CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 COM 811
CRIV 51 COM 811
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
mardi
dinsdag
17-01-2006
17-01-2006
Matin
Voormiddag
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE






























cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders ­ Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
Vlaams Belang
Vlaams Belang
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu inté-
gral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions ; les annexes se trouvent dans une brochure
séparée (PLEN: couverture blanche; COM: couverture
saumon)
CRIV
Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken; de
bijlagen zijn in een aparte brochure opgenomen
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
Plenum
COM
réunion de commission
COM
Commissievergadering
MOT
motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT
moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i

SOMMAIRE
INHOUD
Question de Mme Karin Jiroflée au ministre de la
Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la
Politique des grandes villes et de l'Égalité des
chances sur "la violence entre partenaires"
(n° 9474)
1
Vraag van mevrouw Karin Jiroflée aan de minister
van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke
Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen
over "het partnergeweld" (nr. 9474)
1
Orateurs: Karin Jiroflée, Christian Dupont,
ministre de la Fonction publique, de
l'Intégration sociale, de la Politique des
grandes villes, de l'Egalité des chances
Sprekers: Karin Jiroflée, Christian Dupont,
minister van Ambtenarenzaken,
Maatschappelijke Integratie,
Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen
Question de Mme Annick Saudoyer au ministre de
la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la
Politique des grandes villes et de l'Égalité des
chances sur "la représentation des femmes dans
les milieux professionnels du sport" (n° 8249)
3
Vraag van mevrouw Annick Saudoyer aan de
minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke
Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen
over "de vertegenwoordiging van de vrouwen in
de kringen van de beroepssport" (nr. 8249)
3
Orateurs:
Annick Saudoyer, Christian
Dupont, ministre de la Fonction publique, de
l'Intégration sociale, de la Politique des
grandes villes, de l'Egalité des chances
Sprekers: Annick Saudoyer, Christian
Dupont
, minister van Ambtenarenzaken,
Maatschappelijke Integratie,
Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen
Questions jointes de
5
Samengevoegde vragen van
5
- Mme Karin Jiroflée au ministre de la Fonction
publique, de l'Intégration sociale, de la Politique
des grandes villes et de l'Égalité des chances sur
"la violence intrafamiliale et le rôle de l'Institut
pour l'égalité des hommes et des femmes"
(n° 9475)
5
- mevrouw Karin Jiroflée aan de minister van
Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie,
Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "het
intrafamiliaal geweld en de rol van het Instituut
voor gelijkheid van mannen en vrouwen"
(nr. 9475)
5
- Mme Karin Jiroflée au ministre de la Fonction
publique, de l'Intégration sociale, de la Politique
des grandes villes et de l'Égalité des chances sur
"la violence intrafamiliale et le Plan d'Action
national contre la Violence conjugale" (n° 9476)
5
- mevrouw Karin Jiroflée aan de minister van
Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie,
Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "het
intrafamiliaal geweld en het Nationaal Plan
Partnergeweld" (nr. 9476)
5
- Mme Karin Jiroflée au ministre de la Fonction
publique, de l'Intégration sociale, de la Politique
des grandes villes et de l'Égalité des chances sur
"la violence intrafamiliale et les études menées à
ce sujet" (n° 9477)
5
- mevrouw Karin Jiroflée aan de minister van
Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie,
Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "het
intrafamiliaal geweld en studiemateriaal over dit
thema" (nr. 9477)
5
Orateurs: Karin Jiroflée, Christian Dupont,
ministre de la Fonction publique, de
l'Intégration sociale, de la Politique des
grandes villes, de l'Egalité des chances
Sprekers: Karin Jiroflée, Christian Dupont,
minister van Ambtenarenzaken,
Maatschappelijke Integratie,
Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen
Question de M. Benoît Drèze au ministre de
l'Emploi sur "les prépensions dans le cadre
d'entreprises en restructurations" (n° 9678)
9
Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister
van Werk over "de brugpensioenen in het kader
van ondernemingen in herstructurering" (nr. 9678)
9
Orateurs: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi
Sprekers: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk
Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au
ministre de l'Emploi sur "le Plan d'Action fédéral
pour la Réduction des Accidents du travail"
(n° 9572)
11
Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan
de minister van Werk over "het Federaal
Actieplan voor de Reductie van
Arbeidsongevallen" (nr. 9572)
11
Orateurs: Sabien Lahaye-Battheu, Peter
Vanvelthoven
, ministre de l'Emploi
Sprekers: Sabien Lahaye-Battheu, Peter
Vanvelthoven
, minister van Werk
Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au
ministre de l'Emploi sur "les institutions créées par
la loi du 3 mai 2003 qui ont pour objet la lutte
contre le travail au noir et la fraude sociale"
(n° 9573)
14
Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan
de minister van Werk over "de instellingen
opgericht door de wet van 3 mei 2003 die de strijd
tegen de illegale arbeid en de sociale fraude tot
doel hebben" (nr. 9573)
14
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
ii
Orateurs: Sabien Lahaye-Battheu, Peter
Vanvelthoven
, ministre de l'Emploi
Sprekers: Sabien Lahaye-Battheu, Peter
Vanvelthoven
, minister van Werk
Question de M. Benoît Drèze au ministre de
l'Emploi sur "l'instauration de quotas d'embauche
pour les allochtones" (n° 9762)
16
Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister
van Werk over "het instellen van
aanwervingsquota voor allochtonen" (nr. 9762)
16
Orateurs: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi
Sprekers: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk
Question de M. Benoît Drèze au ministre de
l'Emploi sur "les défis auxquels est confrontée la
négociation sociale" (n° 9763)
19
Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister
van Werk over "de uitdagingen waarmee het
sociaal overleg wordt geconfronteerd" (nr. 9763)
19
Orateurs: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi
Sprekers: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk
Question de M. Benoît Drèze au ministre de
l'Emploi sur "les pièges à l'emploi" (n° 9764)
21
Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister
van Werk over "de werkloosheidsvallen"
(nr. 9764)
21
Orateurs: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi
Sprekers: Benoît Drèze, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre de
l'Emploi sur "la loi relative aux fermetures
d'entreprises" (n° 9671)
23
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Werk over "de wet betreffende de
sluiting van ondernemingen" (nr. 9671)
23
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Peter
Vanvelthoven, ministre de l'Emploi
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Peter
Vanvelthoven, minister van Werk
Question de Mme Greta D'hondt au ministre de
l'Emploi sur "les titres-services" (n° 9780)
25
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de
minister van Werk over "de dienstencheques"
(nr. 9780)
25
Orateurs:
Greta D'hondt, Peter
Vanvelthoven, ministre de l'Emploi
Sprekers:
Greta D'hondt, Peter
Vanvelthoven, minister van Werk
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
du
MARDI
17
JANVIER
2006
Matin
______
van
DINSDAG
17
JANUARI
2006
Voormiddag
______

De vergadering wordt geopend om 10.13 uur door de heer Hans Bonte, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.13 heures par M. Hans Bonte, président.
01 Question de Mme Karin Jiroflée au ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la
Politique des grandes villes et de l'Égalité des chances sur "la violence entre partenaires" (n° 9474)
01 Vraag van mevrouw Karin Jiroflée aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke
Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "het partnergeweld" (nr. 9474)
01.01 Karin Jiroflée (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, enkele maanden geleden verscheen er in een aantal media
een artikel over een Brits onderzoek door de National Society for
Prevention of Cruelty to Children, dat stelde dat een vijfde van de
meisjes tussen 13 en 19 jaar reeds door hun vriendje werd geslagen.
Dat is een zeer specifieke vorm van huiselijk geweld, van
partnergeweld. Ik vind dat eerlijk gezegd een onthutsend resultaat, dat
weinig goeds voor de toekomst belooft.

Mijn vraag stelde ik indertijd ook aan staatssecretaris Mandaila, maar
misschien is het veeleer iets voor u om werk te maken van onderzoek
op dit vlak. Ik heb daar toen ook maar een zeer vaag antwoord op
gekregen.

Daarom heb ik de volgende vragen.

Is de minister op de hoogte van soortgelijke onderzoeken in België?
Bestaan er sowieso cijfers in ons land over de aparte problematiek bij
tieners? Zo neen, zijn er plannen om terzake in de toekomst
onderzoek te verrichten?
01.01 Karin Jiroflée (sp.a-spirit):
Une étude britannique de la
National Society for Prevention of
Cruelty to Children conclut qu'un
cinquième des jeunes filles de
treize à dix-neuf ans sont battues
par leur petit ami.

Existe-t-il une étude similaire en
Belgique? Dispose-t-on de chiffres
relatifs à ce problème spécifique
aux adolescents? Est-il question
de réaliser une telle étude?
01.02 Minister Christian Dupont: Mevrouw Jiroflée, dank u voor uw
vraag.

In België werden twee grootschalige onderzoeken naar de prevalentie
van geweld uitgevoerd. Het eerste dateert van 1988 en onderzocht de
prevalentie van geweld op vrouwen. Het tweede onderzoek van 1998
onderzocht de prevalentie, alsook de risicofactoren van geweld bij
vrouwen en bij mannen. De doelgroep van het onderzoek beperkte
zich tot de leeftijdscategorie van 25 tot 50 jaar. Beide onderzoeken
werden uitgevoerd door het Limburgs Universitair Centrum.

Voor een onderzoek van 2003 door het Limburgs Universitair
Centrum en de UCL in opdracht van de federale politie, "Geweld in
het meervoud", werd onder andere een steekproef gehouden bij een
groep jongeren, maar het betrof geen partnergeweld.
01.02
Christian Dupont,
ministre: En 1988, le Limburgs
Universitair Centrum (LUC) a
étudié la prévalence de la violence
envers les femmes et, en 1998,
les facteurs qui accroissent le
risque de violence chez les
femmes et les hommes de 25 à 50
ans.

En 2003, à la demande de la
police fédérale, un sondage a été
effectué auprès des jeunes dans
le cadre d'une enquête menée par
le LUC et l'UCL. Le sondage ne
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2

Hoewel er geen directe cijfers over partnergeweld bij jongeren in
België voorhanden zijn en in het algemeen genomen de Britse
criminaliteitscijfers hoger liggen dan in België, kunnen wij niet
ontkennen dat ook in België partnergeweld alsmaar meer bij jongeren
voorkomt. Dat verontrust mij.

De verschillende vormen van geweld tussen jongeren stijgen, naar
men weet, enorm. Ik denk dat men dat onder meer bullying noemt. Al
die vormen van plagen, en meer dan plagen, zelfs een vorm van
geweld, zijn verschijnselen waarbij geweld tussen jongeren van
hetzelfde maar ook van het andere geslacht optreedt.

Uit mijn contacten met collega's van de Franse Gemeenschap weet ik
dat zij zich van het probleem bewust zijn en dat zij acties daartegen in
het onderwijs hebben gepland. Mevrouw Arena heeft bijvoorbeeld
over dat thema een programma met een mooie naam die begint met
"Je t'aime ...". Het vervolg van de titel ken ik niet.

Ik zal in het kader van de interministeriële conferentie de aandacht
blijven vestigen op de problematiek. Ik zal ook de noodzaak van
preventie vanaf jonge leeftijd bij de Gemeenschappen en Gewesten
aanbevelen. Als de jongere op die leeftijd geen respect heeft, niet
werd opgeleid om respect te betonen en niet werd opgeleid om de
echte gelijkheid tussen man en vrouw te respecteren, vormt hij een
risico voor de rest van zijn leven.

Uw vraag is dus een interessante vraag. Op de volgende
interministeriële conferentie van februari 2006 zal ik het probleem
aankaarten. Ik weet niet wat aan de zijde van de Vlaamse
Gemeenschap wordt gedaan, wat niet betekent dat er niets is.

Ik zie geregeld zeer intelligente initiatieven van de heer
Vandenbroucke over al deze kwesties. Ik kan vandaag geen concreet
voorbeeld geven, maar het is de moeite waard om erover te spreken,
want ik ben er zeker van dat het belangrijk is om van jongs af aan te
beginnen met het creëren van het respect voor de gelijkheid en geen
risico's te lopen. In de adolescentieperiode heeft men de neiging zich
te profileren tegenover de anderen. Het is dus een probleem en u
hebt het nodig geacht de nadruk erop te leggen.
portait toutefois pas
spécifiquement sur la violence
dans le couple.

Bien que les chiffres de la
criminalité britannique soient
généralement plus élevés que les
nôtres, la violence au sein des
couples de jeunes est de plus en
plus fréquente chez nous
également.

Le fait que toutes les formes de
violence soient en augmentation
chez les jeunes est très
préoccupant.

La Communauté française a déjà
échafaudé un plan d'action dans
l'enseignement. Lors des
conférences interministérielles, je
continuerai d'attirer l'attention de
mes collègues sur ce problème et
de m'efforcer de faire comprendre
aux entités fédérées la nécessité
d'une action préventive dès le plus
jeune âge. Quand on n'a pas
appris à respecter autrui ni à
respecter l'égalité entre les
hommes et les femmes, on
représente un risque pour la
société pendant toute sa vie.

J'aborderai ce problème lors de la
conférence interministérielle de
février 2006. Je n'ai pas
connaissance de plans éventuels
de la Communauté flamande en
cette matière mais je sais que le
ministre Vandenbroucke prend
des initiatives très intelligentes
dans ce type de dossiers.
01.03 Karin Jiroflée (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik dank u
voor uw antwoord, ik kan u geruststellen. Op het Vlaamse niveau
gebeuren een aantal zaken in scholen en het jongerenwerk. Het
verheugt mij dat u de problematiek verder opentrekt en niet beperkt
tot het partnergeweld. Het is inderdaad een van de symptomen van
een agressievere houding van jongeren in het algemeen. Anderzijds
hangt het uiteraard ook samen met de voorgeschiedenis. Ik verwijs
naar de gezinnen waarin vaak al een geschiedenis van geweldpleging
bestaat.

Ik ben heel blij dat u deze problematiek wil aankaarten, maar ik dring
er toch op aan dat er iets aan partnergeweld tussen jongeren, dus
tussen vriendje en vriendinnetje, wordt gedaan. Ik denk dat wij
daarover vooral onderzoek en cijfers nodig hebben.
01.03 Karin Jiroflée (sp.a-spirit):
Au niveau flamand également, on
s'occupe du problème dans les
écoles et les mouvements de
jeunesse.

Je me réjouis du fait que le
ministre élargit le problème à
toutes les formes de violence chez
les jeunes mais j'insiste sur la
nécessité de prendre des
initiatives particulières pour ce qui
est des violences commises par
des jeunes vis-à-vis de leur petite
amie. Il conviendrait d'étudier cette
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
question et de disposer de
chiffres.
01.04 Minister Christian Dupont: Inderdaad.
01.04
Christian Dupont,
ministre: En effet.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Question de Mme Annick Saudoyer au ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de
la Politique des grandes villes et de l'Égalité des chances sur "la représentation des femmes dans les
milieux professionnels du sport" (n° 8249)
02 Vraag van mevrouw Annick Saudoyer aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke
Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "de vertegenwoordiging van de vrouwen in de
kringen van de beroepssport" (nr. 8249)
02.01 Annick Saudoyer (PS): Monsieur le président, tout d'abord
veuillez m'excuser pour mon retard mais quand il pleut à Bruxelles, il
est encore plus difficile de s'y déplacer!

Monsieur le ministre, je me réfère à une résolution du Parlement
européen de 2003 relative à l'égalité des chances en ce qui concerne
les femmes et le sport. La problématique est assez vaste et je
voudrais ici aborder une de ses facettes concernant l'emploi dans le
milieu sportif.

Malgré l'obligation légale de mixité des offres d'emploi et un bien
meilleur accès des femmes aux pratiques sportives, de nombreuses
inégalités persistent au niveau de l'encadrement sportif et de la prise
de décision. Force est de constater que le monde du sport reste un
domaine d'action fortement sexué et stéréotypé masculin. Il en va de
même pour les métiers périphériques: les moniteurs, les entraîneurs ­
je n'oserais pas mettre le nom au féminin ­, les conseillers
techniques, les arbitres, les médecins, les kinés et les dirigeants sont
très souvent des hommes. La participation des athlètes féminines
dans les compétitions internationales a augmenté mais le personnel
d'encadrement technique et médical, ainsi que les arbitres et les
juges restent principalement masculins.

Pour citer un exemple particulièrement parlant, lors des Jeux
Olympiques de Sidney, les femmes représentaient 38% des athlètes
mais à peine 8% de l'encadrement technique et seulement 4% de
l'encadrement médical.

Le chapitre consacré à la vie sportive des femmes dans la Charte de
l'égalité du gouvernement français fait un constat similaire. Là aussi, il
est fait état de sous-représentation des femmes dans les métiers liés
au sport. A peine 10% des postes décisionnels dans les associations
sportives sont occupés par des femmes, de même les arbitres,
médecins du sport et journalistes sportifs de sexe féminin sont encore
très peu nombreux. On le sait, les femmes sont souvent présentes
pour tenir les buvettes ou lessiver les maillots après les matchs de
sport.

Monsieur le ministre, disposez-vous d'une étude chiffrée qui
permettrait de faire le constat de la situation dans notre pays?

De quels outils disposez-vous actuellement pour renforcer l'égalité de
02.01 Annick Saudoyer (PS): De
sportwereld blijft
een
mannenbastion. Hoewel steeds
meer vrouwelijke atleten hun
opwachting maken, zijn de
begeleidende personeelsleden, de
scheidsrechters en de rechters
nog steeds hoofdzakelijk mannen.
Vrouwen oefenen doorgaans
tweederangsfuncties uit.

Beschikt u over cijfergegevens
over de toestand in België?

Over welke instrumenten beschikt
u om de gelijke toegang voor
mannen en vrouwen tot
leidinggevende functies in de
sportwereld te bevorderen?
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
l'accès aux emplois et aux postes à responsabilité liés au sport?
02.02 Christian Dupont, ministre: Monsieur le président, madame
Saudoyer, je vous remercie pour votre question.

Les prestations exceptionnelles de nos compatriotes: Kim Clijsters,
Kim Gevaert, Justine Henin ainsi que leur médiatisation pourraient
nous faire oublier qu'il existe encore d'importantes inégalités envers
les jeunes filles et les femmes dans le sport. Dans le domaine du
sport, les stéréotypes ont la peau dure. Le sport reste encore trop
souvent associé à la force pure, à la performance physique, à un
monde duquel les femmes sont exclues pour préserver une vision
figée de la féminité.

A l'instar des inégalités salariales, il y a un écart sportif à combler.
Ainsi une étude menée en Communauté française indique que, si l'on
constate une amélioration sensible du nombre de jeunes filles qui
pratiquent le sport ­ il est passé de 36 à 41% -, il demeure très
inférieur à celui des garçons: 63%, soit une différence de 20%. Il en
va de même dans le sport professionnel.

Pour ce qui est de la pratique sportive des jeunes filles, on constate
également que lorsqu'elles s'inscrivent dans un club, elles le quittent
beaucoup plus rapidement que les garçons. La pratique sportive chez
les filles a donc moins tendance à s'inscrire dans la durée.

Madame Saudoyer, vous n'êtes évidemment pas sans savoir que le
sport est du ressort des Communautés. Tant au Nord qu'au Sud, des
initiatives sont prises pour favoriser la mixité dans le sport, améliorer
l'accès des infrastructures sportives aux jeunes filles et leur permettre
de pratiquer le sport qu'elles choisissent.

Au niveau fédéral, le fonds d'impulsion à la politique des immigrés
intervient à plusieurs titres dans l'aide à la pratique sportive dans les
quartiers défavorisés: financement d'infrastructures, subsidiation
d'associations et de projets communaux d'animation.

J'ai introduit une exigence de mixité dans les projets financés par ce
budget et j'entends faire procéder à une "evaluation gender" de
l'attribution de ces moyens.

A titre de bonne pratique sur le plan communautaire, je mentionnerai
l'incitant financier, créé par voie décrétale par la Communauté
française, octroyé aux fédérations sportives qui ont une
représentation équilibrée dans leur conseil d'administration.

L'exigence est d'avoir 20% de femmes.

C'est bien entendu à la source, dans l'éducation et la constitution des
stéréotypes masculins et féminins, qu'il faut travailler prioritairement.
Des études ont été réalisées en Communauté flamande comme en
Communauté française et il serait très certainement utile d'en tirer des
conclusions d'ensemble.

J'interrogerai à cet égard l'Institut pour l'égalité des femmes et des
hommes et lui demanderai, le cas échéant, d'identifier et de valoriser
les bonnes pratiques et les indicateurs permettant de faire progresser
l'égalité entre les différents secteurs du sport.
02.02 Minister Christian
Dupont: De vereiste is: 20 procent
vrouwen.

Vrouwelijke én mannelijke
stereotypen moeten aan de bron,
bij de opvoeding, bestreden
worden. De Gemeenschappen
hebben hierover studies laten
uitvoeren. Die moeten we
analyseren.

Ik zal het Instituut voor de
gelijkheid van mannen en vrouwen
vragen de deugdelijke praktijken
die tot meer gelijkheid in de sport
moeten leiden, te bevorderen.
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
02.03 Annick Saudoyer (PS): Monsieur le président, je remercie
M. le ministre pour sa réponse. Je le réinterrogerai donc dès que lui-
même aura interrogé le Centre pour l'égalité des chances.

À vrai dire, le taux de 20% obligatoire me semble encore très faible.
Après un premier bilan, il faudrait pouvoir, comme cela se fait pour le
quota politique, augmenter doucement ce pourcentage afin d'obtenir
la parité dans les cercles dirigeants sportifs.
02.03 Annick Saudoyer (PS): 20
procent is te weinig. Men zou
geleidelijk tot een pariteit bij de
hogere sportinstanties moeten
komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Karin Jiroflée aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie,
Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "het intrafamiliaal geweld en de rol van het Instituut voor
gelijkheid van mannen en vrouwen" (nr. 9475)
- mevrouw Karin Jiroflée aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie,
Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "het intrafamiliaal geweld en het Nationaal Plan
Partnergeweld" (nr. 9476)
- mevrouw Karin Jiroflée aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie,
Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "het intrafamiliaal geweld en studiemateriaal over dit
thema" (nr. 9477)
03 Questions jointes de
- Mme Karin Jiroflée au ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la Politique des
grandes villes et de l'Égalité des chances sur "la violence intrafamiliale et le rôle de l'Institut pour
l'égalité des hommes et des femmes" (n° 9475)
- Mme Karin Jiroflée au ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la Politique des
grandes villes et de l'Égalité des chances sur "la violence intrafamiliale et le Plan d'Action national
contre la Violence conjugale" (n° 9476)
- Mme Karin Jiroflée au ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la Politique des
grandes villes et de l'Égalité des chances sur "la violence intrafamiliale et les études menées à ce
sujet" (n° 9477)
03.01 Karin Jiroflée (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, met uw goedvinden behandel ik de drie vragen in een keer.

In juli 2005 publiceerde het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk in
Vlaanderen een dossier over intrafamiliaal geweld. Hierin wordt
gesteld dat het Instituut voor gelijkheid van mannen en vrouwen
belangrijke impulsen heeft gegeven aan het werk in verband met
partnergeweld door de CAW's door tijdelijke financiering van een
aantal projecten. De vrees bestaat nu al een tijd dat het instituut de
projecten rond intrafamiliaal geweld niet meer zou opnemen.
Nochtans heeft u het in uw beleidsnota van december 2005 over het
nationaal plan inzake partnergeweld. Ik veronderstel dat dat definitief
is, want blijkens uw nota zal het nog worden uitgebreid naar
Gemeenschappen en Gewesten.

Zal het Instituut voor gelijkheid van mannen en vrouwen een rol
blijven spelen in de uitwerking van het actieplan? Is er, met andere
woorden, nog bereidheid bij het instituut om het thema partnergeweld
voort op te nemen?

Zijn er al resultaten bekend van het evaluatieonderzoek door de KUL
van de projecten? Zijn de ministers van de Gemeenschappen en
Gewesten bereid tot de financiering van de projecten? Werden al
onderhandelingen met die ministers gestart? Zo ja, hoe verlopen die?
03.01 Karin Jiroflée (sp.a-spirit):
En juillet 2005, le "Steunpunt
Algemeen Welzijnswerk" a publié
un dossier sur la violence
intrafamiliale.

Il y est fait mention du travail
fructueux réalisé par l'Institut pour
l'égalité des hommes et des
femmes dans le cadre de projets
en matière de violence conjugale,
qui risqueraient de ne plus être
financés. Selon la note de politique
de décembre 2005, le Plan
d'Action national contre la
Violence conjugale serait pourtant
étendu aux Communautés et aux
Régions.

L'Institut jouera-t-il un rôle dans le
cadre du Plan d'Action national
contre la Violence conjugale? La
KUL a-t-elle déjà évalué les
projets? Les Communautés et les
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
Zo neen, wanneer worden die gepland?

Ik kom onmiddellijk tot mijn vraag nr. 9476, die daar ook mee te
maken heeft. U stelt dat u het plan wil aanvullen met de doelstellingen
van Gewesten en Gemeenschappen en daarin ook de acties die
worden ondernomen met de verschillende beleidsniveaus, opnemen.
Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk in Vlaanderen juicht het
initiatief toe om over de beleidsniveaus heen te werken, maar vraagt
zich af wat er ondertussen met het eerste plan gebeurt. Zijn er al
concrete resultaten van uw eerste plan? Zo ja, welke zijn dat dan?

Wanneer zal het nieuwe plan samen met Gemeenschappen en
Gewesten klaar zijn en over welke termijn zal dat lopen?

Ik ga snel over naar mijn derde vraag, die daar ook verband mee
houdt. Een geïntegreerde aanpak over de grenzen van de
verschillende beleidsniveaus heen is uiteraard een goede zaak. Er
zijn echter ook nogal wat organisaties die zich bezighouden met het
intrafamiliaal geweld. Zij vinden dat het ook geïntegreerd moet
verlopen en dat het in de zin van de problematiek moet bekeken
worden als één geheel, dus niet alleen werken rond partnergeweld,
maar in het algemeen rond intrafamiliaal geweld. Dus ook
kindermishandeling en oudermishandeling horen daarbij.

Hierover bestaat in België echter geen goed studiemateriaal. Zoals u
daarstraks zelf reeds aangaf gaan de twee studies die u aanhaalde
en die inderdaad de belangrijkste referentie zijn op dit moment, heel
specifiek over partnergeweld binnen een relatie. Er bestaat echter
heel weinig over intrafamiliaal geweld in het algemeen.

Mijn laatste vragen zijn dan ook of u in de toekomst dergelijk
onderzoek plant en of dit een taak zou zijn van het Instituut voor de
gelijkheid van vrouwen en mannen.
Régions sont-elles disposées à
poursuivre le financement des
projets? Des négociations
éventuelles ont-elles déjà donné
des résultats?

Le ministre compte adjoindre les
objectifs des Régions et des
Communautés au plan d'action
pour permettre de travailler tous
niveaux de pouvoir confondus. Le
"Steunpunt Algemeen
Welzijnswerk" applaudit à cette
initiative mais s'interroge sur le
devenir du premier plan. Des
résultats concrets ont-ils déjà été
engrangés à cet égard?

Quand le nouveau plan sera-t-il
prêt?

Suivre une approche intégrée pour
lutter contre la violence entre
partenaires est évidemment
louable. Cela dit, il faut dire que ce
type d'approche est également
recommandable pour combattre
d'autres formes de violence
intrafamiliale. Dans notre pays, il
n'existe guère de matériel d'étude
valable dans le domaine de la
maltraitance des enfants et des
parents. Le ministre envisage-t-il
de mener une enquête de ce
genre pour mettre en carte ces
autres formes de violence et cette
mission devrait-elle être confiée à
l'Institut pour l'égalité des femmes
et des hommes?
03.02 Minister Christian Dupont: Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Jiroflée, zoals u weet is er in België een nationaal actieplan 2004-
2007 van kracht dat sinds 2004 uitgevoerd wordt op federaal niveau
door de ministers van Justitie, Volksgezondheid, Binnenlandse Zaken
en Gelijke Kansen. Die uitvoering op federaal niveau wordt
gecoördineerd door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en
mannen, hierin bijgestaan door een interdepartementale werkgroep
en een expertenwerkgroep.

In het kader van het nationaal actieplan zijn er reeds acties uitgevoerd
en in uitvoering en zijn er andere gepland om volgend jaar of in 2007
uitgevoerd te worden.

Ik zal me beperken tot enkele acties die reeds zijn uitgevoerd op
federaal niveau. Een volledig overzicht, zou ons immers te ver leiden.

Eerst en vooral was er de verspreiding van de folder "Verbreek de
stilte alvorens de stilte u verbreekt" in de drie landstalen en vertaald in
03.02
Christian Dupont,
ministre: En Belgique, un plan
d'action national 2004-2007 est
actuellement en vigueur. Il est mis
en oeuvre à l'échelon fédéral et
coordonné par l'Institut pour
l'égalité des femmes et des
hommes, assisté d'un groupe de
travail interdépartemental et d'un
groupe d'experts. Certaines
actions ont déjà été menées,
d'autres sont en chantier.

Un aperçu complet nous mènerait
trop loin. Je me limiterai donc à
quelques projets.

Il y a tout d'abord la diffusion, dans
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
twaalf andere talen. Daarnaast werd de uitgebreide brochure "Geweld
wat nu?" verspreid. Er werd een opleiding gegeven voor mensen die
telefonisch onthaal verzorgen. Als men problemen heeft kan men
telefonisch onthaal krijgen in twaalf verschillende talen. Men heeft een
opleiding gegeven aan de mensen die met dit telefonisch onthaal
bezig zijn. Een andere element is de ministeriële richtlijn en
infosessies omtrent de seksuele agressiviteit. Er werden
vormingsformules ontwikkeld voor artsen, spoeddiensten,
politiepersoneel ­ die naar verluidt hoe langer hoe beter werken -,
magistraten en juridische stagiairs. Het college van procureurs-
generaal heeft een definitie "partnergeweld" ontwikkeld. In
samenwerking met de Gemeenschappen en Gewesten heeft het
federaal niveau een overleg met de Gewesten en Gemeenschappen
opgestart tijdens de interministeriële conferentie "Integratie in de
Maatschappij" van juni 2006. Er werd een werkgroep opgericht die
zich verschillende taken heeft opgelegd. Er zal: een
gemeenschappelijke definitie en visie inzake de problematiek van
partnergeweld worden opgesteld. Op basis hiervan zal een
gezamenlijk actieplan worden uitgewerkt alsook een timing en een
opvolgingsinstrument van dit plan. Dit plan zal een dynamisch plan
zijn en lopen tot eind 2006. Ik zal alles in het werk stellen om deze
definitie en dit gezamenlijk actieplan tijdens de volgende vergadering
van de interministeriële conferentie die doorgaat op 8 februari, voor te
leggen.

We proberen zo snel als mogelijk vooruitgang te boeken. Als men
met moeilijke concepten zoals partnergeweld en experts te doen
heeft, is dat niet altijd een makkelijke zaak. We gaan evenwel goed
vooruit.

De werkgroep zal zich daarna buigen over het vraagstuk van de
financiering van de pilootprojecten "daderhulp" die in Vlaanderen
uitgevoerd worden door de CAW's. Hierbij zal rekening gehouden
worden met het resultaat van de evaluatie van deze projecten, die
gepland is tegen eind januari 2006.

Ik kan u verzekeren dat ik zelf garant sta voor de financiering van
deze pilootprojecten tot eind 2006. Dat was eerst van begin 2006 tot
het midden van het jaar 2006 en dat is nu tot eind 2006 geworden om
iedereen de tijd te laten om in de budgetten te voorzien. Ik hoop niet
dat het de laatste inspanning is van de federale Staat. Het is niet dat
wij het niet willen doen, maar iedereen moet toch een beetje
meedraaien. Met zo'n termijn hopen wij de tijd en de ruimte te hebben
om in overleg met de Gemeenschappen en de Gewesten tot een
oplossing te komen voor 2007. De projecten verdienen het. Het zou
schandalig zijn deze projecten te onderbreken. Daarom doen wij nog
een extra inspanning, ik zal niet zeggen "met plezier", maar we weten
dat we het moeten doen.

Wat de geïntegreerde aanpak betreft, spreekt het voor zich dat alle
vormen van familiaal geweld, wie ook de dader of het slachtoffer is,
moeten aangepakt worden door aangepaste preventieve en
repressieve maatregelen. Mevrouw Onkelinx heeft van het
intrafamiliaal geweld een beleidsprioriteit gemaakt en een definitie
ontwikkeld die een betere aanpak van alle vormen van intrafamiliaal
geweld en een gedifferentieerde registratie zal mogelijk maken.
Mevrouw Mandaila heeft in het kader van de Staten-Generaal van het
Gezin een werkgroep Intrafamiliaal Geweld opgericht waarin de
les trois langues nationales et
dans douze autres langues, du
dépliant "Brisez le silence avant
qu'il ne vous brise". Ensuite, il y a
la brochure détaillée "Violence.
Comment s'en sortir"? Des
formations ont été dispensées aux
personnes appelées à assurer un
accueil téléphonique, lequel peut
se faire en douze langues. Par
ailleurs, des sessions
d'information ont été organisées et
une directive ministérielle a été
diffusée concernant les agressions
sexuelles.

Des formations ont également été
organisées à l'attention des
médecins, des services d'urgence,
du personnel de la police, des
magistrats et des stagiaires
juridiques. Le collège des
procureurs généraux a arrêté une
définition de la violence conjugale.

Un groupe de travail a été créé
pour assurer la concertation entre
le fédéral et les Communautés et
les Régions. Il devra proposer une
définition commune de la violence
et une vision commune de cette
violence. Un plan d'action assorti
d'un échéancier précis ainsi que
d'un instrument de suivi sera mis
sur pied sur la base de cette
définition. Ce plan dynamique, qui
s'étalera jusque fin 2006, sera
présenté à la conférence
interministérielle. Ce dossier
évolue donc.

Le groupe de travail se penchera
ensuite sur la question du
financement des projets pilotes
d'aide aux auteurs de violences,
mis en oeuvre en Flandre par les
CAW. Il sera tenu compte à cet
égard de l'évaluation des projets,
qui est attendue pour la fin du
mois.

Je garantis le financement des
projets pilotes jusque fin 2006.
J'espère que l'État fédéral
poursuivra ses efforts, mais tout le
monde doit apporter sa pierre à
l'édifice. En donnant à chacun le
temps jusqu'à la fin de l'année,
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
Gemeenschappen en Gewesten vertegenwoordigd zijn.

Met mijn eigen beleid kom ik de internationale engagementen na die
België genomen heeft ten opzichte van geweld tegen vrouwen en
meer specifiek partnergeweld. Nog steeds zijn het voornamelijk
vrouwen die het slachtoffer zijn van dit geweld, als gevolg van de
ongelijke verhoudingen tussen mannen en vrouwen die in onze
maatschappij nog steeds bestaan.

Ik ontwikkel inderdaad mijn beleid terzake, zodat het zijn plaats kan
krijgen in een ruimere aanpak en hiermee niet in tegenstelling is.
Vandaar ook het belang van een continu overleg op ministerieel en
interministerieel niveau. Wat dit overleg betreft, wil ik zeggen dat het
in goede omstandigheden gebeurt, met een gedeelde wil om verder te
gaan en beter te doen.
nous espérons que les budgets
nécessaires pourront être dégagés
aux autres niveaux de pouvoir. Les
projets concernés le méritent.

Il va de soi qu'il faut prêter
attention à toutes les formes de
violence intrafamiliale. La ministre
Onkelinx en a fait une priorité de
sa politique et a mis en place un
meilleur enregistrement et une
meilleure gestion des cas. Dans le
cadre des États généraux de la
famille, la secrétaire d'État, Mme
Mandaila, a créé un groupe de
travail sur la violence intrafamilale
au sein duquel les Communautés
et les Régions sont représentées.

En ce qui concerne ma propre
politique, je respecte les
engagements internationaux que
la Belgique a pris dans le domaine
de la violence envers les femmes
et plus spécifiquement de la
violence au sein du couple. Je
veille à ce que ma politique
s'inscrive dans le cadre général,
ce qui explique la concertation
permanente au niveau ministériel.
03.03 Karin Jiroflée (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik onthoud,
en dat verheugt mij, dat er op 8 februari reeds op de interministeriële
conferentie een nieuw plan wordt voorgelegd. Het zou heel mooi zijn
als wij dan reeds duidelijkheid zouden hebben.

Ik onthoud ook dat u de financiering voor de pilootprojecten een tijdje
hebt verlengd. Dat is ook een zeer goede zaak, want daar bestond
toch heel wat vraag naar en heel wat vrees rond. Ik merk ook dat u
overtuigd bent van het belang hiervan. De sector zal hiermee zeer
tevreden zijn.

Hetgeen ik wel een beetje mis in uw antwoord is het volgende. Ik ben
ook op de hoogte van hetgeen mevrouw Onkelinx ondertussen
gedaan heeft. Ik heb trouwens ook reeds aan haar een aantal vragen
gesteld. Hetgeen ik mis in uw antwoord is of het Instituut voor de
gelijkheid van vrouwen en mannen een rol zal blijven spelen in de
uitwerking van dit actieplan. Nemen zij het thema partnergeweld nog
op of zijn de geruchten waar dat zij zouden stoppen met dit thema
partnergeweld? Daarop heb ik eigenlijk geen antwoord gekregen.
03.03 Karin Jiroflée (sp.a-spirit):
Le nouveau plan nous sera
présenté le 8 février, ce dont nous
nous félicitons. Il est par ailleurs
louable que le financement des
projets soit garanti jusque fin
2006. Le secteur s'en réjouira.

Le ministre a omis de préciser si
l'Institut pour l'égalité des femmes
et des hommes continuera à
s'intéresser au thème de la
violence entre partenaires.
03.04 Minister Christian Dupont: Ik zie ze vanmiddag. Wij zullen
daarover spreken. Voor mij is het een van hun kerntaken.
03.04
Christian Dupont,
ministre: Selon moi, il s'agit d'une
des missions essentielles de
l'Institut. Je m'en informerai
auprès de celui-ci cet après-midi
même.
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
03.05 Karin Jiroflée (sp.a-spirit): Dat is ook mijn opinie, maar
blijkbaar zijn er anderen die daarover anders denken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: Collega's, ik heb de verontschuldiging gekregen van de heer Monfils, die hier niet aanwezig
kon zijn. Ik heb begrepen dat mevrouw Lahaye-Battheu onderweg is naar deze commissie; dat is ook het
geval voor de heer Vandeurzen. Ik stel voor dat wij vraag nr. 9678 van de heer Drèze, punt 8 van de
agenda, behandelen.
04 Question de M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "les prépensions dans le cadre
d'entreprises en restructurations" (n° 9678)
04 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "de brugpensioenen in het kader
van ondernemingen in herstructurering" (nr. 9678)
04.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le
ministre, ma question a trait à un sujet qui me tient à coeur ainsi qu'au
gouvernement: on a pu le constater avec le vote de la loi relative au
Pacte de solidarité entre les générations. J'avais déposé en
commission un amendement à l'article 31, redéposé en séance
plénière, en vue de limiter l'accès au mécanisme spécifique de
prépension prévu dans le cadre d'entreprises dites en restructuration.

Entre-temps, le quotidien "De Tijd" du 30 décembre dernier a publié
un article documenté à propos d'entreprises qui ferment ou
restructurent avec un total annoncé de 17.680 pertes d'emploi.
L'article mentionne une liste de 46 entreprises. Cette liste n'est
évidemment pas exhaustive, le nombre d'entreprises émargeant à ce
dispositif étant habituellement plus important encore.

La Poste exceptée, ces entreprises affichent souvent des résultats
très favorables. Cependant, elles pourraient, le cas échéant, accéder
à la définition d'entreprises en restructuration et se défaire ainsi plus
facilement de membres de leur personnel par la voie de la
prépension.

Selon nous, l'accès à un régime plus favorable en matière de
prépension devrait être limité aux entreprises qui connaissent ou sont
susceptibles de connaître des difficultés financières.

Pour les restructurations, nous proposons d'ajouter la condition
suivante: "Il faut entendre par entreprise en restructuration,
l'entreprise qui procède à un licenciement collectif et qui, dans les
comptes annuels des deux exercices précédant la période pour
laquelle la reconnaissance est demandée, enregistre un résultat
d'exploitation avant impôt inférieur à 5% du chiffre d'affaires et
inférieur à 5% des fonds propres".

La redéfinition de l'entreprise en restructuration telle que nous la
proposons permettrait de responsabiliser les entreprises concernées
par rapport à leur politique de gestion des ressources humaines.

Monsieur le ministre, au regard des dossiers évoqués par "De Tijd",
êtes-vous aussi d'avis que la définition d'entreprise en restructuration
doit être davantage adaptée que ce qui est prévu dans le texte du
Pacte de solidarité entre les générations?
04.01 Benoît Drèze (cdH): Bij de
stemming over de wet betreffende
het Generatiepact heb ik een
amendement ingediend dat ertoe
strekt het gebruik van het
specifieke brugpensioen-
mechanisme door bedrijven "in
herstructurering" te beperken.
Volgens de krant "De Tijd" gaan er
meer dan 17.000 banen verloren
bij bedrijfsherstructureringen,
terwijl een aantal van die
ondernemingen nochtans
uitstekende resultaten kunnen
voorleggen. Mij dunkt dat de
brugpensioenregeling beperkt zou
moeten blijven tot bedrijven die
echt in financiële moeilijkheden
verkeren. Ik stel dan ook voor dat
enkel bedrijven die overgaan tot
collectief ontslag en waarvan het
belastbare bedrijfsresultaat voor
de twee voorgaande jaren 5
procent lager lag dan de omzet en
5 procent lager dan het eigen
vermogen, als bedrijf in
herstructurering aangemerkt
mogen worden.

Moet het begrip "bedrijf in
herstructurering" niet opnieuw
gedefinieerd worden?
Hoeveel bedrijven in
herstructurering werden er als
zodanig erkend, en hoeveel
brugpensioneringen werden er
aangekondigd gedurende de
afgelopen vijf jaar?
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
Pour faire toute la clarté sur les enjeux en cause, pouvez-vous
transmettre aux membres de la commission Affaires sociales un
tableau reprenant le nombre d'entreprises reconnues comme
entreprises en restructuration, le nombre de prépensions annoncées
et le seuil d'âge de celles-ci, au cours des cinq dernières années?
04.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur Drèze, en réponse à
votre question, je puis avancer les éléments suivants.

En ce qui concerne les chiffres demandés, relatifs aux entreprises en
restructuration et reconnues comme telles au cours des cinq
dernières années, au nombre de prépensionnés annoncé dans ces
dossiers d'entreprises et à l'âge minimal d'accès à la prépension
prévu dans ces dossiers, je me permets de vous renvoyer au tableau
que je mets à la disposition de la commission. Une copie est réservée
à M. Drèze.

Il est évident que ces chiffres sont influencés non seulement par la
conjoncture mais aussi par certaines restructurations de grande
envergure comme, par exemple, la Sabena. Ces chiffres ne
constituent dès lors pas un baromètre parfait de la situation
économique.

La question de savoir s'il est opportun de resserrer encore davantage
les critères de reconnaissance d'une entreprise en restructuration a
déjà fait l'objet d'une discussion sur la base de votre amendement
lors du débat relatif à la loi sur le Pacte entre générations. Je me
permets dès lors de vous renvoyer aux arguments avancés à cette
occasion.

Permettre des restructurations, notamment et surtout en ce qui
concerne l'accompagnement social, est à considérer plutôt comme un
gage d'avenir économique et social que comme un phénomène à
entraver. Je présume qu'étant vous-même entrepreneur dans le
secteur de l'économie sociale, vous partagez cette analyse.

C'est la raison pour laquelle la loi relative au Pacte entre générations
ne rend pas la restructuration impossible. L'accent est toutefois mis
sur un autre accompagnement social: désormais, il s'agira d'accorder
une plus grande attention à des mesures d'activation pour les
travailleurs concernés avant de pouvoir procéder à des mesures
ultimes, à savoir la prépension. D'ailleurs, nous devons toujours
garder à l'esprit l'objectif fixé: empêcher les entreprises de passer
d'une culture de la prépension à une culture du licenciement sec.

Sans aucun doute, les partenaires sociaux tiendront compte de tous
ces éléments lorsqu'ils formuleront leur avis sur les mesures
d'exécution de la loi relative au Pacte entre générations. Ils ont en
effet la possibilité de se prononcer sur la définition de la notion
d'entreprise en restructuration. Attendons donc d'abord cet avis et
procédons ensuite à l'évaluation de l'effet des nouvelles mesures
avant d'apporter de nouvelles modifications.
04.02 Minister
Peter
Vanvelthoven: Wat de criteria
voor de erkenning als bedrijf in
herstructurering betreft, verwijs ik
naar de argumenten die tijdens de
bespreking van uw amendement
werden uiteengezet.

Er moet werk worden gemaakt van
een beleid waarbij
herstructureringen, en
inzonderheid de sociale
begeleiding, mogelijk worden
gemaakt. Daarom staat de wet
betreffende het Generatiepact
herstructureringen toe. Het is de
bedoeling dat de bedrijven het
brugpensioenstelsel handhaven en
aldus naakte ontslagen
voorkomen. De sociale partners
zullen zich over het begrip "bedrijf
in herstructurering" kunnen
uitspreken wanneer ze hun advies
over de wet betreffende het
Generatiepact geven.
04.03 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie
pour votre réponse. Effectivement, nous avons déjà eu une première
discussion dans le cadre des travaux en commission sur le Pacte
entre générations.
04.03 Benoît Drèze (cdH): Ik
geloof dat er een specifieke
brugpensioenregeling voor
bedrijven die een herstructurering
doormaken, moet worden
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
Je reste convaincu que l'idée que j'avance est intéressante pour les
années à venir. J'espère y revenir dans les prochaines semaines au
sein de cette commission par le biais d'une proposition de loi que je
compte déposer demain. Elle développera des arguments
complémentaires et plus détaillés.

Je suis d'accord sur le fait qu'un dispositif spécifique de régime de
prépension dans le cadre d'entreprises en restructuration doit être
maintenu. Chaque fois qu'une entreprise importante, largement
bénéficiaire, procède à un plan social ambitieux, tout le monde est
choqué. Je suis convaincu que, pour le futur, la culture d'entreprise
doit être modifiée.

Lorsqu'il s'agit d'entreprises qui ont une marge bénéficiaire réduite, on
peut craindre des licenciements secs mais pour des entreprises
florissantes, il faut se diriger vers une culture d'entreprise qui, au lieu
de faire un gain à court terme car les prépensions sont subsidiées ­
et il y a donc là un caractère artificiel ­, s'appuierait, au contraire, sur
les capacités du personnel expérimenté pour innover et améliorer
encore la capacité de croissance de ces entreprises.

Enfin, nous espérons que les partenaires sociaux rendront leur avis
sur le Pacte entre générations avant la fin mars. Mais il semble que
cet avis concernera uniquement la disposition 30 du Pacte, à savoir
que, pour le calcul, on ne prend en considération que les travailleurs
ayant plus de deux ans d'ancienneté.

Je doute, à moins de faire pression de mon côté et du vôtre, que la
réflexion soit étendue. J'insiste donc pour que la réflexion que j'amène
sur la table, et qui a bon écho lorsque j'en parle autour de moi, soit
ajoutée à la discussion avec les partenaires sociaux car après, il sera
trop tard. Je ne pense pas que vous allez rouvrir un grand chantier
avec les partenaires sociaux dans le courant du deuxième semestre
2006. Pourtant, la politique d'emploi reste éminemment d'actualité
quand on voit les chiffres, notamment ceux qui ont été avancés par
"De Tijd" dans un article du 30 décembre 2005.
behouden, om naakte ontslagen te
voorkomen. Schokkend is echter
dat bedrijven die winst maken,
sociale plannen uitwerken. De
bedrijfscultuur moet veranderen. Ik
hoop dat de sociale partners met
mijn overweging rekening houden
in hun advies over het
Generatiepact dat ze eind maart
zullen uitbrengen. Afgaande op de
cijfers in "De Tijd" moet men wel
vaststellen dat het
werkgelegenheidsbeleid een
brandend actueel issue blijft.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Werk over "het Federaal Actieplan
voor de Reductie van Arbeidsongevallen" (nr. 9572)
05 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de l'Emploi sur "le Plan d'Action fédéral pour
la Réduction des Accidents du travail" (n° 9572)
05.01 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, mijn excuses voor de vertraging. Ik kom echter
van ver en het slechte weer bemoeilijkt het rijden.

Mijn vraag betreft het Federaal actieplan voor de Reductie van
Arbeidsongevallen, dat in maart 2004 werd goedgekeurd. Mijnheer de
minister, kunt u mij een stand van zaken geven op dit vlak? Er werd
aangekondigd dat vanaf 1 januari 2006 een eenmalige elektronische
ongevalaangifte mogelijk zou zijn voor de bedrijven. Werd dat
gerealiseerd en werd de datum van 1 januari gehaald? Kan men
vandaag arbeidsongevallen elektronisch aangeven?

Is de Farao-meter, die het aantal en de aard van de
05.01 Sabien Lahaye-Battheu
(VLD): Le Plan d'Action fédéral
pour la Réduction des Accidents
du travail a été approuvé en mars
2004. Qu'en est-il de ce plan?
Peut-on, comme il a été annoncé,
introduire depuis le 1
er
janvier une
déclaration unique d'accident de
travail par la voie électronique? Le
pharaomètre, qui doit permettre de
dresser un état des lieux des
accidents de travail, est-il déjà
opérationnel? A-t-on recruté
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
arbeidsongevallen en preventie-inspanningen in kaart brengt, intussen
uitgewerkt? Kunt u voor het jaar 2005 al resultaten geven op basis
van die meter?

In het kader van de problematiek werd ook aangekondigd dat veertien
bijkomende inspecteurs zouden worden aangeworven. Is dat
gerealiseerd? Wat hebben die inspecteurs vorig jaar eventueel
aangebracht op het vlak van het uitschrijven van boetes?

Een laatste vraag betreft de aankondiging van de overheid samen te
zullen zitten met de verzekeraars van arbeidsongevallen om te
werken aan variabele premies. Bedrijven die werken aan preventie,
zouden, met andere woorden, worden beloond met lagere premies en
andere bedrijven zouden hogere premies moeten betalen. Hoever
staat het hiermee?
quatorze inspecteurs
supplémentaires? Combien
d'amendes ont-ils déjà infligées?
Les autorités se sont-elles déjà
concertées avec le secteur des
assurances à propos d'une
réduction des primes pour les
entreprises qui s'attellent à la
prévention?
05.02 Minister Peter Vanvelthoven: Collega, wat uw eerste vraag
betreft, kan ik u meedelen dat, zoals gepland, de eenmalige
elektronische aangifte vanaf 1 januari inderdaad mogelijk is. De
elektronische aangifte was reeds mogelijk vanaf 2003.

Het volgende werd op 1 januari gewijzigd. Voor sommige ernstige
arbeidsongevallen moet onmiddellijk aangifte worden gedaan bij de
Arbeidsinspectie, dienst Toezicht Welzijn op het Werk. De werkgever
kan die melding voortaan doen via dezelfde elektronische aangifte
waarmee hij een arbeidsongeval aan de verzekeraar meldt.

De info komt geselecteerd als vanzelf terecht waar ze thuishoort, bij
de wetsverzekeraar Arbeidsongevallen, bij het Fonds voor
Arbeidsongevallen en bij de Inspectie. Het programma is een
onderdeel van het programma aangifte sociaal risico en verloopt via
het portaal van de Sociale Zekerheid. Voor werkgevers die de
aangifte aan de Inspectie toch telefonisch of per fax wensen te doen,
bestaat een afzonderlijke rubriek binnen het programma dat hen aan
de hand van de eenvoudige beschrijving van de gebeurtenissen - dat
gebeurt door het aanklikken van keuzemogelijkheden - toelaat na te
gaan of er al of niet onmiddellijke aangifte aan de inspectie dient te
gebeuren.

Ook wordt de werkgever door het programma automatisch ingelicht of
het ongeval al of niet aanleiding moet geven tot een bijzonder
onderzoek, waarvan een verslag moet worden overgemaakt aan de
inspectie binnen de tien dagen.

Alle verplichtingen die een werkgever heeft inzake de aangifte van
een arbeidsongeval, kunnen dus heel eenvoudig en volledig
elektronisch gebeuren vanaf 1 januari. Het staat de werkgever echter
nog steeds vrij dat schriftelijk te doen, indien hij dat verkiest. In de
praktijk werd tot eind vorig jaar slechts 6% van alle arbeidsongevallen
elektronisch aangegeven.

Om de elektronische aangifte van sociale risico's te bevorderen, zijn
er rondreizende infocampagnes aan de gang voor werkgevers en hun
vertegenwoordigers, georganiseerd door de RSZ en de
Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

Ik kom dan bij uw tweede vraag. Een Farao-meter Arbeidsongevallen
is een cijfermatige opvolging van ernstige ongevallen, of een bepaald
05.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: Depuis le 1
er
janvier, une
déclaration d'accident unique peut
être introduite par la voie
électronique. Grâce à la
déclaration unique, les
informations sont transmises avec
une notification unique à
l'ensemble des parties qui doivent
recevoir cette notification. La
déclaration électronique ordinaire
était déjà possible depuis 2003.

Les employeurs qui souhaitent
néanmoins transmettre la
déclaration par téléphone ou par
fax le peuvent. Le programme leur
permet de vérifier s'il y a lieu
d'adresser directement une
déclaration à l'inspection et si une
enquête spéciale doit être menée
ensuite. Dans la pratique, 6%
seulement de l'ensemble des
accidents de travail avaient fait,
jusqu'à la fin de l'année dernière,
l'objet d'une déclaration
électronique. Nous nous efforçons
de promouvoir ce type de
déclaration par le biais de
campagnes d'information.

Avec le pharaomètre "Accidents
du travail", nous voulons évaluer
les efforts d'un secteur en matière
de prévention sur la base de
l'évolution du nombre d'accidents
du travail survenus dans ce
secteur. Comme ce suivi doit
pouvoir être assuré rapidement,
nous avons ramené à quelques
jours le délai dans lequel les
données relatives aux accidents
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
type van ernstige ongevallen, in de tijd. De bedoeling van deze
faraometer is de resultaten van preventie-inspanningen in een
bepaalde sector of subsector te beoordelen aan de hand van de
evolutie en de frequentie van die ongevallen. Om die reden moet men
de evolutie snel kunnen opvolgen. Om dit mogelijk te maken diende
de tijdspanne binnen dewelke de arbeidsongevallen die aan de
wetsverzekeraars worden aangegeven en in de gegevensbank van
het Fonds voor Arbeidsongevallen terechtkomen, te worden
teruggebracht van drie maanden tot enkele dagen. Dat is nu
gerealiseerd. Binnen enkele dagen is het datawarehouse van het
Fonds bijgewerkt.

Ook moet de inspectie die de Farao-meters kan uitwerken, toegang
hebben tot het datawarehouse van het Fonds voor Arbeidsongevallen.
Over een viertal weken moet dit geregeld zijn. De Farao-meter
Arbeidsongevallen kan dus vanaf midden februari worden uitgewerkt
door de Welzijnsinspectie.

De andere Farao-meter is die van Preventie. Hier dienden de
inspectiediensten een aanpassingen door te voeren van het
bestaande meetinstrument zodat bedrijven aan de hand van de
Farao-meter hun eigen preventie-inspanningen kunnen evalueren. Dit
bevindt zich momenteel in de fase van een aantal proefprojecten. Het
is onduidelijk wanneer dit helemaal zal geregeld zijn.

Ik kom dan bij uw derde vraag. Een deel van de bijkomende
inspecteurs werd aangeworven. Van de vijf geplande bijkomende
artsen kwam er slechts één in dienst. Van de twee burgerlijke
ingenieurs is er nog niemand in dienst. De drie industriële ingenieurs
en twee psychologen werden aangeworven. Twee contractuele
licentiaten scheikunde werden statutair. Er dienen dus nog twee
contractuele licentiaten bij te komen.

Voor de artsen is er blijkbaar een schaarste op de markt. Er worden
verdere inspanningen gedaan om deze aan te werven. Voor de twee
burgerlijke ingenieurs wachten we op de tweede selectieproef.
Ondanks de reeds gedane, bijkomende aanwervingen is het totale
aantal inspecteurs niet vermeerderd. De reden is dat we werden en
wellicht de twee komende jaren nog zullen worden geconfronteerd
met een golf van pensioneringen van inspecteurs. Het betreft vooral
medewerkers van de voormalige Technische Arbeidsinspectie, die
ongeveer gelijktijdig in dienst zijn gekomen, na de brand van de
Innovation in de Brusselse Nieuwstraat in 1967. Er worden
inspanningen gedaan om tijdig nieuwe mensen in dienst te nemen
zodat zij ook nog van de ervaring van degenen die op rust gaan,
kunnen leren. In elk geval moeten wij na de golf van pensioneringen
uitkomen op een totaal aantal dat de optelsom is van het aantal
inspecteurs dat in dienst was op het ogenblik dat besloten werd
bijkomende inspecteurs aan te werven en deze veertien bijkomende
inspecteurs.

Wat het aantal boetes betreft, kan ik het volgende meedelen. De
Inspectie Toezicht Welzijn op het Werk maakte in 2005 in totaal 206
pro justitia's. Het is te vroeg om te zeggen hoeveel vervolgingen en
veroordelingen deze pro justitia's hebben opgeleverd, tot hoeveel
doorzendingen door de arbeidsauditeurs naar de FOD WASO voor
administratieve boeten en tot hoeveel boetes dit uiteindelijk heeft
geleid.
du travail doivent être saisies dans
la banque de données du Fonds
des accidents du travail. Dans
quelques jours, nous aurons
achevé l'actualisation de cette
banque de données. Et dans
quatre semaines, l'inspection y
aura accès de sorte qu'elle sera
en mesure de développer ce
pharaomètre à partir de la mi-
février.

S'agissant du pharaomètre
"Prévention", l'instrument de
mesure existant doit être adapté.
Quelques projets pilotes sont en
cours mais nous ne savons pas
très bien quand nous pourrons
commencer à l'utiliser.

Sur les cinq médecins
supplémentaires, un seul est entré
en service. Deux ingénieurs civils
devaient être recrutés mais ils ne
l'ont pas encore été. Trois
ingénieurs industriels et deux
psychologues ont été embauchés.
Deux licenciés contractuels sont
devenus statutaires. Il nous reste
donc à engager deux licenciés
contractuels. Apparemment, les
médecins sont une denrée rare.
Quant aux ingénieurs civils, ils
sont dans l'attente de la deuxième
épreuve de sélection.

En raison du départ à la retraite
d'inspecteurs âgés, le nombre
d'inspecteurs n'a pas encore
augmenté. Nous nous efforçons
de recruter à temps de nouveaux
membres du personnel de façon à
leur permettre de tirer profit de
l'expérience acquise par les
anciens. Nous avons toujours
l'intention d'embaucher in fine
quatorze inspecteurs
supplémentaires.

En 2005, l'inspection Contrôle du
bien-être au travail a dressé 206
procès-verbaux. Il est encore trop
tôt pour dire sur quoi
déboucheront en définitive ces
procès-verbaux.

Pour ce qui est de la concertation
avec le secteur des assurances,
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14

Wat uw laatste vraag betreft, kan ik u zeggen dat er een wetsvoorstel
voor advies is voorgelegd aan het beheerscomité van het Fonds voor
Arbeidsongevallen, waarin werkgevers, werknemers en verzekeraars
vertegenwoordigd zijn. Het beheerscomité heeft reeds enkele
vergaderingen overlegd over het voorstel. Ik hoop en verwacht dat het
beheerscomité zich hierover finaal zal uitspreken op zijn
eerstvolgende vergadering volgende week maandag. Het ligt in mijn
bedoeling om het ontwerp vervolgens aan de Ministerraad voor te
leggen en het na advies van de Raad van State in te dienen bij het
Parlement.

Over het ontwerp kan ik alvast zeggen dat het geen variabele
premiezetting is voor kleine bedrijven, zoals dat wel bestaat voor grote
bedrijven, maar dat het een kader schept dat moet toelaten om de
bedrijven die ten koste van de veiligheid opdrachten binnenhalen,
zwaar aan te pakken. Zoals u terecht stelt, zijn zij het immers die zich
op die manier een concurrentievoordeel toe-eigenen. Daarnaast
dreigen zij andere bedrijven uit dezelfde sector mee te slepen in een
negatieve spiraal naar minder veiligheid. Mijn voorstel gaat ervan uit
dat in de eerste plaats de zogenaamde "cowboybedrijven" moeten
aangepakt worden. Ik hoop u daarover zeer binnenkort meer te
kunnen vertellen.
j'ai soumis un projet de loi à l'avis
du comité de gestion du Fonds
des accidents du travail dont
j'espère qu'il se prononcera
définitivement la semaine
prochaine. Ensuite, je soumettrai
le projet au Conseil des ministres
et au Conseil d'État.

Le projet de loi permettrait de
prendre des mesures à l'encontre
des entreprises dont le
comportement laisse à désirer et
qui cherchent à obtenir des
commandes, même au détriment
de la sécurité de leurs travailleurs.
J'espère pouvoir fournir sous peu
de plus amples informations au
Parlement.
05.03 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Dank u, mijnheer de minister,
voor uw uitvoerig antwoord op mijn verschillende deelvragen. Ik stel
gewoon vast dat er nog werk aan de winkel is om de aangekondigde
maatregelen te realiseren.
05.03 Sabien Lahaye-Battheu
(VLD): Il reste du pain sur la
planche.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Werk over "de instellingen
opgericht door de wet van 3 mei 2003 die de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude tot doel
hebben" (nr. 9573)
06 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de l'Emploi sur "les institutions créées par la
loi du 3 mai 2003 qui ont pour objet la lutte contre le travail au noir et la fraude sociale" (n° 9573)
06.01 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Ik wil even teruggrijpen naar
de bespreking naar aanleiding van de begroting van eind vorig jaar. In
uw betoog hebt u dan onder andere verwezen naar het operationeel
worden van de Federale Raad voor de Strijd tegen Illegale Arbeid en
Sociale Fraude en het federaal coördinatiecentrum, die opgericht zijn
in 2003 en volgens u een belangrijke stap zijn in de strijd tegen de
sociale fraude.

Intussen werd zowel in de Senaat als in de Kamer door ons een
wetsvoorstel ingediend tot wijziging van artikel 12 van de wet tot
oprichting van die instellingen met het oog op de bestrijding van de
uitkeringsfraude. Daarin wordt voorgesteld om een techniek in te
voeren, waardoor de zogeheten waterproef, de energieproef en de
proef inzake de ingeschreven voertuigen kan worden gedaan om na
te gaan in hoeverre iemand die een uitkering heeft, wel degelijk recht
heeft op die uitkering.

Ik wil u vandaag vragen of u concrete voorstellen van de instellingen,
die intussen al bijna 3 jaar operationeel zijn, kunt voorleggen. Wat
doen zij precies? Wat hebben zij concreet verwezenlijkt?
06.01 Sabien Lahaye-Battheu
(VLD): Le Conseil fédéral de la
lutte contre le travail illégal et la
fraude sociale et le Comité fédéral
de coordination ont été créés en
2003. Depuis lors, nous avons
déposé une proposition de loi
visant à modifier l'article 12 de la
loi qui a débouché sur la création
de ces institutions, dans le but de
lutter contre la fraude en matière
de prestations sociales.

Le ministre peut-il communiquer
les propositions concrètes de ces
deux institutions? Qu'ont-elles déjà
accompli? Quelle est la position du
ministre vis-à-vis de la proposition
de loi en question?
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15

Kunt u ook een korte reactie geven op het wetsvoorstel dat ik heb
toegelicht? Bent u daarvan voorstander of niet?
06.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, voor de
mededeling van concrete resultaten over de werking van de Federale
Raad voor de Strijd tegen de Illegale Arbeid en de Sociale Fraude en
van het federaal coördinatiecomité verwijs ik u naar artikel 7 van de
wet van 5 mei 2003. Volgens artikel 7 zal de voorzitter van de federale
raad hierover verslag uitbrengen en zal het verslag gericht zijn aan de
voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Niettemin kan ik u wel zeggen dat de opdracht van het federaal
coördinatiecomité veeleer ligt in een centrale aansturing van de
controle- en opsporingsactiviteiten dan de uitvoering van concrete
controleopdrachten. Daartoe is het federaal coördinatiecomité
momenteel bezig met de coördinatie van de werkzaamheden van de
inspectiediensten, het verrichten van studies, het verlenen van
bijstand aan de inspectiediensten, het opzetten van gezamenlijke
acties, het leggen van contacten met buitenlandse inspectiediensten,
bijvoorbeeld van Frankrijk, Duitsland, Nederland, Luxemburg, het
Verenigd Koninkrijk, Tsjechië, Estland, Letland en Litouwen. Voorts
stelt het het jaarrapport inzake mensenhandel op en voert het een
beleid inzake de inzameling en de uitwisseling van informatie en in het
bijzonder van geïnformatiseerde inlichtingen.

In datzelfde kader doet het federaal coördinatiecomité met uitvoering
van de begrotingsbeslissingen van oktober 2005 momenteel ook een
studie inzake het misbruik van uitkeringen en de detectie ervan.

Persoonlijk ben ik in ieder geval voorstander van een beter gebruik
van databanken en elektronische gegevens voor de bestrijding van
fraude. In dat verband kan ik u trouwens verwijzen naar de koppeling
van databanken die sinds eind 2004 door de RVA wordt uitgevoerd,
met name tussen de historiek van de betaalde
werkloosheiduitkeringen en Dimona.

Door de RVA werden op basis van die oefening in 2005 circa 25.000
dossiers aan een grondig onderzoek onderworpen, waarbij in circa
4.500 dossiers, namelijk 18,4%, een niet toegelaten cumul werd
vastgesteld. Op 31 december kon de opbrengst van die operatie op
9.743.837 euro ingeschat worden.

In oktober 2005 werden er opnieuw meer dan 26.000 dossiers
geselecteerd voor een grondiger onderzoek.

Ik wens niettemin uw aandacht te vestigen op het volgende. De
koppeling van databanken kan enkel mits de naleving van het
zogenaamde proportionaliteitsbeginsel, wat betekent dat de gebruikte
middelen in evenwicht moeten staan met het te bereiken doel en na
machtiging van het bevoegde sectoraal comité. Het is nooit de
bedoeling geweest dat het federaal coördinatiecomité zich in de plaats
zou stellen van of zich zou bezighouden met het opzetten van
databanken of de uitoefening van controleactiviteiten die tot de
bevoegdheid van de verschillende sociale zekerheidsinstellingen en/of
inspectiediensten behoren. Het federaal coördinatiecomité heeft daar
niet de mankracht of de middelen voor.
06.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: Conformément à l'article
7 de la loi du 5 mai 2003, le
président du Conseil fédéral de
lutte contre le travail illégal et la
fraude sociale fera rapport au
président de la Chambre sur les
résultats concrets obtenus par le
Conseil et le Comité de
coordination.

La mission du Centre de
coordination réside davantage
dans la direction centrale des
activités de contrôle et de
recherche que dans l'exécution de
missions de contrôle concrètes.
Pour l'instant, le Centre de
coordination s'occupe des tâches
suivantes: la coordination des
services d'inspection et l'appui à
ces services, la réalisation
d'études, l'élaboration d'actions
communes, l'établissement de
contacts avec l'étranger, la
rédaction du rapport annuel sur la
traite des êtres humains et
l'échange d'informations et de
données informatisées.

En application des décisions
budgétaires de 2005, une étude
est également menée en ce qui
concerne les recours abusifs aux
allocations.

Pour améliorer la lutte anti-fraude,
les bases de données de l'ONEM
sur l'évolution des allocations de
chômage ont été rattachées à
DIMONA. L'ONEM a examiné
25.000 dossiers en 2005 et a
constaté 4.500 cas de cumul non
autorisé. Cette opération a
rapporté 9.743.837 euros. En
octobre, 26.000 dossiers
supplémentaires ont été
sélectionnés pour examen.

Des bases de données ne peuvent
être reliées que dans le respect du
principe de proportionnalité et
avec l'autorisation du comité
sectoriel. Le Comité fédéral de
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
Voor de koppeling van databanken door sociale
zekerheidsinstellingen is mijn inziens geen wetswijziging nodig. Mits
naleving van het proportionaliteitsbeginsel en mits machtiging kunnen
thans reeds de nodige databanken worden gekoppeld en is
confrontatie mogelijk met het oog op de bestrijding van fraude. Ik
verwijs in dat verband naar de respectievelijke bevoegde ministers.

De studie van het federaal coördinatiecomité over uitkeringsfraude
zou moeten uitwijzen of er wijzigingen of bijkomende maatregelen
nodig zijn.
coordination n'a donc pas pour
mission de développer des bases
de données ou d'exercer des
activités de contrôle.

Aucune modification de la loi n'est
requise pour relier les bases de
données des organismes de
sécurité sociale.

L'étude du Comité fédéral de
coordination montrera si des
modifications ou des mesures
supplémentaires sont nécessaires.
06.03 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de minister, ik heb
niet meteen een repliek, maar wel nog een vraag in verband met
artikel 7, waarnaar u verwijst. U zegt dat er jaarlijks verslag
uitgebracht moet worden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Is er zo'n verslag, of kan dat verslag ons bezorgd worden?
06.03 Sabien Lahaye-Battheu
(VLD): Pourrions-nous obtenir un
exemplaire du rapport adressé par
le président du Conseil au
président de la Chambre?
De voorzitter: Ik zal namens de commissie de vraag stellen aan de
voorzitter van de Kamer of er sporen te ontdekken zijn van zo'n
verslag. Als het verslag er is, dan zal ik het onmiddellijk laten
doorsturen aan de commissieleden.
Le président: Je demanderai au
président de la Chambre s'il existe
un tel rapport et, le cas échéant, je
le ferai transmettre aux membres
de la commission.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "l'instauration de quotas d'embauche pour
les allochtones" (n° 9762)
07 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "het instellen van
aanwervingsquota voor allochtonen" (nr. 9762)
07.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, vous avez
récemment émis la proposition d'instaurer un quota d'embauche de
personnes d'origine étrangère dans les entreprises. Cette idée
semble faire surface régulièrement par l'entremise de responsables
de votre parti. Certains partenaires sociaux et mandataires politiques
de la majorité comme de l'opposition ont manifesté à chaque fois ­
jeudi passé encore en séance plénière ­ leur opposition ou leur
scepticisme, en tout cas leur manque d'enthousiasme. Cela ne vous
empêche pas de persister: je vous ai vu tout le week-end en boucle
sur la chaîne francophone Canal Z, où vous plaidiez avec beaucoup
de conviction. D'autres ministres font de même, comme Mme
Onkelinx. J'y reviendrai dans la question suivante.

Ne pensez-vous pas que ce genre de mesures risque de stigmatiser
les membres de ce groupe? Que pensez-vous des autres politiques
incitatives visant à l'intégration des allochtones, par exemple le
Rosetta "immigrés" lancé par Mme Onkelinx ou les tests de situation
qui semblent pas mal encombrer M. Dupont? Quelle place réservez-
vous à ces autres dispositifs? Votre récente déclaration est-elle le fruit
d'une décision du gouvernement? Pourquoi cette initiative enterrée
précédemment refait-elle surface aujourd'hui? Disposez-vous
d'éléments nouveaux susceptibles de modifier l'opinion quant à cette
mesure? Enfin, comment et quand comptez-vous la concrétiser?
07.01 Benoît Drèze (cdH):
Onlangs stelde u voor om een
tewerkstellingsquotum voor
allochtonen in de Belgische
bedrijven in te voeren. Sommige
sociale partners en politieke
mandatarissen, zowel van de
meerderheid als van de oppositie,
reageren evenwel sceptisch op dat
voorstel.

Zal dit soort maatregelen deze
bevolkingsgroep niet
stigmatiseren? Hoe beoordeelt u
de overige stimulerende
beleidsmaatregelen om de
integratie van allochtonen te
bevorderen? Werd uw recente
verklaring door een
regeringsbeslissing ingegeven?
Hoe en wanneer zal u uw
voornemen concreet vorm geven?
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
07.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président, cher
collègue, il est extrêmement regrettable de devoir assister
actuellement à une guerre des tranchées au sujet de la possible
instauration de quotas pour l'engagement d'allochtones. Je souhaite
un débat plus large sur la politique de l'emploi tant à l'égard des
jeunes et des allochtones qu'à l'égard des travailleurs issus des
nouveaux États membres.

En effet, pour 2006, j'ai fixé trois priorités. La première: m'attaquer au
chômage des jeunes; la deuxième: accorder une attention particulière
à l'emploi des allochtones; la troisième: mener la discussion relative à
l'ouverture des frontières pour les travailleurs originaires des dix
nouveaux États membres de l'Union européenne. Le Pacte entre les
générations comprend de nombreuses mesures visant à mettre les
jeunes au travail. En l'occurrence, il s'agit surtout de jeunes peu
qualifiés et presque par définition de jeunes allochtones.

Une fois encore, je veux être très clair: le dernier pas vers des quotas
d'emploi pour les allochtones dépend fortement d'une série de
conditions importantes. Pour moi, les quotas ne constituent une
option que dans la mesure où les trois démarches suivantes ne
parviennent pas à mettre fin à la représentation excessive des
allochtones dans le chômage.

La première démarche est la suivante: nous devons dresser un état
des lieux du problème. Deuxièmement, nous devons examiner
comment atteindre les allochtones en tant que groupe cible. Nous
devons nous accorder concrètement sur la définition du concept
"allochtone". En effet, il existe de nombreux cas d'allochtones de
nationalité belge qui ne sont toujours pas acceptés sur le marché du
travail. Troisièmement, nous allons devoir prendre des mesures
concrètes visant à encourager l'embauche d'allochtones.

Il s'agit maintenant d'entreprendre ces trois démarches. Pour chacune
de ces étapes, j'ai en outre l'intention d'impliquer les organisations
d'entraide allochtones, les milieux scientifiques et d'autres acteurs
pertinents.

En effet, la discussion sur les quotas ne peut occulter les faits. Le
chômage parmi les allochtones atteint un niveau inacceptable. Depuis
des années déjà, nous menons une politique incitative visant à
intégrer davantage d'allochtones dans le circuit du travail et à
favoriser la diversité dans les entreprises.

Les chiffres les plus récents sont toutefois éloquents. Le taux de
chômage parmi les allochtones ayant la nationalité d'un pays hors
Union européenne s'élevait à 31,4% au deuxième trimestre 2005.
Chez les allochtones ayant la nationalité d'un pays de l'Union
européenne, ce pourcentage était de 9% et chez les autochtones de
7,4%.

Voici des chiffres choquants qui ne peuvent que nous interpeller.

Ces chiffres concernent d'ailleurs les allochtones qui sont
effectivement demandeurs d'emploi, mais seule une minorité d'entre
eux bénéficie d'une allocation de chômage. La majorité des
demandeurs d'emploi allochtones ne reçoivent donc pas de telles
07.02
Minister
Peter
Vanvelthoven: Voor 2006 heb ik
drie prioriteiten vastgelegd. De
eerste bestaat erin de
jeugdwerkloosheid aan te pakken;
de tweede strekt ertoe bijzondere
aandacht te besteden aan de
tewerkstelling van allochtonen; de
derde betreft het debat over de
openstelling van de grenzen voor
werknemers uit de tien nieuwe
lidstaten van de Europese Unie.

Het Generatiepact bevat talrijke
maatregelen om jongeren een
baan te bezorgen. Vaak gaat het
om laaggeschoolden, en dus, bijna
per definitie, om jonge
allochtonen.

Niettemin vallen de
tewerkstellingsquota slechts te
overwegen indien de drie volgende
maatregelen ons niet toelaten om
het buitengewoon hoge aantal
allochtonen in de werkloze
bevolking terug te dringen. Eerst
en vooral moet een stand van
zaken worden opgemaakt.
Vervolgens moeten we nadenken
over de manier waarop we de
allochtonen als doelgroep kunnen
aanspreken. We moeten het dus
concreet eens worden over de
invulling die we aan het begrip
"allochtoon" geven.

Ten slotte zullen wij maatregelen
moeten nemen om de
indienstneming van allochtonen te
bevorderen.

Ik wil de migrantenorganisaties,
wetenschappers en andere
actoren bij elk van die stappen
betrekken.

De werkloosheid bij allochtonen is
onaanvaardbaar hoog.

De cijfers hebben met name
betrekking op de allochtonen die
effectief werkzoekend zijn, maar
enkel een minderheid onder hen
ontvangt een werkloosheids-
uitkering.
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
allocations.

Je suis partisan de mesures de stimulation susceptibles de remédier
à cette problématique. Je veux unir les efforts, m'attaquer au
problème et surtout aboutir à des résultats. S'il s'avère, après un
certain temps, que cette approche ne produit aucun résultat, nous
devrons examiner en toute honnêteté si nous ne devons pas prendre
des mesures contraignantes.
Ik ben voorstander van
stimulerende maatregelen dank zij
welke dat probleem kan worden
verholpen. Als blijkt dat die aanpak
geen enkel resultaat oplevert, dan
zullen wij de mogelijkheid moeten
onderzoeken om dwingende
maatregelen te nemen.
07.03 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, tout d'abord, je vous
félicite pour vos trois objectifs pour 2006. Je les partage entièrement.
Je suis heureux d'entendre que vous ne voulez pas stigmatiser le
débat et que vous êtes en faveur d'une discussion qui s'inscrit au-delà
de la simple instauration de quotas.

Cela étant, je suis quand même frustré de constater que vos trois
démarches se résument en fait à une démarche concrète, puisque les
deux premières ne sont qu'un état des lieux et une définition. On
aurait pu espérer, étant donné l'intérêt de votre parti pour cette
discussion, que ces deux premières démarches soient déjà
effectuées depuis un certain temps. Quant aux mesures concrètes,
nous restons sur notre faim, puisque vous les évoquez sans pour
autant dévoiler vos idées personnelles, si ce n'est le bâton à la fin. En
effet, j'entends que les quotas constituent en quelque sorte une
menace que vous espérez ne pas devoir mettre à exécution.

Je vais vous livrer une réflexion que j'ai déjà soumise à Mme Van den
Bossche et à plusieurs reprises à M. Dupont, notamment lorsque la
discussion sur les tests de situation revient systématiquement sur la
table. Vous parliez d'acteurs pertinents. Je vous invite, lorsque vous
convoquerez une table ronde réunissant différents acteurs pertinents,
à y associer des acteurs d'économie sociale.

Personnellement, je possède des entreprises d'économie sociale. Les
personnes d'origine étrangère y sont majoritairement représentées:
70% parmi les hommes et près de 90% parmi les femmes. Nous
arrivons à des résultats d'insertion très importants sur le marché de
l'emploi et quelle que soit l'origine des travailleurs, ce avec un
instrument très simple qui ne coûte rien si ce n'est la mise en oeuvre:
l'organisation de stages de courte durée. En effet, lorsqu'on propose à
un employeur, dans le cadre d'une démarche de coaching, une
personne qui a été formée, qui possède une qualification, mais qui est
d'origine étrangère, cet employeur émet presque toujours des
réserves.

Lorsqu'on propose un stage de courte durée, parfois même gratuit, en
disant "Essayez, vous verrez bien!", il s'avère que, dans la grande
majorité des cas, ce stage se termine positivement par une
embauche. Il ne s'agit donc pas d'une mesure contraignante mais
positive et souple. Cette démarche me paraît plus pertinente que des
menaces, des sanctions, voire des tests de situation qui, selon moi,
sont très difficiles à accepter.

Monsieur le ministre, je vous invite à réfléchir à cette logique de
stage. Je sais que nous devons nous accorder avec les entités
fédérées mais je vous incite à passer outre cette difficulté car cela
vaut la peine en termes de résultat.
07.03 Benoît Drèze (cdH): Ik sta
volledig achter uw drie
doelstellingen voor 2006.

Enkel de laatstgenoemde
demarche kan in praktijk worden
gebracht, want de eerste twee
behelzen louter een stand van
zaken en een definitie. U maakt
gewag van concrete maatregelen
zonder uw eigen ideeën ter zake
bekend te maken; u zegt enkel dat
een quotaregeling een soort van
dreigingsmiddel is en dat u hoopt
dat u zo'n systeem nooit zal
moeten opleggen.

Voorts zou u de sector van de
sociale economie moeten
betrekken bij de
rondetafelgesprekken met de
desbetreffende actoren.

De meeste personen die in die
sector werkzaam zijn, zijn
personen van buitenlandse
oorsprong. Men kan er niet
omheen dat men via een
instrument dat zeer weinig kost,
namelijk de organisatie van stages
van korte duur, zeer goede
resultaten kan boeken op het stuk
van de herinschakeling op de
arbeidsmarkt.

In de meeste gevallen verlopen de
korte stages gunstig en wordt de
betrokkene bij afloop in dienst
genomen. Die positieve en
soepele benadering lijkt me dus
eerder aangewezen dan het uiten
van bedreigingen, het zwaaien met
straffen of zelfs het opleggen van
praktijktests.

We mogen uiteraard niet vergeten
dat de deelstaten hierover ook hun
zeg hebben, maar die stagepiste
verdient ook onze aandacht.
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "les défis auxquels est confrontée la
négociation sociale" (n° 9763)
08 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "de uitdagingen waarmee het
sociaal overleg wordt geconfronteerd" (nr. 9763)
08.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le
ministre, le chef du gouvernement s'est exprimé la semaine dernière
sur des sujets importants de notre concertation sociale, en particulier
sur le problème de la modération salariale.

Il s'est en premier lieu prononcé pour poursuivre la logique entamée
dans le cadre du Pacte de solidarité entre les générations, car il faut,
selon lui, "battre le fer tant qu'il est chaud".

Par ailleurs, le premier ministre a annoncé qu'un consensus était en
passe de se concrétiser au sein du gouvernement pour favoriser les
accords "all in" relatifs à l'évolution des salaires, ce qui permettrait de
tenir compte de manière plus automatique d'une accélération de
l'inflation.

Monsieur le ministre, pourriez-vous nous dire s'il existe une volonté
commune au sein du gouvernement pour introduire de telles réformes
poursuivant la logique du pacte. Le cas échéant, dans quel sens et
avec quel agenda?

Etes-vous favorable à la généralisation d'une norme salariale "all in"?
Y a-t-il un consensus sur ce point au sein du gouvernement?
Jusqu'où cette décision rencontrerait-elle le problème de dérapage
salarial observé aujourd'hui pour la période 2005-2006? Le
gouvernement envisage-t-il de s'impliquer pour faciliter la négociation
sociale dans ce dossier? Si oui, de quelle manière?

En outre, plusieurs points relatifs au pacte doivent encore être
précisés entre les partenaires sociaux, notamment en matière de
restructurations ou de métiers lourds. Dans quel délai pensez-vous
que ces négociations pourront aboutir?
08.01 Benoît Drèze (cdH): De
premier wil de lijn van het
Generatiepact verder doortrekken,
onder meer op het stuk van de
loonmatiging.

Naar verluidt zou een consensus
over een pleidooi voor all in-
akkoorden met betrekking tot de
evolutie van de lonen binnen
handbereik liggen in de regering.
Op die manier kan een versnelling
van de inflatie op een meer
automatische manier worden
opgevangen.

Is de regering het eens over
dergelijke hervormingen die in de
lijn van het pact liggen? Zo ja,
welke richting wil men daarmee uit
gaan, en met welke agenda?

Is u voorstander van een
algemene all in-loonnorm? Bestaat
er hierover een consensus binnen
de regering? Zal de regering mee
haar schouders onder de sociale
onderhandelingen in dit dossier
zetten? Zo ja, hoe?

Voorts moeten er bij de sociale
partners nog een aantal punten
worden uitgeklaard met betrekking
tot het Generatiepact, onder meer
inzake de herstructureringen en de
zware beroepen. Binnen welke
termijn kunnen die
onderhandelingen volgens u rond
zijn?
08.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président,
monsieur Drèze, il est exact que plusieurs questions importantes
prévues dans le Pacte de solidarité entre les générations doivent
encore être réglées. Parmi elles, nous trouvons la question des
journées assimilées et celle relative aux métiers lourds.

Il a été convenu dans le pacte que les partenaires sociaux recevraient
toutes les possibilités de formuler eux-mêmes une réponse à ces
questions. Il me semble dès lors tout à fait cohérent de leur laisser le
08.02
Minister
Peter
Vanvelthoven: Dankzij het
Generatiepact kunnen de sociale
partners zelf een antwoord
formuleren op de vragen met
betrekking tot de gelijkgestelde
dagen en de zware beroepen, en
met betrekking tot de all in-
akkoorden. Zij moeten nu de tijd
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
temps pour ce faire et de ne pas anticiper sur des résultats finals.

Enfin, ce qui précède vaut également pour votre question relative aux
accords "all in". Les partenaires sociaux se rencontrent demain afin
de formuler une réponse au rapport du Conseil central de l'économie.

Il ressort du rapport que, cette année et l'année prochaine, les
salaires belges augmenteront à un rythme supérieur de 2,1% au
maximum par rapport aux salaires allemands, français et néerlandais.
Il en ressort toutefois aussi que les investissements réalisés par les
entreprises belges dans la formation n'atteignent pas la norme
convenue de 1,9% et que les investissements en matière
d'innovations diminuent.

Je compte sur les partenaires pour convenir d'une réponse adéquate
à ces constatations. Je trouve en tout cas qu'il convient de leur
donner l'occasion et le temps pour ce faire. Ce n'est qu'en cas
d'échec que le gouvernement doit se poser la question de savoir ce
qu'il y a lieu de faire. Ce que je veux dire, c'est que personne au
gouvernement ne demande une adaptation du mécanisme
d'indexation. Peut-être qu'une approche "all in" constitue la solution
indiquée, à condition toutefois de respecter ce mécanisme.

Attendons néanmoins encore quelque temps avant d'adopter un point
de vue gouvernemental à ce sujet.
krijgen om daarover te praten, en
we mogen niet vooruitlopen op de
uitkomst van de besprekingen.

De sociale partners komen
overigens morgen al bijeen om
een reactie te formuleren op het
rapport van de Centrale Raad voor
het Bedrijfsleven.

Volgens de vooruitzichten in dat
rapport zullen de lonen in ons land
de komende twee jaar maximaal
2,1 procent sneller stijgen dan de
lonen in Duitsland, Frankrijk en
Nederland. Uit dat rapport blijkt
echter ook dat de Belgische
bedrijven de afgesproken norm
van 1,9 procent voor investeringen
in opleidingen niet zullen halen, en
dat de investeringen in innovatie
teruglopen.

Ik reken op de sociale partners om
die bevindingen op de gepaste
manier te counteren.

Tot nu toe heeft niemand in de
regering zich uitgesproken voor
een aanpassing van het
indexmechanisme.

Alvorens ter zake een
regeringsstandpunt te bepalen,
moeten we toch nog even
wachten.
08.03 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, je me réjouis de
vous entendre dire à plusieurs reprises que vous souhaitez respecter
les partenaires sociaux. Cela nous évitera, à Mme D'hondt et à moi-
même, de vous rappeler qu'ils existent, comme nous avons dû le faire
avec Mme Van den Bossche, qui a commis certaines maladresses à
leur égard. Vous avez apparemment compris le message plus
rapidement et je m'en réjouis.

Au vu de la réunion de demain, je reviendrai sur cette question dans
les prochains jours. Je tiens néanmoins à souligner que, dans la
presse de ce matin, la FGTB a annoncé d'entrée de jeu être opposée
aux accords "all in". Or, si l'on veut rencontrer le handicap salarial,
cela ne suffit pas.

Une autre piste, sur laquelle la FGTB émet aussi des réserves, a
également été évoquée. Il s'agit d'une réflexion étalée sur la période
2007-2008. Je vous invite donc à réfléchir à ces deux aspects, en vue
de rencontrer à la fois la difficulté du handicap salarial et le souhait
manifestement unanime de maintenir le système d'indexation
automatique. A bientôt pour la suite des événements.
08.03 Benoît Drèze (cdH): Het
verheugt me dat u zich bereid
toont om met de sociale partners
rekening te houden.

Het ABVV is echter geen
voorstander van all in-akkoorden
en maakt voorbehoud bij de
reflectie die over de periode 2007-
2008 zou worden gespreid. Die
twee aspecten zal u dus voor ogen
moeten houden, als u tegelijkertijd
het probleem van de loonhandicap
wil oplossen en aan de schijnbaar
eensgezinde wens om het
systeem van de automatische
indexering te behouden, tegemoet
wil komen.
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "les pièges à l'emploi" (n° 9764)
09 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "de werkloosheidsvallen" (nr. 9764)
09.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le
ministre, c'est à ce sujet-ci que j'ai, comme vous, vu intervenir Mme
Onkelinx sur Canal Z ce week-end. Son propos était très précis; c'est
d'ailleurs ce qui a suscité l'envoi d'une question dimanche soir.

La ministre de la Justice, Laurette Onkelinx, a indiqué aux médias, à
l'issue du Conseil des ministres du 13 janvier, que le gouvernement
avait décidé de lutter contre de multiples situations de pièges à
l'emploi. C'est pour nous une excellente nouvelle, d'autant qu'ainsi
que nous l'avions déjà fait remarquer, ce thème important était
malencontreusement absent du Pacte de solidarité entre les
générations.

Pouvez-vous préciser quelles sont les intentions concrètes du
gouvernement: quelles mesures, quel budget et quel calendrier?

En particulier, une correction du nouveau dispositif de l'allocation de
garantie de revenus serait-elle déjà envisagée?

Enfin, disposez-vous d'une étude pour vous guider dans cette
problématique des pièges à l'emploi?
09.01 Benoît Drèze (cdH): Na
afloop van de ministerraad van 13
januari verklaarde vice-eerste
minister Onkelinx dat de regering
beslist had de strijd tegen de
werkloosheidsvallen op te drijven.
Dat thema kwam in het
Generatiepact niet aan bod.

Hoe ziet het actieplan van de
regering op het stuk van de
maatregelen, de begroting en de
timing eruit?

Zal de nieuwe regelgeving inzake
de inkomensgarantie-uitkering
worden bijgestuurd?

Beschikt u over een studie in
verband met de
werkloosheidsvallen?
09.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président, cher
collègue, à partir du 1
er
janvier 2006, le bonus crédit d'emploi
augmente. Le bonus crédit d'emploi, via la réduction des cotisations
sociales personnelles, est une mesure qui vise à rendre le travail plus
avantageux. Il fait en sorte qu'un travailleur conserve un salaire net
mensuel plus important.

Dès le 1
er
janvier 2006, le bonus crédit d'emploi sera majoré pour
passer de 125 à 140 par mois pour les employés et de 135 à
151,20 pour les ouvriers. Ces montants maximums s'appliquent à
un salaire qui ne dépasse pas le revenu mensuel minimum moyen,
soit 1.234,20 . Le montant du bonus crédit d'emploi diminue de
manière dégressive dans le cas d'un salaire supérieur à 1.234,23
par mois pour arriver à zéro dans le cas d'un salaire mensuel de
1.703,42 . Telle était la situation à la fin de l'année 2005.

A partir du 1
er
janvier 2006, ce plafond salarial est majoré à
2.035,96 , de sorte que plus de travailleurs entreront en ligne de
compte pour cette réduction des cotisations personnelles.

Comme déjà indiqué en réponse à une question très récemment
posée, l'objectif n'est pas encore de modifier la nouvelle
réglementation concernant l'octroi de l'allocation de garantie de
revenu en vigueur depuis le 1
er
juillet 2005. Le nouveau système
encourage en effet les employés à travailler plus d'heures, et ce
contrairement à l'ancien système qui était plus avantageux pour des
personnes engagées sous un contrat de travail comprenant un
horaire limité. L'ancien système d'allocation de garantie de revenu
constituait bien un piège à l'emploi.
09.02
Minister
Peter
Vanvelthoven: Met ingang van 1
januari 2006 werd de werkbonus
opgetrokken. Dankzij de verlaging
van de sociale bijdragen voor de
werknemers houden deze laatsten
een hoger netto maandinkomen
over. Bovendien zullen meer
werknemers voor die maatregel in
aanmerking komen.

Aan de nieuwe regelgeving inzake
de toekenning van de
inkomensgarantie-uitkering die op
1 juli 2005 in werking is getreden,
wordt niet geraakt. Het nieuwe
stelsel zet de mensen immers aan
om meer uren te presteren en stelt
aldus een einde aan de
werkloosheidsval die door het
vroegere stelsel van de
inkomensgarantie-uitkering was
ontstaan.

De Hoge Raad voor de
Werkgelegenheid besteedde in
zijn verslag 2005 heel wat
aandacht aan het probleem van de
werkloosheidsvallen. Dat
document vormt de basis voor
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
Le Conseil supérieur de l'emploi a consacré une importante partie de
son rapport 2005 à cette problématique des pièges à l'emploi. Ce
document constitue la base pour entreprendre des actions concrètes.
concrete maatregelen.
09.03 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le
ministre, pour être franc, votre réponse me déçoit beaucoup.

Je reviendrai d'abord sur le "bonus à l'emploi". Permettez-moi
d'apporter une correction de traduction. Cette erreur m'avait d'ailleurs
conduit à déposer un amendement, approuvé par Mme Van den
Bossche, il y a un an. En effet, la signification des mots "bonus crédit
d'emploi" en français est difficile à saisir.

Il a donc été décidé que ce bonus augmenterait au 1
er
janvier 2006 et
c'est heureux. En effet, Mme D'hondt et moi-même sommes
suffisamment intervenus, au début de l'année passée, au sujet de la
suppression du crédit d'impôt qui avait été insuffisamment
compensée par le bonus à l'emploi version 2005. A l'époque, nous
nous sommes efforcés de démontrer qu'un certain nombre de
travailleurs perdaient de l'argent en 2005. Ainsi, les personnes, qui
passaient du statut de chômeur à celui de travailleur, pouvaient
perdre jusqu'à 45 euros par mois, autrement dit, 540 euros par an.
Toutefois, grâce à l'augmentation à partir du 1
er
janvier 2006, ce
problème est en grande partie réglé.

En ce qui concerne l'allocation de garantie de revenu, vous dites que
l'ancien système était un piège à l'emploi. Ce n'est pas exact. L'ancien
système était un piège à l'augmentation du régime de travail. En effet,
une personne, qui travaillait à mi-temps, n'avait pas intérêt à travailler
plus car l'ONEM déduisait à due concurrence l'allocation de garantie
de revenu. Le nouveau système constitue bien plus un piège à
l'emploi que le précédent. Plusieurs parlementaires ont tenté de vous
le démontrer. Je pense notamment à M. de Donnea qui, dans sa
question écrite, a donné l'exemple de situations très précises.
Aujourd'hui, - et c'est regrettable ­ malgré l'intervention ou la non-
intervention du PS dans le cadre de ce dossier ­ le PS s'était en effet
engagé, suite aux mises en garde de la SNCB, à relayer les
incohérences du nouveau système au sein du gouvernement ­, il
semble qu'il soit prématuré de revenir sur ce débat. En résumé, vous
parlez du bonus à l'emploi et c'est tout.

Durant le week-end, Mme Onkelinx ­ je vous invite d'ailleurs à en
discuter avec elle ­ a développé des situations concrètes au sujet
desquelles le cdH a déjà déposé une série de propositions, que ce
soit en matière d'allocations familiales majorées, ou pour pallier le fait
que la fiscalité est plus favorable pour un chômeur que pour un
travailleur puisque le chômeur bénéficie d'une réduction spéciale
d'impôt, ou encore en matière au logement, etc. En résumé, toute une
série d'éléments font qu'à revenu a priori égal, un allocataire social a
in fine un revenu net plus important qu'un travailleur.

Puisque vous n'avez pas répondu à ma question sur les études, je
vous invite à vous pencher sur l'avis n°4 de 1998 du Conseil supérieur
de l'emploi, qui établissait déjà qu'un chômeur sur trois ­ c'est
malheureusement encore le cas aujourd'hui ­ est victime de pièges à
l'emploi. Si l'on considère les personnes peu qualifiées, a fortiori si
elles sont chefs de famille, on s'approche des 100% en termes de
piège à l'emploi.
09.03 Benoît Drèze (cdH): Uw
antwoord is zeer teleurstellend.

Ik kom eerst terug op de "bonus à
l'emploi" en breng meteen een
taalkundige correctie aan. Ik
diende een jaar geleden in dat
verband trouwens een
amendement in, dat door
toenmalig minister van Werk Van
den Bossche werd goedgekeurd.
De betekenis van "bonus crédit
d'emploi" ligt immers niet voor de
hand.

Er werd dus beslist dat die bonus
met ingang van 1 januari 2006 de
hoogte zou ingaan en daar kunnen
we ons alleen maar over
verheugen. Mevrouw D'hondt en
ikzelf hebben keer op keer het
woord genomen in verband met de
afschaffing van het
belastingkrediet, die onvoldoende
door de werkbonus versie 2005
werd gecompenseerd. We
probeerden destijds aan te tonen
dat sommige werknemers in 2005
moesten inleveren. Dankzij het
optrekken van de bedragen met
ingang van 1 januari 2006 is dat
probleem echter grotendeels
opgelost.

U zegt dat de vroegere regeling
betreffende de inkomensgarantie-
uitkering een werkloosheidsval
was. Dat klopt niet helemaal. De
vroegere regeling werkte wel
ontradend om meer te gaan
werken, aangezien de RVA de
uitkering overeenkomstig
verminderde. De nieuwe regeling
vormt een veel grotere
werkloosheidsval dan de vorige.
Heel wat parlementsleden
probeerden u dat diets te maken,
onder meer de heer de Donnea
die een aantal heel precieze
voorbeelden aanhaalde.

Vorig weekend gaf ook minister
Onkelinx een aantal concrete
voorbeelden. Het cdH diende in
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23

Votre réponse me laisse donc largement sur ma faim. Je compte
beaucoup sur Mme Onkelinx pour nous aider à y voir plus clair et
surtout pour adopter des mesures concrètes dans les prochaines
semaines.
dat verband een aantal voorstellen
in, onder meer betreffende de
verhoogde kinderbijslag en
betreffende de fiscaliteit, die op dit
ogenblik gunstiger is voor een
werkloze dan voor een
werknemer, aangezien de
werkloze een bijzondere
belastingvermindering geniet, of
nog betreffende de huisvesting.
Samengevat komt het hierop neer
dat, wanneer een
uitkeringsgerechtigde en een
werknemer hetzelfde inkomen
hebben, de uitkeringsgerechtigde
uiteindelijk netto meer overhoudt.

Wat de studies betreft, vraag ik u
er het advies nr. 4 van de Hoge
Raad voor de Werkgelegenheid
van 1998 op na te lezen. Daarin
stond al te lezen dat een werkloze
op drie het slachtoffer is van
werkloosheidsvallen. Laag-
geschoolde werkloze
gezinshoofden hebben er
nagenoeg geen enkel belang bij
een baan te nemen.

Ik ben helemaal niet tevreden met
uw antwoord. Ik reken erop dat
minister Onkelinx in de komende
weken concrete maatregelen treft.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de minister van Werk over "de wet betreffende de sluiting
van ondernemingen" (nr. 9671)
10 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre de l'Emploi sur "la loi relative aux fermetures
d'entreprises" (n° 9671)
10.01 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, het is met enige schroom dat ik in aanwezigheid
van mevrouw D'hondt mijn vraag durf stellen. Ik heb mij immers
uiteraard gedocumenteerd. Ik realiseer mij heel goed dat zij al heel
veel over de kwestie heeft gesproken.

Mijn vragen zijn echter heel kort.

De wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen
heeft een aantal zaken gecoördineerd en een aantal aspecten in de
toepassing ervan uitgebreid. De CD&V-fractie heeft al enig protest
geuit tegen het feit dat de werknemers in de non-profit- of de social
profitsector en de werknemers in ondernemingen met minder dan 20
werknemers niet echt aan bod komen in voornoemde wet.

Er zou nu wel een mogelijkheid zijn voor de non-profitsector om aan
10.01 Jo Vandeurzen (CD&V):
Le groupe CD&V a déjà protesté
contre le fait que le secteur non
marchand et les entreprises qui
emploient moins de vingt
personnes ne sont pas
suffisamment concernés par la loi
du 26 juin 2002 relative aux
fermetures
d'entreprises. Un
article permet semble-t-il
d'éliminer cette lacune qui affecte
le secteur non marchand.

Le précédent ministre a donné
l'impression qu'une modification
pourrait avoir lieu rapidement une
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24
deze lacune een mouw te passen. Meer bepaald is er een artikel dat
de Koning daartoe de bevoegdheid geeft.

Mijnheer de minister, destijds gaf uw voorganger de indruk dat het
slechts een kwestie was van het oplossen van een technische
moeilijkheid en dat de aanpassing wel zou kunnen gebeuren.

Nu blijkt dat de wet nog altijd niet in werking is getreden. Wij wachten
daarop nochtans al een aantal jaar. Minister Vandenbroucke verwees
destijds naar het uitvoeringsbesluit dat aan de NAR was voorgelegd
en naar een aantal wijzigingen aan de wet die nog zouden worden
doorgevoerd om convergentie te krijgen met de Europese richtlijnen.

Ik kom tot mijn vragen. Wanneer zal het uitvoeringsbesluit van de wet
verschijnen?

Wanneer zal de wet in werking treden?

Zijn er perspectieven dat de technische moeilijkheden worden
opgelost, zodat de uitbreiding van de wet naar de social profitsector
kan worden gerealiseerd?
fois que les difficultés techniques
seraient aplanies. Il apparaît
cependant que la loi n'est toujours
pas entrée en vigueur. En son
temps, le ministre Vandenbroucke
avait déjà évoqué l'arrêté
d'exécution, qui avait été soumis
au CNT, ainsi que plusieurs
modifications de loi qui devaient
être apportées afin de la mettre en
conformité avec les directives
européennes.

Quand l'arrêté d'exécution
paraîtra-t-il? Quand la loi entrera-t-
elle en vigueur? Va-t-on remédier
aux difficultés techniques afin que
la loi soit élargie au secteur non
marchand?
10.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega,
begin december 2002 heeft mijn voorganger, Frank Vandenbroucke,
de NAR verzocht een advies te formuleren over een ontwerp van
uitvoeringsbesluit bij de wet van 26 juni 2002.

Op 17 december 2003 heeft hij een bijkomend verzoek gericht aan de
NAR voor een advies tot aanpassingen aan voormelde wet, om de
wet conform te maken met, enerzijds, de richtlijn 98/50/EG van 29 juni
1998 tot wijziging van de richtlijn 77/187/EEG van 14 februari 1977
inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten
betreffende het behoud van de rechten van werknemers bij overgang
van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van vestigingen. Ten
tweede dienden de aanpassingen de wet conform te maken aan de
richtlijn 2002/74/CE tot wijziging van de richtlijn 80/987/CEE van 20
oktober 1980 betreffende de toenadering van de wetgeving van de
lidstaten met betrekking tot de bescherming van de werknemers, in dit
geval van insolvabiliteit van de werkgever.

Op 4 mei 2005 heeft de NAR een advies uitgebracht over de
aanpassing van de vermelde wet en op 12 juli 2005 over het
uitvoeringsbesluit. De Raad was van oordeel dat, naast de omzetting
van de vermelde richtlijnen, een aantal aanpassingen aan de wet van
2002 onontbeerlijk waren, teneinde een goede uitvoering ervan
mogelijk te maken. De voornaamste punten betreffen, in het
verlengde van de eerste richtlijn, een duidelijke en uitgewerkte
regeling inzake de tussenkomsten van het Fonds, in het geval van
overgang van onderneming, krachtens overeenkomst in het kader van
een gerechtelijk akkoord. Verder een bevoegdheidsdelegatie aan de
Koning om ondernemingen uit de non-profitsector uit het
toepassingsgebied van de wet uit te sluiten als er duidelijk geen
insolvabiliteitsrisico is in hoofde van de werkgever, bijvoorbeeld bij het
gesubsidieerd onderwijs. Verder een herziening van de uiterlijke
betalingstermijn van 15 maanden voor het Fonds en een herziening
van de voorrangsregeling inzake aanspraak in het kader van de
hypotheekwet.
10.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: Début décembre 2002, le
ministre de l'époque, M.
Vandenbroucke, a requis l'avis du
CNT concernant un projet d'arrêté
d'exécution de la loi du 26 juin
2002. Le 17 décembre 2003, il a
demandé un avis sur les
modifications de cette loi en vue
de la mettre en conformité avec
les directives européennes.

Le CNT a rendu un avis
concernant la modification de loi le
4 mai 2005 et un autre relatif à
l'arrêté d'exécution le 12 juillet
2005. Il a estimé qu'il était
indispensable d'apporter un
certain nombre de modifications à
la loi de 2002. Ainsi, les
interventions du Fonds en cas de
transfert conventionnel
d'entreprise dans le cadre d'un
concordat judiciaire doivent faire
l'objet d'un règlement clair. De
plus, il convient d'accorder une
délégation de compétences au Roi
pour exclure du champ
d'application de la loi les
entreprises du secteur non
marchand lorsqu'il n'y a pas de
risque d'insolvabilité au niveau de
l'employeur. Enfin, le CNT a
estimé qu'il était nécessaire de
revoir le délai ultime de paiement
ainsi que le règlement des
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
De NAR was van oordeel dat eerst deze punten moeten worden
opgenomen in de wet, alvorens het uitvoeringsbesluit in werking kan
treden. Een wetsontwerp dat de door de NAR gevraagde
aanpassingen aanbrengt in de wet van 2002, is behandeld op de
Ministerraad van 23 december 2005 en is voor advies overgemaakt
aan de Raad van State met de vraag dit advies te verstrekken binnen
een termijn van 30 dagen. Mijn administratie bereidt het ontwerp van
uitvoeringsbesluit, met als ingangsdatum de ingangsdatum van de
wet, voor, overeenkomstig het tweede advies van de NAR zodat het
gelijktijdig met de nieuwe wetsbepalingen in werking kan treden.

Wat betreft uw specifieke vraag over de non-profit, wordt in het advies
van de NAR bepaald dat zij afstand wil nemen van haar voorstel,
vervat in het advies van 18 juli 2002, om te werken overeenkomstig
het behoren tot een bepaald paritair comité, aangezien dit tot
problemen zou leiden. Om die reden stelt de Raad voor om voor de
definitie voor ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit
volgende rechtsvorm in aanmerking te nemen. Ik geef u de
opsomming: de vereniging zonder winstoogmerk, de internationale
vereniging zonder winstoogmerk, de instelling of stichting van
openbaar nut, de feitelijke vereniging - voor zover het gaat voor een
onderneming zonder handels- of industriële finaliteit -, de
vennootschap met een sociaal oogmerk waarvan de statuten bepalen
dat de vennoten geen enkel vermogensvoordeel nastreven en tot slot
de ziekenfondsen of de landsbonden van de ziekenfondsen.
priorités dans le cadre de la loi
hypothécaire.

Le CNT a jugé que ces éléments
devaient être intégrés à la loi avant
que l'arrêté d'exécution puisse
entrer en vigueur. Un projet de loi
a été débattu au Conseil des
ministres du 23 décembre 2005 et
a été transmis au Conseil d'État
pour avis. Le projet d'arrêté
d'exécution est en préparation, ce
qui signifie qu'il pourra entrer en
vigueur en même temps que les
nouvelles dispositions de la loi.

Pour le secteur non marchand, le
CNT propose de prendre en
compte, pour la définition des
entreprises n'ayant pas une finalité
industrielle ou commerciale, les
formes juridiques suivantes:
association (internationale) sans
but lucratif, établissement ou
fondation d'utilité publique,
association de fait, société à
finalité sociale ou mutualité.
10.03 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor
het antwoord. Ik zou nu eigenlijk aan de andere kant moeten zitten
om de non-verbale communicatie van collega D'hondt te kunnen
inschatten of wij nu al dan niet op goede weg zijn. Ik hoop in elk geval,
mijnheer de minister, dat de wetswijzigingen er snel komen. Op die
manier kunnen de dingen die wij hebben aangeklaagd, namelijk het
feit dat de social-profitsector niet onder deze omschrijving valt,
worden opgelost. Voor ons zijn het heel belangrijke stappen.
10.03 Jo Vandeurzen (CD&V):
J'espère que ces modifications de
loi entreront rapidement en vigueur
et que dorénavant, les entreprises
du secteur non marchand
entreront dans le champ
d'application de la loi.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de minister van Werk over "de dienstencheques" (nr. 9780)
11 Question de Mme Greta D'hondt au ministre de l'Emploi sur "les titres-services" (n° 9780)
11.01 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, in juni van vorig jaar hebben wij in deze commissie, samen
met de toenmalige minister van Werk, mevrouw Van den Bossche,
een evaluatie gemaakt van het stelsel van de dienstencheques. Bijna
alle deelnemers aan de commissievergadering formuleerden
suggesties en vragen tot verfijning of aanpassing van de wetgeving,
ook gestoeld op de praktijkervaringen van meerdere van de
commissieleden, maar ook op gegevens die wij van diverse kanten
krijgen. Ik verwijs in dat verband naar een vrij interessante studie die
plaatsvond in Hasselt ­ ook onze voorzitter was daar aanwezig ­ met
heel wat gebruikers van dienstencheques en organisaties of bedrijven
die met dienstencheques werken.

Er werden een hele reeks vragen en suggesties geformuleerd,
waarvan de ene dringender was, met het oog op uitvoering, dan de
11.01 Greta D'hondt (CD&V): En
juin 2005, cette commission a
procédé à l'évaluation du système
des titres-services. Une série de
suggestions ont été formulées à
cette occasion. Le système a été
adapté à la suite de cette réunion,
avec pour résultat la
dématérialisation des titres-
services.

Mais cette seule modification ne
suffit pas. Ainsi, les utilisateurs de
titres-services qui, en raison de
leurs revenus limités, ne payent
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
andere.

Sinds juni zijn de resultaten, voor zover ik dat goed gevolgd hebben,
dat er één bijsturing in het vooruitzicht is gesteld, met name de
dematerialisering van de dienstencheques, wat op zich een goede
vraag is, en wat tijdens de evaluatie in de genoemde
commissievergadering bijna unaniem als positief beschouwd werd.

Over de andere punten die door de commissievergadering naar voren
gebracht werden, blijft het heel stil op het terrein. Nochtans blijf ik van
mening dat een aantal bijsturingen nodig zijn.

Ik wil er vandaag maar twee aanhalen, omdat ik die vanuit de praktijk
heel belangrijk vind. Het gaat daarbij om het gelijkheidsbeginsel of het
rechtvaardigheidsprincipe.

Er zijn echter nog andere bijsturingen nodig. Ik zou graag weten hoe
het daarmee staat.

Een van de voorbeelden die mij heel erg bezighouden, is met name
de prijs van de dienstencheques voor personen die niet kunnen
genieten van de fiscale aftrek. Ik blijf het oneerlijk en onrechtvaardig
vinden dat gebruikers van de dienstencheques die geen belastingen
betalen omwille van de beperktheid van hun inkomen, in verhouding
met andere inkomensgroepen voor de dienstencheques meer
betalen. Het niet geringe fiscale voordeel van de fiscale aftrek die een
belastingplichtige kan inroepen, drukt namelijk de prijs van de
dienstencheques aanzienlijk. Van dat voordeel kunnen niet-
belastingplichtigen niet genieten.

Wij hebben op dat vlak een mogelijkheid prijsgegeven die we in het
PWA-regime wel hadden, waar de lokale autoriteiten de prijzen
konden laten verschillen naargelang de inkomensgroepen. Die
mogelijkheid hebben we niet met de dienstencheques, die een geheel
vormen.

Mijnheer de minister, daarom stel ik mijn vraag. Immers, destijds bij
de evaluatie stond minister Van den Bossche wel positief tegenover
het voorstel of wilde het ten minste onderzoeken. Ik weet dat u
daarover met de minister van Financiën moet overleggen. Het is
echter echt nodig.

Tot mijn tweede punt hadden minister Van den Bossche en haar
kabinetsmedewerkers zich verbonden. Ik heb de kwestie ook nog
eens aangehaald op de fameuze studiedag in Hasselt waarop ook
een medewerker van de RVA ­ niet een van de minste zelfs ­
aanwezig was. Hij gaf nadien toe dat zij het probleem uit het oog
waren verloren sinds de evaluatie van juli in de commissie.

Het gaat over het probleem dat PWA-werknemers wel bij naaste
familie mogen werken, terwijl die mogelijkheid niet bestaat in het
stelsel van de dienstencheques. Dat houdt een aantal PWA-
werknemers tegen om de overstap naar de dienstencheques te
maken. Het zijn hun bejaarde en zieke ouders en zij zijn het gewoon
om hen te verzorgen. Ik blijf de dienstencheques niet te eeuwigen
dage verdedigen. De overheid zou echter wel, wat ook tot uiting kwam
tijdens de bespreking in juni in de commissie, een
overgangsmaatregel kunnen invoeren waarbij de PWA-medewerkers
pas d'impôts, payent
proportionnellement plus que les
utilisateurs issus d'autres
catégories de revenus. En effet,
l'avantage considérable que
représente la déduction fiscale fait
baisser le coût du titre-service, un
avantage dont ne bénéficient pas
les "non-contribuables".

Dans le cadre du système des
ALE, les administrations locales
pouvaient faire fluctuer le prix
proportionnellement au revenu.

Le système des titres-services
n'autorise pas à travailler pour le
compte de parents proches
contrairement - une fois de plus -
au système des ALE, ce qui
dissuade plus d'un travailleur ALE
de franchir le pas vers le système
des titres-services. Je songe par
exemple aux travailleurs ALE qui
prennent en charge leurs parents
âgés et malades. Ne pourrait-on
imaginer un régime transitoire
extinctif pour cette catégorie?
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27
die al bij naaste familie werkten, indien de regering of de minister
deze mogelijkheid niet zouden wensen te behouden voor de
dienstencheques, onder die voorwaarde en uitdovend mogen
overstappen naar de dienstencheques.

Het zijn maar twee, heel concrete vragen. De eerste vraag gaat
fundamenteel over de kostprijs van een dienstencheque voor niet-
belastingplichtigen, terwijl de tweede vraag meer punctueel is en
beperkt in de tijd.
11.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega,
een eerste maatregel waarnaar kan worden verwezen en waarnaar u
ook verwijst, is de dematerialisering van de dienstencheques. Daartoe
werd het koninklijk besluit van 10 november 2005 tot wijziging van het
koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de
dienstencheques, gepubliceerd op 23 november 2005.

Daarnaast werd op de Ministerraad van 9 december 2005 ook een
ander koninklijk besluit goedgekeurd. Het besluit brengt een paar
verbeteringen aan het stelsel aan. Ik som ze even op.

De activiteiten- en boodschappendienst en de mindermobielencentra
worden duidelijker gedefinieerd. Er worden bijkomende
erkenningsvoorwaarden opgelegd aan de ondernemingen, om een
betere opvolging mogelijk te maken en misbruiken te voorkomen.
Ondernemingen met onaangepaste statuten worden tijdelijk erkend
voor twaalf maanden in plaats van voor zes maanden. Voor de
ondernemingen in oprichting wordt dezelfde erkenningprocedure
ingevoerd als voor ondernemingen met onaangepaste statuten. De
erkenning van ondernemingen die gedurende een periode van twaalf
maanden niet actief zijn, kan worden ingetrokken. De ondernemingen
kunnen instrumenten ontwikkelen om prestaties van minder dan een
uur te groeperen tot een volledige arbeidsduur. De RVA vraagt nog
slechts jaarlijks gegevens op bij representatieve steekproeven van
ondernemingen. Tot slot wordt om praktische redenen het model van
de dienstencheque licht gewijzigd en worden een aantal
tekstwijzigingen doorgevoerd.

Dit koninklijk besluit ligt momenteel ter advies bij de Raad van State.
Deze wijzigingen zijn niet onbelangrijk maar tegelijk ook vrij miniem.
We mogen immers niet vergeten dat uit de evaluatie vooral is
gebleken dat het stelsel van de dienstencheques goed werkt en
voldoet aan alle gestelde objectieven. Het stelsel als dusdanig behoeft
dus niet veel bijsturing.

Een pijnpunt dat evenwel bleek uit die evaluatie was de
onduidelijkheid omtrent de bevoegdheid van het paritair subcomité
voor de erkende ondernemingen die buurtwerken of buurtdiensten
leveren. Ik kan u daarover meedelen dat de sector me recent een
unaniem voorstel bezorgd heeft tot wijziging van de bevoegdheid van
dat paritair comité. Het voorstel houdt in dat alle werknemers die met
de dienstencheques worden tewerkgesteld, onder het betrokken
paritair subcomité 322.01 zouden vallen.

Daarop zou dan één uitzondering gelden. Indien de prestaties met
dienstencheques worden geleverd in een sui generis-afdeling, dan
zou het bevoegde paritair comité van dat moederbedrijf ook van
toepassing zijn op de werknemers met dienstencheques.
11.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: L'arrêté royal du 10
novembre 2005 modifie l'arrêté
royal du 12 décembre 2001 et
assure la dématéralisation des
titres-services.

Le Conseil des ministres du 9
décembre 2005 a adopté un arrêté
royal qui apporte un certain
nombre de modifications: le
service d'activités et d'emplettes et
les centres pour moins-valides
sont définis plus clairement, des
conditions d'agrément
supplémentaires sont imposées,
l'agrément temporaire
d'entreprises ne disposant pas de
statuts adaptés est prolongé, les
entreprises en voie de constitution
sont désormais soumises à la
même procédure d'agrément que
les entreprises dont les statuts
sont inadaptés,
l'agrément
d'entreprises qui cessent leurs
activités pendant un an peut être
retiré, les prestations de moins
d'une heure peuvent être
regroupées en une heure de
travail complète, l'ONEM ne
réclame plus qu'annuellement des
données dans le cadre des
échantillons représentatifs et,
enfin, le modèle des titres-services
est légèrement modifié et
plusieurs adaptations sont
apportées au texte.

Le présent arrêté royal a été
soumis pour avis au Conseil
d'État.

Il ne s'agit pas là de modifications
profondes mais elles ne sont pas
pour autant dénuées d'importance.
D'après une évaluation qui en a
été faite, le système des titres-
services fonctionne bien et ne doit
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28

Momenteel wordt dat voorstel bestudeerd door de administratie en
overlegd met de sector. Wij hopen dat op zeer korte termijn te kunnen
afronden en snel de procedure tot wijziging van de bevoegdheid van
het paritair comité te kunnen opstarten.

Op uw twee specifieke vragen kan ik het volgende antwoorden.

Tijdens de evaluatie van de dienstencheques werd inderdaad
gesproken over gelijke netto kosten voor alle gebruikers, omdat
mensen die geen belastingen verschuldigd zijn door een laag
inkomen, geen voordeel hebben aan de fiscale aftrek. Op zich is dat
natuurlijk een zeer terechte bekommernis.

Wij zijn echter wel gebonden aan de structuur van de indeling van de
bevoegdheden van de federale Staat, Gemeenschappen en
Gewesten. Personen met specifieke behoeften, zoals mindervaliden
of bejaarden, kunnen een beroep doen op
gemeenschapsmaatregelen. Op dat beleidsdomein bestaan er tal van
maatregelen om daaraan tegemoet te komen, en dikwijls op een
goedkopere manier dan via dienstencheques. Het gaat om specifieke
initiatieven die worden uitgevoerd door daartoe opgeleide
werknemers.

De invoering van een lager tarief voor die doelgroep zou dus tot
gevolg kunnen hebben dat de kosten verschuiven van de
Gemeenschappen naar de federale overheid, en ik denk niet dat dat
de bedoeling is.

Aangaande uw tweede voorbeeld loopt er op mijn vraag een
onderzoek. Er wordt hier en daar gepleit voor overgangsmaatregelen,
waarbij mensen die vandaag in het kader van PWA verzorging doen
van zwaar behoevende familieleden, in ieder geval in een uitdovend
scenario verder kunnen blijven werken. Ten persoonlijken titel, en
voordat ik de studie van de administratie daarover heb ingekeken, kan
ik u zeggen dat dat nit mijn voorkeur geniet omdat ik van mening ben
dat dat een opdracht is die vanuit de overheid op een of andere
manier gestimuleerd of gesteund moet worden, en dat moet gelden
voor de mensen die dat in het verleden deden, maar ook voor
degenen die dat in de toekomst doen. Nogmaals, ik wacht verdere
informatie van mijn administratie af om na te gaan hoe we die taak,
die we maatschappelijk allemaal blijkbaar belangrijk vinden, ook in de
toekomst nog effectief kunnen laten plaatsvinden.
donc pas être remanié
fondamentalement. En revanche,
la compétence de la sous-
commission paritaire pour les
entreprises agréées qui
fournissent des services de
proximité est floue.

Récemment, le secteur a proposé
à l'unanimité que tous les
travailleurs qui sont rémunérés par
des titres-services relèvent
désormais de la sous-commission
paritaire 322.01, sauf s'ils
fournissent leurs prestations dans
une division sui generis. Nous
étudions actuellement cette
proposition en concertation avec le
secteur. Nous espérons pouvoir
entamer rapidement la procédure
de modification des compétences
de la commission paritaire
concernée.

Les personnes à bas revenu qui
utilisent des titres-services ne
tirent aucun avantage de la
déduction fiscale. Cependant, les
personnes qui ont des besoins
spécifiques comme les
handicapés et nos anciens
peuvent également bénéficier de
mesures prises par la
Communauté, lesquelles sont
souvent moins onéreuses que les
titres-services. Notre objectif ne
saurait être que l'instauration d'un
tarif inférieur pour ces personnes
ait pour effet que le coût à
supporter passe des
Communautés au pouvoir fédéral.

Actuellement, nous planchons sur
les prestations fournies au
bénéfice de membres de la
famille. D'aucuns plaident en
faveur de mesures transitoires qui
feraient que les personnes
soignant aujourd'hui des membres
de leur famille nécessitant une
aide dans le cadre des titres-
service puissent continuer à le
faire, jusqu'à l'extinction de la
mesure le leur permettant.
J'estime personnellement que
l'État doit encourager cette aide
aux membres de la famille et
veiller par voie de conséquence à
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
ce que cette pratique puisse rester
possible à l'avenir. Mais l'étude
consacrée à cette question n'est
pas encore terminée.
11.03 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de minister, wat de
bevoegdheid van het paritair comité betreft, ben ik na uw antwoord,
nog enigszins ongeruster dan eind vorig jaar, toen gesteld werd dat
we bij wijze van spreken aan de vooravond stonden van het
inwerkingtreden van het paritair comité. Ik wil het niet langer rekken
dan dat, maar op het terrein is dringend nood aan een paritair comité
voor die sector zodat het "geswitch" tussen het meest voordelige
paritair comité eindelijk kan ophouden. Dat is hier trouwens ook heel
uitgebreid aan bod gekomen bij de evaluatie. Ik ga daar niet op in,
maar ik hoop dat dit toch niet te lang meer duurt. Ik ga vandaag geen
waardeoordeel geven over het feit dat men het paritair comité wil
bevoegd maken voor alles wat zich beweegt in de sector van de
dienstencheques, behalve de sui generis-bedrijven. Ik heb daar op
zich niet te veel op tegen, maar het mag de zaak hoe dan ook niet
vertragen.

Wat het familielid betreft, ik ben blij dat u bezig bent dat te
onderzoeken. Laat het duidelijk zijn, mijnheer de minister, dat ik
persoonlijk pleitbezorger ben dat dit ook in de toekomst kan. Om het
niet te moeilijk te maken, zou ik al tevreden zijn mochten eventueel in
een overgangsregeling de bestaande PWA'ers de mogelijkheid
krijgen om die overstap te doen omdat zij nu, om gewoon menselijke
redenen, blijven vastzitten in het PWA-systeem en zij bij een overstap
hun zieke familieleden voor een stuk in de steek moeten laten. Ik
hoop dat daar dus heel binnenkort duidelijkheid over komt.

Kan het met een algemene regeling ook voor de toekomst? Voor mij
zeker niet gelaten, integendeel. Maar ik zou durven aandringen dat
het verleden minstens in een overgangsperiode wordt meegenomen.

Wat het fiscale voordeel betreft, ben ik heel ontgoocheld over uw
antwoord. Ik moet dat eerlijk zeggen. Als de fiscus inderdaad een
regeling zou kunnen treffen of als er een mogelijkheid gegeven wordt
om, bijvoorbeeld, twee tarieven te hebben in de dienstencheques, een
voor de belastingplichtigen en een voor de niet-belastingplichtigen, zie
ik niet in dat dit een probleem is wanneer aan de bedrijven de
mogelijkheid gegeven wordt om daarvoor eventueel met winsten een
zekere ruimte te creëren. Ik ben er niet van overtuigd, mijnheer de
minister ­ dat kan waarschijnlijk in het bestek van deze vraag niet
worden behandeld ­ dat hier de Gemeenschappen de zaak moeten
oplossen. Laten we elkaar goed begrijpen. Met het bestaan van het
middel dienstencheque zijn heel wat OCMW's ook hun poetsdiensten
aan het omschakelen naar een dienstenbedrijf. Dat is duidelijk.

Ik vind dat het op het terrein niet correct zou zijn als er een
dienstenchequesbedrijf zou zijn voor de betere inkomens en dat het
OCMW alleen de lage inkomens en de vervangingsinkomens voor
haar rekening neemt. Dan krijgen wij een stigmatering van jewelste.
Uiteindelijk wordt dit toch op een of andere manier betaald.

Eerlijk gezegd vind ik het antwoord terzake meer dan onvoldoende. Ik
blijf vandaag binnen het tijdsbestek, maar ik kom hierop hoe dan ook
terug. Ik zal de mogelijkheden die er terzake zijn met de
11.03 Greta D'hondt (CD&V): Il
est urgent de créer une
commission paritaire pour ce
secteur. La réponse du ministre ne
me rassure pas, car nous
attendons toujours une solution.
En soi, cela ne me pose pas de
problème que l'on veuille rendre la
commission paritaire
intégralement compétente, sauf
pour les entreprises sui generis,
mais cela ne peut en retarder la
création.

Je me félicite du fait que le
ministre examine le problème du
travail effectué pour le compte de
membres de la famille. Je
souhaite également que cette
possibilité soit maintenue à
l'avenir. Il conviendrait pour le
moins d'instaurer un régime
transitoire, afin que les travailleurs
ALE concernés ne soient pas
obligés d'abandonner des
membres de la famille malades.
J'espère que des précisions seront
apportées sous peu.

La réponse du ministre sur
l'avantage fiscal me déçoit
profondément. Je ne vois pas où
est le problème si deux tarifs
devaient être créés, un pour les
assujettis et l'autre pour les non-
assujettis. Je ne suis pas
convaincue qu'il revient aux
Communautés d'apporter la
solution.

Une entreprise de titres-services
pour les hauts revenus d'une part,
le CPAS pour les bas revenus et
les revenus de substitution d'autre
part, voilà une situation qui doit
nécessairement déboucher sur la
stigmatisation.

La réponse du ministre laisse à
désirer. J'ai le sentiment qu'on
cherche simplement à renvoyer le
problème aux entités fédérées. Je
reviendrai donc sur ce problème.
17/01/2006
CRIV 51
COM 811
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
30
Gemeenschappen eens bekijken, maar ik denk dat wij hier de hete
aardappel aan het doorschuiven zijn in de hoop dat hij op een ander
bord koud wordt. Ik denk dat dit geen antwoord is op de vragen op het
terrein.

Mijnheer de minister, ik ben daarin duidelijk. Ik blijf het heel lastig
hebben om tegen een gepensioneerd iemand, wiens enige inkomen
een gewoon werknemerspensioen is te zeggen dat zijn
dienstencheque, voor de noodzakelijke hulp om zelfstandig te kunnen
blijven wonen, duurder is. Dat doet niks af aan het feit dat dit voor een
gezin van jonge tweeverdieners een soelaas kan bieden in de
huishoudelijke taken. Ik moet dus zeggen dat die arbeid voor het
jonge gezin voor de overheid meer waard is dan de thuiszorg voor
een bejaarde. Ik kan dat niet uitgelegd krijgen. Ik zal hierop
terugkomen.

Il est inacceptable que le
bénéficiaire d'une pension
normale de travailleur salarié doive
payer plus pour ses titres-services
et donc pour obtenir l'aide dont il a
besoin.
De voorzitter: Mevrouw D'hondt, ik wil mij even mengen in dit debat.
Ik herinner mij nog zeer goed hoe de discussie is verlopen naar
aanleiding van de evaluatie. Ik denk dat de toenmalige minister en
ook de meerderheid van deze commissie het er principieel mee eens
waren dat wij iets moeten doen voor de lagere inkomens die de
fiscale stimulansen niet voelen. De discussie ging eigenlijk uit van de
vaststelling dat een op drie cheques door senioren wordt gebruikt. Als
men de groep bekijkt waar de fiscale stimulans niet wordt gevoeld,
zullen dat ongetwijfeld voor 99% senioren zijn.

Dan rijst de vraag in welke mate bevoegdheden ook
verantwoordelijkheden creëren. Dat was de kern van het debat. In
mijn ogen moet men ook de regionale overheid voor haar
bevoegdheden plaatsen om dit mee te cofinancieren of dit in het
stelsel van de dienstencheques op te nemen. Er bestaan
samenwerkingsverbanden voor dienstencheques. Het lijkt mij logisch
dat de regio's inzake het seniorenbeleid ook een inspanning doen. Ik
zie rondom mij een massale subsidiëring voor de dienstencheques
van de federale overheid naar de OCMW's. Dat is de omzetting van
de bestaande poetsdiensten naar dienstenchequesdiensten bij de
OCMW's.

Ik meen dat er in ruil daarvoor effectief zou moeten worden gestreefd
naar een compromis, in consensus met de Gemeenschappen. Men
moet nagaan in welke mate een en ander gedeeld kan worden.
Volgens mij lag daar de knoop in het hele verhaal. Zolang die knoop
er is, gaan we niet vooruit.
Le président: Cette commission
était d'accord pour dire qu'il fallait
faire quelque chose en faveur des
personnes à faibles revenus qui
ne bénéficient pas des incitants
fiscaux. Nous avons également
constaté qu'un titre sur trois était
utilisé par des seniors. C'est
surtout cette catégorie qui ne
perçoit pas les avantages des
incitants fiscaux.

Les compétences s'accompagnent
de responsabilités. Il me semble
logique que les autorités
régionales participent au
financement et consentent des
efforts pour la politique à l'égard
des seniors. Le fédéral octroie
déjà de larges subsides aux CPAS
pour les titres-services. Nous
devons rechercher un compromis
avec les Communautés.
11.04 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ten eerste,
voor u en zeker voor mij is de staatshervorming en de hele bazaar
errond sterk ondergeschikt aan de mensen met noden en vragen. Wij,
politici, worden betaald om in de hele wirwar van staatshervormingen
ervoor te zorgen dat de mensen hun rechten krijgen. Voor mij is de
persoon in het veld belangrijk dan de ingewikkelde staatsstructuur.

Ten tweede, u hebt het over de seniorenzorg, maar hetzelfde geldt
natuurlijk voor het gezinsbeleid. Wanneer u zegt dat het voor de
modale tweeverdieners gaat over een betere combinatie van gezin en
arbeid, dan zit men op de wip met het gezinsbeleid. Men zit op de wip
met Werkgelegenheid, die ook een verdeelde materie is. De materies,
waarvoor er blijkbaar geen probleem is voor de federale overheid om
via de fiscale middelen in te dringen in de dienstencheques, zitten
11.04 Greta D'hondt (CD&V): La
réforme de l'État dans son
ensemble me semble quand
même subordonnée aux besoins
de la population. Le président
parle de la politique des seniors
mais la politique des familles et
celle de l'emploi sont également
des compétences partagées. Pour
l'ensemble du secteur social, à
l'exception de l'INAMI, les
autorités fédérales ne conservent
que des compétences résiduelles.
Il n'est selon moi pas établi que les
CRIV 51
COM 811
17/01/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
31
minstens evenveel als seniorenzorg op de wip tussen de federale
overheid en de Gemeenschappen. Voor bijna alles zijn wij
gemeenschappelijk bevoegd. Ik zou bijna zeggen dat van het hele
sociale domein, behalve het RIZIV as such, enkel nog de
restbevoegdheden bij de federale overheid blijven. De meeste
aangelegenheden zijn reeds overgeheveld naar de
Gemeenschappen. Voor mij is het geen feit dat seniorenzorg een
gemeenschapszaak is.
soins aux personnes âgées
relèvent en fait des compétences
communautaires.
De voorzitter: Het gaat over thuiszorg bij senioren.
Le président: Il s'agit des soins à
domicile pour les personnes
âgées.
11.05 Greta D'hondt (CD&V): De thuiszorg bij Jan Modaal van 35
jaar is dan ook gemeenschapsmaterie.
De voorzitter: Ja.
11.06 Greta D'hondt (CD&V): Hem hebben wij het wel gegeven.
Natuurlijk hangt daar een prijskaartje aan vast. Wij mogen ons niet
vergapen aan de senioren. Bij de niet-senioren zullen er ook relatief
veel zijn, onder andere gehandicapten, die geen belastingen betalen,
terwijl de gepensioneerde werknemers uit het openbaar ambt en
dergelijke wel belastingplichtig zijn. Ik meen dat wij moeten wikken en
wegen.

Nu steekt men de paraplu op en verwijst men naar de
Gemeenschappen. Men had veel vroeger een zonnescherm moeten
opsteken, vooraleer men de fiscale korting verdeeld had, zoals men
ze nu heeft verdeeld.
11.06 Greta D'hondt (CD&V):
Nous ne devons pas nous arrêter
aux personnes âgées, chez les
autres catégories de personnes
également, nombreuses sont
celles, comme les handicapés, qui
ne paient pas d'impôts.

Il est trop tard à présent pour se
tourner vers les Communautés, il
aurait fallu le faire au moment de
la répartition de la réduction
fiscale.
De voorzitter: Ik wilde gewoon onderlijnen dat het pleidooi van onze
fractie is om een compromis te maken. Om in uw terminologie te
spreken, men mag dat niet van de ene kant naar de andere kant
verhuizen. Een compromis veronderstelt in onze opinie dat er ook een
engagement komt.
Le président: Notre groupe plaide
pour le compromis. Dans le cas
contraire, nous risquons une
refédéralisation.
11.07 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijn pleidooi is
alleen dat men ervoor moet zorgen dat er iets komt. Uiteraard, als
men een medebetaler vindt, is dat steeds heel relevant.
11.07 Greta D'hondt (CD&V): Je
plaide pour que des actions soient
entreprises. Il est bien sûr
important de trouver d'autres
investisseurs.
De voorzitter: Anders riskeert men een herfederalisering van
hetgeen bestaat, zoals het nu is in de OCMW's.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.54 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11.54 heures.