CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 COM 285
CRIV 51 COM 285
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
mercredi
woensdag
02-06-2004
02-06-2004
Après-midi
Namiddag
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair document van de 51e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (avec les annexes)
(PLEN: couverture blanche; COM: couverture saumon)
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (met de
bijlagen)
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
plenum
COM
réunion de commission
COM
commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i
SOMMAIRE
INHOUD
Question de M. Jean-Luc Crucke à la ministre de
la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la
Politique des grandes villes et de l'Egalité des
chances sur "les travaux de la Commission du
Dialogue interculturel" (n° 2795)
1
Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan
de minister van Ambtenarenzaken,
Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid
en Gelijke Kansen over "de werkzaamheden van
de Commissie voor Interculturele Dialoog"
(nr. 2795)
1
Orateurs: Jean-Luc Crucke, Marie Arena,
ministre de la Fonction publique, de
l'Intégration sociale, de la Politique des
grandes villes et l'Egalité des chances
Sprekers: Jean-Luc Crucke, Marie Arena,
minister van Ambtenarenzaken,
Maatschappelijke Integratie,
Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen
Question de M. Ludo Van Campenhout au
ministre de la Mobilité et de l'Economie sociale
sur "la politique présentée récemment en matière
d'économie sociale" (n° 2915)
3
Vraag van de heer Ludo Van Campenhout aan de
minister van Mobiliteit en Sociale Economie over
"het recent voorgestelde beleid inzake sociale
economie" (nr. 2915)
3
Orateurs: Ludo Van Campenhout, Bert
Anciaux, ministre de la Mobilité et de
l'Economie sociale
Sprekers: Ludo Van Campenhout, Bert
Anciaux, minister van Mobiliteit en Sociale
Economie
Question de Mme Danielle Van Lombeek-Jacobs
à la secrétaire d'Etat à l'Organisation du travail et
au Bien-être au travail, adjointe au ministre de
l'Emploi et des Pensions sur "la santé des
femmes au travail" (n° 2877)
7
Vraag van mevrouw Danielle Van Lombeek-
Jacobs aan de staatssecretaris voor
Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk,
toegevoegd aan de minister van Werk en
Pensioenen over "de gezondheid van werkende
vrouwen" (nr. 2877)
7
Orateurs: Danielle Van Lombeek-Jacobs,
Kathleen Van Brempt
Sprekers: Danielle Van Lombeek-Jacobs,
Kathleen Van Brempt
Question de Mme Maggie De Block à la secrétaire
d'Etat à l'Organisation du travail et au Bien-être au
travail, adjointe au ministre de l'Emploi et des
Pensions sur "l'exposition à l'amiante sur le lieu
de travail" (n° 2925)
8
Vraag van mevrouw Maggie De Block aan de
staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en
Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister
van Werk en Pensioenen over "de blootstelling
aan asbest tijdens het werk" (nr. 2925)
8
Orateurs: Maggie De Block, Kathleen Van
Brempt
Sprekers: Maggie De Block, Kathleen Van
Brempt
Question de M. Alain Mathot au ministre de
l'Emploi et des Pensions sur "la libre circulation
en Belgique de travailleurs originaires des
nouveaux Etats membres" (n° 2871)
10
Vraag van de heer Alain Mathot aan de minister
van Werk en Pensioenen over "het vrije verkeer in
België van werknemers afkomstig uit de nieuwe
lidstaten" (nr. 2871)
10
Orateurs:
Alain Mathot, Frank
Vandenbroucke, ministre de l''Emploi et des
Pensions
Sprekers:
Alain Mathot, Frank
Vandenbroucke, minister van Werk en
Pensioenen
Question de Mme Nahima Lanjri au ministre de
l'Emploi et des Pensions sur "le contrôle de la
disponibilité des jeunes demandeurs d'emploi"
(n° 2986)
13
Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de
minister van Werk en Pensioenen over "de
controle van de beschikbaarheid van de jonge
werkzoekenden" (nr. 2986)
13
Orateurs:
Nahima Lanjri, Frank
Vandenbroucke, ministre de l''Emploi et des
Pensions
Sprekers:
Nahima Lanjri, Frank
Vandenbroucke, minister van Werk en
Pensioenen
Question de M. Roel Deseyn au ministre de
l'Emploi et des Pensions sur "le projet de directive
Bolkestein" (n° 3061)
15
Vraag van de heer Roel Deseyn aan de minister
van Werk en Pensioenen over "de ontwerprichtlijn
Bolkestein" (nr. 3061)
15
Orateurs:
Roel Deseyn, Frank
Vandenbroucke, ministre de l''Emploi et des
Pensions
Sprekers:
Roel Deseyn, Frank
Vandenbroucke, minister van Werk en
Pensioenen
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
ii
Question de Mme Nahima Lanjri au ministre de
l'Emploi et des Pensions sur "le statut des
gardiens et des gardiennes d'enfants" (n° 3062)
18
Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de
minister van Werk en Pensioenen over "het
statuut van de onthaalouders" (nr. 3062)
18
Orateurs:
Nahima Lanjri, Frank
Vandenbroucke, ministre de l''Emploi et des
Pensions
Sprekers:
Nahima Lanjri, Frank
Vandenbroucke, minister van Werk en
Pensioenen
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
pension complémentaire pour le personnel
contractuel des établissements de soins publics"
(n° 2825)
20
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "het aanvullend pensioen voor het
contractueel personeel van de openbare
verzorgingsinstellingen" (nr. 2825)
20
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre de l''Emploi et des
Pensions
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Werk en
Pensioenen
Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre de
l'Emploi et des Pensions sur "les résultats de
l'étude de Eureschannel portant sur l'emploi
transfrontalier" (n° 3008)
22
Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de
minister van Werk en Pensioenen over "de
resultaten van de studie van Eureschannel over
grensoverschrijdende arbeid" (nr. 3008)
22
Orateurs:
Jean-Luc Crucke, Frank
Vandenbroucke, ministre de l''Emploi et des
Pensions
Sprekers:
Jean-Luc Crucke, Frank
Vandenbroucke, minister van Werk en
Pensioenen
Question de M. Mark Verhaegen au ministre de
l'Emploi et des Pensions sur "l'assouplissement
des modalités régissant le travail saisonnier"
(n° 3047)
26
Vraag van de heer Mark Verhaegen aan de
minister van Werk en Pensioenen over "de
uitbreiding van de seizoenarbeid" (nr. 3047)
25
Orateurs:
Mark Verhaegen, Frank
Vandenbroucke, ministre de l''Emploi et des
Pensions
Sprekers:
Mark Verhaegen, Frank
Vandenbroucke, minister van Werk en
Pensioenen
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
du
MERCREDI
2
JUIN
2004
Après-midi
______
van
WOENSDAG
2
JUNI
2004
Namiddag
______
La séance est ouverte à 14.17 heures par M. Hans Bonte, président.
De vergadering wordt geopend om 14.17 uur door de heer Hans Bonte, voorzitter.
01 Question de M. Jean-Luc Crucke à la ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la
Politique des grandes villes et de l'Egalité des chances sur "les travaux de la Commission du Dialogue
interculturel" (n° 2795)
01 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke
Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "de werkzaamheden van de Commissie voor
Interculturele Dialoog" (nr. 2795)
01.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, madame la
ministre, ma question fait suite à un communiqué de presse de
l'Agence Belga du 27 avril dernier qui évoquait le dépôt du rapport
final de la Commission du Dialogue interculturel. Il semble que le
dépôt de ce rapport soit prévu pour février 2005.
Ma question, indépendamment de l'actualité, porte sur la
programmation du travail qui reste à effectuer. Puis-je connaître la
fréquence des réunions et des thématiques qui ont été abordées à ce
jour? Un agenda a-t-il été fixé pour la suite des travaux? Si oui,
lequel? Un débat public est-il prévu après le dépôt du rapport final?
Ne serait-il pas judicieux pour autant que cela n'existe pas je n'en ai
pas trouvé la moindre trace de disposer d'un site internet qui puisse
être consacré aux travaux et qui joue également un rôle interactif
dans ces travaux? Par ailleurs, je vous demanderai de dévoiler
intégralement la teneur des débats qui ont eu lieu jusqu'à présent.
Quel est votre sentiment quant à l'évolution de ce dossier plusieurs
mois plus après l'installation de cette commission?
01.01 Jean-Luc Crucke (MR):
Het agentschap Belga maakte
bekend dat het eindverslag van de
Commissie voor Interculturele
Dialoog tegen februari 2005 zou
ingediend worden. Hoe vaak heeft
de Commissie al vergaderd?
Welke thema's kwamen tijdens de
vergaderingen aan bod? Hoe ziet
de agenda voor de komende
werkzaamheden eruit? Volgt er op
de indiening van het eindverslag
een debat?
Ik heb op internet geen site
kunnen vinden met informatie over
de werkzaamheden van de
Commissie. Bestaat een dergelijke
site? Wat is tot slot uw mening
over dit dossier?
01.02 Marie Arena, ministre: Monsieur le président, monsieur
Crucke, la Commission du Dialogue interculturel a effectivement été
mise en place. En moyenne, ses réunions ont lieu deux fois par mois.
L'agenda des travaux a été fixé jusqu'en février 2005 et, à titre
d'information, je peux vous le communiquer. Cet agenda peut bien
entendu être modifié, mais il a été établi dans le but de fixer une
méthodologie de travail.
Différentes auditions de personnalités pouvant apporter un éclairage
sur la question de l'interculturalité ont été prévues dans le cadre de
cet agenda. Ces auditions ont lieu en moyenne deux fois par mois
également. Le programme de ces auditions a été fixé jusqu'à fin
01.02 Minister Marie Arena: De
Commissie voor Interculturele
Dialoog komt gemiddeld tweemaal
per maand samen. De agenda van
de werkzaamheden is vastgelegd
tot februari 2005. Ik kan u hem
bezorgen, maar hij is niet bindend.
Er zullen verschillende hoor-
zittingen gehouden worden. Het
programma daarvan staat vast tot
oktober 2004. Op dat moment zal
worden nagegaan of de gevolgde
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2
octobre 2004, date après laquelle le rapport intermédiaire de la
commission sera établi.
Deux étapes s'inscrivent donc dans le cadre du travail de la
Commission du Dialogue interculturel: octobre 2004 - première étape
qui a pour objectif de vérifier si la méthode utilisée est la bonne - ce
afin de ne pas se reprocher, en 2005, de n'avoir pas auditionné
davantage telle ou telle partie de la société civile.
Il est important d'avoir un arrêt sur image en octobre pour repartir
dans les travaux de la Commission qui devra remettre son rapport
final en février 2005; c'est la deuxième étape. Le programme des
auditions aborde les principaux thèmes liés aux questions de
l'interculturalité, de l'intégration, de l'enseignement, de la place des
femmes dans les communautés issues de l'immigration. Le regard
des médias sur les populations d'origine étrangère, la citoyenneté et
l'interculturalité, la religiosité des populations d'origine étrangère, le
repli identitaire, l'intégrisme, l'égalité entre les hommes et les femmes
ou le voile à l'école sont des thèmes abordés dans le cadre de cette
Commission.
À l'occasion de la remise du rapport de la Commission en février
2005, j'organiserai une conférence interministérielle, de manière à
réunir tous les niveaux de pouvoir qui ont l'intégration et les questions
liées à l'interculturalité dans leurs compétences, et ce sur la base du
rapport qui aura été produit par cette Commission. L'objectif de cette
conférence sera de traduire concrètement les conclusions et les
recommandations figurant dans le rapport réalisé par la Commission.
Un site internet existe depuis le 26 avril dernier à l'adresse
"www.dialogueinterculturel.be". Ce site a pour but d'informer le public
du déroulement du dialogue et invite les acteurs de terrain à
manifester leur opinion sur ce dialogue interculturel.
Depuis le lancement du dialogue, en février 2004, les acteurs de
terrain sont nombreux à avoir sollicité la Commission du Dialogue
interculturel pour être entendus. De nombreuses associations de
femmes, des maisons de jeunes, des communautés d'origine
étrangère, des Belges dits "de souche", des religieux, des laïcs ont
ainsi apporté leur témoignage quant à leur façon de vivre
l'interculturalité sur le terrain, avec ses difficultés mais aussi avec ses
richesses. Cela me conforte dans l'idée que la méthode que j'ai
proposée à la Commission, à savoir la consultation sur le terrain, est
la bonne. Cette méthode nous permettra de connaître les problèmes
concrets qui se posent sur le terrain et d'y apporter les solutions
adéquates.
Cette participation plurielle me conforte également dans l'idée qu'un
dialogue interculturel serein se construit en associant les différentes
composantes de notre société à un débat qui s'inscrit dans un cadre
démocratique et pas à coups de lois ou de résolutions, comme on
aurait pu l'imaginer.
methode de goede is. Het
eindverslag zal in februari 2005
klaar zijn.
Het programma van de
hoorzittingen is zo opgesteld dat
de voornaamste thema's in
verband met interculturele vraag-
stukken zullen behandeld worden.
Ter gelegenheid van de over-
handiging van het eindverslag zal
ik een interministeriële conferentie
organiseren waarop de besluiten
en aanbevelingen van dit verslag
in concrete maatregelen zullen
omgezet worden.
Op 26 april jongstleden werd een
website opgestart.
Sinds de dialoog van start ging,
hebben talrijke maatschappelijke
actoren gereageerd. Dat sterkt mij
in de overtuiging dat de
voorgestelde methodologie de
juiste is. Deze uitgebreide respons
toont tevens aan dat een serene
interculturele dialoog slechts kan
worden gevoerd door de
verschillende geledingen van de
samenleving ten volle bij een
democratisch debat te betrekken,
en niet door wetten of resoluties uit
te vaardigen.
01.03 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je remercie
Mme la ministre pour sa réponse extrêmement complète.
Je prends connaissance du site que je n'avais pas trouvé, mais c'est
sans doute une erreur de ma part ou un manque d'assiduité dans la
recherche. Je pense que le travail qui y est accompli est un travail
01.03 Jean-Luc Crucke (MR): U
verricht belangrijk werk.
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
d'importance, à la fois pour la notion d'interculturalité, mais aussi pour
la notion de réconciliation qui lie finalement l'ensemble du débat. J'y
serai particulièrement attentif.
01.04 Marie Arena, ministre: Monsieur Crucke, ce qui est surtout mis
en évidence, c'est la citoyenneté: c'est la valeur que nous véhiculons
dans le cadre de cette commission.
01.04 Minister Marie Arena: Wij
willen de klemtoon leggen op het
burgerschap.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Vraag van de heer Ludo Van Campenhout aan de minister van Mobiliteit en Sociale Economie over
"het recent voorgestelde beleid inzake sociale economie" (nr. 2915)
02 Question de M. Ludo Van Campenhout au ministre de la Mobilité et de l'Economie sociale sur "la
politique présentée récemment en matière d'économie sociale" (n° 2915)
02.01 Ludo Van Campenhout (VLD): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, in de beleidsnota stelt u een aantal maatregelen
voor die op te delen zijn in twee luiken, namelijk de integratie van
personen met een arbeidshandicap en verantwoord sociaal-
economisch ondernemen. In het beleidsplan sociale economie
worden twee maatregelen voorgesteld die mensen met moeilijkheden
moeten helpen hun kansen te verhogen op de arbeidsmarkt om zo
12.000 nieuwe, blijvende arbeidsplaatsen te scheppen. U richt zich in
de eerste plaats op leefloners en activeert het leefloon door middel
van een extra toelage aan de werkgever op basis van het gekende
artikel 60. De tweede maatregel betreft de SINE-activering die de
blijvende activering van leefloners beoogt. Tot slot is er het
Activaplan.
In de grote steden is de inschakeling van laaggeschoolden met een
arbeidshandicap een complex probleem. Dat vergt inderdaad een
activering van de uitkeringen. Mensen met een arbeidshandicap
spreken vaak de taal niet, zijn alleenstaanden met meerdere kinderen
en dergelijke. Voor de meer problematische individuen moeten er
doorstromingsprogramma's op maat zijn naar een laagdrempelige
finaliteit. Daar is de sociale economie natuurlijk uitermate geschikt
voor. Wat ook essentieel is en voorlopig nog ontbreekt is een goede
link tussen doorstromingsprogramma's en de sociale economie.
De activering via artikel 60 van de OCMW-wet en het Activaplan
bieden vaak te weinig garanties op een definitieve tewerkstelling.
Wanneer de periode waarin de werkgever voor het in dienst nemen
van een leefloner een subsidie krijgt is uitgewerkt, wordt die
werknemer vaak opnieuw ontslagen. De werknemer komt in een
carrousel terecht waarbij hij of zij opnieuw afhankelijk wordt van een
werkloosheidsuitkering en muteert zo van de ene naar de andere
uitkering. Na verloop van tijd is het mogelijk dat hij of zij opnieuw moet
aankloppen bij het OCMW. De hertewerkstelling door middel van
activering van de uitkering zou soms ook problemen opleveren inzake
de correcte uitbetaling van het loon.
Herinschakelingstrajecten worden in het beleidsplan vooral
toegespitst op de sociale economie en de vraag is of daarmee ook
een hand kan worden gereikt naar de reguliere economie.
Over de laaggeschoolde langdurig werklozen hebben we vaak enkel
kwantitatieve gegevens. Kwalitatieve gegevens zijn echter ook van
02.01 Ludo Van Campenhout
(VLD): Le plan de politique pour
l'économie sociale vise à améliorer
la situation sur le marché de
l'emploi des personnes avec un
handicap professionnel. L'objectif
est de créer 12.000 emplois
nouveaux et définitifs. Sont
concernées en premier lieu les
personnes bénéficiant du revenu
d'intégration. Le revenu d'intégra-
tion sera activé par le biais de
subventions complémentaires
versées par les employeurs.
D'autres initiatives ont également
été prises telles que l'activation
SINE, visant une activation perma-
nente des personnes bénéficiant
du revenu d'intégration, et le plan
Activa.
Dans les grandes villes, le
problème de l'insertion des
personnes peu scolarisées ayant
un handicap professionnel ne se
résume pas à une simple acti-
vation de leurs allocations. Il s'agit
souvent de personnes qui doivent
être intégrées dans des
programmes de transition profes-
sionnelle. D'une manière générale,
l'activation du revenu d'intégration
n'offre que peu de perspectives
quant à un emploi définitif.
Lorsque la période durant laquelle
l'employeur bénéficie de subven-
tions pour l'engagement de
personnes bénéficiant du revenu
d'intégration se termine, il y a
souvent un licenciement à la clé.
La personne concernée se
retrouve alors souvent dans le
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
groot belang om een beter inzicht te verwerven in de afstand van
bepaalde individuen en groepen tot de arbeidsmarkt. In Nederland
bestaan er meer geijkte instrumenten om dergelijke zaken te meten
en kan er ook beter gestuurd worden. Naar gelang van de
arbeidshandicap kan een werkzoekende beter gestuurd worden naar
hertewerkstellingsprojecten in de sociale economie of in de
traditionele markteconomie.
Mijnheer de minister, hoever staat u met de realisatie van de 12.000
nieuwe banen in de herinschakelingseconomie?
Hoe goed worden de verschillende doelgroepen bereikt?
Welk percentage deelnemers haakt af en wat zijn daarvoor de
voornaamste redenen?
Overweegt u om de meetinstrumenten te optimaliseren om beter te
sturen naar herinschakelingstrajecten? In welke specifieke
doorstromingsprogramma's voorziet u om de link naar de sociale
economie voor de meest problematische individuen te optimaliseren?
Zult u ook werk maken van de substantiële toename van het aantal
sociale werkplaatsen en andere vormen van laagdrempelige
structurele tewerkstelling?
Ten slotte, wat met de onzekerheid die er zou zijn in verband met een
correcte loonberekening en uitbetaling wanneer de uitkeringen
geactiveerd worden?
cercle vicieux des allocations de
chômage ou du CPAS.
Les projets de réinsertion sont trop
axés sur des projets socio-
économiques. La question est de
savoir si une aide peut également
être apportée à l'économie
régulière.
Pour ce qui est des chômeurs de
longue durée peu qualifiés, nous
ne disposons que de données
quantitatives, alors que des
données qualitatives sont de toute
évidence également nécessaires.
Il serait alors possible de mieux
guider le processus.
Où en est le ministre en ce qui
concerne la concrétisation des
12.000 nouveaux emplois dans
l'économie de réinsertion? Dans
quelle mesure touche-t-on les
groupes cibles? A combien se
monte le nombre de travailleurs
qui décrochent et pour quelles
raisons renoncent-ils? Le ministre
reconnaît-il l'importance qu'il y a à
disposer de meilleurs instruments
de mesure pour déterminer le
trajet de réinsertion? De quels
programmes de transition profes-
sionnelle le ministre dispose-t-il
pour optimiser le lien vers
l'économie sociale pour les indi-
vidus qui posent le plus de pro-
blèmes? Le ministre s'emploiera-t-
il également à augmenter
substantiellement l'emploi structu-
rel accessible au plus grand
nombre? Comment le ministre
lèvera-t-il les incertitudes concer-
nant le calcul et le paiement
corrects du salaire?
02.02 Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, collega's, de
vraag van de heer Van Campenhout betreft in feite negen punten. In
antwoord op de punten 1, 4 en 5 wil ik het volgende zeggen.
Tijdens de werkgelegenheidsconferentie in het najaar 2003
engageerden de verschillende partijen die betrokken zijn bij het
samenwerkingsakkoord sociale economie zich ertoe tijdens deze
legislatuur 12.000 nieuwe jobs in de sector te creëren. Het betreft hier
dus een gemeenschappelijk engagement van de regionale ministers
die bevoegd zijn in deze materie en de federale overheid.
Wat betreft de realisatie van deze doelstelling voor de materie die
02.02 Bert Anciaux, ministre:
Lors de la conférence sur l'emploi,
les différentes parties à l'accord de
coopération relatif à l'économie
sociale se sont engagées à créer
12.000 emplois dans ce secteur
au cours de la présente
législature.
Dans mon domaine de
compétence, il est question de la
création de 1.200 emplois effectifs
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
onder mijn bevoegdheid ressorteert, kan ik u meedelen dat in het
kader van artikel 60, § 7, met betrekking tot de verhoogde
staatstoelage, een contingent van 2.000 arbeidsplaatsen zo goed als
volledig benut wordt door de OCMW's met het oog op tewerkstelling
binnen de sector van de sociale economie. Dit betekent op dit
ogenblik reeds een toename met 1.200 effectieve tewerkstellingen.
Daarnaast werd de SINE-maatregel inzake doelgroep en
toepassingsgebied beter afgestemd op de maatregelen waarvan
sprake in artikel 60, § 7 met betrekking tot de verhoogde
staatstoelage, wat de activeringsmogelijkheden van het doelpubliek
ontegensprekelijk heeft uitgebreid.
Intussen worden ook nog andere maatregelen uitgewerkt om de
doelstelling van bijkomende arbeidscreatie te bereiken. Zo wordt de
steunverlening bij het opstarten en het functioneren van
activiteitencoöperaties gesystematiseerd. De regionale decretale
kaders voor de buurt- en nabijheidsdiensten komen tot stand en het
Impulsfonds zal binnenkort een nieuwe oproep lanceren voor nieuwe
projecten op dit terrein.
In deze verschillende domeinen werk ik nauw samen met mijn
collega's van de deelstaten. Specifieke steun voor sociale
werkplaatsen valt onder de bevoegdheid van de regionale en in dit
concreet geval de Vlaamse minister van Tewerkstelling.
Wat de tweede vraag betreft, de openbare diensten beschikken thans
niet over recente cijfers betreffende het traject van individuen na
afloop van voormelde maatregel. De laatste cijfers zijn afkomstig van
een enquête die werd uitgevoerd door de federale administratie.
Daaruit blijkt dat in 1998, 50% van de voormalige deelnemers aan de
maatregel uit artikel 60 § 7 "klassiek" opnieuw werkloos waren, dat
30% werk hadden en dat 11% waren teruggevallen op de
maatschappelijke dienstverlening. Sedert de periode waarop deze
cijfers betrekking hebben werd het lenteprogramma ingevoerd.
De talrijke maatregelen van dit plan laten veronderstellen dat de
resultaten
sedertdien gevoelig verbeterd zijn. De POD
Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie
verzamelt momenteel meer diepgaande statistische gegevens
waardoor er meer precieze cijfers zullen beschikbaar zijn.
Daarnaast loopt er sedert 1 april 2003 binnen het kader van een
meerjarig onderzoek rond sociale cohesie, ook een onderzoek naar
opwaartse en neerwaartse mobiliteit in loopbanen van werkenden en
werklozen. Hierin worden de persoonlijke determinanten van
loopbaanmobiliteit bestudeerd. De studie loopt af einde 2004 en zal
ons zeker meer kwalitatieve gegevens kunnen verstrekken.
Wat de derde vraag betreft, een beter en preciezer meetinstrument
dat toelaat te bepalen welk herinschakelingstraject het beste is voor
een individu, is uiteraard absoluut wenselijk. Ik wens echter te
onderlijnen dat elke situatie en dus elk traject van werkzoekenden
verschillend is. Dit maakt de ontwikkeling van een gestandaardiseerd
meetinstrument uiteraard niet gemakkelijk.
Ik kom tot uw zesde vraag. Binnen het samenwerkingsakkoord
sociale economie worden drie pijlers vooropgesteld waarrond de
dans le cadre de la subvention
majorée de l'Etat prévue à l'article
60, § 7. Les possibilités
d'activation du public-cible ont
aussi été étendues.
D'autres mesures seront
également prises en vue de la
création d'emplois supplémen-
taires, telles que l'octroi d'une aide
à la mise en place et au
fonctionnement de coopératives
d'activités. Les cadres décrétaux
relatifs aux services de proximité
deviennent une réalité. Le fonds
d'impulsion relancera prochaine-
ment un appel aux nouveaux
projets.
Je travaille en étroite collaboration
avec les ministres des entités
fédérées. Les aides spécifiques en
faveur des ateliers sociaux
relèvent de la compétence du
ministre flamand de l'Emploi.
Nous ne disposons pas de chiffres
récents sur le parcours des
personnes après l'expiration de la
mesure dans le cadre de l'article
60 § 7. Selon une enquête de
l'administration fédérale réalisée
en 1998, 50% des personnes
concernées redevenaient
chômeurs, 30% avaient un emploi
et 11% recourraient à nouveau à
l'aide sociale.
Les mesures du programme de
printemps qui ont été mises en
oeuvre donnent à penser que les
résultats se sont sensiblement
améliorés depuis lors. Le SPP
Intégration sociale, Lutte contre la
pauvreté et Economie sociale
collecte actuellement des statis-
tiques plus précises. Une enquête
de plusieurs années sur la
cohésion sociale est également en
cours depuis le 1er avril 2003. On
étudie également la mobilité en
amont et en aval des carrières de
travailleurs et de chômeurs.
L'étude prendra fin au terme de
l'année 2004 et permettra
certainement de récolter des
données de meilleure qualité.
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
gemeenschappelijke inspanningen zullen georiënteerd worden.
Een van die pijlers slaat uitdrukkelijk op het maatschappelijk
verantwoord ondernemen. In mijn beleidsnota wordt onderstreept dat
de sociale economie moet worden beschouwd als de core business
van de federale politiek inzake sociale economie. Er wordt echter
eveneens in vermeld dat het doel erin bestaat de waarde van de
sociale economie te laten uitstralen naar de reguliere economie. Ik
streef er dan ook naar dat ook de reguliere bedrijven, naast hun
economische objectieven, evenveel belang zouden hechten aan
sociale en ecologische doelstellingen. De federale politiek inzake
sociale economie integreert dan ook continu een reflectie over de
mogelijke rol die klassieke ondernemingen kunnen spelen.
Ik kom tot uw zevende vraag. De berekening en de uitbetaling van
geactiveerde uitkeringen zijn van belang voor zowel de
projectverantwoordelijken als voor de mensen die worden
tewerkgesteld. Dit moet alvast worden geoptimaliseerd. Hoewel dit
geen deel uitmaakt van mijn bevoegdheid engageer ik mij ertoe elke
stap in die richting te ondersteunen.
Wat uw achtste vraag betreft, tijdelijke subsidies via het OCMW zijn
slechts een eerste stap in een inschakelingstraject dat op termijn
moet leiden naar niet-gesubsidieerde tewerkstelling. Deze eerste fase
wordt gevolgd door maatregelen, zoals de SINE of de ACTIVA, die
RSZ-voordelen bieden voor de werkgevers. Deze voordelen zijn
degressief om de eenvoudige reden dat de effectiviteit en de
rentabiliteit van de persoon stijgt met de tijd, vanzelfsprekend
inzoverre in voldoende begeleiding en opvolging is voorzien.
Ten slotte, in antwoord op uw negende vraag is het onderscheid
tussen minimumloon en werkloosheidsuitkering voor mij slechts een
deel van het probleem dat met wedertewerkstelling van langdurig
werklozen gepaard gaat. U hebt gelijk dat u erop wijst. Er dient
bovenal een sociale herintegratie te gebeuren van mensen die vaak te
lang gemarginaliseerd hebben moeten leven. Om dit te doen, moeten
verschillende voorwaarden vervuld zijn, gaande van kwaliteitsvolle
omkadering tot zowel materiële als financiële arbeidsvoorwaarden.
Mijnheer de voorzitter, dat was het antwoord op de uitgebreide vraag
die Ludo Van Campenhout heeft gesteld.
Il est bien évidemment souhaitable
de disposer d'un meilleur instru-
ment de mesure pour les trajets
de réinsertion. Mais chaque trajet
ayant ses caractéristiques
propres, il sera difficile de
développer un instrument de
mesure standardisé. Dans le
cadre de l'accord de coopération
relatif à l'économie sociale, les
efforts communs seront déployés
selon trois axes.
Un de ces axes concerne
l'entreprise socialement respon-
sable. Dans ma note de politique
générale, j'ai souligné que la
politique fédérale en matière
d'économie sociale repose
essentiellement sur l'économie
sociale et qu'elle vise à imprégner
l'économie classique des valeurs
de celle-ci. Le calcul et le
paiement d'allocations activées
doivent être optimisés. Bien que
cette matière ne relève pas de ma
compétence, je soutiendrai toute
avancée dans cette voie. Les
subventions temporaires
octroyées par l'entremise des
CPAS ne constituent qu'un
premier pas et doivent être
assorties de mesures qui offrent
aux employeurs des avantages
ONSS dégressifs.
La distinction entre le salaire
minimum et les allocations de
chômage ne représente qu'une
partie du problème. Il convient
avant tout de veiller à une
réintégration sociale. A cet effet,
différentes conditions doivent être
remplies, allant d'un encadrement
de qualité à de bonnes conditions
de travail, tant sur le plan matériel
que financier.
02.03 Ludo Van Campenhout (VLD): Mijnheer de minister, ik dank
u voor uw uitgebreide antwoord op mijn uitgebreide vraag.
Ik weet dat deze materie vele institutionele bevoegdheden
overschrijdt. In afwachting van de homogenisering van de regionale
bevoegdheden, waarmee u het wellicht eens bent, dank ik u niettemin
voor de 1.200 effectieve plaatsen die u rechtstreeks creëerde en voor
de maatregelen die u ondertussen reeds nam en coördineerde.
02.03 Ludo Van Campenhout
(VLD): Cette matière relève d'une
multitude de compétences institu-
tionnelles. Le ministre est sans
doute favorable à la définition
d'ensembles homogènes de
compétences pour les Régions. Je
voudrais toutefois déjà le
remercier pour les 1.200 emplois
effectifs qu'il a créés et pour les
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
mesures qu'il a prises et dont il a
assuré la coordination.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Question de Mme Danielle Van Lombeek-Jacobs à la secrétaire d'Etat à l'Organisation du travail et
au Bien-être au travail, adjointe au ministre de l'Emploi et des Pensions sur "la santé des femmes au
travail" (n° 2877)
03 Vraag van mevrouw Danielle Van Lombeek-Jacobs aan de staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie
en Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen over "de gezondheid
van werkende vrouwen" (nr. 2877)
03.01 Danielle Van Lombeek-Jacobs (PS): Monsieur le président,
madame la secrétaire d'Etat, l'inflammation du bras est reconnue en
Belgique comme une maladie professionnelle pour les violonistes
mais pas pour les ouvrières des papeteries amenées à répéter
inlassablement le même geste. L'origine des problèmes d'intoxication
dans l'industrie chimique est connue et réglementée, mais elle est
beaucoup plus diffuse et largement ignorée dans les services de
nettoyage. Les lombalgies des infirmières ne sont pas considérées
comme maladies professionnelles en Belgique.
Il semblerait que les politiques de prévention en matière de santé et
de sécurité tendent à privilégier les atteintes directes à l'intégrité
physique, c'est-à-dire les affections qui touchent plus particulièrement
les hommes. Elles s'appliquent, en outre, le plus souvent dans des
secteurs où les hommes sont majoritaires. Afin d'appréhender ce
phénomène et de prendre en compte, notamment, les éventuelles
différences biologiques ne pensez-vous pas qu'il pourrait être utile de
réaliser une étude de genre dans ce domaine?
03.01 Danielle Van Lombeek-
Jacobs (PS): In ons land worden
ontstekingen van de arm als
beroepsziekte erkend voor
violisten, maar niet voor
arbeidsters in een papierfabriek.
Beroepsziekten veroorzaakt door
bepaalde chemische stoffen
worden niet erkend in de
schoonmaaksector en lumbago
wordt niet als beroepsziekte
erkend voor het personeel van de
verpleegsector. Het preventie-
beleid inzake gezondheid en
veiligheid lijkt zich dus vooral op
de mannen te richten. Meent u niet
dat een genderstudie daarover op
zijn plaats zou zijn?
03.02 Kathleen Van Brempt, secrétaire d'Etat: Monsieur le
président, madame Jacobs, depuis 2002, le rapport annuel du fonds
des maladies professionnelles précise le sexe des personnes
atteintes d'une maladie professionnelle.
Les indemnités pour incapacité de travail définitive vont à raison de
93% aux hommes et de 7% aux femmes. Cet écart important
s'explique principalement par la nature des professions exercées et
les risques liés à ces professions. La législation sur le travail des
femmes a contribué à réduire fortement les risques professionnels.
Dans les maladies pulmonaires, la silicose frappe les anciens mineurs
qui étaient des hommes. Par ailleurs, les trois-quarts des maladies de
la peau touchent les femmes. Les maladies infectieuses se
répartissent fifty-fifty entre hommes et femmes. En ce qui concerne
les facteurs physiques tels que les vibrations mécaniques ou la
manutention de charges, il a été nécessaire de remanier la politique
des interventions.
Ce remaniement sera bientôt achevé. A l'avenir, seule la sciatique
provoquée par les vibrations de véhicules mal suspendus sera encore
reconnue. La même maladie sera inscrite dans la liste pour la
manutention de charges. Il est difficile de prévoir quelle en sera
l'influence sur la répartition des interventions entre les sexes.
Je souhaite que la répartition se fasse suivant des critères objectifs
d'exposition aux risques et que les risques les plus sérieux fassent
03.02 Staatssecretaris Kathleen
Van Brempt: Sinds 2002 vermeldt
het jaarverslag van het Fonds voor
beroepsziekten het geslacht van
de personen die aan een
beroepsziekte lijden: 93% van de
definitief arbeidsongeschikt
verklaarde personen zijn mannen
en 7% vrouwen. De
longaandoeningen treffen vooral
de mannen (silicose) en de
huidziekten vooral de vrouwen,
terwijl de infectieziekten gelijk over
de twee geslachten gespreid zijn.
Voor de fysische factoren
(mechanische trillingen of het
dragen van lasten), zal het beleid
inzake tegemoetkomingen worden
herwerkt (enkel ischias
veroorzaakt door de trillingen van
voertuigen met een slechte
ophanging zal worden erkend).
Het is echter niet mogelijk te
voorspellen welke invloed die
maatregel op de verdeling tussen
de geslachten zal hebben.
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
l'objet de l'intervention la plus importante, peu importe qu'il s'agisse
d'hommes ou de femmes.
En ce qui concerne la prévention sur les lieux de travail, la
réglementation se fonde sur la maîtrise des risques, qu'il s'agisse
d'hommes ou de femmes.
Ik wil een verdeling en een
preventie die stoelen op objectieve
criteria inzake de blootstelling aan
risico's, ongeacht het geslacht van
de betrokkenen.
03.03 Danielle Van Lombeek-Jacobs (PS): Monsieur le président,
madame la secrétaire d'Etat, il faudrait effectivement revoir la liste de
toutes les maladies professionnelles. Je suis d'accord avec vous
quand vous affirmez que les critères doivent être les mêmes pour les
hommes et pour les femmes.
03.03 Danielle Van Lombeek-
Jacobs (PS): De lijst van de
beroepsziekten moet worden
herzien; die moet dezelfde zijn
voor mannen en vrouwen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Vraag van mevrouw Maggie De Block aan de staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn
op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen over "de blootstelling aan asbest
tijdens het werk" (nr. 2925)
04 Question de Mme Maggie De Block à la secrétaire d'Etat à l'Organisation du travail et au Bien-être
au travail, adjointe au ministre de l'Emploi et des Pensions sur "l'exposition à l'amiante sur le lieu de
travail" (n° 2925)
04.01 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
staatssecretaris, een drietal weken geleden vond hier een
herdenkingsmars plaats ter ere van de asbestslachtoffers. Wij hebben
daarvan in het Parlement ik denk u ook informatie gekregen.
Hoewel de verwerking van asbest in gebouwen sedert 1997 officieel is
verboden in ons land, zijn er jaarlijks toch nog heel wat nieuwe
asbestpatiënten. Ik verwijs ook naar enkele recente berichten in de
pers die melding maakten van de aanwezigheid van asbest in
gebouwen van de dienst voor de Vreemdelingenzaken. Het is
bovendien ook bekend dat bij renovatiewerken ook vaak asbest wordt
aangetroffen, bijvoorbeeld in liftkokers of isolatiemuren. Er bestaat
dus terecht een vrees dat er her en der nog veel asbest aanwezig is
en dat werknemers kunnen worden blootgesteld aan asbest.
U weet dat de gevolgen van een blootstelling aan asbest niet altijd
onmiddellijk zichtbaar zijn. Mensen worden daarvan niet kortademig.
Op middellange en lange termijn kan het echter zeer ernstige
gevolgen hebben, omdat er plaques op het longpleura worden
gevormd, wat nadien eventueel kan ontaarden in een kwaadaardig
mesothelioom. Dat is een zeer ernstige diagnose, want daar is weinig
kruid tegen gewassen. De ziekte heeft ook een hoge latentietijd, die
op 20 jaar wordt geschat. Concreet is het dus zeer moeilijk om het
verband tussen de oorspronkelijke bron, de plaats en duur van de
blootstelling aan asbest en de ontwikkeling van de ziekte vast te
stellen. Dat is een serieus probleem. U weet dat de slachtoffers
worden erkend door het Fonds voor de Beroepsziekten, maar zij
moeten wel kunnen bewijzen waar, hoelang en waarom zij aan dat
asbest werden blootgesteld. Zij moeten dus het oorzakelijk verband
tussen hun ziekte en de plaats van de blootstelling aan asbest kunnen
bewijzen.
Ik heb hierover ook een vraag gesteld aan uw collega, omdat hierover
bij het Fonds voor de Beroepsziekten nogal wat te doen is en die
personen meestal een zeer laag percentage van
04.01 Maggie De Block (VLD):
Même si l'amiante a été interdite
en 1997 en Belgique, notre pays
compte un nombre non
négligeable de patients souffrant
d'asbestose. De nombreux
bâtiments pourraient encore
contenir de l'amiante. Le produit
est souvent découvert par hasard
lors de travaux de rénovation.
Les effets de l'asbestose ne sont
pas toujours immédiatement
décelables mais ils peuvent être
très graves à moyen et à long
terme et même entraîner la mort.
La période d'incubation de la
maladie est de vingt ans, ce qui
complique encore l'estimation du
nombre précis de victimes. Si la
maladie est reconnue comme
maladie professionnelle, la charge
de la preuve, particulièrement
lourde, incombe au patient. Il
existe davantage d'arguments en
faveur d'un renversement de la
charge de la preuve dans le cas
de l'asbestose que dans d'autres
cas où la charge de la preuve à
déjà été renversée.
Un inventaire a-t-il déjà été dressé
des bâtiments contenant de
l'asbeste? Quelles mesures la
ministre prend-elle afin de
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
arbeidsongeschiktheid krijgen. Men gaat er immers vanuit dat het
aantonen van plaques niet altijd een reden is voor
arbeidsongeschiktheid. De ziekte wordt dus weliswaar als een
beroepsziekte erkend, maar de bewijslast is voor de rekening van de
patiënt en zeer moeilijk te bewijzen.
Een van uw voorgangers heeft hier voor andere zaken een
omgekeerde bewijslast ingevoerd. Ik was daarvan geen voorstander,
maar in dit geval zijn er veel meer argumenten voor te vinden, omdat
de betrokkenen slachtoffer zijn.
Mevrouw de staatssecretaris, binnen uw bevoegdheid had ik graag
van u het volgende vernomen.
Bestaat er een inventaris van de gebouwen in Vlaanderen waar er in
het verleden mogelijk asbest werd gebruikt? Kan u eventueel een
inventaris laten maken, mocht deze nog niet bestaan?
Welke preventieve maatregelen overweegt u om werknemers beter te
beschermen tegen de gevolgen van een asbestblootstelling tijdens
het werk of deze bescherming te laten opvolgen?
renforcer la protection des
travailleurs contre l'exposition à
l'amiante sur le lieu de travail?
04.02 Staatssecretaris Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter,
mevrouw De Block, ten eerste, aangezien asbest alomtegenwoordig
is in de gebouwen in ons land, is een algemene inventaris van alle
gebouwen weinig zinvol. Het is evident dat we ervoor moeten zorgen
dat de kans op het inademen van asbestvezels wordt beperkt,
wanneer deze vrijkomen bij onderhoudswerken op materialen van
gekende of ongekende samenstelling. Ze moet ook worden vermeden
bij veroudering of beschadiging van materialen waaruit asbestvezels
kunnen vrijkomen.
Daarom is in ons land elke werkgever verplicht om een
asbestinventaris op te stellen van zijn werkplaats. Dat is een lijst van
asbest en asbesthoudende materialen in alle gedeelten van het
gebouw: de machines, de installaties, de beschermingsmiddelen en
andere uitrustingen die zich in de onderneming bevinden. Deze
inventaris vormt het vertrekpunt van een beheersprogramma dat de
werkgever in overleg met het Comité voor Preventie en Bescherming
op het Werk en zijn preventiediensten moet uitwerken.
Uit de ervaring van mijn inspectiediensten blijkt dat in 2002 reeds 90%
van de ondernemingen met meer dan 50 werknemers een
asbestinventaris heeft opgemaakt. Dat wil helemaal niet zeggen dat
daar ook daadwerkelijk asbest aanwezig is.
Op de inventaris en de toepassing ervan wordt systematisch
toegezien door de inspectie bij elk bedrijfsbezoek. In kleinere
ondernemingen dringen ook de externe diensten voor preventie en
bescherming er bij de werkgevers op aan om zich in regel te stellen,
waarbij zij vooral focussen op die bedrijven waarvan wordt vermoed
dat er een risico op asbestblootstelling bestaat.
Uw tweede vraag ging over de maatregelen om werknemers beter te
beschermen. België heeft reeds vele jaren een strenge
asbestwetgeving als onderdeel van de wetgeving inzake
arbeidsbescherming. Zo werd het gebruik van asbest in vrijwel alle
toepassingen verboden. Ook werd er een gedetailleerde wetgeving
04.02 Kathleen Van Brempt,
secrétaire d'Etat: Il n'est guère
sensé de dresser un inventaire
des bâtiments qui contiennent de
l'amiante parce que cette
substance est omniprésente dans
notre pays. Toutefois, tout
employeur est tenu d'établir un
inventaire d'amiante concernant
ses locaux. En 2002, un peu plus
de nonante pour cent des
entreprises comptant plus de
cinquante travailleurs avaient
dressé un tel inventaire.
En Belgique, une législation stricte
est en vigueur en ce qui concerne
l'amiante depuis de nombreuses
années. L'utilisation d'amiante a
été interdite dans la plupart des
applications. Une réglementation
détaillée a, en outre, été élaborée
en vue d'une utilisation correcte de
l'amiante et des produits en
contenant. La protection peut
toutefois encore être améliorée.
Suite à un arrêt et un avis du
Conseil d'Etat, nous devons
concevoir une nouvelle formule
pour l'agrément des entreprises de
désamiantage. Dans le courant de
la semaine prochaine, je
soumettrai un projet d'arrêté royal
relatif à l'amiante au Conseil
supérieur pour la Prévention et la
Protection au travail.
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
uitgewerkt voor een correcte omgang met asbest en asbesthoudende
producten, zoals het ruimen van gespoten asbest. Een hele reeks
gespecialiseerde firma's is met dat doel ook erkend. Hun activiteiten
worden door de inspectie van nabij opgevolgd. Ons land beschikt over
een aantal gespecialiseerde laboratoria, die de werkgever kunnen
bijstaan om een asbestinventaris op te maken.
Toch kan de bescherming nog beter. Eveneens moeten we ingevolge
een arrest en een advies van de Raad van State op zoek naar een
nieuwe formule voor de erkenning van asbestruimers.
In de komende week maak ik een nieuw ontwerp van KB over asbest
over aan de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming. In dat
ontwerp staat niet alleen de omzetting van een aanpassing van een
Europese richtlijn over asbest, maar worden ook heel wat zaken
geregeld die in het verleden af en toe aanleiding gaven tot problemen.
Zo komt er duidelijkheid over wie wat mag doen en hoe als het gaat
over asbestverwijdering of om blootstelling te voorkomen. Ook de
vorming van asbestruimers wordt geregeld en er wordt in
samenwerking met de minister van Economie gewerkt aan een nieuw
sluitend certificatiesysteem voor iedereen die asbestruimingswerken
verricht. Op die mandier worden zowel diegenen die asbest ruimen
als diegenen die werken in gebouwen waar mogelijk asbest zou
kunnen vrijkomen bij aanpassingswerken beter beschermd.
Cet arrêté royal transpose une
adaptation apportée à une
directive européenne relative à
l'amiante, détermine clairement
qui peut procéder à l'extraction
d'amiante et dans quelles
conditions et détaille les moyens
de prévention d'une exposition à
cette substance. La formation des
personnes chargées d'effectuer le
travail de désamiantage y est
également réglée. Par ailleurs,
nous travaillons avec la ministre
de l'Economie à l'élaboration d'un
système de certification concluant
pour tout qui effectue des travaux
de désamiantage.
04.03 Maggie De Block (VLD): Geloof het of geloof het niet,
mevrouw, maar ik wist niet dat u met een ontwerp van KB bezig was.
Ik denk dat dit goed nieuws is en we zullen wel in de pers vernemen
wat er precies instaat.
04.03 Maggie De Block (VLD):
J'ignorais que la secrétaire d'Etat
préparait un arrêté royal. Voilà en
tout cas une bonne nouvelle. Nous
pourrons sans doute prendre
connaissance de son contenu
dans la presse.
04.04 Staatssecretaris Kathleen Van Brempt: Dat weet ik niet.
De voorzitter: Laat het ons hopen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Collega's, we worden net geïnformeerd dat minister Vandenbroucke op komst is maar pas hier zal zijn om
kwart over drie. Ik stel dan ook voor om de zitting tot dan te schorsen.
De vergadering wordt geschorst om 14.53 uur.
La séance est suspendue à 14.53 heures.
Elle est reprise à 15.45 heures.
Ze wordt hervat om 15.45 uur.
05 Question de M. Alain Mathot au ministre de l'Emploi et des Pensions sur "la libre circulation en
Belgique de travailleurs originaires des nouveaux Etats membres" (n° 2871)
05 Vraag van de heer Alain Mathot aan de minister van Werk en Pensioenen over "het vrije verkeer in
België van werknemers afkomstig uit de nieuwe lidstaten" (nr. 2871)
05.01 Alain Mathot (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, je reviens à nouveau à la charge car vous vous souviendrez
que j'ai déjà posé une question sur le sujet. J'ai pris connaissance de
votre réponse et je souhaiterais aborder aujourd'hui trois points que
05.01 Alain Mathot (PS): Het
door de Ministerraad van 12 maart
2004 goedgekeurd ontwerp-
koninklijk besluit bepaalt dat
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
vous avez abordés.
Tout d'abord, vous m'informiez du fait que, et je cite: "Le Conseil des
ministres du 12 mars 2004 a approuvé un projet d'arrêté royal
traduisant l'attitude de notre pays qui vise à limiter la libre circulation
depuis les nouveaux Etats membres pendant une période de 2 ans".
Le projet d'arrêté royal s'appuie notamment sur le principe selon
lequel il serait fait application de la jurisprudence européenne, je cite:
"en ce sens que les entreprises prestataires de services établies dans
l'espace économique européen peuvent détacher temporairement
leurs travailleurs en Belgique sans obligation du permis de travail, à
condition que ces travailleurs soient occupés de manière légale dans
le pays où l'entreprise est établie".
Cela signifie-t-il qu'à dater du 1
er
mai 2004, toute entreprise établie
dans un des dix nouveaux Etats membres pourra, en toute légalité et
sans obligation du permis de travail, détacher temporairement ses
travailleurs en Belgique?
Ensuite, en ce qui concerne les mesures de contrôle du respect de la
loi du 5 mars 2002 et de l'arrêté royal d'exécution du 29 mars 2002,
vous m'aviez répondu: "Le contrôle se concentre sur le noyau dur de
la législation, c'est-à-dire principalement sur le respect des conditions
de travail et de rémunération prévues par les conventions collectives
du travail rendues obligatoires".
Monsieur le ministre, pourriez-vous me communiquer les statistiques
et les résultats des contrôles opérés durant l'année 2003 par votre
administration (nombre de contrôles, heures effectives sur le territoire,
nombre de contrôles opérés et nombre d'infractions constatées)?
Pourriez-vous m'indiquer comment votre administration contrôle
concrètement le respect des conditions de rémunération prévues par
les conventions collectives et notamment leur paiement effectif?
Enfin, depuis l'entrée en vigueur de la loi du 5 mars 2002, 730
dossiers ont été traités concernant le détachement de 3.731
travailleurs via une déclaration de détachement (formulaire E101).
Les premiers renseignements obtenus de l'ONSS montrent que nous
ne disposons que de chiffres approximatifs sur le nombre de
travailleurs détachés estimés à environ 50.000 par an, parce que la
déclaration de détachement est facultative.
Constatant la différence énorme entre le nombre de travailleurs
détachés déclarés sur la base de la loi du 5 mars 2002 (3.731) et le
nombre de travailleurs détachés estimé par l'ONSS (environ 50.000),
comment votre administration compte-t-elle concrètement
appréhender le phénomène à l'avenir et, surtout, en contrôler les
conditions et les effets?
Une estimation de la répartition sectorielle des 50.000 travailleurs
détachés est-elle disponible et, plus précisément, dispose-t-on d'une
estimation du nombre de travailleurs détachés exerçant une activité
dans le secteur de la construction?
dienstverlenende ondernemingen
gevestigd in de Europese
Economische Ruimte hun
werknemers tijdelijk kunnen
detacheren naar België zonder
arbeidskaartverplichting, op voor-
waarde dat die werknemers wettig
worden tewerkgesteld in het land
waar de onderneming is gevestigd.
Mag elke onderneming die in een
van de tien nieuwe EU-lidstaten is
gevestigd vanaf 1 mei 2004
tijdelijk werknemers naar België
detacheren?
Op welke manier controleert uw
administratie de naleving van de
wet van 5 maart 2002, en
inzonderheid de naleving van de
arbeids- en loonvoorwaarden
zoals bepaald in de algemeen
bindend verklaarde collectieve
arbeidsovereenkomsten? Beschikt
u over statistieken in verband met
die controles en welke resultaten
hebben zij opgeleverd?
Op welke manier zal uw
administratie die controles in de
toekomst verrichten, gelet op het
verschil tussen
het aantal
gedetacheerde werknemers
waarvan aangifte werd gedaan op
grond van de wet van 5 maart
2002 (3.731) en het aantal
gedetacheerde werknemers dat
door de RSZ wordt geraamd (circa
50.000)?
Hoe zijn die 50.000 gedetacheerde
werknemers verdeeld over de
verschillende bedrijfstakken en
hoeveel onder hen zijn naar
schatting actief in de bouwsector?
05.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur le président, en
réponse à ces questions, je peux communiquer ce qui suit à
05.02
Minister Frank
Vandenbroucke: Vanaf 1 mei
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
l'honorable membre.
D'abord, en ce qui concerne la libre prestation de services pour les
nouveaux Etats membres: à partir du 1
er
mai 2004, une entreprise
établie dans un des nouveaux Etats membres peut en effet venir
effectuer en Belgique des prestations de services avec ses propres
travailleurs. En vertu de la jurisprudence européenne, la Belgique ne
peut pas obliger l'entreprise prestataire de services à demander pour
ses travailleurs d'autorisation de travail.
En ce qui concerne la deuxième question à propos des statistiques et
des résultats des contrôles, je peux vous communiquer les chiffres
suivants: le nombre d'inspecteurs sociaux pour l'année 2003 était de
19 en Flandre, de 12 en Wallonie et de 3 à Bruxelles. Le nombre de
contrôleurs sociaux pour l'année 2003 était de 141 en Flandre, de 74
en Wallonie et de 30 à Bruxelles. Le nombre d'enquêtes effectuées
en 2003 était de 25.040 en Flandre, de 11.504 en Wallonie et de
3.873 à Bruxelles, donc 40.417 au total. Le nombre d'irrégularités
constatées en 2003 était de 19.224 en Flandre, de 10.213 en
Wallonie et de 2.503 à Bruxelles, donc 31.940 au total.
Comme je l'ai déjà signalé dans ma réponse à votre question du
24 mars, au niveau pratique, les contrôles sont orientés comme suit:
certains dossiers sont examinés dans les directions concernées du
contrôle des lois sociales, soit sur la base de plaintes, soit sur la base
d'informations reçues faisant état d'une situation abusive dans le
cadre des réglementations que le service est chargé de contrôler. Des
contrôles sont effectués sur chantier par coups de sonde. Des
contrôles sont aussi organisés à la demande de certaines
organisations patronales.
Lors des enquêtes, le contrôleur s'assure que les barèmes indiqués
dans les conventions collectives de travail, approuvées par arrêté
royal, ont bien été respectés.
En ce qui concerne le paiement de la rémunération, le principe est
réglé par l'article 5 de la loi du 12 avril 1965 relative à la protection et
à la rémunération des travailleurs, qui stipule que le paiement en
espèces doit s'effectuer soit de la main à la main, soit en monnaie
scripturale. Le choix du mode de paiement résultera de la décision
unanime du conseil d'entreprise, à défaut d'un accord entre
l'employeur et la délégation syndicale, à défaut d'un accord avec la
majorité des travailleurs.
Dans la pratique, le contrôleur vérifie si le travailleur a été réellement
payé en demandant à l'employeur l'extrait bancaire confirmant le
paiement.
En ce qui concerne la troisième question, à savoir le nombre de
détachements: d'après l'ONSS, le nombre de travailleurs détachés
vers la Belgique peut en effet être estimé à près de 50.000.
Cette estimation se base sur le nombre de formulaires E 101 reçus.
L'ONSS demande à chaque Etat membre d'envoyer des formulaires
E 101. Cependant, tous les Etats membres ne le font pas
systématiquement au sens strict. Le règlement européen 408/71 qui
règle le statut de sécurité sociale des travailleurs détachés ne les y
oblige pas. Dès lors, on peut parler d'une estimation prudente.
2004 kan een bedrijf dat in één
van de nieuwe lidstaten is
gevestigd, in België diensten
leveren met zijn eigen werknemers
en zonder dat daartoe een
arbeidsvergunning verplicht is.
Wat de statistieken betreft, telde
Vlaanderen in 2003 19 sociale
inspecteurs, Wallonië 12 en
Brussel 3. Daarnaast waren er 141
sociale controleurs in Vlaanderen,
74 in Wallonië en 30 in Brussel.
Voorts liepen er 25.040
onderzoeken in Vlaanderen,
11.504 in Wallonië en 3.873 in
Brussel. In Vlaanderen werden
19.224 onregelmatigheden
vastgesteld, in Wallonië 10.213 en
in Brussel 2.503.
De controles worden steekproefs-
gewijs op de werven uitgevoerd en
bepaalde dossiers worden op
basis van klachten of inlichtingen
over misbruiken onderzocht.
De betaling van het loon is
bepaald bij artikel 5 van de wet
van 12 april 1965; het door de
werkgever voorgelegde rekening-
uittreksel geldt als bewijs van
betaling.
De RSZ schat het aantal
gedetacheerde werknemers op
50.000. Het gaat om een
voorzichtige raming, die uitgaat
van het aantal ingediende
formulieren E101. De indiening
van dat formulier is echter niet
verplicht.
Het is logisch dat het aantal
overeenkomstig de wet van 5
maart 2002 gedetacheerde
werknemers lager ligt dan de
schatting, aangezien de verklaring
van detachering niet verplicht is.
We beschikken niet over cijfers
per sector.
Ik wees de heren Vandeurzen en
Schoofs er in april al op dat de
regering tijdens het begrotings-
conclaaf van oktober 2003 besliste
de sociale inspectiediensten te
versterken, door op korte termijn
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
Le nombre de travailleurs détachés dans le cadre d'une opération de
service connue par la déclaration de détachement conformément à la
loi du 5 mars 2002 est logiquement inférieur à l'évaluation du nombre
de personnes détachées, puisque cette déclaration de détachement
est purement facultative. Du reste, nous ne disposons pas, pour ce
qui est du nombre de détachements, de chiffres ventilés par secteur.
En ce qui concerne votre question sur le contrôle des détachements,
je vous renvoie à ma réponse à la question parlementaire posée, fin
avril, par les députés Vandeurzen et Schoofs. Je signalais dans cette
réponse le renforcement de l'inspection sociale. Ce qui est très
important, c'est que notamment, lors du conclave budgétaire
d'octobre 2003, le gouvernement a décidé de renforcer au maximum
les services d'inspection. Concrètement, plus de 71 inspecteurs
supplémentaires seront recrutés à brève échéance. Près de la moitié
des recrutements supplémentaires se fera le 1
er
juillet 2004 et l'autre
moitié le 1
er
septembre 2004.
71 nieuwe inspecteurs in dienst te
nemen.
05.03 Alain Mathot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie
pour votre réponse. Moyennant copie de celle-ci, je me donnerai le
temps de vous interroger à nouveau sur cette matière, par ailleurs
assez pointue.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Werk en Pensioenen over "de controle van
de beschikbaarheid van de jonge werkzoekenden" (nr. 2986)
06 Question de Mme Nahima Lanjri au ministre de l'Emploi et des Pensions sur "le contrôle de la
disponibilité des jeunes demandeurs d'emploi" (n° 2986)
06.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, in Gembloux werd het nieuwe plan voorgesteld om de
beschikbaarheid van werklozen te controleren. Dat zou stapsgewijs
worden ingevoerd. Volgens krantenartikels zou de eerste fase lopen
tot 1 juli 2005 en zou het in een eerste fase gaan over 90.000 jonge
werkzoekenden. In totaal zou men tegen 2007 ongeveer 250.000
werkzoekenden in plaats van een eerder genoemd getal van 210.000
werkzoekenden willen bereiken en controleren op hun
beschikbaarheid. Ik zou daarover een aantal vragen willen stellen.
In het artikel stond wel dat de eerste fase tot 1 juli 2005 loopt, maar
wanneer start die eerste fase? Is die eerste fase misschien al bezig?
Zo ja, wanneer is die gestart of wanneer zal die starten?
Klopt het cijfer van 90.000 jonge werkzoekenden? Klopt het cijfer van
250.000 te bereiken werkzoekenden tegen 2007?
Kunt u iets meer zeggen over de manier waarop die controles zullen
gebeuren? Welke criteria hanteert men daarbij? Hoe gebeuren die
controles? Hoeveel tijd trekken de inspecteurs uit om een gesprek te
hebben met de werklozen? Hoe evalueert men dat? Ik zou ook willen
weten of er een goede terugkoppeling is, na die controle door de
RVA, met de begeleidingsdiensten voor de werklozen VDAB,
FOREM en BGDA in Brussel om te zien hoe men mensen die
geschrapt of geschorst zijn beter kan begeleiden.
06.01 Nahima Lanjri (CD&V):
Lors du Conseil des ministres
spécial de Gembloux, le ministre
Vandenbroucke a présenté son
plan de renforcement du contrôle
de la disponibilité des demandeurs
d'emploi. La première phase de ce
plan s'étendrait jusqu'au 1
er
juillet
2005. Selon la presse, quelque
90.000 jeunes demandeurs
d'emploi seraient convoqués au
cours de cette période. D'ici à
2007, la disponibilité d'environ
250.000 demandeurs d'emploi au
total serait contrôlée.
Quand débutera la première
phase de ce plan? Les chiffres
mentionnés dans la presse sont-ils
exacts? Comment les contrôles
seront-ils menés concrètement?
Quels seront les critères utilisés?
L'ONEM informera-t-il les divers
services de placement du résultat
du contrôle en vue d'éventuelles
initiatives en matière d'accompa-
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
Dat zijn de vragen die ik graag aan u voorleg.
gnement ultérieur des deman-
deurs d'emploi contrôlés?
06.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, ten
eerste, in verband met het opstarten kan ik het volgende zeggen. Wij
zitten op schema. Wij zitten in de kalender die afgesproken was.
Begin juli vertrekken een hele reeks brieven met uitnodigingen.
Wij hebben de betrokken agenten van de RVA facilitatoren genoemd.
De aanwerving van die facilitatoren is opgestart. De vacatures
daarvoor werden vorige week woensdag verspreid. Ze starten op
1 september 2004. Vanaf begin oktober kan men dan de eerste
mensen zien.
Ten tweede kom ik bij de aantallen. Volgens de ramingen die wij
hebben zullen in de eerste fase 90.849 werkzoekenden gecontacteerd
worden. In totaal gaat het om meer dan 250.000 werkzoekenden die
door de procedure gevat worden.
Ten derde, er zal op worden toegezien dat deze controles menselijk
verlopen. Er werden daartoe een aantal voorbereidende stappen
gezet. Het profiel van de aan te werven mensen werd zorgvuldig
opgesteld. Er werd rekening gehouden met de capaciteit van de
betrokkenen om mensen aan te moedigen, maar evenzeer met de
mate waarin men in staat is om beslissingen te nemen, zowel
positieve als negatieve beslissingen. De facilitatoren krijgen een
intensieve begeleiding. Er worden richtlijnen uitgewerkt om een
eenvormige toepassing te realiseren.
Ten vierde, de facilitatoren zullen in de eerste fase dus tot en met
juni volgend jaar naar schatting zeven interviews per dag doen. Dat
geeft ongeveer één uur tijd om de werkzoekende te woord te staan.
Dat is ruim. Dit is uiteraard slechts een inschatting. Men kan op
voorhand onmogelijk precies inschatten hoeveel mensen er zullen
worden uitgenodigd voor een tweede of derde gesprek.
Ten vijfde, de RVA zal met de bemiddelingsdienst informatie
uitwisselen en omgekeerd. Dit zal gebeuren om te vermijden dat
mensen worden uitgenodigd die in begeleiding en/of opleiding zitten,
om te vermijden dat de werkzoekende zelf de bewijzen moet
verzamelen en met het oog op het opstarten van een
begeleidingstraject, indien dit relevant en/of nodig is. Aan de
werkzoekende wordt sowieso gevraagd om na het eerste contact
opnieuw contact op te nemen met de bemiddelingsdienst om te kijken
of men een aanbod kan doen om hem of haar verder te
ondersteunen.
Ten zesde, u vroeg of de RVA de arbeidsbemiddelingsdienst op de
hoogte zal brengen van het resultaat van de controle met het oog op
eventuele initiatieven om de werkzoekende te informeren en te
begeleiden. Ja, dat is voorzien in het samenwerkingsakkoord. Het
Comité van leidinggevende ambtenaren zal op korte termijn een
concreet voorstel daartoe uitwerken.
06.02 Frank Vandenbroucke,
ministre: Le plan a été lancé
conformément au schéma établi.
Les courriers invitant les
demandeurs d'emploi à un
entretien seront envoyés début
juillet. L'entrée en service des
agents de l'ONEM, aussi appelés
"facilitateurs", a débuté. L'annonce
des emplois vacants a été faite la
semaine dernière et les agents
occuperont leur nouvelle fonction
le 1er septembre 2004. Les
premiers entretiens seront
organisés à partir du 1er octobre
2004.
Au cours d'une première phase,
90.849 demandeurs d'emploi
seront contactés. Au total, un peu
plus de 250.000 chômeurs sont
concernés par cette procédure.
Les contrôles seront les plus
humains possibles. A cet effet, un
certain nombre d'étapes prépa-
ratoires sont prévues: le profil des
facilitateurs a été consciencieu-
sement dressé et ils bénéficieront
d'une formation intensive et des
directives claires leur seront
transmises pour que l'opération se
déroule uniformément.
Au cours de la première phase, on
estime que les facilitateurs
programmeront sept entretiens par
jour jusqu'en juin 2005, soit une
interview d'environ une heure avec
chaque demandeur d'emploi. A
l'heure actuelle il est naturellement
impossible d'évaluer le nombre de
personnes qui seront convoquées
à un deuxième ou à un troisième
entretien.
Il va de soi que l'ONEM et les
services de médiation s'échange-
ront des informations. Il convient
d'éviter que les demandeurs
d'emploi soient invités à un
entretien alors qu'ils suivent une
formation ou qu'ils doivent
rassembler eux-mêmes toute une
série de preuves. Après l'entretien
avec le facilitateur, le demandeur
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
d'emploi devra prendre contact
avec le service de placement en
vue de répondre à une éventuelle
offre d'emploi ou de suivre un plan
d'accompagnement. Cet échange
d'informations figure dans l'accord
de collaboration. Le comité des
fonctionnaires dirigeants formulera
bientôt une proposition concrète.
06.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, uw antwoord
was vrij duidelijk en bijna volledig. Ik heb alleen niet begrepen hoeveel
extra medewerkers, RVA-medewerkers of facilitatoren zoals u ze
noemt, worden aangeworven om die bijkomende opdracht waar te
maken. Ik neem aan dat daarvoor in de begroting in de nodige
middelen wordt voorzien. Zoniet, hoe zult u in de nodige middelen
voorzien?
06.03 Nahima Lanjri (CD&V): A
combien de facilitateurs sera-t-il
fait appel? Des moyens supplé-
mentaires sont-ils prévus pour la
réalisation de ce plan de contrôle?
06.04 Minister Frank Vandenbroucke: In die middelen wordt
voorzien. In uw schriftelijke voorbereiding hebt u niet gevraagd
hoeveel er daarvoor zullen worden aangeworven en ik durf het niet uit
het hoofd te zeggen. Maar het zijn er voldoende om dat te doen, dat is
geen probleem. Ik kan het niet uit het hoofd zeggen. Als u wilt, stuur ik
het u op.
06.04 Frank Vandenbroucke,
ministre: Des moyens supplé-
mentaires ont évidemment été
prévus. Je vous communiquerai
par écrit le nombre exact de
facilitateurs.
06.05 Nahima Lanjri (CD&V): Graag. Ik dank u.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de minister van Werk en Pensioenen over "de ontwerprichtlijn
Bolkestein" (nr. 3061)
07 Question de M. Roel Deseyn au ministre de l'Emploi et des Pensions sur "le projet de directive
07.01 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, over de richtlijn-Bolkestein is de laatste tijd veel commotie.
Dat is terecht als wij zien hoe verdere liberaliseringtendensen een
aantal sociale zaken in Europa zouden kunnen ondermijnen in de
toekomst.
De ontwerprichtlijn gaat van twee principes uit: de afschaffing van
overbodig bevonden vergunningen en het principe van het
oorsprongland. Concreet komt het erop neer dat alle soorten
hinderpalen waarvoor geen dwingende reden van algemeen belang
bestaat en die een rem vormen op de vestiging van een onderneming
op het grondgebied van een lidstaat, verboden zouden worden.
Uiteraard zal de impact van dat principe nogal doorwegen op de
gezondheidszorg, zeker ook in de sociale economie. Ik denk dat wij
die bezorgdheid collectief kunnen delen, want als alle remmen worden
losgelaten, dreigen vele zwakkeren en mensen met minder kansen in
de eerste plaats de dupe te zijn. Dat kan toch niet de bedoeling zijn
van het Europa waarvoor wij samen ijveren.
Er wordt eigenlijk ook een loopje genomen, als alles zo zou
voortgaan, met de sociale wetgeving en met wat reeds jarenlang zo
duurzaam is opgebouwd. Men zou ervan uitgaan dat de
07.01 Roel Deseyn (CD&V): Le
commissaire européen Bolkestein
a déposé, le 13 janvier 2004, un
projet de directive destiné à
supprimer les obstacles freinant le
développement des activités de
services et la finalisation du
marché intérieur européen.
Le projet de directive se base sur
deux principes. Tout d'abord, il
entend interdire tous les obstacles
qu'aucun motif impérieux d'ordre
général ne justifie et constituant un
frein à l'établissement d'une
entreprise sur le territoire d'un Etat
membre. L'impact de cette mesure
se ressentira surtout dans les
secteurs des soins de santé et de
l'économie sociale. Les catégories
sociales défavorisées seront les
premières victimes de cette
évolution, ce qui est contraire au
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
dienstverleners enkel en alleen aan de nationale bepalingen van het
land van oorsprong onderworpen zijn en niet aan de wetten van het
land waar de diensten geleverd worden. Onnodig te herhalen dat door
de doorgedreven liberalisering en deregulering van diensten en
activiteiten, het sociale model, zoals wij het ontwikkeld hebben en in
de toekomst wensen te behouden op Europees vlak, op losse
schroeven wordt gezet.
Zaterdag aanstaande vindt een belangrijke manifestatie plaats die wij
met velen ondersteunen. Het is belangrijk dat wij goed weten wat wij
vanuit België tegen die richtlijn zullen doen. Ik werp de bal uiteraard in
het kamp van de regering met de volgende vragen.
Wat is het standpunt van de Belgische regering inzake de
ontwerprichtlijn-Bolkestein?
In welke mate dat is heel belangrijk zal de Belgische regering zich
daartegen verzetten indien zij daarmee niet akkoord gaat?
concept d'une Europe sociale.
Le deuxième principe est celui-ci
du pays d'origine. Les fournisseurs
de services seront exclusivement
soumis aux dispositions nationales
de leur pays d'origine et non aux
lois de l'Etat membre dans lequel
les services sont fournis.
La directive Bolkestein implique
une libéralisation poussée des
activités de services et remet en
question le modèle social
européen. Quelle est la position de
notre pays? La Belgique va-t-elle
signifier son opposition à ce
projet?
07.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, u weet
dat ik in deze de kat de bel heb aangebonden. U bent dus op het
goede adres.
Laat mij meteen ook aangeven dat de richtlijn in de eerste plaats
wordt behandeld door de Europese Ministerraad Competitiviteit,
waarin ons land wordt vertegenwoordigd door minister Fientje
Moerman. Ik wil er evenwel op wijzen dat mijn collega Rudy Demotte
en ikzelf bij het huidige Ierse Voorzitterschap hebben bedongen dat
de richtlijn zou worden besproken door de Europese Ministerraad
Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gezondheid, precies omdat wij,
net zoals u, ons ernstig zorgen maken over bepaalde gevolgen van
het voorstel. Wij hebben dat dan ook gedaan. Ik heb gisteren in
Luxemburg een uiteenzetting gehouden voor mijn collega's over de
gevolgen van de richtlijn. Vandaag heeft de heer Demotte hetzelfde
gedaan. Ik kan u zeggen dat ik van de collega's van de andere landen
toch heel wat aandacht heb gekregen voor onze bezwaren.
Het standpunt daarover is, heel algemeen, dat de Belgische regering
van oordeel is dat het voorstel van de Europese Commissie niet
zonder meer kan worden aanvaard, maar ook niet zonder meer kan
worden verworpen. Op zich is de doelstelling van het voorstel de
voltooiing van de Europese interne macht inderdaad lovenswaardig.
De diensten staan immers voor bijna 70% van het bruto nationaal
product en de werkgelegenheid in. Het voorstel biedt eveneens
voordelen op het vlak van evaluatie en vereenvoudiging van
procedures.
Anderzijds wil de Belgische regering vermijden dat de harmonisatie
van de nationale wetgevingen beperkt blijft tot die domeinen waarin
de lidstaten in de toekomst niet meer kunnen optreden. De Belgische
regering roept de Europese Commissie op om
harmoniseringvoorstellen te doen, die bepalen wat de landen wél
kunnen doen voor bepaalde aspecten die worden behandeld in het
voorstel van richtlijn.
De Belgische regering meent ook, rekening houdend met het belang
van de diensten van algemeen belang, dat het voorstel van richtlijn
moet worden aangevuld met een voorstel van richtlijn inzake diensten
07.02 Frank Vandenbroucke,
ministre: La directive est d'abord
examinée par le Conseil de
ministres européens Compétitivité,
au sein duquel Mme Moerman
représente notre pays. M. Demotte
et moi-même avons obtenu de la
présidence irlandaise que la
directive Bolkestein soit
formellement examinée lors du
Conseil des ministres européens
de l'Emploi, des Affaires sociales
et de la Santé des 1
er
et 2 juin
2004.
Certaines conséquences de la
proposition nous préoccupent
également. Hier, mes collègues
européens ont accordé une
attention toute particulière à nos
observations. Le gouvernement
estime que cette proposition ne
peut être ni adoptée ni rejetée
sans autre forme de procès. La
réalisation d'un marché interne
européen constitue un objectif
louable en soi. De fait, les services
représentent 70 pour cent du PNB
et des emplois. En outre, ladite
proposition offre certains
avantages sur le plan de
l'évaluation et de la simplification
des procédures. Le gouvernement
tient cependant à éviter que
l'harmonisation des législations
nationales se limite aux secteurs
dans lesquels les Etats membres
ne pourront plus intervenir à
l'avenir. Par ailleurs, il estime que
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
van algemeen belang. Ze roept de Europese Commissie dan ook op
om zo spoedig mogelijk een dergelijk voorstel te formuleren.
Minstens zo belangrijk is dat ons land zowel aan de Europese
Commissie als aan de andere landen heeft laten weten dat bepaalde
basisprincipes problemen stellen voor de Belgische regering. Het door
u geciteerde oorspronglandbeginsel is daar duidelijk een van.
Ons land vroeg ook speciale aandacht voor de concrete gevolgen van
de toepassing van het voorstel van richtlijn in onder meer de
audiovisuele sector, in de gezondheidszorg, in de detachering en
arbeidsbemiddeling inclusief de uitzendbureaus en de private
veiligheid. De Belgische regering meent dat met name de
volksgezondheid, de audiovisuele sector en bepaalde sociale
diensten geheel of gedeeltelijk van de richtlijn moeten worden
uitgesloten.
U weet ongetwijfeld dat de besprekingen over het ontwerp van richtlijn
nog volop bezig zijn in de Raadsgroep Competitiviteit. De eigenlijke
onderhandelingen moeten nog van start gaan. De besluitvorming zal
zeker pas rond zijn in de loop van 2005, en waarschijnlijk zelfs later.
We moeten inderdaad alle tijd nemen om de besprekingen grondig te
kunnen voeren. De mogelijke impact van het voorstel voor bepaalde
sectoren is immers heel groot.
Ik geef slechts twee voorbeelden. In een notendop gesteld, kan het
voorstel onze gezondheidszorg en de bijdrage van de interim-sector
aan het goed functioneren van onze arbeidsmarkt ondermijnen.
Inzake gezondheidszorg zijn in het voorstel van richtlijn enkele heel
specifieke, maar zeker geen algemene uitzonderingen ingeschreven.
Zo worden bijvoorbeeld de programmatie- en de personeelsnormen
van de ziekenhuizen ondermijnd. Het overeenkomstig stelsel tussen
artsen en ziekenfondsen, dat de tariefzekerheid garandeert aan de
patiënten, komt op de helling te staan.
Volgens het aangehaalde oorspronglandbeginsel zal een
kwaliteitscontrole moeten gebeuren door het land van herkomst van
de zorgverstrekker. Wie durft ernstig te beweren dat een lidstaat
gemotiveerd zou zijn om zorg verstrekt in een andere lidstaat te
controleren? Kortom, de richtlijn is een inbreuk op onze
basisreglementering en pijlers van ons zorgsysteem, zonder dat de
EU inzake gezondheidszorg enige bevoegdheid heeft.
Ik geef een tweede voorbeeld inzake detachering. Hoewel het voorstel
van richtlijn vastlegt dat bepaalde minimale voorschriften van de
ontvangende lidstaat, bijvoorbeeld inzake arbeidsvoorwaarden, van
toepassing zijn, zou de goedkeuring van de richtlijn inderdaad niet te
overziene gevolgen hebben inzake detachering. Zo zou de verplichte
voorafgaande kennisgeving voor een detachering wegvallen en
zouden wij niet meer kunnen eisen dat de dienstverstrekker uit een
ander land op ons grondgebied een adres of een vertegenwoordiger
heeft, of de sociale documenten op ons grondgebied moet bewaren.
Zonder deze instrumenten wordt de controle op de
arbeidsvoorwaarden inzake detachering, bijvoorbeeld inzake de
maximaal gepresteerde arbeid en minimale rustperiodes, de facto
onmogelijk.
Een specifiek probleem is de uitzendsector. Concreet zou de richtlijn
ce projet de directive doit être
complété par un projet de directive
relatif aux services d'intérêt
général. La Belgique a fait savoir à
la Commission et aux autres pays
que certains principes de base,
tels que le principe du pays
d'origine, suscitent des problèmes.
Le gouvernement belge considère
que la santé publique, le secteur
audiovisuel ainsi que certains
services sociaux doivent être
partiellement ou totalement exclus
du projet. Les discussions sont
toujours en cours au sein du
groupe consultatif en charge de la
compétitivité.
Les véritables négociations
doivent encore débuter. La
décision sera seulement prise
dans le courant de 2005, voire
plus tard. Nous devons prendre le
temps de mener les débats en
profondeur. La proposition peut
avoir un impact très important sur
certains secteurs. La directive
constitue une atteinte à la
réglementation de base et aux
piliers de notre système de soins
de santé, alors que l'UE n'a
aucune compétence en la matière.
L'obligation de notification
préalable en cas de détachement
serait également supprimée. Notre
pays ne pourrait plus exiger que le
prestataire de services originaire
d'un pays étranger dispose d'une
adresse ou d'un représentant sur
notre territoire, ni qu'il soit obligé
d'y conserver ses documents
sociaux. Le contrôle des
conditions de travail en matière de
détachement deviendrait donc
impossible dans les faits. La
directive impliquerait également
que les Régions ne pourraient plus
imposer de conditions d'agrément
aux bureaux intérimaires opérant
sur notre territoire à partir d'autres
Etats membres.
Notre politique du marché du
travail nécessite d'importants
remaniements mais on ne peut
tolérer que l'Europe transforme la
politique du marché du travail des
Etats membres en une jungle. Les
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
impliceren dat Vlaanderen, Wallonië en Brussel geen
erkenningvoorwaarden meer kunnen opleggen aan uitzendkantoren
die vanuit andere lidstaten op ons grondgebied opereren, bijvoorbeeld
inzake het naleven van sociale en fiscale wetgeving.
Wanneer wij weten dat vanuit Nederland quasi-uitzendkantoren
frauduleuze organisaties staan te popelen om Oost-Europese
werknemers tegen Oost-Europese lonen en arbeidsvoorwaarden bij
ons te laten werken, hetgeen zij nu wettelijk gezien niet kunnen, dan
begrijpt u dat ik uw bekommernissen inderdaad deel. Ik ben er
immers van overtuigd dat er belangrijke ingrepen nodig zijn in ons
arbeidsmarktbeleid. Dat kan echter onder geen beding impliceren dat
Europa het arbeidsmarktbeleid van de lidstaten moet omtoveren tot
een jungle waar alleen de regels van de vrije markt gelden. Europa
moet de nationale beleidsvoerders de ruimte garanderen om zelf de
voorwaarden van een soepele arbeidsmarkt te bepalen. Overigens is
er in ons land ik ben daarover verheugd niet alleen vanuit
werknemerszijde, maar ook vanuit werkgeverszijde van zeer
verschillende sectoren veel protest gerezen tegen de richtlijn.
Ik heb dit alles dus zeer duidelijk gezegd gisteren in Luxemburg, op
de Raad van ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Mijn
collega Demotte doet vandaag hetzelfde bij zijn collega's van
Volksgezondheid.
travailleurs, mais aussi les
employeurs, protestent, tous
secteurs confondus, contre les
conséquences de cette directive.
07.03 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, waarin u ook zelf een
heel scala van argumenten aanhaalt die ons eigenlijk oproepen tot
verzet. Het is ook goed dat er plaats is voor nuances, dat het niet in
zijn geheel wordt verworpen omdat het inderdaad een finalisering was
van een vroeger economisch project. Het is goed dat wij voldoende
geïnformeerd blijven en dat wij ook mensen die daarover bezorgd zijn
voldoende feedback kunnen aanbieden. In dit verband weet ik
eigenlijk niet maar dat overstijgt wellicht uw bevoegdheden wat de
houding was van de Belgische commissaris toen het voorontwerp van
richtlijn in de Europese Commissie is besproken. Ik vraag me af of
onze commissaris het sociaal aspect mee heeft beklemtoond.
Misschien had hij dat beter wel gedaan, gezien de gevolgen die er
vandaag zijn.
Het is ook zeer belangrijk dat u de zaak hebt opengetrokken en dat u
de verschillende ideologische invalshoeken in de Belgische regering
aan bod hebt laten komen. Het bleef niet beperkt tot een minister van
liberale strekking. Het is een verdienste op zich dat het debat breed
zal worden gevoerd. Ik hoop dat u zich met de Belgische regering in
genuanceerde, maar heldere bewoordingen blijvend zult verzetten
tegen een ongebreidelde liberalisering.
07.03 Roel Deseyn (CD&V): Le
ministre invoque toute une série
d'arguments qui suscitent en fait
notre protestation. Il y a toutefois
matière à nuance puisque
l'ensemble n'est pas rejeté. Nous
pouvons donner du feed-back aux
intéressés. Le ministre outre-
passerait probablement ses
compétences s'il s'enquérait de
l'attitude adoptée par le
commissaire belge lors de
l'examen de la proposition. Il est
positif qu'un vaste débat sera
mené contre une libéralisation
démesurée.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Werk en Pensioenen over "het statuut van
de onthaalouders" (nr. 3062)
08 Question de Mme Nahima Lanjri au ministre de l'Emploi et des Pensions sur "le statut des gardiens
08.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, een van de
koninginnenstukken van het zogenaamde statuut van onthaalouders
08.01 Nahima Lanjri (CD&V):
L'un des éléments-clefs du statut
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
was een bepaling in verband met de opvanguitkeringen. Het ging om
vergoedingen die aan de onthaalouders uitgekeerd werden wanneer
het kind onvoorzien afwezig was door ziekte of toevallig verlof van de
ouders. In principe zouden die onthaalouders een vergoeding krijgen
voor de momenten waarop kinderen afwezig waren en de
onthaalouders onvoldoende kinderen had. Iedereen was daar
tevreden mee maar nu blijkt dat de uitbetaling van die beloofde
uitkeringen mank loopt. Eind december 2003 zei u, mijnheer de
minister, dat dit voor eens en altijd opgelost zou worden en dat de
opvanguitkeringen correct, maandelijks zouden uitbetaald worden. U
bent immers bevoegd voor de uitbetaling van de uitkeringen. Ik weet
dat minister Demotte ook bepaalde bevoegdheden heeft.
Collega D'hondt kon hier niet aanwezig zijn maar omdat haar vraag
dringend is, stel ik ze in haar plaats. Uit e-mails gericht aan collega
D'hondt blijkt dat die onthaalouders al meer dan zes maanden moeten
wachten op die opvanguitkeringen en dat er nog steeds niets van te
zien is. Onze vaststelling blijft dan ook dezelfde: blijkbaar is het
sociale vangnet voor onthaalouders jammer genoeg niet meer dan
een nepstatuut. Wij hebben reeds in het verleden aangedrongen en
wij blijven aandringen op een volwaardig statuut voor onthaalouders in
termen van een volwaardig werknemersstatuut of een
zelfstandigenstatuut voor degenen die daar uitdrukkelijk voor kiezen.
Nu reeds blijkt immers dat men niet in staat is te voorzien in het
sociale vangnet dat gecreëerd had moeten worden.
Kan u een stand van zaken geven, mijnheer de minister? Hoe zit het
nu juist en wat kunnen wij aan de onthaalouders vertellen? Hoe komt
het dat die uitbetaling sinds januari niet gebeurd is? Wat gaat u doen
om deze achterstallen tijdig terug te betalen en te voorkomen in de
toekomst?
des gardiens et gardiennes
d'enfants était l'allocation de
garde. Or, le paiement de ces
allocations pose problème. Fin
décembre 2003, le ministre s'était
engagé à résoudre définitivement
ce problème. Il ressort de
nombreux courriels que les
gardiens et gardiennes d'enfants
attendent en vain ces allocations
d'accueil depuis des mois. Nous
constatons que ce filet de sécurité
social pour les gardiens et
gardiennes d'enfants n'est rien
d'autre qu'un sous-statut. Quel est
l'état d'avancement de ce dossier?
Que dire aux gardiens et
gardiennes d'enfants?
08.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, er zijn
geen vertragingen in de uitbetalingen van opvanguitkeringen, voor
zover de formulieren C220B met betrekking tot de aanvraag tot
uitbetaling van de opvanguitkeringen tijdig door de diensten worden
opgestuurd.
Ik heb hier een tabel met de stand van zaken betreffende betalingen
door de RVA van de opvanguitkering sinds april 2003. Ik kan dat
voorlezen, maar ik zal mij beperken tot 2004. In januari 2004 zijn
6.090 betalingen gebeurd voor 592.642 euro. In februari zijn 3.143
betalingen gebeurd voor 305.153 euro. In maart zijn 3.024 betalingen
gebeurd. Daarvan ken ik het bedrag nog niet. Ik zal u mijn antwoord
met alle gegevens bezorgen.
De RVA heeft echter geen zicht op de vertragingen die ontstaan bij
het afleveren van de formulieren door de opvangdiensten aan de
RVA. Omdat ook de RVA had vernomen dat sommige onthaalouders
blijkbaar lange tijd dienen te wachten op hun opvanguitkeringen, is op
woensdag 19 mei aan alle diensten voor onthaalouders een mail
gestuurd waarin de RVA de diensten vraagt om de formulieren C220B
steeds zo snel mogelijk door te sturen, zodat de betalingen
daadwerkelijk door de RVA kunnen worden verricht.
08.02 Frank Vandenbroucke,
ministre: Aucun retard de
paiement des allocations de garde
n'est enregistré à condition que les
formulaires C220B soient envoyés
à temps par les services. Je
dispose d'un tableau sur l'évolution
des paiements par l'ONEM des
allocations de garde depuis le
mois d'avril 2003. 6.090 paiements
ont été exécutés pour un montant
total de 592.642 euros en janvier
2004, 3.143 paiements pour un
montant total de 305.153 euros en
février et 3.024 paiements en mars
2004. Je ne dispose pas encore
du montant total pour le mois de
mars. L'ONEM ignore quels sont
les retards enregistrés lors de
l'envoi des formulaires par les
services d'accueil. L'ONEM aurait
appris que certains accueillants
devaient attendre longtemps avant
de percevoir leurs allocations de
garde. C'est la raison pour laquelle
l'ONEM a envoyé le 19 mai 2004
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
un courrier à tous les services
d'accueil. L'ONEM demande
d'envoyer les formulaires C220B le
plus rapidement possible afin que
les paiements puissent être
effectués.
08.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, dit is een
technisch antwoord dat te maken heeft met formulieren en
rekenbladen. Het feit dat er inderdaad al termijnen van 6 weken zijn
waarna men de formulieren kan indienen, zal zeker voor vertraging
zorgen. Als bepaalde gegevens dan niet kloppen, zal dit nogmaals
vertraging opleveren. Blijkbaar was er echter ook nog een probleem
met de formulieren zelf. Ik lees uit diverse mails dat de rekenbladen
normaal gezien op vrijdagavond beschikbaar zouden zijn. Dat was
niet het geval. Daardoor zouden er vertragingen zijn opgetreden. Dat
verneem ik uit goede bron. Mijnheer de minister, ik zou toch willen
voorstellen dat u al het mogelijke doet om die vertragingen tot een
minimum te beperken, want blijkbaar schort er toch iets aan het
systeem. Ik ervaar dit niet zelf, maar dat is wat ik uit mails verneem. Ik
zal uw antwoord doorgeven.
08.03 Nahima Lanjri (CD&V):
Cette réponse est en partie
technique et porte sur des
formulaires et des feuilles de
calcul. Les courriels indiquent que
ces formulaires ne peuvent être
introduits qu'après six semaines,
ce qui provoque déjà du retard.
Celui-ci augmente encore si les
données sont incorrectes. Les
formulaires posent néanmoins
également problème. Il est inexact
que les feuilles de calcul sont
disponibles le vendredi soir.
J'invite le ministre à réduire le plus
possible les retards.
08.04 Minister Frank Vandenbroucke: Ik heb namelijk geen weet
van een probleem met de formulieren. Men zegt mij dat de diensten
die aanvragen tijdig naar de RVA moeten opsturen. Maar goed, ik zal
u mijn antwoord geven. Als u nog bepaalde klachten hebt, geef ze
door.
08.04 Frank Vandenbroucke,
ministre: Je n'ai pas connaissance
de problèmes liés aux formulaires
proprement dits. Je vous
communiquerai un exemplaire de
ma réponse. N'hésitez pas à me
transmettre d'éventuelles plaintes
dont vous auriez connaissance.
08.05 Nahima Lanjri (CD&V): Dat zullen we doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
aanvullend pensioen voor het contractueel personeel van de openbare verzorgingsinstellingen"
(nr. 2825)
09 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
pension complémentaire pour le personnel contractuel des établissements de soins publics" (n° 2825)
De voorzitter: Deze vraag was gericht tot de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid maar waarop
de minister van Werk en Pensioenen zal antwoorden.
09.01 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, ik stel die vraag met enige schroom omdat ik het
antwoord van minister Vandenbroucke op de vraag van collega
D'hondt over soortgelijke materie al gelezen heb.
Mijn vraag in verband met de contractuele personeelsleden in de
openbare verzorgingsinstellingen is geïnspireerd door de volgende
zorg. Uiteraard weten wij dat er stilaan mogelijkheden tot stand
komen om ook over een aanvullend pensioen te spreken in de
zorgsector, in de social profit. Dat zal zich uiteraard moeten vertalen
in loonsonderhandelingen en in een discussie over de financiering van
09.01 Jo Vandeurzen (CD&V): Il
devient peu à peu possible de
négocier un régime de pensions
complémentaires dans le secteur
des soins de santé. On sait que
plus de la moitié du personnel
employé dans les hôpitaux publics
et les établissements de soins en
général est contractuel. Comment
la pension complémentaire peut-
elle être organisée dans ce
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
dat alles in de Vlaamse Gemeenschap en federaal door de
Volksgezondheid en in de ziekteverzekering. Er kondigt zich in ieder
geval dus wel een perspectief aan dat ook in die sectoren nieuwe
pijlers tot stand zullen komen.
Voor de ziekenhuizen en de openbare verzorgingsinstellingen in het
algemeen rijst de vraag hoe zij daarop moeten reageren. Meer dan de
helft van de personeelsleden in de openbare ziekenhuizen zijn
contractueel tewerkgestelde personeelsleden. De volgende evidente
vraag rijst. Kunnen zij eveneens op een bepaald ogenblik in de
omstandigheden zijn dat er ook wat hun betreft gesproken kan
worden over de organisatie van dat aanvullend pensioen?
Mijnheer de minister, onderkent u het probleem dat er mogelijk toch
een verschil in situatie kan ontstaan voor wat betreft contractuelen in
de private sector en in de openbare sector?
Ten tweede, hoe kunnen wij dat knelpunt toch tijdig aanpakken? Dat
lijkt me geen snel manoeuvre te zijn, dat vraagt toch enige
voorbereiding.
Ten derde, vindt u principieel dat voor openbare ziekenhuizen en
verzorgingsinstellingen in het algemeen een kader moet worden
gecreëerd voor de contractuelen en dat een aanvullend pensioen voor
hen mogelijk moet worden?
secteur?
Le ministre reconnaît-il qu'une
situation différente peut prévaloir
pour les contractuels dans le
secteur privé et dans le secteur
public? Comment compte-t-il
aborder cette question? Est-il
d'accord pour dire qu'un cadre doit
également être créé pour les
contractuels dans les hôpitaux
publics et que ceux-ci doivent
pouvoir bénéficier d'une pension
complémentaire?
09.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, er zijn
twee verschillende manieren om op die vraag te antwoorden. Ten
eerste is er een formeel en juridisch-technisch antwoord, dat ik
alleszins zal geven. Een tweede benadering van antwoord op die
vraag is een opportuniteitsoordeel, met name in antwoord op de vraag
of het nuttig is dat er iets gebeurt voor aanvullende pensioenvorming
in de verzorgingsinstellingen in het algemeen en/of in de openbare
verzorgingsinstellingen in het bijzonder.
In antwoord op die tweede vraag, denk ik dat dat inderdaad goed zou
zijn. Niet zo lang geleden heb ik overigens een toespraak gehouden
voor de Belgische vereniging van ziekenhuisdirecties, waarbij ik
eigenlijk nogal uitdrukkelijk heb gezegd dat zij de volgende ronde van
sociale onderhandelingen en de opstelling van een nieuw
meerjarenplan zouden kunnen aangrijpen om aanvullende
pensioenen uit te bouwen op het niveau van heel de sector. De vraag
rijst natuurlijk of er daarvoor voldoende geld is, of er daarvoor een
financiering kan komen. In de mate dat er in het algemeen een
financiering komt voor een nieuw sociaal meerjarenplan, zijn de
vakbonden dan geïnteresseerd om een deel daarvan aan te wenden
voor aanvullende pensioenvorming? Ik moet voorzichtig zijn met wat
ik daarover zeg, want ik moet natuurlijk niet de vakbondsagenda of de
patronale agenda terzake vastleggen.
Persoonlijk denk ik dat het goed zou zijn dat men in de
verzorgingsinstellingen een soort van globale afspraak zou maken
over aanvullende pensioenvorming. Dat is echter een persoonlijk
oordeel. Ik kan dat vanzelfsprekend niet opleggen aan de
betrokkenen in de sector zelf.
Op uw juridisch-technische vraag kan ik het volgende antwoorden. De
wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen heeft
09.02 Frank Vandenbroucke,
ministre: Je pense que l'on
pourrait tirer parti du prochain tour
de négociations sociales et de
l'établissement d'un nouveau plan
pluriannuel pour élaborer un
régime de pensions
complémentaires pour l'ensemble
du secteur. La question se pose
évidemment de savoir si un
budget suffisant est disponible à
cet effet et si les syndicats sont
intéressés par un tel régime. Il ne
m'appartient pas de fixer l'agenda
des syndicats ou des employeurs,
mais je suis personnellement
favorable à un accord global sur
les pensions complémentaires
dans le secteur des soins de
santé. Je ne puis évidemment
imposer un tel accord.
Sur le plan juridico-technique, la loi
du 28 avril 2003 relative aux
pensions complémentaires a créé
un nouveau cadre pour les
pensions complémentaires des
travailleurs. L'un des principaux
objectifs de la loi est la
démocratisation du deuxième pilier
des pensions. La législation
s'applique à toutes les formes
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
een nieuw juridisch kader gecreëerd voor de aanvullende
werknemerspensioenen. Een van de belangrijkste doelstellingen van
de wet betreft het democratiseren van de tweede pensioenpijler, met
andere woorden het openstellen van de aanvullende pensioenen naar
zoveel mogelijk werknemers. De wetgeving is van toepassing op alle
vormen van pensioentoezeggingen aan werknemers. Er wordt daarbij
geen onderscheid gemaakt tussen de werknemers uit de privé-sector
en de werknemers uit de publieke sector.
Net als private verzorgingsinstellingen kunnen publieke
verzorgingsinstellingen voor hun contractueel personeel een
aanvullend pensioenstelsel invoeren binnen het kader van de wet op
de aanvullende pensioenen. In dat geval genieten deze
personeelsleden dezelfde wettelijke rechten en garanties als hun
collega's uit de privé-sector. Het toekennen van aanvullende
pensioenen aan de contractuele personeelsleden van de openbare
verzorgingsinstellingen is dus perfect mogelijk binnen het huidig
gereglementeerde kader en kan het voorwerp uitmaken van sociaal
overleg binnen de betrokken instellingen.
De wet op de aanvullende pensioenen heeft trouwens expliciet
rekening gehouden met die mogelijkheid aangezien de
bevoegdheden op het vlak van de aanvullende pensioenen, die in de
privé-sector worden uitgevoerd door de ondernemingsraad, binnen de
publieke sector worden toebedeeld aan de betrokken basisoverleg- of
tussenoverlegcomités. Eveneens werd in de mogelijkheid voorzien
om aanvullende pensioenen te organiseren op een hoger niveau, met
name via protocollen binnen de sectorcomités.
Het mogelijk maken van aanvullende pensioenen voor de
contractuele personeelsleden van openbare verzorgingsinstellingen
vereist bijgevolg geen bijkomend wetgevend ingrijpen.
d'engagements de pension en
faveur de l'ensemble des
travailleurs. Les établissements de
soins publics peuvent également
instaurer un régime de pension
complémentaire pour leur
personnel contractuel. Ces
membres du personnel bénéficient
alors des mêmes droits et
garanties légaux que leurs
collègues du secteur privé. La loi
relative aux pensions
complémentaires tient du reste
explicitement compte de cette
possibilité. Aucune initiative
législative supplémentaire n'est
nécessaire.
09.03 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor
uw antwoord, zowel wat uw persoonlijke opvatting als het juridische
deel betreft. Ik ben ook heel blij om uw antwoord over het juridische
deel te horen. Dat kan inderdaad uit de tekst van de wet worden
afgeleid. Er is natuurlijk iets merkwaardig. Men kan over een
collectieve regeling inzake arbeidsvoorwaarden voor pensioenen
onderhandelen in comités waarvan de syndicale organisaties niet op
hun representativiteit zijn getoetst. Ik had begrepen dat collectief
overleg samenging met een soort van kader dat we in de wet van
1968 over de CAO's terugvonden. Blijkbaar is dat hier wettelijk
mogelijk gemaakt. Het zal alleszins de discussie vergemakkelijken.
09.03 Jo Vandeurzen (CD&V):
Cette réponse me réjouit.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre de l'Emploi et des Pensions sur "les résultats de
l'étude de Eureschannel portant sur l'emploi transfrontalier" (n° 3008)
10 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Werk en Pensioenen over "de resultaten
van de studie van Eureschannel over grensoverschrijdende arbeid" (nr. 3008)
10.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, Eureschannel a
été développé avec l'aide financière de la Commission européenne
pour faciliter la mobilité transfrontalière de l'emploi. Ce réseau a
publié le 25 mai dernier une étude sur l'emploi transfrontalier dans la
zone frontière franco-belge. L'étude basée sur des chiffres récents
10.01 Jean-Luc Crucke (MR):
Eureschannel publiceerde op 25
mei een studie over de
grensarbeid in de Frans-Belgische
regio. Daaruit blijkt dat, waar de
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23
dresse des constats qui ne manquent pas d'étonner à plus d'un titre;
j'en ai retenu quatre.
Un premier élément de conclusion est qu'il existe une différence
considérable entre le flux frontalier vers la Belgique et celui vers la
France. Le travail frontalier historiquement orienté vers la France
s'inverse de plus en plus par un flux vers la Belgique. Alors que le
nombre de travailleurs belges continue à diminuer, les travailleurs
français sont de plus en plus nombreux et actifs en Belgique.
Deuxièmement, les flux frontaliers qui existent en Flandre occidentale
ne sont pas comparables à ceux observés pour le Hainaut, l'autre
sous-région étudiée. En outre, des différences considérables
s'observent entre des flux frontaliers d'une même province,
notamment en comparant Mouscron et Mons. À Mouscron, on trouve
un âge moyen de l'emploi inférieur à trente ans alors qu'à Mons il est
supérieur à cinquante ans. On trouve les mêmes différences entre
Courtrai et Furnes, par exemple.
Troisièmement, le flux frontalier de Roubaix vers Mouscron, Courtrai
et Roulers constitue l'axe dominant. Les frontaliers habitent surtout la
région de Roubaix, ensuite le Valenciennois et enfin l'Avesnois. Les
lieux d'emploi sont principalement regroupés dans les
arrondissements de Mouscron, de Tournai et de Courtrai.
Quatrièmement, et c'est peut-être le plus inquiétant ou en tout cas le
plus interpellant, le profil du frontalier peut être défini comme suit: les
Français venant travailler en Belgique sont dans une large mesure
des ouvriers de sexe masculin, la plupart d'entre eux sont peu
qualifiés et particulièrement jeunes; ils travaillent principalement dans
le secteur manufacturier, la construction, la santé et le transport; ils
disposent le plus souvent d'un contrat à durée indéterminée à temps
plein.
Si ce flux de travailleurs transfrontaliers n'est pas en soi choquant
dans le contexte européen, on peut néanmoins s'interroger, monsieur
le ministre, sur l'évolution statistique des chiffres au regard
notamment des régions où le chômage persiste - pas plus tard que ce
matin, la presse annonçait une augmentation du taux de chômage de
5% par rapport à une période identique à l'année précédente. Ce
constat me semble d'autant plus amer lorsque l'on sait que ce
chômage frappe essentiellement des personnes peu qualifiées et que
les emplois auxquels ils pourraient prétendre sont occupés par les
transfrontaliers français.
- Avez-vous connaissance, monsieur le ministre, des résultats
complets de cette étude?
- Si oui, quel est votre sentiment à cet égard?
- Comptez-vous initier, dans le cadre de vos compétences, des
projets pour lutter contre cette situation?
Lorsque l'on sait que la Wallonie, en particulier, mais également la
Flandre ont un taux de chômage important et que l'on constate que
ces travailleurs potentiels n'obtiennent pas d'emploi alors que celui-ci
se trouve quasiment à leur porte, on peut se poser bon nombre de
questions sur la réalité de l'ONEM et peut-être aussi du FOREM, mais
c'est un débat qui ne dépend pas du fédéral. Quel votre position face
à ce constat alarmant?
grensarbeid zich historisch richting
Frankrijk verplaatste, zich nu een
omgekeerde beweging voordoet;
de arbeidsstromen in West-
Vlaanderen zijn niet vergelijkbaar
met die in Henegouwen en er
bestaan enorme verschillen
binnen een en dezelfde provincie;
de belangrijkste as gaat van
Roubaix naar Moeskroen, Kortrijk
en Roeselare; de Fransen die in
België komen werken zijn vaak
jong en laagopgeleid en worden
voor onbepaalde duur
tewerkgesteld, in de verwerkende
nijverheid en in de bouw-, de
gezondheids- en de vervoersector.
Men kan zich vragen stellen bij de
statistische evolutie van de cijfers.
Die vaststelling lijkt mij des te
bitterder als men bedenkt dat
vooral laaggeschoolden aan deze
vorm van werkloosheid ten prooi
vallen en dat een aantal banen
waarop zij aanspraak zouden
kunnen maken, door de Franse
grensarbeiders worden ingepikt.
Kent u de volledige resultaten van
deze studie? Wat is uw standpunt
hierover? Bent u van plan
wettelijke initiatieven te nemen om
deze toestand te verhelpen?
Vooral Wallonië maar ook
Vlaanderen kent een hoge
werkloosheidsgraad. Men kan zich
afvragen wat zich in werkelijkheid
bij de RVA en misschien ook wel
de FOREM afspeelt. Wat is uw
standpunt ten aanzien van deze
verontrustende vaststelling?
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24
10.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur le président,
monsieur Crucke, en réponse à votre question, je peux vous
communiquer que j'ai bien sûr connaissance de cette étude qui, à
première vue, à l'air d'être très intéressante, mais est limitée en ce qui
concerne la problématique - si on peut utiliser ce mot - du travail
frontalier à une seule zone frontalière, notamment la frontière avec la
France.
Dans ce cadre, je peux vous assurer que je suis bien au courant du
fait que, ces dernières années, en ce qui concerne le travail frontalier
franco-belge, il y a beaucoup plus de travailleurs habitant la France
qui ont trouvé un emploi en Belgique que l'inverse.
C'est différent de ce qui se passe à nos autres frontières, avec les
Pays-Bas et le Luxembourg, où il y a toujours plus de travailleurs
habitant la Belgique et allant travailler dans ces pays que l'inverse.
J'ai, bien entendu, transmis immédiatement cette étude aux services
compétents de mon administration, qui suivent continuellement
l'évolution de l'emploi en Belgique. Ces services analyseront cette
étude et en feront une réflexion plus approfondie, en tenant compte
des données dont ils disposent déjà en cette matière.
Une première lecture rapide de ce rapport d'enquête montre que la
problématique du travail frontalier est très complexe et est liée, tant à
une différence de régime fiscal lequel est plus favorable en France -
qu'à la situation économique dans la région. Le Nord exporte le plus
de main-d'oeuvre et connaît en même temps le plus de chômage. Les
gens cherchent donc du travail de l'autre côté de la frontière, d'autant
plus que les salaires sont plus intéressants en Belgique, que la
différence de culture est peu importante et que beaucoup de jeunes
ont été à l'école en Belgique.
Dans le contexte européen, nous ne pouvons que nous réjouir de
cette mobilité.
Par ailleurs, force nous est de constater aussi que les emplois pour
lesquels les gens traversent la frontière ne concernent pas des
fonctions qui demandent de hautes qualifications. De plus, les
personnes acceptant de tels emplois possèdent souvent une
formation professionnelle à orientation technique. Néanmoins, la
question de la mobilité des demandeurs d'emploi revient sous les
projecteurs.
J'ai inscrit ce thème de manque de mobilité géographique en Belgique
à l'ordre du jour de la Conférence fédérale pour l'emploi d'octobre
2003. Depuis lors, les Régions se sont réunies à plusieurs reprises
pour examiner des solutions à ce problème. Un des résultats est déjà
l'amélioration de l'échange d'offres d'emploi entre la Région
bruxelloise et la Flandre. La deuxième étape consiste naturellement à
améliorer la collaboration entre les différentes Régions et les services
de placement compétents pour la Flandre, Bruxelles et la
Communauté germanophone.
Des contacts informels m'ont également permis d'apprendre que cet
accord de collaboration est pratiquement achevé. L'accord contient
des dispositions relatives à l'échange d'offres d'emploi, aux actions
10.02
Minister Frank
Vandenbroucke: Ik ben op de
hoogte van deze studie, die zich
tot één enkele grenszone beperkt.
In deze context kan ik u
verzekeren dat ik maar al te goed
weet dat, wat de grens-
overschrijdende tewerkstelling
tussen Frankrijk en België betreft,
veel meer Fransen een baan in
België hebben gevonden dan
omgekeerd.
Aan onze andere grenzen zijn er
steeds meer arbeiders die in
België wonen en in de buurlanden
gaan werken dan omgekeerd.
Het volstaat het onderzoeks-
verslag vluchtig door te nemen om
vast te stellen dat grensarbeid een
zeer complex gegeven is, dat
zowel met een verschillend
belastingstelsel als met de
economische toestand van een
streek verband houdt. De meeste
arbeiders zijn afkomstig uit de
regio Nord, die ook de hoogste
werkloosheid kent. De bevolking
zoekt er dus werk over de grens.
Dat gegeven wordt nog in de hand
gewerkt door de hogere lonen in
ons land, door de beperkte
culturele verschillen en door het
feit dat heel wat jongeren in België
school liepen. In de Europese
context kunnen we ons alleen over
die mobiliteit verheugen.
Overigens moeten we vaststellen
dat de betrekkingen waarvoor
mensen de grens overkomen,
geen specifieke opleiding
vereisen.
Ik zette de gebrekkige
geografische mobiliteit in België op
de agenda van de federale
werkgelegenheidsconferentie in
oktober 2003. Sindsdien
onderzochten de Gewesten
mogelijke oplossingen voor dat
probleem. De verbeterde
uitwisseling van de werk-
aanbiedingen is een van de
resultaten die tot nu toe werden
geboekt. De tweede stap bestaat
uiteraard in een betere
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
pour la promotion de la mobilité entre les Régions, à la promotion de
formations linguistiques, à l'organisation de formations
transrégionales, etc. Il ne reste plus qu'à présenter cet accord
formellement.
samenwerking tussen de
verschillende Gewesten.
Uit informele contacten is ook
gebleken dat het samenwerkings-
akkoord nagenoeg rond is. Het
moet alleen nog formeel worden
voorgesteld.
10.03 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, on peut
comprendre que ce type de rapport soit analysé par vos services et
que cette analyse se fasse en détail. Il est vrai que le régime fiscal
peut avoir une certaine influence, je le reconnais. Ce qui est inquiétant
et alarmant dans ce dossier, c'est qu'on touche, et vous l'avez
précisé, à des emplois non qualifiés. Ce sont des emplois qui, par
rapport à la mobilité, sont plus facilement disponibles pour un Belge
que pour un Français. Nonobstant cela, on voit que cette mobilité ne
s'opère pas.
Je sais que vous avez parfois été critiqué par les syndicats, même si
je ne les soutenais pas dans leurs critiques; je soutenais plutôt votre
politique de contrôle des personnes qui ne sont pas réellement
désireuses de travailler. Nous avons là un élément qui permet de dire
que tout n'est pas fait par tout le monde pour trouver du travail. De
temps en temps, il faut pouvoir le dire. Vous l'avez d'ailleurs déclaré à
plusieurs reprises, je le reconnais bien volontiers. Il s'agit d'emplois
non qualifiés, ils devraient donc pouvoir être réellement pris en charge
par des Belges.
Enfin, j'attire votre attention sur le fait qu'il m'a été permis de
connaître en France l'existence d'organismes spécialisés dans la
recherche d'emplois en Belgique. Forcément, ils permettent à des
Français de venir travailler ici. Je ne suis pas de ceux qui souhaitent
déclarer la guerre à la France, mais si des organismes privés en
France peuvent agir comme cela, il faut, a fortiori, que les organismes
publics en Belgique mènent cette politique de recherche.
Vous avez aussi attiré mon attention sur la présence de nombreux
étudiants français en Belgique, ce qui est exact. Rien que pour les
arrondissements de Tournai et de Mouscron, il y a plus de 7.000
jeunes français qui étudient dans l'enseignement secondaire. Par la
suite, ils ont évidemment tendance à rester dans la région pour y
trouver un emploi.
Mais ils ne touchent pas toujours à ces emplois non qualifiés dont on
a parlé ici; d'autres tranches d'âge sont concernées.
Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse et je pense
qu'il faut être sérieusement attentif à cette évolution. L'idéal serait
évidemment que tout le monde ait du travail mais comme ce n'est pas
le cas, nous devons - me semble-t-il - encore favoriser la possibilité
pour les Belges d'en avoir tout en leur indiquant qu'ils doivent aussi se
bouger pour l'obtenir.
10.03 Jean-Luc Crucke (MR):
Het is begrijpelijk dat uw diensten
een dergelijk verslag tot in de
details analyseren. Maar het
verontrust me dat men in dit
dossier raakt aan arbeidsplaatsen
voor ongeschoolden die in feite
aan Belgen zouden moeten
toekomen. Men moet soms durven
zeggen - wat u trouwens heeft
gedaan dat niet iedereen zijn
uiterste best doet om werk te
vinden.
Tot slot signaleer ik u dat
sommige Franse organismen
openstaande betrekkingen in
België opsporen. Ik wil Frankrijk
de oorlog niet verklaren, maar als
men daar zo te werk gaat dan
moet men in België
een
gelijksoortig beleid kunnen voeren.
U heeft tevens de aandacht
gevestigd op de Franse studenten
in België. In de arrondissementen
Doornik en Moeskroen telt het
middelbaar onderwijs meer dan
7.000 Franse scholieren. Ze
blijven achteraf in de streek om er
werk te zoeken. Het gaat
daarnaast ook om andere
leeftijdscategorieën.
Wij moeten alles in het werk
stellen om de Belgen aan een
baan te helpen, maar we moeten
hen ook duidelijk maken dat ze
zelf iets moeten ondernemen als
ze een job willen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
11 Vraag van de heer Mark Verhaegen aan de minister van Werk en Pensioenen over "de uitbreiding
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
van de seizoenarbeid" (nr. 3047)
11 Question de M. Mark Verhaegen au ministre de l'Emploi et des Pensions sur "l'assouplissement
des modalités régissant le travail saisonnier" (n° 3047)
11.01 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de minister, de
Ministerraad keurde op 26 mei het koninklijk besluit goed dat de
regels voor seizoensarbeid versoepelt. Ik dank u uiteraard voor de
engagementen die aangegaan zijn op aandringen en op vraag van de
vakverenigingen. Op het terrein verneem ik dat de nieuwe
modaliteiten heel wat positieve elementen bevatten, vooral voor de
werkgever. Zo valt de grens van maximaal 45 of 95 dagen voor
respectievelijk boeren en tuinders waarop zij een beroep kunnen doen
op seizoensarbeid, weg. De champignontelers mogen voortaan ook
meedoen. De boeren en de tuinders mogen ook uitzendkantoren
inschakelen. Misschien kan dat enig soelaas bieden bij hun zoektocht
naar arbeidskrachten. Immers, hun sectoren zijn bij uitstek
knelpuntsectoren voor het vinden van werkkrachten.
Een goede oplossing is volgens ons een integrale oplossing. Wij zijn
van mening dat er wellicht overhaast te werk gegaan is. Daarom blijf
ik met een aantal vragen zitten, waarop ik graag een antwoord krijg,
mijnheer de minister. Ik som ze concreet op.
Ten eerste, de beperking voor de werknemer blijft om onduidelijke en
niet geargumenteerde redenen, of toch om redenen die ik niet ken,
bestaan. Die mag slechts gedurende maximaal 65 dagen
tewerkgesteld worden. Waarom wordt er geen grotere flexibiliteit aan
de dag gelegd?
Ten tweede, de situatie blijft ook onduidelijk voor de vele en ik
spreek vooral over de gehuwde steuntrekkenden. De ene
administratie beweert dat wat die mensen verdienen door hun
seizoensarbeid, moet worden afgetrokken van hun steunbedrag. Een
andere beweert dan weer het tegenovergestelde. Hoe is dat in feite
geregeld?
Ten derde, waarom sluit België geen bilaterale
tewerkstellingsakkoorden met de nieuwe EU-lidstaten?
Ten vierde, de modaliteiten worden wel wat soepeler, maar hoe zult u,
mijnheer de minister, het basisprobleem aanpakken? Dat is nog altijd
het vinden van geschikte arbeidskrachten.
11.01 Mark Verhaegen (CD&V):
Le 26 mai 2004, le Conseil des
ministres a approuvé un arrêté
royal sur le travail saisonnier. Il est
positif que les restrictions dans le
chef de l'employeur disparaissent
et qu'il soit mis un terme à la durée
maximale de la période pendant
laquelle les employeurs peuvent
engager des travailleurs saison-
niers. En outre, les cultivateurs de
champignons pourront désormais
y recourir et il pourra également
être fait appel aux agences
d'intérim.
Une solution globale doit être
recherchée. On a peut-être
travaillé à la hâte. Pourquoi les
restrictions dans le chef du
travailleur sont-elles maintenues?
Les allocataires doivent-ils déduire
les revenus provenant du travail
saisonnier des allocations qu'ils
perçoivent? Pourquoi notre pays
ne conclut-il pas des accords
bilatéraux avec les nouveaux Etats
membres de l'UE? Comment le
ministre compte-t-il trouver de la
main d'oeuvre appropriée?
11.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, als
antwoord op de vraag van het geachte lid kan ik het volgende
meedelen.
Dat wij niet onmiddellijk alle grenzen hebben opgeheven, maar alleen
de beperking voor de werkgever heeft alles te maken met
voorzichtigheid. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat de
versoepeling van de grenzen inzake gelegenheidsarbeid tot gevolg
heeft dat de bestaande reguliere arbeid in de sector zou worden
omgezet in gelegenheidsarbeid. Dat zou een spiraal van negatieve
concurrentie in de sector op gang brengen, die er op termijn zou toe
leiden dat alle kennis en kundigheid in onze land- en tuinbouwsector
zou verdwijnen. Om die reden hebben trouwens zowel de vakbonden
als de werkgevers reeds gezegd dat de voorgestelde maatregel
getoetst moet worden aan de evolutie van de reguliere arbeid. Blijkt er
11.02 Frank Vandenbroucke,
ministre: Par précaution, nous
n'avons pas souhaité lever toutes
les barrières. En effet, l'assouplis-
sement des conditions ne doit pas
avoir pour conséquence de
transformer le travail existant en
activité occasionnelle. Si tel est le
cas, on voit apparaître une spirale
de concurrence négative et toute
l'expérience accumulée en matière
d'agriculture et d'horticulture
disparaîtra dans notre pays. Les
syndicats et les employeurs
souhaitent d'ailleurs que la mesure
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27
inderdaad geen verdringing te bestaan, dan kan overwogen worden
om op termijn eventueel ook de grens voor werknemers te
versoepelen.
In uw tweede vraag vroeg u of gelegenheidsarbeid als loon wordt
beschouwd, met daarbij voor iedere tak van de sociale zekerheid
eigen cumulatieregels. Ik kan u bij wijze van voorbeeld de cumulatie
van een inkomen van gelegenheidsarbeid met een
werkloosheidsuitkering geven. Indien de gelegenheidsarbeid een
gewone werkloze betreft, dan geven betaalde activiteiten die worden
uitgeoefend als gelegenheidswerk aanleiding tot ontzegging van de
werkloosheidsuitkering voor de dag waarop wordt gewerkt. Een
tweede mogelijkheid is dat er gelegenheidswerk in het kader van het
PWA wordt geleverd. In dat geval bepaalt artikel 79, §8, van het
koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de
werkloosheidsreglementering dat de PWA-werknemer voor de
inactiviteitsuren aanspraak kan maken op een PWA-
inkomensgarantie-uitkering, aangevuld met een loon voor de uren van
gelegenheidsarbeid in de vorm van PWA-cheques.
Zo kom ik tot uw derde vraag. Volgens artikel 10 van het koninklijk
besluit van 9 juni 1999 worden arbeidsvergunningen enkel toegekend
voor werknemers die onderdaan zijn van de landen waarmeer België
een internationaal akkoord of overeenkomst inzake de tewerkstelling
van werknemers heeft afgesloten. Het toetredingsverdrag, afgesloten
met de nieuwe EU-lidstaten, regelt onder meer de toegang tot de
arbeidsmarkt voor de onderdanen uit de nieuwe EU-lidstaten en wordt
in die zin beschouwd als een internationale overeenkomst inzake
tewerkstelling van werknemers. Het is bijgevolg niet nodig om
afzonderlijke, bilaterale tewerkstellingsakkoorden met de
verschillende, nieuwe EU-lidstaten af te sluiten om de toegang van
hun onderdanen op onze arbeidsmarkt mogelijk te maken.
Wat uw laatste vraag betreft, door ook gelegenheidsarbeid onder
dezelfde, parafiscale voordelen toe te laten, wanneer hij via een
uitzendkantoor wordt geleverd, kan die arbeid een bijkomend kanaal
zijn om arbeidskrachten aan te trekken. De lonen via de vermindering
van de persoonlijke bijdrage aantrekkelijker maken, zonder
bijkomende kosten voor de werkgever, zal eveneens een positief
effect hebben. Ik maak mij echter geen illusies. Het zal de problemen
niet zonder meer oplossen. Arbeidsbemiddeling en toeleiding is echter
geen federale bevoegdheid. Ik weet wel dat bijvoorbeeld in
Vlaanderen de VDAB vergaande inspanningen levert om geschikte
arbeidskrachten te kunnen toeleiden.
proposée fasse l'objet d'une
évaluation par rapport à l'évolution
du travail normal. Ce n'est
qu'ensuite que nous pourrons
envisager d'assouplir les
conditions relatives aux
travailleurs.
Le travail occasionnel est
considéré comme un travail salarié
avec des règles de cumul propres
à chaque branche de la sécurité
sociale. Si un chômeur ordinaire
réalise un travail occasionnel, il ne
percevra pas d'allocations de
chômage pour les jours pendant
lesquels il aura travaillé. Si le
travail occasionnel est réalisé dans
le cadre d'une ALE, le travailleur
peut prétendre à une allocation de
revenu garanti de l'ALE pour les
heures d'inactivité. Le salaire
octroyé pour le travail occasionnel
est payé par l'intermédiaire des
chèques ALE.
L'article 10 de l'arrêté royal du 9
juin 1999 précise que les autori-
sations d'occupation sont unique-
ment octroyées aux travailleurs
ressortissant d'un pays avec
lequel la Belgique a conclu un
accord international en matière
d'occupation de travailleurs. Le
traité d'adhésion qui a été conclu
avec les nouveaux Etats de l'UE
réglemente également l'accès au
marché du travail, et il est donc
considéré comme un accord de ce
type. Des accords bilatéraux
séparés ne sont donc pas
nécessaires.
Nous pouvons attirer de la main-
d'oeuvre en accordant les mêmes
avantages parafiscaux pour le
travail occasionnel par l'intermé-
diaire de bureaux d'intérim. Une
rémunération plus attrayante par le
biais d'une diminution des
cotisations personnelles sans frais
supplémentaires pour les
employeurs peut également
produire un effet positif. Je
n'ignore nullement que ces
mesures ne résoudront pas les
problèmes aussi simplement. Le
placement des travailleurs ne
02/06/2004
CRIV 51
COM 285
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28
ressortit pas aux compétences
fédérales, mais le VDAB fournit
déjà d'énormes efforts en la
matière en Flandre.
11.03 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor
uw duidelijk antwoord.
Ik heb er alle begrip voor dat het systeem eventueel, als het nodig is,
nog moet worden bijgestuurd in hoofde van de werknemers. Een
eerste bijsturing, die volgens mij vrij vlot kan gebeuren, is de 65-
dagenregel, die bepaalt dat de betrokkenen maximaal 65 dagen
mogen worden tewerkgesteld. Dat geeft een praktisch probleem,
bijvoorbeeld voor de witloofteelt. U bent trouwens in Kortenberg op
bezoek geweest bij een witloofteler.
Daar blijkt dat die mensen gedurende 80 dagen een beroep willen
doen op seizoenarbeid. Als dit nu tot 65 dagen wordt beperkt, dan
gaan zij voor die 15 dagen nog iemand anders moeten inschakelen
en eventueel opleiden. Dat zou volgens hen aanleiding kunnen geven
tot een aantal problemen. Ik denk dat dit toch teeltgericht moet
gebeuren, mijnheer de minister. Er zou toch enige flexibiliteit mogen
worden gehanteerd met die 65 dagen.
Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat er een regeling voor de
steuntrekkenden is. Misschien kunnen wij terzake nog een aantal tips
voorstellen. Er zijn nu zo veel cheques. Zou het niet mogelijk zijn om
hiervoor ook in een groene cheque te voorzien? De land- en
tuinbouwers vragen immers niet zozeer een vermindering van de
lasten, maar wel dat de groene cheques bijvoorbeeld een
administratieve vereenvoudiging zouden kunnen betekenen.
Ik heb nog een laatste bedenking over het vinden van geschikte
arbeidskrachten. Er worden inderdaad een aantal impulsen gegeven.
De modaliteiten wordt versoepeld. Dat is een goede zaak. Ik weet ook
dat het basisprobleem, het vinden van geschikte arbeidskrachten en
de opleiding en begeleiding van werkzoekenden een Vlaamse materie
is. Daarom zou het probleem van het werk naar een homogeen,
consistent niveau moeten kunnen gaan.
Mijnheer de minister, ik weet waarover ik spreek. U kent mijn
gemeente, Hulshout, de Zuiderkempen. Wij hebben een probleem
met heel wat boomkwekerijen. Het is heel moeilijk om geschikte
mensen te vinden. Zij mogen niet al te kieskeurig zijn. Het is al
moeilijk om mensen te vinden die een handje willen toesteken. Ik
denk dan ook dat deze paradox zou moeten worden doorbroken. Er
zijn meer dan 100.000 Vlaamse, jonge werklozen. Onze boeren en
tuinders vinden alsmaar moeilijker een geschikte arbeidskracht. Ik
denk dat dit een probleem van eerste orde is. Ik hoop dan ook dat
deze jobs in de eerste plaats zullen worden ingevuld door eigen jonge
mensen, eigen krachten en als het echt niet anders kan, moeten wij
pas over de grens kijken. Dat zou echter een noodoplossing moeten
zijn.
Mijnheer de minister, tot daar een aantal constructieve voorstellen die
ik in het debat wou inbrengen.
11.03 Mark Verhaegen (CD&V):
Je peux parfaitement comprendre
que le ministre souhaite encore
corriger le système. Il pourrait
adapter la règle des 65 jours, par
exemple. En outre, on pourrait
envisager une sorte de chèque
vert pour simplifier l'administration.
Il est positif que des mesures
soient prises pour trouver de la
main-d'oeuvre appropriée. La
politique en matière d'emploi
devrait toutefois être déterminée à
un niveau unique de pouvoir. La
Flandre compte plus de 100.000
chômeurs, mais les agriculteurs et
horticulteurs éprouvent de plus en
plus de difficultés à trouver de la
main-d'oeuvre appropriée. Nous
devons d'abord puiser dans notre
propre population; ce n'est
qu'après que nous pouvons
regarder par-delà les frontières.
Het incident is gesloten.
CRIV 51
COM 285
02/06/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 3055 van mevrouw Turtelboom vervalt, aangezien zij niet aanwezig is.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.39 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.39 heures.