins palliatifs. En
effet, il serait tout à fait contre-productif de les inscrire dans une
optique unilatérale et uni-institutionnelle. Il faudra peut-être également
impliquer davantage les Communautés. Une question a d'ailleurs été
posée par Mme Gerkens en ce qui concerne l'accompagnement
psychosocial des personnes qui connaissent cette situation.
Évidemment, cela ne regarde pas au premier chef les soins de santé
même si l'on peut comprendre la relation intime qui existe entre le
psychosocial et les soins palliatifs.
Pour répondre à une question posée par plusieurs d'entre vous, j'ai
mis en place des groupes de travail dans le cadre de la Conférence
interministérielle des Soins de santé.
Mme Avontroodt demandait si les Communautés avaient réalisé des
efforts particuliers; je dois répondre par la négative. Les
Communautés n'ont toujours pas mis sur la table des pistes de
financement qui donneraient à cette dimension que je viens d'évoquer
un peu de substance ou, mieux, de "consubstance" car, à côté de ce
que nous apportons, des compléments sont nécessaires. À chacun
donc de prendre des initiatives budgétaires et autres, là où il le peut,
pour apporter une réponse aux demandes légitimes du secteur.
Ma troisième réflexion concerne l'augmentation du budget. Je viens
d'indiquer qu'elle devait provenir de plusieurs sources; je viens
d'indiquer que, par phases, j'accomplirai des pas mais que je ne peux
pas tout promettre tout de suite. D'autres générations de politiques
s'engageaient à réaliser des actes qu'ils ne mettaient jamais en
oeuvre; vous ne m'entendez jamais dans cette commission prendre
des engagements chiffrés que je ne respecte pas. C'est dangereux.
Par contre, si je dis que nous avancerons par phases sur la
méthodologie et qu'on discutera avec le secteur, c'est que j'ai
vraiment l'intention de le faire et d'obtenir des résultats concrets.
J'attends la même chose des autres niveaux de pouvoir qui ont un
intérêt pour cette question.
Pour terminer, je tiens à remercier tous ceux qui se donnent dans
cette question des soins palliatifs. Si des femmes et des hommes
méritent, in fine de ce débat, d'être mis en exergue, ce sont bien elles
et eux.
De Gemeenschappen hebben
geen specifieke bijdrage geleverd.
Bijkomende begrotingsmiddelen
moeten uit verscheidene bronnen
worden geput. Ik zal daartoe
stapsgewijs te werk gaan, maar
kan niet onmiddellijk alles beloven.
Ik wil me niet tot bedragen
verbinden als ik ze nadien niet kan
nakomen. Ik wil echt concrete
resultaten boeken en ik verwacht
hetzelfde van de andere
beleidsniveaus.
01.15 Luc Goutry (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik zal kort zijn uit
respect voor de collega's die ook willen repliceren.
Mijnheer de minister, ik bespeur enige irritatie, zelfs zenuwachtigheid.
Welnu, ik ben ook geïrriteerd en zenuwachtig. U mag niet vergeten
dat het rapport in mei 2005 werd uitgebracht. U spreekt over
polariseren. Toen het rapport over euthanasie pas uit was, werd het
onmiddellijk in de commissie besproken, een hele voormiddag lang.
01.15 Luc Goutry (CD&V): Le
rapport a été publié en mai 2005
déjà. Le rapport sur l'euthanasie a
quant à lui été immédiatement
discuté. Pour ce qui est par contre
du rapport sur les soins palliatifs, il
nous aura fallu insister sans cesse
pour qu'il fasse enfin l'objet d'une
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24
Wanneer het rapport over de palliatieve zorg verschijnt, moeten wij
zelf blijven aandringen om het in maart van het volgend jaar te
kunnen bespreken. Dat is misschien iets om over na te denken,
mijnheer de minister. Het is voor mij alvast symbolisch voor de manier
waarop altijd met die aangelegenheden wordt omgegaan.
Het gaat er voor ons niet om dat het ene beter zou zijn dan het
andere. De geneeskunde rent zichzelf vandaag voorbij door allerlei
technologische innovaties; meer nog ze creëert nieuwe ziektes. Naar
verluidt zou nu bijvoorbeeld de helft van de bevolking aan erectiele
disfuncties lijden. Een man zou als het ware problemen moeten
maken, zelfs al heeft hij er nog geen. Tegen een dergelijke mentaliteit
moeten wij een dam opwerpen. Er zijn ook ziektes die slecht aflopen
en die niet te verhelpen zijn. Ook die moeten in alle waardigheid
kunnen worden beleefd.
Vergeet niet dat we in 2002 maanden hebben besteed met het oog op
een wetgeving inzake euthanasie en palliatieve zorg. Toen was het
kot hier te klein. Toen zei iedereen dat er ook in middelen voor
palliatieve zorg moest worden voorzien. Toen wou men ook elk jaar
een vooruitgangsrapport maken, omdat men de vinger aan de pols
wou houden en meer middelen voor palliatieve zorg vrijmaken.
Wanneer men vier jaar later zegt dat er nog altijd middelen te kort
zijn, antwoordt u dat men moet weten wat men wilt, dat het een
kwestie van keuzes is en dat men niet alles kan doen.
Mijnheer de minister, ik wil niet polemiseren, maar ik lees in het
verslag van het verzekeringscomité dat Herceptine, een
geneesmiddel voor borstkanker, dit jaar 20 miljoen euro kost. Dat trek
ik niet in twijfel. Het zal wel nodig zijn, maar daarover werd op een
paar weken tijd beslist. Er is zelfs geen enkele onderhandeling over
de prijs gevoerd met de firma Roche, die het product op de markt
brengt. Men heeft klakkeloos dat geld gegeven om het geneesmiddel
te verspreiden.
Mijn vraag is dan waarover wij hier spreken. Als er middelen zijn voor
het ene, dan zijn er ook middelen voor het andere. Men moet alleen
keuzes maken. Iedereen weet dat er in de geneeskunde ook
middelen worden verspild en dubbel worden gebruikt en dat er
middelen zijn voor aangelegenheden waarvan men zich kan afvragen
of ze nog wel zinvol zijn. Als daarop alleen al strenger wordt
toegezien, dan zouden wij geld over hebben voor de palliatieve zorg.
Het gaat erover dat er geen keuzes worden gemaakt; men laat een en
ander aanmodderen.
discussion, pratiquement un an
après sa publication. Le ministre
doit tout de même comprendre
qu'une telle différence de
traitement est de nature à irriter
certaines personnes.
En 2002, nous avons oeuvré
pendant des mois à l'élaboration
de la législation sur l'euthanasie et
les soins palliatifs. Tout le monde
à l'époque s'accordait pour dire
que le secteur des soins palliatifs
devait obtenir davantage de
moyens et qu'un rapport
d'avancement devait être publié
chaque année. Lorsque l'on
constate, quatre années plus tard,
que les moyens sont toujours
insuffisants, il apparaît tout à coup
qu'il s'agit d'une question de choix
et qu'il n'est pas possible de tout
faire en même temps.
Dans l'intervalle, on assiste à
certains dérapages en matière de
technologies novatrices. On
invente même des maladies aux
gens. Le remboursement de
certains médicaments particulière-
ment onéreux
- je pense
notamment à l'Herceptine, un
médicament contre le cancer du
sein, qui coûtera cette année 20
millions d'euros - est décidé très
rapidement. Pourquoi de
nouveaux moyens ne sont-ils alors
pas disponibles pour une autre
approche - palliative - du patient ?
Nul n'ignore qu'il y a des
gaspillages en matière de
médecine. Si l'on renforce les
contrôles dans ce cadre, alors il y
aura de l'argent pour les soins
palliatifs.
01.16 Minister Rudy Demotte: (...)
01.17 Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de minister, laat mij even
uitspreken. Ik heb u ook laten uitspreken. Ik zal mij niet laten vangen
in een polarisatie. Ik wil alleen maar zeggen dat de opvatting verkeerd
is. Mevrouw Avontroodt zegt dat het nog niet zo slecht is dat er ook
vrijwilligers zijn. Natuurlijk is dat niet slecht. Als er voor het ene
vrijwilligers zijn, moeten er ook voor het andere vrijwilligers zijn. Dat
mag er echter niet toe leiden dat er op de duur, zoals mevrouw
Tilmans zei, 80 vrijwilligers en 2 of 3 beroepskrachten zijn om
stervenden te helpen.
01.17 Luc Goutry (CD&V): Mme
Avontroodt affirme que la
présence de bénévoles n'est pas
une mauvaise chose. Bien sûr que
ce n'est pas une mauvaise chose.
Mais cela ne doit pas conduire à
des situations où quatre-vingts
bénévoles et seulement deux ou
trois professionnels s'occupent de
l'accompagnement d'une
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
Dat vind ik ook een scheeftrekking. Men doet dat ook niet in de acute
geneeskunde. Ik heb er niets tegen, maar men moet prioriteiten
leggen.
Mijnheer de minister, u weet toch ook dat wie geld krijgt, belangrijk is.
Als men geen geld krijgt, is dat een teken dat men u niet belangrijk
inschat. Dat is ook het gevoel dat leeft bij de medewerkers in de
palliatieve zorg. Zij zeggen dat er voor hen nooit geld is. Het gaat niet
alleen om dat geld, ze willen weten dat ze gewaardeerd en erkend
worden en aanzien als een volle branche in de wetenschap en de
geneeskunde. Vindt men dat men hierop inzet? Als men hierop inzet,
moet men er ook middelen aan geven.
Natuurlijk is het ook een zaak van ethiek. Maar wij vragen al zo lang
een herijking van de nomenclatuur, waarin gesprekken van dokters
met de familieleden, om bijvoorbeeld het slechte nieuws te brengen of
om rouw helpen te verwerken, zijn opgenomen. Ook daarvoor is er
een nomenclatuur en dus beloning nodig. De dokters moeten worden
aangemoedigd. Het gaat niet alleen om de foto, de spuit of het labo,
men moet ook investeren in menselijke relaties en in menselijke
existentiële problemen. Dat komt echter niet. Wij hebben een
commissie laten installeren voor een herijking van de nomenclatuur,
maar op het terrein zie ik weinig gebeuren. Verwijt ons dus niet dat wij
hier de zaak polariseren. Integendeel, ik blijf herhalen dat het zeer erg
is dat er vandaag pensenkermissen moeten georganiseerd worden
om geld bijeen te schrapen voor palliatieve zorg, zodat patiënten
waardig kunnen sterven. Ik vind dat een totaal verkeerde zaak.
Mijnheer de minister, men spreekt bovendien zoveel over euthanasie,
maar als ik naar veel mensen luister en ik probeer dat te doen ,
dan denk ik dat de meeste niet zozeer vragen om zelf te bepalen
wanneer ze willen sterven. Daar zijn de mensen niet mee bezig. Ze
willen een zekerheid, dat er met hen aan het einde van hun leven niet
medisch zal gesold worden. Als zij weten dat ze niet van het ene naar
het andere zullen worden gesleept en waardig zullen worden
behandeld, dan zijn ze meestal tevreden. Dat speelt veel meer dan
altijd maar die vraag naar euthanasie, die modern en een symbool
voor paars is. Daar wordt dus wel voortdurend over gepraat. Als we
het hebben over palliatieve zorg, dan moeten we ons kennelijk
inhouden, want over dat thema wordt gezegd dat toch niet alles in een
keer kan.
Mevrouw de voorzitter, ik heb ook een motie ingediend, waarin ik
enkel vraag dat er een meerjarenplan zou komen waarbij geleidelijk,
dus niet alles ineens, in een allocatie voor de palliatieve zorg wordt
voorzien.
personne mourante. Un tel rapport
ne serait pas davantage accepté
en médecine aiguë.
Les personnels employés dans le
secteur des soins palliatifs ont le
sentiment de ne pas être
appréciés à leur juste valeur parce
qu'on ne leur alloue jamais les
ressources financières dont ils
besoin. Ils veulent être reconnus
comme un secteur médical à part
entière.
Nous demandons depuis
longtemps que soient inclus dans
la nomenclature les entretiens que
les médecins ont avec les
membres de la famille du patient,
que ce soit pour leur apprendre
une mauvaise nouvelle ou pour les
aider à surmonter leur deuil. Nous
avons créé une commission pour
un réétalonnage de la
nomenclature mais sans grand
résultat.
Il est scandaleux de devoir se
résoudre à organiser des
"kermesses aux boudins" pour
récolter de l'argent pour les soins
palliatifs. On parle beaucoup
d'euthanasie mais ce que veulent
surtout les gens, c'est que leur vie
ne soit pas prolongée inutilement
par des moyens médicaux. La
demande d'une fin de vie digne est
beaucoup plus forte que la
demande d'euthanasie.
Je dépose donc une motion dans
laquelle je demande l'établis-
sement d'un plan pluriannuel
tendant à porter graduellement à
un niveau suffisant les ressources
destinées aux soins palliatifs.
01.18 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, wij kennen elkaar al een tijdje in het Parlement.
Ik moet eerlijk toegeven dat u vandaag een van de merkwaardigste
antwoorden hebt gegeven die ik u de voorbije maanden in het
Parlement heb weten te geven.
U reageert in uw hoedanigheid van bevoegd minister vrij zenuwachtig,
ook al was de toon dat mogen we in alle eerlijkheid stellen zowel
bij de leden van de meerderheid als bij de leden van de oppositie, vrij
sereen. De grond ervan was dat wij ons allen samen bewust zijn van
het probleem en bezorgd zijn over hetzelfde. Toch is uw antwoord,
01.18 Koen Bultinck (Vlaams
Belang): La réponse que le
ministre nous a fournie aujourd'hui
est vague et étrange. Le ministre
était manifestement nerveux. Il
entend donner l'impression que
l'opposition polarise la discussion.
D'une part, nous notons une
demande légitime en faveur d'une
augmentation des moyens, et
d'autre part, nous avons besoin
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
enerzijds, vrij vaag, en laat u, anderzijds, een verregaande
zenuwachtigheid blijken.
Ik zal trachten duidelijk te maken wat ik heel concreet bedoel.
U hebt de indruk trachten te geven dat wij, zeker de oppositie, het
spel trachten te polariseren. Enerzijds is er het debat over en de
terechte vraag naar ik blijf namens mijn fractie benadrukken dat het
een meer dan terechte vraag is een stijging van de middelen.
Anderzijds zegt u ik kan u daarin gedeeltelijk volgen dat wij het
grote, maatschappelijke debat op het vlak van cultuur moeten durven
aangaan. Wij, westerlingen, moeten inderdaad op een andere manier
leren omgaan met het levenseinde en met de dood.
U geeft echter minimaal, al dan niet bedoeld, de indruk alsof dat voor
ons een gepolariseerd debat zou moeten zijn. Integendeel, de twee
kunnen samengaan en hoeven niet tegengesteld te zijn. U zou echter
moeten beseffen dat de vraag van de palliatieve zorgsector naar meer
middelen meer dan terecht is.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het tweede element van
mijn repliek is een punt dat mij heeft verwonderd. Ik neem nog even
uw toenmalig antwoord van 25 oktober 2005 op een aantal vragen
erbij. U hebt toen ik zal u letterlijk citeren het volgende
geantwoord: "Op het einde van de maand zullen de besluiten in dat
verslag door een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van
de federaties en mijn medewerkers, worden onderzocht, teneinde er
uitvoering aan te geven." Welnu, precies dat laatste deel is cruciaal.
Wat merk ik immers vandaag? Ik volg u gedeeltelijk op technisch
vlak. Wij hebben allemaal akte kunnen nemen van het verslag van het
RIZIV dat reeds dateert van 2004. Voor de eerste maal verklaart u
heel duidelijk in de commissie dat er een aantal tegenstellingen
tussen de twee rapporten zijn.
Technisch is het Parlement het met u eens. Er zijn een aantal
tegenstellingen. Wat u daaraan echter toevoegt, lokt bij mij de vrees
uit dat wij dreigen ook al gaf u heel voorzichtig de toon aan een
beroep te moeten doen op de deskundigheid van het federaal
Kenniscentrum. Het is aan u om mij, eenvoudig parlementslid, ervan
te overtuigen dat ik u verkeerd heb begrepen.
Mijnheer de minister, namens onze fractie beken ik u heel eerlijk dat
wij geen behoefte hebben aan een zoveelste, nieuwe studie.
d'un débat de société sur les
patients en fin de vie. Les deux
aspects ne sont pas
contradictoires.
Le 25 octobre 2005, le ministre a
déclaré que les conclusions du
rapport feraient l'objet d'un
examen afin de les mettre en
pratique. Le ministre affirme
aujourd'hui que ce rapport
présente des divergences par
rapport à celui de l'Inami et qu'il
entend pour cette raison requérir
l'avis du Centre fédéral
d'expertise. Le Vlaams Belang
estime cependant qu'il n'est pas
nécessaire de réaliser une
nouvelle étude. À chaque nouveau
problème, on demande une étude
au Centre. Ce procédé devient
une échappatoire facile. Nous
disposons de suffisamment de
rapports permettant d'orienter la
politique à mettre en oeuvre.
01.19 Minister Rudy Demotte: Welke studie is de goede, volgens het
Vlaams Belang dat alles weet?
01.19 Rudy Demotte, ministre:
C'est le Parlement qui a décidé de
la création du Centre d'expertise.
01.20 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Als de minister in de
problemen zit, komt hij naar het Parlement en verwijt de oppositie dat
zij niet al te slim is en het niet begrijpt en dat hij een nieuwe studie
nodig heeft.
Mijnheer de minister, ik heb de indruk dat dit voor u op een aantal
beleidsdomeinen veel te snel en te makkelijk een handige
ontsnappingsroute is. Als het een beetje lastig ligt, als er wat te lastige
vragen komen met betrekking tot het beleid, dan gaat u over naar de
helper, over naar de hulp, naar het federaal Kenniscentrum.
01.20 Koen Bultinck (Vlaams
Belang): La création d'un nouvel
institut fédéral n'inspire pas
confiance à notre groupe qui a dès
lors voté contre la création du
Centre. Nos points de vues en la
matière sont diamétralement
opposés.
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27
Ik zeg u zeer eerlijk, mijnheer de minister: er liggen op dit moment
voldoende rapporten op tafel om te weten waar wij heen moeten, in
alle rust, zonder te willen polariseren. Ik denk niet dat wij op dit
dossier nog veel moeten studeren.
01.21 Minister Rudy Demotte: Wie heeft het Kenniscentrum
gewenst? Het Parlement!
01.22 Koen Bultinck (Vlaams Belang): De meerderheid in dit
Parlement.
01.23 Minister Rudy Demotte: Bent u tegen het Kenniscentrum?
01.24 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Ik heb, eerlijk gezegd, zeer
principieel tegen het federaal Kenniscentrum gestemd en dit vanuit de
houding (...). Dat zou er nog aan mankeren, u weet dat.
01.25 Minister Rudy Demotte: Dit is zeer interessant, mijnheer
Bultinck, in het debat over de botscans.
01.26 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Dat is in die zin zeer
duidelijk, mijnheer de minister, dat wij altijd hebben gezegd dat onze
fractie geen vertrouwen heeft in andermaal een nieuw federaal
instituut om weet ik wat te bestuderen. Wij weten van elkaar dat wij
daarover fundamenteel van mening verschillen. Ik stel jammer
genoeg vast dat het federaal Kenniscentrum regelmatig dient als
excuus om de vragen en antwoorden op de lange baan te kunnen
schuiven.
Mijnheer de minister, ik heb vandaag een beetje een wrange
nasmaak. Ik heb een eerlijke parlementaire poging gedaan om eens
te polsen. Straks komt de begrotingscontrole er aan. Ik begrijp dat u
zich vandaag niet kan vastpinnen op harde cijfers en een timing, want
u kent uw pappenheimers in deze commissie: u zou dan worden
geconfronteerd met lastige leden van de oppositie die geregeld zullen
vragen hoe ver u staat. Ik heb ook gemerkt dat op een aantal zeer
concrete detailvragen ik eigenlijk geen antwoord krijg en zal dus
moreel verplicht zijn er op terug te komen.
Mijnheer de minister, het ontgoochelt mij wat, want we zijn het van u
niet gewoon, maar u geeft vandaag zelfs niet aan dat u een groeipad
voorziet voor de stijging van de palliatieve zorg en de middelen die
worden gevraagd. Dit ontgoochelt mij. Het is aan u om het tegendeel
te bewijzen.
Wij moeten twee fundamentele vragen stellen aan de regering. Het is
noodzakelijk, ook al verschillen de rapporten van de jongste jaren
over deze problematiek, dat de regering concrete beleidsmaatregelen
neemt om uitvoering te geven aan de rapporten die ondertussen
voorliggen.
Ik kan begrijpen dat u niet onmiddellijk twintig miljoen euro extra op
tafel kan leggen. Zelfs een eenvoudig parlementslid uit de oppositie is
rationeel en verstandig genoeg om dat te begrijpen. Ik had wel graag
van u gezien dat u concreet aangaf minimaal de intentie te hebben
voor een groeipad om de terechte vraag, ook vanuit de evaluatiecel,
concreet gestalte te geven. Op dat punt blijf ik vandaag op mijn
01.26 Koen Bultinck (Vlaams
Belang): Je comprends que le
ministre ne soit pas enclin à fournir
des chiffres concrets ou un
calendrier avant le contrôle
budgétaire, mais trop de questions
sont restées sans réponse. Je suis
déçu que le ministre n'ait pas
annoncé de mesures permettant le
dévelop-pement des soins
palliatifs et l'augmentation du
budget. Il faudrait que le
gouvernement prenne rapidement
des mesures pour mettre en
oeuvre les recommandations
contenues dans les rapports.
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28
honger zitten. Ik zal dan ook een motie indienen.
01.27 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le ministre, votre réponse
suscite de nombreux points d'interrogation, étant donné l'ampleur des
questions et des réflexions soulevées au sein du débat.
Nous sommes en 2006 et nous donnons suite à un rapport établi en
2005. Au préalable, et j'en ignore la raison, un rapport portant sur
l'offre a été demandé par l'INAMI; c'est la mission de l'INAMI. A notre
niveau, nous devions nous interroger sur les besoins. Je vous rejoins
pour dire qu'il manque une étape: celle relative aux besoins de la
population et à l'acteur traditionnel de la santé, bref les besoins
multiples pour pouvoir répondre, de manière encore plus correcte,
aux demandes de soins palliatifs. Je regrette évidemment que l'on ne
puisse s'interroger que maintenant à ce sujet, parce que nous avons
pris du retard par rapport à ce que nous aurions pu concrétiser.
Je n'ai rien entendu dans votre réponse concernant les budgets au
sujet des équivalents temps plein pour les services de soutien à
domicile. Fin 2005, vous aviez proposé de porter leur nombre à trois
au lieu de 2,6. Cette proposition sera-t-elle réellement concrétisée
maintenant?
01.27 Muriel Gerkens (ECOLO):
Al in 2005 werd een verslag
opgesteld; pas in 2006 geven we
er gevolg aan.
Eerst had het RIZIV een verslag
over het aanbod gevraagd.
Ik vind het jammer dat we nu pas
kunnen nadenken over de noden,
aangezien dat onontbeerlijk was
om aan de vraag naar palliatieve
zorgverlening tegemoet te kunnen
komen.
Wat de voltijdse equivalenten voor
de ondersteunende thuisdiensten
betreft, had u eind 2005
voorgesteld om hun aantal van 2,6
naar 3 te brengen. Zal u dat
voorstel concreet vorm geven?
01.28 Rudy Demotte, ministre: C'est en ordre et ce sera rétroactif au
1
er
janvier!
01.28 Minister Rudy Demotte:
Daarvoor werd een regeling
uitgewerkt die met terugwerkende
kracht vanaf 1 januari van
toepassing zal zijn.
01.29 Muriel Gerkens (ECOLO): Au 1
er
janvier 2006? Bien! Il me
semblait que vous n'aviez pas donné la réponse. C'est un élément
nécessaire car je m'aperçois que les moyens financiers demandés
par les acteurs se situent à deux niveaux: ceux nécessaires pour
remplir les missions premières telles que définies dans la loi. Donc,
les trois équivalents temps plein dans une équipe minimale font, à
mes yeux, partie des choses minimales. Si on met sur pied une
permanence 24 heures sur 24, il faut être trois. Un effectif de 2,6 est
insuffisant! Les 20 millions mis en exergue dans les autres aspects du
rapport sont du même ordre. Ils sont destinés à remplir les missions
de manière minimale.
Par la suite, on peut imaginer une progression pluriannuelle avec des
missions spécifiques, une amélioration du travail, des interventions
des différents niveaux de pouvoir. Toutefois, si on élabore une loi
exigeant notamment des acteurs concernés une certaine qualité de
travail, il faut aussi leur donner un minimum de moyens.
Tant mieux s'il reste du bénévolat, s'il reste des "soupers choucroute".
Cela fait partie, selon moi, d'une dynamique, d'une mobilisation des
acteurs de la société. Mais cela doit venir après la couverture du
besoin minimal.
Enfin, j'ai pu constater que tous les acteurs de la santé - acteurs soins
palliatifs, acteurs de la santé ayant bénéficié d'une formation en soins
palliatifs - disent ne plus soigner un rhume ou une grippe, ne plus
donner des soins de la même manière à une personne qui n'a pas
besoin de soins palliatifs. En effet, dans le cadre des soins palliatifs,
01.29 Muriel Gerkens (ECOLO):
Dat element is van fundamenteel
belang. Als men een wachtdienst
van 24 uur wil organiseren, is een
bezetting van 2,6 onvoldoende.
Bovendien is het bedrag van
twintig miljoen euro dat in het
verslag naar voren wordt gebracht,
eveneens bestemd om minstens
de basisopdrachten te vervullen.
Indien men van de betrokken
actoren eist dat hun werk aan
bepaalde kwaliteitsnormen
beantwoordt, moet men ze
daartoe ook een minimum aan
middelen geven. Tot slot worden
de menselijke relaties in de
opleiding voor de palliatieve
zorgverlening op een andere
manier benaderd teneinde de
patiënt beter te ondersteunen. Alle
gezondheidswerkers hebben bij
die evolutie baat.
Er zou een meerjarenplan moeten
worden opgesteld om de
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
la formation prévoit une approche relationnelle différente afin de
soutenir le patient; c'est l'ensemble des acteurs de soins qui tire profit
de cette évolution.
Un plan pluriannuel d'amélioration des soins palliatifs, notamment
dans le cadre des missions de formation des autres acteurs de la
santé serait nécessaire. Il y a des plates-formes, des services de
soutien, des équipes mobiles. Il convient donc, plus encore que pour
les missions minimales, d'investir dans l'amélioration des soins de
santé pour tous et ce, à tous les niveaux de l'action sociale.
Dans la motion que j'ai déposée, je demande que les moyens
financiers nécessaires à l'accomplissement des missions minimales
prévues dans la loi soient accordés dès aujourd'hui. L'organisation
d'une planification pluriannuelle pour permettre le développement
d'une culture, d'une évaluation des besoins doit également pouvoir se
faire, sachant que les effets positifs profiteront à l'ensemble des
acteurs de la santé et, par conséquent, des patients.
palliatieve zorgverlening te
verbeteren.
In mijn motie vraag ik dat er
onmiddellijk voldoende geld wordt
vrijgemaakt om de in de wet
bepaalde minimumtaken te
kunnen uitvoeren. Er moet ook
een meerjarenplanning worden
opgesteld en daarbij mag men niet
vergeten dat die positieve
ontwikkeling alle
gezondheidswerkers ten goede
komt.
01.30 Magda De Meyer (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, ik wil mij
afzetten tegen een aantal uitspraken tijdens de replieken, waarover ik
mij nogal ongelukkig voel en waarvan ik denk dat ze niet correct zijn.
Ten eerste, wanneer wij het hebben over de agendering van het
rapport op de agenda van de commissie, het is heel juist dat wij
daarop lang hebben moeten wachten. Ik ben de eerste om dat te
betreuren. Samen met andere leden van de meerderheid heb ik reeds
lang erop aangedrongen om onmiddellijk bij de hervatting na het
parlementair reces een diepgaande discussie over het rapport te
organiseren, eventueel zelfs met plaatsbezoeken aan een aantal
palliatieve eenheden. De voorzitter is daarop niet willen ingaan. De
minister valt in deze niets te verwijten. Het heeft te maken met de
agendering van onze commissie. Ik betreur dat ten zeerste. Het moet
echter aan de juiste mensen worden gezegd. Men kan moeilijk de
minister verwijten dat de voorzitter weigert iets te agenderen. Ten
gronde, betreur ik hoe dan ook dat wij zo lang hebben moeten
wachten.
Ten tweede, ik vind het onaanvaardbaar dat er een karikaturale
tegenstelling geschapen wordt tussen enerzijds de lieve, zachte
mensen die voor de palliatieve zorg zijn en anderzijds de
rücksichtsloze paarsen, die iedereen willen euthanaseren. Ik ben
daardoor persoonlijk gekwetst. Ik neem dat dus absoluut niet, want
het is niet correct om het zo voor te stellen.
Elk van ons heeft in zijn of haar familie of vriendenkring te maken met
terminale mensen. Elk van ons wil die op de best mogelijke manier
omringen met de best mogelijke zorg en liefst in een palliatief kader.
Dat geldt voor elk van ons. Het kwetst mij persoonlijk als het debat op
zo'n karikaturale manier wordt gevoerd.
Ten derde, het is ook niet juist, zoals een aantal collega's concludeert,
dat de minister hier weigert iets te doen. Ik hoor dan blijkbaar iets
anders. Ik hoor dat de minister wel degelijk zegt dat men moet kijken
naar hetgeen de afgelopen jaren is gebeurd, dat hij een aantal
beslissingen neemt, in verband met de drie fulltime equivalenten, dat
hij wel degelijk bereid is om te discussiëren over een tijdspad. Dat heb
ik de minister toch horen zeggen, of anders zit ik in een andere
01.30 Magda De Meyer (sp.a-
spirit): Je regrette qu'il ait fallu
attendre aussi longtemps pour que
ce rapport soit inscrit à l'ordre du
jour. J'ai insisté, de même que
d'autres membres de la majorité,
pour que le rapport fasse l'objet
d'un débat approfondi immédiate-
ment après les vacances d'été
2005 et que des visites d'unités de
soins palliatifs soient éventuelle-
ment prévues. Si le président de la
commission n'a pas voulu donner
suite à cette proposition, il est
inadéquat de le reprocher au
ministre.
Je suis personnellement heurtée
de voir que l'on crée une
opposition caricaturale entre,
d'une part, les âmes généreuses
qui sont favorables aux soins
palliatifs et, d'autre part, les cruels
socialistes et libéraux qui
préconisent l'euthanasie pour tous.
C'est une présentation biaisée des
choses. Chacun parmi nous
souhaite que les patients en phase
terminale soient entourés des
meilleurs soins, et de préférence
dans un cadre palliatif. Un certain
nombre de collègues concluent à
tort que le ministre refuse
d'intervenir. Il convient de prendre
en compte ce qui s'est passé au
cours des dernières années. Le
ministre prend une série de
décisions concernant les trois
équivalents temps plein et il
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
30
vergadering!
Het is wel degelijk belangrijk om te werken aan meer
wetenschappelijke ondersteuning, aan statistieken, aan registratie en
aan wetenschappelijke onderbouwing. Dat is heel belangrijk.
Tegelijkertijd moet er ook geld worden vrijgemaakt. Er moet een
tijdspad worden opgesteld. Voor mij zal de lakmoesproef het ogenblik
zijn wanneer de minister zijn beleidsbrief en begroting indient. Dan
komt voor mij de lakmoesproef. Op dat ogenblik ben ik absoluut
bereid ten gronde te discussiëren. Voor mij moet er heel veel
gebeuren op het vlak van de palliatieve zorg. Ik wil absoluut dat
hierover een serene discussie wordt gevoerd en geen karikaturale
discussie.
entend discuter d'un échéancier.
Il est importe d'améliorer le
support scientifique. Dans le
même temps, il faut également
libérer des moyens et fixer un
calendrier. Je suis disposée à
engager un débat de fond lors du
dépôt de la note de politique et du
budget. Je souhaite qu'on réalise
des avancées majeures en
matière de soins palliatifs. Cette
discussion doit toutefois être
menée dans la sérénité et non de
façon caricaturale.
01.31 Yolande Avontroodt (VLD): Mevrouw de voorzitter, mevrouw
De Meyer heeft een aantal punten aangekaart. Ik zal die niet
herhalen.
Ik wil wel aanstippen dat de eerste keuze van het verruimen van de
middelen in de ziekenhuissector, mijns inziens, niet onmiddellijk
beantwoordt aan de behoeften omdat er vooral vraag is naar
ondersteuning thuis. Dat blijft de grootste verzuchting.
Mijnheer Goutry, u dringt aan op kostenbesparing. U zegt de
palliatieve zorg in de ziekenhuissector te willen versterken. Het
spreekt voor zich dat in deze sector de grootste winst zal worden
gemaakt indien hij de keuze moet maken over het al dan niet starten
van een therapie. Op financieel vlak kan in de ziekenhuizen de
grootste winst worden geboekt tenzij dit wordt gekoppeld aan een
betere opleiding en een betere doorsijpeling van de palliatieve
zorgcultuur extra muraal. Op die manier kan ik de keuze begrijpen.
Zelf zou ik evenwel meer gerust zijn, mocht de palliatieve zorg kunnen
worden versterkt in de thuiszorg en niet binnen de instellingen.
Mijnheer Goutry, u houdt een pleidooi voor alles wat te maken heeft
met bijstand aan personen. Ik verneem dat de zelfhulpgroepen en
patiëntenverenigingen die heel verdienstelijk werk verrichten niet
kunnen rekenen op de steun van de Vlaamse minister van
Volksgezondheid.
Wij moeten allemaal eerlijk zijn en aan zelfonderzoek doen. Ook de
ministers die bevoegd zijn voor bijstand aan personen moeten dat
doen.
Nogmaals, een patiënt in een palliatieve setting is een patiënt in zijn
totale context en in zijn totale omgeving. Ik ben dus heel blij dat de
heer Keirse heeft gezegd dat er goed wordt samengewerkt met de
life-artsen. Ook dit is immers een verhoging van de expertise in de
verzorging van de stervende patiënt.
Ik zal het daarbij laten. Ik wil alleen nog vragen of de keuze voor de
versterking in de ziekenhuissector, de eerste keuze is van de
werkgroep.
01.31 Yolande Avontroodt
(VLD): L'augmentation des
moyens en faveur des soins
palliatifs dans le secteur hospitalier
ne constitue pas une solution. En
effet, la demande concerne
principalement le soutien à
domicile. Je comprends bien
entendu que les plus grandes
économies peuvent être réalisées
dans les hôpitaux, par la décision
d'entamer ou non une thérapie.
Mais tout cela doit aller de pair
avec une meilleure formation et
une meilleure intégration des soins
palliatifs dans le cadre des soins à
domicile.
M. Goutry plaide pour une
meilleure assistance aux
personnes. Je constate pour ma
part que la plupart des groupes
d'entraide et des associations de
patients, qui font pourtant du très
bon travail, ne peuvent compter
sur le soutien du ministre flamand
de la Santé publique.
Au bout du compte, je me réjouis
de la décision de collaborer
étroitement avec les médecins du
"LEIF" (Levenseinde Informatie
Forum). Le patient en fin de vie
bénéficiera ainsi de la meilleure
expertise dans le domaine.
Le renforcement au sein du
secteur hospitalier est-il
véritablement le premier choix du
groupe de travail?
01.32 De heer Manu Keirse, voorzitter van de evaluatiecel palliatieve 01.32 Manu Keirse, président de
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
31
zorg: Mevrouw de voorzitter, dit is inderdaad een belangrijke keuze
omdat de palliatieve supportteams in de ziekenhuizen het ook mee
mogelijk maken dat daar niet in de eerste plaats voor nodeloze
behandelingen wordt gekozen en de mensen dus naar de thuiszorg
terugkunnen. Ze hebben ook een effect op het stimuleren van
verzorging in de thuissituatie.
la cellule d'évaluation soins
palliatifs: Effectivement. Les
équipes de soins palliatifs au sein
des hôpitaux éviteront ainsi que
des traitements inutiles ne soient
entamés. Ce faisant, elles auront
en outre un effet stimulant sur les
soins à domicile.
01.33 Anne-Françoise Nollet, coordinatrice de la Fédération
wallonne des soins palliatifs: Il s'agit d'une demande du secteur et, en
tout cas, des trois fédérations de soins palliatifs. Elles sont vraiment
convaincues de l'importance de développer les soins palliatifs en
hôpital, car c'est là que l'on déterminera le diagnostic de soins
palliatifs. C'est là aussi qu'on pourra éviter d'aller trop loin, du moins
pour certains patients. L'équipe de soins palliatifs collabore très
souvent avec les équipes mobiles pour envisager les retours à
domicile et le lien qui doit s'établir à ce moment. Pour les fédérations,
l'ordre de priorité s'établit comme suit: le domicile d'abord et l'hôpital
ensuite.
01.33 Anne-Françoise Nollet,
coördinatrice van de Fédération
wallonne des soins palliatifs
(Waalse federatie voor palliatieve
zorg): Deze vraag gaat uit van de
drie federaties voor palliatieve
zorg, die het erg belangrijk vinden
dat ook de ziekenhuizen palliatieve
zorg zouden bieden, want precies
daar wordt de diagnose gesteld.
Het team voor palliatieve
zorgverlening werkt vaak samen
met de mobiele teams, wanneer
de mogelijkheid bestaat de patiënt
thuis verder te verzorgen. Voor de
federaties staat de thuisverzorging
voorop en komt het ziekenhuis pas
op de tweede plaats.
01.34 Benoît Drèze (cdH): Madame la présidente, je m'intéresse aux
questions budgétaires suscitées par ce dossier, car je m'intéresse
bien entendu au fond et je ne pense pas commettre une faute en
procédant de cette manière. Je déposerai, monsieur le ministre, une
question orale dans les prochains jours sur le "benchmarking", car
cela me paraît indispensable pour nous éclairer par rapport à ce que
d'autres pays peuvent faire en la matière.
01.34 Benoît Drèze (cdH): De
financiële aspecten van dit dossier
interesseren mij. Ik zal een
schriftelijke vraag indienen over de
"benchmarking", die ons meer
duidelijkheid moet verschaffen
over wat in andere landen gebeurt.
01.35 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb u twee
vragen gesteld en ik heb geen enkel antwoord gekregen. De eerste
vraag stond nochtans woordelijk in het rapport, dat toch al bijna een
jaar oud is. Ik vroeg of er al uitvoeringsbesluiten waren en voor
wanneer u de publicatie plant, als dat niet het geval is. Dat staat op
pagina 5 van het rapport. Ik haal dat gewoon aan.
De tweede vraag die ik u had gesteld, had betrekking op de toeslag
voor palliatieve zorg in RVT-instellingen. Ik had gevraagd om dat
bedrag, dat op die 28 eurocent is blijven hangen voor de patiënt, op te
trekken tot een redelijk cijfer, omdat de patiënten nogal veel uit eigen
zak betalen, zeker degenen die opgenomen zijn in een RVT.
Mevrouw De Meyer, om de polemiek een beetje te ontkrachten, ik
wilde wel anders formuleren wat onze zienswijze is, maar bij ons is
het sluitstuk inderdaad de palliatieve zorg. Dat wil zeggen dat wij dat
als een actieve totaalbenadering zien, dus zowel in ziekenhuizen als
in rusthuizen en vooral dit is het belangrijkste in de thuiszorg. Men
treedt hierbij eigenlijk elke terminale patiënt tegemoet. Wij vinden dat
het in dat geval veeleer een alternatief is naast euthanasie en los van
euthanasie. Voor ons is die manier om de patiënt tegemoet te treden,
de algemene regel.
01.35 Mark Verhaegen (CD&V):
J'ignore toujours si les arrêtés
d'exécution ont déjà été pris et
quand ils seront publiés. La
question figurait pourtant déjà
dans le rapport publié il y a
pratiquement un an.
L'allocation de 28 centimes pour
les soins palliatifs dans les MRS
ne pourrait-elle pas être
augmentée? Les patients doivent y
aller largement de leur poche.
Les soins palliatifs sont le dernier
maillon d'une approche globale
active dans les hôpitaux, dans les
maisons de repos et à domicile.
Chaque patient en phase
terminale est pris en charge. Il
s'agit d'une alternative, qui existe à
côté et indépendamment de
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
32
l'euthanasie.
01.36 Magda De Meyer (sp.a-spirit): Denkt u soms dat wij dat niet
vinden?
01.36 Magda De Meyer (sp.a-
spirit): M. Verhaegen penserait-il
que nous ne sommes pas du
même avis?
01.37 Mark Verhaegen (CD&V): De euthanasiewet zoals die is
goedgekeurd, strookt dus niet met onze inzichten. Dat is echter een
ander verhaal. Het ergste wat er voor mij kan gebeuren is dat
euthanasie gewoon gebanaliseerd wordt, want dat zal de palliatieve
zorg wegvreten. Ik geef het voorbeeld van iemand uit mijn omgeving,
nog niet zo lang geleden. De verpleegster kwam eraan. De patiënt
wist zelf niet dat hij terminaal was en ze waren er al met de papieren.
Ik rond af. Nog een kort, pertinent punt, mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, is het prijskaartje. Het prijskaartje is al een paar
keer aan de orde geweest. Men zegt mij ik heb het zelf niet
berekend dat als 1.000 patiënten niet in het ziekenhuis maar thuis
overlijden, wat de wens is van de grote meerderheid, 15 miljoen euro
zou vrijkomen om de thuiszorg te ondersteunen. Dan zijn we uiteraard
al niet ver van de 20 miljoen. Uiteindelijk vormen die 1.000 mensen
maar een heel klein fragment van de 60.000 Vlamingen, die jaarlijks
in ziekenhuizen sterven. In België zijn het er nog een deel meer.
Uiteindelijk spreken we hier dus over een kleine fractie die eigenlijk
heel het probleem kan oplossen. Dat is het financiële aspect.
Wat voor ons echter het belangrijkste is, is het respect voor de
terminale patiënt. Het kunstmatig rekken van het leven moet worden
tegengegaan. Wij vinden dat geen nutteloze baxtertherapie of geen
pijnlijke sondevoeding meer mag worden toegelaten vanaf een
bepaald niveau.
Behandelen mag niet mishandelen worden. Het stervensproces moet
worden gerespecteerd.
Meer fundamenteel stellen wij ons toch vragen bij een samenleving
die geen enkele beperking oplegt van het aantal behandelingen dat
men de patiënt mag aanbieden, ook al leiden die niet tot resultaten,
enerzijds, maar men het budget voor palliatieve zorgen zeer sterk
beperkt, anderzijds. Dit leidt volgens ons tot fundamentele problemen.
01.37 Mark Verhaegen (CD&V):
Nous sommes opposés à la loi sur
l'euthanasie, telle qu'elle existe
actuellement. Mais c'est là un
autre problème. La banalisation de
l'euthanasie est une évolution
extrêmement grave, qui risque de
faire reculer les soins palliatifs.
Si mille personnes meurent chez
elles plutôt qu 'à l'hôpital, cela
permet de dégager un montant de
quinze millions d'euros pour les
soins à domicile. Or, il ne s'agit
que d'une petite partie des
soixante mille personnes qui
meurent chaque année dans les
hôpitaux. Plus important que
l'aspect financier toutefois est le
respect pour le patient en phase
terminale. Il convient d'éviter les
inutiles thérapies par infusion ou,
au-delà d'un certain niveau,
l'alimentation par sonde. Il
convient de respecter l'agonie.
Nous nous posons des questions
fondamentales sur une société qui
autorise un nombre illimité de
traitements mais qui limite le
budget pour les soins palliatifs.
La présidente: Comme le ministre doit se rendre au Parlement
européen, j'aimerais que les interventions soient très courtes.
M. Baro voudrait intervenir et je réagirai très brièvement après lui.
01.38 Vincent Baro, président de la Fédération wallonne des soins
palliatifs: Dans ce débat, je pense qu'il est très dangereux d'opposer
soins palliatifs et euthanasie. Un tel débat ne mènera à rien. Les deux
lois existent: celle qui donne accès aux soins palliatifs à toute
personne et celle qui donne accès à l'euthanasie à toute personne qui
en fait la demande, selon certains critères.
Je ne vois pas en quoi ces lois s'opposent fondamentalement. Je suis
acteur de terrain en soins palliatifs et je crois qu'il s'agit d'une
perspective d'approche qui peut être envisagée. Ce n'est pas le genre
de discussion que l'on tient sur le terrain quant à savoir si l'on va se
01.38 Vincent Baro, voorzitter
van de Fédération wallonne des
soins palliatifs (Waalse Federatie
voor palliatieve zorg): Het is erg
gevaarlijk palliatieve zorg en
euthanasie tegenover elkaar te
plaatsen. Die aangelegenheden
worden door verschillende wetten
geregeld. Het komt erop aan de
patiënt, ongeacht diens wens, zo
goed mogelijk te begeleiden. Een
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
33
positionner pour ou contre, mais voir comment on pourra
accompagner la personne, quelles que soient sa démarche et sa
demande.
Le débat me semble très dangereux, parce que stérile. C'est ma
conception.
debat dat beide regelingen
tegenover elkaar stelt, is zinloos.
La présidente: On constate l'ampleur et la difficulté d'être ministre:
certains choix sont difficiles à poser. Malheureusement, je me
montrerai quelque peu incisive sur ce dossier; je le trouve
particulièrement important, car il concerne des gens en fin de vie.
Je relèverai deux ou trois éléments que vous avez cités.
Vous avez d'abord dit qu'il s'agit d'un débat éthique et culturel, mais
qu'on met en priorité le débat financier. Très franchement, c'est aussi
et finalement un débat éthique, culturel et financier. Il conjugue les
trois aspects. Personne ici n'élude le débat éthique et culturel, mais
c'est malheureusement aussi un problème d'argent.
Deuxième réflexion: vous dites que le rapport ne reprend pas de base
scientifique des besoins. Cela me heurte. Voilà à peu près deux ans
que cette étude est en cours. Aussi, je trouve dommage que, dès le
départ, elle n'ait pas été orientée en instaurant de suite des bases
scientifiques. Je ne crois pas que ce soit parce qu'il n'y a pas de base
scientifique. Il faudra voir cela par la suite.
Et je rejoins Mme De Meyer: ce n'est pas parce qu'il n'y a pas de base
scientifique des besoins et qu'on postpose d'étude en étude la
problématique, qu'il ne faut pas prendre de décision. Si les moyens
ont augmenté, je vous en félicite, car c'est important et nous allons
dans la bonne direction. Il n'empêche que le nombre de patients a,
malheureusement, aussi augmenté.
Troisièmement, vous avez dit tout à l'heure que vous accordiez une
priorité au secteur hospitalier. Manifestement, il se fait que c'est une
demande des trois secteurs. Je rappelle que 70% des personnes
souhaitent mourir à domicile; dès lors, il ne faudra pas mettre
uniquement l'accent sur l'hospitalier mais également sur le secteur
des soins à domicile qu'il faudra nécessairement aider.
Enfin, je souhaiterais une réponse concrète à la question que je vous
ai posée: il s'agit de l'application de la mesure dite de l'équivalent
temps plein qui a été accordée au mois de décembre. Qu'en est-il de
la réelle application? Quand sera-ce effectif dans les équipes?
De voorzitter: Ik wil nader ingaan
op enkele elementen die de
minister heeft aangehaald.
U wijst erop dat in dit debat heel
wat aandacht ging naar het
financiële aspect. Niemand wil het
ethische en culturele debat uit de
weg gaan, maar een en ander
draait natuurlijk ook om financiële
middelen.
U zegt voorts dat het verslag geen
wetenschappelijke grondslag biedt
voor de vaststelling van de noden.
Bevat de studie die nu al zo'n twee
jaar aan de gang is niet zo'n
wetenschappelijke grondslag? Ik
sluit me aan bij mevrouw De
Meyer: dat is nog geen reden om
de beslissing uit te stellen. Niet
alleen de middelen zijn gestegen,
ook het aantal patiënten is
toegenomen.
01.39 Rudy Demotte, ministre: Madame Tilmans, cette mesure est à
présent appliquée avec effet rétroactif au 1
er
janvier.
Je voudrais faire une dernière réplique et m'excuser car je suis
attendu au Parlement européen pour un débat sur le tabagisme.
A propos de la révision de la nomenclature, il est faux de dire que je
n'ai rien fait en matière d'enrichissement. La Médicomut dédicace 40
millions d'euros. On n'a peut-être pas répondu spécifiquement aux
besoins de ce secteur-ci mais cela ne le concernait pas uniquement.
Il y avait 40 millions d'euros sur la table et ils ont été discutés entre
interlocuteurs au sein du Médicomut.
01.39 Minister Rudy Demotte:
Die maatregel wordt met
terugwerkende kracht toegepast
vanaf 1 januari. In verband met de
herziening van de nomenclatuur
klopt het niet dat ik niets gedaan
heb. Het is de Nationale
Commissie artsen-ziekenfondsen
die over de bestemming van de
beschikbare 40 miljoen euro heeft
beslist. Wat de palliatieve zorg
betreft, denk ik dat eerst de
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
34
A propos des hôpitaux, vous avez compris que ce n'est pas une
demande que j'ai formulée. Je pense qu'il faut d'abord revaloriser les
soins à domicile pour la démarche palliative. Ensuite, on nous dit
maintenant qu'il faut dédicacer une partie des moyens aux structures
hospitalières et je suis prêt à aller dans ce sens en 2007. Puis, on
peut voir où nous en sommes, après un an de fonctionnement ou en
cours d'exercice, au niveau des besoins pour les soins et le suivi à
domicile et voir s'il est encore utile ou pas d'apporter des moyens à ce
secteur spécifique.
Je pense que Mme Avontroodt a raison quand elle parle, et d'autres
l'ont fait aussi, de l'importance des soins palliatifs à domicile. Si les
équipes doivent encore être renforcées ou si des moyens
supplémentaires sont nécessaires, je n'y suis pas opposé.
Mais je pense qu'il faut aussi jouer dans une logique de
complémentarité.
J'en arrive à la question du Kenniscentrum. Monsieur Bultinck, vous
ne me faites évidemment pas un cadeau en me disant que vous ne
l'avez jamais soutenu. Souvenez-vous, j'ai défendu ici une décision
prise par le parlement selon laquelle il faut se référer, pour des
arbitrages de type scientifique, au centre d'expertise. En ce qui
concerne notamment la question des PET-scans, vous étiez heureux
de pouvoir vous réfugier derrière les avis du Kenniscentrum.
Monsieur Bultinck, ce n'est pas moi qui en appelle à ce centre. C'est
le rapport d'évaluation de la cellule. Je vous invite à prendre
connaissance de la dernière page de ce rapport.
thuisverzorging moet worden
gerevaloriseerd.
Ik ga echter in op het verzoek dat
ik heb ontvangen om een gedeelte
van de middelen uit te trekken
voor de ziekenhuisstructuren. De
efficiëntie van die aanpak zal
echter pas in de loop van 2007 of
daarna kunnen worden
geëvalueerd.
Het Parlement heeft beslist dat
men een beroep moest doen op
het Federaal Kenniscentrum voor
de Gezondheidszorg om
wetenschappelijke geschillen te
beslechten. In het evaluatieverslag
van de cel staat niets anders.
Op bladzijde 32 staat: "De evaluatiecel palliatieve zorg beveelt aan dat
deze problematiek wetenschappelijk wordt onderzocht. Dit lijkt ons
een opdracht voor het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg". Het
is zelfs geen mening van de minister. Ik betreur dat ik zelf niet
origineel ben, dat zou gemakkelijker zijn voor mij, maar hier is het een
aanbeveling van de cel zelf.
Le rapport recommande
explicitement une radioscopie
scientifique de la problématique et
se réfère dans ce contexte au
Centre fédéral d'expertise des
soins de santé. Cette idée ne vient
donc pas de moi mais de la
cellule.
Dernier élément, madame Tilmans, j'affirme que ce débat est
grandement lié au financement! Voyez les chiffres! Bien entendu,
nous sommes partis de peu et on peut nous reprocher de ne pas en
faire assez, mais quasiment rien n'a été fait sous les gouvernements
précédents en matière d'accompagnement des mourants. Zéro! Peut-
être parce que les mentalités étaient différentes? Je serai modeste
dans l'approche.
Les budgets ont été multipliés par dix et davantage entre 2001 et
aujourd'hui. A l'avenir, les efforts continueront probablement dans ce
sens. Ne donnons pas le sentiment que ce débat budgétaire est, soit
un débat dont on ne tient pas compte, soit que l'on cherche à éluder.
C'est inexact! A nos yeux, il est extrêmement important. D'ailleurs,
nous aurons l'occasion d'y revenir, car les notes de politique générale
font état de lignes nouvelles. A cet égard, j'espère que je bénéficierai
du soutien de tous dans les rangs de la majorité et de l'opposition
pour débloquer de nouveaux moyens budgétaires. Je le dis parce que
j'aime la cohérence.
Het klopt dat we met weinig zijn
begonnen. Onder de vorige
regeringen was er echter niets. De
financiële middelen zijn sinds 2001
meer dan vertienvoudigd.
Voor ons is het budgettaire debat
van het hoogste belang. Ik hoop
dat ik op kamerbrede steun zal
kunnen rekenen, over de grenzen
van meerderheid en oppositie
heen, om bijkomende financiële
middelen vrij te maken. Ik zeg dat,
omdat ik vind dat men consequent
moet zijn.
CRIV 51
COM 897
21/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
35
La présidente: Monsieur le président, monsieur le ministre, eu égard
aux moyens alloués, vous dites qu'il faut aussi investir dans les soins
palliatifs à domicile. C'est tout à fait vrai. Parallèlement à la demande
de trois équivalents temps plein infirmiers au minimum pour les
petites équipes, il y a celle d'augmenter le personnel de base de
toutes les équipes se rendant à domicile, en passant de deux à deux
et demi. En effet, on se rend compte que les missions de ces équipes
seront de plus en plus importantes à assumer à l'avenir. On laissait
précisément ce mi-temps variable en fonction des équipes. Certaines
pouvaient l'attribuer à la coordination des bénévoles, d'autres à leur
formation. Cela permet aussi une certaine flexibilité en fonction des
différentes équipes. Mais investir au niveau des équipes de seconde
ligne revient à aider indirectement les équipes de première ligne vu
que la mission première des équipes de seconde ligne, tant à l'hôpital
qu'à domicile, est d'être présentes pour aider et soutenir les
intervenants de première ligne.
De voorzitter: Er werd ook
gevraagd dat alle teams voor
thuisverzorging over 2,5
personeelsleden zouden
beschikken, in plaats van 2 nu. Die
teams zullen immers een steeds
grotere rol krijgen. Investeren in de
teams van de tweedelijnszorg
komt onrechtstreeks de teams van
de eerstelijnszorg ten goede.
Moties
Motions
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Luc Goutry en Mark Verhaegen en luidt
als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van de heren Luc Goutry en Koen Bultinck en van mevrouw Muriel Gerkens
en het antwoord van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
overwegende dat
- momenteel slechts 0,4% van het totale budget voor gezondheidszorgen wordt besteed aan palliatieve
zorgen;
- het officieel evaluatierapport van mei 2005, uitgebracht door de wettelijk aangestelde evaluatiecel, in zijn
conclusie aantoont dat er een structureel tekort is van minimaal 20 miljoen euro;
vraagt aan de regering
een meerjarenplan op te stellen met een stringent tijdspad en een allocatie van bijkomende budgettaire
middelen zodat de palliatieve zorgen zich via hun bestaande, doelmatige structuren verder kunnen
ontwikkelen en uitbouwen."
Une première motion de recommandation a été déposée par MM. Luc Goutry et Mark Verhaegen et est
libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Luc Goutry et Koen Bultinck et de Mme Muriel Gerkens
et la réponse du ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,
considérant
- qu'actuellement, seulement 0,4% du budget total des soins de santé est consacré aux soins palliatifs;
- que le rapport d'évaluation officiel de mai 2005, remis par la Cellule d'évaluation légalement mise en
place, met en avant dans ses conclusions l'existence d'un déficit structurel d'au moins 20 millions d'euros;
demande au gouvernement
d'élaborer un plan pluriannuel assorti d'un échéancier strict et de moyens budgétaires supplémentaires afin
de pouvoir poursuivre le développement des soins palliatifs sur la base des structures actuelles qui ont
démontré leur efficacité."
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Koen Bultinck en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van de heren Luc Goutry en Koen Bultinck en van mevrouw Muriel Gerkens
en het antwoord van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
21/03/2006
CRIV 51
COM 897
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
36
vraagt de regering
- de nodige beleidsmaatregelen te nemen om het verslag van de evaluatiecel palliatieve zorg concreet op te
volgen;
- een concreet groeipad te ontwikkelen om op de vraag naar bijkomende middelen, zoals gevraagd in
bovenvermeld verslag, een positief antwoord te geven."
Une deuxième motion de recommandation a été déposée par M. Koen Bultinck et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Luc Goutry et Koen Bultinck et de Mme Muriel Gerkens
et la réponse du ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,
demande au gouvernement
- de prendre les mesures politiques nécessaires afin d'assurer un suivi concret des conclusions du rapport
de la Cellule d'évaluation "Soins palliatifs";
- de développer un schéma de croissance concret afin de répondre favorablement à la demande de
moyens supplémentaires formulée dans le rapport susmentionné."
Een derde motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Muriel Gerkens en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van de heren Luc Goutry en Koen Bultinck en van mevrouw Muriel Gerkens
en het antwoord van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
vraagt de regering
- aan de diensten voor palliatieve zorg de financiële middelen te besteden die deze nodig hebben om
minstens hun bij wet bepaalde opdrachten uit te voeren. Die middelen worden geraamd op 20 miljoen euro;
- een meerjarenplanning inzake budgettaire en onderzoeksmiddelen op te stellen om de noden van de
patiënten, hun families en de multidisciplinaire actoren in te schatten, teneinde een volwaardige cultuur van
palliatieve zorgverlening te ontwikkelen waarvan de positieve weerslag ook voelbaar zal zijn voor het geheel
van de zorgverlening en zonder onderscheid tussen de patiënten."
Une troisième motion de recommandation a été déposée par Mme Muriel Gerkens et est libellée comme
suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Luc Goutry et Koen Bultinck et de Mme Muriel Gerkens
et la réponse du ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,
demande au gouvernement
- de consacrer aux services de soins palliatifs les moyens financiers nécessaires à l'accomplissement
minimal de leurs missions prévues par la loi, ceux-ci sont estimés à 20 millions;
- d'organiser une planification pluriannuelle budgétaire et de recherche afin d'évaluer les besoins des
patients, des familles et des acteurs pluridisciplinaires pour réaliser le développement d'une vraie culture
palliative dont les effets positifs se généraliseront à l'ensemble des soins vis-à-vis de l'ensemble des
patients."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Talbia Belhouari en Karin Jiroflée.
Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Talbia Belhouari et Karin Jiroflée.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.51 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.51 heures.