IC680_FIN.doc

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

cdH

centre démocrate Humaniste

CD&V

Christen-Democratisch en Vlaams

ECOLO

Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales

Front National

Mouvement réformateur

N-VA

Nieuw-Vlaamse Alliantie

Parti socialiste

sp.a-spirit

Socialistische Partij Anders Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht

Vlaams Belang

VLD

Vlaamse Liberalen en Democraten

Abréviations dans la numérotation des publications :

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de

base et du n° consécutif

DOC 51 0000/000

Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer

QRVA

Questions et Réponses écrites

QRVA

Schriftelijke Vragen en Antwoorden

CRIV

version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV

voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)

CRABV

Compte Rendu Analytique (couverture bleue)

CRABV

Beknopt Verslag (blauwe kaft)

CRIV

Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (avec les annexes)
(PLEN: couverture blanche; COM: couverture saumon)

CRIV

Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken (met
de bijlagen)
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)

PLEN

séance plénière

PLEN

plenum

COM

réunion de commission

COM

commissievergadering

MOT

motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT

moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :

publications@laChambre.be

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :

publicaties@deKamer.be

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

SOMMAIRE

INHOUD

Question de M. Melchior Wathelet au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "le projet de
directive visant à supprimer la taxe de mise en
circulation" (n° 7610)

Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over "de
ontwerprichtlijn tot afschaffing van de belasting op
de inverkeerstelling" (nr. 7610)

Orateurs: Melchior Wathelet, président du
groupe cdH, Hervé Jamar, secrétaire d'Etat à
la Modernisation des finances et à la Lutte
contre la fraude fiscale

Sprekers: Melchior Wathelet, voorzitter van
de cdH-fractie, Hervé Jamar, staatssecretaris
voor Modernisering van de Financiën en de
Strijd tegen de fiscale fraude

Question de Mme Nathalie Muylle au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "la question
des prêts du Fonds national de garantie"
(n° 7819)

Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over "de
problematiek van de leningen van het Nationaal
Waarborgfonds" (nr. 7819)

Orateurs: Nathalie Muylle, Hervé Jamar,
secrétaire d'Etat à la Modernisation des
finances et à la Lutte contre la fraude fiscale

Sprekers: Nathalie Muylle, Hervé Jamar,
staatssecretaris voor Modernisering van de
Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude

Question de Mme Marleen Govaerts au vice-
premier ministre et ministre des Finances sur "le
versement de la taxe sur les opérations
boursières et de la taxe sur les livraisons perçues
indûment" (n° 7802)

Vraag van mevrouw Marleen Govaerts aan de
vice-eerste minister en minister van Financiën
over "de uitbetaling van de ten onrechte geïnde
beurs- en leveringstaks" (nr. 7802)

Orateurs: Marleen Govaerts, Hervé Jamar,
secrétaire d'Etat à la Modernisation des
finances et à la Lutte contre la fraude fiscale

Sprekers: Marleen Govaerts, Hervé Jamar,
staatssecretaris voor Modernisering van de
Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude

Question de Mme Greta D'hondt au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "le calcul de
la diminution du précompte professionnel relatif
aux heures supplémentaires" (n° 7811)

Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over "de
berekening van de vermindering van de
bedrijfsvoorheffing op overuren" (nr. 7811)

Orateurs: Greta D'hondt, Hervé Jamar,
secrétaire d'Etat à la Modernisation des
finances et à la Lutte contre la fraude fiscale

Sprekers: Greta D'hondt, Hervé Jamar,
staatssecretaris voor Modernisering van de
Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude

Question de Mme Marleen Govaerts au vice-
premier ministre et ministre des Finances sur "les
contribuables qui ne peuvent utiliser Tax-on-web"
(n° 7813)

Vraag van mevrouw Marleen Govaerts aan de
vice-eerste minister en minister van Financiën
over "de belastingplichtigen die geen gebruik
kunnen maken van Tax-on-web" (nr. 7813)

Orateurs: Marleen Govaerts, Hervé Jamar,
secrétaire d'Etat à la Modernisation des
finances et à la Lutte contre la fraude fiscale

Sprekers: Marleen Govaerts, Hervé Jamar,
staatssecretaris voor Modernisering van de
Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude

Question de M. Jacques Chabot au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "le caractère
interprétatif du nouvel article 443ter du Code des
impôts sur les revenus relatif à la prescription"
(n° 7820)

Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over
"het interpretatief karakter van het nieuwe
artikel 443ter van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen inzake de verjaring"
(nr. 7820)

Orateurs: Jacques Chabot, Hervé Jamar,
secrétaire d'Etat à la Modernisation des
finances et à la Lutte contre la fraude fiscale

Sprekers: Jacques Chabot, Hervé Jamar,
staatssecretaris voor Modernisering van de
Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude

Question de M. Jacques Chabot au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "l'évolution
des critères de la taille comptable des sociétés et
les discriminations vis-à-vis des secteurs non
marchands" (n° 7821)

Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over "de
evolutie van de criteria inzake de
boekhoudkundige omvang van de
vennootschappen en de discriminaties ten
aanzien van de non-profitsector" (nr. 7821)

Orateurs: Jacques Chabot, Hervé Jamar,

Sprekers: Jacques Chabot, Hervé Jamar,

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

secrétaire d'Etat à la Modernisation des
finances et à la Lutte contre la fraude fiscale

staatssecretaris voor Modernisering van de
Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude

Question de M. Jacques Chabot au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur
"l'harmonisation fiscale au regard du droit
européen et dans le contexte de la
mondialisation" (n° 7822)

Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over "de
fiscale harmonisering in het licht van het
Europees recht en van de globalisering"
(nr. 7822)

Orateurs: Jacques Chabot, Hervé Jamar,
secrétaire d'Etat à la Modernisation des
finances et à la Lutte contre la fraude fiscale

Sprekers: Jacques Chabot, Hervé Jamar,
staatssecretaris voor Modernisering van de
Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude

Question de Mme Marleen Govaerts au vice-
premier ministre et ministre des Finances sur
"l'instauration de la déductibilité fiscale des
redevances d'internat" (n° 7828)

Vraag van mevrouw Marleen Govaerts aan de
vice-eerste minister en minister van Financiën
over "het fiscaal aftrekbaar maken van het
kostgeld voor het internaat" (nr. 7828)

Orateurs: Marleen Govaerts, Hervé Jamar,
secrétaire d'Etat à la Modernisation des
finances et à la Lutte contre la fraude fiscale

Sprekers: Marleen Govaerts, Hervé Jamar,
staatssecretaris voor Modernisering van de
Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude

Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur
"l'instauration d'une exonération de l'accise sur le
charbon à usage domestique" (n° 7835)

Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over "de
invoering van een vrijstelling van accijnzen op
steenkool voor huishoudelijk gebruik" (nr. 7835)

Orateurs: Hagen Goyvaerts, Hervé Jamar,
secrétaire d'Etat à la Modernisation des
finances et à la Lutte contre la fraude fiscale

Sprekers: Hagen Goyvaerts, Hervé Jamar,
staatssecretaris voor Modernisering van de
Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude

Question de M. Carl Devlies au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "la
déclaration fiscale, l'avertissement-extrait de rôle
et le remboursement relatif à l'année du décès"
(n° 7854)

Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over "de
belastingaangifte, het aanslagbiljet en de
terugbetaling met betrekking tot het jaar van
overlijden" (nr. 7854)

Orateurs: Carl Devlies, Hervé Jamar,
secrétaire d'Etat à la Modernisation des
finances et à la Lutte contre la fraude fiscale

Sprekers: Carl Devlies, Hervé Jamar,
staatssecretaris voor Modernisering van de
Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude

Question de M. Melchior Wathelet au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "l'annonce
de la baisse des accises sur le diesel" (n° 7864)

Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over "de
aangekondigde daling van de accijnzen op diesel"
(nr. 7864)

Orateurs: Melchior Wathelet, président du
groupe cdH, Hervé Jamar, secrétaire d'Etat à
la Modernisation des finances et à la Lutte
contre la fraude fiscale

Sprekers: Melchior Wathelet, voorzitter van
de cdH-fractie, Hervé Jamar, staatssecretaris
voor Modernisering van de Financiën en de
Strijd tegen de fiscale fraude

Question de M. Eric Massin au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "le palais de
justice à Charleroi" (n° 7887)

Vraag van de heer Eric Massin aan de vice-eerste
minister en minister van Financiën over "het
gerechtsgebouw in Charleroi" (nr. 7887)

Orateurs: Eric Massin, Hervé Jamar,
secrétaire d'Etat à la Modernisation des
finances et à la Lutte contre la fraude fiscale

Sprekers: Eric Massin, Hervé Jamar,
staatssecretaris voor Modernisering van de
Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

COMMISSION DES FINANCES ET

DU BUDGET

COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN

EN DE BEGROTING

MARDI

JUILLET

2005

Matin

______

van

DINSDAG

JULI

2005

Voormiddag

______

De vergadering wordt geopend om 10.07 uur door de heer Bart Tommelein, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.07 heures par M. Bart Tommelein, président.

01 Question de M. Melchior Wathelet au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le projet

de directive visant à supprimer la taxe de mise en circulation" (n° 7610)

01 Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over

"de ontwerprichtlijn tot afschaffing van de belasting op de inverkeerstelling" (nr. 7610)

01.01 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, monsieur le

ministre, le mercredi 21 juin 2005, la Commission aurait dû adopter
un projet de directive visant à supprimer la taxe de mise en circulation
et à l'intégrer progressivement dans les accises sur le pétrole.

Cette mesure devrait avoir un impact d'environ 280 millions d'euros
par an sur les recettes fiscales fédérales, sauf si l'on prend des
mesures compensatoires. Les accises sont actuellement très élevées
sur notre territoire. Toute augmentation pourrait entraîner des effets
désastreux sur le pouvoir d'achat de nos concitoyens, ainsi que sur
l'activité économique. Il me semble dès lors qu'une telle hausse du
prix des accises devrait être évitée. Alternativement, ce manque à
gagner pourrait être compensé par une augmentation de la taxe de
circulation. Mais cette solution relève de la compétence des Régions.

Monsieur le ministre, je souhaiterais obtenir certaines précisions.

- A quel horizon temporel cette suppression de la taxe de mise en
circulation deviendrait-elle pleinement effective en Belgique?

- Y aura-t-il une période transitoire, et à quel type de régime pensez-
vous durant celle-ci?

- Envisagez-vous une hausse des accises sur le pétrole à brève
échéance, afin de compenser cette perte de recettes? Et, si tel est le
cas, des mesures d'accompagnement seront-elles prévues afin de
contrebalancer les effets néfastes de cette augmentation?

- Ne serait-il pas souhaitable de conclure ou, du moins, entreprendre
des négociations avec les Régions sur cette question pour que la
suppression de la taxe de mise en circulation puisse être compensée
par l'augmentation d'une autre taxe, telle que la taxe de circulation,
par exemple?

01.01 Melchior Wathelet (cdH):
Normaliter had de Commissie op
woensdag 21 juni 2005 een
ontwerp van richtlijn moeten
aannemen dat ertoe strekt de
belasting op de inverkeerstelling af
te schaffen en deze stapsgewijs in
de accijnzen op olie te integreren.

De gevolgen van die maatregel
voor de federale fiscale
ontvangsten worden geraamd op
280 miljoen euro per jaar,
behoudens compenserende
maatregelen. De accijnzen zijn al
zo hoog op ons grondgebied;
daarom wordt een verhoging best
vermeden, kwestie van de
koopkracht van de Belgen en de
economische bedrijvigheid te
vrijwaren. De inkomstenderving
zou dan gecompenseerd kunnen
worden door een verhoging van de
verkeersbelasting, maar dat is een
bevoegdheid van de Gewesten.

Wanneer zou de afschaffing van
de belasting op de inverkeer-
stelling een feit kunnen zijn, en zal
er voorzien worden in een
overgangsperiode?

Denkt u de accijnzen op petroleum
op korte termijn op te trekken ter
compensatie van de te verwachten
ontvangstenderving? Zo ja, komen

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

er flankerende maatregelen?

Moet er met de Gewesten niet
opnieuw onderhandeld worden
over maatregelen ter compensatie
van de afschaffing van de BIV,
zoals de verhoging van een
andere belasting (de
verkeersbelasting bijvoorbeeld)?

01.02 Hervé Jamar, secrétaire d'Etat: Monsieur Wathelet, selon nos

informations, la proposition de directive est encore en pleine
discussion à la Commission européenne.

Dès l'adoption définitive de la directive, ses conséquences feront
l'objet d'un examen au niveau des adaptations à apporter à notre
législation, à d'autres mesures éventuelles et nous fixerons un
calendrier qui devra être respecté.

D'ailleurs, la Belgique n'a pas attendu l'Europe pour faire un pas en ce
sens puisqu'elle a décidé de supprimer la taxe compensatoire
d'accises sur le diesel et la taxe d'immatriculation, ce depuis 2003.

Par ailleurs, je me permets de signaler que la problématique de la
proposition concerne tant une matière fédérale au niveau des accises
vous l'avez relevé indirectement - que des matières régionales avec
la taxe de circulation sur les véhicules automobiles et la taxe de mise
en circulation.

Il va de soi que la suppression d'un impôt régional et la compensation
de l'impact budgétaire devront inévitablement faire l'objet d'une
concertation entre le gouvernement fédéral et les gouvernements
régionaux et ce, quelles que soient les modalités de la compensation.

Voici ce que je peux vous dire à ce stade car je vous rappelle que
nous sommes toujours en phase transitoire.

01.02 Staatssecretaris Hervé

Jamar: Het voorstel voor een
richtlijn is nog volop in behandeling
bij de Europese Commissie.

Zodra de richtlijn goedgekeurd is
zullen we de nodige aanpassingen
aan onze wetgeving en eventuele
andere maatregelen overwegen,
alsook een tijdsschema.

België heeft trouwens niet op
Europa gewacht. In 2003 besloot
ons land reeds de accijnscompen-
serende belasting op diesel en de
inschrijvingstaks af te schaffen.

De problematiek betreft een
federale materie, de accijnzen, en
regionale materies, de verkeers-
belasting op de autovoertuigen en
de belasting op de inverkeer-
stelling.

Over de afschaffing van een
regionale belasting en de
compensatie van de budgettaire
impact hiervan moet overleg
gepleegd worden tussen de
federale et de regionale
regeringen, welke ook de
modaliteiten van de compensatie
zijn.

01.03 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je remercie

le ministre pour sa réponse. Je ne peux que l'inciter à réfléchir à des
pistes. Bien que le délai semble ne pas être tout à fait fixé, on sait
déjà dans quelle direction on se dirige et où l'on aboutira. Autant
anticiper pour trouver la solution alternative la plus appropriée, qui
réponde à ce souci de coopération que vous venez de soulever,
monsieur le ministre, et qui convienne à tous.

01.03 Melchior Wathelet (cdH):

Vermits de termijn nog niet
volledig vastligt, lijkt het me
wenselijk dat u pro-actief optreedt
en een alternatieve oplossing
uitwerkt waarmee iedereen
genoegen kan nemen.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

De voorzitter: Vraag nr. 7802 van mevrouw Marleen Govaerts, vraag nr. 7811 van mevrouw Greta D'hondt
en vraag nr. 7813 van mevrouw Marleen Govaerts vervallen gezien de afwezigheid van de indiensters.
Vraag nr. 7818 van de heer Hendrik Bogaert zal vanmiddag worden gesteld.

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

02 Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de

problematiek van de leningen van het Nationaal Waarborgfonds" (nr. 7819)

02 Question de Mme Nathalie Muylle au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la

question des prêts du Fonds national de garantie" (n° 7819)

02.01 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik wil u

een vraag stellen in verband met het Nationaal Waarborgfonds, een
onderwerp dat toch gekenmerkt wordt door een vrij lange christen-
democratische traditie. Veel van mijn voorgangers hebben hierover
reeds vragen gesteld in de commissie. Dat toont meteen ook aan
hoeveel jaren het probleem al aansleept.

Het zal u wel bekend zijn dat het probleem van het Nationaal
Waarborgfonds zelfs nog teruggaat tot de periode 1974-1989 toen
onderwijs nog een federale materie was. In het kader van de
subsidiëring van de overheidsgebouwen konden er toen leningen
worden gesloten. We kennen allemaal de problematiek van de zeer
zware leninglast die heel wat scholen vandaag nog hebben.

In het kader van de Lambermont-akkoorden heeft men, om te komen
aan een tweederde meerderheid, het initiatief en het engagement
genomen om een oplossing te vinden voor die zware leninglast. In
2003-2004 werd een intergouvernementele werkgroep opgericht waar
werd voorgesteld federaal een enveloppe van 5 miljoen euro te
verdelen "op basis van een kritische verhouding tussen de
werkingstoeslagen en de totale financiële lasten van een school" en
dit voor probleemscholen zowel aan Vlaamse als aan Waalse zijde.

Men heeft gegevens nodig om tot een dergelijke correcte simulatie te
komen. Men heeft de beide Gemeenschappen gevraagd om die
gegevens. DIGO liet eind 2004 weten dat hij van Vlaamse zijde die
gegevens heeft doorgegeven. Dat werd ook gedaan door de Waalse
onderwijsadministratie.

Mijnheer de staatssecretaris, het komt er nu alleen nog op aan de
gegevens te verwerken om te komen tot een consensusvoorstel. Tot
op heden is dat voorstel er nog niet en daarom had ik graag geweten
wat de stand van zaken is in het dossier.

02.01 Nathalie Muylle (CD&V):

Le problème du Fonds national de
garantie remonte à l'époque où
l'enseignement était encore une
compétence fédérale. Dans le
cadre des accords du
Lambermont, on s'était engagé à
résoudre le problème des lourdes
charges d'emprunts. Où en est ce
dossier?

02.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mevrouw Muylle, in de rand van

de in 2001 gesloten Lambermont-akkoorden werd overeengekomen
bepaalde pistes te onderzoeken met het oog op een mogelijke
verbetering van de financiële situatie van de onderwijsinstellingen.

Een van die pistes betreft meer bepaald de mogelijkheid van een
herschikking van de schulden onder garantie van het Nationaal
Waarborgfonds voor schoolgebouwen binnen een bijkomende
budgettaire envelop van 5 miljoen euro.

Om voort te gaan met een koninklijk besluit betreffende de
herschikking van de gewaarborgde leningen door het Nationaal
Waarborgfonds voor de schoolgebouwen diende een aantal
verificaties te worden uitgevoerd door de administratie om over een
globale visie te kunnen beschikken van de toestand voor zowel de
Franse als de Vlaamse Gemeenschap. Een dergelijke globale visie is
de voorwaarde sine qua non, niet alleen voor de berekening van de
budgettaire weerslag van een herschikking, maar tevens om een

02.02 Hervé Jamar, secrétaire

d'Etat: En marge des accords du
Lambermont, nous sommes
convenus d'étudier des pistes de
réflexion en vue d'améliorer
éventuellement la situation
financière des établissements
d'enseignement. Une de ces
pistes est le réaménagement de la
dette dans une enveloppe budgé-
taire supplémentaire de 5 millions
d'euros. Pour l'arrêté royal relatif
au réaménagement des emprunts
garantis du Fonds national de
garantie, l'administration devait
procéder à un certain nombre de
vérifications en vue d'avoir une
vue d'ensemble.

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

goede oplossing te vinden die de gelijke behandeling garandeert
tussen begunstigden van de ene en de andere gemeenschap binnen
eenzelfde gemeenschap.

Er werden uiteindelijk gegevens ontvangen van de twee
Gemeenschappen, die in detail door mijn administratie werden
onderzocht met het oog op het naleven van de
herschikkingsbeginselen die werden opgemaakt tijdens de
Lambermont-akkoorden. Die principes hebben trouwens als basis
gediend voor het opstellen van een ontwerp van koninklijk besluit.

De schuldherschikking moest evenwel aan een aantal voorwaarden
voldoen. Ze moest beperkt zijn in de tijd: 10 jaar. Ze moest
gerealiseerd worden binnen een maximale budgettaire envelop van 5
miljoen euro per jaar. Het resterende kapitaal moet worden
terugbetaald in constante jaarlijkse schijven met een limiet van 70%.

Het ontwerp van koninklijk besluit bepaalt dat de behoefte van de
inrichtende macht wordt geëvalueerd op basis van de vergelijking
tussen de jaarlijkse bedragen die verschuldigd blijven op de lening
van haar herschikking en de werkingsubsidies, die wij de kritische
verhouding hebben genoemd. De manier waarop de componenten
van de kritische verhouding worden berekend, wordt bepaald in het
ontwerp van koninklijk besluit.

Uit de analyse blijkt, ten eerste, dat de kritische verhouding voor
DIGO moeilijk kan berekend worden in 75% van de gevallen voor
DIGO enkel per inrichtende macht of helemaal niet kan berekend
worden voor SGIPS. Ten tweede blijkt uit de analyse dat de
componenten van de kritische verhouding door DIGO en door SGIPS
op verschillende wijze berekend worden. Ten derde blijkt ook dat de
manier waarop zowel DIGO als SGIPS de kritische verhouding of de
componenten ervan berekent, afwijkt van hetgeen bepaald wordt in
artikel 5 paragraaf 2 en paragraaf 3 van het ontwerp van koninklijk
besluit.

Het samenwerkingsakkoord van 7 augustus 1989 tussen de Staat, de
Vlaamse en de Waalse Gemeenschap bepaalt dat de leningsdossiers
over de federale waarborg betreffende meer dan 4.500 leningen,
worden beheerd door hun diensten of instellingen: DIGO en SGIPS.
De door hen meegedeelde gegevens konden bijgevolg niet door de
administratie worden gecontroleerd op hun betrouwbaarheid.

Een deel van de gegevens inzake de financiële lasten is gebaseerd
op gegevens van de banken, die niet werden getoetst aan de
gegevens van de leningsdossiers. De gegevens betreffende de
werkingstoelagen komen van het ministerie van Onderwijs of van het
ministerie van de Franse Gemeenschap, en werden noch door DIGO,
SGIPS of mijn administratie geverifieerd.

Gelet op hetgeen voorafgaat, kunnen we uit de analyse van de te
onzer beschikking gestelde bestanden de volgende algemene
conclusie trekken. Het is haast onmogelijk de jaarlijkse budgettaire
impact van een herschikking nauwkeurig te becijferen. Bovendien is
de kritische verhouding niet bruikbaar als basis om de behoeften van
de inrichtende macht objectief te evalueren.

Zoals u kunt merken, beschikken we in het dossier over onvoldoende

Le réaménagement de la dette
devait néanmoins répondre à
plusieurs conditions: il devait être
limité dans le temps, en
l'occurrence pas plus de dix ans; il
ne devait pas dépasser une
enveloppe budgétaire de 5 millions
d'euros maximum par an et le
remboursement du capital restant
dû devait se faire par tranches
annuelles constantes, avec une
limite de 70%.

Le projet d'arrêté royal prévoit une
évaluation des besoins du pouvoir
organisateur sur la base de la
comparaison entre les montants
annuels restant dus de l'emprunt
avant son réaménagement d'une
part, et les subsides de
fonctionnement, d'autre part. C'est
ce qu'on appelle le rapport
critique.

Une analyse approfondie a
cependant démontré que le
rapport critique est difficile, voire
impossible à calculer, que le DIGO
(Dienst Infrastructuurwerken van
het Gesubsidieerd Onderwijs -
Service des Travaux
d'Infrastructure de l'Enseignement
subventionné) ne le calcule pas de
la même manière que son pendant
francophone, le SGIPS (Service
général des infrastructures privées
subventionnées), et que les deux
méthodes de calcul ne sont pas
conformes aux dispositions du
projet d'arrêté royal. De plus, mes
services n'ont pas la possibilité de
contrôler la fiabilité des données
communiquées par le DIGO et le
SGIPS.

En réalité, il est presque
impossible de chiffrer précisément
l'incidence budgétaire annuelle
d'un remaniement. En outre, le
rapport critique ne constitue pas
une base adéquate pour procéder
à une évaluation objective des
besoins du pouvoir organisateur.
Mes services ont contacté le DIGO
et le SGIPS en vue de la collecte
de données supplémentaires.

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

gegevens om verder te gaan.

Daarom heb ik mijn administratie verzocht de administratieve stappen
voort te zetten door contact op te nemen met zowel DIGO als SGIPS.
De doelstelling blijft nog steeds om over gegevens te beschikken die
toelaten de nodige analyse door te voeren.

Om in afwachting van het verkrijgen van bruikbare gegevens toch iets
te doen ten voordele van de scholen heb ik een tijdelijk alternatief
toegestaan aan beide Gemeenschappen. Een algemene volmacht
werd toegestaan aan DIGO en aan SGIPS om de federale Staat te
binden, voor zover het verbintenissen betreft aangegaan door het
Nationale Waarborgfonds voor schoolgebouwen voor 1 januari 1989.

Volgende zaken werden echter expliciet uitgesloten van deze
volmacht: nieuwe leningmachtigingen, het aanvaarden van
afsluitingsbijvoegsels, beslissingen met betrekking tot beroep op de
waarborg en overdrachten van inrichtende machten.

Dit laat toe dat een Gemeenschap vóór de vervaldag van een lening
het verschuldigde bedrag betaalt, in plaats van de betrokken scholen,
via federaal ter beschikking gestelde kredieten, zodat de bank niet het
volledig uitstaande bedrag van de lening terugvordert.

Dit is ongetwijfeld een belangrijke verbetering doch geen structurele
oplossing. Daarvoor ontbreekt het bijna vier jaar na de Lambermont-
akkoorden jammer genoeg nog steeds aan bruikbare gegevens.

Dans l'attente de données plus
aisément exploitables, une
solution de rechange temporaire a
été élaborée pour les deux
Communautés: le DIGO et le
SGIPS reçoivent mandat général
pour engager l'État fédéral à
l'égard de tiers, pour autant qu'il
s'agisse d'engagements pris par le
Fonds national de garantie des
bâtiments scolaires avant le 1

janvier 1989. Toutefois, ce mandat
comprend un certain nombre
d'exceptions, comme les
autorisations d'emprunts, par
exemple. Dans le cadre de ce
règlement, la Communauté
concernée paie à l'échéance du
prêt le montant dû au moyen des
crédits mis à sa disposition par le
fédéral à la place de l'école
concernée, de sorte que la banque
ne réclame pas la totalité du
montant de l'encours du prêt. Il
s'agit certes d'une avancée
considérable, mais bien
évidemment pas encore d'une
solution structurelle.

02.03 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank

u voor het zeer uitvoerige antwoord. Er zitten in uw antwoord toch
heel wat nieuwe elementen.

Men is er toch wat jaren mee bezig geweest om tot die gegevens te
komen om de kritische verhouding te kunnen bepalen.

Ik had daarom graag van u geweten of er vandaag nog wordt gepraat
met de Gemeenschappen en de intergouvernementele werkgroep. Ik
heb u daarover niet horen praten.

Wordt er nog overlegd tussen de Gemeenschappen en uzelf
vandaag?

02.03 Nathalie Muylle (CD&V):

Entre-temps, la concertation avec
les Communautés va-t-elle se
poursuivre?

02.04 Hervé Jamar, secrétaire d'Etat: Les discussions sont toujours

en cours. Ce dossier reste d'actualité mais je ne sais pas vous dire
exactement où on en est aujourd'hui.

02.04 Staatssecretaris Hervé

Jamar: De besprekingen zijn nog
steeds aan de gang.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

03 Vraag van mevrouw Marleen Govaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over

"de uitbetaling van de ten onrechte geïnde beurs- en leveringstaks" (nr. 7802)

03 Question de Mme Marleen Govaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le

versement de la taxe sur les opérations boursières et de la taxe sur les livraisons perçues indûment"
(n° 7802)

03.01 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter,

mijnheer de staatssecretaris, vorige week lazen we in De Tijd dat

03.01 Marleen Govaerts

(Vlaams Belang): Le quotidien `'De

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

14.300 dossiers voor terugbetaling van de ten onrechte geïnde
beurstaks zijn afgerond. Daarvan stortte de schatkist, via De Post,
vorige week zo'n 2 miljoen euro op de rekening van 4.000 beleggers.
Het gaat hier om allemaal Franstalige beleggers. De overige
beleggers, allemaal Nederlandstaligen, zouden hun geld pas deze of
volgende week krijgen.

Zou de minister wat meer uitleg kunnen verschaffen bij deze gang van
zaken? Is het, zoals De Post meldt, gewoon puur toeval dat de
Franstalige beleggers het eerst werden uitbetaald of zit hier meer
achter?

Tijd" a annoncé récemment que le
traitement des 14.300 dossiers
relatifs au remboursement de la
taxe boursière perçue erronément
était terminé. Le Trésor a déposé
au total près de 2 millions d'euros
sur le compte de quelques 4
millions d'épargnants, apparem-
ment tous francophones. Les
bénéficiaires néerlandophones
devraient recevoir leur argent
prochainement.

Pourquoi le Trésor établit-il une
distinction entre les deux groupes
linguistiques?

03.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, bij de

behandeling van de aanvragen tot teruggave wordt er geen
onderscheid gemaakt naargelang de taal van de verzoeker.

In tegenstelling tot de berichtgeving is het zo dat de in de maand juni
2005 uitgevoerde betalingen zowel Nederlandstaligen als Franstaligen
betreffen.

03.02 Hervé Jamar, secrétaire

d'Etat: Lors du traitement des
demandes de remboursement de
la taxe boursière et de la taxe sur
les livraisons de titres indûment
perçues, aucune distinction n'a été
opérée en fonction de la langue du
demandeur. Les paiements
effectués en juin 2005 concernent
aussi bien les dossiers de
francophones que les dossiers de
néerlandophones.

03.03 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter,

mijnheer de staatssecretaris, de berichtgeving is dus fout. Er zijn dus
ook Nederlandstaligen die een ten onrechte geïnde beurstaks terug
hebben gekregen. Bij het versturen van de aangifteformulieren
hebben de Franstaligen ook voorrang gekregen. Het kan toch
eigenlijk niet dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen
Franstaligen en Nederlandstaligen. Daar wilde ik toch nog eens de
nadruk op leggen, mijnheer de staatssecretaris.

03.03 Marleen Govaerts

(Vlaams Belang): Dans ce cas,
l'information publiée dans le
journal doit être fausse.

03.04 Hervé Jamar, secrétaire d'Etat: Il n'y a pas eu de distinction et

tout est fait.

03.05 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Dan is de berichtgeving

fout.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

04 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de

berekening van de vermindering van de bedrijfsvoorheffing op overuren" (nr. 7811)

04 Question de Mme Greta D'hondt au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le calcul de

la diminution du précompte professionnel relatif aux heures supplémentaires" (n° 7811)

04.01 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, mijn

vraag gaat over de berekening van de lastenvermindering voor de
overuren. Ik heb mijn vraag opgesteld omdat in het Belgisch
Staatsblad van 4 juli laatstleden het koninklijk besluit van 28 juni tot
wijziging van het koninklijk besluit op het WIB '92 inzake de

04.01 Greta D'hondt (CD&V):

L'arrêté royal du 28 juin 2005 règle
la réduction du précompte
professionnel sur les heures
supplémentaires. Mais l'interpré-

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

bedrijfsvoorheffing gepubliceerd werd. Hierin wordt dus de
vermindering van de bedrijfsvoorheffing op overuren geregeld. Ik wil
tussen haakjes toch zeggen dat het nogal merkwaardig was dat dit
koninklijk besluit al gepubliceerd werd terwijl eigenlijk de wet
houdende diverse bepalingen nog niet gepubliceerd werd. Tot daar
aan toe, de vraag gaat eigenlijk ten gronde over de interpretatie van
het KB.

Mijnheer de staatssecretaris, al van bij de totstandkoming van de wet
werd volgens ons terecht in de rechtsleer de vraag gesteld hoe de
vermindering moet worden beperkt. Volgens het nieuwe artikel
154bis, tweede lid van het WIB '92 is de belastingvermindering gelijk
aan 24,75% van het totaal van de berekeningsgrondslag voor de
overwerktoeslag, dus betreffende uren die de werknemer tijdens het
belastbaar tijdperk als overwerk heeft gepresteerd.

Indien evenwel meer dan 65 uren als overwerk zijn gepresteerd wordt
dat totaal slechts in aanmerking genomen ten belope van het deel dat
wordt bepaald door de verhouding tussen enerzijds de 65 uren en
anderzijds het totaal van de uren die als overwerk zijn gepresteerd.

Mijnheer de staatssecretaris, zowel het nieuwe artikel 275 van het
WIB '92 als de randnummers 11a en 12 zoals die ook door het KB
aangevuld werden in punt d, bepalen dat deze vermindering slechts
van toepassing is op de berekeningsgrondslag voor de
overwerktoeslag betreffende de eerste 75 uren die de werknemer als
overwerk heeft gepresteerd. Volgens ons en ook volgens de
rechtsleer is het niet meteen duidelijk hoe dit precies moet worden
geïnterpreteerd omdat het bij de berekening van de
belastingvermindering in hoofde van de werknemers om de betaalde
overuren gaat. De vraag is dus natuurlijk ook of het bij de vrijstelling
van de doorstortingsplicht in hoofde van de werkgever, gaat om de
eerste 65 uren dan wel of ook de overuren waarvoor de inhaalrust
wordt opgenomen mee in aanmerking moeten worden genomen.
Daar zit dus heel de discussie al van bij de aanvang, hoe de
verhouding is tussen de betaalde overuren en de gerecupereerde
overuren.

Ik geef een voorbeeld om duidelijk te maken waarover het precies
gaat en waar dus de kern van de vraag ligt.

Mijn voorbeeld gaat over een werknemer die 100 overuren maakt
waarvan er 60 worden uitbetaald en de overige 40 worden
gecompenseerd met inhaalrust. Stel dat het basisloon voor de 60
uitbetaalde overuren, exclusief de overwerktoeslag, 900 euro
bedraagt. De berekeningsgrondslag voor de belastingvermindering
zou dan beperkt worden, als men de eerste interpretatie volgt, tot
65/100 = 585 euro in plaats van 900 euro.

Mijnheer de staatssecretaris, vanuit heel die opbouw heb ik volgende
concrete vragen.

Wanneer er sprake is voor de bedrijfsvoorheffing van de eerste 65
overuren, gaat het dan om de eerste 65 betaalde overuren of moeten
ook de overuren waarvoor inhaalrust genomen wordt, daarmee in
verrekend worden?

Moeten bij de berekening van de belastingvermindering voor de

tation de la nouvelle réglementa-
tion sème la confusion et soulève
une série de questions.

Quand on parle de précompte
professionnel pour les premières
65 heures supplémentaires, s'agit-
il des premières 65 heures payées
ou les heures supplémentaires
pour lesquelles un repos
compensatoire est pris doivent-
elles être comptabilisées pour le
calcul de ces premières 65
heures? Si la seconde interpré-
tation est la bonne et que le
travailleur salarié travaille plus de
65 heures supplémentaires, peut-il
décider de se faire payer les
premières 65 heures supplé-
mentaires et de ne prendre un
repos compensatoire que sur les
heures supplémentaires
effectuées ultérieurement et
dépassant le nombre de 65? En
d'autres termes, lorsqu'on calcule
la réduction d'impôt pour le
travailleur salarié, faut-il, pour le
calcul de la limite à 65 heures
supplémentaires, ne prendre en
considération que les heures
supplémentaires payées?

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

werknemer alleen de betaalde overuren in aanmerking te worden
genomen voor de begrenzing van 65 overuren?

Mijnheer de staatssecretaris, misschien is het een heel ingewikkelde
vraag voor een vrij ingewikkelde problematiek, ook op het terrein. Op
het terrein bestaan daarover toch heel wat vragen. De onduidelijkheid
is troef. Ik hoop dat na uw antwoord die onduidelijkheid weggenomen
wordt.

04.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter,

mevrouw D'hondt, tijdens de namiddagvergadering van de commissie
voor de Financiën en Begroting van 25 mei 2005 heeft vice-eerste
minister en minister van Begroting Van de Lanotte in antwoord op een
vraag van de heer Bogaert duidelijk gezegd dat zowel de betaalde
overuren als de overuren die worden omgezet in verlof, worden
meegenomen voor de vaststelling van de eerste 65 overuren. Ik sluit
mij volledig aan bij dat antwoord. Voorts behoort het niet tot mijn
bevoegdheid om te bepalen op welke manier de overuren moeten
worden vergoed in geld of in verlof. Deze problematiek rijst alleen
tussen de werkgever en de werknemer.

04.02 Hervé Jamar, secrétaire

d'État: M. Vande Lanotte a
répondu le 25 mai 2005 en
commission des Finances à une
question de M. Bogaert que tant
les heures supplémentaires
payées que les heures converties
en jours de congé seront prises en
considération pour établir les 65
premières heures. Je partage
entièrement cette analyse. Il ne
m'appartient pas de décider du
mode de compensation des
heures supplémentaires.

04.03 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de

staatssecretaris, hoe langer mijn vraag, hoe korter het antwoord. Ik
heb het antwoord van minister Van de Lanotte op de vraag van de
heer Bogaert destijds ook met aandacht gelezen. Ik heb met mijn
voorbeeld echter willen aantonen dat het voor deze commissie en
voor het Parlement ook belangrijk is dat, als dit wordt toegepast, het
een belangrijke inperking van de belastingverlaging op overuren is.
Als men overuren fiscaal minder wil bestraffen, zou het correcter zijn
dat de keuze voor betaling of recuperatie neutraal is. Het gaat hier
over het hanteren van de nodige souplesse en flexibiliteit voor het
bedrijfslijven door de overuren fiscaal gunstig te behandelen. In de
praktijk zou, met het oog op de wensen van de werknemer of de
mogelijkheden van de onderneming die overuren recupereert of
betaalt, de economische benadering neutraal moeten zijn. Het gaat
erover zuurstof te geven aan de ondernemingen die overuren nodig
hebben en werknemers willen aanmoedigen om in het belang van de
onderneming die flexibiliteit willen toepassen en overuren presteren.
Hoe die worden uitbetaald, in loon of vrije tijd, zou eigenlijk neutraal
moeten zijn vanuit economisch standpunt.

Ik vind inderdaad dat men hier die neutraliteit niet toepast en dat er
hier dus een probleem is. Wij zullen daar zeker op terugkomen,
temeer omdat de regering bij monde van de eerste minister nu
aankondigt nog verdere inspanningen te zullen leveren voor de
ontlasting. Denk maar aan wat er zich in de automobielsector aan het
afspelen is. Als men een en ander ten gronde wil doen, dan moet men
de opname van de financiële voordelen in tijd of in loon neutraliseren,
anders is men de slechte weg op. We zullen daar zeker op
terugkomen.

04.03 Greta D'hondt (CD&V):

J'ai lu la réponse de M. Vande
Lanotte, mais j'ai voulu démontrer
par cette question que si ce
système est appliqué, il s'agit
d'une restriction de la réduction
d'impôt sur les heures supplé-
mentaires. Si les autorités
publiques veulent avantager
fiscalement les heures supplé-
mentaires pour donner une marge
supplémentaire aux entreprises,
leur politique fiscale doit autoriser
la flexibilité et permettre d'évaluer
de manière neutre le choix entre le
paiement et la récupération des
heures supplémentaires. Cette
neutralité n'existe pas en
l'occurrence.

Nous reviendrons certainement
sur ce problème, d'autant plus que
le premier ministre a annoncé
vouloir consentir des efforts
supplémentaires en faveur de
l'économie.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

05 Vraag van mevrouw Marleen Govaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

"de belastingplichtigen die geen gebruik kunnen maken van Tax-on-web" (nr. 7813)

05 Question de Mme Marleen Govaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les

contribuables qui ne peuvent utiliser Tax-on-web" (n° 7813)

05.01 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter,

kan de staatssecretaris mij uitleggen waarom bepaalde
belastingplichtigen worden uitgesloten van het gebruik van Tax-on-
web om hun belastingaangifte in te vullen? Het zijn eigenlijk
belastingplichtigen die zelf geen schuld hebben aan hun gewijzigde
situatie.

Belastingplichtigen die weduwe of weduwnaar zijn geworden in 2004
of 2005, belastingplichtigen die geen papieren aangifte hebben
gekregen of belastingplichtigen die feitelijk gescheiden zijn sinds
minder dan één jaar op 1 januari 2005 en een afzonderlijke aangifte
hebben gekregen, zijn uitgesloten van het gebruik van Tax-on-web.
Zij kunnen zelf niets doen aan hun gewijzigde situatie en toch brengt
de maatregel extra problemen met zich mee, want de indiener heeft
minder tijd om zijn aangifte in te dienen en moet weer overschakelen
op de dit jaar totaal gewijzigde papieren aangifte.

Zou het probleem volgend jaar opgelost zijn, mijnheer de minister, of
blijft dat verschil in de toekomst bestaan?

05.01 Marleen Govaerts

(Vlaams Belang): Les contri-
buables devenus veufs ou veuves
dans le courant de 2004 ou de
2005, n'ont pas reçu de
déclaration sur papier ou sont
séparés de fait depuis moins d'un
an au 1

janvier de 2005 ne

peuvent pas utiliser Tax-on-web.

Alors qu'ils ne sont en rien
responsables de leur changement
de situation, ils sont pourtant
pénalisés en ce sens qu'ils
disposeront de moins de temps
que les autres pour déposer leur
déclaration et devront, qui plus est,
revenir à la déclaration sur papier.
Ce problème sera-t-il résolu d'ici à
l'année prochaine?

05.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Tax-on-web sluit een aantal

specifieke categorieën van belastingplichtigen uit, omdat er zich
terzake technische problemen kunnen voordoen. De bedoelde
belastingplichtigen zijn onderworpen aan specifieke bepalingen van
het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 en kunnen op dit
ogenblik ook nog niet automatisch worden verwerkt. Zo kan het
systeem Tax-on-web onmogelijk twee aangiftes samenvoegen die in
het jaar van feitelijke scheiding door de betrokken belastingplichtigen
afzonderlijk worden ingediend. Degenen die uitgesloten zijn van Tax-
on-web, dienen uiteraard de aangifte op papier in te dienen. De
uiterste datum van indiening voor zowel Tax-on-web als voor de
papieren aangifte is vastgesteld op 31 augustus 2005.

05.02 Hervé Jamar: secrétaire

d'État:

Tax-on-web exclut

certaines catégories spécifiques
en raison des problèmes
techniques qui y sont liés. Il s'agit
des catégories soumises à
certaines dispositions spécifiques
du Code des impôts sur les
revenus 1992 et qui ne peuvent
pas encore, pour l'instant, être
traitées automatiquement.

Ces catégories doivent donc, en
effet, encore remplir une
déclaration sur papier. La date
limite, aussi bien pour Tax-on-web
que pour les déclarations sur
papier, est le 31 août 2005.

05.03 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de

staatssecretaris, de datum is inderdaad dezelfde, maar indien de
boekhouder het invult, hebben ze toch nog een langere periode. U
zegt dat het op dit ogenblik onmogelijk is. Zal het in de toekomst
misschien wel mogelijk zijn door een aanpassing van het systeem,
zodat de betrokkenen het systeem Tax-on-web, dat zij gewoon zijn, in
de toekomst misschien toch opnieuw kunnen gebruiken?
(Staatssecretaris Jamar knikt instemmend)

05.03 Marleen Govaerts

(Vlaams Belang): Ceux qui font
déposer leur déclaration par un
comptable disposent, par contre,
d'un délai plus long. Ai-je bien
compris que les contribuables
actuellement exclus pourront
également, à l'avenir, utiliser Tax-
on-web?
(Le secrétaire d'État fait signe que
oui.)

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

06 Question de M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le caractère

interprétatif du nouvel article 443ter du Code des impôts sur les revenus relatif à la prescription"
(n° 7820)

06 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het

interpretatief karakter van het nieuwe artikel 443ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen
inzake de verjaring" (nr. 7820)

06.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, monsieur le

ministre, dans différents arrêtés, la Cour de cassation a critiqué la
position administrative selon laquelle la signification d'un
commandement de payer permet d'interrompre, sans exception, la
prescription des impôts sur les revenus.

A plusieurs reprises, la Cour de cassation a, au contraire, argumenté
qu'un commandement de payer n'est pas valable en l'absence d'un
incontestablement dû et qu'il ne peut dès lors interrompre la
prescription. Il s'agit des arrêts des 10 octobre 2002, 21 février 2003,
27 février et 12 mars 2004.

Dans un article intéressant de Me Eloy dans "l'Echo de la Bourse" du
mardi 31 mai 2005, l'auteur présente l'adoption du nouvel article
443ter du CIR 1992 comme un instrument permettant de contrer cette
jurisprudence de la Cour de cassation et surtout d'éviter le manque à
gagner fiscal et budgétaire qui en découle.

Afin d'assurer un effet rétroactif, un article 49 a été inséré dans la loi-
programme du 9 juillet 2004. Les lois interprétatives ont pour
conséquence d'avoir un effet rétroactif. Malheureusement, les
tribunaux ne l'entendent pas de cette oreille et tant la doctrine que la
jurisprudence contestent le caractère interprétatif de cette disposition.

Ainsi, selon Me Eloy, le tribunal de première instance de Bruxelles,
dans un jugement du 17 novembre 2004, se fait l'écho des critiques
doctrinales et des doutes du ministre des Finances. Ce jugement
rappelle qu'il ne suffit pas que le législateur qualifie sa loi
d'interprétation pour qu'elle le soit. Le tribunal de première instance de
Bruges confirme ce point de vue en date du 1

février 2005. Enfin, le

tribunal de première instance d'Anvers a également jugé, le 2 mai
2005, que cette disposition n'a pas d'effet rétroactif.

Quelle est votre position à la suite de ces jugements défavorables?
Vos services du contentieux ont-ils reçu des instructions pour traiter
ces dossiers? Une application unanime existe-t-elle dans tous les
services du royaume? Combien de recours en annulation de cette
disposition ont-ils été introduits auprès de la Cour d'arbitrage? S'agit-
il, comme l'écrit Me Eloy, d'une bataille perdue d'avance par notre
administration?

06.01 Jacques Chabot (PS): Het

Hof van Cassatie heeft
herhaaldelijk kritiek geuit op het
standpunt van de administratie, die
stelt dat de verjaring van de
inkomstenbelasting zonder
uitzondering gestuit wordt door de
betekening van een bevel tot
betaling. Het Hof oordeelt dat een
bevel tot betaling niet geldig is als
er geen sprake is van een
onbetwistbaar verschuldigde
belasting, en dat de verjaring in
dat geval niet gestuit kan worden.

In de krant "L'Echo de la Bourse"
van 31 mei 2005 stelt Mr. Eloy het
intussen aangenomen nieuwe
artikel 443ter van het WIB 1992
voor als een instrument waarmee
tegen die jurisprudentie van het
Hof van Cassatie kan worden
ingegaan en waarmee vooral de
daaruit voortvloeiende belasting-
en begrotingsmiddelenderving kan
worden vermeden. Het
interpretatieve karakter van artikel
49 van de wet van 9 juli 2004, wat
de terugwerkende kracht ervan
zou ondergraven, wordt zowel in
de rechtsleer als in de rechtspraak
betwist. In haar vonnis van 17
november 2004 wijst de rechtbank
van eerste aanleg van Brussel
erop dat een wet tot interpretatie
niet noodzakelijk als zodanig moet
worden aangemerkt omdat de
wetgever dat zo wil. Op 2 mei
2005 oordeelde de rechtbank van
eerste aanleg van Antwerpen ook
dat deze bepaling niet met
terugwerkende kracht van
toepassing is.

Wat is uw standpunt na die
kritische vonnissen? Hebben uw
geschillendiensten instructie
gekregen die dossiers op een
uniforme manier te behandelen?
Hoeveel beroepen tot

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

nietigverklaring werden er tegen
die bepaling ingesteld? Levert
onze administratie een bij voorbaat
verloren strijd?

06.02 Hervé Jamar, secrétaire d'Etat: Monsieur Chabot, la position

de notre administration dans de tels dossiers n'a pas évolué depuis la
réponse du 19 janvier 2005 à la question orale n° 5014 de M. Jean-
Jacques Viseur.

Conformément à l'article 159 de la Constitution, les cours et tribunaux
n'ont de pouvoir d'appréciation qu'à l'égard des arrêtés et règlements
généraux, provinciaux, locaux et ne peuvent refuser d'appliquer une
loi qu'ils jugeraient inconstitutionnelle ou illégale. En l'occurrence, les
juridictions citées par M. le député Chabot étaient liées par l'intitulé du
chapitre dans lequel est inséré l'article 49 de la loi-programme du 9
juillet 2004, ainsi que par les termes de cette disposition qui en font
explicitement une disposition interprétative.

Si ces juridictions avaient des doutes quant à la réalité de la portée
interprétative de l'article 49 de la loi-programme du 9 juillet 2004, il
leur appartenait de poser une question préjudicielle à la Cour
d'arbitrage. C'est la position qu'a adopté le tribunal de première
instance d'Hasselt dans son jugement du 30 novembre 2004, déjà
cité dans notre réponse à la question n° 5014, et la cour d'appel de
Bruxelles dans un arrêt plus récent du 30 mai 2005. Cet élément est
neuf; selon nous, il était important de le signaler.

Etant entendu que c'est la Cour d'arbitrage qui donnera à la
controverse une solution définitive et que sa décision liera toutes les
juridictions du pays, il a été donné comme instruction aux services
d'instance d'inviter les cours et tribunaux à surseoir à statuer dans
l'attente de l'arrêt de la haute juridiction. Si, malgré cela, une décision
défavorable est prononcée, un recours en appel, fondé sur la violation
de l'article 159 de la Constitution, est immédiatement introduit comme
cela a été le cas pour les trois décisions citées par M. Chabot.

Au total, huit recours en annulation de l'article 49 de la loi-programme
du 9 juillet 2004 ont été introduits: six en français et deux en
néerlandais. Tous les mémoires ont été déposés. Une décision est
attendue dans le courant du second semestre 2005.

Quant à l'affirmation suivant laquelle la bataille serait perdue d'avance
par l'administration, il s'agit, selon nous, d'un pronostic hasardeux.
Tout ce qu'on peut dire à ce stade, c'est que le Conseil des ministres
a défendu fermement devant la Cour d'arbitrage le caractère
interprétatif de l'article 49 et que dans les divers mémoires déposés, il
a rencontré toutes les critiques, toutes les objections émises par la
jurisprudence et par la doctrine.

Enfin, il ne faut pas perdre de vue que l'annulation de l'article 49 de la
loi-programme ne signifierait pas pour autant que la prescription des
impositions concernées serait acquise. En effet, dans les dossiers en
cours, l'administration défend toujours que, à défaut d'avoir pu être
interrompue, la prescription a été suspendue.

06.02 Staatssecretaris Hervé

Jamar: Mijn standpunt is niet
veranderd sinds op 19 januari
2005 antwoord gegeven werd op
de mondelinge vraag nr. 5014 van
de heer Viseur.

Overeenkomstig artikel 159 van de
Grondwet kunnen de hoven en
rechtbanken niet weigeren een wet
toe te passen die ze als
ongrondwettelijk beschouwen.
Indien rechtscolleges bedenkingen
hadden over de draagwijdte van
artikel 49 van de programmawet
van 9 juli 2004, dienden ze
hierover een prejudiciële vraag
aan het Arbitragehof te stellen.
Vermits het de opdracht van het
Arbitragehof is om de knoop
definitief door te hakken, vragen
mijn diensten dat de hoven en
rechtbanken voorlopig geen
uitspraak meer doen totdat het hof
zijn arrest heeft gewezen. Indien
er desondanks een ongunstige
uitspraak wordt gedaan, wordt er
tegen de beslissing beroep
ingesteld. Dit was trouwens het
geval voor de beslissingen waar
de heer Chabot naar verwees.

In totaal werden er acht beroepen
tot vernietiging van artikel 49 van
de programmawet van 9 juli 2004
ingediend. Een uitspraak volgt
allicht in de loop van de tweede
helft van 2005. Op voorhand
stellen dat de strijd verloren is, lijkt
mij gewaagd. De ministerraad
heeft het interpretatief karakter
van artikel 49 met hand en tand
voor het Arbitragehof verdedigd.

De vernietiging van artikel 49
betekent echter niet noodzakelijk
dat de aanslagen zouden verjaard
zijn. De administratie heeft steeds
het standpunt verdedigd dat als de
verjaring niet kon worden gestuit,
ze werd geschorst.

06.03 Jacques Chabot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

pour votre réponse.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

07 Question de M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'évolution

des critères de la taille comptable des sociétés et les discriminations vis-à-vis des secteurs non
marchands" (n° 7821)

07 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de

evolutie van de criteria inzake de boekhoudkundige omvang van de vennootschappen en de
discriminaties ten aanzien van de non-profitsector" (nr. 7821)

07.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, monsieur le

ministre, tous les cinq ans, les critères légaux relatifs à la taille
comptable des sociétés sont modifiés par une décision du Conseil de
l'Union européenne, qui les adapte en fonction de l'évolution
économique et monétaire de la Communauté.

La plus récente de ces décisions remonte au 13 mai 2003, et c'est
l'arrêté royal du 25 mai 2005 qui en a transcrit les effets dans notre
droit national.

Dans un article intéressant paru dans "L'Echo de la Bourse" du
mercredi 22 juin 2005 et consacré à ce sujet, le professeur Fischer
analyse l'impact provoqué par l'adaptation des articles 15 et 16 du
Code des sociétés.

1. Il semble que les critères de "taille comptable" définis par le Code
des sociétés servent, depuis la loi-programme du 31 juillet 2004, à
tracer une frontière en matière d'amortissement des immobilisations
dans les sociétés soumises à l'ISOC.

Est-il exact qu'à partir de l'exercice d'imposition 2005, les "grandes
sociétés", qui acquièrent ou constituent de nouvelles immobilisations
amortissables, doivent les amortir au prorata temporis journalier?
Peuvent-elles ou non amortir séparément les frais accessoires
d'acquisition de ces immobilisations et si oui, à quel rythme?

A contrario, les "petites sociétés" conservent-elles leur liberté en
matière d'amortissement?

2. Quelles sont les conséquences fiscales et administratives quand
une "grande société" au sens des anciens critères devient "petite" au
sens des nouveaux, et vice-versa?

L'organigramme de votre département mentionne un pilier "Grandes
entreprises" et un autre "Petites et Moyennes entreprises". La
sélection des dossiers traités par chacune de ces entités se fait-elle
sur la base de critères de l'arrêté royal du 25 mai 2005?

Quel est le nombre de dossiers qui ont été ainsi transférés d'un
service à l'autre? Le contribuable est-il informé d'initiative du service
dont il dépend? Dans un souci de transparence, une société peut-elle
introduire un recours si elle estime que son dossier ne doit pas être
analysé par le service "Grandes entreprises" ou "PME" au regard des
critères fixés par l'Union européenne?

Existe-t-il une adéquation entre le service administratif qui traite le

07.01 Jacques Chabot (PS): De

Europese Raad wijzigt om de vijf
jaar, op grond van de econo-
mische en monetaire evolutie van
de Unie, de criteria tot vaststelling
van de grootte van de
vennootschappen op het stuk van
de boekhouding,. De laatste
wijziging dateert van 13 mei 2003
en werd in Belgisch recht omgezet
bij het koninklijk besluit van 25 mei
2005.

In "L'Echo de la Bourse" van 22
juni 2005 analyseert professor
Fischer de gevolgen van de
aanpassing van de artikelen 15 en
16 van het Wetboek van
vennootschappen.

De nieuwe criteria tot vaststelling
van de grootte van de
vennootschappen die in het
Wetboek van vennootschappen
werden opgenomen, schijnen er
voortaan op gericht een
onderscheid te maken op het stuk
van de afschrijvingen: vanaf het
aanslagjaar 2005 zouden de "grote
vennootschappen", die nieuwe
vaste activa tot stand brengen, die
per dag moeten afschrijven. Klopt
die informatie? Kunnen die
vennootschappen de bij de
aankoop komende kosten van die
vaste activa afzonderlijk
afschrijven en op welke basis?
Hoe staat het met de "kleine
vennootschappen"?

Wat zijn de gevolgen wanneer
een, volgens de vroegere criteria,
"grote vennootschap" op grond
van de nieuwe criteria een "kleine
vennootschap" wordt en
omgekeerd? In uw departement

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

dossier fiscal et les obligations en matière de schéma complet, de
rapport de gestion et de commissaire?

3. En principe, l'article 15 du Code des sociétés ne s'applique qu'aux
sociétés commerciales et aux sociétés civiles à forme commerciale.
Mais selon M. Fischer, le champ d'application de la loi du 17 juillet
1975 sur la comptabilité des entreprises est plus large.

Les organismes publics qui exercent une mission statutaire à
caractère commercial financier ou industriel sont-ils visés et qu'en est-
il des organismes qui exercent une activité à caractère commercial,
financier ou industriel et auxquels les dispositions de la loi comptable
sont rendues applicables par arrêté royal?

4. S'il est exact qu'il existe de "petites" et des "grandes" sociétés dans
les secteurs marchands, il n'en est pas moins vrai qu'il y a des
"petites" et des "grandes" associations dans les secteurs non
marchands. Ceux-ci ne semblent pas visés par l'arrêté royal du 25
mai 2005. Ces associations craignent que leur situation ne devienne
moins favorable que celle des sociétés commerciales. Quelles sont
les mesures qui seront prises par votre département pour remédier à
cette situation injuste?

Une intervention législative aura-t-elle lieu et dans quel délai?

zijn bepaalde diensten bevoegd
voor de "grote vennootschappen",
andere voor de KMO's. Gebeurt
de toewijzing op grond van de
criteria van het koninklijk besluit
van 2005? Hoeveel dossiers
verhuisden van de ene dienst naar
de andere? Wordt de
belastingplichtige op de hoogte
gebracht van de dienst die
bevoegd is voor zijn dossier? Kan
een vennootschap een klacht
indienen wanneer ze meent dat
haar dossier niet door de juiste
dienst wordt behandeld? Is er een
verband tussen de dienst die een
dossier behandelt en de
boekhoudkundige verplichtingen
van de vennootschap?

In beginsel is artikel 15 van het
Wetboek van vennootschappen
enkel op de
handelsvennootschappen en de
burgerlijke vennootschappen die
de rechtsvorm van een
handelsvennootschap hebben
aangenomen, van toepassing.
Volgens de heer Fischer heeft de
wet van 17 juli 1975 op de
boekhouding van de
ondernemingen echter een
ruimere toepassing. Vallen ook de
openbare instellingen die een
statutaire opdracht van
commerciële, financiële of
industriële aard uitoefenen, onder
de toepassing van dat artikel? Hoe
staat het met de instellingen
waarop de boekhoudwet bij
koninklijk besluit van toepassing
wordt gemaakt?

Er bestaan inderdaad "grote" en
"kleine" vennootschappen in de
commerciële sector. Hetzelfde
geldt echter ook voor de non-
profitsector, waarop het koninklijk
besluit van 25 mei 2005 niet van
toepassing is. Die verenigingen
vrezen dat hun toestand erop
achteruitgaat. Welke maatregelen
worden genomen om dat
probleem te verhelpen en op
welke termijn?

07.02 Hervé Jamar, secrétaire d'Etat: Monsieur Chabot, l'arrêt

59/2004 du 31 mars 2004 de la Cour d'arbitrage a annulé l'article 196

07.02 Staatssecretaris Hervé

Jamar: Op 31 maart 2004

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

§ 2 du Code des impôts sur les revenus 1992, en ce qu'il fait
référence aux sociétés exclues des taux réduits visés à l'article 215,
alinéa 2 dudit Code, mais il a maintenu les effets de ladite disposition
pour l'exercice d'imposition 2004.

Par ailleurs, l'article 2 de la loi du 31 juillet 2004 a remplacé, à l'article
196 § 2 susvisé, le critère des taux réduits par les critères fixés à
l'article 15 § 1

du Code des sociétés, avec effet à partir de l'exercice

d'imposition 2005. En conséquence, les "grandes" sociétés, par
opposition aux "petites" sociétés au sens du Code des sociétés,
doivent appliquer un amortissement "prorata temporis" pour la
première annuité d'amortissement de l'immobilisation acquise ou
constituée.

En vertu de l'article 196 § 2, 2° du Code des impôts sur les revenus
1992, les frais accessoires sont amortis de la même manière que le
montant en principal de la valeur d'investissement ou de revient de
l'immobilisation concernée. En revanche, les petites sociétés
conservent toute leur liberté.

En ce qui concerne les conséquences fiscales, déjà envisagées dans
la réponse fournie à la question orale n° 7513 du 20 juin 2005 posée
par M. le député Devlies - et je me permets à cet égard de renvoyer
au compte rendu analytique 51/665, page 6 -, il y a lieu d'apprécier, à
partir de l'exercice d'imposition 2005, les seuls critères prévus à
l'article 15 du Code des sociétés.

Quant à l'organisation de l'administration, les piliers "grandes
entreprises et PME" ne sont pas encore entièrement opérationnels.
La notion de "grande entreprise" n'est pas définitivement arrêtée.

Pour l'application de l'article 179 du Code des impôts sur les revenus
1992, sont visées les sociétés au sens de l'article 2 § 1, 5° a) de ce
même Code, à savoir toute société, association, établissement ou
organisme quelconque régulièrement constitué qui possède la
personnalité juridique et se livre à une exploitation ou à des
opérations de caractère lucratif, indépendamment de sa forme
commerciale ou non. Les critères retenus à l'article 196 § 2 du Code
des impôts sur les revenus 1992 valent donc pour l'ensemble des
sociétés assujetties à l'impôt des sociétés.

vernietigde het Arbitragehof artikel
196, § 2 van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen 1992,
waarin sprake is van
vennootschappen die geen
aanspraak kunnen maken op het
verlaagde tarief zoals bepaald in
artikel 215, tweede lid van het WIB
'92. De kwestieuze bepaling blijft
evenwel onverkort van kracht voor
het aanslagjaar 2004.

Bij de wet van 31 juli 2004 werd
het criterium van het verlaagd
tarief in voormeld artikel 196, § 2
van het WIB 1992 vervangen door
de criteria zoals bedoeld in artikel
15, § 1 van het Wetboek van
vennootschappen, met inwerking-
treding vanaf 2005. Dat wil dus
zeggen dat "grote" vennoot-
schappen "prorata temporis"
moeten afschrijven voor de eerste
afschrijvingsannuïteit van het
nieuwe vaste actief.

Op grond van artikel 196, § 2, 2°
van het WIB '92 wordt het totale
bedrag van de bij de aankoop
komende kosten op dezelfde wijze
als de hoofdsom van de
aanschaffings- of beleggings-
waarde van de desbetreffende
vaste activa afgeschreven. Kleine
vennootschappen behouden hun
vrijheid.

Wat de fiscale consequenties met
ingang van 2005 betreft, gelden
enkel de criteria zoals omschreven
in artikel 15 van het Wetboek van
vennootschappen.

In het organigram van de
administratie zijn de pijlers "grote
ondernemingen" "KMO's" nog niet
helemaal operationeel. De definitie
van een "grote onderneming" ligt
evenmin al helemaal vast.

Artikel 179 van het WIB 1992 is
toepasselijk op vennootschappen
zoals omschreven in artikel 2, § 1,
5°, a) van het WIB 1992: enigerlei
vennootschap, vereniging,
inrichting of instelling die
regelmatig is opgericht, rechtsper-
soonlijkheid bezit en een

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

onderneming exploiteert of zich
bezighoudt met verrichtingen van
winstgevende aard. De criteria
zoals omschreven in artikel 196, §
2 van het WIB 1992 gelden dus
voor alle aan de belasting
onderworpen vennootschappen.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

08 Question de M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur

"l'harmonisation fiscale au regard du droit européen et dans le contexte de la mondialisation"
(n° 7822)

08 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de

fiscale harmonisering in het licht van het Europees recht en van de globalisering" (nr. 7822)

08.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, monsieur le

ministre, les grands groupes de sociétés ont trois priorités
essentielles. La première est d'assurer un rapatriement des revenus
au moindre coût fiscal. Comme l'écrit le professeur Marlière dans
"L'Écho de la Bourse" du 23 mai 2005, l'enjeu n'est pas seulement
d'éviter la double imposition d'un même revenu mais aussi de tirer
parti des législations fiscales nationales. Selon cet auteur, l'entrée en
vigueur des directives européennes a atténué cette première
préoccupation concernant le rapatriement des revenus.

La deuxième priorité consiste à faire taxer les revenus dans les
sociétés où ils sont le moins imposés. Ceci est à l'origine du problème
des prix de transfert entre sociétés du même groupe. La troisième
priorité est l'utilisation des incitants fiscaux proposés par certains
États. Dans une interview accordée le même jour à "L'Écho de la
Bourse", M. Dueñas évoque le bouleversement provoqué par la
planification fiscale internationale.

Cette problématique m'amène à vous poser les questions suivantes.
Un service spécifique étudiant les perspectives liées à l'harmonisation
fiscale sur le plan international a-t-il été créé au sein de votre
département? Une cellule "prix de transfert" effectue déjà un travail
considérable. Les moyens humains et matériels mis à la disposition
de cette cellule seront-ils renforcés? Si oui, dans quel délai? Une
coopération renforcée est-elle prévue entre les services concernés,
par exemple le pilier "Grandes entreprises", la TVA mais aussi les
services du contentieux et de la procédure fiscale? Qui assure cette
coordination? Les éventuels rapports administratifs consacrés à la
planification fiscale internationale sont-ils disponibles? Votre
département dispose-t-il de statistiques sur l'impact des nouvelles
pratiques de planification internationales dont font état MM. Dueñas et
Pascal Minne, planification fiscale internationale des sociétés belges,
à savoir la réduction des taux d'impôt des sociétés en dessous 15%,
les directives européennes en matière de dividendes et d'intérêts et
d'autres encore?

Enfin, dernière question, la jurisprudence de la Cour de Justice des
Communautés européennes a désormais une influence considérable
sur la planification fiscale internationale. Selon plusieurs auteurs,
l'arrêt le plus attendu est celui qui concerne Marks & Spencer. Ce
groupe britannique a réalisé des pertes au sein des filiales établies

08.01 Jacques Chabot (PS): De

grote vennootschapsgroepen
delen drie prioriteiten. Op de
eerste plaats willen ze hun
inkomsten tegen de laagst
mogelijke fiscale kosten
repatriëren. In "L'Echo de la
Bourse" van 23 mei 2005 stond
dat ze tegelijk aan de dubbele
belasting willen ontsnappen en
van de diverse nationale fiscale
regelgevingen profiteren. Als
gevolg van de inwerkingtreding
van de Europese richtlijnen is die
eerste verzuchting minder
prioritair.

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

dans l'Union européenne et plus particulièrement en France, en
Allemagne et en Belgique. Il a souhaité déduire ces pertes au
Royaume-Uni en prétendant que la législation britannique est
contraire au droit européen dans la mesure où elle exige que les
sociétés en pertes soient résidentes au Royaume-Uni ou y exercent
une activité économique. Étant donné que cet arrêt risque d'avoir des
répercussions importantes d'une part sur le régime fiscal des pertes
et d'autre part sur l'emploi et d'éventuelles délocalisations, des
contacts à ce sujet ont-ils eu lieu entre votre département et les
ministres fédéraux et régionaux de l'Économie et de l'Emploi?

Une séance de notre commission du Budget et des Finances ne
devrait-elle pas être consacrée à l'impact de l'arrêt Marks & Spencer
dès que celui-ci aura été rendu?

08.02 Hervé Jamar, secrétaire d'Etat: Monsieur Chabot, je vais

répondre à vos quatre questions en quatre points que je crois
relativement précis et détaillés.

1. Conformément aux dispositions de l'article 7ter de l'arrêté royal du
29 octobre 1971 fixant le règlement organique du ministère des
Finances, devenu en 2002 le service public fédéral Finances,
l'administration des Affaires fiscales est notamment chargée des
relations internationales relatives à tous les impôts et en particulier de
l'harmonisation des systèmes fiscaux sur les plans national et
international.

2. La cellule "Prix de transfert" a été créée en 2004 dans le cadre de
la réalisation du plan de management de l'administrateur "Grandes
Entreprises". Elle compte actuellement trois fonctionnaires de niveau
A hautement qualifiés et est dotée d'outils informatiques très
performants. En effet, elle dispose notamment de bases de données
sur les entreprises à l'échelle mondiale.

Cette cellule travaille en collaboration étroite avec les centres de
contrôle de l'AFER. Dans la phase actuelle, cette cellule développe un
point de référence et de documentation pour les services de
vérification et de contrôle et assure ainsi un rôle d'appui opérationnel
pour ces services. Il existe également un groupe de connaissances
"Prix de transfert" composé de fonctionnaires qui disposent d'une
connaissance particulière en la matière et de représentants des
différents services qui entrent en contact avec la réglementation en ce
qui concerne les prix de transfert.

3. Actuellement, l'administrateur général des impôts et du
recouvrement est chargé de la coordination des différents services
concernés. Dans le futur, l'administration des grandes entreprises,
dans le cadre du projet d'opérationnalisation (particuliers, PME et
grandes entreprises) qui est en cours je fais référence à la réponse
précédente prendra en charge la coordination en matière des
impôts directs et de la TVA, y compris le contentieux et les
procédures qui y sont relatives.

L'administration fiscale est bien sûr consciente de l'existence de
politiques de planification fiscale au sein des groupes multinationaux.
A ce sujet, je me permets d'attirer votre attention sur certaines
dispositions reprises dans le Code des impôts sur les revenus, des
dispositions justement destinées à lutter contre une planification

08.02 Staatssecretaris Hervé

Jamar: Volgens het organiek
reglement van het ministerie van
Financiën is de administratie van
fiscale zaken belast met de
internationale betrekkingen op het
stuk van de belastingen en van de
harmonisering van de fiscale
stelsels op nationaal en
internationaal vlak. De cel
"Verrekenprijzen" die in 2004
binnen het raam van de dienst
"Grote Ondernemingen" werd
opgericht, werkt in nauwe
samenwerking met de
controlecentra van de AOIF ten
behoeve van welke zij als
referentie- en documentatiebron
fungeert. Daarnaast is er een
stuurgroep "Verrekenprijzen" die
bestaat uit ambtenaren die ter
zake over een bijzondere kennis
beschikken en uit
vertegenwoordigers van de
verschillende diensten die bij de
reglementering ter zake betrokken
zijn.

Nu is de administrateur-generaal
van de belastingen en van de
invordering met de coördinatie
belast. In de toekomst zal de
administratie van de grote
ondernemingen voor de
coördinatie inzake directe
belastingen en BTW, m.i.v. de
geschillen, instaan.

De belastingsadministratie is zich
ervan bewust dat de multinationals
aan fiscale planning doen. In dat
verband vestig ik uw aandacht op
bepaalde bepalingen van het WIB

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

fiscale abusive.

L'article 344, §1 du Code 1992 rend inopposable à l'administration
fiscale, ceci en matière d'impôts sur les revenus, la qualification
juridique donnée par les parties à un acte ainsi qu'à des actes
distincts réalisant une même opération lorsque l'administration
constate, par présomption ou par d'autres moyens de preuve visés à
l'article 340, que cette qualification a pour but d'éviter l'impôt à moins
que le contribuable ne prouve que cette qualification répond à des
besoins légitimes à caractère financier ou économique.

L'article 203, §1 alinéa 1 du Code 1992 exclut la déduction, à titre de
revenus définitivement taxés, des dividendes provenant d'une société
qui, dans le pays où elle est établie, n'est pas assujettie à l'impôt des
sociétés ou à un impôt étranger analogue à cet impôt ou qui est
établie dans un pays dont les dispositions du droit commun en
matière d'impôts sont notablement plus avantageuses qu'en Belgique.

Pour l'application de ce qui précède, l'article 203, §1 alinéa 3 du Code
1992 prévoit que les dispositions de droit commun du pays où est
établie la société débitrice des dividendes sont présumées être
notablement plus avantageuses qu'en Belgique lorsque soit le taux
nominal de droit commun de l'impôt sur les bénéfices de la société
débitrice des dividendes est inférieur à 15%, soit en droit commun le
taux correspondant à la charge fiscale effective subie par la société
débitrice de dividendes est inférieur à 15%. A cette fin, l'article 73
quater du Code 1992 reprend une liste des pays concernés.

4. L'avocat général auprès de la Cour de Justice des Communautés
européennes a déposé ses conclusions dans l'affaire "Marks &
Spencer" le 7 avril dernier. Si la Cour, comme elle le fait le plus
souvent, suit l'avis de l'avocat général, l'arrêt "Marks & Spencer" ne
devrait avoir un impact significatif que pour les Etats membres qui
autorisent la déduction des pertes des filiales établies sur leur
territoire, sans autoriser la déduction des pertes des filiales établies
dans d'autres Etats membres. Comme la Belgique n'applique
actuellement aucune forme de consolidation fiscale, l'arrêt "Marks &
Spencer" ne devrait donc pas affecter fondamentalement le système
belge d'imputation des pertes. L'organisation d'une séance spéciale
de la commission du Budget et des Finances me paraît - en tout cas,
à ce stade-ci - prématurée.

Il va de soi que si la Cour s'écartait des conclusions de l'avocat
général et rendait un arrêt susceptible de remettre également en
cause le régime fiscal des pertes en Belgique, il s'imposerait
d'examiner les conséquences de cet arrêt et de rechercher les
moyens d'y faire face avec toutes les instances concernées.

die tot doel hebben onrechtmatige
fiscale planning te bestrijden.

Volgens artikel 344, §1, van het
Wetboek kan de juridische
kwalificatie die aan een akte
waardoor een economische
operatie wordt verwezenlijkt, wordt
gegeven niet aan de administratie
der directe belastingen worden
tegengeworpen wanneer de
administratie vaststelt dat die
kwalificatie tot doel heeft de
belasting te ontwijken.

Krachtens artikel 203, § 1, eerste
lid van het Wetboek zijn
dividenden die verleend of
toegekend worden door een
vennootschap die niet aan de
vennootschapsbelasting is onder-
worpen of die gevestigd is in een
land waar de gemeenrechtelijke
bepalingen inzake belastingen
aanzienlijk gunstiger zijn dan in
België (m.a.w. waar het
gemeenrechtelijk nominaal tarief
op de winsten van de vennoot-
schap of het tarief dat met de
werkelijke belastingdruk
overeenstemt, lager is dan 15
procent), niet aftrekbaar als
definitief belaste inkomsten. Artikel
73quater van het Wetboek omvat
in dat verband een lijst van de
betrokken landen.

De advocaat-generaal bij het Hof
van Justitie van de Europese
Gemeenschappen heeft zijn
conclusies in de zaak "Marks &
Spencer" ingediend op 7 april
jongstleden. Als het Hof dat advies
volgt, zou het arrest enkel
gevolgen moeten hebben voor
lidstaten waar de verliezen
afgetrokken mogen worden van de
filialen op hun grondgebied, niet
van de filialen in andere lidstaten.
Aangezien er in België niet aan
fiscale consolidatie gedaan wordt,
zou het arrest geen implicaties
moeten hebben voor onze regeling
inzake verrekening van de
verliezen. Het beleggen van een
vergadering van de commissie
voor de Financiën en de Begroting
lijkt mij op dit moment dan ook

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

voorbarig.
Als de Belgische belastingregeling
inzake verliezen tengevolge van
het arrest van het Hof op losse
schroeven zou worden gezet,
moeten de gevolgen van de
uitspraak van het Hof natuurlijk
onderzocht worden, en moet
samen met de betrokken
instanties nagegaan worden hoe
we een en ander kunnen
ondervangen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

09 Vraag van mevrouw Marleen Govaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over

"het fiscaal aftrekbaar maken van het kostgeld voor het internaat" (nr. 7828)

09 Question de Mme Marleen Govaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur

"l'instauration de la déductibilité fiscale des redevances d'internat" (n° 7828)

09.01 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter,

nadat begin 2005

de naschoolse kinderopvang tot 12 jaar fiscaal

aftrekbaar werd gemaakt en later ook nog de speelpleinwerking en de
jeugdkampen, vernemen we vandaag dat de fiscus ook het kostgeld
voor het internaat fiscaal aftrekbaar wil maken.

Volgens mij is dat niet in overeenstemming met wat de minister in zijn
toelichting zegt bij het wetsontwerp 51/1142 tot wijziging van artikel
113 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 inzake de
aftrek van de opvangkosten van kinderen tot twaalf jaar. De minister
verklaart daar in de memorie van toelichting: "Het gezin is de
hoeksteen van de samenleving en het gezin is de beste omgeving
voor de persoonlijke ontwikkeling en inschakeling van het individu in
de maatschappij."

Zal de aftrek van het kostgeld ook beperkt zijn tot kinderen tot twaalf
jaar? Welke motivatie geeft de minister aan al de fiscale stimulansen
voor het plaatsen van kinderen buitenshuis? Wat dan voor de
eenverdieners, die het financieel al moeilijk hebben? Krijgen zij ook
een fiscale compensatie? Blijft de minister bij zijn antwoord op mijn
mondelinge vraag nr. 5142 van 21 januari 2005? Toen heeft de
minister verklaard dat er voor de ouders, die zelf voor de opvang van
hun kinderen zorgen, geen uitbreiding is van de forfaitaire verhoging
van de belastingvrije som tot de leeftijd van 12 jaar.

09.01 Marleen Govaerts

(Vlaams Belang): Le fisc a
l'intention de permettre la
déductibilité des pensions versées
à un internat, ce qui est en
contradiction avec une déclaration
du ministre qui a insisté sur "la
place centrale de la famille dans
notre vie sociale", considérant
qu'elle constituait le meilleur
environnement possible pour
l'épanouissement des enfants.

Pour quels motifs le ministre
accorde-t-il tous ces incitants
fiscaux? La déduction de la
pension sera-t-elle limitée jusqu'à
l'âge de 12 ans? Le ministre ne
prévoit-il toujours pas une
augmentation de la quotité
exemptée d'impôts pour les
ménages à un seul revenu ou pour
les ménages qui assurent eux-
mêmes la garde de leurs enfants?

09.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Het kostgeld, betaald aan de

internaten, is vanaf inkomstenjaar 2005 aftrekbaar als uitgave voor
kinderopvang mits alle voorwaarden van artikel 113 van het Wetboek
van inkomstenbelastingen 1992 vervuld zijn. Dat betekent dat de
uitgaven met betrekking tot het kostgeld moeten zijn gedaan voor
kinderen die de leeftijd van twaalf jaar niet hebben bereikt en dat de
uitgaven aan het internaat worden betaald, mits het internaat voor de
opvang erkend, gesubsidieerd of gecontroleerd wordt door Kind en
Gezin ofwel een kleuter- of lagere school is.

De verruiming van de aftrek voor oppaskosten lijkt mij
gerechtvaardigd, aangezien de opvang van kinderen een ernstig

09.02 Hervé Jamar, secrétaire

d'Etat: Les pensions versées à un
internat pourront être déduites au
titre de dépenses afférentes à la
garde d'enfants à partir de l'année
de revenus 2005. Les enfants ne
peuvent avoir atteint l'âge de 12
ans. Les dépenses doivent être
payées à une institution reconnue
ou subsidiée par "Kind en Gezin"
ou à une école maternelle ou
primaire.

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

probleem kan vormen wanneer men vandaag werk en gezin met
elkaar wil combineren. Zo kan bijvoorbeeld in gezinnen waar de beide
ouders buitenshuis werken, de opvang van de kinderen een ernstig
probleem vormen.

Het is de bedoeling om die gezinnen met de fiscale maatregel beter te
ondersteunen. Daarom ook werd de leeftijd van 3 naar 12 jaar
opgetrokken.

Omdat de opvang van kinderen van drie tot twaalf jaar voor een deel
in de school gebeurt, werden de basisscholen en lagere scholen
eveneens opgenomen in de lijst van de instellingen aan dewelke
kosten moeten worden betaald.

Mijn standpunt met betrekking tot de bijkomende belastingvrije
toeslag voor kinderen jonger dan drie jaar blijft ongewijzigd.

L'objectif est d'accorder un
meilleur soutien aux familles et de
faciliter la combinaison travail-
famille.

Je n'ai pas l'intention de modifier
la quotité exemptée d'impôts pour
les enfants de moins de trois ans.

09.03 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de

staatssecretaris, mensen die gebruikmaken van erkende en
gesubsidieerde instellingen worden dus nogmaals beloond, terwijl
mensen die dat niet doen, in de kou blijven staan.

Ik kan niet begrijpen dat een liberale minister of staatssecretaris
zoveel maatregelen neemt om het buitenshuis opvoeden van
kinderen te stimuleren. Socialisten willen de mensen van de wieg tot
het graf kneden. Ik dacht dat liberalen anders waren.

Ik verwijs nog naar een artikel in de Jobkrant van De Standaard
waarin de Vereniging van Vrouwelijke Bedrijfsleiders het volgende
stelt. Vrouwen die buitenhuis werken, na eerst een tijdje voor hun
kinderen te hebben gezorgd, zeggen dat het geen schande is om
thuis te blijven voor de kinderen. Het Vrouwennetwerk vraagt meer
kansen voor herintreders. Het is verkeerd om vrouwen die bewust
voor hun kinderen kiezen, met een schuldgevoel op te zadelen.
Vrouwen, en mannen trouwens ook, zouden moeten kunnen kiezen.

Ik vind het spijtig dat de regering geen fiscale stimulans geeft aan
eenverdieners, die het zo al financieel moeilijk hebben. Ik verwijs
nogmaals naar het standpunt van onze partij, die verder wil gaan en
een opvoedersloon wil toekennen aan de ouder, vader of moeder, die
wil thuisblijven om zelf voor de kinderen te zorgen. Ik vind dat de
regering de plicht heeft dat ook te stimuleren, en niet alleen het
buitenhuis werken.

09.03 Marleen Govaerts

(Vlaams Belang): Les parents qui
ont recours à des établissements
agréés et subventionnés sont
récompensés. L'éducation des
enfants en dehors du domicile est
ainsi encouragée, alors que les
ménages à revenu unique, qui
rencontrent souvent des difficultés,
ne peuvent pas compter sur la
compréhension du fisc. Ce genre
de raisonnements ne m'étonne
guère de la part des socialistes
mais bien de la part d'un libéral.
Mon parti souhaite instaurer un
salaire-éducation pour les parents
désireux de rester à la maison
pour élever leurs enfants.

09.04 Hervé Jamar, secrétaire d'Etat: Monsieur le président, je ne

vais pas entrer dans un débat de philosophie ou de société. Je
voudrais simplement attirer l'attention sur le fait que si l'on doit
accorder ces déductions, il n'y a pas que l'aspect fondamentalement
financier qui compte, cela doit être contrôlé. Il faut que ces contrôles
soient effectués par des institutions agréées, à savoir l'ONE en
Wallonie et Kind en Gezin en Flandre, qui devraient disposer du
monopole. Autrement, on partirait dans toutes les directions avec des
gens qu'on ne contrôlerait plus. C'est la sécurité et le bien-être des
enfants qu'on mettrait en cause.

Je sais qu'on oppose libéraux et socialistes pour tout et n'importe quoi
mais l'intérêt des enfants n'a aucune commune mesure avec ce
débat. A mon avis, il est important que tout ce qui a trait aux enfants

09.04 Staatssecretaris Hervé

Jamar: Wanneer men de aftrek
van bepaalde uitgaven toestaat,
neemt men niet alleen het
financiële aspect in overweging. Er
moeten ook controles worden
uitgevoerd door erkende
instellingen, met name de ONE in
Wallonië en Kind en Gezin in
Vlaanderen. We mogen de
veiligheid en het welzijn van onze
kinderen niet zomaar uit handen
geven. Het belang van het kind
overstijgt alle tegenstellingen. De

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

de 3 à 12 ans et même avant et après, mais dans d'autres
domaines reste du ressort des pouvoirs publics qui doivent pouvoir
contrôler qui fait quoi et comment. Sinon, on ne se situe plus dans un
Etat garantissant la sécurité des enfants!

overheid moet bevoegd blijven
voor al wat de veiligheid van
kinderen aanbelangt. Zij moet
kunnen nagaan wie wat doet en
hoe dat gebeurt.

09.05 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de

staatssecretaris, nu is er ook reeds controle. Van bij de geboorte komt
Kind en Gezin de kindjes controleren. Indien er probleemgevallen zijn
of probleemgezinnen kan dat nog verder gecontroleerd worden. Ik
vind niet dat er zoveel staatsinmenging moet zijn of dat de Staat ervan
moet uitgaan dat de ouders niet in staat zouden zijn om zelf voor hun
kinderen te zorgen. Dat is, mijns inziens, een verkeerde mentaliteit.
Men moet vertrouwen hebben in de ouders van de kinderen.

09.05 Marleen Govaerts (Vlaams

Belang): Dès la naissance, "Kind
en Gezin" contrôle la situation
familiale et peut intervenir en cas
de problèmes éventuels. Nous
estimons que les pouvoirs publics
doivent faire preuve d'une plus
grande confiance à l'égard des
parents. Nous pensions que les
libéraux défendraient davantage
les familles.

09.06 Hervé Jamar, secrétaire d'Etat: Ce n'est pas ce que j'ai dit! Si

les parents laissent leur enfant chez des gens qui n'ont aucune
compétence - ce qui peut arriver -, qui forment une association de fait
non reconnue et qui délivrent une attestation sur un carton de bière, la
déduction est impossible!

Un autre débat concerne la situation du parent qui reste à domicile
mais il n'est pas possible de développer tout cela dans le cadre d'une
question.

En ce qui me concerne, je parle des associations, groupements ou
organismes reconnus.

09.06 Staatssecretaris Hervé

Jamar: Dat heb ik niet gezegd!
Indien de ouders hun kind
toevertrouwen aan mensen die
onbekwaam zijn en die een niet-
erkende feitelijke vereniging
vormen, kan er geen aftrek
worden toegekend!

Een ander debat betreft de positie
van de ouder die thuisblijft. Voor
alle duidelijkheid: ik heb het over
verenigingen, groeperingen of
organismen die erkend zijn.

09.07 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Ik begrijp, mijnheer de

minister, maar ik zou toch verwachten van liberalen dat ze meer het
gezin ondersteunen.

De voorzitter: Mevrouw, u stelt een vraag; u gaat hier geen debat aan. Ik heb u tot driemaal toe het woord
gegeven. De minister heeft geantwoord dat het een onderwerp voor een ander debat is. Dat is zo.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

10 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de

invoering van een vrijstelling van accijnzen op steenkool voor huishoudelijk gebruik" (nr. 7835)

10 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur

"l'instauration d'une exonération de l'accise sur le charbon à usage domestique" (n° 7835)

10.01 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter,

mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag handelt over de invoering van
een vrijstelling van accijnzen op steenkool voor huishoudelijk gebruik.

Afgelopen vrijdag hebben wij in onze commissie naar aanleiding van
een wetsvoorstel van een aantal collega's van de meerderheid een
discussie gehad over de verhoging van de bijzondere accijns voor een
aantal bedrijven.

In dat kader heb ik de vraag gelanceerd met betrekking tot het

10.01 Hagen Goyvaerts (Vlaams

Belang): L'idée initiale était de
déposer un projet de loi relatif à
l'exonération des accises sur le
charbon à usage domestique.
Cependant, nous n'avons toujours
rien vu jusqu'ici. Qu'en est-il
exactement?

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

huishoudelijk gebruik van steenkool. Ik kom daarbij in feite terug op
een antwoord dat u gegeven hebt op een mondelinge vraag in de
commissie van 29 oktober 2004 om in een vrijstelling te voorzien voor
het huishoudelijk gebruik van steenkool voor een aantal gezinnen en
ouderen in precaire financiële toestand, met dus een beperkt
inkomen.

In uw antwoord dat is de reden waarom ik de vraag vandaag aan u
stel op die vraag van 29 oktober 2004, had u de intentie om met een
wetgevend initiatief naar de Kamer te komen om de vrijstelling van
accijnzen op steenkool voor huishoudelijk gebruik mogelijk te maken.
Ik heb geen parlementair stuk teruggevonden waarin dat het geval
was. Vlak vóór het begin van het reces, mijnheer de voorzitter, dacht
ik eraan om even te peilen bij de minister wat daar de stand van
zaken is.

10.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, artikel

429, §2, k van de programmawet van 27 december 2004 verschenen
in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2004, bepaalt dat
steenkool, cokes, bruinkool en vaste brandstoffen die worden
verbruikt door huishoudens, vrijgesteld zijn van accijnzen. De
vrijstelling is reeds van toepassing sinds 10 januari 2005.

10.02 Hervé Jamar, secrétaire

d'État: L'article 429 de la loi-
programme du 27 décembre 2004
prévoit une exonération d'accises
pour le charbon, le coke, la lignite
et tous les combustibles solides
utilisés par les ménages.
L'exonération est d'application
depuis le 10 janvier 2005.

J'ajouterai que, pour ma part, lors des débats de vendredi dernier, je
n'ai pas du tout abordé cette problématique. On l'avait abordée voici
plusieurs mois lors du débat de la loi-programme; cela a été retenu.
La semaine dernière, on s'est contenté de l'objet du débat, qui était
tout autre.

Tijdens de debatten van vorige
week heb ik die problematiek niet
aangekaart.

10.03 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik

dank de staatssecretaris voor zijn antwoord. Blijkbaar is de accijns
verlaagd en van toepassing vanaf begin januari.

Tijdens het debat van vrijdag heb ik betreurd dat daar nog geen werk
van was gemaakt in het kader van het hele ontwerp, maar ik was
blijkbaar verkeerd geïnformeerd. Mijn verontschuldigingen daarvoor.

10.03 Hagen Goyvaerts (Vlaams

Belang): Cela nous a sans doute
échappé, mais l'existence de
l'exemption est positive.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

11 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de

belastingaangifte, het aanslagbiljet en de terugbetaling met betrekking tot het jaar van overlijden"
(nr. 7854)

11 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la déclaration

fiscale, l'avertissement-extrait de rôle et le remboursement relatif à l'année du décès" (n° 7854)

11.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris,

erfgenamen van in 2004 overleden alleenstaande gepensioneerden
delen mij mee dat de Rijksdienst voor Pensioenen geen fiche 281.11
uitreikt in het jaar van het overlijden. Er wordt hun door de rijksdienst
geantwoord dat men die fiches principieel niet verzendt. Eventueel
gaat men op vraag over tot de verzending van een duplicaat van het
afschrift. De erfgenamen vragen zich af waarom de nalatenschap
geen woonplaats kan kiezen, waarnaar de fiscus de briefwisseling
kan versturen. Het jaar na het overlijden wordt de belastingaangifte

11.01 Carl Devlies (CD&V): Des

héritiers de pensionnés isolés
décédés en 2004 ont fait observer
que l'Office national des pensions
n'envoie pas de fiche 281.11
l'année du décès. Si une telle fiche
est malgré tout envoyée, il s'agit
d'un duplicata puisque aucun
original n'est envoyé. Ces mêmes

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

vandaag naar de laatste wettelijke woonplaats van de overleden
verzonden. Twee jaar na het overlijden wordt het aanslagbiljet
eveneens naar de wettelijke woonplaats verzonden. Die documenten
komen dan toe in een rusthuis of de laatste woonplaats van de
overledene. Wanneer hij een woning huurde, zal er iemand anders in
die woning wonen. Wanneer de overledene het geluk had tot het
einde van zijn leven in zijn eigen woning te kunnen wonen, is de kans
reëel dat de woning ondertussen werd verkocht. De documenten
gaan dan ook dikwijls verloren.

Mijnheer de staatssecretaris, ik heb de volgende vragen terzake.

Ten eerste, is de Rijksdienst voor Pensioenen wettelijk niet gehouden
spontaan een fiche 281.11 op te sturen vóór 1 maart van het
aanslagjaar?

Ten tweede, hoeveel administratieve geldboetes werden de voorbije
jaren door de FOD Financiën aan de Rijksdienst voor Pensioenen
opgelegd wegens het niet versturen van fiche 281.11 aan de
gepensioneerden?

Ten derde, wat gebeurt als geen aangifte wordt ingediend, voor zover
er geen vrijstelling bestaat en er in feite een teruggavenpositie
bestaat? Wordt in die hypothese nog ingekohierd?

Ten vierde, wat gebeurt er met teruggaven die niet op een rekening
kunnen worden teruggestort en de postassignatie wordt
teruggezonden naar de ontvanger?

Ten vijfde, hoeveel tijd heeft een nalatenschap om de teruggave te
verkrijgen? Hoe en bij welke instantie kan zij tijdig te weten komen of
ingehouden bedrijfsvoorheffing moet worden teruggegeven?

Ten zesde, zou het niet eenvoudiger zijn als de nalatenschap een
woonplaats kan kiezen bij een erfgenaam, onder andere in het kader
van de aangifte in de successierechten, waarnaar de
belastingaangifte, het voorstel van aanslag, het aanslagbiljet en
eventueel de postassignatie kunnen worden verzonden?

héritiers se demandent pourquoi le
fisc n'envoie pas le courrier au
domicile de l'un d'eux. De
nombreux documents se perdent
ainsi dans les maisons de repos
ou chez les nouveaux occupants
du dernier domicile du défunt.

L'Office national des pensions
n'est-il pas tenu d'envoyer une
fiche 281.11 avant le 1

mars de

l'année d'imposition? Combien
d'amendes administratives le SPF
Finances a-t-il infligées ces
dernières années à l'Office pour
l'absence d'envoi de cette fiche?
Que se passe-t-il si aucune
déclaration n'est introduite? Est-il
encore procédé à l'enrôlement?
Qu'advient-il d'un remboursement
qui ne peut être versé sur un
compte? De quel délai disposent
les héritiers pour obtenir le
remboursement? Où peuvent-ils
obtenir en temps utile les
renseignements relatifs à la
possibilité d'éventuellement
obtenir le remboursement du
précompte professionnel? Les
héritiers ne peuvent-ils pas
désigner le domicile de l'un d'entre
eux comme adresse où expédier
tous les documents fiscaux?

11.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, in

antwoord op zijn vragen kan ik het geachte lid meedelen dat
krachtens artikel 93 paragraaf 1 van het koninklijk besluit tot
uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 alle in
artikel 270, eerste punt tot vierde punt en zesde punt van het WIB
1992, vermelde schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing, waaronder
inzonderheid de Rijksdienst voor Pensioenen, ertoe gehouden zijn
enerzijds alle fiches en samenvattende opgaven vóór 1 maart van het
jaar na hetgeen waarop die fiches en opgaven betrekking hebben, in
te leveren bij de bevoegde diensten en anderzijds vóór die datum een
afschrift van de fiche aan iedere verkrijger van de inkomsten te
overhandigen, om hem in staat te stellen eventueel de aangifte in de
personenbelasting of de belasting van niet-inwoners in te vullen.

Voor het inkomstenjaar 2004 werd voormelde indieningsdatum
evenwel vastgesteld op 29 april 2005. De identiteit van de
geadresseerde is steeds degene die de belastbare inkomsten heeft
verkregen.

11.02 Hervé Jamar, secrétaire

d'État: L'Office national des
Pensions a l'obligation de remettre
pour le 1

mars l'ensemble des

fiches et des relevés récapitulatifs
au service fiscal compétent et de
transmettre pour le 1

mars

également une copie de la fiche à
chaque bénéficiaire de revenus,
pour que ce dernier puisse remplir
une déclaration. Pour 2004, la
date de dépôt a toutefois été
arrêtée au 29 avril 2005. Le
destinataire est toujours le
bénéficiaire des revenus. Selon
moi, ces directives sont bien
respectées mais je suis disposé à
examiner un cas concret.

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Ik ben er niet van op de hoogte dat de richtlijnen met betrekking tot de
opmaak van de pensioenfiches door de Rijksdienst voor Pensioenen
niet zouden worden gerespecteerd. Indien het parlementslid evenwel
een concreet geval beoogt, ben ik steeds bereid terzake door mijn
administratie een onderzoek te laten instellen, zodra hij mij daartoe
alle feitelijke gegevens heeft meegedeeld.

Indien de belastingplichtige overleden is, rust de verplichting tot
aangifte in de personenbelasting op de erfgenamen. Als er een tijdige
en geldige aangifte wordt ingediend, kan er tot 30 juni volgend op het
jaar waarnaar het aanslagjaar is genoemd, een aanslag worden
gevestigd. Als dergelijke aangifte niet wordt ingediend, mag de
administratie met toepassing van artikel 354, eerste lid van het WIB
1992 gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het
aanslagjaar wordt genoemd, een aanslag vestigen op basis van de
gegevens waarover zij beschikt.

Als een aangifteformulier of een aanslagbiljet niet kan worden besteld,
omdat de betrokkene is overleden, keert het document in principe
terug naar de administratie. Die zoekt dan de betrokken erfgenamen
op en de aangifte of een aanslagbiljet wordt naar een van hen
verzonden.

In principe krijgt de nalatenschap dus steeds een aangifteformulier of
aanslagbiljet toegestuurd.

Tevens belet niets dat de aanslag ten laste van een overleden
belastingplichtige ingekohierd wordt op naam van de nalatenschap,
gevolgd door de aanduiding van de persoon of personen die zich bij
de administratie van de directe belastingen als erfgenaam hebben
bekendgemaakt.

Er kan ook een vertegenwoordiger van de nalatenschap worden
aangesteld.

Wat de terugbetalingen betreft, kan ik het geachte lid meedelen dat
de voorgestelde situatie van een vereffening van een terugbetaling
van belastingen aan een nalatenschap of aan een overleden persoon
door middel van een postassignatie uitzonderlijk voorkomt.

Bij de behandeling van de bedoelde uitgavenstukken op het niveau
van de ontvangstkantoren worden in eerste instantie reeds
inlichtingen ingezameld die tot de tijdige vereffening van de
terugbetaling aan de erfgenamen van de overleden belastingplichtige
moeten leiden.

In voorkomend geval wordt de teruggave overeenkomstig de door
mijn administratie vastgestelde regels met betrekking tot de door de
erfgerechtigde voor te leggen bewijsstukken rechtstreeks aan de
rechthebbenden uitbetaald. Een volledig overzicht van die regels kan
worden geraadpleegd op de website van de FOD Financiën,
www.fiscus.fgov.be onder "gestelde vragen", sector "invordering",
rubriek "nalatenschappen".

Indien de ontvanger der directe belastingen niet of niet tijdig in kennis
is van de vereiste inlichtingen, wordt de vereffening van de teruggave
overgelaten aan de rekenplichtige der geschillen van de administratie
der thesaurie.

Lorsque le contribuable décède, la
déclaration incombe aux héritiers.
Si une déclaration valable est
remise dans les délais prescrits,
l'imposition peut être fixée au 30
juin de l'année suivante. Si pareille
déclaration n'est pas introduite,
l'administration peut, pendant 3
ans, fixer une imposition sur la
base des données dont elle
dispose.

Le formulaire de déclaration ou
l'avertissement-extrait de rôle qui
n'a pu être délivré après le décès
revient en principe à l'adminis-
tration qui l'envoie alors à l'un des
héritiers. L'imposition à charge du
défunt peut être enrôlée au nom
des héritiers. Le remboursement
d'impôts par assignation postale à
la succession ou au défunt est
exceptionnel. Les bureaux de
recettes s'efforcent de verser le
montant à restituer directement
aux héritiers ayants droit.

Si le receveur n'est pas en
possession des renseignements
requis en temps opportun, le
Comptable du contentieux de
l'administration de la Trésorerie se
charge de liquider le montant à
rembourser Les assignations
postales qui n'ont pas été
encaissées sont ristournées après
le délai de trois mois au
Comptable du contentieux, qui se
charge de la liquidation.

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Postassignaties die om welke reden dan ook niet geïnd kunnen
worden, worden na de vervaltermijn van drie maanden teruggeboekt
aan bovengenoemde, de rekenplichtige der geschillen, die dan instaat
voor de vereffening aan de rechthebbende, in dit geval de
erfgerechtigde.

11.03 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de

minister voor zijn omstandig antwoord. Ik denk dat hij een aantal juiste
principes heeft geformuleerd in het eerste gedeelte van zijn antwoord,
onder meer met betrekking tot het bezorgen van de afschriften van de
fiches 281.11.

De minister verzoekt mij om hem concrete gevallen te bezorgen
waarin die regel niet wordt toegepast. Welnu, ik kan verwijzen naar de
discussie van vandaag in de commissie voor de Sociale Zaken met
de minister van Pensioenen. De minister zei daar dat dergelijke fiches
niet worden verstuurd in het jaar van overlijden wegens een aantal
praktische problemen. Ik denk dat de Rijksdienst voor Pensioenen in
gebreke blijft en dat u dat dient te controleren. Ik denk dat de
rijksdienst in feite in overtreding is met de reglementering en dat hem
daarvoor de administratieve boete, die in het KB is vastgelegd, zou
moeten worden opgelegd. U kunt de verslagen van de commissie van
vanochtend nalezen. Dan kunt u vaststellen wat daar terzake de
praktijk is.

Ten tweede zou ik toch willen suggereren dat uw administratie in de
mogelijkheid zou voorzien om een woonplaatskeuze te doen voor
nalatenschappen. De regels die u vermeldt, zijn correct. Zij zijn
waarschijnlijk ook correct beschreven op de website, maar de
problemen situeren zich bij de administratieve toepassing van een en
ander. Veel administratieve problemen zouden kunnen worden
verholpen door het verlenen van het recht van woonplaatskeuze,
zodat alle documenten die betrekking hebben op een nalatenschap,
op een bepaald adres toekomen en er geen documenten verloren
gaan voor de erfgenamen.

Wij hebben toch wel de indruk dat ten gevolge van een gebrekkige
administratieve toepassing in een aantal nalatenschappen de
erfgenamen niet de bedrijfsvoorheffing kunnen recupereren, waarop
zij als erfgenamen recht hebben bij gebrek aan kennis van een aantal
zaken. Meestal gaat dat niet over grote, maar over kleine
nalatenschappen, waarbij de erfgenamen worden geconfronteerd met
een aantal uitgaven zoals begrafeniskosten, die op die manier zouden
kunnen worden gefinancierd.

11.03 Carl Devlies (CD&V): Les

principes formulés par le ministre
sont corrects. Un cas concret dans
le cadre duquel cette règle n'a pas
été appliquée a été abordé
aujourd'hui en commission des
Affaires sociales. Le ministre des
Pensions a déclaré qu'étant donné
les problèmes pratiques, il arrive
que l'Office national des pensions
n'envoie pas de fiches au cours de
l'année du décès. Cela demande
un contrôle car l'ONP enfreint ainsi
la réglementation. En pareil cas,
l'arrêté royal prévoit une amende
administrative.

L'administration fiscale devrait
autoriser la succession à choisir
un domicile. La perte de
documents pourrait ainsi être
évitée. La non-application de la
procédure administrative prive des
héritiers du remboursement du
précompte professionnel auquel ils
peuvent prétendre.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

12 Question de M. Melchior Wathelet au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'annonce

de la baisse des accises sur le diesel" (n° 7864)

12 Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over

"de aangekondigde daling van de accijnzen op diesel" (nr. 7864)

12.01 Melchior Wathelet (cdH): Il me revient que les experts de

l'administration de l'Energie en charge du calcul des prix des
carburants, ont, en date du 5 juillet dernier, informé le SPF Finances
d'une hausse du prix du diesel, celui-ci passant de 1,086 à 1,115 .

12.01 Melchior Wathelet (cdH):

De deskundigen van het Bestuur
Energie die voor de berekening
van de brandstofprijzen instaan,

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Cette augmentation a pour conséquence que le plafond de 1,10
(prix pivot) est dépassé et que le mécanisme dit du "cliquet inversé",
introduit par la loi-programme du 27 décembre 2004, peut s'appliquer
en limitant les augmentations de prix par une baisse des accises.

Je me permets tout d'abord de vous demander si cette application du
"cliquet inversé" a fait l'objet d'une notification auprès des autres
ministres européens, comme cela avait été convenu au conseil Ecofin
et comme le ministre Reynders m'en avait informé lors d'une question
orale.

Si l'administration de l'Energie calcule le prix des carburants, il n'en
reste pas moins que c'est le SPF Finances qui détermine la réduction
des accises, à savoir 0,0026 , un nombre qui sert de base à un
calcul dont les résultats sont différents entre votre département et
celui du SPF Economie. Les experts du SPF Economie obtenant,
quant à eux, un nouveau prix hors TVA, auquel est ajoutée ladite TVA
avec pour conséquence qu'ils arrivent à un résultat de 1,111 .

Parallèlement, il semble que votre cabinet publie un communiqué
précisant que la diminution des accises "permet au prix du gasoil
routier de se situer à 1,1124 par litre en lieu et place de 1,115 ", ce
qui semble assez contradictoire. Du prix total de 1,115 , il semble
que vos services aient soustrait la réduction d'accises de 0,0026 ,
oubliant que les accises s'intègrent dans le prix hors TVA, ce qui
aurait bien été fait par le SPF Economie.

A cet égard, monsieur le ministre, je souhaiterais savoir si vous
confirmez la situation. Quelles sont les raisons qui justifient une
différence d'appréciation entre le SPF Finances et le SPF Economie?
On a entendu parler de divergences quant aux arrondis des montants.

Pourriez-vous me préciser le mode de calcul exact de la réduction?
Pourriez-vous également me préciser si les transporteurs routiers
devront faire une déclaration pour obtenir ce remboursement de
0,0026 en cas de hausse? En ce sens, je fais également référence
à un communiqué de presse qui a été fait par l'UPTR et qui souligne
que les accises spéciales augmenteraient au niveau des
transporteurs routiers. Cela n'engendrerait chez eux aucune
diminution du montant qu'ils devraient payer. Par contre, cela
engendre une surcharge administrative supplémentaire étant donné
qu'ils doivent remplir une nouvelle demande de diminution liée à la
hausse du prix du diesel. Dans l'affirmative, n'estimez-vous pas qu'il
s'agit d'une charge administrative disproportionnée par rapport aux
montants en jeu? En effet, il y a une surcharge administrative pour les
transporteurs sans qu'il n'y ait aucune répercussion sur le prix qu'ils
doivent supporter ou sur une réduction éventuelle qui leur avait été
promise.

hebben de FOD Financiën laten
weten dat de dieselprijs van 1,086
naar 1,115 euro zal stijgen. Het
plafond van 1,10 euro wordt
daarmee overschreden en het bij
wet van 27 december 2004
ingevoerde "omgekeerde
klikmechanisme" kan worden
toegepast door de prijs-
verhogingen door middel van een
accijnsverlaging binnen de perken
te houden. Werden de overige
Europese ministers van die
toepassing van het "omgekeerde
klikmechanisme" op de hoogte
gebracht?

Terwijl het Bestuur Energie de
brandstofprijzen berekent, bepaalt
de FOD Financiën de accijns-
daling. Deze bedraagt 0,0026
euro, een getal dat ten grondslag
ligt aan een berekening die uw
departement en de FOD
Economie tot verschillende
resultaten brengt. Volgens de FOD
Economie moet de nieuwe
dieselprijs immers 1,111 euro
bedragen, terwijl de accijnsdaling
er volgens uw departement voor
zorgt dat "de dieselprijs van 1,115
tot 1,1124 euro per liter kan
worden teruggebracht". Van de
totale prijs van 1,115 euro hebben
uw diensten de accijnsverlaging
afgetrokken, zonder er evenwel bij
stil te staan dat die accijnzen al in
de prijs exclusief BTW zijn
meegerekend. De FOD Economie
heeft daar wel rekening mee
gehouden.

Waarom passen de FOD
Financiën en de FOD Economie
een andere redenering toe? Kan u
verduidelijken hoe de
accijnsverlaging precies wordt
berekend? Kan u me tevens
meedelen of de wegvervoerders
een verklaring zullen moeten
afleggen om in geval van een
stijging toch de vooropgestelde
terugbetaling van 0,0026 euro te
kunnen genieten? In dat opzicht
verwijs ik naar een mededeling
van de UPTR, die stelt dat
bijzondere accijnzen voor de
wegvervoerders een hoop

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

administratieve rompslomp
zouden meebrengen. Bent u het
ermee eens dat de formaliteiten
inderdaad niet in verhouding zijn
tot de bedragen waarover het
gaat?

12.02 Hervé Jamar, secrétaire d'Etat: Monsieur le président, pour la

circonstance, je suis assisté du spécialiste du cabinet en matière de
cliquet inversé. Si une question plus technique se présente, avec
votre autorisation, je me permettrai de renvoyer à ses explications.

L'article 419 e) de la loi-programme du 27 décembre 2004 fixe le taux
de l'accise sur le gasoil routier au 1

janvier 2005, à savoir

332,9090 par 1.000 litres. Depuis lors, plusieurs cliquets sont
intervenus et le taux de l'accise avant le 5 juillet 2005 était de
367,9090 par 1.000 litres. L'article 420, §3, d) de la même loi-
programme prescrit que le Roi peut fixer un montant par litre au-delà
duquel une réduction de l'accise spéciale peut être appliquée sur les
carburants. Par arrêté royal du 24 mai 2005, le Roi a déterminé que
ce montant était de 1,10 par litre pour le gasoil.

Le ministère des Affaires économiques a communiqué, le 5 juillet
2005, que le prix du gasoil routier allait passer, en date du 6 juillet
2005 et conformément au contrat-programme signé entre ce
ministère et la Fédération pétrolière, à 1,1150 par litre. Le seuil pivot
de 1,10 allait donc être dépassé. Dès lors, il convenait d'appliquer
l'article 420, §3, d), 3

ème

alinéa. A cet effet, l'exposé des motifs de la

loi donne un exemple chiffré pour étayer la disposition dudit article
420.

En reprenant l'exemple mentionné dans l'exposé des motifs et en
adaptant les chiffres à ceux qui devaient être en vigueur l'exemple
date du mois de novembre 2004; les chiffres sont donc nettement
inférieurs , on obtient un prix de 1,1128 par litre en lieu et place du
prix de 1,1150 par litre qui aurait dû exister sans la diminution des
accises et ce, en tenant compte du fait que la diminution de la
taxation doit correspondre à la perception de la TVA supplémentaire
inhérente au passage de 1,10 à 1,1150 par litre, afin d'assurer la
neutralité budgétaire.

Il s'agit ici d'une détermination théorique, basée sur des taux
d'accises donnés avec quatre décimales et sans arrondis. Toutefois,
à notre connaissance, le calcul du ministère de l'Economie est
effectué avec trois décimales car les pompes de distribution ont des
compteurs à trois décimales et un arrondi intervient au cours de ce
calcul. C'est ainsi par exemple que le prix de 1,1150 annoncé par le
ministère de l'Economie est, en réalité, un prix de 1,1145 , arrondi à
1,1150 .

Veuillez m'excuser de la complexité de la réponse. J'ai essayé d'être
le plus clair possible.

12.02 Staatssecretaris Hervé

Jamar: De programmawet van 27
december 2004 stelt het bedrag
van de accijns op diesel op 1
januari 2005 vast. Het ging om
332,9090 euro per liter. Sindsdien
werd het kliksysteem meermaals
toegepast, zodat het bedrag van
de accijns voor 5 juli 2005
367,9090 euro per 1000 liter
bedroeg. Het koninklijk besluit van
24 mei 2005 bepaalt dat de
verlaging van de bijzondere
accijns kan worden toegepast
zodra de dieselprijs per liter 1,10
euro overschrijdt.

De FOD Economie deelde mee
dat de prijs van de diesel op 6 juli
2005 zou stijgen tot 1,1150 euro
per liter. De drempel van 1,10 euro
zou dus worden overschreden en
bijgevolg moest artikel 420, § 3, d)
lid 3 van de programmawet
worden toegepast. Op grond van
het voorbeeld van de memorie van
toelichting komt men aldus tot een
prijs van 1,1128 euro per liter in
plaats van de prijs van 1,1150
euro

per liter zonder de

accijnsvermindering. Het gaat in
dit geval om een theoretische
berekening, op grond van een niet
afgerond accijnsbedrag met vier
decimalen. De FOD Economie
rekent echter met drie decimalen.
De door de FOD afgekondigde
prijs van 1,1150 euro is een
afronding van 1,1145 euro.

12.03 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le ministre, si j'ai bien

compris, il s'agit d'un problème de décimales. Cela n'a donc rien à
avoir avec le fait que les accises s'intègrent dans le prix hors TVA.
Pour bien vous comprendre, il faut donc tenir compte du prix TVA
comprise. C'est au niveau des décimales qu'une différence a été

12.03 Melchior Wathelet (cdH):

Als ik het wel heb, gaat het om
een decimalenkwestie. Dat staat
dus geheel los van het feit dat de
accijnzen ingecalculeerd worden in

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

enregistrée.

de prijs zonder BTW.

12.04 Collaborateur du ministre: Dans l'exposé des motifs, vous

trouverez un exemple chiffré qui date du mois d'octobre 2004. Cet
exemple ne correspond donc pas aux chiffres actuels. Mais si vous
faites le calcul en prenant le chiffre 1,1150 vous arriverez au chiffre
que je vous ai donné. Toutefois, il s'agit d'un calcul théorique.

12.04 Medewerker van de

staatssecretaris: In de memorie
van toelichting vindt u een
cijfervoorbeeld van oktober 2004.
De cijfers in dat voorbeeld komen
dus niet meer overeen met de
huidige cijfers. Als u echter de
berekening uitvoert op basis van
een prijs van 1,115 euro, zal u zien
dat u uitkomt op het door mij
genoemde cijfer. Het betreft
evenwel een theoretische
becijfering.

12.05 Melchior Wathelet (cdH): Celui de 1,1124?

12.05 Melchior Wathelet (cdH):

Met als uitkomst 1,1124?

12.06 Collaborateur du ministre: Si vous faites un calcul pratique

comme le fait le ministère des Affaires économiques avec seulement
3 décimales derrière la virgule, avec des arrondis qui ont lieu en cours
de route et le 1,1145, vous arriverez aux chiffres donnés par le
ministère des Affaires économiques.

12.06 Medewerker van de

staatssecretaris: Een praktische
berekening zoals het ministerie
van Economische Zaken die
maakt, met slechts 3 cijfers na de
komma, zal uitkomen op de door
het ministerie opgegeven prijs van
1,1145 euro.

12.07 Melchior Wathelet (cdH): L'application de ce chiffre ne facilite

pas les choses car il implique de grandes différences.

12.07 Melchior Wathelet (cdH):

De toepassing van dat cijfer maakt
een heel verschil.

12.08 Collaborateur du ministre: Par un effet du hasard, on trouve

un 4 d'un côté et un 5 de l'autre, ce qui implique un écart de 10.
Toutefois, c'est toujours en faveur du consommateur.

12.08 Medewerker van de

staatssecretaris: Aan de ene kant
heb je een 4, aan de andere kant
een 5. Maar er wordt altijd
uitgegaan van de voor de
consument voordeligste prijs.

12.09 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le secrétaire d'Etat, je

voudrais revenir sur deux autres questions.

Les autorités européennes ont-elles, comme M. Reynders me l'a dit,
été informées de l'utilisation de ce cliquet inversé?

Par ailleurs, je voudrais revenir un instant à ma question relative aux
transporteurs routiers. Selon eux, le montant récupérable de 63
pour 1.000 litres serait revu à la baisse en raison de ce nouveau
mécanisme. Ainsi, seulement 60,40 seraient récupérables pour
1.000 litres. Ils n'auraient donc aucun gain supplémentaire en raison
de l'application de ce cliquet inversé. Par contre, il implique une
surcharge administrative supplémentaire en raison de l'augmentation
du prix du mazout. Ils doivent donc à nouveau faire une demande
supplémentaire.

12.09 Melchior Wathelet (cdH):

Werden de Europese autoriteiten
in kennis gesteld van de
toepassing van het omgekeerde
kliksysteem? Volgens de wegver-
voerders zou het terugvorderbare
bedrag van 63 euro per 1.000 liter
tengevolge van dat nieuwe
mechanisme verlaagd worden, en
zou men nog maar 60,40 euro per
1.000 liter kunnen recupereren. De
wegvervoerders hebben dan ook
niets extra's te winnen bij de
toepassing van het omgekeerde
kliksysteem, maar tengevolge van
de stijging van de stookolieprijs
brengt een en ander wel extra
administratieve lasten mee.

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

12.10 Collaborateur du ministre: Si vous le permettez, je répondrai

à vos questions.

En ce qui concerne votre première question, j'ai téléphoné à M.
Bossert à la Commission européenne qui m'a répondu qu'à partir du
moment où un Etat membre fixait un taux d'accise supérieur au taux
minimum européen qui est de 304 par 1.000 litres, une modification
ne devait jamais être notifiée, que celle-ci s'inscrive à la hausse ou à
la baisse et ce, à partir du moment où le minimum européen est
respecté.

Les montants sont donc de 304 par 1.000 litres pour le gasoil et de
359 par 1.000 litres pour l'essence. Si vous rencontrez des
montants supérieurs à ces minima, il ne faut plus jamais notifier à la
Commission européenne les modifications qui interviennent. Dans le
cas qui nous occupe, nous ne devions pas le faire pour le cliquet
inversé ni pour le cliquet normal.

12.10 Medewerker van de

staatssecretaris: Wanneer een
lidstaat het tarief van de accijnzen
vaststelt op meer dan 304 euro
per 1.000 liter, hoeft een wijziging
niet officieel te worden
meegedeeld - zolang er maar niet
onder dat Europese minimumtarief
gedoken wordt.

Het betreft dus bedragen van
304 euro per 1.000 liter diesel en
359 euro per 1.000 liter benzine.
Wij moesten noch het
omgekeerde noch het normale
klikmechanisme aan de
Commissie melden.

12.11 Melchior Wathelet (cdH): Je faisais simplement référence à

l'accord que le ministre avait pris lors du Conseil Ecofin en novembre
de l'année dernière. Qu'en est-il de la demande de l'UPTR?

12.11 Melchior Wathelet (cdH):

Ik verwees naar het akkoord dat
minister Reynders tijdens de
Ecofin-Raad in november 2004
heeft gesloten. Wat met de vraag
van de UPTR?

12.12 Collaborateur du ministre: Je pense qu'il n'y a pas de

formalités administratives supplémentaires, car ce qui est réclamé,
c'est l'accise supplémentaire payée par rapport au taux en vigueur le
1

janvier 2004 qui était de 304,9090 par 1.000 litres. Ce que

l'UPTR demande, c'est chaque fois le montant de l'accise suivant la
facture payée. Quand l'UPTR paiera la facture avec un taux d'accise
réduit de 0,026 , elle demandera effectivement le taux payé. Il n'y a
pas d'autres formalités.

12.12 Medewerker van de

staatssecretaris: Er zijn geen
bijkomende administratieve
formaliteiten. Wat gevraagd wordt,
is de bijkomende accijns die
betaald wordt ten opzichte van het
tarief van 304,9090 euro per 1.000
liter. Als de UPTR de factuur met
een met 0,026 euro verlaagd
accijnstarief zal betalen, zal zij
inderdaad het betaalde tarief
vragen. Er zijn geen andere
formaliteiten.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

13 Question de M. Eric Massin au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le palais de

justice à Charleroi" (n° 7887)

13 Vraag van de heer Eric Massin aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het

gerechtsgebouw in Charleroi" (nr. 7887)

13.01 Eric Massin (PS): Monsieur le ministre, les services de la

police fédérale ont quitté, il y a quelques mois, les bâtiments du palais
de justice à Charleroi. Ce transfert était prévu de longue date mais il
demandait comme préalable l'aménagement des nouveaux bâtiments
pour les services de la police fédérale.

Il était également prévu que les locaux ainsi libérés puissent être
réaffectés au bénéfice des services du tribunal de première instance
et, notamment, que les cabinets des juges d'instruction, actuellement
au quatrième étage du palais de justice à Charleroi, soient déplacés
au premier étage, anciennement réservé à la police fédérale, et que

13.01 Eric Massin (PS): De

diensten van de federale politie
zijn ondertussen naar het
gerechtsgebouw van Charleroi
verhuisd, maar volgens de
planning zouden de nieuwe
gebouwen op voorhand voor de
diensten van de federale politie
worden ingericht.

In de vrijgemaakte lokalen zouden

CRIV 51

COM 680

12/07/2005

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

d'autres cabinets d'instruction soient créés. Dans cette même logique
de regroupement, les services de la chambre du conseil et le greffe
entre autres devaient être également déplacés.

En accord avec le président du tribunal de première instance, la
Régie des Bâtiments a marqué son accord et la réalisation des
travaux a été budgetée dans son intégralité. Cependant, la Régie des
Bâtiments souhaiterait procéder à la réalisation de ces travaux en
deux phases. Cette scission des travaux serait de nature à
handicaper la bonne organisation du travail. Ce serait le cas si les
services des juges d'instruction sont éclatés entre le premier et le
quatrième étages et cela poserait aussi vraisemblablement des
problèmes de sécurité.

M. le ministre peut-il me dire si la réalisation de ces travaux est
prévue en une ou deux phases? Compte tenu de l'urgence, quels
seraient les délais de réalisation?

de diensten van de rechtbank van
eerste aanleg worden
ondergebracht. Meer bepaald
zouden de kabinetten van de
onderzoeksrechters naar de
eerste verdieping van het
justitiepaleis van Charleroi worden
overgebracht en zouden nieuwe
onderzoekskabinetten worden
ingericht. Ten slotte zouden de
diensten van de raadkamer en de
griffie verhuizen.

Hoewel de volledige kostprijs van
de werken in de begroting werd
ingeschreven, wil de Regie der
Gebouwen ze in twee fasen
uitvoeren. Dat zou evenwel
veiligheidsproblemen meebrengen
en de diensten van de
onderzoeksrechters hinderen,
vermits zij over de eerste en de
vierde verdieping zouden worden
gespreid.

Binnen welke termijn en in hoeveel
fasen zullen de werken worden
uitgevoerd?

13.02 Hervé Jamar, secrétaire d'Etat: Monsieur Massin, je vous

remercie pour vos questions. En réponse à celles-ci, je me permets
de vous informer de la situation du dossier relatif aux travaux de
réaménagement du palais de justice de Charleroi.

Le déménagement des services de la police fédérale est prévu durant
la première quinzaine du mois de septembre 2005 vers leur nouvel
hébergement situé rue Vital Françoisse, pris en location par la Régie
des Bâtiments. La réception provisoire des travaux de rénovation des
anciens ateliers des ACEC 38 destinés à les recevoir est prévue pour
le 31 août 2005. Après la présentation, le 14 juin dernier, de
l'esquisse ayant trait à l'extension du palais de justice on en avait
d'ailleurs parlé pour d'autres raisons à ce moment-là les autorités
judiciaires ont souhaité modifier le programme d'implantation des
différents services prévu initialement dans ce projet, compte tenu de
la situation nouvelle créée par le choix du site. Cela a pour
conséquence que le programme doit être redéfini dans son ensemble,
notamment pour les locaux occupés par l'ex-PJ, qui doivent s'intégrer
parfaitement dans cette nouvelle orientation. Les études de
rénovation des locaux de l'ex-PJ n'étant pas encore entamées, il est
prématuré de définir les phases de travaux alors que l'objet à réaliser
n'est pas encore connu et se retrouve tributaire de la définition d'un
nouveau programme par le SPF Justice. Cette modification entraîne
l'accord préalable de la commission des Bâtiments judiciaires. A
l'heure actuelle, il est impossible de prévoir un délai de travaux alors
que l'étude n'est pas entamée et qu'un budget n'est pas encore
dégagé. Une estimation basée sur l'importance des surfaces à
rénover peut être évaluée sommairement à 1,5 millions d'euros.

13.02 Staatssecretaris Hervé

Jamar: De verhuizing naar de
door de Regie der Gebouwen
gehuurde lokalen in de rue Vital
Françoisse is voor de eerste helft
van september 2005 gepland. De
herstellingswerken aan de
voormalige ateliers van ACEC 38
worden voorlopig tegen 31
augustus 2005 opgeleverd.

Nadat de ontwerpen voor de
uitbreiding van het justitiepaleis
hen waren voorgelegd, beslisten
de gerechtelijke overheden om het
programma voor de reorganisatie
van de diensten aan te passen,
rekening houdend met de nieuwe
toestand die uit de keuze van de
site voortvloeit; het programma
moet dan ook in zijn geheel
worden herzien. Aangezien de
studies betreffende de
herstellingswerken aan de
gebouwen van de voormalige GP
nog niet zijn aangevat, is het nog
te vroeg om de opeenvolgende
fasen van de werkzaamheden vast
te leggen. Voor die aanpassing is

12/07/2005

CRIV 51

COM 680

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2004

2005

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

het akkoord van de commissie
voor de gerechtsgebouwen
vereist. Op dit ogenblik kan geen
termijn voor de werken in het
vooruitzicht worden gesteld,
vermits nog niet met de studie
werd begonnen en er nog geen
middelen werden vrijgemaakt. Wat
dat laatste betreft, kan op grond
van de aanzienlijke oppervlaktes
die moeten worden gerenoveerd
een ruwe schatting van 1,5 miljoen
euro worden gemaakt.

13.03 Eric Massin (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour

votre réponse. J'entends bien, dans le chef de la Régie des Bâtiments
que, l'extension du palais de justice de Charleroi ayant fait l'objet de
modifications, des aménagements doivent sans doute être revus.

Il n'empêche qu'en fonction des informations dont je dispose - cela
avait fait l'objet d'un accord entre la commission des Bâtiments et la
Régie des Bâtiments -, normalement les services des juges
d'instruction de même que ceux de la chambre du conseil devaient
occuper les locaux précédemment occupés par la police fédérale.

Malheureusement, il y a toute une série de difficultés au quatrième
étage, à l'heure actuelle, et un problème de sécurisation qui
disparaîtrait si les services étaient déplacés au premier étage. J'en
prends bonne note. J'espère que cela pourra se régler le plus
rapidement possible. Je ferai part de votre réponse au président de la
commission des Bâtiments qui est, par ailleurs, le président du
tribunal de première instance de Charleroi et la première personne
intéressée par le déplacement des services. Nous verrons ce qui
sortira de leurs contacts mutuels.

13.03 Eric Massin (PS):

Krachtens het akkoord tussen de
commissie voor de gerechts-
gebouwen en de Regie der
Gebouwen zouden de diensten
van de onderzoeksrechters en van
de raadkamer de lokalen
betrekken waarin de federale
politie voordien huisde.

Maar de vierde verdieping zorgt
voor problemen. Verder is er nog
een veiligheidsprobleem dat kan
worden opgelost door de diensten
naar de eerste verdieping te
verhuizen. Ik hoop dat alles zo
snel mogelijk in orde wordt
gebracht en ik zal uw antwoord
aan de voorzitter van de
gebouwencommissie laten
geworden.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

La discussion des questions et interpellations se termine à 11.38 heures.
De bespreking van de vragen en interpellaties eindigt om 11.38 uur.