CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 COM 224
CRIV 51 COM 224
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
lundi
maandag
19-04-2004
19-04-2004
Après-midi
Namiddag
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE































cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders ­ Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair document van de 51e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (avec les annexes)
(PLEN: couverture blanche; COM: couverture saumon)
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (met de
bijlagen)
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
plenum
COM
réunion de commission
COM
commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i


SOMMAIRE
INHOUD
Question de Mme Muriel Gerkens à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "le
statut d'organisme d'utilité publique pour la
fondation Rodin" (n° 2432)
1
Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "het
statuut van instelling van openbaar nut voor de
Rodin-stichting" (nr. 2432)
1
Orateurs:
Muriel Gerkens, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Muriel Gerkens, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Interpellation de Mme Muriel Gerkens à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "le
palais de justice de Liège" (n° 291)
4
Interpellatie van mevrouw Muriel Gerkens tot de
vice-eerste minister en minister van Justitie over
"het gerechtsgebouw van Luik" (nr. 291)
4
Orateurs:
Muriel Gerkens, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Muriel Gerkens, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Question de M. Olivier Maingain à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur
"l'impartialité du ministère public" (n° 2220)
5
Vraag van de heer Olivier Maingain aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
onpartijdigheid van het openbaar ministerie"
(nr. 2220)
5
Orateurs:
Olivier Maingain, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Olivier Maingain, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Interpellation de Mme Muriel Gerkens à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "le
palais de justice de Liège" (n° 291) (continuation)
7
Interpellatie van mevrouw Muriel Gerkens tot de
vice-eerste minister en minister van Justitie over
"het gerechtsgebouw van Luik" (nr. 291)
(voortzetting)
7
Motions
7
Moties
7
Questions jointes de
8
Samengevoegde vragen van
8
- Mme Frieda Van Themsche à la vice-première
ministre et ministre de la Justice sur "les délits de
fuite" (n° 2369)
8
- mevrouw Frieda Van Themsche aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over
"vluchtmisdrijven" (nr. 2369)
8
- M. Guido De Padt à la vice-première ministre et
ministre de la Justice sur "le nombre d'accidents
de la circulation avec délit de fuite" (n° 2387)
8
- de heer Guido De Padt aan de vice-eerste
minister en minister van Justitie over "het aantal
verkeersongevallen met vluchtmisdrijf" (nr. 2387)
8
Orateurs: Frieda Van Themsche, Guido De
Padt, Laurette Onkelinx
, vice-première
ministre et ministre de la Justice
Sprekers: Frieda Van Themsche, Guido De
Padt, Laurette Onkelinx
, vice-eerste minister
en minister van Justitie
Question de M. Jo Vandeurzen à la vice-première
ministre et ministre de la Justice sur "l'initiative
législative relative à l'extension des cadres des
juges consulaires" (n° 2385)
11
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "het
wetgevend initiatief met betrekking tot de
uitbreiding van de kaders van de rechters in
handelszaken" (nr. 2385)
11
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Question de M. Walter Muls à la vice-première
ministre et ministre de la Justice sur "le droit
européen des sociétés" (n° 2404)
13
Vraag van de heer Walter Muls aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "het
Europees vennootschapsrecht" (nr. 2404)
13
Orateurs: Walter Muls, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de la Justice
Sprekers: Walter Muls, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van Justitie
Question de M. Walter Muls à la vice-première
ministre et ministre de la Justice sur "la
réhabilitation" (n° 2410)
13
Vraag van de heer Walter Muls aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "het
herstel in eer en rechten" (nr. 2410)
13
Orateurs: Walter Muls, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de la Justice
Sprekers: Walter Muls, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van Justitie
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
ii
Question de Mme Hilde Claes à la vice-première
ministre et ministre de la Justice sur "le
dessaisissement dans le cadre du droit de la
jeunesse" (n° 2411)
15
Vraag van mevrouw Hilde Claes aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
uithandengeving in het jeugdrecht" (nr. 2411)
15
Orateurs: Hilde Claes, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de la Justice
Sprekers: Hilde Claes, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van Justitie
Question de Mme Trees Pieters à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "les
carrousels TVA" (n° 2429)
17
Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
BTW-carrousels" (nr. 2429)
17
Orateurs: Trees Pieters, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de la Justice
Sprekers: Trees Pieters, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van Justitie
Question de M. Tony Van Parys à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "les
problèmes de nomination auxquels sont
confrontés les stagiaires judiciaires" (n° 2443)
20
Vraag van de heer Tony Van Parys aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
benoemingsproblemen van de gerechtelijke
stagiairs" (nr. 2443)
20
Orateurs:
Tony Van Parys, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers: Tony Van Parys, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Question de M. Jo Vandeurzen à la vice-première
ministre et ministre de la Justice sur "la note
politique du gouvernement fédéral relative au
problème de la drogue" (n° 2473)
23
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
federale drugsnota" (nr. 2473)
23
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Question de Mme Zoé Genot à la vice-première
ministre et ministre de la Justice sur "les mineurs
étrangers non accompagnés" (n° 2491)
27
Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
niet-begeleide minderjarige vreemdelingen"
(nr. 2491)
27
Orateurs: Zoé Genot, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de la Justice
Sprekers: Zoé Genot, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van Justitie
Question de M. Jo Vandeurzen à la vice-première
ministre et ministre de la Justice sur "la
décentralisation de la Cour d'appel d'Anvers"
(n° 2499)
28
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
decentralisatie van het hof van beroep van
Antwerpen" (nr. 2499)
28
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Question de M. Jean-Luc Crucke à la vice-
première ministre et ministre de la Justice sur "la
réorganisation géographique des services de la
justice de paix de Rocourt" (n° 2506)
29
Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "de
geografische reorganisatie van de diensten van
het vredegerecht van Rocourt" (nr. 2506)
29
Orateurs:
Jean-Luc Crucke, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Jean-Luc Crucke, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
Question de M. Jo Vandeurzen à la vice-première
ministre et ministre de la Justice sur "l'arrêt de la
Cour de cassation portant sur la notion de
"séjour" dans la législation sur la nationalité et ses
effets" (n° 2516)
30
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de vice-
eerste minister en minister van Justitie over "het
arrest van het Hof van Cassatie inzake de notie
"verblijf" in de nationaliteitswetgeving en de
gevolgen hiervan" (nr. 2516)
30
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de la Justice
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Justitie
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1


COMMISSION DE LA JUSTICE
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
du
LUNDI
19
AVRIL
2004
Après-midi
______
van
MAANDAG
19
APRIL
2004
Namiddag
______

La séance est ouverte à 14.03 heures par M. Alfons Borginon, président.
De vergadering wordt geopend om 14.03 uur door de heer Alfons Borginon, voorzitter.
01 Question de Mme Muriel Gerkens à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le statut
d'organisme d'utilité publique pour la fondation Rodin" (n° 2432)
01 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het
statuut van instelling van openbaar nut voor de Rodin-stichting" (nr. 2432)
01.01 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, madame la
ministre, la Fondation Rodin créée et financée par les cigarettiers
avec le soutien actif du ministre Reynders, en "compensation" de
l'augmentation du prix des cigarettes (et non des accises) qu'il leur
concédait, s'est instituée association de lutte et de prévention du
tabac. Elle réalise régulièrement des enquêtes sur les comportements
des fumeurs et plus spécifiquement les jeunes, ce qui lui permet de
passer régulièrement dans les médias pour donner les résultats de
ses études et suggérer des pistes d'intervention.

J'ai déjà interrogé plusieurs fois le ministre Demotte sur cette
fondation qui suscite toute une série de questions. En effet, nous
savons que:
- ce sont les cigarettiers qui financent cette fondation;
- les études effectuées permettent aux cigarettiers de connaître
notamment le comportement et les perceptions des fumeurs ou
fumeurs potentiels et adapter ainsi leur publicité;
- cette fondation est contraire à la convention-cadre de l'OMS sur le
tabac, signée par la Belgique, qui stipule que l'Etat s'engage à veiller
à ce que les stratégies de lutte contre le tabagisme ne soient pas
influencées par les intérêts commerciaux et autres de l'industrie du
tabac, et qui met en garde, dans son article 12, contre l'idée de "faire
participer à la lutte antitabac des organismes qui sont liés à l'industrie
du tabac." Au niveau international, on décrit généralement cette
fondation comme étant la honte de l'antitabac.

Le ministre Demotte m'a répondu qu'il ne confierait pas de mission
d'enquête à cette fondation mais qu'il ne pouvait rien faire en raison
de la liberté d'association. Or, cette fondation existe bel et bien. Il
préfère donc s'en tenir à son plan de prévention contre le tabac ainsi
qu'à l'utilisation du fonds public "tabac".

Aujourd'hui, nous savons que le fonds "tabac" n'entrera en fonction
que le 1
er
juillet avec un budget limité car il ne sera que d'un million. Il
faudra de toute façon négocier puisque l'on a supprimé l'accord de
01.01 Muriel Gerkens (ECOLO):
De Rodin-stichting, die door de
sigarettenfabrikanten wordt gefi-
nancierd, kon rekenen op de steun
van de heer Reynders ter compen-
satie voor de stijging van de prijs
van de sigaretten en heeft zichzelf
uitgeroepen tot vereniging voor de
strijd tegen tabaksgebruik. Ik heb
minister Demotte daarover al
herhaaldelijk geïnterpelleerd, want
de sigarettenfabrikanten krijgen
dank zij de studies van die
stichting inzicht in het gedrag van
de rokers, kunnen hun reclame
daarop afstemmen en zien als
gevolg daarvan hun omzet stijgen.
Dergelijke praktijken zijn in strijd
met de regels van de Wereld-
gezondheidsorganisatie, die
aanbevelen dat de strijd tegen
tabaksgebruik niet door actoren uit
die sector mag worden beïnvloed.

Minister Demotte verklaarde dat hij
deze stichting geen studies zou
toevertrouwen, maar dat hij zich
evenmin tegen de vrijheid van
vereniging kan verzetten. Het
openbaar fonds ter bestrijding van
het tabaksgebruik gaat pas op 1
juli van start en zal met een
begroting van amper één miljoen
euro moeten rondkomen. Over de
aanwending van dit bedrag moet
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2
coopération qui créait ce fonds antitabac. Des concertations doivent
donc encore avoir lieu.

On apprend maintenant que la Fondation Rodin pourrait être
reconnue comme organisme d'utilité publique. Pour information,
j'avais demandé au ministre Reynders à pouvoir consulter ces fameux
contrats qui liaient les cigarettiers à la fondation ­ le ministre
Reynders disant qu'un accord ayant été atteint, il n'y avait plus de
confidentialité des dossiers et ces données-là étaient disponibles ­,
de manière à vérifier si oui ou non cette fondation est indépendante
par rapport aux cigarettiers. J'ai écrit à la Fondation Rodin qui me
répond que sur les sept contrats avec les entreprises du tabac, un
seul est levé de confidentialité, toutes les autres entreprises du tabac
n'ayant pas marqué leur accord. On est donc loin de la transparence
sur la manière dont devrait être gérée cette fondation.

On entend dire que cette fondation doit être reconnue comme
organisme d'utilité publique; on entend dire également que votre
président de parti essaye de trouver des personnes à mettre dans son
conseil d'administration ou à des postes dans cet organisme d'utilité
publique, et vu tout ce que je viens de mettre en évidence, ça me
semble pervers et dangereux.

Je voudrais donc savoir si cette information est correcte. Si oui, où en
est ce processus et d'où vient cette demande de reconnaissance?
trouwens eerst nog met de
deelgebieden worden onder-
handeld. Al is het tabaksplan nog
niet in de vorm van een
wetsontwerp gegoten, toch
verneem ik dat de Rodin-stichting
als instelling van openbaar nut zou
kunnen worden erkend. Deze
stichting moet de inhoud van haar
akkoorden met de sigaretten-
fabrikanten openbaar maken. Van
de zeven contracten die zij met de
industrie heeft gesloten, is echter
slechts één niet vertrouwelijk. Dit
staat mijlenver af van de door
minister Reynders aangekondigde
doorzichtigheid.

Klopt deze informatie? Hoever is
de procedure gevorderd? Wie
nam het initiatief?
01.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame, j'ai huit réponses à
vous donner.

1. En ce qui concerne les critiques formulées à l'encontre de la
Fondation Rodin, vous mettez surtout en évidence le fonctionnement
d'une ASBL dénommée "Fondation Rodin". Les statuts de cette ASBL
ont été publiés aux annexes du Moniteur belge du 23 novembre 2000
et la dernière liste des membres du conseil d'administration figure aux
annexes du Moniteur belge du 10 décembre 2002. Ces publications
ont été faites conformément à la loi du 27 juin 1921 sur les ASBL.

2. Il est évident qu'une ASBL n'est soumise à aucune autorisation
préalable de la part de l'exécutif pour obtenir la personnalité juridique.
Par ailleurs, je veux vous confirmer qu'aucune demande d'autorisation
d'acceptation des libéralités au profit de l'ASBL Fondation Rodin n'a
été adressée aux services de mon département depuis la constitution
de cette ASBL. Pour ce qui se rapporte aux sources de financement,
il conviendra donc de consulter mes collègues.

3. En ce qui concerne le manque de transparence dont ferait preuve
cette ASBL, je vous rappelle qu'une modification profonde de la loi de
1921 est intervenue, loi qui est maintenant intitulée: "Loi sur les
associations sans but lucratif, les associations internationales sans
but lucratif et les fondations". Cette réforme vise notamment à assurer
une plus grande transparence dans le fonctionnement des
associations sans but lucratif vis-à-vis de leurs membres et des tiers.
Ceci s'est traduit par un régime de publicité plus complet et par
l'instauration d'un dossier pour chaque ASBL au greffe du tribunal de
commerce du lieu de son siège social. La réforme vise également à
offrir un cadre comptable aux associations.

Les arrêtés d'exécution concernant les mesures de publicité des
01.02
Minister Laurette
Onkelinx: De geuite kritiek betreft
de werking van een vzw, die geen
toestemming van de regering
nodig heeft om rechts-
persoonlijkheid te verkrijgen. De
diensten van mijn departement
ontvingen trouwens geen enkele
aanvraag in verband met het
toekennen aan de vzw "Rodin-
stichting" van een vergunning om
giften te mogen ontvangen. De
vereisten inzake de doorzichtig-
heid van de vzw's zijn strikter
geworden en ook de vzw "Rodin-
stichting" moet eraan voldoen.
Ze beschikt daartoe over een
bepaalde termijn. De bestaande
vzw kan onmogelijk als stichting
van openbaar nut worden erkend,
maar niets belet een bestaande
rechtspersoon een afzonderlijke
rechtspersoon op te richten,
bijvoorbeeld een stichting die kan
worden erkend als zijnde van
openbaar nut. De vzw "Stichting
Rodin" diende een verzoek in die
zin in. Het administratief
onderzoek van de erkennings-
aanvraag is aan de gang en het
besluit houdende erkenning en
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
ASBL et la comptabilité des ASBL et des fondations ont maintenant
été pris. Comme toute ASBL existante, l'ASBL Fondation Rodin est
soumise aux dispositions nouvelles de la loi et dispose d'un délai
d'adaptation pour mettre ses statuts en conformité avec celle-ci et
établir ses comptes conformément aux normes comptables nouvelles.

4. Contrairement à ce que d'aucuns peuvent croire, il est hors de
question de reconnaître l'ASBL Fondation Rodin comme fondation
d'utilité publique. La loi de 1921 ne prévoit d'ailleurs aucun
mécanisme de transformation d'une ASBL en fondation privée ou en
fondation d'utilité publique.

5. Par contre, rien n'interdit à une personne morale existante, de droit
privé par exemple, comme une ASBL, de fonder, dans le cadre de
son objet social et dans le respect des lois, une personne morale
distincte, par exemple une fondation au sens du titre II de la loi de
1921. Une telle fondation peut être reconnue d'utilité publique
lorsqu'elle tend à la réalisation d'une oeuvre à caractère
philanthropique, philosophique, religieux, scientifique, artistique,
pédagogique ou culturel.

Une demande de reconnaissance et d'approbation des statuts d'une
nouvelle fondation d'utilité publique devrait alors m'être adressée par
le(s) fondateur(s).

6. En l'espèce, l'ASBL Fondation Rodin m'a adressé, le 2 avril 2004,
une requête en octroi de la personnalité juridique et approbation des
statuts d'une fondation d'utilité publique dénommée Fondation d'utilité
publique Rodin. Cette fondation a pour but la promotion des
connaissances scientifiques relatives aux différentes formes
d'assuétude, l'évaluation des politiques en la matière, la diffusion et la
médiatisation des informations, ainsi que la promotion du bien-être
par l'éducation et la prise en charge des personnes en situation de
dépendance.

7. Des pièces transmises à l'appui de cette requête, il ressort que
l'ASBL Fondation Rodin est la seule fondatrice et donc seule initiatrice
de cette demande de reconnaissance comme fondation d'utilité
publique. Cette fondation d'utilité publique n'acquiert cependant la
personnalité juridique que par arrêté royal de reconnaissance et à la
date de celui-ci.

8. En conclusion, l'instruction administrative de la demande de
reconnaissance est en cours au sein de mon administration. L'arrêté
de reconnaissance et d'approbation des statuts de la Fondation
d'utilité publique Rodin doit dès lors m'être éventuellement soumis.
goedkeuring van de statuten van
de Stichting van openbaar nut
Rodin moet me dus worden
voorgelegd.
01.03 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, la réponse
de Mme la ministre ne me rassure évidemment pas. Il est vrai que si
la Fondation Rodin crée une autre entité et sollicite une
reconnaissance en tant que fondation d'utilité publique, les membres
qui constitueront cette association seront, au départ, les entreprises
du tabac. Indépendamment de tout jugement que je peux poser à ce
sujet, la convention-cadre de l'OMS met bien en évidence qu'on ne
peut confier ce genre de mission à des associations ou des
organismes dont le financement et les intérêts dépendent des
entreprises du tabac.
01.03 Muriel Gerkens (ECOLO):
Dat antwoord stelt mij geenszins
gerust, want deze vereniging kan
altijd een erkenning als instelling
van openbaar nut aanvragen
onder een andere vorm. Dit is in
strijd met de kaderovereenkomst
van de WGO, nog afgezien van
enig waardeoordeel van
mijnentwege.
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
J'aurais voulu une autre réponse car, étant donné qu'il s'agit de la
Fondation Rodin, il est évident (...) à ces critères d'utilité publique et
être chargée de ce type de mission.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Interpellation de Mme Muriel Gerkens à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le
palais de justice de Liège" (n° 291)
02 Interpellatie van mevrouw Muriel Gerkens tot de vice-eerste minister en minister van Justitie over
"het gerechtsgebouw van Luik" (nr. 291)
02.01 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, madame la
ministre, je n'entrerai pas dans les détails, mais le palais de justice de
Liège, depuis de nombreuses années déjà, ne répond pas au besoin
d'espace et de confidentialité pour le rangement des dossiers. Il n'est
d'ailleurs pas le seul palais de justice à souffrir de ces problèmes.
Certes, un projet existe pour la construction d'annexes à ce palais de
justice, place Saint-Lambert. Nous savons pourtant tous que la
première utilisation possible des espaces liés à cette annexe ne
pourrait avoir lieu que dans huit ans au plus tôt.

Or, les problèmes sont particulièrement importants. D'ailleurs, les
travailleurs de la justice ont rédigé une pétition demandant que l'on
réponde assez rapidement à ce besoin d'espace. Une plainte a
également été déposée au tribunal du travail. Des mesures urgentes
doivent pouvoir être prises. Aussi bien vous, madame Onkelinx, que
le ministre Reynders, vous avez été interpellés à plusieurs reprises
par le personnel du palais de justice de Liège. Dans un article du 6
février dernier, vous vous engagiez tous deux à trouver des solutions
dans un avenir relativement proche. Certains déménagements sont
prévus, rue Saint-Gilles par exemple. Néanmoins, nous sommes au
mois d'avril et les réponses urgentes à apporter à la problématique de
ce palais de justice et du personnel ne sont toujours pas sur la table.

J'aurais voulu simplement savoir, madame la ministre, de quelle
solution il s'agissait lorsque vous annonciez avec le ministre Reynders
des réponses à court terme, et si vous aviez soumis des demandes
au ministre Reynders concernant une intervention de la Régie des
Bâtiments pour l'occupation d'autres surfaces que celles que vous
aviez fixées pour répondre aux besoins non encore rencontrés.
02.01 Muriel Gerkens (ECOLO):
Het gerechtsgebouw van Luik
barst uit zijn voegen, met alle nare
gevolgen van dien voor het welzijn
van het personeel en de
geheimhouding van de dossiers.
Er zijn bouwplannen voor bij-
gebouwen, maar die zullen nog
niet meteen in gebruik genomen
kunnen worden. Het personeel
heeft onder meer de minister
daarop aangesproken. Er werd
een klacht ingediend bij de
arbeidsrechtbank. Er zitten een
aantal kortetermijnoplossingen in
de pijplijn, meer bepaald met een
verhuizing naar de rue Saint-
Gilles, maar het blijft wachten op
een dringende oplossing. Wat zijn
de mogelijke oplossingen? Werd
minister Reynders een verzoek
voorgelegd?
02.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame Gerkens, depuis la date
de dépôt de votre question au début février, la situation a beaucoup
évolué. En effet, en accord avec mon collègue Didier Reynders,
ministre en charge de la gestion de la Régie des Bâtiments, j'ai
soumis deux dossiers pour décision au Conseil des ministres afin de
répondre aux problèmes soulevés. Il s'agit d'abord du dossier visant à
prendre un entrepôt en location en vue d'y déposer les pièces à
conviction du tribunal de première instance. En date du 12 mars 2004,
le Conseil des ministres a émis un avis favorable quant à cette prise
en location. Le contrat de bail a été signé le 23 mars dernier. Puisqu'il
appartient au propriétaire d'effectuer des travaux d'aménagement, on
peut espérer une occupation effective des lieux à partir de la mi-
septembre.

Pour ce qui concerne plus particulièrement le bâtiment de la rue
Saint-Gilles qui abrite les juridictions du travail, le parquet de police et
02.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Sinds uw interpellatie-
verzoek werd ingediend, is de
toestand gewijzigd. Mijn voorstel
kreeg een gunstig advies van de
ministerraad en op 23 maart werd
een huurovereenkomst onder-
tekend, waardoor vanaf half
september nieuwe lokalen voor de
bewijsstukken in gebruik kunnen
worden genomen. Voor de rue
Saint-Gilles werd op 29 maart een
overeenkomst ondertekend en de
lokalen zouden vanaf half
november beschikbaar moeten
zijn. Het gaat om oplossingen op
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
la justice de paix, le Conseil des ministres a également émis un avis
favorable quant à la location d'espaces de bureaux, toujours rue
Saint-Gilles, en face de l'actuel bâtiment. Le contrat de bail a été
signé le 29 mars dernier. Cette fois, on peut espérer une occupation
effective à la mi-novembre.

Vous connaissez comme moi la situation à Liège et vous savez qu'il
s'agit de solutions à court ou à moyen terme dans l'attente de la
construction des annexes nord et sud de la place Saint-Lambert. Sur
ce dernier point, ma volonté est d'aller au plus vite pour les travaux
non contestés devant le Conseil d'État.
korte tot middellange termijn, in
afwachting van de bouw van de
noordelijke en de zuidelijke vleugel
op de place Saint-Lambert. Ik wil
zo snel mogelijk vooruitgaan.
02.03 Muriel Gerkens (ECOLO): Je me réjouis que des premières
démarches aient été effectuées pour obtenir des superficies
supplémentaires. Seulement, d'après les estimations, notamment
celle de mes collègues conseillers communaux à Liège, la demande
urgente en superficie se chiffre à 20.000 m².

J'aurais espéré avoir en réponse les résultats de l'investigation
concernant toute une série de bâtiments existant autour du palais de
justice de Liège et qui sont disponibles. Ils peuvent être pris en
location, la plupart nécessitant d'ailleurs très peu de travaux. Mme la
ministre connaît ces bâtiments ­ peut-être pas les autres ­ (...).

A la suite de la réponse de Mme la ministre, je souhaiterais déposer
une motion demandant que l'on apporte rapidement une réponse au
besoin d'un minimum de 20.000 m². La motion demande également
l'organisation d'une table ronde avec les responsables politiques, les
membres du personnel, la ville de Liège et les chefs de corps de la
justice, pour examiner les différents lieux existants. Il est impensable
de se contenter des deux possibilités qui, heureusement, existent
pour rencontrer les besoins du personnel de la justice mais aussi des
justiciables.
02.03 Muriel Gerkens (ECOLO):
Ik ben tevreden met wat tot nu toe
werd verwezenlijkt, maar naar
schatting zou er nood zijn aan
20.000 m
2
. De gebouwen in de
buurt van het Luikse justitiepaleis
zouden een oplossing kunnen
vormen. Ik zou een motie willen
indienen met de vraag snel een
oplossing voor dit probleem te
vinden en een rondetafel-
conferentie te organiseren met de
politici, de bevoegde personen, de
personeelsleden enz. om na te
gaan welke gebouwen aan de
noden van Justitie zouden kunnen
beantwoorden.
Le président: Je vous signale que je n'ai pas encore reçu de motion.
De voorzitter: Ik heb nog geen
motie ontvangen.
03 Question de M. Olivier Maingain à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur
"l'impartialité du ministère public" (n° 2220)
03 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de
onpartijdigheid van het openbaar ministerie" (nr. 2220)
03.01 Olivier Maingain (MR): Monsieur le président, madame la
ministre, ma question fait suite à un avis du Conseil supérieur de la
Justice (CSJ) sur la place du ministère public à l'audience en matière
pénale.

En juin 2001, 26 avocats du barreau de Bruxelles avaient fait part au
CSJ de "leur préoccupation quant au respect effectif, tant dans les
faits que dans les apparences, du principe de l'égalité des parties au
procès pénal qui leur semble heurter la place privilégiée occupée par
l'accusation aux audiences des juridictions répressives".

Nous connaissons le vieux débat consistant à savoir si le ministère
public doit occuper une place particulière au banc des magistrats ou
s'il doit se retrouver au banc de la partie civile et, éventuellement,
intervenir à la barre comme les avocats.
03.01 Olivier Maingain (MR):
Mijn vraag gaat over de plaats van
het openbaar ministerie bij straf-
zittingen, en wordt ingegeven door
het advies dat de Hoge Raad voor
de Justitie (HRJ) uitbracht naar
aanleiding van een klacht die door
26 advocaten van de balie van
Brussel in juni 2001 werd
ingediend.

Ik heb meer bepaald een vraag
over de toepassing van artikel 768
van het Gerechtelijk Wetboek. Dat
artikel bepaalt dat het openbaar
ministerie de beraadslaging van de
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
Ma question vise plus spécialement un autre aspect de cette question
de la place du ministère public dans le cadre d'un procès pénal: c'est
l'application de l'article 768 du Code judiciaire qui, très expressément,
prévoit que "le ministère public n'assiste pas aux délibérations des
juges lorsqu'ils se retirent en chambre du conseil pour délibérer de la
sentence, à peine de nullité de la décision".

Le CSJ, qui se démarque sans doute de certaines initiatives
parlementaires visant à ramener le ministère public au banc de la
partie civile, considère, lui, que "le ministère public a un devoir
d'impartialité, qu'il ne peut manifester aucune complaisance à l'égard
du juge, ayant le devoir d'assister celui-ci et de se déclarer
impartialement sur la solution que comporte le procès aux yeux de la
loi, car il a pour mission de protéger les intérêts de la collectivité et
participe à l'exercice du service public de la justice".

Or il apparaît quotidiennement pour les praticiens que, dans plus d'un
prétoire, les membres du ministère public accompagnent les juges en
chambre du conseil ou, en tout cas, se retirent avec eux par la même
issue, celle qui donne accès à la chambre du conseil, quitte peut-être
à ne pas y rester. Il subsiste néanmoins une part d'ambiguïté
régulièrement constatée par les avocats quant à la manière dont le
ministère public quitte l'audience et accompagne éventuellement le
juge en chambre du conseil.

Je reviens ainsi sur cette question déjà évoquée à de multiples
reprises: ne convient-il pas de donner des instructions aux parquets
pour que l'article 768 du Code judiciaire soit respecté? Il participe en
effet de la confiance du justiciable dans l'impartialité du ministère
public.
rechters niet bijwoont, wanneer
dezen zich in de raadkamer
terugtrekken om over het vonnis te
beslissen, zulks op straffe van
nietigheid van de beslissing. De
HRJ oordeelt dat het openbaar
ministerie onpartijdig moet zijn en
zich niet bij de rechter in de gunst
mag proberen te werken, maar de
rechter moet bijstaan met het oog
op een wettelijke rechtsgang.

In de praktijk zouden de leden van
het openbaar ministerie zich
evenwel samen met de rechters
naar de raadkamer begeven, of
alleszins samen met hen naar
buiten gaan, wat een zekere
dubbelzinnigheid in de hand werkt.

Dient de parketten geen instructie
gegeven te worden artikel 768
nauwgezet na te leven, teneinde
het vertrouwen van de recht-
zoekende in het openbaar
ministerie te herstellen?
03.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, monsieur
Maingain, la place du ministère public est une question dont la portée
est évidemment multiple.

Une réflexion doit avoir lieu, tant au niveau de notre conception du
rôle du ministère public que de l'image que sa position géographique
dans la salle d'audience induit.

Par ailleurs, et indépendamment de la place du ministère public à
l'audience, il y a le comportement que chaque individu peut avoir,
avant, pendant ou après l'audience et la perception que les
justiciables peuvent avoir de ces comportements.

J'ai pris acte de l'avis du Conseil supérieur de la Justice quant au fait
que le ministère public ne peut être assimilé à une partie comme les
autres. Mais il ne s'agit pas du coeur de la question d'aujourd'hui.

Ce qui me paraît essentiel, c'est de conserver au rôle du juge son
caractère impartial et qu'à aucun moment un justiciable ou un
observateur ne puisse avoir l'impression que cette impartialité est
atteinte par une proximité réelle ou ressentie avec l'une ou l'autre
partie voire, bien entendu, avec le ministère public.

Indépendamment d'une réflexion sur la place du ministère public qui
pose des questions de fond, mais également de logistique que l'on
nomme habituellement les "problèmes de menuiserie", tous les
acteurs de la justice doivent avoir à l'esprit que non seulement ils
03.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Dat is een belangrijke
kwestie en men zou zich dan ook
grondig moeten bezinnen over de
rol van het openbaar ministerie,
zoals die voortvloeit uit zijn imago
en zijn plaats in de rechtszaal.

Ik heb nota genomen van het
advies van de Hoge Raad voor de
Justitie. Het lijkt mij van essentieel
belang dat de rechter onpartijdig
blijft en niet de indruk geeft dat hij
nauw aanleunt bij een van de
partijen of bij het openbaar
ministerie. De gerechtelijke
actoren moeten niet enkel de
regels naleven, maar ook
aandacht hebben voor het imago
dat zij van het gerecht uitdragen.

Tot op heden heb ik nog geen
klachten in verband met een
schending van artikel 768 van het
Gerechtelijk Wetboek ontvangen.
Als u kennis heeft van concrete
gevallen, zou ik het op prijs stellen
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
doivent accomplir leur mission dans le respect des règles ­ ce qu'ils
font tous les jours-, mais aussi qu'au-delà de cela, ils doivent être
attentifs à l'image que la justice donne d'elle-même.

A ce jour, je n'ai reçu aucune plainte m'indiquant que des juges
auraient violé l'article 768 du Code judiciaire et que des magistrats de
parquet auraient assisté à des délibérations. Si cela s'est produit, je
remercie d'ores et déjà M. le député de me faire part des éléments
concrets dont il aurait connaissance.

Indépendamment de cela se pose le problème de l'image. Plus
encore que par le passé, les magistrats doivent éviter la suspicion et
la présomption de connivence. Je ne veux pas imaginer toutes les
possibilités qui s'offrent aux magistrats pour lutter contre cette
perception qui, selon moi, est plus virtuelle que réelle. Tout comme la
position du ministère public repose sur des problèmes de menuiserie,
il faut éviter que, pour des contingences géographiques, le magistrat
de siège et le magistrat du ministère public entrent et sortent en
même temps de la salle d'audience du tribunal. Dès lors, je ne
manquerai pas, lors de mes entretiens réguliers avec les procureurs
généraux, d'insister auprès de ces derniers pour qu'il en soit ainsi.
mocht u mij die melden.

Men moet hoe dan ook
voorkomen dat magistraten van de
zetel en van het openbaar
ministerie samen de rechtszaal
binnenkomen of verlaten. Tijdens
mijn contacten met het parket zal
ik daarop aandringen.
03.03 Olivier Maingain (MR): Monsieur le président, je remercie
madame la ministre pour sa réponse.

Il est vrai que la place du ministère public à l'audience mérite débat.
Visiblement, le Conseil supérieur de la Justice se démarque de ceux
qui voudraient ramener le ministère public au même banc qu'une des
parties, au motif assez légitime que le ministère public n'est pas à
l'égal d'une des parties dans le cours du procès.

Par contre, - mais je réinterrogerai les barreaux et les bâtonniers à ce
sujet - les avocats constatent fréquemment que le magistrat du
ministère public et le juge du siège entrent et sortent en même temps,
en empruntant la porte qui conduit à la chambre du conseil. Je
demanderai donc aux barreaux de faire part de leur témoignage
directement à Mme la ministre.
03.03 Olivier Maingain (MR): Ik
dank u. Het klopt dat er een debat
zou moeten worden gewijd aan de
plaats van het openbaar ministerie
in het strafproces. De Hoge Raad
voor de Justitie geeft aan dat het
niet de gelijke is van de burgerlijke
partijen. Er zijn echter onweerleg-
bare getuigenissen over het feit
dat vertegenwoordigers van het
parket samen met magistraten van
de zetel de rechtszaal binnen-
komen of verlaten. Ik zal de balies
vragen concrete getuigenissen ter
zake aan te reiken.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Interpellation de Mme Muriel Gerkens à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le
palais de justice de Liège" (n° 291) (continuation)
04 Interpellatie van mevrouw Muriel Gerkens tot de vice-eerste minister en minister van Justitie over
"het gerechtsgebouw van Luik" (nr. 291) (voortzetting)

Moties
Motions

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Muriel Gerkens et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Muriel Gerkens
et la réponse de la vice-première ministre et ministre de la Justice,
demande au gouvernement
- de répondre sans délai aux besoins les plus urgents en termes d'espaces bureaux et archives respectant
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
les normes de sécurité, d'hygiène et de confidentialité soit 20.000 m² à louer ou à acquérir;
- d'organiser à cette fin une table ronde réunissant des responsables politiques, les chefs de corps de la
justice, des représentants des travailleurs de la justice et la ville de Liège dont la tâche sera d'évaluer
précisément les besoins et les solutions possibles comme par exemple l'îlot Saint-Michel, la résidence
Dumont, l'ancienne Grand Poste, les anciens bâtiments de la Meuse, etc.;
- d'effectuer rapidement la mise en conformité des bâtiments de la 3
ème
cour du Palais."

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Muriel Gerkens en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Muriel Gerkens
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Justitie,
vraagt de regering
- onverwijld te voorzien in de meest dringende noden inzake archief- en kantoorruimte, met inachtneming
van de normen op het gebied van veiligheid, hygiëne en privacy (huren of aankopen van een extra 20.000
m²);
- te dien einde een rondetafelconferentie te organiseren met politici, de korpschefs van justitie, de
vertegenwoordigers van de gerechtsmedewerkers en de stad Luik, die tot taak zal hebben de behoeften
precies te bepalen en mogelijke oplossingen aan te reiken (bijvoorbeeld îlot Saint-Michel, résidence
Dumont, het vroegere grote postgebouw, de voormalige gebouwen langs de Maas, enz.;
- de gebouwen van het derde binnenhof van het gerechtsgebouw met bekwame spoed in orde te brengen."

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Valérie Deom.

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Valérie Deom.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
05 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Frieda Van Themsche aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over
"vluchtmisdrijven" (nr. 2369)
- de heer Guido De Padt aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het aantal
verkeersongevallen met vluchtmisdrijf" (nr. 2387)
05 Questions jointes de
- Mme Frieda Van Themsche à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les délits de
fuite" (n° 2369)
- M. Guido De Padt à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le nombre d'accidents de
la circulation avec délit de fuite" (n° 2387)
05.01 Frieda Van Themsche (VLAAMS BLOK): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, in een tijd waarin men zoals we de
laatste tijd toch gezien hebben, bijzonder emotioneel reageert, een tijd
waarin sommige van onze collega's zelfs naar Canada reizen om het
afslachten van zeehondjes te zien, een tijd waarin in de commissie
vragen worden gesteld over paarden en koeien die in de winter buiten
blijven staan, is het echter ook zo dat er heel wat minder medelijden
wordt opgebracht voor mensen, al voeg ik er meteen aan toe dat het
dierenwelzijn ook moet worden gerespecteerd.

Eind maart was er werkelijk een topweekend wat het aantal
vluchtmisdrijven betreft, het was nochtans een tijdje kalm geweest.
Volgens de pers werden er vorig jaar 25 vluchtmisdrijven gepleegd
met dodelijke afloop. Over de gewonden wordt er meestal niet
gesproken en over de lichte en zware schade die aan auto's wordt
toegebracht wordt er zelf niet geschreven.

Mevrouw de minister, wat wil u doen om ervoor te zorgen dat er een
halt wordt toegeroepen aan die vluchtmisdrijven en vooral dat
05.01 Frieda Van Themsche
(VLAAMS BLOK): En cette époque
où l'émotion domine et où des
parlementaires se rendent au
Canada pour dénoncer la chasse
aux phoques, la souffrance
humaine semble susciter nette-
ment moins de compassion. Au
cours du dernier week-end du
mois de mars, le nombre
d'accidents avec tués ou blessés
graves et délit de fuite a une
nouvelle fois atteint des sommets.
Les auteurs des délits ont
vraisemblablement fui par crainte
de se voir infliger une amende
élevée et une peine aggravée.

Que compte faire la ministre pour
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
dergelijke misdrijven zwaarder worden gestraft?

Ik heb hierover al heel wat artikels verzameld en ik weet dat er
blijkbaar geen groot verschil in strafmaat bestaat voor een aanrijder
die een vluchtmisdrijf pleegt en zichzelf binnen de 24 uur komt
aanbieden omdat hij in paniek geraakt en een andere die alles doet
om zijn daad te verdoezelen en die moet worden opgespoord. Ik was
zelf het slachtoffer van dit laatste geval: het is intussen van 14
september geleden dat wij onze zoon verloren en tot nu toe weten wij
nog steeds niet wat er gebeurd is. Alle daders blijken echter quasi
dezelfde straffen te krijgen.

Wat zult u daaraan doen mevrouw de minister? Zult u ervoor zorgen
dat, naar aanleiding van de hogere verkeersboetes, ook een veel
zwaardere strafmaat wordt uitgewerkt voor vluchtmisdrijven, vooral
ten aanzien van de daders die geen berouw tonen, zich niet
aanmelden en opgespoord moeten worden?
mettre un terme au comportement
irresponsable de certains auto-
mobilistes et mettre un frein à la
non-assistance à personne en
danger? Va-t-elle aggraver les
peines pour les délits de fuite?
05.02 Guido De Padt (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, enkele dagen na de bekendmaking van enkele cijfers over
gepleegde vluchtmisdrijven na een verkeersongeval, gebeuren er drie
ongevallen waarbij sprake was van een vluchtmisdrijf met als balans
twee doden, één zwaargewonde en één lichtgewonde. Uit cijfers die
door u aan de media werden vrijgegeven blijkt evenwel dat het aantal
ongevallen met vluchtmisdrijf zou dalen. Uit cijfers van het Laatste
Nieuws blijkt echter dat het aantal vluchtmisdrijven met één dode zou
stijgen in 2003 in vergelijking met 2002.

Ons aanvoelen dat het aantal vluchtmisdrijven stijgt zou verkeerd zijn
zoals moet blijken uit de cijfers die u reeds hebt vrijgegeven mevrouw
de minister. Nochtans hoort men steeds vaker op nieuwsuitzendingen
over verkeersongevallen waarbij vluchtmisdrijf wordt gepleegd.

Ik heb in dat verband de drie volgende vragen.

Ten eerste, kan u bevestigen dat de cijfers die in de media uitvoerig
werden behandeld, correct zijn?

Ten tweede, klopt het dat de dalende trend zich voortzet in 2003,
hoewel daarover enkel voorlopige cijfers bestaan?

Ten derde, deze vraag sluit aan bij die van de vorige interpellant.
Welk beleid zal u desbetreffende voeren om de ongevallen met
vluchtmisdrijf tot een minimum te herleiden?

Daarbij wil ik aansluitend vragen of u heil ziet in de mogelijkheid om
voor personen die zich echt niet kunnen gedragen in het verkeer ­
dan gaat het niet alleen om degenen die vluchtmisdrijf plegen, maar
die werkelijk alle regels aan hun laars lappen en niet alleen een
gevaar betekenen voor het verkeer, maar ook voor alle geledingen
van de maatschappij ­ een verkeerstherapie als straf te laten
inschrijven in de wet. Het Belgisch Instituut voor de Verkeerstherapie
ziet namelijk toch wel heil in het opleggen van een verkeerstherapie
voor mensen van wie kan aangenomen worden dat zij psychologisch
ongeschikt zijn om zich in het verkeer te begeven.
05.02 Guido De Padt (VLD): Les
chiffres diffusés dans les médias
par la ministre indiquent que le
nombre de délits de fuite serait en
diminution. En revanche, d'après
"Het Laatste Nieuws", le nombre
de délits de fuite dans le cadre
d'accidents mortels semble avoir
augmenté par rapport à 2002.

La ministre confirme-t-elle ces
chiffres qui ont été largement
détaillés dans les médias? Cette
tendance à la baisse se confirme-
t-elle en 2003? Quelle politique la
ministre mène-t-elle pour réduire
autant que possible le nombre
d'accidents avec délit de fuite?
Envisage-t-elle d'instaurer une
nouvelle peine, une "thérapie
routière", destinée à la fois aux
auteurs de délits de fuite et à tous
les individus psychologiquement
incapables de se comporter en
bon usager de la route?
05.03 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, het is veel
te voorbarig om te stellen dat de recente verhoging van de boetes de
05.03
Laurette Onkelinx,
ministre: Il n'est pas exact que les
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
rechtstreekse oorzaak geweest zou zijn van de diverse feiten van
vluchtmisdrijf tijdens de laatste weken van maart. Ik vernam dat een
van de aanrijdingen zelfs een opzettelijk karakter had. Dat staat dan
ook compleet los van de recente wetswijziging. Ook in het verleden
werd vaak vluchtmisdrijf gepleegd om de meest uiteenlopende
redenen.

Voor de meest recente cijfers waarover ik beschik en die afkomstig
zijn van de politieparketten, verwijs ik naar mijn antwoord op de
schriftelijke vraag nr. 113 van mevrouw Van Themsche van
15 december 2003. Ik herinner u eraan dat er 14.244 feiten waren in
2000. In 2001 waren er 13.053 feiten. In 2002 waren er 11.961 feiten.
In 2003 waren er 5.466 feiten. Die cijfers geven weer dat zich sinds
het jaar 2000 een duidelijk dalende trend aftekent.

Die dalende trend weerspiegelt zich ook in de cijfers aangaande de
feiten van vluchtmisdrijf waarbij derden werden gedood of gewond. In
2000 gaat het om 1.402 zulke feiten, in 2001 om 1.240 feiten, in 2002
om 1.104 feiten en in 2003 om 479 feiten. Er is zelfs een sprake van
een sterke daling wanneer de cijfers van de jaren 2002 en 2003
worden vergeleken. Hier is het echter nodig voorzichtig te zijn.

De precieze kwalificatie van de feiten gebeurt zeer vaak geruime tijd
na de feiten.

Het is te verwachten dat een aantal gevallen van 2003 slechts in de
loop van dit jaar zullen gekwalificeerd worden als ongevallen met
vluchtmisdrijf. Dit zal natuurlijk een negatieve invloed hebben op de
cijfers. Op dit ogenblik is het onmogelijk te zeggen of dit de gunstige
trend van de laatste jaren zal doen ombuigen.

Momenteel voorziet de wegcode in gevangenisstraffen van 15 dagen
tot 6 maanden of geldboetes van 1.000 euro tot 10.000 euro voor de
gewone vluchtmisdrijven en in gevangenisstraffen van 15 dagen tot 2
jaar of geldboetes van 2000 euro tot 25.000 euro in geval het
vluchtmisdrijf werd gepleegd bij een ongeval met slagen,
verwondingen of dat de dood tot gevolg heeft gehad.

Tijdens de recente aanpassing van de verkeerswet werd voorzien in
een strengere bestraffing. In geval van een vluchtmisdrijf is de rechter
op dit ogenblik verplicht een rijverbod uit te spreken van minstens 3
maanden. In bepaalde gevallen kan dat zelfs een levenslang rijverbod
worden opgelegd. Ik meen te kunnen stellen dat deze straffen
aanzienlijk zijn. Deze strafverzwaring zal, mijns inziens, de
bestuurders ertoe aanzetten hun verantwoordelijkheid te nemen
indien zij betrokken worden in een verkeersongeval. Het komt mij
voor dat een aanpassing van deze straffen slechts kan overwogen
worden na een evaluatie over een langere periode. Reageren op
basis van gegevens die voortkomen uit een weekend, lijkt me geen
goed idee.
cas récents de délit de fuite soient
la conséquence de l'alourdis-
sement des amendes. Le délit de
fuite est commis pour les raisons
les plus diverses. Le nombre de
cas a sensiblement diminué ces
dernières années, passant de
14.244 en 2000 à 11.961 en 2002
et à 5.466 en 2003. J'ai déjà
communiqué ces chiffres à
madame Van Themsche en
réponse à sa question écrite du 15
décembre 2003. Le nombre
d'accidents avec morts ou blessés
et avec délit de fuite a également
diminué. Toutefois, il faut manier
les chiffres de 2003 avec
prudence car il faut souvent du
temps pour pouvoir qualifier
correctement les faits.

L'auteur d'un délit de fuite est
passible d'une peine d'emprison-
nement jusqu'à 6 mois ou d'une
amende jusqu'à 10.000 euros.
Lorsqu'il y a des tués ou des
blessés, la peine de prison peut
aller jusqu'à 2 ans et l'amende
jusqu'à 25.000 euros. A cela
s'ajoute le retrait du permis de
conduire pour une période pouvant
aller de trois mois au retrait à vie.
J'espère que ces peines sévères
inciteront les automobilistes à faire
preuve de davantage de sens des
responsabilités. Il ne me paraît
pas judicieux de vouloir en juger
sur la base d'un seul week-end.
05.04 Frieda Van Themsche (VLAAMS BLOK): Mevrouw de
minister, u hebt een deel van het rondgedeelde antwoord
overgeslagen.

Ik beschik over een artikel uit De Morgen van 18 februari waarin staat
dat slechts vanaf januari 2005 een nieuw systeem ter beschikking zal
zijn om snel en accuraat gegevens te verzamelen aangezien een
05.04 Frieda Van Themsche
(VLAAMS BLOK): La ministre a
déjà indiqué précédemment qu'un
système de collecte de données
rapide et précis ne sera opération-
nel qu'en 2005. A l'heure actuelle,
un tiers des zones de police ne
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
derde van de politiezones geen nauwkeurige cijfers voorlegt. In uw
antwoord vermeldt u dat zolang de dader ­ het gaat over
vluchtmisdrijf ­ onbekend blijft, het als een ongeval in het systeem
wordt ingebracht, maar niet als vluchtmisdrijf. Een zaak die niet
opgelost is blijft een ongeval ondanks het feit dat men weet dat het
om vluchtmisdrijf gaat. Met cijfers kan men alles bewijzen. Cijfers zijn
makkelijk te manipuleren.

Mevrouw de minister, ik ga ermee akkoord dat de strafmaat reeds
zwaar is. Ik meen echter dat er meer moet gebeuren. Ik hoop dat men
niet alleen het dierenwelzijn behartigt, maar dat een serieuze
mentaliteitswijziging plaatsvindt bij de weggebruikers waarbij men
meer respect opbrengt voor de andere weggebruikers.

Ik bedoel daarmee niet alleen automobilisten ten opzichte van zwakke
weggebruikers, maar ook omgekeerd. De zwakke weggebruikers
moeten ermee rekening houden dat een automobilist op heel wat
meer moet letten dan alleen op hen.

Ik dank u niettemin voor uw antwoord.
transmet pas de chiffres précis.
Tant que l'auteur reste inconnu, de
tels faits sont considérés comme
des accidents et non comme des
délits de fuite. Il ne suffit pas
d'alourdir les peines pour garantir
le bien-être de la population. Les
usagers forts de la route doivent
respecter les usagers faibles mais,
inversement, un usager faible doit
également comprendre que
l'automobiliste doit être attentif à
de nombreuses choses.
05.05 Guido De Padt (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik dank de
minister voor haar antwoord.

Ik had de volgende vraag niet geïmplementeerd in mijn
oorspronkelijke vraag. Ik wil haar vragen om met het oog op de
toekomst na te denken over het psychologisch onderzoek. Sommige
mensen hebben wellicht bijstand nodig omdat zij op bepaalde
momenten niet meer kritisch kunnen denken over de manier waarop
zij een voertuig besturen. Het zou kunnen dat men hen psychisch
moet helpen om dat kritisch denkvermogen opnieuw te verwerven.

We zullen nagaan of we daaromtrent al dan niet een resolutie moeten
indienen. Gelet op de zeer negatieve ervaringen van personen die
werden geconfronteerd met een ongeval met vluchtmisdrijf, zou dit
volgens mij toch een van de prioriteiten moeten zijn van het
verkeershandhavingsbeleid.
05.05 Guido De Padt (VLD):
Nous devons envisager la
possibilité de procéder à un
examen psychologique. Certaines
personnes ont besoin d'un
accompagnement psychologique
pour redevenir critiques par
rapport à leur comportement au
volant.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het
wetgevend initiatief met betrekking tot de uitbreiding van de kaders van de rechters in handelszaken"
(nr. 2385)
06 Question de M. Jo Vandeurzen à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'initiative
législative relative à l'extension des cadres des juges consulaires" (n° 2385)
06.01 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, collega's, ik zal de vraag kort houden. Wij hebben een aantal
maanden geleden ­ ik denk in oktober of november ­ een discussie
gehad in onze commissie in verband met de noodzaak om de kaders
van de rechters in handelszaken uit te breiden. Ik weet niet of u zich
dat herinnert. Toen was er een consensus in de commissie dat er een
initiatief moest worden genomen. Toen heeft de minister zich
geëngageerd om een bevraging te doen en om naar aanleiding
daarvan een wetgevend initiatief te nemen. Uiteraard heeft het de
voorkeur dat men hier niet handelt naar situaties maar in meer
structurele termen. Ik had uit de timing opgemaakt dat wij dat initiatief
06.01 Jo Vandeurzen (CD&V):
Où en est l'initiative législative
promise en vue de l'extension du
cadre des juges consulaires?
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
ongeveer in februari of maart situeerden. Mijn vraag is nu hoe ver dat
initiatief gevorderd is en of het Parlement zich hierover eerstdaags
kan uitspreken.
06.02 Minister Laurette Onkelinx: De faillissementswet van 8
augustus 1997 en de wet betreffende het gerechtelijk akkoord van 17
juli 1997 veroorzaakten een nieuwe werklast voor de rechtbanken van
koophandel. Teneinde hieraan het hoofd te bieden werd door de wet
van juli 1997 een uitbreiding voorzien van het kader van de rechters in
handelszaken. De bijkomende werklast werd echter onderschat. Voor
de meeste rechtbanken van koophandel is een uitbreiding van het
kader van de rechters in handelszaken dus noodzakelijk. Ik heb mijn
administratie dus belast met het ondervragen van alle voorzitters van
de rechtbanken van koophandel over hun desiderata in verband met
hun noden met het oog op een uitbreiding van het kader van de
rechters in handelszaken. Dit onderzoek is thans afgerond. De
aanvragen werden door mijn administratie onderzocht en
geanalyseerd. Er blijken dienaangaande grote verschillen te bestaan
tussen de aanvragen en de arrondissementen wat de raming van de
noden betreft. Bovendien zijn sommige aanvragen weinig
gemotiveerd terwijl andere gerechtvaardigd zijn door bijzondere
werkmethoden die eigen zijn aan de diverse jurisdicties.

Op basis van de aangeleverde ramingen is het moeilijk om een
unieke ratio op te stellen tussen de rechters in handelszaken en de
beroepsrechters waarmee de meerderheid van de aanvragen zou zijn
ingewilligd zonder dat er overbodige benoemingen in bepaalde
arrondissementen zouden gebeuren en er andere rechters in
handelszaken zouden ontbreken. Elke aanvraag moet dus
gedetailleerd worden onderzocht om uit te maken in welke mate de
uitbreiding van het kader moet gebeuren. Dit onderzoek is aan de
gang. Zodra het afgerond is, zal er een wetsontwerp voorgelegd
worden aan de Ministerraad.
06.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Il est en effet nécessaire
de procéder à cette extension de
cadre. Mon administration a
demandé aux présidents des
tribunaux de commerce de lui
transmettre leurs desiderata et elle
en examine actuellement les
résultats. Les estimations varient
sensiblement selon les arrondis-
sements. En outre, certaines
demandes n'ont guère été
motivées alors que d'autres sont
étayées correctement. Il est dès
lors difficile de définir une règle
générale. J'examinerai chaque
demande séparément. Dès que
cette étude sera terminée, un
projet de loi sera présenté au
Conseil des ministres.
06.03 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de
minister voor het antwoord. Ik durf echter toch, mevrouw de minister,
even herinneren aan de omstandigheden waarin wij in deze
commissie over de grenzen van de partijen heen een afspraak
hadden gemaakt.

Naar aanleiding van de behandeling van de programmawet hebt u,
zoals opnieuw blijkt uit uw antwoord, het probleem onderkend. Er was
een weliswaar indicatieve timing afgesproken dat in februari 2004 de
zaak in het Parlement zou kunnen worden behandeld. Als ik uw
antwoord goed begrijp, blijkt uit mijn bevraging dat u er geen uniforme
regel in kan terugvinden en dat u dus de zaken opnieuw geval per
geval wil onderzoeken. U zal van een eenvoudig parlementslid
begrijpen dat dit gecodeerde taal kan zijn om te zeggen dat de
oplossing nog niet voor morgen is. Dat zou ik heel erg vinden. Wij
dachten dat wij het in de commissie eens waren dat het een urgent
probleem was. Ik hoop dan ook dat u het met de nodige spoed zal
behandelen. Het is niet omdat het kader er is, dat u ook overal de
benoemingen zal doorvoeren.

Ik hoop dat er op niet al te lange termijn een ontwerp komt, dat
trouwens op wetgevend vlak niet erg ingewikkeld moet zijn. Wij
hebben toen trouwens amendementen ingediend en opnieuw
ingetrokken op basis van de afspraak dat wij het probleem hier samen
06.03 Jo Vandeurzen (CD&V):
Un accord avait été conclu entre
tous les partis et nous étions
convenu d'un échéancier. Or on
nous dit à présent qu'il faudra
examiner chaque cas distincte-
ment, ce qui signifie qu'il ne faut
pas espérer de solution à court
terme alors qu'il s'agit d'un
problème urgent. J'insiste pour
que ce dossier soit traité avec la
diligence requise.
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
zouden behandelen. Deze amendementen waren zeker concrete
voorstellen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Walter Muls aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het
Europees vennootschapsrecht" (nr. 2404)
07 Question de M. Walter Muls à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le droit
européen des sociétés" (n° 2404)
07.01 Walter Muls (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, bijna drie jaar geleden, op 8 oktober 2001, is er een
Europese verordening tot stand gekomen waarbij het kader werd
gecreëerd voor een Europese vennootschap.

De verordening op zich heeft in principe rechtstreekse gelding in ons
nationaal recht, maar er zijn problemen met de uitvoering. Daarvoor
moest of moet België maatregelen nemen. De verordening moet met
name volledig omgezet worden tegen 8 oktober 2004.

Mevrouw de minister, welke stappen werden hiervoor reeds
ondernomen en zal België tegen 8 oktober klaar zijn om zich te
conformeren aan deze Europese verordening?
07.01 Walter Muls (sp.a-spirit):
La réglementation européenne en
matière de droit des sociétés doit
être transposée en droit belge d'ici
au 8 octobre 2004. Les délais
pourront-ils être respectés?
07.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, mijnheer
Muls, ik kan u meedelen dat er een voorontwerp van KB ter uitvoering
van het reglement betreffende de Europese naamloze vennootschap
voorbereid werd door een werkgroep bestaande uit specialisten in
vennootschapsrecht. Deze werkgroep ­ de zogenaamde commissie-
Benoît-Moury ­ werd gecoördineerd door de Koninklijke Federatie van
Belgische Notarissen en door een van haar leden voorgezeten.

Ik heb deze tekst op vrijdag 2 april jongstleden aan een
interkabinettenwerkgroep voorgelegd en binnenkort moet de tekst
worden voorgelegd aan de Ministerraad, alvorens voor advies naar de
Raad van State te worden doorgestuurd.

Zoals ik voorheen reeds verklaarde zal de uitvoering van het
Europees reglement gebeuren via een KB, zodra de Koning, met
toepassing van artikel 388 van de programmawet van
22 december 2003, hiertoe bevoegd verklaard zal zijn door de
wetgevende macht, precies teneinde de strikte termijnen die door het
reglement toegewezen zijn, te kunnen respecteren.
07.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Un groupe de travail de
spécialistes du droit des sociétés a
préparé un avant-projet d'arrêté
royal. Le vendredi 2 avril, j'ai
présenté ce texte au groupe de
travail inter-cabinets. Le Conseil
des ministres l'examinera
prochainement. Nous demande-
rons ensuite l'avis du Conseil
d'Etat. Nous respecterons nos
obligations européennes au
moyen de cet arrêté royal dès que
le gouvernement aura été déclaré
compétent par le Parlement.
07.03 Walter Muls (sp.a-spirit): Mevrouw de minister, ik dank u voor
uw antwoord. Ik hoop ten zeerste dat het volledige proces afgerond
zal zijn tegen 8 oktober en dat wij ons zo eindelijk eens als een goede
Europese leerling kunnen tonen.
07.03 Walter Muls (sp.a-spirit):
J'espère que ce dossier pourra
être bouclé dans les temps afin
que la Belgique fasse bonne
figure.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Walter Muls aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het herstel
in eer en rechten" (nr. 2410)
08 Question de M. Walter Muls à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la
réhabilitation" (n° 2410)
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
08.01 Walter Muls (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, er bestaat blijkbaar een ongelijkheid in het systeem van
aanvraag om in eer en rechten te worden hersteld na een
veroordeling.

De hele procedure hiervoor vindt men in de artikelen 621 en volgende
van het Wetboek van Strafvordering. Er rijst een probleem voor
personen die werden veroordeeld, maar wiens straf buiten hun wil om
niet wordt uitgevoerd. Het betreft hier uiteraard niet degenen die zich
aan de uitvoering van hun straf onttrekken. Het probleem is dat de in
de wet voorziene proeftijd pas begint te lopen op het ogenblik dat de
uitvoering van de uitgesproken straf verjaard is. Dat kan bijvoorbeeld
het geval zijn voor iemand die een straf heeft gekregen van minder
dan vier jaar en waarbij, onder andere ingevolge rondzendbrieven van
uw voorgangers, die u overnam, de straf niet wordt uitgevoerd. U
bevestigde immers de rondzendbrieven van uw voorgangers.

Het probleem kan ook rijzen bij veroordelingen tot een straf van
minder dan drie jaar omdat men zich dan in een gelijkaardige situatie
bevindt. Als er een ambtshalve voorlopige invrijheidstelling
tussenkomt begint de proefperiode eveneens te lopen vanaf het
ogenblik dat er een verjaring is. Bij definitief gestraften volstaat het
evenwel dat de straf definitief is en dat de burgerlijke partijen vergoed
werden opdat de proefperiode kan beginnen lopen.

Dit is dus een probleem dat zich duidelijker voordoet voor ex-
gedetineerden die eerder licht gestraft werden. De zwaar gestraften
bevinden zich immers in een ­ het woord is misschien slecht
gekozen ­ veel comfortabeler positie, in elk geval in een betere positie
om de aanvraag in te dienen tot herstel in eer en rechten.

Ik vernam dan ook graag van u of u op de hoogte bent van deze
problematiek met betrekking tot het verschil in behandeling tussen
definitief gestraften en uitgevoerde straffen en degenen die zich in
een andere situatie bevinden. Ten tweede, bent u van plan hiervoor
een oplossing te zoeken? Indien ja, binnen welke termijn zou dit
kunnen?
08.01 Walter Muls (sp.a-spirit): Il
existe une discrimination entre les
personnes condamnées en ce qui
concerne la procédure en réhabili-
tation qu'elles peuvent entamer
après leur peine.

Pour les personnes condamnées à
une peine conditionnelle, le délai
probatoire débute le jour de la
condamnation. Pour les autres, il
débute lorsque la peine est purgée
et que les parties civiles ont été
indemnisées. Pour les personnes
condamnées dont la peine n'a pas
été exécutée, le délai probatoire
ne commence que lorsque la
peine est prescrite. Souvent, ces
personnes ont été condamnées à
une peine légère ou bénéficient
d'un mise en liberté provisoire. Le
fait de devoir attendre si long-
temps que leur casier soit vierge
constitue un frein important à leur
resocialisation.

La ministre a-t-elle connaissance
de ce problème? Compte-t-elle y
remédier?
08.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, ik denk niet
dat men het over discriminatie kan hebben op het vlak van het herstel
in eer en rechten bij het door u aangehaalde geval, met name tussen
een veroordeelde die zijn straf volledig heeft ondergaan en een
veroordeelde wiens straf niet werd uitgevoerd. Deze twee categorieën
veroordeelden bevinden zich immers in een totaal andere situatie, wat
een verschil in behandeling rechtvaardigt.

Men kan het alleen over discriminatie hebben indien twee personen
zich in dezelfde situatie bevinden en zij op een verschillende manier
worden behandeld zonder dat dit verschil door een objectief en
redelijk motief wordt gerechtvaardigd.

Hier heeft men enerzijds te maken met een veroordeelde die zijn straf
heeft ondergaan en anderzijds met een veroordeelde wiens straf niet
of maar gedeeltelijk werd uitgevoerd. Het is derhalve niet abnormaal
dat de proefperiode voor het herstel in eer en rechten, op een ander
tijdstip begint. Het aanvangstijdstip van die periode kan trouwens ook
verschillend zijn op het vlak van de voorwaardelijke invrijheidsstelling,
08.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Les deux groupes de
condamnés se trouvent dans une
situation totalement différente, qui
justifie un traitement différent. Il ne
s'agit donc nullement d'une discri-
mination. Il n'est pas anormal que
la période probatoire d'un
condamné qui a purgé sa peine
débute à un autre moment que
pour le condamné dont la peine
n'est pas exécutée ou ne l'est pas
entièrement. Le début de la
période est également fonction
des circonstances de la mise en
liberté conditionnelle.

De même, en ce qui concerne la
peine pour récidive et la mise en
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
naargelang die probleemloos is verlopen of daarentegen herroepen
werd. Men kan het vergelijken met artikel 56, 2
e
lid, van het
Strafwetboek, dat de omstandigheden van de recidive bepaalt. Het
artikel voorziet erin dat een straf kan worden verdubbeld indien de
veroordeelde een nieuw wanbedrijf pleegt voordat vijf jaren zijn
verlopen sinds hij zijn straf heeft ondergaan of sinds zijn straf verjaard
is.

Inzake de voorwaardelijke invrijheidsstelling en een veroordeling met
uitstel begint de in artikel 56, 2
e
lid van het Strafwetboek bepaalde
termijn te lopen na het verstrijken van de proeftijd op het ogenblik dat
de straf definitief is ondergaan. In het geval van een voorlopige
invrijheidsstelling zal de termijn evenwel slechts een aanvang nemen
nadat de straf verjaard is.
liberté provisoire, le Code pénal
prévoit qu'il est tenu compte dans
un cas de la date de la peine et
dans l'autre la prescription de la
peine.
Je pense donc que, comme je viens de le dire, on ne peut pas justifier
d'une véritable discrimination puisque les situations sont totalement
différentes. Dès lors, je ne pense pas indispensable que la
réglementation en matière de réhabilitation soit sur ce point modifiée.
Je reste ouverte à toutes les discussions.
Volgens mij is er dus geen sprake
van een echte discriminatie,
aangezien de situaties onderling
sterk verschillen. De regelgeving
met betrekking tot het eerherstel
moet dan ook niet worden herzien.
08.03 Walter Muls (sp.a-spirit): Mevrouw de minister ik dank u voor
uw antwoord. Uw uitleg over de idee dat er geen discriminatie is, komt
neer op de notie die men strikt juridisch zou kunnen hanteren om te
zeggen dat men een bepaalde groep heeft die men in een situatie
plaatst en een andere groep die een situatie pleegt en als men binnen
een bepaalde groep die men gedefinieerd heeft en waar men
elementen op gekleefd heeft, niet iemand anders gaat behandelen
dan een andere uit dezelfde groep, er inderdaad geen discriminatie is.

In dit geval kan men er evenwel niet van uitgaan dat er geen
probleem is. Men kan niet beweren dat er een redelijkheid is in de
idee dat iemand die zwaar gestraft is en wiens straf onmiddellijk wordt
uitgevoerd, veel vlugger een herstel in eer en rechten kan krijgen dan
iemand die bijvoorbeeld geen recidivist is, die veel lichter gestraft is,
wiens straf men niet uitvoert en die veel langer zal moeten wachten
om een procedure van herstel in eer en rechten te kunnen beginnen
en die dan uiteindelijk in de loop der jaren veel langer problemen zal
hebben voor zijn reclassering. Zoals u weet vragen de werkgevers in
de meeste gevallen nog altijd het bewijs dat men geen strafblad heeft
en is dat vaak determinerend voor het al dan niet verlenen van een
job. Op dat vlak moeten volgens mij wetgevende initiatieven worden
genomen. Ik heb vernomen dat de minister niet van plan is dat te
doen, maar dat ze wacht op suggesties en ik zal die dan ook met alle
plezier doen.
08.03 Walter Muls (sp.a-spirit): Il
ne s'agit pas d'une discrimination
au sens juridique mais il se pose
un problème. Les personnes qui
ont été lourdement condamnées
sont plus rapidement réhabilitées
que celles qui ont été condamnées
à des peines légères et dont la
peine n'est pas exécutée. Une
initiative législative est nécessaire.
Je formulerai une suggestion à cet
effet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Hilde Claes aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de
uithandengeving in het jeugdrecht" (nr. 2411)
09 Question de Mme Hilde Claes à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le
dessaisissement dans le cadre du droit de la jeunesse" (n° 2411)
09.01 Hilde Claes (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, ik hou het kort want deze aangelegenheid werd al kort
behandeld tijdens de gezamenlijke commissievergadering net voor
09.01 Hilde Claes (sp.a-spirit):
L'assouplissement de la procédure
de dessaisissement soulève
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
het Paasreces. Gezien het beperkte tijdsbestek toen konden echter
niet al mijn vragen behandeld worden, reden waarom ik er vandaag
nog even op wil terugkomen.

Tijdens de bijzondere Ministerraad van 30 en 31 maart werd extra
aandacht besteed aan het jeugdbeschermingsrecht. Dat op zich ­ en
dat heb ik destijds ook gezegd ­ is een heel goede zaak. Het is
positief omdat enerzijds de jeugdbeschermingswet van 1965
ongetwijfeld niet meer aangepast is aan bepaalde vormen van
ernstige criminaliteit en anderzijds omdat een aantal goede
maatregelen gepland wordt.

Ik stel mij vragen bij de uithandengeving, waar u de bedoeling hebt
om jongeren tussen de 16 en 18 jaar te laten berechten door een nog
op te richten bijzondere jeugdkamer binnen de correctionele
rechtbank en waarbij het de bedoeling zou zijn om, wanneer er een
veroordeling wordt uitgesproken, deze jongeren op te sluiten in een
gespecialiseerde instelling, in eerste instantie in een speciale vleugel
in Everberg.

Begrijp mij niet verkeerd, zware vormen van criminaliteit moeten
bestraft worden. Daarover bestaat geen twijfel. Mijn bezorgdheid gaat
echter uit naar het feit dat een jongere een jongere is en blijft en dat
het niet kan dat men die bestraft als een volwassene. Voor een
jongere moet voor mij het accent toch op de rehabilitatie blijven
liggen, zodanig dat men herhaling zal voorkomen.

Vanuit die bezorgdheid heb ik vandaag twee vragen.

Ten eerste, omvat de uithandengeving eveneens de mogelijkheid
voor een verwijzing naar het hof van assisen? Toen u destijds uw
kadernota voorstelde, mevrouw de minister, hebt u indien ik het mij
goed herinner verklaard dat u over het al dan niet verwijzen naar het
hof van assisen eerst een consultatieronde zou afwachten. De vraag
is dus of die ronde al afgelopen is en of er al duidelijkheid bestaat
over de mogelijkheid tot verwijzing naar het hof van assisen.

Ten tweede, vreest u niet dat het aantal uithandengevingen precies
zal stijgen aangezien veel jeugdrechters thans geconfronteerd worden
met een gebrek aan plaatsen, terwijl u in extra plaatsen zal voorzien
voor de uithandengeving?
certaines questions. L'objectif
consisterait à permettre, dans
certains cas, à une chambre de la
jeunesse instituée au sein des
tribunaux correctionnels de juger
des jeunes âgés de 16 à 18 ans.
Un jeune condamné serait alors
interné dans une prison pour
jeunes.

La grande criminalité doit
évidemment être sanctionnée,
mais la question ne doit-elle pas
être davantage examinée sous
l'angle de la Convention relative
aux droits de l'enfant? Une
sanction doit mettre l'accent sur la
rééducation et la réhabilitation.

Le dessaisissement prévoit-il
également la possibilité d'un
renvoi devant une cour d'assises?
La ministre ne craint-elle pas que
cette proposition ait pour effet
d'accroître le nombre de
dessaisissements en raison du
manque de place pour les jeunes
dans les établissements?
09.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame Claes, nous avons eu
l'occasion d'en discuter souvent dans cette commission. D'abord, les
discussions avec les Communautés ont commencé officiellement. La
première réunion a lieu aujourd'hui. On prendra le temps qu'il faudra
pour aller au bout de la concertation avec les Communautés.

Ensuite, dans le cadre de l'avant-projet de loi qui leur a été transmis,
en aucun cas on n'affaiblit les conditions pour le dessaisissement. Les
études sociales comme les études médico-psychologiques sont
conservées. La seule modification consiste en l'augmentation de la
sécurité juridique par la fixation des délais de citation en
dessaisissement et des délais dans lesquels le juge de la jeunesse
doit se prononcer. C'est tout. Pour le reste, les conditions restent les
mêmes. En cas de dessaisissement, la situation est identique à celle
qu'on connaît actuellement: les juges habituels ­ les juges des
adultes comme j'ai coutume de dire ­ prennent le relais et il peut y
09.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Vandaag zijn de
besprekingen met de
Gemeenschappen officieel van
start gegaan. Het voorontwerp van
wet verzwakt de voorwaarden voor
uithandengeving niet. Hieraan
wordt dus niet geraakt. De enige
wijziging bestaat erin dat de
rechtszekerheid wordt vergroot,
dankzij het vastleggen van
termijnen voor de dagvaarding tot
uithandengeving en binnen
dewelke de jeugdrechter een
uitspraak dient te doen.
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
avoir bien entendu des renvois en Cour d'assises.

Je partage votre conviction: il faut autant que possible éviter le
dessaisissement. On ne peut pas toujours l'éviter, les juges de la
jeunesse étant les premiers à le dire, mais il faut tout faire pour
l'éviter. Dans l'avant-projet de loi, comme mes collègues des
Communautés pourront peut-être le confirmer, l'augmentation du
panel des mesures vise à éviter ce dessaisissement. En outre, la
possibilité de prolonger certaines mesures jusqu'à 23 ans permet
aussi d'éviter à certains moments le dessaisissement. Tout concourt
à éviter le dessaisissement autant que faire se peut.

Même s'il y a dessaisissement, il s'agit de jeunes et il ne faut pas
l'oublier. C'est pourquoi j'ai proposé dans le cadre de l'avant-projet de
loi que même en cas de dessaisissement, au lieu d'avoir une
chambre normale du tribunal correctionnel, cela se déroule devant un
tribunal spécialisé, une chambre "jeunesse" du tribunal correctionnel,
parce qu'il s'agit aussi d'une matière spécialisée, un peu particulière.

J'ai également proposé une mesure pour laquelle j'ai obtenu un
accord au Conseil des ministres spécial et des moyens budgétaires
pour y arriver, y compris au niveau de la Régie des Bâtiments.
J'estime en effet que les jeunes qui sont condamnés à une peine de
prison ­ et il y a des condamnations chaque année ­ ne doivent pas
se retrouver au contact d'adultes plus aguerris dans la délinquance.
Malheureusement, qu'on le veuille ou pas, la prison est encore trop
souvent ce qu'on peut appeler une école du crime. Pour les
délinquants primaires et parmi eux les jeunes, il faut essayer de
travailler différemment. Voilà pourquoi j'ai proposé à mes collègues
que même en cas de dessaisissement, il y ait d'une part une chambre
spécialisée au sein du tribunal correctionnel et d'autre part, s'il devait
y avoir une condamnation et une peine de prison, que cette dernière
puisse être exécutée dans un lieu particulier.

Ce lieu doit permettre de mener un travail qui devrait d'ailleurs être
habituel en prison, à côté de la punition, un travail de réhabilitation, de
réinsertion dans la société. Je crois donc partager votre philosophie.
De uithandengeving kan niet altijd
worden voorkomen. Wij wensen
de waaier aan maatregelen hiertoe
uit te breiden. Zo biedt het
voorontwerp van wet de
mogelijkheid bepaalde maat-
regelen tot de leeftijd van 23 jaar
door te trekken. En, ingeval de
uithandengeving er toch komt, heb
ik voorgesteld dat dit zou
gebeuren voor een zogenaamde
jeugdkamer van de correctionele
rechtbank.

Jongeren die tot een
gevangenisstraf worden veroor-
deeld, mogen niet in contact
komen met volwassenen die heel
wat meer op hun kerfstok hebben.
Daarom heb ik ook voorgesteld
dat deze jongeren hun straf op een
afzonderlijke plaats zouden
kunnen uitzitten, waar wij - zoals
ook u wenst - aan hun terugkeer in
de samenleving kunnen werken.
09.03 Hilde Claes (sp.a-spirit): Mevrouw de minister, ik dank u voor
uw antwoord. Ik onthoud dat de discussieronde vandaag is aangevat
en ik kijk uiteraard met veel ongeduld uit naar de resultaten van het
overleg. Verder stemt het mij uiteraard gelukkig dat u streeft naar
meer juridische zekerheid voor de jongeren en ook dat u mijn visie
terzake deelt, te weten dat het gaat om jongeren die jongeren blijven
en die in dat opzicht ook juridisch zo moeten behandeld worden.
09.03 Hilde Claes (sp.a-spirit):
J'attends le résultat de cette
concertation. En tout état de
cause, je me réjouis de la volonté
affichée par la ministre d'accroître
la sécurité juridique en faveur des
jeunes.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de
BTW-carrousels" (nr. 2429)
10 Question de Mme Trees Pieters à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les
carrousels TVA" (n° 2429)
10.01 Trees Pieters (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, volgens de perscommunicaties naar aanleiding van de
Superministerraad inzake justitie en veiligheid zou de regering daar
het luik fiscale fraude hebben aangeraakt en is de regering van plan
10.01 Trees Pieters (CD&V):
Lors du super Conseil des
ministres consacré à la justice et à
la sécurité, il a été décidé de
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
de diverse fiscale fraudecarrousels in kaart te brengen. Dat is
natuurlijk een optie die wij ondersteunen in het raam van de
bestrijding van de fiscale fraude. Het zal wellicht een globale aanpak
van het probleem mogelijk maken wanneer men die diverse
carrousels in kaart brengt.

Ondertussen, mevrouw de minister, hebt u in de commissie voor het
Handelsrecht van de Kamer een wetsontwerp laten goedkeuren, ertoe
strekkend het startkapitaal van eenhoofdige BVBA's te verdubbelen
omdat u, of de regering, beweert dat de BTW-carrousels zich vooral
zouden voordoen in een dergelijke juridische constructie. Zoals werd
gezegd in de commissie voor het Handelsrecht heeft die verdubbeling
veel negatieve gevolgen voor het starterbeleid. U hebt zelf moeten
toegeven dat dit een bijzonder kleine stap is in de aanpak van de
fiscale fraude en de BTW-carrousels. Nu de regering enkele weken
geleden besliste de diverse carrousels in kaart te brengen, wil ik u
voorstellen, mevrouw de minister, wat de jonge startende bedrijven
betreft, die nadelige maatregel van de verdubbeling van het
startkapitaal nog even in de ijskast te houden tot de regering meer
zicht heeft op de kaart die zij zal opmaken van de bestaande
carrousels.

Mevrouw de minister, wat zijn uw concrete plannen? Hoe zult u die
fiscale fraude in kaart brengen? Tegen wanneer wil de regering dat
gerealiseerd zien? Met andere woorden, welke timing stel u voorop en
wat doet u dan met dat wetsontwerp dat toch een aantal nadelige
gevolgen heeft voor het starterbeleid in dit land?
dresser un état des lieux des
carrousels TVA en vue d'une
approche générale du problème.

La ministre avait toutefois déjà
déposé un projet de loi visant à
doubler le capital de départ des
SPRLU parce que les carrousels
TVA seraient essentiellement le
fait de ce type de constructions.
Pareil projet de loi a cependant
des conséquences négatives pour
la politique relative aux entreprises
starters. Ne serait-il pas préférable
d'attendre que l'état des lieux des
carrousels ait été dressé?
10.02 Laurette Onkelinx, ministre: Je suis un peu embêtée,
monsieur le président, puisque la question de Mme Trees Pieters
s'adresse à M. Jamar, pas à moi.

Pour ce qui concerne le projet de loi dont Mme Pieters vient de parler,
celui-ci a été voté par la commission de Droit commercial de la
Chambre, juste avant les vacances. Je ne vois donc pas très bien où
elle veut en venir. Je suis obligée de lui dire que, lors du super
Conseil des ministres, je n'ai rien mis sur la table. Par contre, M. le
secrétaire d'Etat chargé de la lutte contre la fraude fiscale a déposé
un document contenant toute une série de propositions; il serait peut-
être intéressant d'en discuter avec lui.
10.02
Minister
Laurette
Onkelinx: De vraag van mevrouw
Pieters is aan de heer Jamar
gericht. Het wetsontwerp werd net
voor de vakantie door de
commissie Handelsrecht van de
Kamer goedgekeurd.
Zelf
formuleerde ik tijdens de mega-
Ministerraad geen voorstellen in
dat verband. De staatssecretaris
voor de strijd tegen de fiscale
fraude diende echter wel een
document met een hele reeks
voorstellen in.
10.03 Trees Pieters (CD&V): Mevrouw de minister, ik heb deze
vraag aan u gesteld omdat u in de commissie voor het Handelsrecht
het wetsontwerp hebt ingediend. Bij mijn weten was het voor de
Paasvakantie enkel goedgekeurd in de Kamercommissie, maar nog
niet in de plenaire vergadering. Het kan dus perfect worden ingepast
in de optie die tijdens de Megaministerraad Justitie en Veiligheid werd
genomen. Het was voorwerp van een verdere discussie.

Wat zijn de opties van de regering om de fiscale fraude aan te
pakken? U hebt het wetsontwerp ingediend in de commissie voor het
Handelsrecht. Ik neem aan dat een luik ervan kan worden besproken
met minister Reynders of met staatssecretaris Jamar. Ik wil mijn
vraag graag opnieuw in die commissie stellen. Dat ontslaat u echter
niet van de verplichting om te antwoorden op de vraag wat er gebeurt
met het wetsontwerp, zoals het in de Kamercommissie voor het
10.03 Trees Pieters (CD&V):
Mme Onkelinx a déposé ce projet
de loi en commission du Droit
commercial où le texte a déjà été
adopté. Je puis certes également
interroger MM. Reynders et Jamar
à ce sujet mais cela n'exonère pas
la ministre de la Justice de
l'obligation de me répondre.
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
Handelsrecht werd besproken. Wordt het door de regering
gehandhaafd?
10.04 Laurette Onkelinx, ministre: On en a discuté avec vous, vous
étiez là! On ne va pas en reparler dans le cadre d'une interpellation!
Cela n'a pas de sens!
10.04 Minister Laurette
Onkelinx: Dat werd met u
besproken.
De voorzitter: Als ik het goed heb begrepen, is er een ontwerp goedgekeurd in de commissie voor het
Handelsrecht.
10.05 Trees Pieters (CD&V): Het is in de commissie voor het
Handelsrecht goedgekeurd, maar niet in de plenaire vergadering.
De voorzitter: Dan neem ik aan dat het ofwel deze week ofwel volgende week op de agenda van de
plenaire vergadering komt.
10.06 Trees Pieters (CD&V): Ik weet het niet.
10.07 Minister Laurette Onkelinx: Misschien volgende week.
De voorzitter: Ik kan de minister wel een beetje begrijpen. Normaal gezien moet de discussie dan tijdens
de plenaire vergadering worden gevoerd. Ik weet dat het elementen zijn die buiten het bestek van het
ontwerp vallen. Misschien moet u de vraag dan in eerste instantie aan de heer Jamar stellen.
10.08 Trees Pieters (CD&V): Ik wil ze best herhalen voor de heer
Jamar, omdat ik inzie dat de kwestie ook tot zijn bevoegdheid
behoort. De zaak werd echter door de minister in de commissie voor
het Handelsrecht als wetsontwerp ingediend en werd daar met haar
besproken. Nadien werd in de Megaministerraad Justitie en Veiligheid
een nieuwe aanpak van BTW-carrousels besproken en in de media
gegooid.
10.09 Laurette Onkelinx, ministre: Cela n'a rien à voir avec le projet
de loi que nous avons voté!
10.10 Trees Pieters (CD&V): Ik vermoed dat de aanpak in de
Megaministerraad een totale aanpak is, waarvan het wetsontwerp
deel van uitmaakt of zou kunnen uitmaken.

Ik heb in de commissie de nadelige gevolgen daarvan voor het
economisch beleid van de kleine en middelgrote bedrijven, de
startersbedrijven, onderstreept. U hebt zelf moeten toegeven dat het
een bijzonder kleine stap is. Mijn vraag is of u zich aan het
wetsontwerp houdt. Zal de regering verder ingaan op het traject? Wat
is de globale aanpak van de fiscale fraude in de zoektocht naar de
BTW-carrousels?
10.10 Trees Pieters (CD&V): Ma
question concerne l'approche
globale du problème qui a changé
depuis le super Conseil des
ministres. La ministre continue-t-
elle d'adhérer à son projet de loi?
10.11 Laurette Onkelinx, ministre: C'est une excellente question à
poser à mon collègue, le ministre Jamar.
10.11
Minister
Laurette
Onkelinx: Dat is een goede vraag
voor de heer Jamar.
10.12 Trees Pieters (CD&V): Dus U schuift alle verantwoordelijkheid
naar...
10.13 Laurette Onkelinx, ministre: Pour ce qui concerne le projet de
loi, le gouvernement continue évidemment à le défendre. Il a été voté
en commission et il sera présenté en séance plénière.
10.13
Minister
Laurette
Onkelinx: De regering blijft achter
het wetsontwerp staan.
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20

Je ne comprends plus votre question!
10.14 Trees Pieters (CD&V): Ik begrijp dat u zegt dat minister
Reynders ook bevoegd is. Vermits dit onderwerp zopas op de
Ministerraad Justitie en Veiligheid aan bod kwam, dacht ik dat dit het
moment was om het te bespreken. Het doet er niet toe of de minister
dit nu bespreekt in de commissie voor de Justitie of in de commissie
belast met de problemen inzake Handels- en Economisch Recht. Ik
heb dat ook niet expliciet gevraagd. Ik heb mijn vraag alleen gericht
aan de minister van Justitie.
De voorzitter: De posities zijn vrij duidelijk. Er bestaat enkel een
beetje twijfel aan wie de aanvullende vragen met betrekking tot
hetgeen er inzake dit thema op de Ministerraad werd beslist het best
kunnen worden gesteld. Mevrouw Pieters, praktisch gezien zult u
waarschijnlijk een inhoudelijker antwoord krijgen als u de vraag
opnieuw richt tot de heer Jamar. Wanneer het ontwerp aan bod komt
in de plenaire vergadering kunt u er eventueel nog verder op ingaan.
Le président: Le projet doit
encore être examiné en séance
plénière. Mme Pieters peut poser
sa question au secrétaire d'Etat,
M. Jamar. Je pense qu'elle
obtiendra ainsi une meilleure
réponse sur le fond.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de
benoemingsproblemen van de gerechtelijke stagiairs" (nr. 2443)
11 Question de M. Tony Van Parys à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les
problèmes de nomination auxquels sont confrontés les stagiaires judiciaires" (n° 2443)
11.01 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, heel wat gerechtelijke stagiairs dreigen niet benoemd te
worden tegen het eind van de verlenging van hun stage. Dat staat
toch wel paradoxaal op de vaststelling dat er op dit ogenblik 176 niet-
ingevulde vacatures zijn van magistraten.

Bovendien werd op de Megaministerraad vóór het Paasreces beslist
dat er een zogenaamde derde weg zou worden geopend voor de
toegang tot de magistratuur. Dat houdt dus opnieuw een bedreiging in
voor de benoemingskansen van de gerechtelijke stagiairs. Ik wil er
trouwens op wijzen dat, wat betreft het openen van de derde weg, er
naar mijn aanvoelen een probleem rijst ten aanzien van de
rechtspraak van het Arbitragehof.

Ik wil u dan ook een aantal vragen stellen, ingegeven door de
overweging dat wij er alles moeten aan doen om de gerechtelijke
stagiairs die veel inspanningen hebben geleverd en een heel intense
en langdurige stage hebben gevolgd, de zekerheid te bieden om deze
stage vruchtbaar af te ronden met een benoeming in de magistratuur.
Anders dreigen we immers in een situatie terecht te komen waar de
kwalitatieve elementen niet meer zullen geïnteresseerd zijn in de
gerechtelijke stage omdat zij hun loopbaan dan niet effectief in de
magistratuur kunnen starten.

De volgende vragen dringen zich op.

Hoeveel Nederlandstalige en Franstalige gerechtelijke stagiairs die
hun stage op 30 september 2003 beëindigden, waren op 1 april 2004
nog niet benoemd als magistraat? Voor deze mensen is het probleem
het grootst omdat ze geen verlenging meer kunnen krijgen indien ze
11.01 Tony Van Parys (CD&V):
De nombreux stagiaires judiciaires
ne seront pas nommés à l'issue de
leur stage. L'instauration d'une
"troisième voie" d'accès à la
magistrature menace également
leurs chances de nomination. Or, il
y a 176 postes vacants au sein de
la magistrature.

La ministre prendra-t-elle des
mesures?

Je souhaiterais que la ministre me
communique des chiffres récents
sur le nombre de stagiaires qui ont
achevé leur stage en septembre
2003 et n'étaient pas nommés au
1er avril 2004, et sur le nombre de
fonctions qui devraient devenir
vacantes jusqu'au 30 septembre
2004.

Qu'advient-il des stagiaires qui ne
sont pas nommés?

Le stage judiciaire fera-t-il encore
l'objet d'autres réformes? La
"troisième voie" est-elle bien
compatible avec la jurisprudence
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
niet benoemd worden vóór 1 oktober 2004. Deze datum nadert
bijzonder snel.

Hoeveel vacatures kunnen nog worden verwacht in de periode van
1 april 2004 tot 30 september 2004 voor de Nederlandstalige,
Franstalige of tweetalige kandidaten en dit zowel voor de zetel als
voor het parket en eventueel met een geografische aanduiding?

Wat zal er concreet gebeuren met de stagiairs die op het einde van
de verlenging van hun stage niet benoemd worden? Er zijn mensen
die 48 maanden stage hebben gelopen, voor wie het einde van hun
stage nadert en die dreigen niet benoemd te worden. Ik weet dat er de
uitweg is van parketjurist of referendaris. Daarvoor hebben ze het
echter niet gedaan. Ik geloof ook niet dat dit een attractieve oplossing
kan zijn voor mensen die echt gemotiveerd en geïnteresseerd zijn in
een loopbaan in de magistratuur.

Welke concrete voorstellen zult u nemen om op dit moment en in de
toekomst te voorkomen dat gerechtelijke stagiairs het risico lopen om
op het einde van hun stage niet benoemd te worden? Kunnen we nog
initiatieven verwachten inzake de hervorming van het stage?

Ik herinner u aan de parlementaire werkzaamheden die wij in deze
commissie hebben verricht voorafgaand aan de wet van 3 mei 2003
tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek.

Concreet, in verband met de zogenaamde derde weg, wat houdt de
maatregel van de Superministerraad in voor de derde weg om
benoemd te worden in de magistratuur? Is die beslissing in
overeenstemming met de rechtspraak van het Arbitragehof? Hoe
zullen de aanspraken van de gerechtelijke stagiairs op benoeming
gevrijwaard worden ten aanzien van kandidaten die via de derde weg
in de magistratuur komen? Immers, daar riskeren hun
carrièremogelijkheden nogmaals gehypothekeerd te worden.
de la Cour d'arbitrage?
11.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, op dit
ogenblik hebben 7 Nederlandstalige en 3 Franstalige gerechtelijke
stagiairs wier verlenging van de stage eindigt op 30 september 2004,
geen voordracht gekregen vanwege de bevoegde
benoemingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie. Wat de
vacante plaatsen betreft die nog kunnen worden verwacht voor de
periode van 1 april tot 30 september 2004, kan ik preciseren dat alle
vacatures die vrijkomen ingevolge op ruststellingen voor
1 oktober 2004, in toepassing van artikel 287 van het Gerechtelijk
Wetboek, reeds werden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Wellicht komt nog een aantal ambten vrij ingevolge promoties. Die
vacatures kunnen echter niet vooraf worden gepland noch
gepubliceerd.

Wat de stagiairs betreft die op het einde van de verlenging van hun
stage niet benoemd worden, kunnen zij die geen voordracht hebben
gekregen uiteraard terugvallen op een werkloosheidsuitkering. In dat
verband wil ik erop wijzen dat de gerechtelijke stagiairs, vanaf het
moment dat zij in de voorwaarden verkeren om te postuleren,
regelmatig worden aangemaand voor zoveel mogelijk ambten te
postuleren, wat niet steeds gebeurt. Ik kan u zeggen dat sinds 1 april
2003 ­ datum waarop de voornoemde stagiairs konden postuleren ­
er zowel voor de Nederlandstalige als de Franstalige rol minstens 30
11.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Sept stagiaires
néerlandophones et trois
stagiaires francophones dont le
stage se termine le 30 septembre
2004 ne seront pas proposés par
la commission de nomination du
Conseil supérieur de la Justice.

La vacance de tous les postes qui
seront libérés avant le 4 octobre
2004 à la suite d'admissions à la
retraite a déjà été annoncée au
Moniteur belge. Il est impossible
de prévoir quels postes
deviendront vacants à la suite de
promotions.

Les stagiaires qui ne sont pas
nommés pourront évidemment
prétendre à une allocation de
chômage. Dès que les stagiaires
satisfont aux conditions requises
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
vacatures werden bekendgemaakt. Gemiddeld hebben de nog niet
voorgedragen stagiairs slechts 8 maal gepostuleerd. Sommigen
onder hen hebben gedurende 1 jaar slechts 4 van de 30 ambten
interessant genoeg bevonden om ervoor te postuleren.

Alhoewel het in het kader van de depolitisering van de magistratuur
de bedoeling van de wetgever is geweest om tweederde van de
basisbenoemingen toe te wijzen aan gerechtelijke stagiairs, werd er
steeds omzichtig omgesprongen met het vaststellen van het aantal
vacatures op jaarbasis. Bovendien is het moeilijk in te schatten
hoeveel vacatures er in de toekomst werkelijk vrijkomen en welke de
keuze van de gerechtelijke stagiairs zal zijn inzake de aard van de
stage, namelijk kort of lang. Uit de werkelijke cijfers van de voorbije
jaren kan nochtans worden afgeleid dat nooit meer stagiairs werden
aangeworven dan tweederde van het aantal basisbenoemingen. Hun
benoemingen op het einde van de stage zouden bij gunstige
verslagen in principe dan ook geen problemen mogen scheppen.

Het blijven uiteraard de bevoegde benoemingscommissies van de
Hoge Raad voor de Justitie die de voordrachten verrichten. Zonder
voordracht kan er geen benoeming volgen. Te uwer informatie kan ik
meedelen dat er in het jaar 2000 ­ einde lange stage
30 september 2003 ­ 71 gerechtelijke stagiairs werden aangeworven
voor 165 basisbenoemingen. Twee derde van 165 is 110 stagiairs. In
het jaar 2003 zijn er 148 basisbenoemingen geweest. Twee derde van
148 is 100. Dit houdt in dat er jaarlijks meer dan voldoende ambten
ter beschikking zijn om de gerechtelijke stagiairs te benoemen en ook
om te voldoen aan de wil van de wetgever.

De derde toegangsweg tot de magistratuur bestaat uit een mondeling
evaluatie-examen bestemd voor advocaten met 20 jaar ervaring aan
de balie en voor personen die ten minste 15 jaar ervaring aan de balie
combineren met de uitoefening gedurende ten minste 5 jaar van een
functie die een gedegen kennis van het recht vereist. In deze
toegangsweg is voorzien voor het ambt van rechter, vrederechter,
rechter in de politierechtbank, substituut-procureur des Konings en
substituut-arbeidsauditeur. Zij die in het mondeling evaluatie-examen
slagen worden gemachtigd om zich kandidaat te stellen gedurende
een periode van 3 jaar. Dat is de duur van de geldigheid van de
machtiging.

Dit mondelinge evaluatie-examen biedt aan potentieel waardevolle
elementen die reeds kunnen terugblikken op een aanzienlijke
juridische carrière en nog moeilijk kunnen worden gemotiveerd om
deel te nemen aan het traditionele schriftelijke examen, de
mogelijkheid om de magistratuur te komen versterken. Het
Arbitragehof was van oordeel dat deze derde toegangsweg slechts in
zeer beperkte mate mag worden opengesteld om te vermijden dat de
doelstellingen van de wetgever niet worden nageleefd en dat
diegenen die zich aan de proeven van het vergelijkend examen
onderwerpen, in hun terechte verwachtingen worden teleurgesteld.
Daarom werd een limitatief quotum ingevoerd dat het aantal personen
gemachtigd om zich kandidaat te stellen op basis van een mondeling
evaluatie-examen ­ en die kunnen worden benoemd op een van de
plaatsen bedoeld in de artikelen 187, 191 en 194 van het Gerechtelijk
Wetboek ­ beperkt tot 12 procent van het totale aantal, respectievelijk
van de vrederechters en rechters in de politierechtbanken, van de
magistraten van de zetel in de rechtbanken van eerste aanleg,
pour poser leur candidature, ils
sont invités à postuler pour le plus
grand nombre de fonctions.
Depuis le 1er avril, trente postes
ont été déclarés vacants. Huit
candidats seulement se sont
manifestés.

Le législateur entendait réserver
deux tiers des nominations de
base aux stagiaires judiciaires. En
principe, les nominations à l'issue
du stage ne devraient pas poser
de problème. Les commissions de
nomination du Conseil supérieur
de la Justice dressent les listes de
candidats. Chaque année, le
nombre de postes disponibles
suffit amplement pour procéder à
la nomination des stagiaires
judiciaires et atteindre l'objectif du
législateur.

La troisième voie d'accès à la
magistrature consiste en un
examen d'évaluation destiné aux
avocats justifiant de vingt années
d'expérience ou de quinze années
de barreau combinées avec une
autre fonction exigeant une bonne
connaissance du droit pendant
cinq ans. Les lauréats de cet
examen peuvent poser leur
candidature pendant une période
de trois ans. La Cour d'arbitrage a
estimé que cette voie d'accès ne
pouvait être empruntée que de
manière limitée. C'est pourquoi un
quota a été instauré. Ainsi, la
proportion de personnes
susceptibles d'être nommées sur
la base d'un examen d'évaluation
ne s'élève qu'à 12%.
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23
koophandel en arbeid en van de substituut-procureurs des Konings
en substituut-arbeidsauditeurs van het rechtsgebied van een hof van
beroep of arbeidshof.

Ce nouveau mode d'accès à la magistrature - je suis d'accord avec
vous - ne devra pas se faire au détriment des stagiaires judiciaires
mais - j'ai insisté lourdement dans ma réponse, mais il est de mon
devoir de le faire - il faut rappeler aux stagiaires qu'ils augmentent
évidemment leurs chances d'être nommés rapidement quand ils
postulent à un maximum de places vacantes, et je vous assure qu'on
est vraiment loin de ce constat.
Die nieuwe toegangswegen tot de
magistratuur hoeven niet ten koste
van de gerechtelijke stagiairs te
gaan. Anderzijds moeten we de
stagiairs erop wijzen dat ze hun
kansen om snel te worden
benoemd verhogen door zich voor
zoveel mogelijk vacante
betrekkingen kandidaat te stellen.
11.03 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor
uw antwoord.

Ik meen dat wij er alle belang bij hebben om ervoor te zorgen dat
degenen die de gerechtelijke stage beginnen geen onzekerheid
hebben over hun benoeming op het einde van hun stage. Het
belangrijkste uitgangspunt is ervoor te zorgen dat de beste elementen
zich inderdaad kandidaat stellen en de inspanning doen. Men zal die
inspanning niet doen als er onzekerheid bestaat. Volgens mij moet
het absoluut zo worden geregeld dat twee derden van de
basisbenoemingen in de magistratuur worden toegewezen aan de
gerechtelijke stagiairs.

Mevrouw de minister, wat de derde weg betreft kondigde u een
limitatief quotum aan. Welnu, het aantal van 12% lijkt mij bijzonder
hoog en niet noodzakelijk in overeenstemming te zijn met het advies
van het Arbitragehof, met name dat dit in zeer beperkte mate zou
moeten zijn. Hoe dan ook dreigt dit een hypotheek te leggen op de
kansen van de gerechtelijke stagiairs. Wij zullen dit verder
onderzoeken, maar ik meen dat er initiatieven moeten worden
genomen om de onzekerheid die op dit ogenblik bestaat maximaal
weg te nemen. Die initiatieven zal CD&V ook nemen.
11.03 Tony Van Parys (CD&V): Il
convient de lever toute incertitude
à propos de la nomination au
terme du stage, et deux tiers des
nominations de base doivent être
attribués aux stagiaires judiciaires,
faute de quoi de moins en moins
de bons candidats consentiront
l'effort d'effectuer le stage
judiciaire. Nous prendrons des
initiatives pour lever l'incertitude.

Le quota réservé à la "troisième
voie", à savoir 12%, est très élevé
et n'est pas conforme aux
observations formulées par la
Cour d'arbitrage. Nous poursui-
vrons notre analyse du dossier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de
federale drugsnota" (nr. 2473)
12 Question de M. Jo Vandeurzen à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la note
politique du gouvernement fédéral relative au problème de la drogue" (n° 2473)
12.01 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, collega's, op 19 januari 2001 heeft de federale regering de
nieuwe drugsnota bekendgemaakt. Die nota is nadrukkelijk in het
nieuws gekomen omdat zij ook de aankondiging bevatte van het
gedoogbeleid met betrekking tot cannabis. Die nota bevat echter ook
nog andere maatregelen die te maken hebben met zowel de repressie
als met de hulpverlening en de preventie.

Het is goed dat die nota punctueel een aantal maatregelen opsomt,
inbegrepen het budget, een verantwoordelijke minister en een timing.

Nu zijn we een aantal jaren verder. Vandaar dat ik probeer zicht te
krijgen op de evaluatie van die federale drugsnota.
12.01 Jo Vandeurzen (CD&V):
La note fédérale relative à la
problématique de la drogue,
présentée par le gouvernement
arc-en-ciel le 19 janvier 2001,
contient des mesures en matière
de répression, d'aide et de
prévention ainsi que des
dispositions relatives au budget et
au calendrier. Un certain nombre
de mesures relèvent de la
compétence de la ministre de la
Justice. Trois ans après la
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24

Ik weet wel dat enige tijd geleden werd aangekondigd dat de circulaire
die het gedoogbeleid moest installeren, aan herschrijving toe is. Er
zijn uiteraard nog andere maatregelen en initiatieven die onder de
verantwoordelijkheid vallen van de minister van Justitie.

Als inleiding wil ik tenslotte zeggen dat ik met u in de media lees dat
het probleem van cannabis en wiet alleen maar ernstiger wordt. De
recentste drie weken hebben wij meerdere alarmerende berichten
gezien. In Nederland wordt eraan gedacht om de verkoop van
Nederwiet te verbieden, precies omdat de concentratie aan THC
dermate groot is geworden dat we bijna te maken hebben met een
harddrug. Datzelfde verhaal vonden we terug in de Belgische pers,
waarin gesproken wordt van een superplant met 25% THC-gehalte.
THC is tetra hydro cannabinol, het bestanddeel dat verantwoordelijk is
voor het effect van de cannabis die men inneemt.

Die berichten zijn zeer ernstig. Ook in België pleit men ervoor dat het
onderscheid met softdrugs, inzoverre dat ooit gemaakt kon worden
wat de cannabisplanten betreft, voorbij is.

Een tijd geleden heb ik aan de minister van Binnenlandse Zaken
gevraagd of het klopt dat de vaststellingen en het oprollen van
cannabisplantages alleen maar toeneemt. Dat is bevestigd: er is bijna
een spectaculaire verhoging van het aantal ontdekte en ontmantelde
plantages. Dat doet mij allemaal veronderstellen dat er ook op dat
vlak trends zijn. Wij weten dat ook uit de cijfers die vorige week
bekendgemaakt werden door de VAD. Het drugsgebruik neemt toe op
steeds jongere leeftijd. Wij kennen ook de supervangsten inzake
synthetische drugs, die qua problematiek minstens zo erg zijn als de
cannabis. Er zijn dus signalen genoeg in de samenleving dat het
probleem zeer ernstig is.

Mevrouw de minister, dit zijn de redenen waarom ik me durf te
veroorloven toch eens te polsen naar de punctuele evaluatie van de
maatregelen in de drugsnota die de verantwoordelijkheid van Justitie
veronderstellen.
présentation de la note, une
évaluation s'impose. Le nombre
d'informations alarmantes
augmente en effet de jour en jour.
Quel est l'état d'avancement de ce
dossier?
12.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, de federale
drugsnota, zoals goedgekeurd door de vorige regering, vormt nog
steeds het uitgangspunt voor het huidig federaal drugsbeleid.

De federale drugsnota omvat een brede waaier aan voorstellen, zowel
op preventief, curatief als repressief vlak. Het cruciale uitgangspunt is
dat men met deze nota de drugsproblematiek in eerste instantie als
een probleem van de volksgezondheid benadert. Inzake Justitie
kunnen echter volgende actiepunten worden genoteerd.

Met betrekking tot de afspraken tussen Justitie en de hulpverlening
werd een rapport opgesteld door de professoren Casselman en
Noirfalise dat in januari 2002 werd ingediend. Hierin werden richtlijnen
opgenomen die als basis konden dienen voor lokale
samenwerkingsakkoorden.

Op vlak van het internationaal drugsbeleid neemt België ook deel aan
vergaderingen op niveau van de Benelux, op Europees niveau en op
het niveau van de VN. Deze vergaderingen passen vooral in de strijd
tegen de handel in verdovende middelen en in de internationale
12.02
Laurette Onkelinx,
ministre: La note relative à la
drogue du gouvernement précé-
dent est toujours à la base de
l'actuelle politique fédérale en la
matière. Cette question est donc
abordée sous l'angle de la santé
publique. Il existe des modalités
locales de collaboration en ce qui
concerne les accords entre la
Justice et la structure d'aide. Dans
le cadre de la lutte contre le trafic
de drogue et dans l'optique d'une
approche policière internationale,
la Belgique participe à des
réunions à divers niveaux:
Benelux, UE et ONU. Des actions
internationales de lutte contre la
drogue sont menées dans le cadre
du plan d'action européen contre
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
politionele aanpak terzake.

Op Europees niveau worden de drugsstrategie van de Europese Unie
en het EU-actieplan inzake drugs 2000-2004 verder afgewerkt. Deze
acties richten zich uitsluitend op de drugsbestrijding en voeren
daarvoor internationale acties uit.

Inzake het sturen onder invloed werd overleg gepleegd tussen de
Federale Openbare Diensten Justitie en Mobiliteit met het oog op de
implementatie van de desbetreffende wetgeving.

Met betrekking tot de inbeslagname van de opbrengsten inzake
drugshandel kan ik verwijzen naar de oprichting en het opstarten van
het Centraal Orgaan voor de Inbeslagname en de Verbeurdverklaring
in september 2003. Een goede werking van dit orgaan zal de
juridische slagkracht verhogen in de strijd tegen de georganiseerde
criminaliteit in het algemeen en deze inzake drugs in het bijzonder.

Tot slot kan ik nog verwijzen naar het bestaan van een nieuwe
werkgroep die op mijn kabinet werd geïnstalleerd om de ministeriële
omzendbrief van 16 mei 2003 aan te passen en de punten te
verduidelijken die thans moeilijk praktisch uitvoerbaar blijken te zijn,
met name de punten inzake de invulling van het problematisch
gebruik, de inbeslagname en de openbare overlast. Het is de
bedoeling dat deze werkgroep tegen de zomer van 2004 een voorstel
voor een nieuwe ministeriële omzendbrief zal formuleren.
la drogue.

Une concertation a été mise en
place avec le ministre de la
Mobilité concernant la conduite
sous l'influence de drogues et
l'adaptation de la législation.

L'Office central des saisies et
confiscations a été créé en
septembre 2003 dans le cadre de
la lutte contre la criminalité
organisée.

J'ai institué un nouveau groupe de
travail pour préciser la circulaire du
16 mai 2003 relative à l'usage
problématique, à la saisie et aux
nuisances publiques. Ce groupe
de travail proposera une nouvelle
circulaire d'ici l'été.
12.03 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de
minister voor het antwoord. Wij gaan toch eens het initiatief nemen,
mijnheer de voorzitter, om een bredere discussie over de evaluatie
van de drugsnota mogelijk te maken.

U begrijpt dat uw meerderheid haar les heeft geleerd en drugs niet
meer in de actualiteit wil omwille van het heikele punt dat het
gedoogbeleid is.

Enige tijd geleden werd in de plenaire vergadering een vraag gesteld
naar aanleiding van een vonnis van een correctionele rechtbank in
Wallonië. Daar werd iemand vrijgesproken wegens onoverwinnelijke
dwaling. De overheid was zodanig verward geweest in de
communicatie dat de rechter kon aanvaarden dat men als burger niet
meer wist wat wel en niet mocht in ons land. Mevrouw de minister, u
hebt mij toen woordelijk geantwoord dat er een nieuwe
preventiecampagne over de draagkracht van de wet zou worden
gevoerd. Ik hoor daarover niets meer.

Ik geef een greep uit de spontane reacties op uw antwoord in verband
met de verbeurdverklaring van drugsgelden. U verwijst naar een
centraal orgaan dat sinds eind 2003 actief zou moeten zijn. In de
federale Drugsnota werd dit initiatief echter aangekondigd voor
juni 2001 en zouden de gerecupereerde gelden worden gebruikt in het
kader van het drugsbeleid. Dat is een merkwaardig verschil in timing
en operationaliteit.

Ik vind nog iets heel merkwaardig. De studie van professor
Casselman dateert nu al van meer dan twee jaar geleden en is ons
genoegzaam bekend. Het was de bedoeling van de federale
Drugsnota dat daaruit richtlijnen zouden worden gedistilleerd met
12.03 Jo Vandeurzen (CD&V):
Nous prendrons l'initiative
nécessaire pour permettre un
vaste débat sur la note en matière
de drogue. C'est un débat que la
majorité esquive parce que la
politique de tolérance est mal
perçue par l'opinion publique.

Il y a quelques semaines, j'ai
interrogé la ministre en séance
plénière sur le jugement rendu par
un tribunal correctionnel wallon qui
avait acquittait l'auteur des faits
pour cause d'erreur: selon le juge,
l'intéressé n'était plus censé
connaître la réglementation
exacte. La ministre avait promis de
préciser rapidement les choses
clarté mais l'attente se prolonge.

De même, et après deux ans, on
attend toujours les directives
fondées sur l'étude du professeur
Casselman.

Enfin, les "case managers" de la
note fédérale en matière de
drogue ne sont toujours pas là.
Qu'en est-il?
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
betrekking tot het beroepsgeheim. Ik heb die studie uiteraard gelezen.
Mijn vraag is echter of, in het kader van de evaluatie, die richtlijnen er
komen? Ik hoor nu dat men daaraan na twee jaar nog steeds niet toe
is. Wat dat betreft, klopt uw antwoord wel met het antwoord dat de
heer Demotte heeft verstrekt. Ik blijf wat dat betreft echter op mijn
honger.

De Vlaamse pers luidde twee tot drie weken geleden de noodklok in
verband met het nog altijd niet geïnstalleerd zijn van de case
managers in Justitie. Ik vind het heel merkwaardig dat u nu daarover
zelfs niets meer zegt. In de federale Drugsnota was uitdrukkelijk
voorzien dat men binnen de parketten zou overgaan tot het aanstellen
van case managers. Ik kan u de bladzijde uit de federale Drugsnota
citeren waarin dit uitvoerig werd gesitueerd. Het ging onder andere
over het therapeutisch advies en de straftoemeting. Nu zegt u
daarover echter niets meer. Wat is het statuut van het initiatief dat
toen werd aangekondigd als een grote synergie of integratie van het
preventief en het hulpverleningsaspect en de repressie? U zegt zelfs
niet meer waar die case managers naartoe zijn. Dat stond nochtans in
de federale drugsnota. Als ik zo onbescheiden mag zijn om nog één
concrete vraag te stellen. Wat gebeurt er nu mee met de case
managers?
12.04 Laurette Onkelinx, ministre: J'ai eu une concertation, il y a
quelques mois avec le conseil des procureurs du Roi concernant les
"case managers". A l'unanimité, ils m'ont demandé de ne pas
appliquer cette mesure prévue dans le plan général "Drogue". J'ai
bien entendu conservé le budget. Des initiatives seront effectivement
prises. Celles-ci doivent être opérationnelles. Il ne sert à rien
d'imposer une mesure si elle est rejetée sur le terrain. Si on impose
une mesure et que celle-ci est considérée comme superfétatoire,
voire à effets pervers, elle ne sera pas mise en évidence dans le
cadre de la note de politique générale. Donc, en accord avec le
conseil des procureurs du Roi, j'ai proposé de bien entendu conserver
le budget et cette notion de "case managers" mais de les placer au
niveau des maisons de justice, ce qui était aussi leur souhait. Nous
travaillons dans ce sens.
12.04
Minister Laurette
Onkelinx: De procureurs des
Konings hebben unaniem
gevraagd deze maatregel niet toe
te passen. Indien een maatregel in
het veld wordt afgewezen, heeft
het geen zin deze door te drukken.
Na overleg werd besloten de
begroting evenals de "case
managers" te behouden. Deze
laatste zullen wel op het niveau
van de justitiehuizen worden
gebracht.
12.05 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik apprecieer
echt wel het duidelijke antwoord van de minister maar ik voeg dat toe
aan de maatregelen die ook niet worden uitgevoerd. Ik krijg het
onbestemde gevoel dat voor het gedoogbeleid, dat gedurende twee
jaar de aandacht van het Parlement heeft gehad, pecies zoals voor de
case managers, ik van dezelfde raad van procureurs moet horen dat
de rondzendbrief niet uitvoerbaar is.

Ik moet nu ook horen dat de richtlijnen inzake het beroepsgeheim niet
gemaakt zijn. Ik moet horen dat wat de verbeurdverklaring betreft, wij
het centrale orgaan moeten benaderen, met een timing die twee jaar
later is dan aangeduid was in het programma. En dan weten wij nog
niet wat het uiteindelijk heeft opgebracht. Ik krijg dus het onbestemde
gevoel dat de federale Drugsnota ­ ook de positieve punten die er wat
ons betreft inzitten ­ absoluut niet meer vooruitgaat. Het is niet in het
raam van een mondelinge vraag dat wij daarover moeten debatteren.
Doch, wanneer ik zie dat het aantal ontdekte cannabisplantages
zienderogen toeneemt en wanneer ik zie dat de politie en de
hulpverlening in België en Nederland alarm slaat inzake de
kwalificatie van cannabis als harddrug in de toekomst; wanneer ik de
12.05 Jo Vandeurzen (CD&V):
J'apprécie la clarté de la réponse
mais il s'agit une fois de plus d'une
mesure qui ne sera pas mise en
oeuvre. J'ai le sentiment qu'on ne
progresse guère dans la mise en
pratique de la note sur le problème
de la drogue, en ce compris les
points positifs. C'est la raison pour
laquelle nous demandons l'organi-
sation d'un débat approfondi et
rationnel sur cette note.
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27
studie van de VAD zie dat het drugsgebruik op steeds jongere leeftijd
toeneemt ­ het gebruik van illegale producten en ook het gebruik van
alcohol trouwens ­ dan ben ik zeer bevreesd dat de enorm nare
ervaring die de meerderheid gehad heeft wegens wat het
gedoogbeleid bij de publieke opinie heeft teweeggebracht, ervoor
zorgt dat wij nu niet meer kunnen spreken over een drugsbeleid. Dat
vind ik zeer ernstig. Wij gaan dus aan de voorzitter van de Kamer
vragen om daar eens een grondig, rustig, zakelijk debat over te
houden, niet alleen over het gedoogbeleid maar ook over de andere
punten van de federale Drugsnota en de manier waarop paars erin
geslaagd is er uitvoering aan te geven.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13 Question de Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les mineurs
étrangers non accompagnés" (n° 2491)
13 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de niet-
begeleide minderjarige vreemdelingen" (nr. 2491)
13.01 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le président, madame la
ministre, en prenant connaissance des résultats du sommet social
d'Ostende, je tombe sur un titre particulièrement sympathique à
première vue: l'accueil des mineurs étrangers non accompagnés.

Quelle ne fut pas ma surprise en lisant le premier paragraphe! Je cite:
"Le Conseil des ministres a décidé que des mineurs étrangers non
accompagnés qui se sont rendus coupables de faits criminels seront
reconduits à leur milieu d'origine dans leur pays d'origine, en
coopération avec l'OIM et en cas de décision du juge de la jeunesse."

J'aurais bien voulu voir un peu plus clair dans ce projet, étant donné
que, conformément à la loi de protection de la jeunesse, on ne peut
rendre un jeune à son milieu familial qu'après une enquête sociale.
Dans des pratiques très similaires à ce qui est énoncé ici, on
reconduisait des jeunes sans savoir s'ils seraient accueillis à
l'atterrissage de leur avion. On ne sait pas très bien qui les juge, dans
quels délais, sur base de quels faits. Il est très souvent difficile de
faire une distinction entre criminalité ou exploitation de ces jeunes. Le
droit à l'appel n'est pas non plus très clair. Cela suscite une série
d'inquiétudes.

J'aimerais vous entendre à ce sujet, madame la ministre. De quels
faits est-il question dans ce paragraphe? Avez-vous l'intention
d'amener le juge de la jeunesse à jouer un rôle dans la politique
d'immigration? On dirait que c'est de cela qu'il s'agit. N'y a-t-il pas une
confusion entre les compétences protectionnelles du juge de la
jeunesse et la compétence de la gestion de l'immigration du ministère
de l'Intérieur?
13.01 Zoé Genot (ECOLO): Ik
zou u enkele vragen willen stellen
over de nota van de ministerraad
van Oostende met betrekking tot
de niet-begeleide minderjarige
vreemdelingen. Moeten door
minderjarigen gepleegde feiten als
misdrijven of misdaden worden
aangemerkt? Zal de jeugdrechter
een rol gaan spelen in het
immigratiebeleid? Is hier geen
sprake van een vermenging van
de bevoegdheden van de
ministers van Justitie en
Binnenlandse Zaken.
13.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, deux
questions sont posées par Mme Genot.

Peut-on qualifier de délits ou de crimes des faits commis par des
mineurs d'âge? La réponse est non, sauf lorsque la loi en décide
autrement. C'est le cas lorsque le jeune fait l'objet d'une mesure de
dessaisissement, conformément à l'article 38 de la loi de 1965. Dans
cette hypothèse, il est alors traité comme une personne majeure, ce
13.02
Minister Laurette
Onkelinx: Op uw eerste vraag
antwoord ik neen, behalve
wanneer er ten aanzien van de
jongere conform artikel 38 van de
wet van 1965 een beslissing tot
uithandengeving genomen werd.
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28
qui est assez rare. Dans les autres cas, il y a lieu de se référer à la
terminologie de la loi de 1965 qui parle non pas de crimes ou de délits
commis par le mineur, mais de faits qualifiés d'infractions.

En ce qui concerne le juge de la jeunesse, avons-nous l'intention de
l'amener à jouer un rôle dans la politique d'immigration, alors que cela
ne fait pas partie de ses compétences? La réponse est également
non. Le juge de la jeunesse est indépendant et n'a pas à jouer un rôle
dans la politique d'immigration. Il en va d'ailleurs de même pour le
service des tutelles, installé au sein du ministère de la Justice et
indépendant du ministère de l'Intérieur. Son installation au sein du
ministère de la Justice a d'ailleurs été décidée afin de garantir
l'indépendance de ce service par rapport aux autorités compétentes
en matière de séjour et d'accueil et de favoriser ainsi l'instauration
d'une relation de confiance entre le tuteur et le mineur.
Het antwoord op uw tweede vraag
luidt eveneens neen. De
jeugdrechter is onafhankelijk, en
dat geldt ook voor de dienst
Voogdij, die ressorteert onder het
ministerie van Justitie en onaf-
hankelijk is van het ministerie van
Binnenlandse Zaken.
13.03 Zoé Genot (ECOLO): Madame la ministre, je dois avouer que
je ne suis pas totalement rassurée. En effet, je ne comprends pas
mieux la portée de ce petit paragraphe. J'imagine que, dans les mois
à venir, nous percevrons la "dangerosité" du texte de manière plus
précise.
13.03 Zoé Genot (ECOLO): Wat
de draagwijdte van dat paragraafje
betreft, ben ik er nog altijd niet
gerust op.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
14 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de
decentralisatie van het hof van beroep van Antwerpen" (nr. 2499)
14 Question de M. Jo Vandeurzen à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la
décentralisation de la Cour d'appel d'Anvers" (n° 2499)
14.01 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, deze vraag stel ik vanuit mijn overtuiging dat als men lang
genoeg rond de stad loopt, de muren invallen. Ik durf de minister toch
nog eens te vragen naar de concrete stand van zaken inzake de
oprichting van een afdeling van het hof van beroep van Antwerpen in
de provincie Limburg. Wij weten uiteraard dat die denkoefening
aangekondigd is in het regeerakkoord. Mijn enige ambitie met deze
vraag is te weten hoever we staan. Wanneer zult u, mevrouw de
minister, in Limburg het lint komen doorkrippen bij de installatie van
die afdeling?
14.01 Jo Vandeurzen (CD&V):
Où en sont les projets de
décentralisation de la Cour d'appel
d'Anvers? Comment procédera-t-
on? Quand une section sera-t-elle
créée dans le Limbourg?
14.02 Laurette Onkelinx, ministre: Une grande partie de ma famille
habite le Limbourg. C'est donc avec grand plaisir...

Tijdens haar besprekingen van 30 en 31 maart is de Ministerraad
akkoord gegaan met het principe van de oprichting in Hasselt van een
afdeling voor het hof van beroep van Antwerpen. De oprichting van
afdelingen van de hoven van beroep geeft aanleiding tot enkele
problemen in verband met de strafrechtelijke activiteit van het hof, de
toegankelijkheid van de griffie, de aanwezigheid van het parket-
generaal in de afdeling enzovoort. Er moeten dus twee belangrijke
zaken worden aangepakt, namelijk het overleg met de gerechtelijke
actoren en de haalbaarheid van de afdelingen. Nadat ik overleg
pleegde met de gerechtelijke actoren en na de evaluatie van de
budgettaire weerslag en van de haalbaarheid van het initiatief, zal ik
het project voorleggen in de Ministerraad. Het is momenteel niet
mogelijk om een precies tijdsschema te geven.
14.02 Laurette Onkelinx,
ministre: Le Conseil des ministres
des 30 et 31 mars a approuvé la
création d'une section de la Cour
d'appel d'Anvers à Hasselt.

Quelques problèmes relatifs aux
activités pénales de la Cour
rendent une concertation avec les
acteurs judiciaires indispensable.
Après cette concertation et après
une évaluation de la faisabilité de
l'initiative, je soumettrai le projet
au Conseil des ministres. A l'heure
actuelle, il m'est impossible
d'avancer un calendrier précis.
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
Je peux cependant vous dire que j'y suis favorable. Cela s'inscrit dans
une politique de plus grande proximité de la justice et, même s'il y a
des concertations et des difficultés à rencontrer, je ne compte pas
traîner sur ce dossier.
Ik ben daar voorstander van. Ik
ben niet van plan dat dossier te
laten aanslepen.
14.03 Jo Vandeurzen (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor
uw antwoord. Wij zullen regelmatig vragen hoever dit dossier is
gevorderd. Het verheugt mij in elk geval dat u terzake een positieve
inschatting maakt. Wij hopen dat dit ook tot een concreet resultaat
kan leiden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15 Question de M. Jean-Luc Crucke à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la
réorganisation géographique des services de la justice de paix de Rocourt" (n° 2506)
15 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de
geografische reorganisatie van de diensten van het vredegerecht van Rocourt" (nr. 2506)
15.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, le
28 mars 2003, l'assemblée générale extraordinaire des juges de paix
et des juges au tribunal de police du ressort de la cour d'appel de
Mons se prononçait en faveur du transfert des sièges de la justice de
paix du Roeulx à Soignies, de Merbes-le-Château à Beaumont et de
Rocourt à Leuze-en-Hainaut.

Lors d'une question qui fut posée par mon collègue, M. Massin, vous
avez annoncé que votre administration remettait un rapport favorable
à la suppression du siège de Péruwelz, arguant que le maintien de ce
siège n'était pas dans l'intérêt des justiciables, notamment en termes
de facilité d'accès pour les usagers et de traitement de leurs dossiers.

L'Etat bénéficierait ainsi de ces suppressions, en termes d'économie
de coûts d'infrastructure et de frais de fonctionnement. Nous en
sommes évidemment d'accord. Depuis, le collège des bourgmestre et
échevins de la ville de Péruwelz vous a, semble-t-il, écrit le 30 mars
afin de vous communiquer son opposition au transfert de la justice de
paix de Rocourt à Leuze-en-Hainaut. Il dénonce cette mesure qui irait
à l'encontre du concept de justice de proximité dont vous venez de
parler. Il rappelle que la ville de Péruwelz n'a jamais reçu de loyer du
ministère de la Justice pour les bâtiments de Rocourt. Il y aurait donc
une sorte de service à rendre pour gratuité, si je lis bien ce qu'en
pense le collège des bourgmestre et échevins de la ville de Péruwelz.

Le juge de paix qui défend un avis contraire, qui se rapproche du
vôtre, considère au contraire que ce serait servir les acteurs de terrain
que de supprimer Rocourt pour privilégier l'ensemble d'un service au
sein de Leuze-en-Hainaut.

Ma question est double: premièrement, à la suite du courrier du
collège de la ville de Péruwelz, votre opinion a-t-elle changé et quelle
est la réponse que vous avez adressée audit collège?

Deuxièmement, où en est ce dossier? Pouvez-nous donner une date
qui nous permettrait de fixer la matérialisation de ce transfert dans le
temps?
15.01 Jean-Luc Crucke (MR):
L'assemblée générale extra-
ordinaire des juges de paix et de
tribunal de police du ressort de la
cour d'appel de Mons se
prononçait, le 28 mars 2003, en
faveur du transfert des sièges de
la justice de paix du Roeulx à
Soignies, de Merbes-le-Château à
Beaumont et de Rocourt à Leuze-
en-Hainaut. Le 30 mars, le collège
de la ville de Péruwelz vous
communiquait son opposition au
transfert. Quelle réponse avez-
vous réservée à ce courrier? A
quelle date comptez-vous
matérialiser ce transfert?
15.02 Laurette Onkelinx, ministre: Je suis favorable au dialogue. 15.02
Minister
Laurette
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
30
Puisque le collège a demandé à me rencontrer, je vais le rencontrer
pour en discuter. Je vais examiner les arguments qui me seront
présentés. Je viendrai aussi avec le nombre d'affaires qui sont
plaidées dans chacune de ces justices de paix. Il est important que
les dossiers soient connus dans tous les détails.

Je ne vais pas donner un timing serré, mais je vais d'abord rencontrer
le collège qui a demandé à me voir. Et puis, si vous le voulez, je vous
tiendrai au courant de la suite.
Onkelinx: Ik zal binnenkort een
delegatie van het college van
burgemeester en schepenen van
de stad Péruwelz ontmoeten.
15.03 Jean-Luc Crucke (MR): Je vous remercie, madame la
ministre, pour ce souci de concertation. Mieux vaut tard que jamais,
dit-on. Ceci dit, si je pouvais vous suggérer une piste, je vous
demanderais de rencontrer le collège de Leuze-en-Hainaut. Sinon, je
pense que vous aurez une question qui suivra dans ce sens-là. M. le
juge de paix semble fort intéressé.
15.03 Jean-Luc Crucke (MR):
Misschien zou u terzelfder tijd ook
een ontmoeting kunnen hebben
met het college van Leuze-en-
Hainaut?
15.04 Laurette Onkelinx, ministre: Mais il n'est pas dans le même
bâtiment.
15.05 Jean-Luc Crucke (MR): Il n'est pas dans le même bâtiment,
c'est vrai.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

De voorzitter: Wij komen thans aan de laatste vraag op de agenda, althans van de vragen die effectief
gesteld worden vermits de andere vragen worden uitgesteld.
16 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het
arrest van het Hof van Cassatie inzake de notie "verblijf" in de nationaliteitswetgeving en de gevolgen
hiervan" (nr. 2516)
16 Question de M. Jo Vandeurzen à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'arrêt de la
Cour de cassation portant sur la notion de "séjour" dans la législation sur la nationalité et ses effets"
(n° 2516)
16.01 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, collega's, ik stel deze vraag opnieuw omdat ik meen dat het
een belangrijke zaak is. Overigens is het volgens mij niet echt een
partijpolitieke aangelegenheid, maar een vraag naar een
verduidelijking van de wet.

Mevrouw de minister, u kent het probleem waarschijnlijk. Er is een
arrest van het Hof van Cassatie van januari van dit jaar, waarin het
Hof zegt dat waar in de nationaliteitswetgeving sprake is van
verblijfstitels die nodig zijn ­ hetzij om de nationaliteit te verkrijgen
door het uitoefenen van het recht op nationaliteitsverklaring, hetzij via
de nationalisatie bij uitbreiding ­ die notie zoals zij nu in de
nationaliteitswetgeving staat niet verwijst naar een wettelijke
verblijfstitel ­ dus een titel die een wettelijke basis heeft ­ maar dat
het betekent dat elke vorm van verblijf, wanneer het hoofdverblijf in
feite in België is, kan dienen om bijvoorbeeld artikel 12bis toe te
passen en dus het recht op nationaliteit op basis van een 7-jarig
verblijf in ons land te verkrijgen.

Nu, ik heb in mijn mondelinge vraag nog eens uitvoerig verwezen
naar de memorie van toelichting en naar het verslag van de
bespreking in de Kamer omdat ik meen dat er tussen de leden van
16.01 Jo Vandeurzen (CD&V):
J'ai déjà posé une question sur ce
thème. L'arrêt de la Cour de
cassation du 16 janvier 2004
implique qu'un séjour légal n'est
pas nécessaire pour satisfaire aux
conditions d'admission dans le
cadre de la législation sur la
nationalité. Un séjour effectif suffit
même s'il est illégal. Il ressort
néanmoins clairement de l'exposé
des motifs de la loi sur l'acquisition
rapide de la nationalité belge et de
la discussion parlementaire à ce
propos que le législateur a
toujours entendu un séjour légal.
Une autre interprétation a pour
conséquence perverse d'encou-
rager les étrangers à prolonger le
plus longtemps possible un séjour
illégal. Une action illégale
aboutirait alors à un droit de
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
31
meerderheid en oppositie, die daarover toen hebben gesproken, geen
discussie was over het feit dat waar de wet spreekt over het aantonen
van het feit dat iemand zijn verblijf hier gedurende een bepaalde
periode gevestigd was, om daaruit af te leiden dat men toepassing
kan maken van de regels die hem recht geven op de nationaliteit, het
altijd gaat over een legaal verblijf. Een ander lezing zou immers leiden
tot zeer perverse gevolgen, te weten dat mensen er alle belang bij
hebben te trachten een illegaal verblijf zo lang mogelijk vol te houden
met de afweging dat mocht ooit een legale titel worden verkregen,
hierbij het illegale verblijf dienstig kan zijn om een recht uit te oefenen.
Het is niet gezond om in een wet een incentive op te nemen waarbij
illegale activiteiten of situaties toch tot rechten kunnen leiden of
daartoe kunnen bijdragen.

Ik vroeg u destijds, mevrouw de minister, wat u zou doen naar
aanleiding van de lezing van dat arrest, waarop u antwoordde dat uw
administratie dat zal onderzoeken. Dit lijkt mij geen onderzoek te zijn
dat aanleiding moet geven tot een hele universitaire analyse of tot een
wetenschappelijke analyse met allerlei ingewikkelde beschouwingen.
Het is vrij simpel. Mijn vraag is dus of de administratie de gevolgen
van dat arrest heeft onderzocht, welke de conclusies ervan zijn en
welke gevolgen u daaraan zal geven. Zult u een wetgevend initiatief
nemen of steunen ­ ik heb uiteraard al een voorstel in die zin
ingediend ­ om de notie te verduidelijken zoals dat bij de behandeling
van de wet, denk ik, de bedoeling is geweest?
séjour.

A ma précédente question, la
ministre a répondu que son
administration examinait l'arrêt. A
mon estime, cet examen n'est
guère difficile. Quelles sont les
conclusions de l'administration? La
ministre prendra-t-elle une
initiative législative? J'ai rédigé
une proposition de loi à cet égard.
16.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, het is een
interessante vraag. Ik beschik nog niet over de resultaten van de
analyse.

Mijnheer Vandeurzen, zoals ik u reeds meedeelde, sluit ik niets uit
inzake het gevolg dat moet gegeven worden aan het arrest van het
Hof van Cassatie van 16 januari 2004, dat stelt dat de notie
"hoofdverblijfplaats" niet noodzakelijk samengaat met een wettelijk
verblijf. Ik wens echter niet overhaast te werk te gaan. Ik wil eerst
uitgebreid over twee punten opheldering krijgen.

Ten eerste, ik wil precies de omvang kennen van de problemen die dit
arrest in de praktijk met zich meebrengt. In het kader van de
verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring,
bedoeld bij artikel 12bis, paragraaf 1, 3° van het Wetboek van de
Belgische nationaliteit, is het verkrijgen van de Belgische nationaliteit
niet alleen verbonden aan de voorwaarde van zeven jaar hoofdverblijf.
De aanvrager moet eveneens in het bezit zijn van een geldige
verblijfsvergunning van onbeperkte duur. Over het algemeen zal de
dienst Vreemdelingenzaken dergelijke vergunningen slechts afleveren
na een bepaald aantal jaren wettelijk verblijf. Vragen rijzen over de
concrete impact van de jurisprudentie van het Hof van Cassatie.

Los van dit eerste element, wens ik een tweede opheldering te
bekomen. Er is inderdaad ook nog een probleem van technische
aard. In het geheel van haar bepalingen verwijst de wet naar de notie
"hoofdverblijfplaats". Het probleem is het volgende. Indien men de
notie "hoofdverblijfplaats" vervangt door de woorden "hoofd- en
wettelijke verblijfplaats" kan men dat, juridisch gezien, alleen doen in
het kader van de verkrijging van de Belgische nationaliteit door
nationaliteitsverklaring, bedoeld bij artikel 12bis, paragraaf 1, 3°.
16.02
Laurette Onkelinx,
ministre: L'administration n'a pas
encore terminé son analyse. Je
n'exclus aucune mesure mais je
souhaite d'abord prendre connais-
sance des effets précis de cet
arrêt. Pour acquérir la nationalité,
un étranger ne doit pas seulement
démontrer qu'il a établi sa
résidence principale en Belgique
depuis sept ans mais il doit
également disposer d'un permis
de séjour valable. C'est pourquoi
je m'interroge sur l'impact concret
de l'arrêt. Il faut en outre établir
clairement les modifications qu'il
convient d'apporter à la loi pour
gommer les effets indésirables de
l'arrêt.
19/04/2004
CRIV 51
COM 224
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
32
Zal men moeten overgaan tot ruimere aanpassingen? Wat zullen in
dat geval de gevolgen voor de aanvragers zijn? Zal men moeten
raken aan de modaliteiten voor de toegang tot de naturalisatie
krachtens dewelke elke persoon die drie jaar hoofdverblijfplaats kan
aantonen zijn naturalisatie aan de Kamer van
volksvertegenwoordigers kan vragen?

Ik wens opheldering te bekomen over deze elementen vooraleer ik
een standpunt inneem betreffende de noodzaak te reageren op het
arrest van het Hof van Cassatie van 16 januari 2004.
16.03 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de
minister voor het antwoord.

Mevrouw de minister, ik hoop echter dat u beseft dat de zaak
dringend is. Welke houding moet de ambtenaar van de burgerlijke
stand aannemen op het ogenblik dat iemand zich meldt van wie het
verblijf geregulariseerd werd in het kader van de meest recente
regularisatiecampagne? Wellicht kan betrokkene vijf jaar illegaal
verblijf aantonen in ons land en beschikt hij over een verblijfstitel van
onbepaalde duur. Moet de ambtenaar van de burgerlijke stand
onderzoeken hoeveel jaar illegaal verblijf kan worden meegerekend
om aan de zeven jaar hoofdverblijf in ons land te komen? Ik hoop dat
u beseft in welke situatie deze ambtenaar van de burgerlijke stand
terecht dreigt te komen. Dergelijke situaties zullen schering en inslag
worden.

Wat betekent het arrest? Volgens het arrest moet iemand die hoe dan
ook geregulariseerd werd geen drie jaar wachten om de
naturalisatieaanvraag in te dienen omdat hij drie jaar geregulariseerd
verblijf kan bewijzen.

Het is veel beter dat hij zich na de regularisatie onmiddellijk meldt bij
de gemeente, zegt dat hij hier zes jaar illegaal geweest is en één jaar
legaal en op het einde van de legale periode, op het moment van de
melding, toont dat hij een verblijfstitel van onbepaalde duur heeft. Dan
plaatsen wij al die ambtenaren van de burgerlijke stand in de positie
dat zij een appreciatie moeten opmaken. Op dit moment is daar geen
enkele instructie over.

Hetzelfde geldt voor de naturalisaties, mevrouw de minister. Als u
niets doet, dan betekent dit dat stricto sensu, ook al gaat het hier om
een gunst, de commissie voor de Naturalisaties eigenlijk zou moeten
zeggen dat elk illegaal verblijf kan tellen om de drie jaar te vullen als
men maar aan het einde van de drie jaar over de wettelijke titel
beschikt. Dat is iets wat klaarheid veronderstelt. Het is echt niet zo
ingewikkeld qua legistiek en qua consequenties. Het is wel iets dat
zich voordoet in alle gemeenten van ons land. Ik kan er alleen voor
pleiten dat u daar zeer snel in zou optreden want anders zal de
realiteit op het terrein ­ met alle conflicten die dit met zich mee zal
brengen inzake rechtsonzekerheid en het aantal procedures dat
erdoor wordt veroorzaakt ­ alleen de zaken bemoeilijken. Wij hebben
er alle belang bij dat het snel duidelijk is. Heeft de wetgever dat
gewild? Ja. Heeft Cassatie gezegd dat dit niet volstaat met de huidige
tekst? Dan moeten we de tekst gewoon technisch aanpassen. Zo
simpel is het. Ik hoop echt dat dit snel kan gebeuren. De regering wil
toch behoorlijk bestuur en administratieve vereenvoudiging. Dit is een
voorbeeld van snel optreden dat noodzakelijk is om de chaos niet te
16.03 Jo Vandeurzen (CD&V): Il
y a lieu d'intervenir sans délai. A
l'heure actuelle, la situation
s'avère particulièrement confuse,
génère des difficultés quotidiennes
pour les officiers de l'Etat civil et
requiert des procédures supplé-
mentaires. Pour résoudre ces
problèmes, il suffit de procéder à
un aménagement technique de la
loi.
CRIV 51
COM 224
19/04/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
33
vergroten.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.56 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.56 heures.