IC713_FIN.doc

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

cdH

centre démocrate Humaniste

CD&V

Christen-Democratisch en Vlaams

ECOLO

Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales

Front National

Mouvement réformateur

N-VA

Nieuw-Vlaamse Alliantie

Parti socialiste

sp.a-spirit

Socialistische Partij Anders Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht

Vlaams Belang

VLD

Vlaamse Liberalen en Democraten

Abréviations dans la numérotation des publications :

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de

base et du n° consécutif

DOC 51 0000/000

Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer

QRVA

Questions et Réponses écrites

QRVA

Schriftelijke Vragen en Antwoorden

CRIV

version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV

voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)

CRABV

Compte Rendu Analytique (couverture bleue)

CRABV

Beknopt Verslag (blauwe kaft)

CRIV

Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu inté-
gral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions ; les annexes se trouvent dans une brochure
séparée (PLEN: couverture blanche; COM: couverture
saumon)

CRIV

Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken; de
bijlagen zijn in een aparte brochure opgenomen
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)

PLEN

séance plénière

PLEN

Plenum

COM

réunion de commission

COM

Commissievergadering

MOT

motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT

moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :

publications@laChambre.be

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :

publicaties@deKamer.be

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

SOMMAIRE

INHOUD

Question de M. Mohammed Boukourna au
ministre de la Coopération au Développement sur
"la coopération au développement belge en
Palestine" (n° 7884)

Vraag van de heer Mohammed Boukourna aan de
minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de
Belgische ontwikkelingssamenwerking in
Palestina" (nr. 7884)

Orateurs: Mohammed Boukourna, Armand
De Decker, ministre de la Coopération au
Développement

Sprekers: Mohammed Boukourna, Armand
De Decker, minister van
Ontwikkelingssamenwerking

Question de M. Jacques Chabot au ministre de la
Coopération au Développement sur "les activités
de la Société belge d'investissement pour les
pays en développement" (n° 8027)

Vraag van de heer Jacques Chabot aan de
minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de
activiteiten van de Belgische
Investeringsmaatschappij voor
Ontwikkelingslanden" (nr. 8027)

Orateurs: Jacques Chabot, Armand De
Decker, ministre de la Coopération au
Développement

Sprekers: Jacques Chabot, Armand De
Decker, minister van
Ontwikkelingssamenwerking

Questions jointes de

Samengevoegde vragen van

- Mme Nathalie Muylle au ministre de la
Coopération au Développement sur "le service
volontaire pour les jeunes" (n° 8176)

- mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van
Ontwikkelingssamenwerking over "de
vrijwilligersdienst voor jongeren" (nr. 8176)

- Mme Zoé Genot au ministre de la Coopération
au Développement sur "le service volontaire pour
les jeunes" (n° 8567)

- mevrouw Zoé Genot aan de minister van
Ontwikkelingssamenwerking over "de
vrijwilligersdienst voor jongeren" (nr. 8567)

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la
Coopération au Développement sur "l'instauration
d'un service civil volontaire" (n° 8572)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van
Ontwikkelingssamenwerking over "de invoering
van een vrijwillige burgerdienst" (nr. 8572)

Orateurs: Nathalie Muylle, Brigitte Wiaux,
Zoé Genot, Armand De Decker, ministre de
la Coopération au Développement

Sprekers: Nathalie Muylle, Brigitte Wiaux,
Zoé Genot, Armand De Decker, minister van
Ontwikkelingssamenwerking

Questions jointes de

Samengevoegde vragen van

- M. Mohammed Boukourna au ministre de la
Coopération au Développement sur "la famine au
Niger qui menace l'ensemble du Sahel" (n° 8202)

- de heer Mohammed Boukourna aan de minister
van Ontwikkelingssamenwerking over "de
hongersnood in Niger, die heel de Sahel
bedreigt" (nr. 8202)

- Mme Hilde Vautmans au ministre de la
Coopération au Développement sur "la famine en
Afrique" (n° 8385)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van
Ontwikkelingssamenwerking over "de
hongersnood in Afrika" (nr. 8385)

- M. Francis Van den Eynde au ministre de la
Coopération au Développement sur "la famine au
Niger" (n° 8581)

- de heer Francis Van den Eynde aan de minister
van Ontwikkelingssamenwerking over "de
hongersnood in Niger" (nr. 8581)

Orateurs: Mohammed Boukourna, Francis
Van den Eynde, Armand De Decker, ministre
de la Coopération au Développement, Hervé
Hasquin, Hilde Vautmans

Sprekers: Mohammed Boukourna, Francis
Van den Eynde, Armand De Decker, minister
van Ontwikkelingssamenwerking, Hervé
Hasquin, Hilde Vautmans

Questions jointes de

Samengevoegde vragen van

- M. Patrick Moriau au ministre de la Coopération
au Développement sur "la dernière réunion du
Comité de développement de la Banque Mondiale
et du FMI" (n° 8216)

- de heer Patrick Moriau aan de minister van
Ontwikkelingssamenwerking over "de jongste
vergadering van het Ontwikkelingscomité van de
Wereldbank en van het IMF" (nr. 8216)

- Mme Zoé Genot au ministre de la Coopération
au Développement sur "les réunions relatives à
l'annulation de la dette, tenues au FMI et à la
Banque Mondiale" (n° 8568)

- mevrouw Zoé Genot aan de minister van
Ontwikkelingssamenwerking over "de
bijeenkomsten over schuldkwijtschelding bij het
IMF en de Wereldbank" (nr. 8568)

Orateurs: Patrick Moriau, Zoé Genot,
Armand De Decker, ministre de la
Coopération au Développement

Sprekers: Patrick Moriau, Zoé Genot,
Armand De Decker, minister van
Ontwikkelingssamenwerking

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Question de Mme Colette Burgeon au ministre de
la Coopération au Développement sur "les suites
du Sommet de New York consacré à la poursuite
des Objectifs du Millénaire pour le
développement" (n° 8252)

Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de
minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de
gevolgen van de Top van New York gewijd aan
het nastreven van de Millenniumdoelstellingen
inzake ontwikkeling" (nr. 8252)

Orateurs: Colette Burgeon, Armand De
Decker, ministre de la Coopération au
Développement

Sprekers: Colette Burgeon, Armand De
Decker, minister van
Ontwikkelingssamenwerking

Question de Mme Inga Verhaert au ministre de la
Coopération au Développement sur "l'exclusion
d'experts et d'ONG au sommet du Millénaire à
New York" (n° 8518)

Vraag van mevrouw Inga Verhaert aan de
minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de
gedwongen afwezigheid van experten en NGO's
op de VN-Millennium-top in New York" (nr. 8518)

Orateurs: Inga Verhaert, Armand De Decker,
ministre de la Coopération au Développement

Sprekers: Inga Verhaert, Armand De Decker,
minister van Ontwikkelingssamenwerking

Question de M. Guido Tastenhoye au ministre de
la Coopération au Développement sur
"l'organisation d'élections démocratiques en RDC
(Congo)" (n° 8578)

Vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de
minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de
organisatie van democratische verkiezingen in
DRC (Congo)" (nr. 8578)

Orateurs: Guido Tastenhoye, Armand De
Decker, ministre de la Coopération au
Développement

Sprekers: Guido Tastenhoye, Armand De
Decker, minister van
Ontwikkelingssamenwerking

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

COMMISSION DES RELATIONS

EXTÉRIEURES

COMMISSIE VOOR DE

BUITENLANDSE BETREKKINGEN

MERCREDI

OCTOBRE

2005

Matin

______

van

WOENSDAG

OKTOBER

2005

Voormiddag

______

De vergadering wordt geopend om 10.24 uur door de heer Karel Pinxten, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.24 heures par M. Karel Pinxten, président.

Le président: Chers collègues, je souhaiterais que chacun respecte son temps de parole, tel que prévu par
le Règlement, de façon à terminer la séance vers midi et demi au plus tard.

01 Question de M. Mohammed Boukourna au ministre de la Coopération au Développement sur "la

coopération au développement belge en Palestine" (n° 7884)

01 Vraag van de heer Mohammed Boukourna aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over

"de Belgische ontwikkelingssamenwerking in Palestina" (nr. 7884)

01.01 Mohammed Boukourna (PS): Monsieur le président,

monsieur le ministre, du 2 au 6 juillet 2005, vous vous êtes rendu
dans les territoires palestiniens afin de faire le point sur la coopération
gouvernementale, en cette période déterminante du processus de
paix, et de lui donner un nouvel élan en vue de la prochaine
Commission mixte.

La Commission mixte, prévue très prochainement, devra permettre
l'adoption pour les deux parties d'un programme indicatif de
coopération (PIC), pour les années 2006 à 2010, et la détermination
des secteurs sur lesquels la coopération belgo-palestinienne devra se
concentrer.

Monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes.

- Où en est-on dans l'évaluation de nos projets de coopération
bilatérale directe évaluation à mi-parcours et évaluation au terme
des projets?

- A combien s'élève l'aide bilatérale directe de la Belgique pour 2004?

- A combien devrait s'élever cette même aide en 2005?

- Des demandes spécifiques de nouveaux projets de développement
ont-elles été exprimées lors de vos différentes rencontres sur le
terrain?

- Comptez-vous affiner ou élargir les secteurs dans lesquels la
coopération belge investit, c'est-à-dire la santé, l'éducation, les
infrastructures de base, le développement institutionnel?

- Comment se coordonne l'action de coopération bilatérale belge avec
les autres bailleurs de fonds?

01.01 Mohammed Boukourna

(PS): In juli jongstleden bent u
naar de Palestijnse gebieden
gereisd om de gemengde
Commissie een nieuwe impuls te
geven. Die Commissie zou het
immers mogelijk moeten maken
een Indicatief Samenwerkings-
programma (ISP) voor de jaren
2006-2010 goed te keuren en de
sectoren aan te merken waarop de
Belgisch-Palestijnse samen-
werking zich zal toespitsen.

Kan u meer toelichtingen
verstrekken over de evaluatie
halverwege en bij het aflopen van
onze projecten in het kader van de
rechtstreekse bilaterale samen-
werking? Hoeveel bedraagt die
hulp voor de jaren 2004 en 2005?

Werden tijdens die gesprekken
specifieke verzoeken geformu-
leerd? Overweegt u de sectoren
waarin de Belgische ontwikkelings-
samenwerking investeert, uit te
breiden?

Hoe verloopt de coördinatie van de
Belgische bilaterale samenwerking
met de overige geldschieters? Op
welke manier zal u het volgende

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

- Comment comptez-vous adapter le prochain programme indicatif de
coopération au contexte actuel dans lequel se trouvent les territoires
palestiniens, après le retrait israélien de la bande de Gaza?

- Enfin, comment se sont déroulées vos rencontres avec les autorités
israéliennes? Quel message ces dernières vous ont-elles délivré?

Je vous remercie, monsieur le ministre, de bien vouloir répondre à
ces quelques questions.

ISP aanpassen, gelet op de
Israëlische terugtrekking uit Gaza?
Hoe zijn uw ontmoetingen met de
Israëlische autoriteiten verlopen en
welke boodschap heeft u hen
meegegeven?

01.02 Armand De Decker, ministre: Monsieur le président, chers

collègues, je me suis en effet rendu du 2 au 6 juillet dans les
territoires palestiniens et en Israël pour y rencontrer les autorités
israéliennes et les autorités palestiniennes. Le but de mon voyage
était, d'une part, d'établir une évaluation de la politique d'aide au
développement à l'autorité palestinienne et, d'autre part, d'inscrire ma
démarche dans une vision dynamique et politique de l'aide au
développement.

L'aide au développement est aujourd'hui un élément de la politique
extérieure de notre pays et de l'Europe; elle est devenue un outil dont
nous devons nous servir de manière dynamique. La situation est tout
à fait particulière pour le moment dans la mesure où la décision
courageuse du premier ministre Sharon d'imposer le retrait israélien
de Gaza est un moment particulier et important de la situation au
Moyen-Orient.

Dès lors, ma visite en Palestine visait essentiellement aussi, au-delà
de ce que je viens de vous dire évaluation de la politique de la
coopération belge dans les territoires palestiniens , à aller voir ce
que la Belgique pouvait aujourd'hui faire de particulièrement utile dans
le cadre du retrait israélien de la bande de Gaza.

Quelques mois avant, lors de la réunion de la Banque mondiale, la
dernière à être placée sous la présidence de M. Wolferson, et alors
que nous savions qu'il allait être désigné par le Quartet comme
coordinateur de l'aide internationale en vue de la reconstruction de
Gaza, j'avais eu l'occasion de m'entretenir avec lui à Washington et
de lui communiquer la volonté du gouvernement belge de se rendre
utile dans le cadre spécifique du retrait israélien de Gaza. M.
Wolferson en était ravi. J'ai tenu à respecter cette promesse et cet
engagement, étant bien entendu que, même si nous ne sommes pas
le plus grand acteur de l'aide au développement, nous sommes un
acteur européen important et que nous avons en tout cas les moyens
de mener une politique suffisamment forte par rapport à un enjeu
comme Gaza, territoire de 35 ou 40 kilomètres sur 7. C'est dans cet
esprit que je me suis rendu en Israël et à Gaza, que j'ai rencontré le
ministre des Affaires étrangères Peres, et le vice-premier ministre
Olmert, le premier du parti travailliste, le second du Likoud.

Vous me demandez comment j'évalue l'aide belge là-bas. Nous
sommes particulièrement actifs dans le domaine de l'enseignement,
notamment de l'enseignement de base. Je suis encore allé inaugurer
une école primaire de plusieurs centaines d'élèves, que nous avons
construite en Cisjordanie. Nous travaillons également aux livres
scolaires de l'enseignement palestinien, en veillant à ce qu'ils
contribuent à la pacification et non pas à l'opposition, à ce qu'ils

01.02 Minister Armand De

Decker: Ik heb de regio van 2 tot 6
juli bezocht en de Israëlische en
Palestijnse autoriteiten ontmoet
teneinde het beleid inzake
ontwikkelingssamenwerking te
evalueren. De ontwikkelings-
samenwerking moet immers op
een dynamische manier worden
aangewend nu wij met de
terugtrekking van Israël uit de
Gazastrook een historisch
moment meemaken.

Tijdens de vergadering van de
Wereldbank, heb ik de
gelegenheid gehad om de heer
Wolferson, die het Kwartet zou
aanduiden om de hulp in de
Gazastrook te coördineren, te
informeren over onze wil hulp te
bieden in het specifieke kader van
de Israëlische terugtrekking uit de
Gazastrook. Hoewel we niet de
grootste speler zijn, is onze
verbintenis belangrijk voor dat
grondgebied. Ik heb dus minister
van Buitenlandse Zaken Pérès en
vice-eerste minister Olmert
ontmoet.

Nu zijn we actief in de
onderwijssector. Wij zien er met
name op toe dat Palestijnse
schoolboeken tot de pacificatie
bijdragen. Wij dragen ook bij aan
het waterbeleid en aan het
gezondheidsbeleid, met name in
het Europees ziekenhuis, een
instelling die de ziekenhuizen van
de grote Belgische steden zeker
waardig is en waar vooraan-
staande Palestijnse universitairen
werkzaam zijn.

Ik heb aan de heer Wolferson
aangekondigd dat wij vier miljoen

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

constituent des encouragements à la tolérance et non à l'intolérance.

Nous y veillons très attentivement, au point que nous avons refusé
des livres, nous en avons fait retirer, détruire ou encore éditer de
nouveaux.

Nous travaillons également beaucoup dans le domaine de l'accès à
l'eau.

Par ailleurs, nous développons une politique de santé. Nous
finançons des centres de santé de base et nous cofinançons
l'infrastructure de certains hôpitaux. Je peux citer notamment un
hôpital extraordinaire dans la Bande de Gaza. Il s'agit de l'hôpital
européen qui a d'ailleurs été financé par l'Union européenne. Il est
surprenant d'observer dans un territoire comme Gaza, où quasiment
tout est marqué par la guerre, un hôpital digne de n'importe laquelle
de nos grandes villes belges. Il est équipé de la même manière et
l'équipe médicale est composée de médecins de même niveau. C'est
aussi une spécificité du peuple palestinien que d'avoir de grands
intellectuels. Beaucoup de ses membres sont issus des plus grandes
universités du monde.

Mon idée fixe était de savoir comment se rendre rapidement utile à
Gaza. J'ai revu M. Wolferson à New York, pendant l'assemblée
générale des Nations unies. Je lui ai annoncé que nous mettions
immédiatement 4 millions d'euros supplémentaires à la disposition de
l'organisation du Quartet, pour le budget qui sera géré par la Banque
mondiale. Il est à noter que c'est une section à part, M. Wolferson
gardant son bureau à la Banque mondiale et gérant cette aide à Gaza
depuis ce bureau, avec une gestion des fonds par la Banque
mondiale il s'agit de "trust funds".

Dans ce cadre, j'ai demandé de contribuer, d'une part, à des projets
ayant un effet immédiat sur la qualité de la vie des habitants, ayant
une visibilité physique directe pour les gens vivant dans la Bande de
Gaza et, d'autre part, à des travaux à forte intensité de main-d'oeuvre
pour donner du travail au plus grand nombre possible de jeunes.

Comme vous le savez, il y a plus de 60% de chômage dans la Bande
de Gaza, ce qui est une des origines de la facilité de recrutement par
le Hamas, le Hezbollah et par tous les terroristes de la planète.

Ce qu'il faut, c'est qu'au retrait israélien de Gaza corresponde un
changement de la vie des habitants de Gaza. Le but du
gouvernement belge est de contribuer très activement à cela. D'après
Wolferson qui s'en montre très satisfait -, nous sommes les
premiers à véritablement avoir mis 4 millions d'euros sur la table pour
une politique allant exclusivement dans ce sens-là.

Depuis, nous savons que cet argent sera intégré dans le "Rapid
Impact Program" et servira essentiellement dans le sud de la Bande
de Gaza à épurer des eaux, des égouts, des mares et autres lieux de
pollution et de dégoût physique absolument invraisemblable, que
nous allons totalement nettoyer et rééquiper pour réhumaniser la vie
dans cette région. D'autres, comme la Grande-Bretagne, participeront
avec des budgets plus grands à la reconstruction de certaines routes,
etc.

euro meer ter beschikking van het
Kwartet zouden stellen voor de
begroting die door de Wereldbank
zal worden beheerd.

Wij kiezen projecten uit die de
leefkwaliteit van de mensen
onmiddellijk verbeteren, die
zichtbaar zijn en die veel jonge
arbeidskrachten vereisen. In dat
land is de werkloosheid immers
groot (60 procent) zodat jongeren
al te gemakkelijk worden
gerecruteerd door Hamas en
Hezbollah.

De geldmiddelen die we vrijmaken
zullen in het "Rapid Impact
Program" geïntegreerd worden.
Dat programma is gericht op het
zuiveren van het riool- en
stilstaande water in het zuiden van
de Gazastrook.

Vergeleken met de bijdrage van
2,8 miljoen euro die we in 2002
geleverd hebben (6,6 miljoen in
2003 en 4,9 miljoen euro in 2004)
is onze hulp ten behoeve van de
Palestijnse Autoriteit bijna
verdubbeld tot 8,2 miljoen in 2005.
De democratisch verkozen
overheid, Fatah, is aan een ware
race tegen de klok begonnen om
te tonen wat ze waard is tegenover
Hamas. Die laatste wordt door
grote buitenlandse mogendheden
gefinancierd en dreigt de echte,
religieuze en islamitische macht te
worden.

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Vous m'interrogez également au sujet des montants engagés vis-à-
vis des autorités palestiniennes. En 2002, il y avait 2,8 millions
d'euros; en 2003, 6,6 millions d'euros; en 2004, ce montant est
retombé à 4,9 millions d'euros et en 2005, nous serons à 8,2 millions
d'euros. Nous doublons donc à peu près notre aide à l'Autorité
palestinienne.

Il faut aussi se rendre compte que ce qui est en jeu, ce sont les
élections futures dans la Bande de Gaza, avec d'un côté, l'Autorité
palestinienne le Fatah qui mène une course contre la montre
contre le Hamas et les forces islamistes. Il est clair que si l'Autorité
palestinienne, régulière, légale et démocratiquement élue, ne peut
pas réaliser et concrétiser des résultats probants en faveur de la
population palestinienne, c'est évidemment faciliter la tâche du
Hamas qui est financé par beaucoup d'Etats islamistes, du Golfe
notamment, et qui ont pour but de faire de cette Autorité une autorité
religieuse et un pouvoir islamique.

Voilà dans les grandes lignes ce que nous essayons de faire là-bas et
dans quel but. J'espère vous avoir convaincus de l'importance de
notre action.

01.03 Mohammed Boukourna (PS): Monsieur le président, M. le

ministre a répondu de manière complète à presque toutes les
questions que j'ai posées. Je me satisferai donc de ses réponses.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

02 Question de M. Jacques Chabot au ministre de la Coopération au Développement sur "les activités

de la Société belge d'investissement pour les pays en développement" (n° 8027)

02 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de

activiteiten van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden" (nr. 8027)

02.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le ministre, la Chambre des

représentants a adopté en date du 12 juillet 2001 le projet de loi relatif
à la création de la Société belge d'investissement pour les pays en
voie de développement document 50/1349 et également
dénommée Société anonyme BIO. La mission de BIO consiste à
soutenir le secteur privé dans les pays en voie de développement,
principalement par des investissements à risque, afin de lutter contre
la pauvreté et d'augmenter le niveau de vie économique dans ces
pays. Quatre ans après le vote de cette loi, je me permets de vous
poser les questions suivantes.

Les interventions de BIO devant être dirigées exclusivement vers des
entreprises dans des pays en voie de développement, quels pays ont-
ils été retenus et sur la base de quels critères? L'article 3 de la loi
prévoit également que BIO mènera une politique volontariste en
matière d'égalité entre les hommes et les femmes: qu'en est-il en
pratique? BIO fait-elle appel aux services de la coopération technique
belge et dans quels cas? Quels sont les fonds apportés par la
Belgique? Quels en sont les résultats?

Enfin, l'article 7 de la loi stipule expressément que BIO devra rédiger
un rapport annuel. Combien de rapports ont-ils été publiés? A qui
sont-ils adressés? Étant donné qu'il s'agit d'un instrument pour
l'exercice du contrôle parlementaire, ces rapports sont-ils envoyés

02.01 Jacques Chabot (PS): De

NV BIO, een Belgische
investeringsmaatschappij die in de
ontwikkelingslanden actief is en
waarvan de oprichting op 12 juli
2001 door de Kamer werd
goedgekeurd, staat in voor de
ondersteuning van de privé-sector
in die landen. Vooral door middel
van risicodragende investeringen
tracht zij de armoede te bestrijden
en de economie van die landen
aan te zwengelen. Kan u ons, vier
jaar na de goedkeuring van de
desbetreffende wet, meedelen
welke landen werden geselecteerd
en op grond van welke criteria dat
is gebeurd?

Wordt het in artikel 3 bepaalde
voluntaristische beleid inzake de
gelijkheid tussen mannen en
vrouwen toegepast?

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

d'office à l'ensemble des parlementaires? Ces rapports peuvent-ils
également être consultés par les citoyens et comment?

Doet BIO een beroep op de
diensten van de Belgische
Technische Coöperatie (BTC)?

Welke middelen draagt België aan
en wat zijn de resultaten daarvan?

Hoeveel jaarverslagen, zoals
bepaald in artikel 7, werden tot op
heden gepubliceerd en tot wie zijn
ze gericht?

02.02 Armand De Decker, ministre: Je voudrais remercier M.

Chabot pour sa question. J'ai ici un long texte que je vous remettrai
volontiers mais les éléments principaux de ma réponse sont les
suivants. En effet, BIO est une société dont l'objet est
l'investissement, la prise de participation dans des entreprises des
pays en voie de développement. La loi relative à la création de BIO
stipule, dans son chapitre 2, que les interventions de BIO sont
dirigées exclusivement vers des entreprises dans des pays en
développement appartenant aux catégories suivantes définies par le
comité de l'aide au développement de l'OCDE: les pays les moins
avancés ou PMA, au nombre de 50, les pays à faible revenu ou PFR,
au nombre de 22, les pays à revenu intermédiaire tranche inférieure
ou PRITI.

BIO est présente de manière directe ou indirecte dans 37 pays
appartenant à l'une de ces catégories, dont 14 PMA, 11 PFR et 12
pays à revenu intermédiaire.

J'ajoute que 55% des projets sont localisés dans les PMA.

Voilà pour la direction générale des activités de BIO.

J'ajouterai un élément, puisque je le leur ai notifié: je trouve que,
jusqu'à présent, BIO n'investit pas suffisamment en Afrique centrale. Il
est tout à fait évident que la première priorité de la politique du
gouvernement en matière d'aide au développement vise l'Afrique,
plus précisément encore l'Afrique centrale, puisque nous avons 18
pays partenaires, dont 13 en Afrique. Or, j'estime que BIO y investit
trop peu, ce que je leur ai très nettement fait remarquer; j'espère que
cela évoluera et j'y veillerai.

En ce qui concerne votre deuxième question sur l'égalité hommes-
femmes, on m'assure qu'il est toujours vérifié que la politique de
recrutement d'une entreprise où il y a une participation de BIO est
exempte de discrimination, spécifiquement en matière d'égalité de
traitement entre les hommes et les femmes.

BIO fait-elle appel à la CTB? Elle peut le faire, mais, jusqu'à présent,
elle ne l'a pas fait dans ses diverses activités.

Enfin, l'article 7 prévoit de rédiger un rapport annuel. Un rapport
annuel de BIO est en effet publié chaque année, adressé à une
centaine de personnes au niveau belge, à une centaine d'organismes
internationaux, aux administrateurs de BIO, aux membres du
gouvernement. Chaque année, moi et mes prédécesseurs
transmettons le rapport de BIO, comme la loi le prévoit, à la Chambre

02.02 Minister Armand De

Decker: Ik zal u een schriftelijke
versie van mijn antwoord bezorgen
omdat het tamelijk lang is.

Zoals bepaald in hoofdstuk 2,
heeft BIO enkel bedrijven
gesteund die tot de door de OESO
vastgelegde categorieën behoren,
de zogenaamde "minst
ontwikkelde landen" (BIO werkt
met veertien zulke landen samen),
"landen met een laag inkomen"
(BIO werkt met elf zulke landen
samen) en "landen met een
gemiddeld inkomen" (BIO werkt
met twaalf zulke landen samen).
Ongeveer 55 procent van de BIO-
projecten heeft betrekking op de
minst ontwikkelde landen.

De actie van BIO houdt niet
voldoende rekening met de
regeringsprioriteit inzake
ontwikkelingshulp, met name
Midden-Afrika. Ik hoop werkelijk
dat de situatie in die richting zal
evolueren.

De mensen die voor die actie
instaan, zeggen mij dat BIO nooit
optreedt vooraleer is nagegaan dat
vrouwen niet gediscrimineerd
worden.

BIO kan inderdaad een beroep
doen op de BTC maar tot hiertoe
heeft zij dat niet gedaan.

Het jaarlijks verslag waarin artikel
7 voorziet, wordt jaarlijks
gepubliceerd en toegestuurd naar
een honderdtal mensen in België.
Mijn voorgangers en ikzelf zenden
het door aan Kamer en Senaat, en
dat document kan op het internet

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

et au Sénat. Il se trouve donc ici.

Voilà quelques éléments. Pour le reste, je vous remettrai l'ensemble
de la note.

worden geraadpleegd.

02.03 Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, la réponse du

ministre me paraît complète et je l'en remercie.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de
vrijwilligersdienst voor jongeren" (nr. 8176)
- mevrouw Zoé Genot aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de vrijwilligersdienst
voor jongeren" (nr. 8567)
- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de invoering van
een vrijwillige burgerdienst" (nr. 8572)

03 Questions jointes de

- Mme Nathalie Muylle au ministre de la Coopération au Développement sur "le service volontaire pour
les jeunes" (n° 8176)
- Mme Zoé Genot au ministre de la Coopération au Développement sur "le service volontaire pour les
jeunes" (n° 8567)
- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Coopération au Développement sur "l'instauration d'un service
civil volontaire" (n° 8572)

03.01 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de

minister, tijdens de Ministerraad van 9 september 2005 werd een KB
goedgekeurd dat jongeren als vrijwilliger de kans geeft om actief te
zijn in onze 18 partnerlanden. U stelt voor om na een
selectieprocedure daarvoor jongeren tussen 20 en 30 jaar te nemen.
Ik ben vanmorgen nog eens gaan kijken naar de website van het BTC
en daar staat dat die selectiecriteria nog moeten worden
bekendgemaakt.

U zou de coördinatie willen laten verlopen door het BTC. Deze
jongeren zouden een equivalent van een minimumloon ontvangen als
vergoeding. U voorziet voor 2006 100 jongeren in dat traject in te
schakelen en hetzelfde aantal voor 2007 en 2008. Ik denk dat dit een
lovenswaardig initiatief is. Op het moment dat u dit hebt
bekendgemaakt, waren er wel wat vragen vooral vanuit de NGO's.

Die vragen zijn de volgende. Waarom neemt men als overheid nu een
dergelijk initiatief terwijl de NGO's dit al jaren doen? Waarom gaat de
minister zich beperken tot de 18 partnerlanden? NGO's vinden het
enigszins bizar dat men die vrijwilligers niet naar bepaalde landen kan
sturen waarin bepaalde NGO's zeer actief zijn als het niet gaat om
een partnerland. Ze vragen zich ook af hoe men er ter plaatse in zal
slagen om die vrijwilligers op te vangen en of zij niet het werk van de
plaatselijke bevolking zullen overnemen. Zij hebben ook vragen bij het
loon dat aan die mensen wordt uitbetaald. Vaak gaan zij meer
verdienen dan het lokale personeel dat daar aanwezig is.

Een van de kritieken, mijnheer de minister, die op dat vlak worden
gegeven, is dat heel wat jongeren zich misschien kandidaat zullen
stellen omdat zij het zullen zien als betaald toerisme. Vooraleer zij
verder studeren of op de arbeidsmarkt actief worden, gaan zij op die
manier een stukje van de wereld kunnen zien. Vragen rijzen bij de

03.01 Nathalie Muylle (CD&V):

Le Conseil des ministres a
approuvé, le 9 septembre 2005,
un arrêté royal instaurant un
service volontaire pour les jeunes
dans le cadre de la coopération au
développement. Les jeunes de 20
à 30 ans pourront, à l'issue d'une
procédure de sélection, travailler
dans un des dix-huit pays
partenaires de la Belgique. Ils
seraient occupés sous les liens
d'un contrat d'emploi de
l'Opération Technique Belge et
rémunérés au salaire minimum. Le
ministre souhaite envoyer chaque
année cent jeunes à l'étranger, et
cela pendant trois ans.

Les ONG affichent une certaine
méfiance à l'égard de cette
initiative. Elles organisent en effet
elles-mêmes de tels projets depuis
de nombreuses années. Elles se
demandent en outre pourquoi le
service volontaire est limité aux
pays partenaires. Il pourrait en
résulter une concentration
excessive de volontaires dans ces
dix-huit pays et ces travailleurs
inexpérimentés pourraient bien
gagner davantage que le

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

motivatie van de jongeren. Zij hadden ook vragen over het
terugkeertraject wat bij de NGO's enorm belangrijk is.

Ik deel niet alle kritiek die vanuit de NGO-hoek wordt gegeven. Ik
denk dat er wel heel terechte zaken zijn maar ik had u graag eens
gevraagd naar uw motivatie. Waarom? Hoe ziet u dit? Hoe ziet u het
terugkeertraject? Weet u al iets meer over de selectiecriteria? Wat is
de motivatie van de minister om met dit project te starten? We zijn nu
toch al anderhalve maand verder en ik had dan ook graag een stand
van zaken gekregen.

personnel local qui, lui, possède
de l'expérience. Enfin, les ONG
s'interrogent sur la motivation de
certains jeunes qui pourraient bien
être à la recherche d'une année de
tourisme exotique bien rémunérée.

Que répond le ministre à cette
critique?

03.02 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le

ministre, le Conseil des ministres du 9 septembre dernier a approuvé
votre projet de créer un service volontaire en coopération au
développement. Nous pouvons nous réjouir de la mise en oeuvre d'un
tel service volontaire puisqu'en effet ce projet est porté depuis
quelques années par le cdH et que cette initiative va donc dans une
bonne direction. Toutefois, nous pensons que ce projet pourrait aller
plus loin parce qu'il faut diversifier l'offre de services d'utilité collective
pour répondre aux attentes des jeunes ainsi qu'aux besoins de la
société dans son ensemble. En conséquence, nous pensons que ce
service devrait également être rendu accessible aux jeunes qui
souhaitent s'investir dans un projet en Belgique, par exemple dans les
domaines de l'action sociale, de la solidarité, de la culture, de
l'éducation, de l'environnement, de la protection civile. Mais cette
matière se heurte bien évidemment à la complexité institutionnelle de
notre pays puisque, pour certains aspects, cela relève de
compétences fédérales et pour d'autres de compétences régionales
ou communautaires.

Monsieur le ministre, seriez-vous favorable à une telle initiative au
niveau fédéral? Pensez-vous qu'il serait possible que, sous cette
législature, nous puissions avancer dans ce domaine?

Au-delà de cet aspect, le service volontaire dans la coopération au
développement tel que vous semblez souhaiter le mettre en oeuvre
pose différentes questions.

Pourquoi avez-vous limité l'accès au service volontaire aux seuls
jeunes qui possèdent un diplôme de l'enseignement supérieur?
Pourquoi ne permettre l'accès qu'aux jeunes âgés de 20 ans au
moins?

Pourriez-vous nous expliquer concrètement quelles seront les
modalités de ce service volontaire? Quelles seront les activités
effectuées par ces jeunes et pour quel type de projet? Sous quelle
forme comptez-vous coordonner le service mis en place avec les
ONG qui exercent leurs activités dans les pays qui sont concernés?

03.02 Brigitte Wiaux (cdH): Wij

verheugen ons over de oprichting
van een vrijwillige burgerdienst,
maar we denken dat dit project
niet ver genoeg gaat. Het zou
toegankelijk moeten zijn voor de
jongeren die zich in België willen
inzetten. Waarom hebt u de
aanwerving beperkt tot jongeren
met een diploma van het hoger
onderwijs die ten minste twintig
jaar oud zijn? Hoe zal die vrijwillige
dienst concreet georganiseerd
worden? Hoe zal u deze dienst
coördineren met de NGO's die
actief zijn in de betrokken landen?

03.03 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le ministre, nous avons tous

entendu avec intérêt votre projet de service civil pour les jeunes à
l'étranger, mais aussi avec un peu d'inquiétude. En effet, comme
nous n'en connaissons pas le cadre, il peut être le meilleur comme le
pire des projets. Si l'on envoie n'importe quel jeune dans n'importe
quelles conditions pour faire n'importe quoi sur le terrain, ce service
n'engendrera rien de bon.

De plus en plus, grâce aux informations qui nous parviennent, nous

03.03 Zoé Genot (ECOLO): Een

dergelijke vrijwillige burgerdienst in
het buitenland kan zowel goed als
slecht aflopen. Gelukkig lijkt dit
project een welomlijnd geheel te
zijn. Over welk soort projecten
gaat het en wie neemt eraan deel?
Welke eisen worden er gesteld?
Hoe zit het met de financiering?

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

nous rendons compte que le projet est bien délimité et nettement plus
encadré. Donc, bien organisé, il me paraît qu'il sera plus bénéfique
pour les jeunes et les populations auxquelles il s'adresse.

Beaucoup de jeunes s'y intéressent. Ils s'adressent aux ONG, aux
administrations, aux professeurs d'éducation au développement pour
obtenir des renseignements, vu que toutes les rumeurs circulent sur
le type de formation dont il faut disposer, le calendrier, sur les critères
de sélection. Il me paraît donc important, pour ces jeunes qui se
projettent dans l'avenir et essaient d'imaginer leur projet de vie, de
savoir s'ils pourront partir, quand, quel nombre de jeunes seront
admis à le faire, etc.

J'aurais donc désiré qu'on précise les types de projets qui seront
choisis parmi les projets du Sud, les acteurs habilités à envoyer des
jeunes sur le terrain, les critères exigés, notamment en matière de
formation, le coût, la prise en charge financière. Sur le profil des
jeunes concernés: qui peut participer, sur quels critères les candidats
seront-ils sélectionnés, vu que, d'après ce qu'on ressent sur le terrain,
le nombre de demandes semble plus important que le nombre de
postes à pourvoir dans un premier temps? A quelles conditions
peuvent-ils participer? Quelles démarches doivent-ils entreprendre?

Pour des jeunes qui ont besoin de planifier ces années de vie et pour
qui un an paraît encore une éternité, il est très important de connaître
le calendrier prévu.

Hoe worden de kandidaten
geselecteerd?

03.04 Armand De Decker, ministre: Monsieur le président, chers

collègues, tout d'abord, je vous remercie pour les nombreuses
questions posées sur ce sujet. Cela démontre l'intérêt pour l'initiative
prise.

L'origine de cette initiative est double. La première raison en est
l'énorme engouement des jeunes, constaté au moment du tsunami.
Ils étaient des centaines et des centaines à prendre contact avec le
gouvernement, les ONG, la Croix-Rouge pour pouvoir apporter leur
aide. Toutes les organisations ont dû refuser ces jeunes, parce qu'il
était tout simplement impossible de les envoyer dans un contexte
aussi difficile. Même les professionnels que nous avons envoyés ne
l'ont été que pendant des périodes limitées. Certains, à leur retour,
ont même dû être soignés psychologiquement; lorsque l'on côtoie la
mort en permanence, cela ne s'improvise pas.

C'était un premier constat, mais en tout cas, cet appel et cette
expression de générosité incontestable méritaient, selon moi, une
réponse.

La deuxième raison fondamentale est totalement indépendante de la
première. Pour être, par exemple, candidat diplomate de coopération,
attaché à la coopération, il faut, tout comme pour les diplomates, un
diplôme universitaire ou équivalent. Cependant, les attachés doivent
fournir la preuve d'au minimum trois années d'expérience dans les
pays en voie de développement. En la matière, c'est le cercle vicieux.
C'est un énorme problème que de faire montre d'une expérience
sérieuse. Pour certains, la seule solution était donc de se faire
engager par des ONG, ce que beaucoup ont fait. Il faut se réjouir du
travail de ces dernières, travail que nous soutenons financièrement à
concurrence de 80% de leurs activités. Nous sommes en concertation

03.04 Minister Armand De

Decker: De oorsprong van dit
project is tweeërlei: enerzijds de
geestdrift die de jongeren getoond
hebben na de tsoenami en
anderzijds het probleem van de
ervaring die gevraagd wordt aan
de kandidaat-diplomaten die
verbonden zijn aan ontwikkelings-
samenwerking.

De federale regering kan via een
koninklijk besluit een vrijwilligers-
dienst oprichten in sectoren waar
ze dat zelf wenst. Ik heb van die
mogelijkheid gebruik gemaakt. Het
gaat erom een boomkwekerij te
creëren die op ontwikkelings-
samenwerking gericht zal zijn. Een
honderdtal jongeren zal elk jaar
geselecteerd worden en op lange
termijn zullen die jongeren een
kern vormen die bij de bevolking
een grote sensibilisatie voor de
ontwikkelingsproblematiek moge-
lijk maakt. De minimumleeftijd van
20 jaar is een absolute
voorwaarde om te kunnen
garanderen dat uitsluitend mensen
waarvan de persoonlijkheid
voldoende gevormd is worden

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

constante avec les ONG et ce, dans le meilleur esprit du monde.

Je devais donc répondre à cette question relative à l'expérience du
Sud. C'est alors que je me suis rappelé avoir moi-même, il y a dix
ans, en ma qualité de député, déposé une proposition de loi visant à
créer un service civil ou militaire volontaire dans tous les services
relevant de l'Etat fédéral. Cette proposition de loi, au moment de mon
départ de la Chambre, a été reprise par certains de mes collègues de
l'époque et adoptée par la Chambre. Elle a été confirmée par le Sénat
il y a un an et demi environ.

Que dit cette loi? Elle dit que le gouvernement fédéral peut créer, par
arrêté royal délibéré en Conseil des ministres - tout le Conseil doit
être d'accord -, des services volontaires dans les secteurs qu'il
désigne. Le premier secteur est l'armée mais, jusqu'à présent, cela
n'a pas été mis en vigueur.

Le deuxième article mentionne: "toute activité de l'Etat fédéral qui ...".
De même, j'ai relevé le deuxième paragraphe qui prévoit les autres
services. Il me semble intéressant de le mettre en application.

Il ne s'agit pas du tout de tourisme dans le Sud comme j'ai cru
l'entendre ici mais, véritablement, de créer une pépinière de gens
dont le métier deviendra un jour, s'ils le choisissent, la coopération au
développement.

En engageant une centaine de jeunes par an, le but est de créer une
centaine de cercle d'amis et de familles qui vont parler de la
coopération au développement, ce qui va considérablement
contribuer à la sensibilisation aux questions de la coopération au
développement. Cette initiative reçoit un engouement extraordinaire.
J'ai déjà reçu des centaines d'e-mails, de demandes, de marques
d'intérêt, etc.

Qu'avons-nous posé comme conditions? Le candidat doit avoir au
minimum 20 ans; au départ, 22 ans me semblait préférable. J'entends
que certains auraient voulu envoyer des enfants de 14-15 ans. Vingt
ans me paraît être le strict minimum, c'est ce qui a été décidé par le
Conseil des ministres. On n'envoie pas, dans les pays du Sud, des
enfants qui n'ont pas un minimum d'équilibre, de caractère et qui ne
sont pas formés à vivre dans ces conditions, à des milliers de
kilomètres de chez eux.

En ce qui concerne le diplôme, le minimum requis sont les humanités
complètes et non pas l'enseignement supérieur. Personnellement,
j'avais plaidé pour le bac+2. Le consensus s'est fait au Conseil des
ministres sur le cycle complet des humanités.

Il faut également être citoyen belge ou de l'Union européenne,
domicilié en Belgique depuis au moins un an, âgé de minimum 20 ans
et de maximum 30 ans.

Une sélection sera faite parmi les centaines de candidats inscrits;
seules 100 personnes seront engagées. Des épreuves de sélection
auront lieu à la CTB. Celles-ci feront ressortir du lot les personnes les
plus motivées.

Il est évident que 80% des postulants sont des universitaires et ce,

uitgestuurd. De maximumleeftijd is
dertig jaar. Het vereiste diploma is
dat van hoger secondair onderwijs.
Ten slotte moeten de kandidaten
Belg zijn of een inwoner van de
Europese Unie die sedert
minstens een jaar in België
verblijft.

De meest gemotiveerde
kandidaten zullen aan de hand van
proeven worden geselecteerd. De
kandidaten die in aanmerking
komen, zullen een opleiding
genieten en vervolgens uitge-
stuurd worden naar een van de
achttien partnerlanden, zodat ze
zich kunnen inwerken in de
organisatie van het Belgische
ontwikkelingsbeleid. Ze zullen
maximum drie jaar ter plekke
blijven, wat betekent dat er
permanent ongeveer honderd
vijftig jongeren in het buitenland
zullen verblijven. De wedde zal
niet lager zijn dan het
gegarandeerd minimumloon.

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

dans tous les domaines. Toutefois, dans notre esprit, ce ne sont pas
seulement les universitaires qui doivent être retenus mais bien les
plus motivés. Il est clair qu'un technicien ou un mécanicien peut être
très utile et apprendre des choses qui lui permettront d'aller travailler
dans le Sud en bénéficiant d'une expérience et d'être engagé par la
CTB, etc. Le critère essentiel de sélection sera donc la motivation.

Les personnes sélectionnées recevront, durant quelques mois, une
formation à la coopération au développement à la CTB, avant de se
voir confier un poste. Où seront-elles envoyées? Evidemment je me
suis limité aux 18 pays partenaires. En effet, je souhaitais que ces
jeunes soient envoyés dans des lieux où ils puissent être encadrés et
où se trouve une ambassade avec un poste de coopération et un
bureau CTB. Ces derniers devront leur donner du travail et les
encadrer. Autrement dit, les jeunes en question devront avoir
l'opportunité de faire des rapports, demander des avis, etc. Ils devront
également s'inscrire dans la politique d'aide au développement définie
par la Belgique dans les 18 pays partenaires.

Il est prévu d'envoyer une centaine de jeunes par an. Etant donné
qu'ils peuvent rester sur place un maximum de trois ans, environ 150
jeunes devraient se trouver dans le Sud dans quelques années.
Ceux-ci seront répartis dans 18 pays parmi lesquels le Congo qui
couvre une superficie égale à celle de l'Union européenne des 15. Je
crois donc pouvoir dire qu'ils ne s'y marcheront pas sur les pieds. Il y
aura évidemment plus de jeunes au Congo qu'en Equateur. Toutefois,
on en trouvera partout. Ils se rendront à l'endroit qu'on leur aura
désigné.

J'en arrive à la question du salaire. Comment pourrait-on imaginer
que l'Etat leur donne moins que le salaire minimum garanti?

Dat is toch onmogelijk. De Staat kan toch niet minder betalen dan het
minimumloon? Dat kan niet. Het is juist dat dit voor deze mensen in
bepaalde landen misschien een tamelijk goede positie zal betekenen.

L'État ne saurait payer moins que
le salaire minimum. Les jeunes
doivent également bénéficier d'un
bon statut.

Il est certain qu'en matière de pouvoir d'achat, avec 1.000 euros par
mois, on vit mieux à Kinshasa qu'à Bruxelles, cela ne fait pas l'ombre
d'un doute. Mais n'oublions pas que nous faisons cela dans un esprit
de formation, pour former de futurs professionnels de la formation
grâce à cette expérience assez privilégiée et bien encadrée. Voilà,
chers collègues, les grandes lignes de ce projet.

Le Conseil des ministres a marqué son accord; on attend maintenant
les commentaires du Conseil d'État. S'il n'y a pas de remarque
importante, et je ne vois pas pourquoi il y en aurait, le projet sera
soumis à la signature royale immédiatement après. On ouvrira alors
officiellement les appels aux candidats, appels qui se clôtureront le 28
février, ce qui permettra de procéder au recrutement et à la formation,
ce qui permettrait de commencer sans doute au mois de septembre
2006. J'ai prévu pour 2006 un budget de 2 millions d'euros. Ensuite, il
faudra plus.

Laten we niet vergeten dat met dit
project een opleiding wordt
beoogd.

De ministerraad heeft zich akkoord
verklaard; het ontwerp wordt
momenteel voorgelegd aan de
Raad van State die geen
bijzondere opmerkingen zou
moeten maken.

De kandidaatstelling kan worden
beëindigd op 28 februari en het
ontwerp kan in werking treden in
september 2006. Het geplande
budget voor 2006 bedraagt twee
miljoen euro.

Ze gaan laat beginnen, dus ik heb niet méér nodig voor 2006. Voor
2007 zal de begroting natuurlijk hoger moeten zijn om dat te kunnen
financieren.

Il ne me faut pas de fonds
supplémentaires pour 2006 mais
le budget devra être augmenté en

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2007.

Chers collègues, voilà les grands éléments de ce service volontaire à
la coopération au développement qui, je l'espère, connaîtra un grand
succès. Vous me demandez pourquoi ne pas faire cela dans d'autres
domaines. Chaque ministre qui a une motivation spécifique ou qui
pense à quelque chose pourrait le faire. Je trouve que, quand on voit
le problème du chômage des jeunes tel qu'il existe, leur donner
l'occasion de se former dans des domaines particuliers qui dépendent
du fédéral serait une bonne idée. Et il y a beaucoup de domaines qui
dépendent du fédéral. Ensuite, on pourrait même aller au niveau des
compétences régionales et communautaires sur la base d'un accord
de coopération, ce n'est pas tellement compliqué.

On sous-estime terriblement l'appel que cela suscite. Les jeunes
adorent ce projet et il serait bien, à mon avis, de le prévoir dans
d'autres domaines. Je sais que M. Flahaut y pense pour la Défense. Il
hésite pour le moment pour des raisons budgétaires, son budget
n'étant pas très confortable. Mais il y a aussi les instituts scientifiques,
il y a mille domaines où l'on pourrait organiser un service volontaire
encadré qui soit une véritable formation pour les jeunes.

Het project kan uiteraard naar
andere sectoren worden
uitgebreid. De betrokken ministers
dienen hiertoe voorstellen te
formuleren. Via een
samenwerkingsakkoord kunnen
zelfs de Gewesten en de
Gemeenschappen hierbij worden
betrokken.

Ik weet dat minister Flahaut in die
richting denkt.

03.05 Nathalie Muylle (CD&V): Ik dank de minister voor zijn

antwoord. Zoals ik reeds zei in mijn vraag vind ik het een goed
initiatief. Zoals u zelf reeds zei, meen ik dat de rol van de BTC daarin
de komende maanden cruciaal zal zijn, zeker wat de
selectieprocedure en de motivatie betreft, en zeker gezien uw tweede
doelstelling, met name mensen langer en later te laten werken in de
ontwikkelingssamenwerking. De motivatie van bij het begin zal daarbij
cruciaal zijn.

Met de timing die u vooropstelt, denk ik dat we er de komende
maanden in de commissie nog uitgebreid zullen kunnen op
terugkomen, zeker als de eerste selectieproeven gehouden zijn en de
eerste mensen kunnen vertrekken.

03.05 Nathalie Muylle (CD&V):

Le CTB aura dans les mois à venir
un rôle déterminant à jouer dans la
sélection et dans la motivation des
volontaires. Nous reviendrons sur
le sujet, notamment après les
premières épreuves de sélection.

03.06 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, je remercie le

ministre pour toutes les informations qu'ils nous a communiquées.

03.07 Zoé Genot (ECOLO): Je suis aussi une partisane de ce projet

et je pense que le problème du manque de formation initial des
coopérants de terrain se faisait de plus en plus sentir. Quand on voit
par exemple que la CTB était obligée d'engager massivement des
gens hors de Belgique car, chez nous, il n'y avait plus de filière de
formation pour des jeunes coopérants, c'est assez dommageable
étant donné la motivation de nombreux de nos jeunes dans ce
secteur.

J'apprécie le fait d'obtenir un calendrier plus clair. Si je comprends
bien, les jeunes qui auraient postulé aux alentours du 28 février
commenceraient leur formation en septembre 2006.

Mon seul regret est de ne pas avoir entendu comment les ONG vont
s'inscrire dans ce projet, que ce soit au niveau de la formation ou du
terrain. J'ai peur qu'un encadrement confié uniquement aux bureaux
de coopération dans les pays soit un peu léger. J'ai discuté avec pas
mal de personnes qui, à l'époque, avaient fait leur service civil à
l'étranger avec un encadrement particulièrement léger et, parfois,

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

certaines revenaient dégoûtées. Je voudrais donc vraiment insister
sur l'encadrement sur place qui me paraît être primordial.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

04 Questions jointes de

- M. Mohammed Boukourna au ministre de la Coopération au Développement sur "la famine au Niger
qui menace l'ensemble du Sahel" (n° 8202)
- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Coopération au Développement sur "la famine en Afrique"
(n° 8385)
- M. Francis Van den Eynde au ministre de la Coopération au Développement sur "la famine au Niger"
(n° 8581)

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Mohammed Boukourna aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de
hongersnood in Niger, die heel de Sahel bedreigt" (nr. 8202)
- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de hongersnood in
Afrika" (nr. 8385)
- de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de
hongersnood in Niger" (nr. 8581)

04.01 Mohammed Boukourna (PS): Monsieur le président,

monsieur le ministre, suite à une sécheresse exceptionnelle et à une
invasion de criquets provoquant, l'an dernier, une pénurie de mil et de
sorgho, aliments de base pour sa population, le Niger, dont la plupart
des habitants vivent de l'agriculture et de l'élevage, est aujourd'hui
frappé par une famine sans précédent.

Selon l'ONU, 3,5 millions de personnes sur une population totale de
11,5 millions sont concernées par cette famine.

L'appel de fonds, lancé début août 2005, par le Programme
alimentaire mondial (PAM) et l'Organisation des Nations unies a
permis de récolter 57,6 millions de dollars ou 46,8 millions d'euros.

La Belgique a réagi en participant à l'effort international, notamment
en versant 500.000 euros au PAM. Le 15 juillet dernier, elle s'est
engagée à verser 500.000 euros supplémentaires. La Belgique a
également proposé d'offrir dix camions aux forces armées du Niger
afin d'acheminer l'aide internationale alimentaire dans les régions
concernées.

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous assurer que ces derniers
500.000 euros ont bien été versés à l'organisation internationale et
que les camions sont bien parvenus à leurs destinataires? Pouvez-
vous également nous donner de plus amples informations quant à
l'organisation de l'aide internationale: existe-t-il une coordination entre
les bailleurs de fonds européens? Comment se coordonne l'ensemble
de l'aide internationale?

Au-delà du Niger, le PAM, l'ONU et plusieurs ONG s'inquiètent pour
d'autres pays de la région. En effet, la Mauritanie, le Mali, le Burkina
Faso et le Nigeria pourraient également être prochainement touchés
par la famine, les récoltes de ces pays se faisant plus tard que celles
du Niger qui, quant à elles, se déroulent en octobre.

Monsieur le ministre, la Belgique compte-t-elle s'engager et aider
d'autre pays que le Niger? Je pense notamment au Mali qui est

04.01 Mohammed Boukourna

(PS): In reactie op de oproep van
het WVP (Wereldvoedsel-
programma) en de UNO heeft
België 500 000 euro ter
beschikking gesteld om de
hongersnood in Niger te lenigen.
Ons land heeft voorts beloofd om
tien militaire vrachtwagens voor
het vervoer van humanitaire hulp
naar het getroffen land te sturen.

Heeft België zich aan zijn belofte
om een bijkomend bedrag van
500.000 euro te storten
gehouden? Hebben de vracht-
wagens hun bestemming bereikt?
Hoe verloopt de coördinatie van de
internationale hulp?

Zal België zich voor de bedreigde
landen en in het bijzonder voor
Mali inzetten en de andere
Europese landen op hun plicht
wijzen?

Hoe staat België tegenover de
kritiek die sommige NGO's uiten
op het economisch beleid dat het
IMF, de Europese Unie en andere
internationale organisaties aan
Niger opleggen en dat prijs-
stijgingen in de hand werkt zodat
de bevolking geen voedsel meer
kan kopen?

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

également un pays partenaire de notre Coopération au
Développement? Compte-t-elle inciter rapidement les autres pays
européens à réagir à l'égard de l'ensemble de cette région, étant
donné l'urgence de la situation?

Enfin, la presse a relayé les critiques de certaines ONG selon
lesquelles les politiques économiques imposées au Niger par le
Fonds monétaire international, l'Union européenne et d'autres
organisations mondiales, et auxquelles sont subordonnées la plupart
des aides et allègements de dette, contribuent à l'augmentation des
prix et à l'impossibilité d'acquérir de la nourriture. Ainsi, sous la
pression du FMI et de l'UE, le nouveau gouvernement nigérien a
introduit, à peine élu, une TVA de 19% sur les denrées alimentaires
de base.

Le drame nigérien interroge, une fois de plus, les politiques des
institutions de Bretton Woods dont les préceptes se retrouvent dans
l'accord du G8 d'annuler la dette multilatérale de certains pays les
plus pauvres, accord entériné en juillet dernier.

A cet égard, je voudrais rappeler que notre groupe politique à la
Chambre a déposé une proposition de résolution qui vise à annuler la
dette des pays les moins avancés (PMA) dont font partie les pays
concernés; elle conditionne cette annulation au respect des critères
liés aux objectifs du Millénaire et non à des critères
macroéconomiques et financiers.

Voici ma dernière question, monsieur le ministre: comment se
prononce la Belgique à l'égard de ces critiques?

De voorzitter: Mevrouw Vautmans is niet aanwezig. Zij is waarschijnlijk elders in vergadering. Daarom geef
ik het woord aan de heer Van den Eynde.

04.02 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, het is pas van februari geleden dat ik
u, daarin gevolgd door mevrouw Vautmans en de heer Deseyn voor
CD&V, vragen stelde over de situatie in Niger, meer bepaald in één
streek van Niger, het Dakorogebied, waar wij geweest waren in het
raam van het Belgisch overlevingsfonds. Wij hebben er met onze
eigen ogen kunnen vaststellen dat er enkele maanden later
hongersnood zou uitbreken.

Ten gevolge van onze en wellicht ook van andere, ik wil geen
pluimen op mijn hoed steken die ik niet alleen verdiend heb vragen
in het Parlement, heeft de regering dan toch nog een operatie
noodhulp georganiseerd voor dat gebied. Ik zal u eerlijk zeggen,
mijnheer de minister: op dat ogenblik konden wij niet vermoeden dat
wat voorspeld werd voor één regio van het land, zich in feite over heel
het land zou voordoen ten gevolge van bijkomende rampen en
bijkomende omstandigheden.

Ik wil u er toch aan herinneren dat Niger een van de achttien landen is
die ik beschouw als excuseer me voor dat woord uitverkoren voor
het ontwikkelingsbeleid. Ten gevolge van die politiek bestaan er toch
speciale verplichtingen ten overstaan van dat land.

Anderzijds wil ik ook vaststellen dat wij toch met een algemeen
probleem te kampen zullen hebben in wat ik zou noemen onze visie

04.02 Francis Van den Eynde

(Vlaams Belang): A l'occasion d'un
voyage dans la région du Dakoro,
au Niger, avec le Fonds de Survie
belge, nous avons constaté par
nous-mêmes l'imminence d'une
famine. A la suite de quelques
interpellations, le gouvernement a
déployé une opération d'urgence
dans la région.

Hélas, la

catastrophe prend des
propositions beaucoup plus
importantes encore que craint
initialement. Le Niger est l'un des
dix-huit pays dits "privilégiés" où
nous nous sommes engagés dans
le cadre de la Coopération au
Développement, ce qui entraîne
des obligations. Que fait la
Belgique pour lutter contre la
famine qui sévit au Niger?

D'aucuns estiment que l'aide
structurelle est beaucoup plus
efficace que l'aide d'urgence.

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

op ontwikkelingssamenwerking. Mijnheer de minister, de laatste jaren
wordt er nogal minachtend gedaan over wat men noodhulp gaan
noemen is en dat men bepaald heeft dat structurele hulp veel
belangrijker is. Theoretisch klopt dit helemaal, theoretisch is dat
allemaal juist. Ik kan echter alleen maar vaststellen samen met u
waarschijnlijk dat wij de laatste tijd toch geconfronteerd worden
met als ik mij zo mag uitdrukken heel wat nood aan noodhulp. Er is
de hongersnood in Niger en daarvoor was er de tsunami. Ik stel vast
het is louter toevallig dat het voorstel van resolutie van mevrouw
Lejeune en de heer Bacquelaine dat aan de agenda van deze
vergadering staat ook al betrekking heeft op noodhulp.

Ik kom u dus in feite twee vragen stellen. Ten eerste, en daarmee
sluit ik mij aan bij collega Boukourna, kunt u mij vertellen wat er op dit
ogenblik gebeurt met betrekking tot de hongersnood in Niger en die
bovendien een risico kan zijn voor heel de regio?

Ten tweede, wat is uw visie op de verhouding tussen structurele hulp
en noodhulp? Moet er in de ontwikkelingssamenwerking geen
soepeler systeem worden ontwikkeld om aan noodhulp te kunnen
doen? Ik wil u eraan herinneren dat toen wij in februari gepleit hebben
voor noodhulp, op dat ogenblik een van de gerezen problemen was
dat het budget voor noodhulp opgesoupeerd was aan de tsunami. Dat
leek toen een uitzondering maar ik heb de indruk dat deze
uitzondering zich nog vaak opnieuw zou kunnen voordoen. Moet op
dat vlak niet eerder naar soepelheid gestreefd worden? Ik dank u bij
voorbaat voor uw antwoord.

C'est exact, du moins en théorie,
mais vu les grands besoins
actuels en aide d'urgence, nous
devrons peut être reconsidérer
notre point de vue. Que pense le
ministre du rapport entre l'aide
urgente et l'aide structurelle? Ne
faut-il pas assouplir le système qui
rend l'aide urgente possible et
l'organise?

04.03 Minister Armand De Decker: Mijnheer de voorzitter, ik heb

twee vragen gekregen betreffende Niger en de situatie in de Sahel in
het algemeen. Mijnheer Van den Eynde, u hebt de zaak nog wat
uitgebreid naar een globale aanpak van dit beleid. Ik begin met Niger
en de Sahel.

04.03 Armand De Decker,

ministre: Les questions ont trait à
la famine au Niger et au Sahel
mais aussi à l'approche générale
de la famine et au choix à opérer
entre l'aide d'urgence et l'aide
structurelle. Je commencerai par
la situation au Niger et au Sahel.

Au mois de juin dernier et en vue de donner une réponse immédiate à
l'appel urgent des Nations unies, j'ai décidé d'accorder une somme de
500.000 euros au PAM - Programme alimentaire mondial des Nations
unies. Un montant supplémentaire de 500.000 euros en aide
d'urgence a permis de doubler cette aide. Cela signifie que, cet été, la
Belgique a mis un million d'euros à la disposition de cette situation
particulière au Niger. Je me souviens d'une intervention du ministre
français des Affaires étrangères qui s'était rendu sur place et où il
s'est exclamé: "Que fait la communauté internationale? Pour notre
part, nous allons accorder une aide de deux ou trois millions d'euros".
La Belgique, qui est quand même six fois plus petite, avait déjà
accordé une aide de un million d'euros, ce qui est beaucoup plus que
ce que la France faisait, proportionnellement parlant.

Ensuite, nous avons offert dix camions Volvo en collaboration avec le
ministère de la Défense nationale. Ils ont été transportés par la voie
maritime aux frais de mon département et livrés aux autorités
nigériennes le 31 août dernier. Ces camions ont été acheminés en
bateau jusqu'au Bénin avant de prendre la route pour le Niger, où ils
fonctionnent aujourd'hui pour distribuer l'aide alimentaire.

In juni van dit jaar en in antwoord
op de dringende oproep van de
Verenigde Naties, kende België
500.000 euro toe aan het
Wereldvoedselprogramma (WVP),
waarmee het zijn bijdrage meteen
verdubbelde.

Daarnaast schonk Defensie de
Nigerese overheid tien Volvo
vrachtwagens. Die werden op 31
augustus jongstleden op kosten
van mijn departement geleverd. Ik
ben natuurlijk niet ongevoelig voor
de getuigenissen van de leden van
Senaat en Kamer die aan de
zending van het Belgisch
Overlevingsfonds in Niger hebben
deelgenomen, maar ik wijs erop
dat België niet het enige land is
dat een antwoord biedt op de

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Personnellement, je suis très sensible à l'intérêt affiché par mes
collègues de la Chambre et du Sénat qui ont participé à la mission du
Fonds belge de survie au Niger. La Belgique y a pris part, mais il y a
d'autres pays que la Belgique dans le monde pour venir en aide aux
victimes de la situation au Niger. Je vous demande d'en tenir compte.
Nous ne sommes pas seuls à pouvoir y répondre. Je le répète, notre
aide, toutes proportions gardées, est supérieure à celle de nos pays
voisins.

Pour l'instant, il n'existe pas de coordination européenne à
proprement parler à l'égard de la crise alimentaire. Si elle existe, elle
s'effectue au niveau de l'aide internationale. La coordination
s'accomplit au niveau mondial à travers le PAM, la FAO, les
organismes d'aide au développement et d'aide humanitaire
internationaux, mais non pas spécifiquement européens.

Un cadre de partenariat a été signé entre le Niger et différents
bailleurs de fonds en vue de prévenir et gérer les crises alimentaires.
Ce cadre partenarial prévoit différentes instances de coordination.

Il y a un comité restreint de concertation, composé des signataires du
cadre de partenariat, qui est un organe politique travaillant avec le
gouvernement nigérien et orientant la politique d'aide alimentaire.

Il y a ensuite un comité de crise alimentaire ayant pour chef de file la
section PAM, au Niger, chargée de la coordination, du suivi, de l'aide
et de l'organisation du dialogue entre tous les bailleurs de fonds et les
ministères techniques.

Si, jusqu'à présent, la Belgique s'est limitée à répondre aux appels du
PAM sans participer directement au dispositif ni signer l'accord-cadre,
il n'est pas impossible, si les autorités nigériennes nous en font
officiellement la demande, que nous apportions bientôt un concours
direct à ces structures.

Nonobstant le dispositif existant qui a distribué, en 2005, des vivres
pour un montant de 30 millions de dollars, la coordination entre le
gouvernement nigérien, les bailleurs institutionnels et les ONG dans la
gestion de la dernière crise n'a, il est vrai, pas du tout été optimale. Il
est donc envisagé de développer une meilleure communication,
d'adapter le dispositif en concertation avec le gouvernement nigérien
et de mettre en place une stratégie à plus long terme.

A ma demande et suite à mes contacts avec les ambassades du
Niger, du Mali et du Burkina Faso, une réunion relative aux apports
belges à ces trois pays en matière de sécurité alimentaire a été
organisée le 27 juillet dernier par la Direction des programmes
gouvernementaux de la DGCD, en présence notamment des
ambassadeurs du Niger et du Mali.

Cette réunion a permis de proposer une approche structurelle et
régionale de la problématique de la sécurité alimentaire. Il a été
convenu lors de cette rencontre qu'un atelier conjoint Niger-Mali-
Burkina Faso-Belgique serait organisé à Niamey. Cette réunion est
programmée pour le début de l'année 2006 et portera sur les
problèmes et solutions des crises alimentaires dans ces trois pays de
l'Afrique de l'Ouest: le changement climatique, avec le réchauffement
de la planète, y accroît les difficultés.

noodtoestand en dat onze bijdrage
in verhouding tot de bijdrage van
andere landen zeer aanzienlijk is,
bijvoorbeeld in vergelijking met de
twee of drie miljoen euro die
Frankrijk heeft toegekend.

Op dit ogenblik bestaat geen
Europese coördinatie met
betrekking tot de voedselcrisis. De
coördinatie gebeurt op wereldvlak
via het WVP, de FAO, de
internationale organen inzake
ontwikkelingshulp en humanitaire
hulp.

Tussen Niger en andere
geldschieters werd een
partnerschap afgesloten om de
voedselcrisissen te voorkomen en
te beheren.

België heeft dat kaderakkoord tot
op heden niet ondertekend en
heeft geen rol in de instrumenten
die nu worden ingezet, wat echter
niet betekent dat ons land niet zou
meewerken indien Niger een
vraag in die zin zou formuleren.

De voedselhulp, waarmee in 2005
een bedrag van 30 miljoen dollar is
gemoeid, is zeker niet optimaal.
De bestaande instrumenten
moeten dus worden aangepast en
er moet een langetermijnstrategie
worden ontwikkeld.

Op 27 juli jongstleden heeft op
mijn verzoek een vergadering
plaatsgevonden met de
ambassadeurs van Mali, Niger en
Burkina Faso teneinde een
structureel antwoord voor de
voedselcrisissen in West-Afrika
aan te reiken. Naar aanleiding van
die ontmoeting zal begin 2006 in
Niamey een gezamenlijke work-
shop Niger - Mali - Burkina Faso -
België worden georganiseerd.

Mijn departement onderzoekt
thans de mogelijkheid om fondsen
te mobiliseren in het kader van
regionale benaderingen. Een
dergelijke aanpak zou het mogelijk
maken Burkina Faso bij een
tegemoetkoming te betrekken.

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

La possibilité de mobiliser des financements dans le cadre d'une
approche régionale est actuellement à l'examen au sein de mon
département. Une telle approche permettrait d'associer le Burkina
Faso au bénéfice d'une intervention dont le Niger et le Mali auraient
introduit la demande. Dans ce contexte, l'administration attend une
proposition officielle du Mali et du Niger en vue d'une action
structurelle régionale dans le secteur de la sécurité alimentaire.

Quand nous avons dressé la liste des 18 pays, nous avons choisi de
quitter le Burkina Faso. Objectivement, je ne me suis pas précipité
pour modifier cela du jour au lendemain; c'est toujours idiot d'agir
aussi rapidement avant d'avoir réfléchi et expérimenté. A présent, tout
le monde regrette que nous soyons sortis du Burkina, où nous restons
encore fort présents avec de nombreux projets en cours. Mais, dans
la cohérence de la chose, c'est un peu stupide. Nous pourrions très
bien, si la volonté politique existe, remettre un jour le Burkina sur la
liste, tout en travaillant peut-être depuis Niamey ou Bamako, car il
n'est pas nécessaire de démultiplier une administration à cette fin.

On peut très bien avoir une approche régionale, les inscrire sur la liste
et travailler depuis Niamey ou depuis Bamako. A mon avis, deux pays
sont tombés à la trappe lors de cette décision il y a trois ans: le
Burkina et le Cambodge. Le Cambodge est un pays qui,
indiscutablement, a besoin d'un soutien, tout le monde en est de plus
en plus conscient. Je constate que la Communauté flamande est
présente là-bas également et je m'en réjouis. Ce pays, vu son histoire
récente, a besoin d'un soutien. Nous sommes présents au Vietnam,
c'est bien, mais le Vietnam a 8 ou 9% de croissance tandis que le
Cambodge reste un pays dont les contextes économique et politique
sont beaucoup plus fragiles et qui a besoin de "capacity building" et
d'autres choses. C'est la raison pour laquelle j'ai encouragé un
congrès organisé par l'Académie des sciences politiques d'outre-mer
de Belgique au Cambodge. C'est une façon de montrer notre intérêt
pour ce pays. Mais nous devons avoir une réflexion politique sur ce
sujet.

Nous allons organiser un atelier conjoint avec le Niger, le Mali, le
Burkina Faso et la Belgique pour répondre à cela.

La possibilité de mobiliser des financements dans le cadre d'une
approche régionale est actuellement à l'examen au sein de mon
département. Une telle approche permettrait d'associer le Burkina au
bénéfice d'une intervention dont le Niger et le Mali auraient introduit la
demande. Dans ce contexte, l'administration attend les propositions
officielles du Mali et du Niger en vue d'une action structurelle
régionale dans le secteur alimentaire.

Je crois opportun d'attirer votre attention sur les nombreuses
interventions que nous avons financées, finançons et allons financer
au Niger, au Mali et au Burkina Faso et qui développent des activités
permettant de lutter à long terme contre l'insécurité alimentaire. Pour
n'en citer que quelques-unes, il s'agit, au Mali, au Niger et au Burkina
Faso de trois projets d'amélioration de la race de zébus Azawak, race
particulièrement bien adaptée aux conditions climatiques difficiles de
la sous-région; au Niger, d'un important programme hydraulique en
zone rurale; au Mali, d'un projet d'appui à la filière du blé actuellement
en préparation. Comme vous citiez le cas du Mali, permettez-moi de

Mijn administratie wacht op een
officieel voorstel van Mali en Niger.

Burkina Faso staat al drie jaar niet
meer op de lijst van de achttien
bevoorrechte partners van ons
land. Volgens mij gaat het om een
vergissing en moet worden
overwogen dat land opnieuw op
die lijst te plaatsen. De situatie in
Cambodja zou er ons moeten toe
aanzetten het standpunt van ons
land te herzien. Het gaat om twee
landen die zich politiek en
economisch in een precaire
situatie bevinden en die nood
hebben aan onze hulp.

Ik vestig uw aandacht op de vele
projecten die wij in Niger, Mali en
Burkina Faso financieren met het
oog op de langetermijnbestrijding
van de onzekerheid van de
voedselvoorziening.

In het kader van een Europese
ontmoeting over de situatie in de
Sahel, hebben mijn Franse
ambtgenoot, mevrouw Gérardin,
en ikzelf beslist samen te werken
teneinde de internationale
ontwikkelingshulp te verbeteren,
het beleid te coördineren en meer
werk te maken van politieke
samenwerkingsverbanden in die
regio.

Omdat Niger zwaar afhankelijk is
van internationale hulp, heeft het
IMF meerdere voorstellen gedaan
om de staatsinkomsten te
verhogen, waaronder het heffen
van BTW op voedingsmiddelen
want dit is een van de efficiëntste
belastingen op verbruiksgoederen.
Hoewel het IMF een voorafgaand
onderzoek had aanbevolen, legde
Niger die BTW alleen op, maar
schafte de toepassing ervan al
snel af. Het is dus helemaal niet
bewezen dat de toepassing ervan
enige invloed op de voedselcrisis
in Niger heeft gehad.

Wat de aanbeveling in verband
met een BTW-heffing betreft, is
vooral het betrokken land zelf
verantwoordelijk voor het beheer

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

vous informer qu'en vue de répondre à la crise alimentaire récente,
400.000 euros ont été alloués au Mali à travers le programme
alimentaire mondial.

Par ailleurs, je me suis également entretenu avec mes collègues
européens de la situation au Sahel, et plus particulièrement avec mon
homologue français, Mme Gérardin, et nous avons décidé de
travailler ensemble dans cette zone. Un des grands objectifs pour
améliorer l'aide au développement au niveau international est de
coordonner davantage et d'harmoniser les politiques, et donc de
multiplier les coopérations politiques pour augmenter l'efficacité. Il est
clair que quand on additionne des moyens, on peut avoir un impact
indiscutablement plus grand que lorsqu'on agit de manière morcelée.
C'est donc dans ce sens que nous travaillons.

Etant donné que le Niger est extrêmement dépendant de l'aide
internationale, le FMI, pour revenir à votre question, a introduit
plusieurs propositions visant à augmenter les recettes de l'Etat.

En effet, l'imposition de la TVA sur des denrées alimentaires a
souvent été proposée par le Fonds monétaire international à divers
pays en voie de développement, étant donné que cette taxe est l'une
des plus efficaces sur les denrées consommables. Dans le cas du
Niger, le FMI a proposé, avant d'introduire une telle TVA, de conduire
une étude sur l'impact de celle-ci sur les populations les plus
démunies. Le Niger n'a pas suivi cette proposition et a imposé elle-
même cette TVA avant même cette étude d'impact. Néanmoins, à la
suite d'importantes protestations, le gouvernement nigérien a
instantanément décidé de supprimer l'application de celle-ci. Il n'est
donc nullement prouvé que l'application de la TVA en question ait eu
un impact sur la crise alimentaire au Niger, contrairement à ce qui
s'est dit.

En ce qui concerne la recommandation d'une TVA, nous devons être
conscients de ce que pour gérer des crises alimentaires dont la
première responsabilité relève du pays concerné, il faut que ce pays
ait des recettes fiscales et qu'il ne doive pas tout attendre
systématiquement et exclusivement de l'aide internationale. L'aide
internationale est d'autant plus justifiée que le pays lui-même
s'organise au mieux dans sa gestion publique pour répondre aux
situations auxquelles il doit faire face.

Il me paraît opportun de rappeler que depuis plusieurs années, la
Banque mondiale et le FMI proposent systématiquement des
analyses d'impact sur la pauvreté des réformes qu'ils préconisent. Je
dois vous dire que mon budget participe au financement de ces
études d'impact. Nous avons fait engager par la Banque mondiale
des économistes du développement belges pour réaliser ces études
d'impact, qui sont rigoureuses, sérieuses, objectives et qui sont
menées en gardant à l'esprit les vrais problèmes de lutte contre la
pauvreté comme seul et unique souci. Chaque fois que je vais à la
Banque mondiale, je vois aussi les gens du FMI et les compatriotes
qui travaillent à ces projets: je peux vous assurer qu'ils le font dans un
excellent esprit.

En ce qui concerne l'allègement de la dette, le Niger a atteint le
"completion point" et sera automatiquement pris en compte pour
d'autres allègements multilatéraux comme celui récemment décidé

van voedselcrises. Daarom is het
belangrijk dat die landen eigen
fiscale inkomsten hebben.

Alvorens enige hervormingen door
te voeren, stellen de Wereldbank
en het IMF al meerdere jaren voor
om de invloed ervan op de
armoede te onderzoeken. Mijn
departement werkt trouwens mee
aan die onderzoeken.

Wat de schuldverlichting betreft,
heeft Niger het 'completion point'
bereikt en zal het automatisch in
aanmerking worden genomen voor
andere door de G8 genomen
multilaterale verlichtingsmaat-
regelen. Maar er zijn nog andere
factoren aan het probleem
gekoppeld zoals de voorwaarden
voor schuldverlichting die in het
kader van de HIPC (Heavily
Indebted Poor Countries) werden
uitgewerkt. Het land dat in de
schulden zit, moet onder andere
aantonen dat het daadwerkelijk
een beleid van armoedebestrijding
voert terwijl wij toezicht houden op
het goede gebruik van de
toegekende middelen.

De begunstigden hebben niet altijd
goede bedoelingen. Daarom
weiger ik schuldkwijtscheldingen
onvoorwaardelijk toe te kennen.

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

par le G8. Cependant, je crois que d'autres questions viennent
compliquer celle-ci. Dans le cadre du HIPC (Heavily Indebted Poor
Countries), certaines conditions ont été mises en place pour pouvoir
bénéficier d'un allègement de la dette. Le pays endetté doit
notamment pouvoir démontrer qu'il a adopté une véritable politique de
lutte contre la pauvreté afin que les sommes libérées par ces
allègements de dettes puissent être utilisées pour soutenir les
programmes de lutte contre la pauvreté. Parmi les conditions à ces
remises de dettes, nous veillons à ce que les moyens ainsi libérés
soient bien utilisés à cette lutte contre la pauvreté et aux objectifs de
développement du Millénaire.

Faire des remises de dettes non à ces pays-ci mais à d'autres qui
auraient pour conséquence de leur permettre d'acheter plus
d'armement ou des voitures de luxe en Europe ou aux Etats-Unis, ce
que j'ai déjà vu en une année et demie de fonctionnement, voilà qui
ne me convaincra pas. Il convient de les conditionner et de les
encadrer d'un certain nombre de conditions. Ne croyons surtout pas
que le monde est gentil et parfait, que tous les gens qu'on aide sont
toujours bien intentionnés dans l'intérêt général.

04.04 Hervé Hasquin (MR): Monsieur le président, je voudrais

abonder dans le sens du ministre de la Coopération. Il se fait que le
Niger est un pays que j'ai été amené à fréquenter et j'ai vu un de ses
derniers chefs d'Etat deux mois avant qu'il ne soit assassiné. Le pays
a connu plusieurs putschs, ce qui n'arrange rien pour un pays
extrêmement pauvre.

L'Occident doit être présent là-bas car ce président m'avait bien
expliqué la position délicate dans laquelle ils étaient par rapport à
l'islam intégriste. Si vous regardez une carte, le Niger confine avec le
sud algérien et le nord du Nigeria, deux bases par excellence de
mouvements islamistes parmi les plus radicaux. Par ailleurs, le pays
n'est pas très peuplé: environ dix ethnies sont dispersées sur des
étendues considérables. Dans ce pays pauvre, ceux qui prennent
aujourd'hui en main l'aide, les produits pharmaceutiques et les
besoins de proximité avec les populations sont de plus en plus des
ONG à tendances islamistes.

L'une des difficultés est donc indubitablement de devoir à la fois
intervenir, éviter que l'argent ne soit gaspillé, tout en faisant en sorte
que le monopole de la gestion de l'aide sur place ne soit pas aux
mains d'ONG arabes islamistes qui essayent de contrôler de façon
patente l'opinion publique et la population.

C'est une partie d'échecs extrêmement délicate.

04.04 Hervé Hasquin (MR): Ik

ben het met u eens, maar ik ben
herhaaldelijk in Niger geweest: het
is een zeer arm land, dat
bovendien meer dan één putsch
gekend heeft. Daarom denk ik dat
een tussenkomst van het Westen
nodig is. Het land grenst echter
aan het zuiden van Algerije en het
noorden van Nigeria, twee van de
voornaamste basissen van het
radicaal islamisme. Bovendien is
de ontwikkelingshulp er steeds
meer in handen van NGO's van
islamitische strekking. Behoed-
zaamheid is dus geboden.

04.05 Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de

minister, ik wil mij excuseren voor het feit dat ik er niet was, maar in
de commissie voor de Defensie was de voorzitter van het Europese
Defensieagentschap uit Engeland op bezoek en in de commissie voor
de Justitie stond het wetsvoorstel in verband met transseksuelen op
de agenda. Ik heb er dus reeds een heleboel werk opzitten
vanochtend. U ziet dat wij actief zijn op verschillende terreinen.

Hier gaat het echter over het volgende. Ik heb een stuk van het
antwoord gemist door mijn laattijdig binnenkomen. Wij hebben
hierover reeds gedebatteerd, ook in de Senaat, in het Europees

04.05 Hilde Vautmans (VLD): La

réponse du ministre m'inspire des
sentiments mitigés. D'une part, je
me félicite des efforts consentis
par la Belgique mais d'autre part,
j'éprouve une très grande
frustration parce que les
problèmes sont et restent
immenses. La famine au Niger
mais aussi dans d'autres pays
d'Afrique, comme le Malawi, reste

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

adviescomité, toen wij spraken over de resultaten van de
Millenniumtop. U was daar samen met minister De Gucht. Ik moet u
zeggen dat ik heel blij ben met alle inspanningen die België gedaan
heeft.

Het blijft echter heel frustrerend om te kijken naar de kinderen en de
mensen die sterven van de honger. Wij weten en zijn blij dat België
zijn deel gedaan heeft. Wij slagen er echter niet in om anno 2005 een
mechanisme op te zetten om alert te reageren. Ik weet dat het niet
van ons land alleen afhangt.

Ik wil even de cijfers geven. In 2004 waren 852 miljoen mensen zwaar
ondervoed. Elke dag sterven er minstens 25.000 mensen aan
ondervoeding. Als liberaal kan men er gewoon niet verder mee leven
dat wij er niet in slagen om een snel mechanisme op te zetten. Op dit
ogenblik is er voedsel in Niger. Het wordt verdeeld. Mijnheer de
minister, er is echter lang niet voldoende voedsel meer. Als ik de kans
zou hebben, zou ik er opnieuw heen gaan. Wij zijn daar in januari
geweest. U weet dat zeer goed. Ik denk dat wij ditmaal schrijnende
taferelen zouden vaststellen, schrijnender dan in januari, want toen
was er nog een beetje graan in de graanschuren. Nu is dat
verdwenen.

Mijnheer de minister, ik kan er alleen maar bij u op aandringen dat u
en ik weet dat u dat zal doen uw best zal doen tegenover onze
Europese commissaris. Ik vind het toch wel een heel groot voordeel
dat wij de Europese commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking
hebben. Hij komt bovendien uit uw partij. Ik zou u willen vragen om dit
nogmaals te bespreken met commissaris Louis Michel en om ook aan
te dringen op het internationale forum.

Ik zou een mechanisme willen hebben waarbij men, als het nodig is,
heel snel kan reageren. Het gaat niet alleen over Niger. Het gaat ook
over Mauritanië, Mali, Burkina Faso en recent ook over Malawi, het
stond gisteren of vandaag nog in de krant. In Malawi heeft de droogte
ook heel de oogst doen mislukken. De komende maanden zullen wij
daar weer hetzelfde tafereel zien als de voorbije maanden in Niger.

Mijnheer de minister, inzet is goed, maar wij moeten op internationaal
vlak echt nog beter doen. Misschien moeten wij een denktank
opstarten met het Parlement, over heel Europa of zelfs verder, om na
te denken en om een heel snel mechanisme op te zetten, met
voldoende voedsel in, met voldoende geld in, om onmiddellijk te
kunnen reageren.

une abominable calamité. Je
regrette qu'aucun mécanisme
international n'ait encore été mis
en place pour réagir très
rapidement et massivement à des
cas de famine aiguë. J'invite le
ministre à demander au
Commissaire européen à la
Coopération au Développement,
qui est membre du même parti
que lui, de porter cette question à
l'ordre du jour européen et à
l'évoquer devant les instances
internationales.

04.06 Mohammed Boukourna (PS): Monsieur le ministre, je suis

très heureux d'entendre que, proportionnellement parlant, la Belgique
a vraiment honoré sa place au sein du Conseil des Nations en
octroyant une aide bien supérieure à celle accordée par d'autres pays.

Néanmoins, depuis le mois de février, nombre de nos collègues ont
attiré notre attention en la matière. Une visite avait également été
organisée dans ce pays et un certain nombre d'ONG tiraient la
sonnette d'alarme. Maintenant encore, des drames s'annoncent en
Afrique australe. Il s'agit vraiment de la chronique d'un drame
annoncé, auquel il faudrait se préparer et surtout répondre, dès à
présent, de manière préventive.

04.06 Mohammed Boukourna

(PS): Het verheugt mij te horen dat
België naar verhouding een
grotere hulp heeft toegestaan dan
grotere landen. Op grond van de
noodkreet van de NGO's in
februari en na het aan dat land
georganiseerde bezoek, hadden
wij op de tragedies die zich binnen
afzienbare tijd in meerdere landen
dreigen te voltrekken, kunnen
vooruitlopen. Bovendien zou het
wenselijk zijn meer aan preventie

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

On assiste, de plus en plus, à une détermination des opérations
d'aide alimentaire, très souvent régies en fonction des agendas
politiques ou de la médiatisation qui est faite de ces drames. Hélas, il
faut souvent attendre que les caméras soient braquées sur la
situation, que la médiatisation soit assez efficiente, en tous les cas,
avant que l'aide internationale se mobilise.

Par ailleurs, il n'est pas question, bien entendu, de remettre des
dettes sans aucune condition. Cependant, dans le cas de figure qui
nous concerne, à savoir le Niger et l'Afrique australe avec un certain
nombre de pays qui ont été évoqués par Mme Vautmans, il est
essentiel de répondre à un besoin urgent qui n'est pas exclusivement
d'ordre alimentaire. Un certain nombre d'ONG attribuent également
cette situation à d'autres facteurs, tels le sida, certaines maladies
ainsi qu'à l'incapacité de ces pays de distribuer l'aide alimentaire qui
n'atteint pas toutes les régions.

Devant cette situation de crise, je voudrais simplement citer le
secrétaire général des Nations unies. Aujourd'hui, le gouvernement
nigérien, appuyé par le Programme alimentaire mondial, demande
l'arrêt des distributions générales de la nourriture gratuite deux
semaines après le début de la récolte, afin de ne pas déstabiliser le
marché. Il est vrai qu'une injection d'aide alimentaire extérieure peut
entraver la bonne vente des récoltes et avoir un effet négatif sur les
ressources des paysans nigériens. Après sa visite au Niger le 23
août, M. Annan a dit: "Lorsqu'il est trop tard, lorsqu'une crise s'est
déjà déclarée, il ne peut plus être question de subordonner l'octroi de
l'aide d'urgence, qui permettra de sauver des vies, à un quelconque
objectif d'autonomie pour l'avenir. C'est aux êtres humains et non aux
grands principes qu'il faut penser d'abord."

Je tenais à insister sur ce principe d'anticipation au lieu d'intervenir à
chaque fois en urgence.

te doen in plaats van enkel op te
treden wanneer de politieke
agenda's dit mogelijk maken of
wanneer de camera's op een
bepaald land zijn gericht.

Schuldkwijtscheldingen moeten
weliswaar aan bepaalde
voorwaarden worden onderworpen
maar men dient ook aan de
dringende behoeften te voldoen
waaraan die landen die crisis-
situaties doormaken, het hoofd
moeten bieden. De secretaris-
generaal van de VN, de heer Kofi
Annan, zei dat wanneer een crisis
uitbarst, de actie die geboden is
niet meer aan voorwaarden moet
worden onderworpen maar dat
men eerst en vooral aan de
betrokken mensen moet denken.

04.07 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, ik ben het eens met u wanneer u stelt
dat wij niet alles kunnen doen. U weet evengoed als ik dat grote
landen vaak veel beloven maar veel minder doen en dat kleine landen
vaak meer kunnen doen dan van hen wordt verwacht

04.07 Francis Van den Eynde

(Vlaams Belang): Je partage le
point de vue du ministre lorsqu'il
dit qu'un petit pays comme la
Belgique ne peut pas tout faire
seul. Je constate que les grands
pays font souvent de belles
promesses qu'ils ne tiennent pas
et que les petits pays se montrent
disposés à faire un peu plus
lorsque le besoin s'en fait sentir.

04.08 Minister Armand De Decker: Dat is het geval met België.

04.09 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Dat zou zelfs het

geval zijn met een onafhankelijk Vlaanderen.

Precies op basis van de redenering die u volgt, met name dat wij niet
alles kunnen doen, twijfel ik aan uw stelling waarbij u ervoor pleit
opnieuw wat meer landen - u formuleert het zeer voorzichtig en u hebt
het over een of twee landen - bij die achttien te nemen. Wanneer men
ergens een kleine bres slaat, wordt dat al snel een grote bres.

Steunend op de filosofie die u zeer terecht hebt geformuleerd, moeten

04.09 Francis Van den Eynde

(Vlaams Belang): Je retiens de la
réponse du ministre qu'il envisage
d'étendre la liste des pays
partenaires à quelques autres
État. Je crains que ce ne soit un
précédent dangereux. Il serait
préférable de remplacer certains
pays de la liste par d'autres. Ainsi,
je substituerais le Cambodge au

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

wij ons beperken. Dat zou veel efficiënter zijn en is alleszins veel
efficiënter dan wat het is geweest, toen we enkele jaren geleden
vaststelden dat wij ongeveer 1.500 projecten steunden in meer dan
honderd landen. Ik overdrijf niet. Zo werkt dat.

Mijnheer de minister, ik volg u wanneer u zegt dat de keuze misschien
niet perfect is geweest. Men zou inderdaad een land door een ander
kunnen vervangen. Ik volg u trouwens helemaal in een van uw
voorbeelden. Men kan zich afvragen waarom wij in Vietnam zitten en
niet in Cambodja. Cambodja heeft inderdaad veel meer
ontwikkelingssamenwerking nodig dan Vietnam.

Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag over de verhouding
tussen noodhulp en structurele maatregelen. Ik pleit ervoor om daar
soepelheid aan de dag te leggen en op basis van uw ervaringen - u
hebt het immers allemaal meegemaakt - even na te gaan of er niets
kan veranderen.

Vietnam, où l'aide au
développement serait beaucoup
plus utile.

Puis-je rappeler au ministre ma
question sur le rapport entre l'aide
d'urgence et l'aide structurelle? Il
faut faire preuve de davantage de
souplesse à cet égard.

04.10 Minister Armand De Decker: Ik wil nog even reageren, want er

werden belangrijke zaken gezegd.

Wij doen niets anders dan nadenken en proberen beslissingen te
nemen om het ontwikkelingsbeleid te verbeteren.

Wij doen dat, de Europese landen doen dat, de Europese Unie doet
dat. Jaar na jaar gaan de zaken zeker en vast steeds beter. Er is ook
meer techniek in de manier om al die zaken aan te pakken. Het is niet
zo maar het ene bilateraal initiatief na het andere. Dat is gedaan. Die
visie op ontwikkelingssamenwerking dateert van twintig jaar geleden.

04.10 Armand De Decker,

ministre: Notre pays et l'Union
européenne cherchent bien
évidemment en permanence à
affiner et à améliorer le système
de la Coopération au
Développement. Les vieilles
habitudes ont du reste été
abandonnées il y a longtemps
déjà.

Monsieur Boukourna, vous me lisez des propos de Kofi Annan, pour
qui j'ai le plus grand respect et qui a été un grand secrétaire général,
mais il est à la tête de l'ONU depuis dix ans. Donc, tout ce dont il
parle dans ses discours, il a eu dix ans pour le mettre en oeuvre à la
tête de la plus grande des organisations. Vous voyez qu'il faut sans
cesse réfléchir au discours, à l'action et à la responsabilité, et à la
cohérence entre les trois. Je le répète, pour moi, Kofi Annan est un
grand secrétaire général mais il y a encore énormément de choses
dans le monde de l'ONU qui doivent s'améliorer.

Ik heb veel respect voor de heer
Kofi Annan, maar men moet toch
toegeven dat hij al tien jaar aan
het hoofd van de grootste
organisatie staat en dus meer dan
tijd genoeg heeft gehad om zijn
beginselen in de praktijk te
brengen. Op ons niveau moeten
we erop toezien dat onze woorden,
daden en verplichtingen op een lijn
liggen. Anderzijds ben ik van
mening dat er nog veel aan de
werking van de UNO kan worden
verbeterd.

Men spreekt over een Europese coördinatie voor noodhulp,
voedselhulp, mevrouw Vautmans. We moeten niet overal hetzelfde
willen doen. De noodhulp is vooral beheerst door de VN en het
wereldniveau.

Il est question d'une coordination
européenne de l'aide d'urgence et
de l'aide alimentaire. Nous ne
devons pas chercher à faire la
même chose partout. Il est
préférable de recourir aux
organisations existantes, à savoir
l'ONU et le Programme
alimentaire mondial.

L'aide d'urgence ainsi que la grande aide alimentaire sont prises en
charge, depuis maintenant quelques années par le PAM, depuis des
décennies par la FAO. Lorsque je me suis rendu à l'ONU, j'ai assisté

Van de directeur van het
Wereldvoedselprogramma (WVP)
wordt verwacht dat hij verslag

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

à la réunion du Conseil de sécurité; c'était M. Morris, le patron du
PAM, le Programme alimentaire mondial, qui venait y faire rapport.
C'est pour vous dire combien ces questions d'aide alimentaire et
d'aide d'urgence deviennent dans l'esprit de chacun des questions
stratégiques, exactement comme des opérations militaires ou des
crises ouvertes sur l'un ou l'autre continent.

Je suis déjà allé deux fois à la FAO, où il semble qu'on m'écoute, j'y ai
tenu deux discours importants. On fait suivre très sérieusement les
affaires par notre ambassade à Rome. Je crois que la FAO essaie
aussi de faire de mieux en mieux. M. Morris, le patron du PAM est, à
mes yeux, un homme admirable qui a notamment pour objectif de
faire disparaître la faim dont souffrent les enfants sur toute la planète,
au moins celle-là. Ce que j'ai promis à M. Morris, c'est que la Belgique
veillerait à prendre sa part dans la politique du PAM pour faire
disparaître la faim qui frappe les enfants dans les trois pays des
Grands Lacs.

uitbrengt voor de Veiligheidsraad.
Hieruit blijkt dat de humanitaire
rampen even grote aandacht
krijgen als de open conflicten. De
directeur, de heer Morris, heeft
zich als doel gesteld de honger bij
kinderen overal ter wereld te doen
verdwijnen. België heeft aangestipt
dat het zijn deel van het werk zal
uitvoeren, en dat het zich zal
concentreren op de situatie in de
landen in de streek van de Grote
Meren.

De FAO tracht eveneens steeds
betere resultaten te boeken.

Wij kunnen dat niet overal doen. We kunnen het echter doen als we
het willen, met het PAM en de internationale gemeenschap, in de
landen waar wij het meest actief zijn.

Je réponds maintenant à M. Van den Eynde, au sujet du rôle de
chaque niveau d'intervention, l'aide humanitaire et la politique de
développement. Il suffit de vous écouter pour savoir qu'il faut toujours
faire plus. Mais l'aide humanitaire, selon le dicton chinois, c'est
donner un poisson. Et il vaut mieux apprendre à pêcher. Apprendre à
pêcher, c'est du développement. Nous faisons beaucoup d'aide
humanitaire mais je trouve que le développement est prioritaire. Pour
l'aide humanitaire, comme le disait un de vos collègues, il suffit que
les caméras tournent pour que l'opinion publique soit sensibilisée.
Alors, comme le dit M. Boukourna, si les caméras tournent à un
certain endroit, c'est là qu'il faut agir tout de suite.

Dites-vous bien que les ministres de la Coopération en Europe sont
obligés de penser en permanence à tous les niveaux à tout ce qu'on
fait dans tous les coins du monde, aussi bien dans le multilatéral ou le
bilatéral que dans l'indirect et qu'ils essaient d'avoir une politique
coordonnée.

De humanitaire hulp bestaat uit het
schenken van vissen. Het is echter
het zelf leren vissen dat van
belang is, en het is om die reden
dat wij de ontwikkeling als prioritair
beschouwen.

Volgens mij zou het aangewezen zijn Burkina Faso en Cambodja
opnieuw op te nemen op de lijst. Wat de concentratiepolitiek betreft,
zijn twee modellen mogelijk, een geografische concentratie en een
thematische. Ik bedoel daarmee dat we er beter aan zouden doen
een aantal landen meer steun te verlenen we helpen slechts 18
landen , maar meer op specifieke thema's gericht.

Il faut dès lors une concentration
géographique et thématique. Si on
élargit la coopération au niveau
géographique, il faut diminuer les
thématiques.

Le Maroc est un exemple de grande efficacité de la coopération
belge. Elle est d'ailleurs saluée par les Marocains. Pourquoi? Parce
qu'elle est concentrée sur l'hydraulique, l'accès à l'eau dans les
provinces du sud du Maroc et tout le monde constate l'efficacité
absolue de ce qu'on y fait.

Lorsqu'une ville comme Ouarzazate et des dizaines de villages ont de
l'eau propre, disposent d'un accès à l'eau dans le village, que les
eaux usées sont traitées, etc., tout le monde le sait. D'autres pays
décident de ne s'occuper que du sida ou du renforcement de l'Etat.

Marokko is een schoolvoorbeeld
van doeltreffende samenwerking,
omdat we ons op een enkel soort
project toespitsen, de hydraulische
mechanica. Het is onmiddellijk
zichtbaar en herkenbaar als een
Belgische verwezenlijking.

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Il y a donc concentration géographique et thématique. Si on élargit la
zone géographique, il faut réduire la thématique pour concentrer les
moyens en vue d'être le plus efficace possible.

04.11 Mohammed Boukourna (PS): Monsieur le ministre, si vous

me le permettez, Kofi Annan n'a nul besoin d'un avocat comme moi.
Mais, s'il est là depuis dix ans, certains pays sont là depuis 1946. Je
crois que les objectifs des Nations unies n'ont pas changé depuis.

04.11 Mohammed Boukourna

(PS): De doelstellingen van de
UNO zijn sinds 1946 onveranderd
gebleven.

04.12 Armand De Decker, ministre: (...)

04.13 Mohammed Boukourna (PS): En tout cas, le but des Nations

unies, la raison pour laquelle nous sommes tous là, est également de
soutenir les pays confrontés aux drames alimentaires ou militaires.

Par ailleurs, les pays membres depuis 1945 sont ceux qui contribuent
le plus tardivement, quand ils n'accumulent pas les retards dans le
paiement de leurs contributions aux Nations unies. Je n'en citerai
qu'un seul parmi eux: les Etats-Unis. Kofi Annan peut décider
n'importe quelle action, si on ne lui donne pas les moyens d'intervenir,
ce ne seront que des voeux pieux.

Un exemple: la crise au Niger avait été pressentie, dénoncée. Si on
s'y était pris plus tôt, au lieu d'acheminer l'aide alimentaire en avion,
on aurait pu le faire par bateau. Cela aurait coûté dix fois moins cher
à la communauté internationale et on aurait certainement pu sauver
beaucoup plus de vies humaines.

04.13 Mohammed Boukourna

(PS): De Verenigde Staten leveren
nog steeds als laatste hun bijdrage
tot de UNO-begroting. Als er geen
middelen zijn, kan men alleen
maar vrome wensen uiten. Het
voorbeeld van Niger toont aan dat
een moeilijke situatie had kunnen
worden voorkomen. Als de
middelen vroeger waren
vrijgemaakt, had men de hulp per
boot ter plaatse kunnen brengen.
Dat was tien keer goedkoper
geweest en men had meer
mensenlevens kunnen redden.

04.14 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de

voorzitter, ik zal zeer kort zijn.

De voorzitter: U popelt van ongeduld!

04.15 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Ja, maar dat is niet

mijn schuld.

Mijnheer de minister, men kan inderdaad een concentratie nastreven
op basis van thema's in plaats van op basis van landen. Ik wil alleen
maar waarschuwen voor het feit dat de controle veel moeilijker wordt
wanneer de concentratie op thema's zich voordoet in veel meer
landen. Dat was in de tijd van de witte olifanten een van de tere
plekken van de ontwikkelingssamenwerking. Wanneer men 1.500
projecten in meer dan 100 landen heeft, dan mogen die 1.500
projecten al op hetzelfde thema werken, maar is de controle praktisch
onmogelijk. Vandaar dat ik toch de voorkeur geef aan een
concentratie op basis van landen. Dat er natuurlijk geïnterfereerd
wordt tussen landen, staat buiten kijf.

04.15 Francis Van den Eynde

(Vlaams Belang): On peut
s'orienter vers une concentration
thématique, mais cela rendra le
contrôle plus difficile. Ce fut une
des faiblesses de l'aide au
développement à l'époque des
éléphants blancs. Je privilégie une
concentration géographique.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

05 Questions jointes de

- M. Patrick Moriau au ministre de la Coopération au Développement sur "la dernière réunion du
Comité de développement de la Banque Mondiale et du FMI" (n° 8216)
- Mme Zoé Genot au ministre de la Coopération au Développement sur "les réunions relatives à
l'annulation de la dette, tenues au FMI et à la Banque Mondiale" (n° 8568)

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Patrick Moriau aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de jongste

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

vergadering van het Ontwikkelingscomité van de Wereldbank en van het IMF" (nr. 8216)
- mevrouw Zoé Genot aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de bijeenkomsten over
schuldkwijtschelding bij het IMF en de Wereldbank" (nr. 8568)

05.01 Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, monsieur le

ministre, la question sera brève et votre réponse sans doute aussi; en
effet, vous avez déjà abordé beaucoup de thèmes au travers des
questions précédentes.

Les 24 et 25 septembre 2005, vous avez participé au Comité de
développement de la Banque mondiale et du FMI à Washington, au
cours duquel la décision du G8 d'annuler la dette des pays les plus
pauvres, prise en juillet dernier, a été avalisée.

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous dire quelle a été la position
défendue par la Belgique lors de cette assemblée? Quelle a été la
teneur des débats?

Evidemment, cette question induit une sous-question, à savoir
l'importance à accorder à la position défendue par M. Kiekens en juin
2005, représentant notre pays auprès du FMI. Il proposait de ne pas
annuler les cent pour cent du stock de la dette des pays désignés par
le G8 et introduisait de nouvelles conditions.

05.01 Patrick Moriau (PS): Wat

is de houding van België onder
meer ten aanzien van het
standpunt van de heer Kiekens die
de schuld van de door de G8
aangeduide landen niet volledig wil
laten kwijtschelden?

05.02 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le président, le 11 juin 2005,

les ministres des Finances des pays du G8 ont annoncé un accord
qu'ils qualifiaient eux-mêmes d'historique: l'effacement de la dette due
par les 18 pays les plus pauvres envers la Banque mondiale, la
Banque africaine et le FMI.

Nous avons été assez étonnés, dans la suite des événements,
d'entendre le représentant de la Belgique émettre des idées
alternatives du type: "Les pays n'ont qu'à continuer à payer la dette;
s'ils continuent à bien correspondre aux conditions de remise des
dettes, on leur rendra ce qu'ils ont payé". Il s'agit donc d'une forme de
contrôle ad vitam aeternam. Il a réussi à regrouper autour de lui une
série de petits pays qui jugeaient n'avoir pas été suffisamment
entendus par les membres du G8. On peut, c'est vrai, se poser la
question de la légitimité des membres du G8 à décider pour tout le
monde.

Néanmoins, il est un peu décevant de constater que, pour une fois
que la Belgique est très active sur le plan international, c'est pour
bloquer une décision au FMI dépassant le seuil des 15% des droits de
vote; l'ensemble des petits pays avait en effet réussi à atteindre
16,32% des droits de vote, donc à bloquer la décision. Nous aurions
voulu rêver du même type d'alliance pour, par exemple, bloquer la
nomination de Wolfowitz à la tête de la Banque mondiale. Ce ne fut
pas le cas.

Dans la presse néerlandaise, un article du "Tijd" du 17 septembre
rapportait que le porte-parole de votre cabinet avait dit que la Belgique
était d'accord sur la réduction de dettes, avec une réticence. "We
moeten er zeker van zijn dat de G8 hun deel ook betalen".

Le problème est donc qu'on considère que les petits pays sont trop
sollicités par rapport aux gros. Pouvez-vous expliquer cela plus
clairement? Je n'ai aucune difficulté à ce que la Belgique paie la "juste

05.02 Zoé Genot (ECOLO): Het

IMF en de Wereldbank hebben
over de schuldkwijtschelding voor
de achttien armste landen
vergaderd. De Belgische vertegen-
woordiger is met alternatieve
ideeën op de proppen gekomen.
Hij heeft een blokkerings-
minderheid voor zijn zienswijze
kunnen winnen. Het is bedroevend
te moeten vaststellen dat voor een
keer dat België een internationale
rol van betekenis speelt, het in die
context is. In De Tijd zou uw
woordvoerder hebben gesteld dat
België met een schuldver-
mindering instemt, maar dat het
van oordeel is dat er van de kleine
landen teveel wordt verwacht en
dat de G8 ook moet bijdragen.
Waaruit bestaat het mandaat van
de heer Kiekens? Heeft hij er zich
aan gehouden?

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

part" mais quand elle se rebelle et que cela se fait sur le dos du Sud,
je trouve cela nettement moins sympathique.

Je voudrais avoir une idée claire du mandat du représentant belge à
ces réunions puisqu'on a vu M. Reynders gesticuler en disant qu'il ne
comprenait pas ce que faisait M. Kiekens alors que ce dernier est
normalement mandaté par l'ensemble du gouvernement belge. S'est-
il tenu à ce mandat? Comment les réunions se sont-elles déroulées?

05.03 Armand De Decker, ministre: Je vais devoir repositionner et

recadrer cette question qui, à vous entendre et c'est
compréhensible , a été comprise exactement à l'inverse du but qui
était recherché par la Belgique notamment.

En ce qui concerne le mandat de M. Kiekens, ce dernier est directeur
exécutif du FMI, comme M. Alzetta est directeur exécutif de la Banque
mondiale. Il siège au conseil d'administration mais il ne siège pas
uniquement au nom de la Belgique, il siège au nom de la
circonscription de la Belgique qui compte onze Etats. Lorsqu'il parle, il
parle aussi au nom de la Turquie, de la Tchéquie, des onze Etats
membres de cette circonscription. Il est clair que ces deux messieurs
sont belges mais engagent, lorsqu'ils parlent, plus que le
gouvernement belge et doivent tenir compte des autres pays de la
circonscription.

Quelle a été l'attitude de la Belgique par rapport à la proposition de la
remise de dette du G8? Je comprends du discours de Mme Genot et
de M. Moriau qu'ils sont très enthousiastes par rapport à cette remise
de dette et qu'ils croient, de parfaite bonne foi, que cette remise de
dette se traduira par des avantages pour les pays les plus pauvres.

Je suis au regret de vous dire que, malheureusement, la réalité n'est
pas aussi simple. Bien sûr, la Belgique, comme tous les pays de
l'Union européenne, est favorable à la remise de dettes. Mais quel
était l'objet de notre préoccupation et pourquoi avons-nous "joué les
trouble-fête", comme c'était indiqué dans la presse?

Madame Genot, monsieur Moriau, nous avons joué les trouble-fête
dans la mesure où les 10 pays je pense notamment à notre pays, à
la Norvège, à la Suède, au Danemark, aux Pays-Bas, au Luxembourg
qui contribuent le plus en termes d'aide au développement ne
voulaient pas que la remise de dettes ait pour conséquence
d'amoindrir l'aide au développement vers le Sud, ce qui aurait été le
cas si on avait suivi la proposition du G8 telle que formulée. Je
m'explique. Si l'on remet la dette d'un certain nombre de pays du Sud
à l'égard d'organismes d'aide au développement multilatéraux,
comme le Fonds monétaire, la Banque mondiale, et la Banque
africaine de développement, si ces derniers ne sont pas remboursés,
vous les appauvrissez de 50 à 60 milliards, sommes dont ils ne
pourront se servir pour venir en aide demain, après-demain à d'autres
pays considérés comme les plus pauvres du monde. Cela n'était pas
la préoccupation principale des gouvernements américain et
britannique. C'était la préoccupation principale du gouvernement
belge, du gouvernement norvégien, du gouvernement hollandais, du
gouvernement suédois. Un échange a eu lieu à la Banque mondiale.
En effet, des réunions des gouverneurs ont eu lieu. Je vous rappelle
que le gouverneur belge à la Banque mondiale et au FMI est Didier
Reynders. Je suis le suppléant de ce dernier à la Banque mondiale.

05.03 Minister Armand De

Decker: De interpretatie van het
standpunt is het omgekeerde van
wat België wilde bereiken. De heer
Kiekens is executive director bij
het IMF. Hij vertegenwoordigt een
zone waarvan naast België ook
andere landen lid zijn. Hij verbindt
zich niet alleen namens de
Belgische regering.

Mevrouw Genot en de heer Moriau
geloven blijkbaar dat de
kwijtschelding van schulden voor
de begunstigde landen enkel maar
voordelen zou hebben. De
werkelijkheid is echter complexer.

De tien landen die het feest
hebben vergald, en dat zijn de
landen die het meest uitgeven aan
ontwikkelingshulp, hebben ervoor
gepleit dat de schulden-
kwijtschelding bij de Afrikaanse
Ontwikkelingsbank, de Wereld-
bank en het Internationaal
Monetair Fonds zou moeten
worden gecompenseerd, zoniet
zou een bedrag van vijftig tot
zestig miljard dollar dat niet aan
die instellingen wordt terugbetaald,
verloren gaan voor
ontwikkelingshulp.

Als men mensen wil helpen, moet
men ze op hun verantwoor-
delijkheid wijzen; de heer
Wolfowitz was trouwens
opgetogen over het Belgische
standpunt. Het is dankzij onze
vastberadenheid dat de ministers
van Financiën van de G8 een
schrijven tot de heer Wolfowitz
hebben gericht waarin ze zich
ertoe verbinden elke dollar die niet
aan de drie ontwikkelings-
organismen werd terugbetaald, te
compenseren. De landen wier
schuld wordt kwijtgescholden,

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

S'il ne peut s'y rendre, c'est donc moi qui y vais. Quand nous sommes
deux, M. Reynders s'occupe du Fonds monétaire et votre serviteur
s'occupe de la Banque mondiale. Aujourd'hui, à la Banque mondiale,
siègent environ deux tiers de ministres de la Coopération, et un tiers
de ministres des Finances. C'est de plus en plus souvent les ministres
à la Coopération qui siègent à la Banque mondiale, et c'est normal.
Les ministres des Finances siègent, quant à eux, au Fonds
monétaire. Nous nous répartissons les tâches.

Je voudrais vous raconter une histoire. Je descendais de l'avion à
Washington lorsque l'ambassadeur de Belgique m'a fait savoir que la
secrétaire d'Etat adjointe des Etats-Unis, chargée du Commerce
voulait me voir immédiatement. Il me demanda donc si j'acceptais de
me rendre immédiatement au State department. Question à laquelle
je réponds positivement. J'ai ainsi rencontré cette dame au CV assez
impressionnant. C'est une femme tout à fait charmante, qui apprécie
beaucoup la Belgique dans la mesure où son père a participé à la
bataille des Ardennes. Il connaît Bastogne. Il vit toujours.

Elle me dit que son but était de savoir si nous allions nous incliner
devant les propositions et les exigences du G8 en ce qui concerne la
remise de dettes. Je lui ai répondu que nous étions favorables à la
remise de dettes à la condition que les pays du G8 et les autres
compensent, dollar pour dollar, ce que la Banque africaine de
développement ne percevra plus, ce que la Banque mondiale ne
percevra plus, ce que le Fonds monétaire international ne percevra
plus du fait de la remise de dettes. Cela ne leur plaisait pas
beaucoup! C'était cela, l'objet de notre démarche: veiller aux intérêts
des pays les plus pauvres. Leur démarche à eux consistait à faire un
énorme coup médiatique en montrant à quel point ils sont bons en
remettant pour 60 milliards de dollars de dettes aux pays les plus
pauvres.

Vous aurez peut-être remarqué une chose: peu de pays du Sud se
sont franchement réjouis de la remise de dette. Pour quelle raison?
Entre autres parce que pour la plupart des pays qui ont bénéficié de la
remise de dettes, cette dernière était techniquement supportable.
Quand on veut vraiment aider, il faut garder à l'esprit la nécessité de
responsabiliser. Cela va peut-être vous étonner mais quand Wolfowitz
a ouvert le déjeuner des gouverneurs le lendemain de la décision, il a
dit: "Je croyais avoir été nommé à la tête d'une banque et je vois que
j'ai été nommé à la tête d'un organisme qui encourage
l'irresponsabilité." M. Wolfowitz est absolument ravi de l'attitude de la
Norvège, de la Suède, des Pays-Bas, de la Belgique, du Luxembourg
qui ont exigé la compensation, dollar pour dollar, de l'argent que ces
trois institutions n'allaient pas retrouver.

C'est cela, la réalité! Tout cela n'est pas aussi simple. Comme je le
disais tout à l'heure, il existe des exigences, des conditions dans la
gestion du Fonds monétaire et de la Banque mondiale pour que les
pays atteignent le "decision point" et le "completion point", notamment
la condition que ces pays développent un programme de lutte contre
la pauvreté, expriment leur volonté de mettre en oeuvre une politique
de lutte contre la pauvreté. Il ne faut pas que l'argent gagné par les
pays bénéficiant d'une remise de dettes serve à acheter des armes
ou des Rolls-Royce. Les deux risques existent, je peux vous le dire
pour l'avoir déjà vu. Soyez rassurés sur notre attitude: elle a consisté
à défendre au mieux les intérêts des pays les plus pauvres.

moeten zelf ook een programma
voor armoedebestrijding op poten
zetten. Dat geld mag immers niet
worden gebruikt om er wapens of
Rolls Royces mee te kopen.

Het voorstel van de G8 was
bedoeld als een mediastunt;
België heeft als doel de armere
landen te verdedigen.

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Nous n'avons eu que cette démarche à l'esprit. Grâce à la fermeté
que nous avons exprimée, la décision a été possible à la réunion du
dimanche. La représentante de la Norvège, pays qui consacre plus
d'1% de son PIB à l'aide au développement, a été beaucoup plus
violente que nous. Cette femme, ministre de la Coopération au
Développement depuis cinq ans, connaît son affaire. Elle disait à la
réunion du samedi: "Monsieur le ministre américain, je ne vous fais
pas confiance. Vous vous engagez à compenser dollar pour dollar et
je suis d'accord; si vous ne le faites pas, je ne suis pas d'accord! Et je
ne serai pas d'accord!" Ce discours de la Norvège était d'une extrême
fermeté. C'est grâce à cela que, ce jour-là, les huit ministres des
Finances du G8 ont fait le minimum qu'ils pouvaient faire pour
essayer de nous rassurer. Ils ont écrit une lettre à M. Wolfowitz,
signée des 8, dans laquelle ils ont promis de compenser dollar pour
dollar l'argent qui ne reviendrait plus dans la caisse de la Banque
africaine de développement, du FMI et de la Banque mondiale.

Ce qui est terrible dans un tel dossier, c'est qu'il est médiatiquement
tellement plus facile de faire croire que la remise de dettes est une
chose merveilleuse pour les pays du Sud et qu'il est tellement plus
difficile de faire comprendre que cette remise de dettes, s'il n'y a pas
un certain nombre de garanties à la clé, va jouer, au contraire, contre
les pays les plus pauvres. Pour cela, il faut, comme je viens de le
faire, dix minutes d'explications. Pour dire qu'on est pour la remise de
dettes, cela prend une phrase et tout le monde applaudit. Mais le
résultat est inverse. Je vous demande de bien réfléchir à cela car
c'est cette démarche qu'ont eue les pays qui aident le plus le Sud.

05.04 Patrick Moriau (PS): Monsieur le ministre, je partage votre

analyse. A propos du G8 - vous avez donné la différence qu'il y avait
entre l'aide et le développement -, je crois qu'il se concentre
beaucoup plus vers l'aide que vers le développement, il faut en être
conscient. Cependant, quand vous me dites que M. Wolfowitz se
précipite pour applaudir notre opposition déclarée par M. Kiekens, je
m'inquiète. On connaît M. Wolfowitz, je ne fais pas de procès
d'intention...

05.04 Patrick Moriau (PS): Dat

de heer Wolfowitz opgetogen is,
vind ik verontrustend. De heer
Kiekens had zich op een andere
manier als spelbreker kunnen
opstellen.

05.05 Armand De Decker, ministre: Soyez prudent! Je crois que

l'habit est en train de faire le moine.

05.06 Patrick Moriau (PS): Peut-être. C'est le syndrome de

Canterbury. Je pense tout simplement que nous aurions pu jouer les
trouble-fête autrement. Je pense que vous n'aurez aucun mal à nous
suivre dans notre proposition de résolution qui, elle aussi, vise à
annuler la dette.

Nous ne pourrons en discuter aujourd'hui, le temps passant. Mais
nous proposons aussi de nouvelles conditions, comme un moratoire
d'un an, avec un double objectif: l'annulation totale et des conditions
basées exclusivement sur des critères liés aux objectifs du Millénaire.

En effet, ce ne sont pas les conditionnalités, au contraire, qui me
dérangent, mais le sens donné par le FMI, généralement et
uniquement, le respect de critères macroéconomiques et financiers,
qui ne tiennent absolument pas compte de critères sociaux et de
développement humain. Il faut en être conscient.

05.06 Patrick Moriau (PS): Ik

hoop dat u ons voorstel van
resolutie eens het aangenomen
is

- zonder probleem zal

toepassen. Ons voorstel gaat
eerder uit van criteria in
overeenstemming met de
millenniumdoelstellingen dan van
macro-economische criteria.

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Je sais que c'est une formule, un slogan, mais je répète que nous
connaissons un tsunami par mois en Afrique par les 300.000 morts du
sida, en moyenne.

Pour moi, il y avait moyen de jouer les trouble-fête d'une autre façon,
si je comprends vos arguments. J'espère donc que vous transmettrez
à M. Kiekens notre résolution lorsqu'elle sera adoptée, de manière à
ce qu'il puisse jouer les trouble-fête autrement.

05.07 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le président, je suis un peu

étonnée d'entendre les propos de M. De Decker après avoir lu les
propos de M. Reynders qui disait être très étonné par l'attitude de
M. Kiekens, qu'il allait se renseigner, qu'il ne comprenait pas ce qui se
passait. Je constate qu'il s'agissait en fait d'une stratégie.

05.07 Zoé Genot (ECOLO): De

heer Reynders heeft zich nochtans
erg verbaasd getoond over de
uitlatingen van de heer Kiekens!

05.08 Armand De Decker, ministre: Il y avait six mois d'écart entre

l'un et l'autre.

05.09 Zoé Genot (ECOLO): Il n'y avait pas six mois puisque c'était à

la fin du mois de juin ou au début du mois de juillet.

A mon avis, c'était une volonté délibérée de ne pas expliciter le
mandat de la Belgique. Vous me dites que M. Kiekens représente
11 Etats et qu'il ne parle pas qu'au nom de la Belgique. Très bien,
mais je veux savoir quel était, au départ, le mandat que la Belgique lui
a soumis. Ma question était claire et je n'ai pas obtenu de réponse sur
ce point.

Deuxième élément. Vous nous dites que vous êtes d'accord d'annuler
les dettes si l'on compense. Je suis d'accord avec vous. J'ai d'ailleurs
interrogé le ministre des Finances juste après le G8 des ministres des
Finances en insistant sur ce point et en soulignant l'importance d'une
compensation.

Pourtant, à la lecture de la proposition de M. Kiekens, que vous
n'avez pas désavouée dans de nombreux journaux, il ne parlait
nullement d'une compensation, mais de "conditionnalisation" dans le
futur, après la remise de dettes. Je n'ai lu aucune ligne se référant à
une compensation, ce que j'aurais tout à fait pu défendre et que j'ai
déjà défendu.

05.09 Zoé Genot (ECOLO):

Volgens mij wil men niet precies
zeggen welk mandaat België
oorspronkelijk aan zijn vertegen-
woordiger had gegeven.

De heer Kiekens had het niet over
compensatie, maar maakte de
schuldkwijtschelding wel degelijk
afhankelijk van het vervullen van
een aantal voorwaarden.

05.10 Armand De Decker, ministre: Que répondriez-vous si un pays

à qui l'on remet la dette ne se sert pas des moyens dont il disposera
en plus pour poursuivre les objectifs de développement du Millénaire,
mais à une autre fin?

Tout cela se passe sur les dix, vingt, trente ans qui viennent. Vous ne
diriez rien à cet Etat? Vous admettriez qu'il fasse comme il le veut?

05.10 Minister Armand De

Decker: Indien die begunstigde
landen het geld niet voor de
milleniumdoelstellingen maar voor
andere doeleinden gebruiken,
moeten we ze dan zomaar laten
begaan?

05.11 Zoé Genot (ECOLO): Ces dix-huit pays ont pris une série de

mesures pour pouvoir être dans les conditions. La meilleure façon
d'obtenir un contrôle de ce qui est fait est de soutenir la démocratie
dans ces pays pour que l'argent puisse être utilisé au mieux. Je ne
pense pas qu'en venant ici, sous la coupole du FMI et de la Banque
mondiale, et en imposant une libéralisation qui profite à nos
multinationales, on soutienne les pays du Sud. Avec les critères du
FMI, on a rarement empêché d'acheter des Rolls-Royce; par contre,
on a souvent permis à nos multinationales de s'implanter et de

05.11 Zoé Genot (ECOLO): Aan

de ene kant leggen we
voorwaarden op en aan de andere
kant laten we onze multinationals
zich in die landen vestigen zodat
de levensduurte er stijgt!

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

diminuer l'accessibilité à toute une série de services fondamentaux

05.12 Armand De Decker, ministre: Madame Genot, je vous

enverrai une note sur la politique du Fonds monétaire et de la Banque
mondiale d'aujourd'hui par rapport à ce qu'elle était, il y a dix ans. Il
me semble qu'un certain nombre de positions ont été arrêtées vis-à-
vis de ces deux institutions.

Je me souviens de la première fois où je les ai rencontrées, il y a six à
sept ans. Je crois que j'étais déjà président du Sénat et je me
souviens d'une discussion très difficile avec les représentants de la
Banque mondiale et du FMI. La politique de ces deux institutions a
très fort évolué depuis lors. On ne doit pas continuer à cataloguer le
FMI et la Banque mondiale sur base des critères qu'on leur attribuait,
à très juste titre, il y a dix ans.

Je vous disais que nous finançons, à la Banque mondiale, des
experts et économistes belges sortant de nos universités, qui ont une
approche similaire à la vôtre, à la nôtre et à tout ce consensus belge
que nous avons sur le développement et qui existe indiscutablement
chez nous, c'est d'ailleurs une de nos chances. Ceux-ci font ce travail
dans cet esprit, aussi au nom de la Banque et du FMI.

On ne peut pas tout le temps caractériser le FMI sur base de
politiques menées voici très longtemps, surtout du temps de la guerre
froide. A l'époque, ces politiques ne tenaient effectivement pas
compte des réalités sociales, économiques, de terrain et de qualité de
vie humaine et ne voulaient sans doute pas tenir compte du fait que
les exigences financières et autres qu'ils posaient tuaient des
politiques sociales. Aujourd'hui, la Banque mondiale et le FMI tiennent
bien davantage compte de tous ces éléments, voire plus sans doute
que vous ne le souhaiteriez. Pour cela, relisez maintenant les rapports
2004 de la Banque mondiale et du FMI. Je vous le demande!

En siégeant à la Banque mondiale, je constate que nous n'y parlons
que de développement, dans un esprit positif et de manière à être le
plus efficace possible. C'est un des plus hauts lieux, où les moyens
sont les plus importants, pour faire du développement durable. C'est à
cela qu'on travaille à la Banque mondiale, je peux vous l'assurer.

05.12 Minister Armand De

Decker: Het beleid van de
Wereldbank en van het IMF heeft
sinds tien jaar een hele weg
afgelegd. In de Wereldbank waarin
ik zitting heb, hebben we het
bijvoorbeeld vooral over de
duurzame ontwikkeling die er
positief onthaald wordt.

Le président: Madame Genot, je veux bien vous donner la parole, mais il faut bien réaliser que vous
prenez le temps des autres.

05.13 Zoé Genot (ECOLO): Vous laissez parler le ministre pendant

deux heures et puis vous nous empêchez de répliquer? Ce n'est
vraiment pas correct!

Le président: Je ne vous en empêche pas mais certains de nos collègues attendent pour poser leur
question.

05.14 Zoé Genot (ECOLO): Si vous aviez fait respecter les temps de

parole pour les questions précédentes, ce ne serait pas le cas.

Le président: Je vous donne la parole. Je vous demande d'être brève par respect pour vos collègues.

05.15 Zoé Genot (ECOLO): Je suis tout à fait d'accord pour être

brève mais les règles du jeu doivent être les mêmes pour tous les
acteurs dans cette commission.

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Sinon, je ne serai pas d'accord de les respecter. On aura l'occasion
de débattre des "conditionnalisations" lors de la discussion des
résolutions mais à l'heure actuelle, on reçoit encore des rapports sur
des conditions imposées qui me paraissent favoriser davantage les
intérêts du Nord que ceux du Sud.

Le président: Merci, madame Genot. Vous avez été brève: félicitations!

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

We hebben nog een aantal vragen. Ik zou iets willen zeggen over de werkzaamheden.

Een aantal punten werd goed belicht. Het was ook niet slecht dat daarover duidelijkheid werd gecreëerd.
Een aantal vraagstellers zitten hier echter al sinds het begin van de zitting. Voor hen wil ik enig respect
vragen, als ik het zo mag zeggen.

Ik zou met uw goedvinden het volgende willen voorstellen. Indien men beknopt kan zijn, is het mogelijk dat
de vragen aan de minister nog worden afgehandeld. De aanwezigen zouden daarna ook nog kunnen
stemmen over punt 8 op de agenda. Dat vraagt volgens mij immers niet veel debat. Ik kan het punt ook
uitstellen, zodat het op termijn automatisch verjaart.

Als iedereen het ermee eens is zou ik de vragen nog willen behandelen. Men moet dan echter langs beide
kanten, zowel de leden als u, mijnheer de minister, bondig zijn. In der Beschränkung zeigt sich der Meister.
Daarna kunnen we nog over punt 8 stemmen.

Is iedereen het daarmee eens? Zo krijgen ook de leden die al lang wachten, de kans om hun vraag te
stellen.

Chers collègues, nous passons à la question n° 8569 de Mme Genot.

05.16 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le président, je suis d'accord

de transformer cette question en question écrite si je peux disposer
du rapport.

Le président: Il n'y a aucune objection.

06 Question de Mme Colette Burgeon au ministre de la Coopération au Développement sur "les suites

du Sommet de New York consacré à la poursuite des Objectifs du Millénaire pour le développement"
(n° 8252)

06 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de

gevolgen van de Top van New York gewijd aan het nastreven van de Millenniumdoelstellingen inzake
ontwikkeling" (nr. 8252)

06.01 Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, monsieur le

ministre, le 15 septembre 2005, alors que se déroulait à New York le
Sommet des Nations unies pour évaluer la poursuite des objectifs du
Millénaire pour le développement, la ministre néerlandaise pour la
Coopération au Développement, Mme van Ardenne-van der Hoeven,
annonçait que les Pays-Bas allaient accroître significativement de
plus de 20% leur contribution aux ressources de base du Programme
des Nations unies pour le développement pour le porter à 90 millions
d'euros par an. Cela fera donc des Pays-Bas le plus gros donateur du
PNUD.

Les autorités néerlandaises considèrent que le PNUD joue
effectivement un rôle majeur dans la lutte contre la pauvreté en tant

06.01 Colette Burgeon (PS): Ter

gelegenheid van de Top van de
Verenigde Naties in New York op
15 september jongsleden,
kondigde Nederland aan dat het
zijn bijdrage voor de basis-
voorzieningen van het VN-
ontwikkelingsprogramma met
meer dan 20 procent tot 90 miljoen
euro per jaar zou optrekken. Zo
wordt Nederland het belangrijkste
donorland van de UNDP, dat als
het belangrijkste instrument van

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

qu'organisme des Nations unies et que son efficacité n'est plus à
démontrer. La moitié des ressources de base du PNUD étant allouée
à l'Afrique, il apparaît évident que les Pays-Bas considèrent le PNUD
comme un vecteur majeur pour la réalisation des objectifs du
Millénaire pour le développement.

En 2000, les Nations unies s'étaient engagées à réduire de moitié la
pauvreté dans le monde, d'ici 2015, à travers la réalisation de huit
grands objectifs: réduire la faim de moitié, assurer l'éducation
primaire pour tous, promouvoir l'égalité des sexes, réduire de deux
tiers la mortalité des enfants de moins de cinq ans, réduire de trois
quarts le taux de mortalité maternelle, combattre le virus HIV, le
paludisme et d'autres maladies, assurer un environnement durable,
mettre en place un partenariat mondial pour le développement.

Monsieur le ministre, j'en viens à mes questions proprement dites.

Cinq ans après cette déclaration, quel bilan la Belgique tire-t-elle? Le
gouvernement belge compte-t-il réévaluer son action, à la suite du
Sommet des Nations unies chargé d'évaluer la poursuite des objectifs
du Millénaire pour le développement?

Parmi les huit grands objectifs énoncés dans la déclaration initiale de
2000, quelles sont les priorités déterminées par le gouvernement
belge? Quelles sont les ressources affectées à la réalisation de ces
objectifs? A travers quel(s) partenariat(s)?

Quel montant la Belgique alloue-t-elle annuellement au PNUD?
Comptez-vous, à l'instar des Pays-Bas, accroître la participation
financière de la Belgique à cette institution internationale?

de VN in de strijd tegen de
armoede wordt beschouwd.

In 2000 hebben de Verenigde
Naties zich ertoe verbonden de
armoede in de wereld tegen 2015
terug te dringen, aan de hand van
acht belangrijke doelstellingen,
zoals het terugdringen van de
honger met 50 procent, het
bevorderen van de gelijkheid
tussen mannen en vrouwen, de
strijd tegen malaria en HIV en het
opzetten van een wereldwijd
partnerschap voor ontwikkeling.

Welke balans maakt ons land, vijf
jaar na de Millenniumverklaring,
op? Zal de regering naar
aanleiding van die laatste Top
haar actie opnieuw evalueren?
Welke van de in 2000
geformuleerde doelstellingen
beschouwt de Belgische regering
als prioritair en welke middelen
zullen worden ingezet om ze te
bereiken? In het kader van welk
partnerschap?

Welk bedrag kent België jaarlijks
toe aan het UNDP? Overweegt u
dat bedrag op te trekken?

06.02 Armand De Decker, ministre: Madame Burgeon, je vous

remercie pour votre question sur cet important Sommet du Millénaire
qui a indiscutablement étonné, tellement on en avait annoncé l'échec.
En effet, le nouvel ambassadeur des Etats-Unis à l'ONU avait déposé
750 amendements, parmi lesquels certains visaient à retirer toute
référence aux objectifs du Millénaire ou encore à retirer des
références aux 0,7%. Finalement, à la satisfaction générale, quasi
tous ces amendements ont été retirés. Ainsi levée la crainte d'un
blocage de la part des Etats-Unis, le document final reprend tout ce
que nous espérions en termes de développement.

Il faut dire que les 187 chefs d'Etat s'étaient déplacés à ce sommet.
Dès lors, il était politiquement délicat de ne rien inscrire dans la
déclaration du Millénium+5 ou d'y mettre moins que dans la
déclaration du Millénaire. Le résultat a été bon en termes d'inscription
des objectifs du Millénaire auxquels vous faites référence. Je peux
citer l'objectif de 0,7% du revenu national brut pour les pays
développés pour venir en aide aux pays en voie de développement.

Nous avons constaté d'autres avancées particulièrement
intéressantes, notamment la création d'une commission de
consolidation de la paix pour les Etats fragiles qui sortent des conflits
armés comme vous le savez, nous sommes attentifs à la situation
en Afrique centrale et l'introduction de la responsabilité de protéger.
A mes yeux, cette mesure constitue une véritable réforme du droit

06.02 Minister Armand De

Decker: Op de Millenniumtop +5
en tot algemene tevredenheid,
hebben de lidstaten van de VN
bijna alle amendementen die de
VS hadden ingediend om zich van
de in 2000 geformuleerde
doelstellingen te verwijderen,
ingetrokken. Zo bevestigden de
zowat 187 aanwezige
staatshoofden de doelstelling om
0,7 procent van het BBP van de
ontwikkelde landen aan
ontwikkelingshulp te besteden.

Bij die gelegenheid werden ook
andere denkpistes voorgesteld,
zoals de oprichting van een
commissie ter bevordering van de
duurzame vrede voor lidstaten die
bij een gewapend conflict
betrokken zijn geweest en de
invoering van de verantwoorde-
lijkheid om te beschermen. Dat
laatste voorstel houdt een echte

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

international public.

On a introduit dans la déclaration la responsabilité, pour chaque Etat,
de protéger les habitants, les ressortissants vivant sur son territoire.
Cela implique également la responsabilité pour la communauté
internationale d'intervenir si ces personnes sont mises en danger par
un comportement contraire. C'est donc une légalisation du droit
d'ingérence en vue de lutter contre les risques de génocides, de
crimes de guerre, de grandes violations du droit international. Je l'ai
déjà dit au Sénat, l'introduction de la responsabilité de protéger est un
élément primordial.

Enfin, la décision de principe de créer un Conseil des droits de
l'homme et de doubler les moyens du responsable des droits de
l'homme de l'ONU est une bonne chose.

En ce qui concerne les objectifs belges, ceux du Millénaire constituent
le fil rouge si je puis m'exprimer ainsi , la ligne conductrice de la
politique belge d'aide au développement. Pour le moment, environ
65% de l'aide publique au développement belge servent à la
réalisation des objectifs du Millénaire, ce n'est pas rien.

Pour ce qui est du PNUD lui-même très brièvement , la
contribution ordinaire de la Belgique aux ressources générales du
PNUD cotisation annuelle s'élève à 13,2 millions d'euros pour la
période 2004-2007.

La contribution totale de la Belgique au PNUD a considérablement
augmenté puisqu'elle était de 20,5 millions d'euros en 2003, de
29 millions d'euros en 2004 et de 34 millions d'euros en 2005.

Nous travaillons beaucoup avec le PNUD; beaucoup de projets sont
en cours, comme certains en Afrique centrale et ailleurs aussi, en
cofinancement avec des "trust funds" gérés par le PNUD, dans
différentes régions du monde.

hervorming in van het
internationaal publiekrecht: het
bevestigt immers het recht op
inmenging met als doel ernstige
schendingen van het internationaal
recht een halt toe te roepen. De
verplichting om de bewoners van
een grondgebied te beschermen
wordt voortaan tot de interna-
tionale gemeenschap uitgebreid.

Het verheugt me tevens dat een
principebeslissing werd genomen
om een Raad voor de rechten van
de mens op te richten en de
middelen van de Hoge
Commissaris voor de Rechten van
de Mens van de UNO te
verdubbelen.

De millenniumdoelstellingen
vormen de rode draad in het
Belgische ontwikkelingsbeleid en
ongeveer 65 procent van de
desbetreffende begroting wordt
aan de verwezenlijking van die
projecten besteed.

De gewone en jaarlijkse bijdrage
van België aan de algemene
middelen van het PVNO bedraagt
13,2 miljoen euro voor de periode
2004-2007. De totale bijdrage is
aanzienlijk gestegen vermits ze in
2003 het bedrag van 20,5 miljoen
euro bereikte, in 2004 ging het
over 29 miljoen euro en in 2005
over 34 miljoen euro.

We werken veel met het PVNO en
in het kader van een
cofinanciering met door de PVNO
beheerde Trust Funds in
verschillende regio's ter wereld.

06.03 Colette Burgeon (PS): Je n'irai pas plus avant. Je remercie le

ministre pour ses réponses.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

Le président: La question n° 8349 de Mme Lejeune est transformée en question écrite.

07 Vraag van mevrouw Inga Verhaert aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de

gedwongen afwezigheid van experten en NGO's op de VN-Millennium-top in New York" (nr. 8518)

07 Question de Mme Inga Verhaert au ministre de la Coopération au Développement sur "l'exclusion

d'experts et d'ONG au sommet du Millénaire à New York" (n° 8518)

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

07.01 Inga Verhaert (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de

minister, ik zal het heel kort houden.

Ik heb mij verwonderd over het feit dat bij de laatste top van de
Verenigde Naties het zogenaamde middenveld experts en
organisaties zoals Sensoa, maar ook de Commissie Vrouwen en
Ontwikkeling geen deel kon uitmaken van de officiële, Belgische
delegatie. U weet dat het een ongeschreven regel is dat dergelijke
experts en vertegenwoordigers van het middenveld ook meegaan,
wanneer belangrijke besprekingen plaatsvinden bij de Verenigde
Naties.

Kunt u mij even heel kort toelichten waarom dat deze keer op die
manier is gebeurd? Wat zal er nu verder gebeuren? Zult u verder
terugkoppelen met het middenveld? Zult u verdere gesprekken
hebben met de experts en met organisaties zoals Sensoa? Het lijkt
mij immers erg belangrijk dat mensen die, ook voor de Belgische
overheid, mee het voorbereidende werk hebben gedaan, wanneer
men naar New York en de Verenigde Naties gaat, ook worden erkend
en herkend, wanneer er onderhandelingen zijn.

De onderhandelingen moesten toen nog worden gevoerd. Ik betreur
dat zij nu geen klare stem hebben kunnen laten horen tijdens de
onderhandelingen. Ik neem aan dat zij dat nu zullen moeten doen. De
vraag is of dat niet te laat is.

Kortom, hoe zult u dat organiseren?

07.01 Inga Verhaert (sp.a-spirit):

Traditionnellement, lorsque la
Belgique participe à un sommet de
l'ONU, un grand nombre d'experts
et d'ONG font partie de la
délégation belge. Pourtant, ce ne
fut pas le cas lors du Sommet du
millénaire organisé par l'ONU en
septembre 2005. Pourquoi n'ont-ils
pas pu faire partie de la délégation
belge? Comment le feedback vers
les ONG sera-t-il organisé?

07.02 Minister Armand De Decker: Mijnheer de voorzitter, mevrouw

Verhaert, er werd inderdaad met de eerste minister die de Belgische
delegatie voor de top in september 2005 leidde, afgesproken om de
NGO's niet in de officiële delegatie op te nemen.

De redenen daarvoor zijn de volgende.

Ten eerste, de onderhandelingen over het einddocument van de top
werden daarvoor gedurende weken en maanden genegotieerd door
onze diplomaten en onze vaste representatie bij de Verenigde Naties.
Ze werden echter reeds afgesloten vóór het begin van de top zelf.
Tijdens de top werden alleen opeenvolgende verklaringen
voorgelezen door de staats- en regeringsleiders, die de top niet meer
hebben beïnvloed.

Die verklaringen zijn beschikbaar op het internet, natuurlijk.

De top was vooral nuttig, zoals altijd, voor bilaterale ontmoetingen met
verschillende delegaties van landen.

Ook tijdens de Milleniumtop van 2000 maakte geen enkele NGO deel
uit van de officiële delegatie. De top in 2005 was eigenlijk het vervolg
van die eerste top.

Gedurende de hele voorbereiding van de top waren er nauwe
contacten tussen mijn administratie en de civiele maatschappij en de
NGO's. De civiele maatschappij heeft dan ook herhaaldelijk de
gelegenheid gehad om haar standpunt voor te leggen, een standpunt
dat zeer nauw aansluit bij het mijne, in feite.

07.02 Armand De Decker,

ministre: Je confirme que les ONG
n'ont pas pu faire partie de la
délégation belge officielle au
Sommet du millénaire de
septembre 2005. Cela est dû au
fait que les négociations qui ont
débouché sur la rédaction du
document final présenté au
sommet ont seulement été
menées par des diplomates et
qu'elles étaient terminées avant le
début du sommet. Le sommet a
donc servi avant tout de forum
pour des contacts bilatéraux et les
déclarations qui ont été lues
pendant la rencontre n'avaient
plus d'impact sur les conclusions
finales. Cette méthode de travail
avait également été suivie lors du
Sommet du millénaire de 2000.

Bien entendu, la préparation du
sommet a entraîné de multiples
contacts entre les ONG et mes
services, ce qui leur a permis de
marquer de leur empreinte les
positions finalement défendues
par la Belgique. De plus, les

19/10/2005

CRIV 51

COM 713

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Een apart accreditatiesysteem maakte het mogelijk voor de NGO's
om zich te laten vertegenwoordigen in New York en deel te nemen
aan de verschillende activiteiten die in de marge van de top
georganiseerd werden.

Ik reken erop dat onze samenwerking met de NGO's in het algemeen
voortgezet zal worden. Die samenwerking is een essentiële
component van de internationale inspanning om de MDG's op tijd te
kunnen halen.

Verschillende keren per jaar heb ik overleg met de NGO's, vooral met
de koepels en de federaties.

Wij hebben zeer regelmatig ontmoetingen om onze standpunten
wederzijds bekend te maken.

organisateurs avaient prévu un
système d'accréditation distinct
grâce auquel les ONG ont pu
participer au sommet sans faire
partie d'une délégation officielle.

Bien sûr, une bonne entente avec
les ONG constitue un point
essentiel de la collaboration
internationale et il est donc tout à
fait logique et normal que
j'organise régulièrement une
concertation avec leurs
organisations de coordination.

07.03 Inga Verhaert (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik betwijfel

niet dat er regelmatig contacten zijn en ik hoor u graag zeggen dat er
ook tijdens de Top contact was tussen de NGO-wereld en de
administratie, maar het moet mij toch van het hart dat het toch iets
efficiënter zou zijn wanneer die mensen ook ter plaatse kunnen zijn. U
sprak over een bijzonder accreditatieprogramma, in de marge. Dat is
niet helemaal hetzelfde. Trouwens, de NGO-wereld was ook bereid
zelf te betalen. Het was niet zo dat de Belgische overheid daarvoor
moest instaan.

Los van het wel of niet efficiënt zijn, er zal nu nog wat meer tijd
gestoken moeten worden in overleg en terugkoppeling met de NGO-
wereld. Dat is één zaak.

Een tweede zaak is dat daar heel veel gezegd werd over
vrouwenrechten en kinderrechten. Wij hebben het hier al herhaaldelijk
gehad over empowerment. U beseft dat de beeldvorming belangrijk
is. Ik betwijfel niet dat u en uw twee collega's zeker vrouwelijke kanten
zullen hebben, maar dat dit triumviraat naar New York gaat terwijl de
vrouwen van de commissie Vrouwen en Ontwikkeling thuis moeten
blijven, is niet helemaal de goede beeldvorming, meen ik. Ik hoop dat
wij daar in de toekomst iets aan kunnen doen.

07.03 Inga Verhaert (sp.a-spirit):

Les choses auraient cependant
été beaucoup plus simples si les
représentants des ONG avaient eu
la possibilité d'effectivement
participer au sommet. Ils étaient
même prêts à prendre eux-mêmes
en charge leurs frais de transport.
Maintenant, le ministre va devoir
organiser une concertation à leur
niveau.

Je déplore, enfin, la composition
étonnamment masculine de la
délégation belge et je ne peux, à
ce niveau, m'empêcher de
constater un décalage par rapport
aux sujets traités dans le cadre du
sommet.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

08 Vraag van de heer Guido Tastenhoye aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de

organisatie van democratische verkiezingen in DRC (Congo)" (nr. 8578)

08 Question de M. Guido Tastenhoye au ministre de la Coopération au Développement sur

"l'organisation d'élections démocratiques en RDC (Congo)" (n° 8578)

08.01 Guido Tastenhoye (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, de

verkiezingen in Congo, die normaal dit jaar zouden plaatsvinden, zijn
uitgesteld tot begin volgend jaar, over enkele maanden dus.

Mijnheer de minister, kunt u meedelen of en in welke mate het
departement van Ontwikkelingssamenwerking logistieke, financiële of
andere hulp zal verlenen bij de organisatie van die verkiezingen in
Congo?

Wordt er op dit vlak ook samengewerkt met het departement van

08.01 Guido Tastenhoye

(Vlaams Belang): Des élections
devraient enfin être organisées
dans quelques mois en
République Démocratique du
Congo (RDC). Dans quelle
mesure la Coopération au
développement apporte-t-elle une
aide logistique, financière ou autre
dans le cadre du processus

CRIV 51

COM 713

19/10/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Buitenlandse Zaken? Zo ja, op welke manier?

électoral? Collabore-t-elle à cet
égard avec les Affaires
étrangères?

08.02 Minister Armand De Decker: Het houden van verkiezingen in

de DRC is de ultieme opdracht van de transitie die er trouwens met 6
tot 12 maanden voor werd verlengd. Het succes van de verkiezingen
zal in grote mate bepalend zijn voor langdurige stabiliteit in Congo en
de gehele regio van de grote meren.

Het verkiezingsproces heeft inmiddels een start genomen met de
registratie van de kiezers. De registratie heeft tot dusver meer dan 18
miljoen kiezers opgeleverd en is daardoor onomkeerbaar geworden.
Dat is natuurlijk zeer belangrijk.

Het is dan ook cruciaal dat dat proces over de nodige fondsen
beschikt om het tot een goed einde te brengen. De fondsen moeten in
zekere mate worden aangebracht door de DRC zelf, maar het
overgrote deel moet worden verzekerd door de internationale
gemeenschap.

Na de neerwaartse herziening van het oorspronkelijk budget van 439
miljoen dollar naar 380 miljoen dollar voor de algemene kosten voor
de beveiliging van de verkiezingen en de door MONUC te leveren
logistiek door ons land in nauw overleg tussen
Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken we werken
dagelijks samen werden volgende bijdragen geleverd in 2004 en
2005: 11,5 miljoen euro voor de algemene kosten en 2 miljoen euro
voor de beveiliging van de verkiezingen via een Basked Fund beheerd
door de United Nations Development Program. Bovendien bedraagt
de indirecte ondersteuning via verkiezingsgebonden projecten van
NGO's ongeveer 1.300.000 euro sinds 2003.

08.02 Armand De Decker,

ministre: Le succès des
prochaines élections en RDC sera
déterminant pour l'avenir du pays
et pour celui de la région des
Grands Lacs. Le processus
électoral a commencé avec
l'enregistrement des électeurs.
C'est une tâche gigantesque:
jusqu'à présent, 18 millions
d'électeurs ont déjà été
enregistrés.

Il faut beaucoup d'argent pour
mener à bien le processus
électoral. Les fonds sont fournis
en partie par le Congo lui-même
mais la communauté interna-
tionale intervient bien évidemment
aussi pour une bonne part. Le
budget total est estimé à 380
millions de dollars pour les frais
généraux et la sécurisation ainsi
que pour l'appui logistique de la
MONUC.

Après concertation entre les
Affaires étrangères et la
Coopération au Développement, la
Belgique a fourni les contributions
suivantes, ces deux dernières
années: 11,5 millions d'euros pour
les dépenses générales et 2
millions d'euros pour la
sécurisation. Ces moyens ont été
regroupés dans un "basket fund"
des Nations unies. Un soutien
indirect de 1,3 million s'y ajoute
par le biais de différents projets
relatifs aux élections et menés par
des ONG belges.

08.03 Guido Tastenhoye (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik

dank de minister voor de toelichting.

Zijn er plannen om nog meer bijkomende hulp te verstrekken.

08.03

Guido Tastenhoye

(Vlaams Belang): Projette-t-on de
revoir encore cette aide à la
hausse?

08.04 Minister Armand De Decker: Mijnheer de voorzitter, op dit

ogenblik neemt een C-130 deel aan het registratieprogramma. Wat
betreft de logistiek is het zeer moeilijk. Zij hebben middelen nodig en
wij helpen hen op die manier. Voor het ogenblik dringt men niet aan
op meer financiële middelen voor het verkiezingsproces.

08.04 Armand De Decker,

ministre: En tout cas pas pour le
soutien financier. Par contre, un C-
130 de la Composante Air belge
est utilisé dans le cadre du
processus d'enregistrement.