IC296_FIN.doc

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

cdH

centre démocrate Humaniste

CD&V

Christen-Democratisch en Vlaams

ECOLO

Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales

Front National

Mouvement réformateur

N-VA

Nieuw-Vlaamse Alliantie

Parti socialiste

sp.a-spirit

Socialistische Partij Anders Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht

VLAAMS BLOK

Vlaams Blok

VLD

Vlaamse Liberalen en Democraten

Abréviations dans la numérotation des publications :

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de

base et du n° consécutif

DOC 51 0000/000

Parlementair document van de 51e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer

QRVA

Questions et Réponses écrites

QRVA

Schriftelijke Vragen en Antwoorden

CRIV

version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV

voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)

CRABV

Compte Rendu Analytique (couverture bleue)

CRABV

Beknopt Verslag (blauwe kaft)

CRIV

Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (avec les annexes)
(PLEN: couverture blanche; COM: couverture saumon)

CRIV

Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (met de
bijlagen)
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)

PLEN

séance plénière

PLEN

plenum

COM

réunion de commission

COM

commissievergadering

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :

publications@laChambre.be

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :

publicaties@deKamer.be

CRIV 51

COM 296

15/06/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

SOMMAIRE

INHOUD

Question de Mme Simonne Creyf à la ministre de
l'Economie, de l'Energie, du Commerce extérieur
et de la Politique scientifique sur "le prix de
l'électricité pendant le week-end" (n° 3133)

Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Economie, Energie, Buitenlandse
Handel en Wetenschapsbeleid over "de prijs van
elektriciteit tijdens het weekend" (nr. 3133)

Orateurs: Simonne Creyf, Fientje Moerman,
ministre de l'Economie, de l'Energie, du
Commerce extérieur et de la Politique
scientifique

Sprekers: Simonne Creyf, Fientje Moerman,
minister van Economie, Energie, Buitenlandse
Handel en Wetenschapsbeleid

Question de Mme Simonne Creyf à la ministre de
l'Economie, de l'Energie, du Commerce extérieur
et de la Politique scientifique sur "la détection de
véhicules non assurés en responsabilité civile"
(n° 3134)

Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Economie, Energie, Buitenlandse
Handel en Wetenschapsbeleid over "de opsporing
van auto's zonder burgerlijke
aansprakelijkheidsverzekering" (nr. 3134)

Orateurs: Simonne Creyf, Fientje Moerman,
ministre de l'Economie, de l'Energie, du
Commerce extérieur et de la Politique
scientifique

Sprekers: Simonne Creyf, Fientje Moerman,
minister van Economie, Energie, Buitenlandse
Handel en Wetenschapsbeleid

Interpellation de Mme Muriel Gerkens à la
ministre de l'Economie, de l'Energie, du
Commerce extérieur et de la Politique scientifique
sur "le refus des compagnies d'assurances à
assurer des risques 'inassurables' en
responsabilité civile" (n° 369)

Interpellatie van mevrouw Muriel Gerkens tot de
minister van Economie, Energie, Buitenlandse
Handel en Wetenschapsbeleid over "de weigering
van de verzekeringsmaatschappijen om de
'onverzekerbare' risico's inzake burgerrechtelijke
aansprakelijkheid te verzekeren" (nr. 369)

Orateurs: Muriel Gerkens, Fientje Moerman,
ministre de l'Economie, de l'Energie, du
Commerce extérieur et de la Politique
scientifique

Sprekers: Muriel Gerkens, Fientje Moerman,
minister van Economie, Energie, Buitenlandse
Handel en Wetenschapsbeleid

Question de M. Jean-Luc Crucke à la ministre de
l'Economie, de l'Energie, du Commerce extérieur
et de la Politique scientifique sur "l'application en
droit belge de l'accord de l'Organisation mondiale
du commerce sur la fourniture des médicaments à
bas prix aux pays pauvres" (n° 3121)

Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de
minister van Economie, Energie, Buitenlandse
Handel en Wetenschapsbeleid over "de
toepassing in Belgisch recht van het akkoord van
de Wereldhandelsorganisatie omtrent het
verstrekken van geneesmiddelen tegen een lage
prijs aan de arme landen" (nr. 3121)

Orateurs:

Jean-Luc Crucke, Fientje

Moerman, ministre de l'Economie, de
l'Energie, du Commerce extérieur et de la
Politique scientifique

Sprekers:

Jean-Luc Crucke, Fientje

Moerman, minister van Economie, Energie,
Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid

CRIV 51

COM 296

15/06/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

COMMISSION DE L'ECONOMIE,

DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE,

DE L'EDUCATION, DES

INSTITUTIONS SCIENTIFIQUES

ET CULTURELLES NATIONALES,

DES CLASSES MOYENNES ET DE

L'AGRICULTURE

COMMISSIE VOOR HET

BEDRIJFSLEVEN, HET

WETENSCHAPSBELEID, HET

ONDERWIJS, DE NATIONALE

WETENSCHAPPELIJKE EN

CULTURELE INSTELLINGEN, DE

MIDDENSTAND EN DE

LANDBOUW

MARDI

JUIN

2004

Après-midi

______

van

DINSDAG

JUNI

2004

Namiddag

______

De vergadering wordt geopend om 14.17 uur door de heer Paul Tant, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.17 heures par M. Paul Tant, président.

De voorzitter: Collega's, mevrouw Gerkens gaat ermee akkoord dat eerst de vragen van mevrouw Creyf
worden behandeld.

01 Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel

en Wetenschapsbeleid over "de prijs van elektriciteit tijdens het weekend" (nr. 3133)

01 Question de Mme Simonne Creyf à la ministre de l'Economie, de l'Energie, du Commerce extérieur

et de la Politique scientifique sur "le prix de l'électricité pendant le week-end" (n° 3133)

01.01 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de

minister, op 28 mei nam de Vlaamse regering de principiële beslissing
om elektriciteit in het weekend voortaan aan te rekenen tegen het
nachttarief. De prijsverlaging zou ingaan op 1 januari 2005. De
Vlaamse overheid wil bijkomende openbare dienstverplichtingen
opleggen met - uiteraard - verregaande tarifaire implicaties. In
principe is het tarievenbeleid een federale bevoegdheid. Na de gratis
levering van 100 kilowattuur per persoon betekent dit alweer een
beslissing die wordt genomen door de Vlaamse regering die echter
belangrijke tarifaire implicaties heeft die dan weer federaal moeten
worden geregeld.

Mevrouw de minister, acht u de beslissing van de Vlaamse regering in
overeenstemming met de bevoegdheidsverdeling tussen de federale
overheid en de Gewesten? Hoe zal de tariefwijziging worden
geconcretiseerd? Zal de tariefwijziging die wordt voorgesteld als een
openbare dienstverplichting worden doorgerekend in de
distributienettarieven?

01.01 Simonne Creyf (CD&V): Le

gouvernement flamand a décidé le
28 mai dernier de facturer
l'électricité consommée pendant le
week-end au tarif de nuit, et ce, à
partir du 1

janvier 2005. Or, la

politique tarifaire est une
compétence fédérale.

Le gouvernement flamand est-il
habilité à prendre une telle
décision? Comment cette
modification tarifaire se
concrétisera-t-elle? Ce
changement sera-t-il répercuté au
niveau des tarifs des réseaux de
distribution?

01.02 Minister Fientje Moerman: Mijnheer de voorzitter, mevrouw

Creyf, ik zal uw vragen één voor één beantwoorden en u de tekst van
mijn antwoord bezorgen.

01.02 Fientje Moerman, ministre:

L'article 6 de la loi spéciale du 8
août 1980 dispose que la fixation

15/06/2004

CRIV 51

COM 296

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Overeenkomstig artikel 6, § 1, VII, 2

alinea, d) van de bijzondere wet

van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is de federale
overheid, wat het energiebeleid betreft, bevoegd voor de
aangelegenheden die wegens hun technische en economische
ondeelbaarheid een gelijke behandeling op nationaal vlak behoeven.
Deze aangelegenheden zijn het nationaal uitrustingsprogramma in de
elektriciteitssector, de kernbrandstofcyclus, de grote infrastructuren
voor de stockering, het vervoer en de productie van energie en de
tarieven.

Volgens het artikel van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot
hervorming der instellingen is alleen de federale overheid bevoegd
voor het vastleggen van de energietarieven. Dit impliceert dat voor het
uitwerken van zowel specifieke tariefregels als voor concrete prijzen
alleen de federale overheid bevoegd is. De exclusieve bevoegdheid
van de federale overheid inzake de tarieven wordt bovendien
bevestigd door de wet van 22 januari 1945 betreffende de
economische reglementering en prijzen, de wet van 29 april 1999
betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, de zogeheten
elektriciteitswet, en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer
van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, de
zogeheten gaswet.

Hierboven vermelde wetten verlenen aan de minister van Economie
de bevoegdheid om maximumprijzen vast te stellen, zowel voor de
elektriciteitsmarkt, als voor de gasmarkt. Deze bevoegdheid bevat niet
louter de bevoegdheid om de hoogte van de toe te passen prijzen te
bepalen, maar eveneens het vaststellen van de specifieke tariefregels
of de modaliteiten in de uitoefening van deze bevoegdheid. Ik citeer:
"Het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de
openbare dienstverplichting, opgelegd aan de beheerders met
betrekking tot het ter beschikking stellen van de mogelijkheid voor
eindafnemers op laagspanning om te kunnen genieten van een
elektriciteitstarief op basis van een dag- en nachtmeter" dit wordt
begrijpelijkerwijs hierna het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering
genoemd strekt ertoe om voortaan het nachttarief dat van
toepassing is tijdens de week, ook van toepassing te maken tijdens
het hele weekend.

Het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering heeft dus tot doel de
tijdsduur van het toe te passen nachttarief te verlengen en dient
hierdoor te worden gekwalificeerd als een tariefregel. Dit blijkt ook met
zoveel woorden uit de titel van het ontwerpbesluit. Het betreft dus een
maatregel inzake de modaliteiten van de tarieven. Zoals reeds
vermeld is dit een exclusieve bevoegdheid van de federale overheid.

Overigens is het zo dat een federale maatregel inzake de captieve
markt bepaalt wat als nachttarief dient te worden beschouwd.
Inderdaad, "Het ministerieel besluit van 13 mei 2004 tot wijziging van
het ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende de
vaststelling van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit
en het ministerieel besluit van 15 mei 2003 tot vaststelling van de
maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan de residentiële
beschermde klanten met een laag inkomen of in een kwetsbare
situatie" stelt in bijlage 1 dat de prijs voor nachtverbruik alleen wordt
toegepast gedurende 9 uren per nacht en dat de keuze van de
uurregeling aan de verdeler wordt overgelaten.

des tarifs de l'énergie relève de la
compétence exclusive du
gouvernement fédéral. Il est
également fait mention de cette
compétence exclusive dans la loi
du 22 janvier 1945 sur la
réglementation économique et les
prix, la loi du 29 avril 1999 relative
à l'organisation du marché de
l'électricité et la loi `gaz' du 12 avril
1965.

Le projet d'arrêté approuvé le 28
mai par le gouvernement flamand
tend à faire appliquer le tarif de
nuit également pendant le week-
end. Il s'agit effectivement, en
l'occurrence, d'une règle tarifaire,
c'est-à-dire d'une matière relevant
exclusivement de la compétence
des pouvoirs publics fédéraux.
C'est pourquoi on ignore
précisément comment le
gouvernement flamand peut et va
mettre en oeuvre le projet d'arrêté.

L'article 55 du décret du 17 juillet
2000 portant organisation du
marché de l'électricité précise, en
outre, que le SERV et le Mina-raad
doivent émettre un avis sur ce
projet d'arrêté. Je suis curieuse de
connaître le contenu de ces avis.

Quant à la réponse à la question
de savoir comment la modification
de tarif sera mise en oeuvre,
j'invite Mme Creyf à s'adresser au
gouvernement flamand.

Aux termes de l'article 5 du projet
d'arrêté du gouvernement
flamand, le gestionnaire de réseau
pourra effectivement facturer les
surcoûts. Les fournisseurs
d'électricité peuvent en outre
arrêter leurs prix en toute liberté
sur le marché de l'électricité
libéralisé. La question est donc de
savoir si les tarifs actuels pour la
consommation de jour pourront
être maintenus.

CRIV 51

COM 296

15/06/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Uit het ministerieel besluit kan worden afgeleid dat het bepalen van de
tijdsduur van het nachttarief, gelet op de directe weerslag op de
tarieven, een federale bevoegdheid is. Het is dan ook onduidelijk hoe
de Vlaamse regering de uitvoering van het ontwerpbesluit kan en zal
concretiseren.

Zoals u wellicht weet heeft de Vlaamse regering op 28 mei haar
principiële goedkeuring verleend aan het ontwerpbesluit.
Overeenkomstig artikel 55 van het decreet van 17 juli 2000, houdende
de organisatie van de elektriciteitsmarkt, dient echter het advies te
worden ingewonnen van de Sociaal-Economische Raad voor
Vlaanderen, de SERV, en van de Milieu- en Natuurraad van
Vlaanderen. Ik ben benieuwd naar de inhoud van deze adviezen.

Uw volgende vraag was hoe de tariefwijziging geconcretiseerd zou
worden. Aangezien het een ontwerpbesluit is dat getroffen werd door
de Vlaamse regering, is dit in feite een vraag voor de Vlaamse
regering.

Uw laatste vraag was of de tariefwijziging die voorgesteld wordt als
openbare dienstverplichting, doorgerekend zal worden in de
distributietarieven. Welnu, overeenkomstig artikel 5 van het
ontwerpbesluit van de Vlaamse regering worden de kosten van de
investeringen voor het invoeren van het nachttarief tijdens het
weekend evenals de kosten voor de informatievoorziening,
beschouwd als kosten ingevolge de openbare dienstverplichting van
de netbeheerder. Dit impliceert dat de netbeheerder de meerkosten in
rekening zal kunnen brengen. Hij zal dit toevoegen aan de
tariefvoorstellen die hij jaarlijks aan CREG overmaakt en die de
CREG moet goedkeuren.

Wat de tariefwijziging zelf betreft wens ik u erop te wijzen dat in
Vlaanderen de markt volledig vrijgemaakt is. Leveranciers kunnen er
vrij hun prijzen bepalen. Indien de leveranciers en de netbeheerders
verplicht worden lage tarieven toe te kennen gedurende het weekend
ingevolge het nachttarief, is het maar de vraag of zij de tarieven voor
dagverbruik zullen kunnen handhaven. Tot daar mijn antwoord,
mijnheer de voorzitter.

01.03 Simonne Creyf (CD&V): Mevrouw de minister, als ik u goed

begrijp heeft de Vlaamse regering een beslissing genomen omtrent
een materie die in feite tot uw bevoegdheid behoort.

01.04 Minister Fientje Moerman: Ik denk dat u een zeer bondige

samenvatting van mijn antwoord geeft.

01.05 Simonne Creyf (CD&V): Wat zal uw houding zijn, mevrouw de

minister? Staat u op uw bevoegdheid en zal u dit aankaarten of
aanklagen? Wat zal u daarmee aanvangen?

01.05 Simonne Creyf (CD&V):

Comment la ministre va-t-elle
réagir à cet excès de pouvoir du
gouvernement flamand?

01.06 Minister Fientje Moerman: Mevrouw Creyf, ik kan niet op de

zaken vooruitlopen. Als een overheid echter pertinent een beslissing
neemt in een materie die behoort tot de federale bevoegdheid, is het
evident dat wij de normale stappen terzake zullen ondernemen zoals
dat ook in andere dossiers, bijvoorbeeld van de taxameters en
dergelijke, het geval was.

01.06 Fientje Moerman, ministre:

Au besoin, nous entreprendrons
des démarches.

15/06/2004

CRIV 51

COM 296

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

02 Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel

en Wetenschapsbeleid over "de opsporing van auto's zonder burgerlijke
aansprakelijkheidsverzekering" (nr. 3134)

02 Question de Mme Simonne Creyf à la ministre de l'Economie, de l'Energie, du Commerce extérieur

et de la Politique scientifique sur "la détection de véhicules non assurés en responsabilité civile"
(n° 3134)

02.01 Simonne Creyf (CD&V): Mevrouw de minister, al vele jaren

wordt vanuit het Parlement aangedrongen op een actieve opsporing
van voertuigen die niet door een burgerlijke aansprakelijkheidspolis
worden gedekt. Er is de wet van 2 augustus 2002 die de wet gewijzigd
heeft van 21 november 1989 betreffende de verplichte
aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en tot wijziging
van de artikelen 29 en 31 van de wet van 25 juni 1992 op de
landverzekeringsovereenkomsten. Met deze wetten werd de wettelijke
basis gelegd om tot een proactieve aanpak te komen. Wij hebben die
gesteund, we waren er voor. Door de wet kon het Gemeenschappelijk
Waarborgfonds een vergelijking maken tussen de bestanden van de
verzekeraars, enerzijds, en de bestanden van de dienst voor de
Inschrijving van Voertuigen, anderzijds, om op deze manier na te
gaan welke voertuigen niet verzekerd zijn. Bovendien kon men de
noodzakelijke maatregelen nemen om onverzekerde voertuigen van
de weg te houden.

Tijdens de bespreking van de wet was de regering zeer positief over
het in de wet vervatte instrument om onverzekerde voertuigen op te
sporen. Het werd aangeprezen als effectief en efficiënt. Eertijds werd
het aantal onverzekerde voertuigen geraamd op 100.000. Later werd
die raming zelfs fors opgetrokken. We hebben cijfers gehoord die
bijna over het dubbele gingen. Uit het verslag van het
Motorwaarborgfonds over 2003 blijkt nu dat in de loop van 2003 in dit
verband slechts 10.109 voertuigen werden onderzocht. De informatie
over de voertuigen die geen verzekering hadden werd aan de politie
doorgegeven.

Mevrouw de minister, mijn vragen. Waarom leidt de proactieve
aanpak niet veel sneller tot het opsporen van de niet verzekerde
voertuigen? Kan u aangeven hoeveel voertuigen voor onderzoek in
aanmerking komen op basis van de vergelijking van de gegevens van
de verzekeraars met de gegevens van dienst voor de Inschrijving van
Voertuigen? Hoe evalueert de minister de samenwerking met de
politie? Wordt door de politie het noodzakelijke gevolg gegeven aan
de signalementen? Kan de minister ook meedelen voor hoeveel
voertuigen door tussenkomst van de politie een verzekering is
afgesloten? Mevrouw de minister, acht u een bijsturing van het beleid
nodig om tot betere, snellere resultaten te komen?

02.01 Simonne Creyf (CD&V): Le

Parlement demande depuis des
années qu'on recherche
activement les véhicules non
couverts par une police
d'assurance en responsabilité
civile. La loi du 2 août 2002 a jeté
les bases légales d'une approche
proactive. Au cours de l'examen
de la loi, l'instrument visant à
dépister les véhicules non assurés
a été jugé efficace. On a estimé à
100.000 le nombre de véhicules
non assurés. Par la suite, ce
chiffre a quasiment été porté au
double. Il ressort des chiffres du
Fonds commun de garantie
automobile (FCGA) que 10.109
véhicules seulement ont été
contrôlés en 2003.

Pourquoi l'approche proactive ne
permet-elle pas d'accélérer la
détection des véhicules non
assurés? Combien de véhicules
entrent-ils en considération pour
une enquête sur la base de la
comparaison des données des
assureurs et de la Direction pour
l'immatriculation des véhicules
(DIV)? Comment la ministre
évalue-t-elle la collaboration avec
la police? Combien de contrats
d'assurance ont-ils été conclus
après intervention de la police? La
ministre juge-t-elle utile de
reconsidérer la politique actuelle?

02.02 Minister Fientje Moerman: Mevrouw Creyf, tot dusver werd het

aantal niet verzekerde voertuigen geraamd op 100.000. Het juiste
cijfers is per definitie niet gekend, ook niet op basis van de
vergelijking van gegevens van de verzekeraars met de gegevens van
de DIV, de dienst voor de Inschrijving van Voertuigen. De
voornaamste reden hiervan is dat, voor de voertuigen die voor 1990
werden ingeschreven en die vandaag nog in het verkeer zijn, er toen

02.02 Fientje Moerman, ministre:

On estimait jusqu'à présent à
100.000 le nombre de véhicules
non assurés. Le chiffre exact n'est
pas connu étant donné que, pour
les véhicules immatriculés avant
1990, aucun lien n'a encore été

CRIV 51

COM 296

15/06/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

nog geen verband werd gelegd met het nationaal register. De
gegevens van de verzekeraars - het zogeheten Veridass-bestand -
van voor 1990 bieden dus geen sluitende betrouwbaarheid. Het aantal
onverzekerde voertuigen kan evenwel worden afgeleid uit het
samenbrengen van twee categorieën van gegevens. Ten eerste, het
aantal schadegevallen aangegeven aan het Gemeenschappelijk
Motorwaarborgfonds op grond van niet-verzekering. Dat bedroeg
8.705 in 2003. Terloops wil ik doen opmerken dat het aantal 2,27%
lager ligt dan in het voorgaande jaar 2002.

Een tweede gegeven is de gemiddelde frequentie van de
schadegevallen: één ongeval om de tien jaar.

Op basis van die gegevens raamt het Gemeenschappelijk
Motorwaarborgfonds het aantal niet-verzekerde voertuigen op
ongeveer 80.000.

Het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds heeft in het eerste
opsporingsjaar 10.109 voertuigen opgespoord. In tegenstelling met u,
vind ik dat een opmerkelijk resultaat. Eigenlijk moet het fonds
daarvoor worden gelukgewenst in de wetenschap dat dat aantal
dossiers reeds in het eerste werkingsjaar werd onderzocht en
behandeld. In 2004 zal het aantal dossiers dat behandeld zal worden,
trouwens dus dit jaar worden opgetrokken tot 15.000 à 20.000.

Wanneer het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds zekerheid
heeft omtrent de niet-verzekering van een voertuig, dan wordt dat aan
de politie gemeld. Het fonds moet daarbij rekening houden met de wet
ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het fonds moet tot
belangrijke verificaties overgaan alvorens de zaak aan de politie te
bezorgen. Wanneer het fonds, op basis van de vergelijking van het
verzekeringsbestand, waarin in beginsel alle in België ingeschreven
voertuigen zijn opgenomen, en de informatie die het ontvangt van het
DIV, meent te mogen afleiden dat een voertuig niet verzekerd is, dan
wordt de betrokken persoon aangeschreven met de vraag om de
gegevens betreffende zijn verzekeraar mee te delen door middel van
een formulier en zelfs een omslag met postzegel die bij die infovraag
zijn gevoegd. Als er geen reactie komt op die brief, dan stuurt het
Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds een herinnering per
aangetekende brief.

Uit de gegevens die ik heb gekregen, blijkt dat 60% van de
aangeschreven personen wel degelijk verzekerd is, dat 18,5% niet
antwoordt en een kleine 21% toegeeft niet verzekerd te zijn.

Wanneer een verzekeraar wordt vermeld, dan wordt dat
gecontroleerd door het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds bij
de opgegeven verzekeraar. In 9% van de gevallen blijkt er geen
verzekering te bestaan. In een kleine 16% van de gevallen komt er
geen reactie van de verzekeraar.

Alle voormelde gevallen van niet-verzekering of van niet-antwoord
worden door het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds aan de
politie gemeld. Het betreft in totaal dan 54,5% van de onderzochte
gevallen.

Er zijn nauwe contacten geweest tussen het Gemeenschappelijk
Motorwaarborgfonds en de politieoverheden. De procureur-generaal

établi avec le registre national. Les
données des assureurs
antérieures à 1990 ne sont pas
suffisamment fiables. On peut
déduire le nombre de véhicules
non assurés en mettant en
corrélation le nombre de sinistres
déclarés au FCGA sur la base du
défaut d'assurance et la fréquence
moyenne des sinistres. En 2003,
8.705 sinistres ont été déclarés.
On estime la fréquence moyenne
des sinistres à un accident tous
les dix ans. Sur cette base, le
FCGA estime le nombre de
véhicules non assurés à environ
80.000. Au cours de la première
année de recherches, le FCGA a
détecté 10.109 véhicules, un
résultat que je juge remarquable.
En 2004, 15.000 à 20.000 dossiers
seront traités.

Lorsque le FCGA a la certitude
qu'un véhicule n'est pas assuré, il
transmet l'information à la police. Il
est tenu au respect de la loi sur la
protection de la vie privée et doit
procéder à d'importantes
vérifications avant de transmettre
le dossier à la police. Dans 54,5
pour cent des cas examinés, le
FCGA n'obtient aucune réponse
de l'intéressé ou il y a défaut
d'assurance. Ces dossiers sont
transmis à la police.

En collaboration avec le FCGA, le
procureur général de Mons a
rédigé une note générale sur les
poursuites ouvertes pour défaut
d'assurance. La saisie d'un
véhicule et les poursuites
intentées à l'encontre du
contrevenant relèvent de la
compétence exclusive des
services de police et des parquets.
Le FCGA m'a confirmé qu'il est
satisfait de la réaction de la police
dans les dossiers de défaut
d'assurance qui lui sont transmis.
Lorsqu'un véhicule non assuré est
repéré, il n'échappera à une
procédure automatique de
poursuites que s'il est rayé à la
DIV ou si le propriétaire du
véhicule est en mesure de
produire la preuve que le véhicule

15/06/2004

CRIV 51

COM 296

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

van Bergen werd namens het college der procureurs-generaal met de
behandeling van de hier besproken problematiek belast. In
samenwerking met het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds
heeft hij een algemene nota opgesteld over de vervolging van het
misdrijf van niet-verzekering. De vraag of een voertuig in beslag zal
worden genomen en of de overtreder vervolgd zal worden, behoort tot
de uitsluitende bevoegdheid van de politie en van de parketten. Het
Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds heeft mij bevestigd vrij
tevreden te zijn over de reactie van de politie op meldingen van niet-
verzekering.

Het weze ook onderstreept dat het Gemeenschappelijk
Motorwaarborgfonds een ingeschreven maar niet verzekerd voertuig
nooit met rust zal laten. Zodra een voertuig werd opgespoord als niet-
verzekerd, zal het slechts ontsnappen aan een geautomatiseerde
procedure van opvolging na de melding van een geval van niet-
verzekering indien ofwel het geschrapt is bij de DIV dan is het
voertuig er niet meer , ofwel het bewijs wordt voorgelegd van
effectieve verzekering.

Gelet op het feit dat het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds pas
sedert anderhalf jaar bezig is met de opsporingsactiviteit en gelet op
al het voorgaande, ben ik van mening dat op het ogenblik nog geen
bijsturing van het beleid nodig is.

a été assuré.

Le FCGA n'est opérationnel que
depuis un an et demi et, à la
lumière de ce que je viens de dire,
j'estime qu'il n'y a pas lieu
d'adapter la politique en la
matière.

02.03 Simonne Creyf (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor

uw antwoord en voor de informatie. Als dat zou kunnen, kreeg ik
inderdaad graag de cijfers.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

03 Interpellation de Mme Muriel Gerkens à la ministre de l'Economie, de l'Energie, du Commerce

extérieur et de la Politique scientifique sur "le refus des compagnies d'assurances à assurer des
risques 'inassurables' en responsabilité civile" (n° 369)

03 Interpellatie van mevrouw Muriel Gerkens tot de minister van Economie, Energie, Buitenlandse

Handel en Wetenschapsbeleid over "de weigering van de verzekeringsmaatschappijen om de
'onverzekerbare' risico's inzake burgerrechtelijke aansprakelijkheid te verzekeren" (nr. 369)

03.01 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, madame la

ministre, il y a plusieurs mois, lors du débat sur les essais et les
cultures d'OGM, les risques de dissémination et la transposition de la
fameuse directive relative à ces matières, nous avions déjà été
interpellés puisque certaines compagnies d'assurances en
responsabilité civile, sur base de courriers reçus de compagnies de
réassurance, informaient entre autres les agriculteurs que l'assurance
responsabilité civile ne couvrait plus les dégâts liés à la dissémination
via des OGM: ils considéraient que c'étaient des risques impossibles
à assurer.

En mai dernier, des compagnies d'assurances ont envoyé un courrier,
relatif également aux assurances en responsabilité civile, exploitation
et responsabilité professionnelle, signifiant le même argument: le
marché international de l'assurance a été confronté à certains
facteurs négatifs comme des actes de terrorisme, notamment le
11 septembre 2001, à une économie stagnante et à des catastrophes
naturelles.

03.01 Muriel Gerkens (ECOLO):

De verzekeringsmaatschappijen
die B.A.-verzekeringen aanbieden,
kondigden begin 2004 aan dat ze
schade tengevolge van besmetting
met GGO's niet langer zouden
verzekeren. En er werden nog
andere risico's uitgesloten van de
dekking, meer bepaald schade
veroorzaakt door asbest en
terrorisme. De regering verwerpt
het principe van de objectieve
aansprakelijkheid inzake GGO-
besmetting. Het principe van de
onverschoonbare fout is niet
verankerd in onze wetgeving, en
de bescherming bij
asbestverwijdering laat te wensen
over. Aanvankelijk werd geopperd

CRIV 51

COM 296

15/06/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Le marché international de l'assurance a dès lors décidé de limiter les
garanties pour un certain nombre de risques. Ces compagnies se
citent mutuellement pour expliquer qu'elles sont contraintes
d'introduire des restrictions dans le contrat de leurs assurés. Qu'à
partir de la prochaine échéance annuelle, des exclusions seraient
reprises dans leur contrat en responsabilité civile, que leurs clients ont
le droit de refuser ces modifications contractuelles, auquel cas ils
doivent en informer l'assurance dans les trois mois; ensuite, il sera
mis fin à leur assurance.

Le plus inquiétant, c'est que les exclusions ajoutées sont, d'abord,
l'exclusion de l'amiante, clause 8037, expliquant que "sont exclus les
dommages résultant de la présence ou de la dispersion d'amiante, de
fibres d'amiante ou de produits contenant de l'amiante, pour autant
que ces dommages résultent des propriétés nocives de l'amiante".

Une deuxième clause, la 8038, reprend les exclusions "terrorisme":
"sont également exclus les dommages causés lors d'une grève, d'un
lock-out, d'une émeute, d'un acte de terrorisme ou de sabotage, de
tous actes de violence d'inspiration collective, accompagnés ou non
d'une rébellion contre l'autorité, à moins d'établir qu'il n'y a aucun lien
entre ces événements et le sinistre".

Je suis évidemment particulièrement inquiète en prenant
connaissance de ces courriers. En effet, d'une part, le gouvernement
a refusé le principe de la responsabilité objective en ce qui concerne
la contamination par OGM; d'autre part, en ce qui concerne l'amiante,
notre législation n'a toujours pas introduit le principe de faute
inexcusable qui permettrait aussi de couvrir les indemnisations liées à
l'exposition à l'amiante. Pourtant on sait qu'un pic de telles victimes
apparaîtra dans les années 2010-2020 et que les protections du
travail pour les personnes effectuant du désamiantage laissent à
désirer, faute d'équipements supportables.

De plus, pour les dégâts dus au terrorisme, aux manifestations et
autres actes violents, le projet initial d'assurance contre la catastrophe
naturelle prévoyait d'inclure ces faits; mais ce que nous avons adopté
ne le contient pas.

A mon sens, nous sommes donc en présence de victimes potentielles
qui risquent de ne pas être couvertes et d'interlocuteurs et
intermédiaires qui risquent de ne plus être couverts, ne pouvant plus
bénéficier d'une assurance en responsabilité civile.

J'aurais donc voulu savoir ce que vous avez entrepris et quelle
attitude vous avez adoptée vis-à-vis de ces compagnies
d'assurances.

om de risico's met betrekking tot
terroristische aanslagen in te
bedden in de verzekering tegen
natuurrampen, maar van dat idee
werd uiteindelijk afgestapt. Wij
zitten met potentiële slachtoffers
en tussenpersonen die niet gedekt
dreigen te zijn, omdat ze geen
beroep meer zullen kunnen doen
op hun B.A.-verzekering. Welke
houding zal u aannemen jegens
deze verzekeraars?

03.02 Fientje Moerman, ministre: Monsieur le président, madame

Gerkens, les exclusions auxquelles se réfère la compagnie
d'assurances dont vous citez le courrier, par lequel l'assureur
annonce l'ajout de deux exclusions, se limitent à l'amiante et au
terrorisme. Il n'y est nullement question d'OGM ni de catastrophes
naturelles. Je tiens par ailleurs à faire observer que je n'entends pas
inclure les actes de terrorisme dans la couverture des catastrophes
naturelles.

Je vous rappelle que le terrorisme est obligatoirement couvert par

03.02 Minister Fientje Moerman:

De uitsluitingen waarvan sprake in
de door u aangehaalde brief
betreffen noch de GGO's, noch de
natuurrampen. Het ligt overigens
niet in mijn bedoeling daden van
terrorisme in de dekking
natuurrampen op te nemen. Dat
risico wordt gedekt door de
brandverzekering voor de gewone

15/06/2004

CRIV 51

COM 296

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

l'assurance incendie en matière de risques simples. C'est l'article 3, §
1 de l'arrêté royal du 24 décembre 1992 réglementant l'assurance
contre l'incendie. Cette couverture obligatoire remonte à l'ancien
arrêté royal "incendie risques simples" du 1

février 1988. Le

terrorisme ne peut non plus être exclu pour l'instant dans les
assurances obligatoires relatives à la responsabilité civile auto, la
responsabilité civile objective des établissements accessibles au
public en cas d'incendie ou d'explosion et l'assurance contre les
accidents de travail. Les assureurs peuvent en revanche exclure le
terrorisme de la couverture dans les branches non réglementées.
L'autonomie de la volonté et la liberté contractuelle sont d'application
dans les branches non réglementées comme en toute matière
contractuelle.

Cette évolution et la sévérité croissante des assureurs concernant ces
risques s'expliquent par la politique des réassureurs au niveau
international qui ont décidé de réduire ou de supprimer leur
couverture pour ces risques. Les assureurs ne peuvent que suivre
s'ils ne veulent pas mettre en danger leur capacité et leur solidité
financière. Les autorités de contrôle y veillent par ailleurs. Ce peut
être un problème pour certaines entreprises.

Certains pays ont tenté de régler ce problème par la création de
pools. Cette solution ne semble pas être la panacée car, soit tous les
assureurs n'y participent pas, soit les petits risques simples ou privés
y contribuent proportionnellement trop par rapport aux risques
industriels et commerciaux qui en sont les premiers bénéficiaires.
Toutefois, lorsqu'un pool se limite aux risques industriels et
commerciaux, la prime est très élevée et peut atteindre jusqu'à 9% de
la valeur assurée. La question est actuellement examinée au niveau
international, notamment par l'OCDE.

En ce qui concerne l'amiante et les maladies professionnelles, j'en
réfère au ministre compétent.

risico's.

Het terrorisme kan niet worden
uitgesloten in de verzekeringen
betreffende de burgerlijke
aansprakelijkheid voertuigen en
betreffende de objectieve
burgerlijke aansprakelijkheid van
gebouwen toegankelijk voor het
publiek. Ze kan ook niet worden
uitgesloten in de
arbeidsongevallenverzekering. De
verzekeraars kunnen terrorisme
wél uitsluiten in de niet-
gereglementeerde verzekerings-
takken. Die evolutie vindt zijn
oorsprong in het beleid van de
internationale herverzekeraars, die
beslisten hun dekking voor die
risico's te beperken of af te
schaffen.

Voor bepaalde ondernemingen
kan die uitsluiting een probleem
vormen. Sommige landen
probeerden daar een mouw aan te
passen door pools op te richten.
Dat is niet zo'n goede oplossing:
ofwel stapt slechts een beperkt
aantal verzekeraars in zo'n pool,
ofwel ligt de bijdrage voor de
kleine risico's te hoog. Wanneer
een pool zich tot industriële risico's
en handelsrisico's beperkt, ligt de
premie erg hoog. Op dit ogenblik
wordt dit probleem op het
internationale niveau door de
OESO bestudeerd. Voor uw
vragen in verband met asbest en
beroepsziekten, verwijs ik u naar
de bevoegde minister.

03.03 Muriel Gerkens (ECOLO): Madame la ministre, c'est vrai que

dans les clauses que je vous ai citées, je n'ai pas repris celle
concernant la dissémination OGM, vu que j'avais déjà abordé ce
sujet, notamment avec la ministre Van den Bossche, parlant
précisément de la responsabilité objective en la matière. Elle m'avait
dit qu'elle allait examiner avec vous la manière de procéder. Il y a une
quinzaine de jours, je lui avais déjà montré le courrier et posé des
questions à ce sujet. Elle m'a informé de son intention d'en parler
avec vous. En effet, cette problématique est inquiétante car les
compagnies d'assurances prétendent que les risques de dégâts sont
trop étendus et qu'elles ne se sentent pas en mesure de les couvrir.

En matière de terrorisme, la manière dont les choses sont formulées
me semble tellement large qu'on dépasse nettement ce cadre.
Effectivement, la couverture n'est pas rendue obligatoire par le biais
de la responsabilité civile, exploitation et responsabilité

03.03 Muriel Gerkens (ECOLO):

In mijn opsomming van de
clausules had ik het niet over de
GGO's, omdat ik dat punt al met
minister Van den Bossche
aankaartte. Die verklaarde dat ze
zich met u over die problematiek
zou buigen. De gehanteerde
definitie van terrorisme is zo ruim,
dat ook niet-terroristische daden er
onder vallen.

Ik begrijp niet waarom een andere
minister bevoegd is als het om
asbest gaat.

CRIV 51

COM 296

15/06/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

professionnelle mais d'un autre côté, dans nos dispositifs d'assurance
incendie, nous ne sommes pas certains non plus que les choses
soient entièrement couvertes.

Enfin, pour ce qui est de l'amiante, je ne vois pas pourquoi, en termes
de responsabilité et de couverture, cela relèverait des compétences
d'un autre ministre. Il est vrai que si on parle de l'indemnisation des
victimes et du Fonds des maladies professionnelles, ce n'est
effectivement pas de votre ressort. Mais le fait qu'une compagnie
d'assurances refuse de couvrir ces dégâts et décide de les exclure du
champ de l'assurance responsabilité civile me semble dépendre de
vos compétences, en lien avec la régulation du marché des
assurances.

03.04 Fientje Moerman, ministre: Madame, comme vous le dites très

justement, en ce qui concerne les maladies professionnelles, il s'agit
d'un autre ministre, mais également en ce qui concerne l'amiante,
cela m'a été confirmé.

03.04 Minister Fientje Moerman:

Volgens de gegevens waarover ik
beschik, vallen de beroepsziekten
onder de bevoegdheid van een
andere minister. Dat geldt ook
voor wat te maken heeft met
asbest.

03.05 Muriel Gerkens (ECOLO): Donc, même si on est dans le

champ de l'assurance responsabilité civile, ce n'est pas dans vos
compétences?

03.06 Fientje Moerman, ministre: Oui, cela m'a été confirmé. Je

veux bien revoir la chose pour éviter tout doute qui pourrait encore
planer. Normalement, c'est de la compétence d'un autre ministre.

03.06 Minister Fientje Moerman:

Ook al gaat het om een risico in
het kader van de burgerlijke
aansprakelijkheid.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

04 Question de M. Jean-Luc Crucke à la ministre de l'Economie, de l'Energie, du Commerce extérieur

et de la Politique scientifique sur "l'application en droit belge de l'accord de l'Organisation mondiale
du commerce sur la fourniture des médicaments à bas prix aux pays pauvres" (n° 3121)

04 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel

en Wetenschapsbeleid over "de toepassing in Belgisch recht van het akkoord van de
Wereldhandelsorganisatie omtrent het verstrekken van geneesmiddelen tegen een lage prijs aan de
arme landen" (nr. 3121)

04.01 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la ministre, selon un

communiqué de l'agence France Presse, le parlement canadien aurait
voté, le 13 mai dernier, une loi qui permet de contraindre les grands
laboratoires implantés sur le territoire à communiquer leurs formules à
des fabricants de médicaments génériques pour le exporter vers des
pays en voie de développement. Cette loi concrétise l'accord
intervenu en août 2003 entre 146 pays membres de l'OMC, relatif à la
fourniture aux pays pauvres de médicaments à bas prix. Une liste de
pays pauvres avait été définie ainsi qu'une liste de 40 produits
pharmaceutiques qui permettent notamment de soigner le sida, la
tuberculose, la malaria et quelques autres maladies visées par cette
même loi. Madame la ministre, puis-je vous demander où en est la
Belgique dans l'application en droit interne de cet accord de l'OMC?

04.01 Jean-Luc Crucke (MR): Op

13 mei nam het Canadese
Parlement een wet aan waarbij
laboratoria ertoe gedwongen
kunnen worden hun formules mee
te delen aan fabrikanten van
generische geneesmiddelen met
het oog op export naar de
ontwikkelingslanden, overeen-
komstig het akkoord dat in
augustus 2003 binnen de WTO
werd bereikt. Hoe ver is België
intussen gevorderd met de
toepassing van de WTO-
overeenkomst in nationaal recht?

15/06/2004

CRIV 51

COM 296

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

04.02 Fientje Moerman, ministre: Monsieur le président, afin de

répondre à la question de l'honorable membre, je souhaite tout
d'abord lui communiquer les rétroactes.

Premièrement, le 30 août 2003, le Conseil général de l'OMC a adopté
une décision de mise en oeuvre du paragraphe 6 de la déclaration de
Doha sur l'accord sur les ADPIC (Aspects des droits de propriété
intellectuelle qui touchent au commerce) et la santé publique. Cette
décision vise à reconnaître à certains membres de l'OMC la
possibilité d'instaurer, sous des conditions strictes, des licences
obligatoires en matière de brevets d'invention protégeant des produits
pharmaceutiques ou des procédés visant à fabriquer de tels produits
en vue de permettre l'exportation de produits pharmaceutiques
nécessaires pour remédier aux problèmes de santé publique qui
touchent de nombreux pays en voie de développement et les pays
moins avancés, en particulier ceux qui résultent du VIH/sida, de la
tuberculose, du paludisme et d'autres épidémies.

Cette décision prévoit notamment une dérogation aux obligations
énoncées au paragraphe f de l'article 31 de l'accord sur les ADPIC.
Cet article dispose que: "Dans les cas où la législation d'un membre
permet d'autres utilisations de l'objet d'un brevet sans l'autorisation du
détenteur du droit, y compris l'utilisation par les pouvoirs publics ou
des tiers autorisés par ceux-ci, les dispositions suivantes sont
respectées: (...) f) toute utilisation de ce genre sera autorisée
principalement pour l'approvisionnement du marché intérieur du
membre qui a autorisé cette utilisation."

Etant donné que la décision du 30 août 2003 prévoit l'instauration de
licences obligatoires, principalement à des fins d'exportation et non
d'approvisionnement du marché intérieur, celle-ci déroge à l'article 31
f) de l'accord sur les ADPIC.

Lors de la session du 30 août 2003 du Conseil général de l'OMC, le
président de celui-ci a fait une déclaration qui je cite de nouveau
"représente plusieurs points clés convenus par les membres au sujet
de la décision devant être prise et de la manière dont elle sera
interprétée et mise en oeuvre." La décision du 30 août 2003 lie les
membres de l'OMC et donc, entre autres, la Communauté
européenne et ses États membres.

Le point 11 de la décision du 30 août 2003 prévoit que: "Le Conseil
des ADPIC engagera d'ici à la fin de 2003 des travaux visant à
élaborer un amendement de l'accord sur les ADPIC, en vue de son
adoption dans un délai de six mois, étant entendu que l'amendement
sera fondé, dans le cas où cela sera approprié, sur la présente
décision".

En attendant cet amendement, la décision du 30 août 2003 continue à
produire ses effets vis-à-vis des membres de l'OMC.

En ce qui concerne la mise en oeuvre de la décision du 30 août 2003
dans l'accord sur les ADPIC, il n'y a pas encore de consensus au sein
de l'OMC pour définir la manière de modifier et le contenu de la
modification à apporter à l'accord ADPIC. Les Etats-Unis plaident
pour l'insertion d'une note en bas de page relative à l'article 31 de
l'accord. La Communauté européenne et le groupe africain
considèrent que le contenu de la décision doit être repris dans le

04.02 Minister Fientje Moerman:

Met de op 30 augustus 2003
binnen de WTO genomen
beslissing wordt afgeweken van de
TRIPS-overeenkomst (Overeen-
komst inzake de handelsaspecten
van de intellectuele eigendom).

Die overeenkomst moet worden
geamendeerd om haar in
overeenstemming te brengen met
de beslissing van 30 augustus. Er
bestaat nog geen consensus bij de
WTO betreffende de manier
waarop het akkoord over de
handelsgebonden aspecten van
intellectuele eigendomsrechten
(TRIPS) moet worden gewijzigd. In
afwachting van een wijziging van
de TRIPS-overeenkomst, moeten
de leden van de WTO zich voegen
naar de beslissing van 30
augustus 2003. Daarom werkt de
Europese Commissie momenteel
aan een ontwerp van verordening.

Rekening houdend met de
onzekerheid in verband met de
tekst die in fine in Belgisch recht
zal moeten worden omgezet en
gelet op het feit dat de Europese
verordening rechtstreeks
toepasbaar zal zijn in Belgisch
recht, wacht België tot de inhoud
van de verordening bekend is
alvorens een wijziging van onze
nationale wetgeving inzake
uitvindingsoctrooien te overwegen.

CRIV 51

COM 296

15/06/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

corps de l'article 31. Le groupe asiatique souhaite que, dans l'accord
ADPIC, une référence soit faite à la décision du 30 août 2003. Enfin,
le Brésil et l'Inde ne souhaitent pas adopter un amendement à
l'accord ADPIC.

La nature de la déclaration du président du Conseil général de l'OMC
soulève également des discussions au sein de l'OMC. Selon les
Etats-Unis, la déclaration fait partie intégrante de la décision du
Conseil et les précisions complémentaires qu'elle contient doivent se
refléter au moyen d'un lien juridique spécifique dans l'accord ADPIC.
Selon la Communauté européenne et les pays asiatiques, la
déclaration n'a qu'une portée interprétative de la décision et il n'est
pas nécessaire de se référer à son contenu dans l'accord ADPIC.

Ces divergences de points de vue ont pour conséquence que le
Conseil ADPIC ne sera pas en mesure de se mettre d'accord, pour le
30 juin 2004, sur un projet d'amendement de l'article 31 de l'accord
ADPIC. On évoque, dès lors, un report de cette date butoir. L'absence
d'accord sur l'amendement de l'accord ADPIC ne suspend toutefois
pas le caractère obligatoire de la décision du 30 août 2003 vis-à-vis
des membres de l'OMC.

Quant à la mise en oeuvre de la décision du 30 août 2003 dans le
droit européen, dans l'attente d'une modification de l'accord ADPIC,
les membres de l'OMC doivent se conformer à la décision du
30 août 2003 du Conseil général de l'OMC. A cette fin, la Commission
européenne élabore actuellement un projet de règlement visant à
mettre en oeuvre la décision du 30 août 2003 de manière uniforme au
sein de la Communauté européenne. Ce projet de règlement devrait
être soumis, à partir de septembre 2004, au Conseil des ministres et
au Parlement européen dans le cadre d'une procédure de codécision.
Une fois adopté, ce règlement sera d'application immédiate en droit
belge. Par conséquent, la Belgique ne devra plus légiférer afin de
mettre en oeuvre la décision du 30 août 2003, dans la mesure où
celle-ci sera déjà mise en oeuvre par le règlement communautaire qui
équivaut à une loi communautaire et est d'application directe dans
l'ordre interne national.

En réponse à la question de savoir où en est la Belgique dans
l'application en droit interne de l'accord de l'OMC, je souhaite vous
communiquer les éléments suivants.

Compte tenu, d'une part, des incertitudes relatives au texte qui devra
in fine être mis en oeuvre en droit belge et, d'autre part, du fait que le
règlement communautaire sera d'application immédiate en droit
belge, la Belgique attend de connaître le contenu du règlement
européen visant à donner effet à la décision du 30 août 2003 du
Conseil général de l'OMC, avant d'entamer une éventuelle procédure
de modification de sa législation en matière de brevets d'inventions.
La Belgique n'est pas le seul pays n'ayant pas encore appliqué
l'accord de l'OMC en droit interne. Hormis la Suède, qui a entamé
l'élaboration d'une réglementation visant à donner effet en droit
interne à la décision du 30 août 2003, les autres Etats membres de la
Communauté européenne n'ont pas encore entamé une telle
procédure.

04.03 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je serai très

bref. Je remercie Mme la ministre pour cet historique bien utile. J'acte

04.03 Jean-Luc Crucke (MR): Ik

neem er nota van dat er moet