CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 COM 261
CRIV 51 COM 261
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
mardi
dinsdag
18-05-2004
18-05-2004
Matin
Voormiddag
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair document van de 51e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (avec les annexes)
(PLEN: couverture blanche; COM: couverture saumon)
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (met de
bijlagen)
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
plenum
COM
réunion de commission
COM
commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
COM 261
18/05/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i
SOMMAIRE
INHOUD
Question de M. Mark Verhaegen à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "la
transposition de la décision-cadre de l'UE du
15 mars 2001 relative au statut des victimes dans
le cadre de procédures pénales" (n° 2844)
1
Vraag van de heer Mark Verhaegen aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
omzetting van het EU-kaderbesluit van
15 maart 2001 inzake het statuut van het
slachtoffer in de strafprocedure" (nr. 2844)
1
Orateurs:
Mark Verhaegen, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Mark Verhaegen, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Question de M. Jean-Luc Crucke à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "les
conséquences de l'arrêt rendu par la Cour
d'arbitrage concernant l'article 232 du Code civil"
(n° 2898)
3
Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
gevolgen van het arrest dat het Arbitragehof heeft
geveld met betrekking tot artikel 232 van het
Burgerlijk Wetboek" (nr. 2898)
3
Orateurs:
Jean-Luc Crucke, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Jean-Luc Crucke, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Question de M. Jean-Luc Crucke à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "la
situation financière délicate des autorités
judiciaires fédérales" (n° 2899)
5
Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
moeilijke financiële toestand van de federale
rechterlijke overheden" (nr. 2899)
6
Orateurs:
Jean-Luc Crucke, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Jean-Luc Crucke, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Question de M. Olivier Maingain à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "la
commission de probation à Bruxelles" (n° 2917)
7
Vraag van de heer Olivier Maingain aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
probatiecommissie te Brussel" (nr. 2917)
7
Orateurs:
Olivier Maingain, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Olivier Maingain, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Question de M. Bart Laeremans à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "la
politique laxiste menée à l'encontre des
multirécidivistes" (n° 2890)
9
Vraag van de heer Bart Laeremans aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "het
lakse beleid ten aanzien van multirecidivisten"
(nr. 2890)
9
Orateurs:
Bart Laeremans, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Bart Laeremans, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Question de M. Bart Laeremans à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "la
prise en compte du séjour illégal en vue de
l'acquisition de la nationalité" (n° 2927)
10
Vraag van de heer Bart Laeremans aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "het
meetellen van het illegaal verblijf voor de
verwerving van de nationaliteit" (nr. 2927)
10
Orateurs:
Bart Laeremans, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Bart Laeremans, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Question de M. Melchior Wathelet à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "les
avancées attendues en matière de tribunal
d'application des peines" (n° 2920)
13
Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
verwachte vooruitgang op het stuk van de
strafuitvoeringsrechtbank" (nr. 2920)
13
Orateurs: Melchior Wathelet, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers: Melchior Wathelet, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
CRIV 51
COM 261
18/05/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1
COMMISSION DE LA JUSTICE
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
du
MARDI
18
MAI
2004
Matin
______
van
DINSDAG
18
MEI
2004
Voormiddag
______
La séance est ouverte à 10.02 heures par M. Alfons Borginon, président.
De vergadering wordt geopend om 10.02 uur door de heer Alfons Borginon, voorzitter.
01 Vraag van de heer Mark Verhaegen aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de
omzetting van het EU-kaderbesluit van 15 maart 2001 inzake het statuut van het slachtoffer in de
strafprocedure" (nr. 2844)
01 Question de M. Mark Verhaegen à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la
transposition de la décision-cadre de l'UE du 15 mars 2001 relative au statut des victimes dans le
cadre de procédures pénales" (n° 2844)
01.01 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik mag als
eerste beginnen. Vroegkomers worden beloond.
Mevrouw de minister, ik lees in het voorontwerp van het federaal plan
inzake duurzame ontwikkeling, waarvan het openbaar onderzoek
dezer dagen ten einde loopt, dat in het kader van de verbetering van
het lot en de behandeling van de slachtoffers in gerechtelijke
procedures het EU-kaderbesluit van 15 maart 2001 inzake het statuut
van het slachtoffer in de strafprocedure zou worden omgezet in
Belgisch recht. Uw beleidsnota wijst eveneens in dezelfde richting met
dezelfde intentieverklaring.
Ik wil u daarom drie voor de hand liggende vragen stellen.
Ten eerste, heeft u hiervoor al een ontwerp klaar? Indien dit niet het
geval is, wanneer kan het ontwerp dan worden verwacht?
Ten tweede, kunt u meer uitleg verschaffen over de inhoud van dit
kaderbesluit?
Ten derde, werden sommige bepalingen van dit kaderbesluit
eventueel reeds omgezet in andere wetgeving? Indien ja, kunt u een
overzicht geven van deze reeds geldende bepalingen?
01.01 Mark Verhaegen (CD&V):
La décision-cadre de l'Union
européenne du 15 mars 2001
relative au statut des victimes
dans le cadre de procédures
pénales va être transposée en
droit belge.
Dans quel délai pouvons-nous
espérer disposer d'un projet? La
ministre peut-elle commenter la
décision-cadre? Certaines
dispositions prévues dans ce
document ne figurent-elles pas
déjà dans notre législation
actuelle?
01.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, mijnheer
Verhaegen, wat uw vraag inzake een wetsontwerp betreft, wil ik erop
wijzen dat de omzetting van het kaderbesluit niet door middel van één
enkele wet gebeurt. Een ingreep van de wetgever is niet steeds
vereist om het Belgisch recht conform te maken met het besluit. Het
komt er vaak niet op aan nieuwigheden te creëren, maar wel de
toepassing te optimaliseren van hetgeen reeds bij wet, besluit of
rondzendbrief is geregeld.
01.02
Laurette Onkelinx,
ministre: La transposition de la
décision-cadre ne se fera pas par
la voie d'une loi ordinaire.
L'harmonisation du droit belge ne
nécessite pas toujours
l'intervention du législateur.
Souvent, une nouvelle loi n'est pas
18/05/2004
CRIV 51
COM 261
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2
Zoals u weet, steunt het slachtofferbeleid in België op drie pijlers: de
politionele slachtofferbejegening, het onthaal van slachtoffers op
parketten en rechtbanken en de psychosociale hulp aan slachtoffers.
Met deze structuur en de bijhorende diensten komt het Belgisch recht
reeds in ruime mate tegemoet aan het kaderbesluit.
De bestaande structuur moet evenwel worden verbeterd. Een aantal
initiatieven dringt zicht op. Zo moet het slachtoffer vanaf het eerste
contact met de handhavingdiensten toegang hebben tot de voor de
bescherming van zijn belangen relevante informatie. Ik heb recentelijk
de arrondissementele raden voor slachtofferbeleid de specifieke
opdracht gegeven om de informatiedoorstroming te onderzoeken en
in dit verband concrete oplossingen voor te stellen. Indien nodig moet
het slachtoffer op de hoogte worden gebracht van de
invrijheidsstelling van de persoon die wegens het misdrijf is vervolgd
of veroordeeld. Dit is momenteel alleen geregeld in het kader van de
voorwaardelijke invrijheidsstelling. De wet betreffende de
strafuitvoeringsrechtbanken zal in een regeling voorzien voor de
andere vormen van vrijlating en voor het informeren van het
slachtoffer.
Wie in een andere lidstaat dan deze van zijn woonplaats slachtoffer is
van een strafbaar feit en daar geen klacht kan indienen, moet in zijn
woonplaats een klacht kunnen indienen. Dit probleem zal door middel
van een rondzendbrief worden geregeld.
Volgens het kaderbesluit moet elke lidstaat een betere samenwerking
op Europees niveau nastreven. De institutionalisering van het
Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid zal toelaten dat dit Forum
tevens een contactpunt vormt op Europees niveau.
U vraagt of sommige bepalingen reeds in onze wetgeving zijn
omgezet.
nécessaire et il suffit d'optimiser la
législation existante.
En Belgique, la politique relative
aux victimes repose sur trois
piliers: la prise en charge des
victimes par les services de police,
leur accueil dans les parquets et
les tribunaux et l'aide
psychosociale.
La structure actuelle en matière
d'accompagnement des victimes
doit être améliorée. La victime doit
pouvoir accéder immédiatement à
l'ensemble des informations qui
concourent à la défense de ses
intérêts. Les Conseils
d'arrondissement s'y emploient.
Au besoin, la victime doit
également être informée de la
mise en liberté de l'auteur, quelles
qu'en soient les modalités. La
personne qui a été victime d'un
délit dans un autre Etat membre
de l'Union européenne et qui n'a
pu y déposer plainte doit pouvoir le
faire au lieu de son domicile.
L'institutionalisation du Forum
national pour une politique en
faveur des victimes contribuera
déjà à améliorer la collaboration
au niveau européen.
La loi du petit Franchimont a déjà permis de renforcer sensiblement la
position de la victime dans la procédure pénale. D'autres lois récentes
sont également d'une importance capitale pour les victimes
d'infractions et contribuent à rendre la législation belge conforme à la
décision cadre. Le Sénat discute actuellement du grand Franchimont,
également dans une perspective d'amélioration de la position de la
victime.
Les lois du 26 mars et du 22 avril 2003 élargissent les possibilités
d'intervention de la commission pour l'aide financière aux victimes
d'actes intentionnels de violence. L'arrêté royal du 18 décembre 2003
permet à un plus grand nombre de personnes de faire appel à une
intervention gratuite ou à coût réduit de l'aide juridique de deuxième
ligne, ce qui constitue une amélioration pour les victimes d'infractions.
D'autres lois doivent également être mentionnées: la loi du
11 juin 2002 relative à la protection contre la violence et le
harcèlement moral ou sexuel au travail, la loi du 7 juillet 2002
contenant les règles relatives à la protection des témoins menacés, la
loi du 28 janvier 2003 visant à l'attribution du logement familial au
conjoint ou au cohabitant légal victime d'actes de violence physique
de son partenaire, la loi du 25 février 2003 tendant à lutter contre la
discrimination, la loi du 3 mai 2003 concernant la traduction des
De zogenaamde "kleine
Franchimont"- wet heeft het al
mogelijk gemaakt het statuut van
het slachtoffer in de strafprocedure
te consolideren en de "grote
Franchimont", die momenteel in de
Senaat wordt besproken, gaat in
dezelfde richting. Er zijn ook de
wetten van 11 juni et 7 juli 2002,
evenals die van 28 januari, 25
februari, 26 maart, 22 april en 3
mei 2003, het KB van 18
december 2003 en diverse
ministeriële richtlijnen, de
circulaires van 16 juli 2001, 24
januari en 20 februari 2002. De
ministeriële richtlijn omtrent de "set
seksuele agressie" en de
ministeriële richtlijn inzake het
waardig afscheid nemen van een
overledene in geval van interventie
door de gerechtelijke overheden,
worden op dit ogenblik bijgewerkt.
CRIV 51
COM 261
18/05/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
déclarations verbales.
Des directives ministérielles encouragent une application cohérente
des différentes dispositions légales. Au niveau de la Justice, je cite
par exemple la circulaire du 16 juillet 2001 relative à l'enregistrement
audiovisuel de l'audition des mineurs témoins ou victimes
d'infractions, la circulaire du 24 janvier 2002 relative à la position de la
victime dans la procédure de libération conditionnelle, la directive du
20 février 2002 relative à la recherche des personnes disparues. Des
directives ministérielles sont en cours de réactualisation: la directive
relative aux sept agressions sexuelles, celle concernant un dernier
hommage à rendre au défunt en cas d'intervention des autorités
judiciaires; la directive relative à l'accueil des victimes au sein des
parquets et tribunaux sera également retravaillée.
Cette énumération reprend les dispositions les plus importantes. Une
énumération exhaustive dépasserait le cadre d'une question orale.
Comme vous le constatez, nous continuons à travailler d'arrache-pied
à l'amélioration du statut de la victime.
De ministeriële richtlijn inzake het
onthaal van de slachtoffers op de
parketten en rechtbanken zal
eveneens worden herzien.
01.03 Mark Verhaegen (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u
voor uw uitvoerig antwoord. Ook wij willen tot een volledige omzetting
komen. Die is van cruciaal belang voor een goede
slachtofferbejegening, die prioritair is. Het zal u niet verwonderen dat
wij ook in de toekomst zullen blijven controleren of de Europese
regelgeving wel correct en volledig wordt omgezet om zo te komen tot
een samenleving waar de nadelige gevolgen van alle misdrijven op
maximale wijze uitgebannen worden voor wie erdoor getroffen wordt.
01.03 Mark Verhaegen (CD&V):
Je me réjouis d'entendre que la
ministre partage nos
préoccupations. Nous nous
assurerons que la réglementation
européenne est correctement
transposée. Les victimes doivent
en effet bénéficier d'un soutien
maximal.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Question de M. Jean-Luc Crucke à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les
conséquences de l'arrêt rendu par la Cour d'arbitrage concernant l'article 232 du Code civil" (n° 2898)
02 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de
gevolgen van het arrest dat het Arbitragehof heeft geveld met betrekking tot artikel 232 van het
Burgerlijk Wetboek" (nr. 2898)
02.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, madame la
ministre, l'article 232 du Code civil qui est bien connu de la plupart
des plaideurs je devrais dire aussi des personnes divorcées
précise que le divorce pour cause de séparation de fait est soumis à
trois conditions: une séparation de fait de deux ans, une désunion
irrémédiable et le fait que l'admission du divorce ne peut aggraver de
manière notable la situation matérielle des enfants mineurs.
Dans un arrêt n° 81 du 12 mai 2004, la Cour d'arbitrage s'est
prononcée sur cet article après avoir été saisie par deux juridictions.
Cet arrêt est extrêmement intéressant à lire. Il est formel: cet article
viole les articles 10 et 11 de la Constitution, à savoir les principes
d'égalité et de non-discrimination.
En réalité, la Cour avait été saisie par un jugement du tribunal de
première instance de Termonde qui comparait les enfants issus d'un
divorce pour cause de séparation de fait et les enfants issus des
divorces que l'on appelle les divorces pour faute par exemple,
l'adultère où le juge est tenu de prononcer le divorce s'il constate
02.01 Jean-Luc Crucke (MR):
Volgens het arrest nr. 81 van 12
mei 2004 van het Arbitragehof,
waarbij een vonnis van de
rechtbanken van eerste aanleg
van Dendermonde en Luik
aanhangig was gemaakt, schendt
artikel 232 van het Burgerlijk
Wetboek, dat onder meer bepaalt
dat het toekennen van de
echtscheiding de materiële
toestand van de minderjarige
kinderen niet op gevoelige wijze
mag verslechten, de artikelen 10
en 11 van de Grondwet.
Het Hof haalde de argumenten
van de Ministerraad, die naar de
artikelen 229 en 231 verwijst,
18/05/2004
CRIV 51
COM 261
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
l'adultère et où on ne s'intéresse pas à l'intérêt des enfants.
La deuxième juridiction à saisir la Cour d'arbitrage était le tribunal de
première instance de Liège par un jugement du 24 juin 2003. Celui-ci
me semblait un peu moins intéressant sur le plan juridique. On visait
le cas des enfants sous statut de minorité prolongée. Dans ce cas de
figure, on aboutirait à contraindre les époux à rester mariés tant que
l'enfant est sous ce statut.
Le Conseil des ministres a remis un mémoire que je n'ai pas eu
l'occasion de lire qui, selon le résumé de la Cour d'arbitrage, semble
assez maladroit puisque l'on y maintenait que s'il y avait des lacunes,
il fallait se référer aux articles 229 et 231 du Code civil où on aurait
omis en son temps de préciser cette clause de sauvegarde. Selon
moi, cette attitude est signe du malaise. L'argumentation a été
démontée par la Cour d'arbitrage qui a fait référence aux travaux
parlementaires, en rappelant qu'à l'époque cette condition n'avait pas
été reprise tel que le soutenait le Conseil des ministres parce qu'il y
avait omission dans les deux autres articles 229 et 231.
Mais surtout, la Cour fera savoir que la différence de traitement
repose sur des critères certes objectifs - le divorce pour cause de
séparation de fait et le divorce pour faute reposent sur deux notions
différentes - mais ne présente pas de lien de pertinence avec l'objectif
du législateur, notamment de protection des enfants mineurs. En
outre, elle a des effets disproportionnés puisque le divorce pour cause
de séparation de fait de 2 ans pourrait finalement être postposé
jusqu'à la majorité des enfants si on lit cet article "stricto sensu".
Madame la ministre, mes questions sont les suivantes.
- Quelle est votre réaction par rapport à cet arrêt de la Cour?
- Comptez-vous déposer rapidement un projet de loi en cette matière?
Selon moi, deux possibilités sont envisageables. Soit l'on considère
que cette condition, qui figure dans l'article 232, doit être supprimée,
soit, il faut la rajouter ce qui, pour ma part n'est pas imaginable à
l'article 229 et 231.
De manière plus générale, n'est-il pas l'heure de réformer en
profondeur la procédure du divorce comme le préconisent les états
généraux de la famille qui ont examiné cette problématique. Même si
les études de ces derniers ne sont pas limitées à cette question, les
statistiques en la matière sont révélatrices.
onderuit. Het wees erop dat de
verschillende behandeling van
kinderen na een echtscheiding op
grond van feitelijke scheiding en
na een echtscheiding op grond
van een fout - waar met het belang
van de kinderen geen rekening
wordt gehouden - weliswaar op
objectieve criteria berust, maar
geen relevante band vertoont met
de door de wetgever nagestreefde
doelstelling. Bovendien leidt die
verschillende behandeling tot
onevenredige gevolgen, aangezien
de echtscheiding op grond van
feitelijke scheiding van twee jaar
uiteindelijk zou kunnen worden
uitgesteld tot aan de
meerderjarigheid van de kinderen.
Hoe reageert u op dat arrest?
Bent u van plan op korte termijn
een wetsontwerp in te dienen dat
ertoe strekt óf de voorwaarde die
in artikel 232 is vervat, af te
schaffen, óf die voorwaarde in de
artikelen 229 en 231 op te nemen?
Is het moment niet gekomen om
de echtscheidingprocedure
grondig te hervormen, zoals ook
de staten-generaal van het gezin
hebben gevraagd?
02.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, je partage
l'analyse de M. Crucke. Je voudrais simplement lui signaler que nous
examinons, en collaboration avec l'administration, toutes les
conséquences de l'arrêt en question.
Vous savez que tant dans la déclaration gouvernementale que dans
ma note de politique générale, j'ai repris la nécessité de l'insertion du
divorce sans faute dans les différentes formes de divorce existant
actuellement ainsi que la réévaluation de la notion de faute.
La réforme des procédures de divorce, comme vous venez de le dire,
a été également discutée lors des réunions des états généraux de la
famille. Elle fera l'objet de discussions qui seront menées
02.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Ik ben het eens met die
analyse.
Foutloze echtscheiding moet aan
de diverse vormen van
echtscheiding worden toegevoegd
en het begrip `foutloos' moet
opnieuw worden gedefinieerd.
Ik ben ter beschikking van de
commissie: ofwel houden we
onmiddellijk rekening met de
CRIV 51
COM 261
18/05/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
incessamment par la sous-commission du Droit de la famille où cette
question sera également examinée.
Je suis à la disposition de la commission de la Justice. Soit nous
décidons d'inscrire directement ce point pour prendre en compte dans
l'urgence les conséquences de l'arrêt, soit nous attendons que les
travaux en sous-commission du Droit de la famille progressent vers
une solution plus générale. Les deux solutions m'agréent.
gevolgen van het arrest dat we
momenteel samen met de
administratie onderzoeken, ofwel
wachten we tot de Subcommissie
Familierecht die weldra met haar
werkzaamheden zal beginnen, een
algemenere oplossing heeft
uitgewerkt.
02.03 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je remercie
Mme la ministre pour sa réponse. J'ajoute que, tout comme elle, je
suis un chaud partisan des divorces sans faute; j'en ai d'ailleurs traité
un grand nombre.
02.04 Laurette Onkelinx, ministre: En tant que praticien.
02.05 Jean-Luc Crucke (MR): Oui, en tant que praticien. On peut
connaître de multiples divorces à titre personnel mais ce n'est pas
mon cas.
Je pense effectivement que le divorce sans faute nous permettra de
résoudre beaucoup de choses en la matière mais je n'ai pas besoin
de vous en convaincre.
A mon avis, l'arrêt doit être retenu comme un encouragement à
poursuivre la politique que vous menez.
Madame la ministre, vous avez terminé en abordant la question de
savoir s'il faut traiter ce problème en urgence, en tout cas l'article 232
du Code civil, ou s'il faut attendre les états généraux.
Personnellement, je crois qu'il faut le traiter en urgence parce que les
praticiens se trouvent face à l'article existant et vous savez comme
moi que cela peut entraîner de longs débats devant les tribunaux
mais surtout de nombreuses pertes de temps.
La justice a besoin d'efficacité; vous menez parfaitement bien la
politique en la matière et je vous demande de continuer par rapport à
cet article.
02.05 Jean-Luc Crucke (MR):
Via de foutloze echtscheiding
zullen we veel problemen
oplossen.
Ik denk dat we artikel 232
dringend moeten behandelen
omdat dit artikel op de
rechtbanken tot lange debatten en
veel tijdverlies kan leiden.
Le président: Vous pourriez en parler également avec M. Swennen, le président de la sous-commission du
Droit de la famille; il existe peut-être des possibilités pour résoudre le problème.
02.06 Jean-Luc Crucke (MR): Nous en parlerons ensemble,
monsieur le président.
Le président: On me dit qu'après les élections régionales, la sous-commission entamera le débat
concernant le divorce. Le point que vous avez abordé pourra être réglé dans ce contexte.
02.07 Laurette Onkelinx, ministre: Il y a deux cas. Il y a le cas du
divorce sans faute. Il y a aussi la question de savoir si l'on maintient le
divorce avec faute et, si oui, comment réagir alors à l'arrêt de la Cour
d'arbitrage.
Le président: Il serait en tout cas bon d'en parler avec M. Swennen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
18/05/2004
CRIV 51
COM 261
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
03 Question de M. Jean-Luc Crucke à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la
situation financière délicate des autorités judiciaires fédérales" (n° 2899)
03 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de
moeilijke financiële toestand van de federale rechterlijke overheden" (nr. 2899)
03.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, madame la
ministre, je serai bref. Le 11 mai dernier, la Cour des comptes a
publié un rapport d'exécution du budget fédéral et a mis en garde
contre le risque encouru par la justice de se retrouver en situation de
banqueroute. Selon le quotidien "De Tijd", les moyens nécessaires
aux dépenses auraient déjà été utilisés à concurrence de plus de la
moitié du budget global pour l'année 2004. Madame la ministre,
confirmez-vous ces affirmations? Que comptez-vous faire pour
remédier à cette situation? Pour rappel, le montant des factures
impayées par la justice était de 15 millions d'euros en 2003. Quelle
est l'estimation pour 2004?
03.01 Jean-Luc Crucke (MR):
Het Rekenhof heeft ons
gewaarschuwd voor een mogelijk
bankroet van het departement
Justitie. Volgens "De Tijd" zou dit
departement reeds meer dan de
helft van zijn uitgavenbegroting
2004 hebben uitgegeven. Kan u
deze informatie bevestigen? Kan u
een schatting geven van het
bedrag van de facturen van 2004
die nog betaald moeten worden?
03.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, ces
questions seront précisément abordées dans le cadre du projet
d'ajustement que nous sommes sur le point d'examiner. Le problème
consiste en l'augmentation sensible du poste "frais de justice". En la
matière, il est, d'une part évidemment nécessaire de contenir la
progression de ce poste de dépenses, parce qu'à terme ce ne sera
plus viable. D'autre part, ce n'est pas évident, parce qu'il ne faut pas,
par le biais d'une augmentation des dépenses, revenir sur le sacro-
saint principe de l'indépendance du pouvoir judiciaire. Il convient donc
d'être très prudent dans la manière dont on gère ce dossier.
Cela dit, comme le Conseil supérieur de la Justice nous l'a proposé,
un petit groupe de spécialistes a été mis en place. Ainsi, nous avons
pris toute une série d'initiatives. Par exemple, dans tous les
arrondissements, les personnes concernées sont au courant de
l'évolution des dépenses afin qu'elles se rendent compte de l'impact
budgétaire d'une décision de leur part. On leur donne
systématiquement un état de la consommation des crédits. C'est une
des premières sensibilisations, mais il y aura aussi des adaptations
des textes réglementaires en matière de tarification des écoutes
téléphoniques.
Quant à l'observation de la Cour des comptes, elle résulte du concept
de consommation du crédit 2004 à hauteur de plus de 50%. Il est vrai
que ce crédit, dont une augmentation de 7,5 millions est prévue dans
le projet d'ajustement budgétaire qui vous est soumis, est
actuellement consommé à concurrence d'environ 40 millions d'euros.
Je voudrais cependant préciser que ce montant concerne les
ouvertures de crédit accordées et pas les dépenses effectives déjà
comptabilisées. De plus, les différents greffes disposent encore
actuellement de provisions conséquentes. Je pense donc qu'il n'y a
pas de problème, on vient d'avoir une augmentation. Mais à l'avenir, il
faudra mener une politique active pour contenir les dépenses.
03.02
Minister Laurette
Onkelinx: Deze aangelegenheid
zal aan bod komen tijdens de
bespreking van de aanpassing van
de begroting. Het probleem is dat
de gerechtskosten almaar stijgen.
We moeten daartegen iets
ondernemen zonder dat we de
onafhankelijkheid van Justitie
aantasten. Er werd een werkgroep
opgericht en we hebben een
aantal initiatieven genomen. Zo
kan in alle arrondissementen de
evolutie van de uitgaven gevolgd
worden. Om ze te sensibiliseren
voor deze problematiek wordt hun
een overzicht van de
benuttingsgraad van de kredieten
gegeven. Voorts zullen onder
meer op het vlak van de
telefoontaps de tarieven worden
aangepast.
De opmerking van het Rekenhof
vloeit voort uit de vaststelling dat
het krediet al voor meer dan 50
percent aangewend is. Het klopt
dat momenteel een bedrag van
ongeveer 40 miljoen euro op dit
krediet is aangerekend. Dit krediet
zal bij de aanpassing van de
begroting waarschijnlijk met 7,5
miljoen euro verhoogd worden.
Anderzijds is het zo dat dit bedrag
van 40 miljoen euro toegestane
"kredietopeningen" betreft. Het
gaat dus niet om gedane uitgaven.
Bovendien beschikken de griffies
momenteel nog over grote
provisies.
CRIV 51
COM 261
18/05/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
03.03 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je remercie la
ministre pour sa réponse. Ce qui est inquiétant, c'est ce caractère
récurrent pour lequel il faut trouver une solution à terme. Je partage
également son point de vue sur les frais de justice. J'avais déjà, en
plénière, posé une question à l'égard d'un objectif du Conseil
supérieur de la Justice qui visait à permettre une autonomie plus
importante dans la gestion des frais, notamment en matière
répressive pour les juridictions elles-mêmes. Un contrôle de ce type
de dépenses s'impose. Je vous rappelle, si besoin en est, qu'en ce
qui concerne la juridiction tournaisienne, le président est toujours
d'accord de s'impliquer dans un projet pilote. Mais vous apprécierez
s'il y a lieu de le faire ou pas.
03.03 Jean-Luc Crucke (MR):
Het is het recurrente aspect dat
problemen doet rijzen. Ik deel uw
mening over de gerechtskosten.
Voor strafzaken ware het
interessant de autonomie van de
rechtbanken te verhogen.
Ik kan u overigens bevestigen dat
men in Doornik steeds bereid is
aan een proefproject deel te
nemen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Olivier Maingain à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la
commission de probation à Bruxelles" (n° 2917)
04 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de
probatiecommissie te Brussel" (nr. 2917)
04.01 Olivier Maingain (MR): Monsieur le président, madame la
ministre, dans un article du "Soir", que vous connaissez bien puisque
vous y avez réagi, le jeudi 13 mai, on lisait: "La commission de
probation à l'arrêt", faisant état d'un manque de personnel
administratif au sein de cette institution importante; "...un cadre
incomplet pour l'ensemble des services de la maison de justice de
Bruxelles". On y relevait notamment que, depuis fin 2003, plus aucun
PV n'est rédigé, c'est-à-dire dans quelque 500 dossiers, par le
secrétariat concerné. Bref, des dossiers en souffrance, un contentieux
géré considérable avec ses 2.800 dossiers en 2003, dont on ne sait
s'ils ont tous pu être traités; sans doute que non.
En résumé, j'aurais voulu que vous nous fassiez l'état des retards
ainsi pris à la commission de probation dans les différents services de
la maison de la justice à Bruxelles.
Quelle est l'importance des dossiers en retard? Leur ancienneté?
Comment résorber ce retard? Vous avez annoncé quelques mesures,
mais depuis lors je suppose que vous avez pu mieux encore évaluer
cette situation.
Comment cette commission de probation, essentielle au bon
fonctionnement de la justice et à la bonne exécution des peines,
pourra-t-elle reprendre ses travaux sur une base sérieuse et
régulière?
04.01 Olivier Maingain (MR): "Le
Soir" maakt melding van een
tekort aan administratief personeel
bij de Brusselse probatie-
commissie. Sinds december 2003
zou voor een vijfhonderdtal
dossiers geen enkel proces-
verbaal zijn opgemaakt. Wat is de
huidige stand van zaken? Over
hoeveel dossiers gaat het en hoe
oud zijn zij? Hoe denkt u die
achterstand weg te werken? Hoe
zou de probatiecommissie haar
werkzaamheden op een ernstige
en regelmatige manier kunnen
hernemen?
04.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Maingain, merci pour
vos questions.
Trente dossiers de probation et 155 dossiers de peines de travail sont
sur une liste d'attente à la maison de justice de Bruxelles, du côté
francophone.
Aussi bien pour l'approbation que pour les peines de travail, le dossier
arrive à la maison de la justice après plus ou moins un mois à partir
de la décision du tribunal; c'est pour l'écoulement d'appel. Ensuite, il
faut compter environ deux à trois mois entre la décision du tribunal et
04.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Aan Franstalige kant
vermeldt de wachtlijst van het
Brusselse justitiehuis dertig
probatiedossiers en 155 dossiers
inzake werkstraffen. Ongeveer
één maand na de beslissing van
de rechtbank komen de dossiers
bij het justitiehuis terecht. De
effectieve aanwijzing van een
justitieassistent neemt twee tot
18/05/2004
CRIV 51
COM 261
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
la désignation effective d'un assistant de justice. A cela s'ajoute un
délai de deux à trois semaines pour l'envoi de la première
convocation au justiciable.
Pour améliorer la situation, comme je l'ai déjà dit en réponse à une
question d'actualité, j'ai mis en place un plan d'urgence en attendant
qu'on puisse effectivement recruter conformément au plan pluriannuel
de recrutement qui a été accepté par le gouvernement. Pratiquement,
j'ai donc permis l'engagement d'urgence de trois collaborateurs, dont
deux ont été engagés et ont commencé hier, tandis que le troisième
commencera demain.
Voilà pour gérer l'urgence et rattraper le retard. Pour le reste, avec le
plan de recrutement dont j'ai parlé jeudi dernier je ne dispose plus
des chiffres ici -, il s'agira de 49 collaborateurs supplémentaires pour
les maisons de justice en général du côté francophone; on pourrait
donc pouvoir assumer le travail indispensable, tel que vous l'avez
évoqué.
Le plan d'urgence est donc en route.
drie maanden in beslag. Ten slotte
duurt het nog twee tot drie weken
alvorens de eerste oproepingsbrief
naar de rechtsonderhorige wordt
verzonden.
In afwachting van de uitvoering
van een wervingsplan, werden
snel drie medewerkers in dienst
genomen.
Dankzij dit plan zullen 49
medewerkers ter beschikking van
de Franstalige justitiehuizen
worden gesteld.
04.03 Olivier Maingain (MR): Monsieur le président, madame la
ministre, vous parlez de 30 dossiers de probation et de 150 dossiers
de peine de travail en souffrance du côté francophone. Faut-il
comprendre que, du côté néerlandophone, à Bruxelles, il n'y a pas de
retard?
04.03 Olivier Maingain (MR):
Aan Nederlandstalige kant is er
geen probleem?
04.04 Laurette Onkelinx, ministre: Comme je l'avais expliqué lors
de la question d'actualité, le gros problème est que nous avons
élaboré un plan pluriannuel de recrutement et qu'il y avait des
réserves de recrutement du côté néerlandophone mais pas du côté
francophone.
Autrement dit, il y a un retard pour le recrutement, le temps que Selor
fasse le travail nécessaire. C'est pour cette raison que j'ai permis
l'engagement de trois collaborateurs en urgence, notamment des
personnes venant de l'administration, pour attendre que le
recrutement s'effectue.
04.04
Minister Laurette
Onkelinx: Alleen aan
Nederlandstalige kant werden
wervingsreserves samengesteld.
Daarom heb ik mijn toestemming
voor een snelle eerste werving aan
Franstalige kant gegeven.
04.05 Olivier Maingain (MR): Quand on fait état dans l'article de
quelque 500 procès-verbaux qui n'auraient plus été rédigés depuis un
certain temps, cela fait référence à...
04.05 Olivier Maingain (MR): En
hoe zit het met de 500 processen-
verbaal die niet worden
opgemaakt?
04.06 Laurette Onkelinx, ministre: Je n'ai pas d'information à ce
propos.
04.06
Minister Laurette
Onkelinx: Daarover heb ik geen
informatie.
04.07 Olivier Maingain (MR): Je vous remercie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Mevrouw de minister, ik heb een praktisch probleem. Er zijn geen strijders meer. Volgens de
agenda moeten de heren Verherstraeten, Laeremans, Wathelet en mevrouwen Lanjri en Nagy nog hun
vragen stellen. Jammer dat zij op dit ogenblik niet aanwezig zijn. Ik weet dat u om 10.45 uur weg moet.
04.08 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, je dois
CRIV 51
COM 261
18/05/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
être à 10.50 heures au Conseil des ministres. Le chancelier Schröder
vient nous rendre visite.
De voorzitter: We zullen eventjes pauzeren en wachten op de vraagstellers.
05 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het
lakse beleid ten aanzien van multirecidivisten" (nr. 2890)
05 Question de M. Bart Laeremans à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la politique
laxiste menée à l'encontre des multirécidivistes" (n° 2890)
05.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, ik heb u geen schriftelijke vragen meegedeeld
omdat deze vraag oorspronkelijk bedoeld was voor de plenaire
vergadering. Ik heb de vraag echter moeten omzetten in een
mondelinge vraag in commissie omdat twee andere zaken meer
prioriteit hadden.
Mijn vraag heeft betrekking op een artikel dat in Het Laatste Nieuws
van 11 mei is verschenen, waaruit nog maar eens blijkt het is geen
uitzondering maar veeleer een illustratie dat mensen die een
uitgebreid strafregister hebben en heel veel andere criminele feiten
hebben begaan in dit geval gaat het over een 23-jarige overvaller
die op een ochtend drie handtassen stal en bekendstaat voor 24
andere criminele feiten waaronder een paar gewelddadige overvallen
zomaar vrijgelaten worden en niet in voorlopige hechtenis wordt
genomen, hoewel alle voorwaarden vervuld zijn, incluis het gevaar
voor recidive en het gevaar om zich te onttrekken.
Dit soort berichten, die tegenwoordig meer schering en inslag zijn dan
uitzondering, zorgen voor een enorme verontwaardiging bij de
mensen. Ook de politiediensten die zo iemand aanhouden staan
steeds opnieuw perplex over de gang van zaken. Als we klachten
horen over de gang van zaken in Brussel, gaat het over dat soort
zaken: mensen met een waslijst van criminele feiten die altijd maar
hervallen maar die systematisch omwille van de zogenaamde geringe
ernst van de feiten een handtasdiefstal wordt sterk gerelativeerd
worden vrijgelaten.
Mevrouw de minister, hoe wenst u daaraan iets te veranderen? Vindt
u het niet noodzakelijk dat het parket de nodige instructies krijgt om
aan dit soort vroegtijdige of voorlopige vrijlatingen, die heel vaak
uitlopen op een seponering, paal en perk te stellen?
05.01 Bart Laeremans (VLAAMS
BLOK): Un article paru le 11 mai
dans "Het Laatste Nieuws" fait
état, une fois encore, du cas d'un
délinquant au lourd casier
judiciaire qui est purement et
simplement libéré, avec tous les
risques de le voir récidiver et se
soustraire à la justice qui en
résultent. Il ne s'agit pas d'un cas
isolé. De telles pratiques suscitent
l'indignation de la population et
des services de police. Ces
libérations banalisent le
phénomène des vols de sacs à
main.
Que compte faire la ministre pour
remédier à cette situation? Il faut
mettre un frein aux libérations
provisoires qui débouchent
souvent sur un classement sans
suite.
05.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, mijnheer
Laeremans, uit uw vraag blijkt eens te meer hoe gevaarlijk het is om
algemene stellingen te poneren op basis van onvolledige informatie.
Dit gevaar is nog groter indien men zich baseert op een krantenartikel
dat geschreven werd op basis van "horen zeggen".
Uit de gegevens die mij werden meegedeeld door het Brussels parket
kan ik afleiden dat de bewuste magistrate geenszins een lakse
houding kan worden verweten. Dat er geen gerechtelijk onderzoek
werd gevorderd met het oog op de aanhouding betekent geenszins
dat sindsdien niets gebeurd is in het dossier. Integendeel. Niets
garandeerde de parketmagistrate trouwens dat de onderzoeksrechter
daadwerkelijk zou gaan aanhouden. Zelfs indien dit wel het geval was
geweest, is een dergelijke aanhouding maar een zeer tijdelijke
maatregel die finaal niets zou hebben opgelost.
05.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Il est dangereux de
généraliser sur la base
d'informations fragmentaires,
surtout lorsqu'on se fonde sur un
article de presse qui s'inspire de
rumeurs. Sur foi des informations
transmises par le parquet de
Bruxelles, je puis dire qu'on ne
peut en aucun cas reprocher au
magistrat concerné un quelconque
laxisme. Aucune instruction n'a été
ordonnée en vue d'une arrestation,
mais cela ne signifie nullement
que rien n'a été fait depuis dans ce
18/05/2004
CRIV 51
COM 261
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
Het dossier wordt thans samengesteld met het oog op een
dagvaarding. De recente feiten zullen gevoegd worden bij de vroegere
feiten waarvoor de behandeling voorzien is in het najaar. Dergelijke
methodiek maakt het daarbij onmogelijk dat toepassing wordt
gemaakt van het beginsel van de opslorping.
Een eventuele bestraffing van deze laatste feiten vooraleer de oudere
feiten aan de rechtbank worden voorgelegd maakt het immers
mogelijk dat deze latere bestraffing onmogelijk wordt wegens het
beginsel van de opslorping. In concreto zou zulks betekenen dat geen
straf wordt uitgesproken voor deze oudste feiten, hetgeen de facto
neerkomt op straffeloosheid. De werkwijze van het Brussels parket
heeft dit echter onmogelijk gemaakt.
dossier. Le magistrat du parquet
n'avait d'ailleurs aucune certitude
que le juge d'instruction
procéderait effectivement à
l'arrestation de l'intéressé. De
plus, une telle arrestation est une
mesure très temporaire qui, au
bout du compte, ne résoudrait
rien.
Le dossier est actuellement
constitué en vue d'une citation à
comparaître. Les faits récents sont
joints à des faits antérieurs qui
seront traités à l'automne. Cette
méthode du parquet de Bruxelles
ne permet pas l'application du
principe de l'absorption.
L'absorption signifierait en effet
qu'aucune peine ne serait
prononcée pour les faits les plus
anciens, ce qui reviendrait de fait à
l'impunité.
05.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Mevrouw de minister, uw
antwoord toont nog maar eens aan hoe wereldvreemd de justitie
handelt en opereert in Brussel. U zegt dat, als die man zou worden
aangehouden, het toch maar om een tijdelijke maatregel zou gaan.
Wat heeft dat voor zin? Het gaat echter in elk geval, mevrouw de
minister, wanneer iemand in de gevangenis moet, om een zeer
onaangename ervaring, een ervaring die afraadt om dit soort zaken
om de haverklap te doen.
Ofwel zorgt men ervoor dat die mensen tijdelijk via de voorlopige
hechtenis in de gevangenis kunnen zodat er toch een ontradend
effect ontstaat, ofwel zorgt men voor snelrecht. U kiest echter voor
geen van beide. U laat maar gebeuren, u en heel het justitieapparaat.
Het gevolg is dat de betrokkene ten vroegste in het najaar voor de
rechtbank zou kunnen komen, wellicht dan met een voorwaardelijke
straf zoals we zo vaak meemaken. Het zijn immers toch maar
zogenaamd kleine vergrijpen, kleine criminaliteit. Ondertussen heeft
hij echter wel een hele, hete zomer van drie-vier maanden voor zich.
Dat is voor een drieëntwintigjarige, die zoals ik mij in casu wel kan
voorstellen geen werk heeft en van 's morgens tot 's avonds de straat
op kan lopen, een eeuwigheid. Hij kan in heel die zomer nog tientallen
dergelijke feiten begaan en mee de immense onveiligheid van Brussel
in stand houden. Er moet een einde komen aan dit soort lakse
aanpak.
U kunt misschien zeggen dat die ene magistraat niet laks is. Ze is
misschien niet lakser dan de andere magistraten, maar het hele
systeem is fout en u bent daar mee voor verantwoordelijk.
05.03 Bart Laeremans (VLAAMS
BLOK): La réponse de la ministre
illustre à quel point la Justice est
coupée des réalités de ce monde,
à Bruxelles. Un séjour en prison
est une expérience désagréable et
dissuasive. Soit on place
l'intéressé en détention provisoire,
soit on lui applique une procédure
rapide. Dans l'état actuel des
choses, l'affaire sera portée au
plus tôt devant un tribunal à
l'automne. En laissant cette
personne en liberté, on lui laisse
tout l'été pour commettre d'autres
faits similaires. Il faut mettre un
terme à cette politique laxiste.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het
meetellen van het illegaal verblijf voor de verwerving van de nationaliteit" (nr. 2927)
CRIV 51
COM 261
18/05/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
06 Question de M. Bart Laeremans à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la prise en
compte du séjour illégal en vue de l'acquisition de la nationalité" (n° 2927)
06.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, vorige week hebben de media en
voornamelijk de Juristenkrant die dat bericht opnieuw in de
belangstelling heeft gebracht andermaal aandacht besteed aan het
zeer bevreemdende arrest van het Hof van Cassatie van 16 januari
dat toelaat dat illegaal verblijf voortaan zou meetellen voor de
berekening van het aantal vereiste jaren voor de verwerving van de
nationaliteit. Dat is volstrekt in tegenspraak met wat wij in deze
commissie hebben besproken en in tegenstrijd met wat minister
Verwilghen en zijn entourage van de vorige legislatuur en de
meerderheidspartijen hebben bedoeld met de snel-Belg-wet. Ik
herinner mij nog zeer goed dat voormalig minister Verwilghen
uitdrukkelijk gezegd heeft dat illegaal verblijf in geen enkele
omstandigheid zou kunnen meetellen. Precies daarom werden een
aantal amendementen die dat nog eens expliciet stelden,
weggestemd, omdat men dacht dat die gewoon overbodig waren
het was de evidentie zelf.
Vandaag maken we de omgekeerde wereld mee. Ons gerechtelijk
systeem en de gemeenten moeten nu rekening houden met dat
illegaal verblijf en moeten controleren hoelang een bepaalde persoon
hier illegaal verbleven heeft. Dat is eigenlijk de wereld op zijn kop.
Mevrouw de minister, in antwoord op een parlementaire vraag op 19
april hebt u in deze commissie te kennen gegeven dat u nog wacht op
een analyse van dat arrest alvorens u een standpunt inneemt. U zult
het echter wel met mij eens zijn dat deze zaak zeer dringend is, want
dat ondertussen heel wat personen op basis van dat Cassatie-arrest
misbruik maken van de situatie.
Mijn vragen zijn de volgende.
Is de analyse van dat arrest inmiddels gemaakt? Kunt u uw studie
meedelen aan de kamercommissie? Welke conclusies trekt u
daaruit?
Werd reeds een wettelijk initiatief genomen of steunt u als minister
van Justitie, voorstellen om de nationaliteitswet op dat vlak aan te
passen?
Vindt u het rechtvaardig dat een onwettig verblijf in rekening wordt
genomen voor de berekening van het aantal jaren verblijf? Komt dat
niet neer op de beloning van strafbaar gedrag?
Indien u wel van oordeel zou zijn dat onwettig verblijf mag meetellen,
welk gedeelte van de noodzakelijke zeven of eventueel drie jaar voor
het bekomen van de nationaliteit, moet dan minstens wettig zijn? Hebt
u daar een zicht op? Welke bewijsmiddelen zullen door de
gemeentelijke beambten aanvaard moeten worden als bewijs voor dat
illegale verblijf?
06.01 Bart Laeremans (VLAAMS
BLOK): Le 16 janvier, la Cour de
cassation a rendu un arrêt qui
autorise, en totale contradiction
avec l'intention du législateur, la
comptabilisation du séjour illégal
dans le calcul du nombre d'années
requises pour acquérir la
nationalité par le biais de la loi
accélérant la procédure de
naturalisation. Le ministre
Verwilghen avait pourtant exclu
explicitement cette possibilité.
Désormais, les instances
judiciaires et administratives
doivent donc vérifier la durée de
ce séjour illégal. C'est le monde à
l'envers!
Dans le cadre de sa réponse à
une question parlementaire du 19
avril dernier, la ministre a adopté
une attitude attentiste. Elle attend
encore une analyse de l'arrêt. Mais
le dossier revêt un caractère
urgent car, entre-temps, on abuse
abondamment de l'arrêt.
Quelles sont les conclusions de la
ministre? La loi relative à la
nationalité sera-t-elle adaptée?
Tout cela n'équivaut-il pas à
récompenser les comportements
répréhensibles? Si la ministre
estime que le séjour illégal peut
être comptabilisé, quelle partie de
la période requise de sept ou de
trois ans doit-elle alors au moins
être légale? Quels seront les
modes de preuve acceptés
comme preuve du séjour illégal?
06.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, zoals ik
voorheen reeds heb gezegd, sluit ik niets uit betreffende het gevolg
dat moet worden gegeven aan het arrest van het Hof van Cassatie
van 16 januari 2004. Ik stel mij niettemin nog steeds vragen over de
06.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Je n'exclus rien. Nous
réfléchissons toujours à la portée
de l'arrêt et aux conséquences
18/05/2004
CRIV 51
COM 261
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
precieze draagwijdte van dat arrest en in het bijzonder over de
gevolgen van de wetswijziging op de globale architectuur van de wet.
Ik herinner eraan dat de wet, in talrijke bepalingen ervan, verwijst naar
het begrip "hoofdverblijf". Het probleem is dan als volgt. Indien men
bijvoorbeeld het begrip "hoofdverblijf" vervangt door de woorden
"hoofd- en wettelijk verblijf" kan men dat alleen in het kader van de
verkrijging van de nationaliteit door een nationaliteitsverklaring,
bedoeld in artikel 12 bis, §1, 3
de
of moet men overgaan tot ruimere
aanpassingen. Wat zullen in dat geval de gevolgen zijn voor de
aanvragers?
Om op die vraag te antwoorden, moet men alle bepalingen van het
Wetboek van de Belgische nationaliteit, die betrekking hebben op het
begrip hoofdverblijf, identificeren en dan twee zaken onderzoeken.
Ten eerste, is het feit dat wordt gepreciseerd dat het over het hoofd-
en wettelijk verblijf moet gaan niet van aard om de opzet van
bepaalde bepalingen van de wet te wijzigen? Als voorbeeld kan
artikel 11bis van het Wetboek van de Belgische nationaliteit worden
genomen. Krachtens dat artikel wordt een in België geboren kind Belg
wanneer het sedert zijn geboorte zijn hoofdverblijf in België had en
wanneer de ouders, alvorens het de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt,
een verklaring afleggen om dat kind de Belgische nationaliteit toe te
kennen. Is het dan wenselijk om een kind dat op een bepaald moment
niet wettelijk in België verbleef, uit te sluiten van het voordeel van
deze bepalingen? Is dat de geest van de wet? Het is absoluut niet
evident.
Daarna moet worden onderzocht of het feit dat het woord "wettelijk"
niet wordt toegevoegd in alle bepalingen van het Wetboek van de
Belgische nationaliteit die een beroep doen op het begrip
"hoofdverblijf", geen verschillen in behandeling zullen scheppen
tussen de verschillende categorieën aanvragers, die op geen enkele
objectieve en redelijke rechtvaardiging berusten en dus een
discriminatie vormen wat in strijd is met de Grondwet.
Dit zijn complexe vragen en dat verklaart waarom ik daarover nog
steeds nadenk. Ik hoop niettemin om voor juni 2004 een eerste
verslag aan het Parlement te kunnen voorleggen.
éventuelles d'une modification de
la loi sur l'architecture globale de
la loi. Si l'on remplace la notion de
"résidence principale" par celle de
"résidence principale légale", est-
ce possible uniquement dans le
cadre de l'acquisition de la
nationalité par le biais de la
déclaration de nationalité ou la loi
doit-elle être adaptée partout?
Quelles seront les conséquences
pour les demandeurs?
Je citerai à titre d'exemple l'article
12bis du Code de la nationalité
belge en vertu duquel un enfant né
en Belgique et qui y a sa
résidence principale depuis peut
acquérir la nationalité belge si ses
parents effectuent à cet effet une
déclaration de nationalité avant
que l'enfant ait atteint l'âge de 12
ans. Est-il souhaitable d'exclure un
tel enfant au motif que son séjour
était en partie illégal? Pareille
attitude est-elle conforme à
l'esprit de la loi? C'est loin d'être
évident.
En outre, nous devons vérifier si
une modification de la loi
n'entraînerait pas une inégalité de
traitement contraire à la
Constitution. Il s'agit de questions
complexes auxquelles je réfléchis
encore. J'espère pouvoir
soumettre un rapport au
Parlement pour le mois de juin.
06.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Mevrouw de minister, het
gaat allemaal bijzonder traag. Het arrest dateert van 16 januari 2004.
We zijn nu 18 mei. We zijn vier volledige maanden verder en u
spreekt nu ineens over juni. Nadien is het weer grote vakantie.
Misschien bent u dan geen minister van Justitie meer. Ik heb immers
vanochtend gehoord dat er opnieuw een kaper op de kust komt. De
heer Landuyt heeft ineens grote ambities om opnieuw minister van
Justitie te worden, zij het misschien in de Vlaamse regering. U heeft
de heer Landuyt niet gekend. Ik heb hem hier wel gekend. Hij heeft er
altijd van gedroomd om minister van Justitie op federaal vlak te
kunnen worden. Alle ministerposten komen toch opnieuw ter sprake
na de regionale verkiezingen. Mevrouw de minister, ik vrees bijgevolg
dat u met uw vele vragen zult blijven zitten en u ondertussen geen
minister van Justitie meer zal zijn.
In elk geval vind ik uw argumenten zwak.
06.03 Bart Laeremans (VLAAMS
BLOK): L'arrêt remonte déjà du 16
janvier. La ministre tarde à
remettre sa copie. A présent, elle
évoque déjà le mois de juin. Puis
viendront les vacances et peut-
être Mme Onkelinx ne sera-t-elle
alors plus ministre.
Les arguments de la ministre ne
pèsent pas bien lourd. A l'heure
actuelle, les comportements
délictueux sont récompensés. De
plus, la ministre met les
fonctionnaires communaux en
difficulté dans la mesure où ils ne
peuvent plus guère, désormais,
CRIV 51
COM 261
18/05/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
U vraagt zich af of het wel wenselijk is dat een kind dat hier illegaal
verbleven heeft anders zou worden behandeld dan andere kinderen.
Natuurlijk is dat wenselijk. Als die ouders hier illegaal verblijven, dan
moet men dat op geen enkele wijze belonen. Het nieuwe systeem
zorgt er nu heel duidelijk voor dat mensen die hier onwettig verblijven,
die de wet niet naleven en strafbare feiten begaan beloond worden.
U zorgt niet alleen voor een beloning voor die mensen. U brengt
daarmee echter ook onze eigen ambtenaren in moeilijkheden. Zij
kunnen op geen enkele objectieve wijze oordelen hoe lang een
bepaald illegaal verblijf duurt. Het is toch maar al te gortig dat nu ook
onze eigen overheidsdiensten en onze Justitie onwettige toestanden
als criterium moeten gaan gebruiken en daarin allerlei
bewijselementen moeten gaan zoeken.
De zaak is nochtans heel eenvoudig. De wetgever moet gewoon met
één bepaald artikel de wet aanpassen en dan is de zaak geregeld. U
zou veel beter de voorbereidende werken in acht nemen en de
bedoeling van de wetgever die paars-groen destijds aan de snel-Belg-
wet heeft gegeven honoreren in plaats van via allerlei achterpoortjes,
manoeuvres en ongelukkige interpretaties van Cassatie de zaak
helemaal om te keren.
Ik vind het heel verregaand. Ik vind het erg dat juist de minister van
Justitie zo hard en intensief meewerkt aan het ondermijnen en
onderuithalen van de wetgeving, aan het blameren van het Parlement
en van de wil van de wetgever en aan het bemoeilijken van de
opdracht van iedereen die in overheidsdienst werkt. Ik vind dat zeer
betreurenswaardig.
apprécier la durée d'un séjour
illégal. La ministre contribue à
vider la loi de sa substance.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Question de M. Melchior Wathelet à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les
avancées attendues en matière de tribunal d'application des peines" (n° 2920)
07 Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de
verwachte vooruitgang op het stuk van de strafuitvoeringsrechtbank" (nr. 2920)
07.01 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, madame la
ministre, aujourd'hui, il devient indispensable de rendre plus logique et
cohérent l'ensemble des dispositions en matière d'application des
peines. Les travaux de la commission Holsters et la création
annoncée, notamment par vous, du tribunal d'application des peines
vont dans ce sens. Le cdH soutient cette initiative.
A la suite du conseil Justice-Police du 31 mars dernier, vous avez
dévoilé les lignes de force que devraient revêtir, à vos yeux, ces futurs
tribunaux d'application des peines. Si, sur certains points, elles ne
s'écartent pas ou peu des conclusions de la commission Holsters, la
question fondamentale de la compétence de ces tribunaux
d'application des peines - TAP - comme celle de leur ressort territorial
sont traitées fort différemment. En effet, les TAP ne seraient
compétents, selon les intentions exprimées par la ministre à la suite
du conseil du 31 mars 2004, que pour la détention limitée, la
surveillance électronique, la libération provisoire en vue d'éloignement
et la libération conditionnelle. A l'inverse, la commission Holsters
offrait au parlement un choix de principe entre deux options dont l'une
limitait la compétence des TAP à la libération conditionnelle mais
07.01 Melchior Wathelet (cdH):
Mijn vraag betreft de maatregelen
inzake strafuitvoering, met name
naar aanleiding van de commissie
Holsters en de aangekondigde
oprichting van een rechtbank ad
hoc.
Na de Ministerraad Justitie-Politie
van 30 en 31 maart jongstleden
heeft u de krachtlijnen geschetst
van de toekomstige
strafuitvoeringsrechtbanken. Deze
komen weliswaar in grote mate
overeen met de conclusies van de
commissie maar wijken daarvan af
wat de bevoegdheid van de
strafuitvoeringsrechtbanken en het
ressort ervan betreft.
18/05/2004
CRIV 51
COM 261
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
l'autre rendait les TAP non seulement compétents pour l'exécution
des peines mais aussi pour les modalités particulières d'exécution de
la peine, à l'exception des permissions de sortie et des congés
pénitentiaires.
Conséquence de la limitation possible de la compétence des TAP,
vous ne prévoyez que de créer six TAP: un par Cour d'appel, plus
deux à Bruxelles. A l'inverse, la commission Holsters se prononçait en
faveur de la mise en place de onze TAP: un par province et un pour
Bruxelles. En outre, si la commission Holsters proposait de limiter les
compétences des TAP selon les deux options précitées, elle précisait
bien que des initiatives futures devraient élargir la compétence de ces
tribunaux à la probation, à l'internement et à d'autres matières. Nous
n'avons entendu aucune proposition de votre part sur ce point.
Enfin, vous annoncez un recours contre les décisions du TAP qui se
limiterait uniquement à un contrôle de la légalité. Cela semble
s'opposer à la volonté de faire des TAP un véritable tribunal avec un
droit de recours complet.
Après étude, on se rend aussi compte que les propositions du Conseil
des ministres modifient très peu la situation actuelle. Elles
n'aboutissent essentiellement qu'à une rénovation de surface des
commissions de libération conditionnelle. Ces commissions sont en
effet déjà compétentes pour les libérations conditionnelles et la
libération conditionnelle constitue l'essentiel des compétences des
futurs TAP. Il est pourtant indispensable que les TAP puissent
disposer des compétences et puissent fonctionner comme un vrai
tribunal. Nous sommes un ardent défenseur de l'option maximaliste
du projet tel qu'il avait été développé lors de la commission Holsters.
J'aurais souhaité vous poser les questions précises suivantes.
Vous avez annoncé à la suite du Conseil des 30 et 31 mars la
création de ces TAP. Quand cette promesse se concrétisera-t-elle?
Avez-vous déjà un calendrier prévu?
Une telle réforme nécessite un budget conséquent, il serait déplorable
de doter ces tribunaux de moyens humains et matériels insuffisants
pour leur application. Avez-vous dégagé les moyens à cette fin?
Comptez-vous toujours restreindre les compétences des futurs TAP à
celles que j'ai citées auparavant?
Comptez-vous toujours limiter les recours contre les décisions du
ministre de la Justice et des TAP à un unique contrôle de légalité?
Pourquoi ne soutenez-vous pas la possibilité d'un recours sur le fond?
Le seul critère de légalité ne fait-il pas ressembler davantage les TAP
à des juridictions administratives plutôt qu'à des juridictions
complètes?
Pensez-vous suivre les conclusions du rapport Holsters quand il
préconisait des initiatives futures élargissant la compétence du
tribunal d'application des peines à la probation, l'internement et à
d'autres matières?
Volgens u moeten de
strafuitvoeringsrechtbanken enkel
bevoegd zijn voor de volgende
zaken: beperkte hechtenis,
elektronisch toezicht, voorlopige
invrijheidsstelling met het oog op
verwijdering en voorwaardelijke
invrijheidsstelling, terwijl de
Commissie Holsters voorstelde
om de bevoegdheid van die
rechtbanken uit te breiden tot de
modaliteiten van de strafuitvoering
en in de mogelijkheid voorzag om
die bevoegdheid later uit te
breiden tot probatie, internering en
andere materies.
Gelet op die beperkte
bevoegdheid voorziet u slechts in
zes strafuitvoeringsrechtbanken
(één per hof van beroep en twee in
Brussel) terwijl de Commissie elf
rechtbanken wou oprichten (één
per provincie en één voor Brussel).
Ten slotte bent u van oordeel dat
er enkel beroep kan worden
aangetekend tegen uitspraken van
die strafuitvoeringsrechtbanken
voor wat de wettigheidscontrole
betreft, wat indruist tegen de
plannen om er een echte
rechtbank met volwaardige
beroepsmogelijkheden van te
maken.
Eigenlijk komen al uw voorstellen
erop neer dat aan die
strafuitvoeringsrechtbanken de nu
bestaande bevoegdheden van de
commissies van voorwaardelijke
invrijheidsstelling worden
toegewezen. Wij zijn echter de
mening toegedaan dat de
strafuitvoeringsrechtbank over een
maximum aan bevoegdheden
dient te beschikken zodat de
gedetineerden dezelfde
waarborgen krijgen voor de
uitvoering als voor de uitspraak.
Ik zou dan ook willen weten
wanneer die beloofde
strafuitvoeringsrechtbank
werkelijkheid wordt. Welke
begrotingsmiddelen zijn daarvoor
uitgetrokken? Bent u nog altijd van
plan de bevoegdheden en de
CRIV 51
COM 261
18/05/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
beroepsmiddelen te beperken
zonder enige mogelijkheid wat de
grond van de zaak betreft ? Volgt
u de conclusies van de commissie
Holsters die in een latere
uitbreiding van de bevoegdheden
van de strafuitvoeringsrechtbank
voorzag?
07.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Wathelet, une fois n'est
pas coutume, je ne partage pas du tout votre analyse selon laquelle
les futurs tribunaux de l'application des peines ne constitueront qu'une
rénovation en surface des commissions de libération conditionnelle.
Aux termes de la note-cadre approuvée fin mars dernier par le
Conseil des ministres, le tribunal de l'application de peines sera
compétent pour connaître des matières suivantes: la détention limitée,
la surveillance électronique, la libération provisoire en vue
d'éloignement du Royaume et la libération conditionnelle. Parmi ces
mesures, les trois premières constituent des nouvelles compétences
puisqu'il s'agit de décisions actuellement prises par le ministre de la
Justice.
En outre, le tribunal d'application des peines recevra le pouvoir de
modifier la nature de la peine dans certaines circonstances. C'est
ainsi que le tribunal pourra transformer une peine d'emprisonnement
en peine de travail si la situation du condamné le justifie, pouvoir que
n'ont pas à l'heure actuelle les commissions de libération
conditionnelle. Saisi d'une demande de libération conditionnelle, ou
d'une autre mesure relevant de sa compétence, le tribunal de
l'application des peines aura le pouvoir, en cas d'impérieuse
nécessité, d'accorder par exemple une permission de sortie ou un
congé pénitentiaire préalable, ce que ne peuvent pas faire
actuellement les commissions de libération conditionnelle. Enfin, le
tribunal sera compétent pour connaître de recours contre les
décisions prises par le ministre de la Justice. Ce droit n'existe pas à
l'heure actuelle. Vous admettrez donc avec moi que l'on ne peut pas
raisonnablement prétendre que la réforme à venir ne serait qu'une
réforme de façade.
Par ailleurs, je ne partage pas votre analyse des conclusions de la
commission Holsters. Une lecture attentive de ce document exclut
d'affirmer que la commission Holsters aurait préconisé je vous cite
"une option maximaliste visant à confier au tribunal d'application des
peines l'ensemble du contentieux d'exécution de la peine privative de
liberté". Je vais citer le rapport de la commission: "En matière de
permission de sortie et de congé pénitentiaire, l'administration
pénitentiaire doit, dans tous les cas, rester compétente tant pour
l'octroi que pour le suivi de ces modalités". Les conclusions sont
claires! Pour certaines autres mesures, la commission Holsters a
expliqué qu'il pouvait se justifier de les confier tant au tribunal de
l'application des peines qu'à l'administration pénitentiaire. Il s'agit des
pages 17 à 19 du rapport final.
Les compétences restant dans les mains du ministre de la Justice
sont, outre les permissions de sortie et les congés pénitentiaires,
l'interruption de l'exécution de la peine, les soins médicaux à
l'extérieur de la prison et la libération provisoire en cas de
07.02
Minister Laurette
Onkelinx: Ik ben het niet eens met
uw analyse volgens welke de
toekomstige strafuitvoeringsrecht-
banken alleen maar oppervlakkig
zullen worden hervormd. Ze zullen
bevoegd zijn inzake beperkte
hechtenis, elektronisch toezicht,
voorlopige invrijheidsstelling met
het oog op verwijdering uit het
Koninkrijk en voorwaardelijke
invrijheidstelling. De drie eerste
bevoegdheden zijn nieuw. De
rechtbank zal in bepaalde
omstandigheden bevoegd zijn de
aard van de straf te wijzigen, een
uitgangspermissie of penitentiair
verlof te verlenen en het beroep te
erkennen.
Ik ben het ook niet eens met uw
analyse van de conclusies van de
Commissie Holsters. Ik verwijs
onder meer naar de bladzijden 17
en 19 van het eindrapport.
De bevoegdheden van de minister
zijn uitzonderlijk, net zoals de
onderbreking van de
strafuitvoering, medische
behandeling buiten de gevangenis
en voorlopige invrijheidstelling als
de gevangenis overbevolkt is.
Ik ben het eens met het advies
van de commissie Holsters
betreffende de ideale bevoegdheid
van de toekomstige rechtbank.
Momenteel wordt het voorontwerp
van wet uitgeschreven.
Het probleem van de begroting
werd tijdens de Ministerraad van
30 en 31 maart jongstleden
aangeroerd. Er zullen zes
rechtbanken worden opgericht.
Men heeft het beroep tot een
18/05/2004
CRIV 51
COM 261
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
surpopulation carcérale. Toutes ces mesures sont de nature
exceptionnelle qu'il est justifié de laisser entre les mains du pouvoir
exécutif.
Enfin, je partage l'avis de la commission Holsters quant à la
compétence idéale du futur tribunal de l'application des peines. Il a
vocation à connaître de tout le contentieux relatif à l'exécution des
peines au-delà des peines privatives de liberté. Toutefois, comme le
préconisait la commission Holsters elle-même, il est préférable de
procéder par étape, ce que je compte faire également. Vous voyez
que sur ce point, je ne m'écarte pas davantage des conclusions des
experts.
Le travail de rédaction de l'avant-projet de loi est actuellement en
cours. Comme j'ai déjà eu l'occasion de le dire, je compte déposer un
texte au parlement au cours du troisième trimestre de cette année.
La question du budget a été évoquée lors du Conseil des ministres
des 30 et 31 mars derniers. Six tribunaux seront créés selon le
modèle des commissions de libération conditionnelle. Des chambres
supplémentaires pourront cependant être créées dans les ressorts de
cours d'appel où cela s'avère nécessaire. En outre, une évaluation de
la loi devra intervenir douze mois au plus tard après son entrée en
vigueur. La limitation du recours à un recours en légalité procède du
souci de trouver un équilibre entre la volonté d'étendre les droits de la
défense et la nécessité de mettre sur pied un système qui fonctionne
valablement. Il faut éviter l'engorgement des futures juridictions
nouvelles.
Il est en outre délicat de permettre à un tribunal qui est indépendant
du Parlement de statuer directement sur l'opportunité des décisions
du pouvoir exécutif. Cela dit, j'attire votre attention sur le fait que le
recours en légalité ne se limite en rien aux aspects purement formels.
En effet, outre la violation de la légalité externe, c'est-à-dire les règles
relatives à la compétence et aux formes, ce recours permet à l'instar
du recours en annulation pour excès de pouvoir devant le Conseil
d'État de sanctionner la violation de la légalité dite interne, à savoir la
légalité des motifs, de fait et de droit, la proportionnalité de la mesure,
les erreurs manifestes d'appréciation et les détournements de
pouvoir.
Cet ensemble d'informations sera complété en même temps que le
dépôt des projets de loi.
wettelijkheidsberoep beperkt om
een evenwicht te bewerken tussen
enerzijds de wil om de rechten van
de verdediging uit te breiden en
anderzijds de noodzaak om een
systeem uit te werken dat degelijk
kan functioneren. Dit beroep
beperkt zich geenszins tot de
louter formele aspecten. Het laat
toe de interne en externe
wettelijkheidsschending te
bestraffen.
07.03 Melchior Wathelet (cdH): Madame la ministre, afin d'éviter
toute mauvaise compréhension, on avait bien souligné dans le
troisième paragraphe de notre question ce que vous avez vous-même
souligné dans le rapport de la commission Holsters: la commission
laissait le choix au législateur, sa compétence se limitait bien aux
modalités particulières d'exécution de la peine à l'exception des
permissions de sortir et des congés pénitentiaires qui ne devaient pas
être couverts. Nous sommes sur la même longueur d'onde quant aux
conclusions de la commission.
Au sujet des commissions de libération conditionnelle actuelles, on
avait été un peu trop loin dans la question. La compétence sera donc
bien légèrement inférieure à ce que la commission Holsters avait
proposé dans sa deuxième alternative, c'est-à-dire de l'étendre à
07.03 Melchior Wathelet (cdH):
We zijn het helemaal eens voor
wat de conclusies van de
commissie "Holsters" betreft. U
gaat misschien niet zo ver in uw
keuzes als de commissie
`Holsters' aangaande de
commissies voor voorwaardelijke
invrijheidstelling, maar u gaat al
zeer ver. Wij staan totaal achter dit
project.
Omtrent het tijdpad heb ik het
antwoord van de minister goed
CRIV 51
COM 261
18/05/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
toutes les modalités particulières d'exécution de la peine, en tenant
compte des exceptions prévues par la commission. Vous n'allez peut-
être pas aussi loin que la commission Holsters dans vos choix mais
cela va déjà très loin. Comme nous le disions dans notre question,
nous soutenons totalement ce projet. Nous voulions voir si ce choix
de limiter le nombre de TAP était la conséquence de la limitation de la
compétence. Ce n'est pas le cas, il n'y a pas de lien entre les deux et
c'est tant mieux.
Pour ce qui est du calendrier, j'ai bien entendu la réponse de la
ministre.
En ce qui concerne le recours, vous me rassurez en indiquant que le
contrôle de la légalité interne et externe s'étend. Je comprends le
principe, mais il me semble que la volonté de ne pas engorger les
juridictions n'est pas une raison suffisante pour limiter le droit de
recours. En effet, ce n'est pas parce qu'il y a trop de litiges qu'il ne
peut pas y avoir de droit de recours, qu'il s'agisse d'un recours sur la
légalité interne ou externe. La proportionnalité pourrait être analysée
dans le cadre d'un recours sur la légalité interne.
begrepen en betreffende het
beroep en de de interne en
externe wettelijkheidscontrole, vind
ik dat de wil om de rechtbanken
niet te binden geen afdoende
reden is.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La discussion des questions et interpellations se termine à 10.52 heures.
De bespreking van de vragen en interpellaties eindigt om 10.52 uur.