IC213_FIN.doc

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

cdH

centre démocrate Humaniste

CD&V

Christen-Democratisch en Vlaams

ECOLO

Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales

Front National

Mouvement réformateur

N-VA

Nieuw-Vlaamse Alliantie

Parti socialiste

sp.a-spirit

Socialistische Partij Anders Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht

VLAAMS BLOK

Vlaams Blok

VLD

Vlaamse Liberalen en Democraten

Abréviations dans la numérotation des publications :

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de

base et du n° consécutif

DOC 51 0000/000

Parlementair document van de 51e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer

QRVA

Questions et Réponses écrites

QRVA

Schriftelijke Vragen en Antwoorden

CRIV

version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV

voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)

CRABV

Compte Rendu Analytique (couverture bleue)

CRABV

Beknopt Verslag (blauwe kaft)

CRIV

Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (avec les annexes)
(PLEN: couverture blanche; COM: couverture saumon)

CRIV

Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (met de
bijlagen)
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)

PLEN

séance plénière

PLEN

plenum

COM

réunion de commission

COM

commissievergadering

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :

publications@laChambre.be

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :

publicaties@deKamer.be

CRIV 51

COM 213

24/03/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

SOMMAIRE

INHOUD

Interpellation et question jointes de

Samengevoegde interpellatie en vraag van

- M. Yvan Mayeur au ministre de la Coopération
au développement sur "l'adhésion de la Belgique
au programme international de lutte contre le sida
dit 'initiative Esther'" (n° 182)

- de heer Yvan Mayeur tot de minister van
Ontwikkelingssamenwerking over "de toetreding
van België tot het zogenaamde 'Esther'-initiatief,
een internationaal aids-bestrijdingsprogramma"
(nr. 182)

- Mme Josée Lejeune au ministre de la
Coopération au développement sur "le réseau de
solidarité hospitalière Esther" (n° 2182)

- mevrouw Josée Lejeune aan de minister van
Ontwikkelingssamenwerking over "het Esther-
netwerk voor solidariteit tussen ziekenhuizen"
(nr. 2182)

Orateurs: Yvan Mayeur, Josée Lejeune,
Marc Verwilghen, ministre de la Coopération
au développement

Sprekers: Yvan Mayeur, Josée Lejeune,
Marc Verwilghen, minister van
Ontwikkelingssamenwerking

Question de M. Pieter De Crem au ministre de la
Coopération au Développement sur "le nombre
de décès d'enfants cancéreux qui auraient pu être
évités dans les pays du Tiers-Monde" (n° 1947)

Vraag van de heer Pieter De Crem aan de
minister van Ontwikkelingssamenwerking over
"het onnodige aantal kankerdoden bij kinderen in
derdewereldlanden" (nr. 1947)

Orateurs: Pieter De Crem, président du
groupe CD&V, Marc Verwilghen, ministre de
la Coopération au développement

Sprekers: Pieter De Crem, voorzitter van de
CD&V-fractie, Marc Verwilghen, minister van
Ontwikkelingssamenwerking

Question de Mme Zoé Genot au ministre de la
Coopération au développement sur "la
coopération entre la CTB et la DGCD" (n° 2007)

Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister
van Ontwikkelingssamenwerking over "de
samenwerking tussen de BCT en de DGOS"
(nr. 2007)

Orateurs: Zoé Genot, Marc Verwilghen,
ministre de la Coopération au développement

Sprekers: Zoé Genot, Marc Verwilghen,
minister van Ontwikkelingssamenwerking

Question de Mme Zoé Genot au ministre de la
Coopération au développement sur "la fin
annoncée des micro-crédits et d'autres
déclarations du numéro 1 de la CTB" (n° 2008)

Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister
van Ontwikkelingssamenwerking over "het
aangekondigde einde van de microkredieten en
andere verklaringen van de nummer één van de
BTC" (nr. 2008)

Orateurs: Zoé Genot, Marc Verwilghen,
ministre de la Coopération au développement

Sprekers: Zoé Genot, Marc Verwilghen,
minister van Ontwikkelingssamenwerking

Interpellation de Mme Zoé Genot au ministre de
la Coopération au développement sur "l'utilisation
de crédits de la coopération au développement
pour la politique climatique belge" (n° 264)

Interpellatie van mevrouw Zoé Genot tot de
minister van Ontwikkelingssamenwerking over
"het gebruik van kredieten voor
ontwikkelingssamenwerking voor het Belgische
klimaatbeleid" (nr. 264)

Orateurs: Zoé Genot, Marc Verwilghen,
ministre de la Coopération au développement

Sprekers: Zoé Genot, Marc Verwilghen,
minister van Ontwikkelingssamenwerking

Motions

Moties

Question de Mme Josée Lejeune au ministre de
la Coopération au développement sur "la
conférence interministérielle relative à la lutte
contre le sida en Europe et Asie centrale"
(n° 2234)

Vraag van mevrouw Josée Lejeune aan de
minister van Ontwikkelingssamenwerking over
"de interministeriële conferentie over de strijd
tegen aids in Europa en Centraal-Azië" (nr. 2234)

Orateurs: Josée Lejeune, Marc Verwilghen,
ministre de la Coopération au développement

Sprekers: Josée Lejeune, Marc Verwilghen,
minister van Ontwikkelingssamenwerking

CRIV 51

COM 213

24/03/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

COMMISSION DES RELATIONS

EXTERIEURES

COMMISSIE VOOR DE

BUITENLANDSE BETREKKINGEN

MERCREDI

MARS

2004

Après-midi

______

van

WOENSDAG

MAART

2004

Namiddag

______

De vergadering wordt geopend om 15.05 uur door mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, voorzitter.
La séance est ouverte à 15.05 heures par Mme Annemie Neyts-Uyttebroeck, présidente.

01 Interpellation et question jointes de

- M. Yvan Mayeur au ministre de la Coopération au développement sur "l'adhésion de la Belgique
au programme international de lutte contre le sida dit 'initiative Esther'" (n° 182)
- Mme Josée Lejeune au ministre de la Coopération au développement sur "le réseau de solidarité
hospitalière Esther" (n° 2182)

01 Samengevoegde interpellatie en vraag van

- de heer Yvan Mayeur tot de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de toetreding van
België tot het zogenaamde 'Esther'-initiatief, een internationaal aids-bestrijdingsprogramma"
(nr. 182)
- mevrouw Josée Lejeune aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "het Esther-
netwerk voor solidariteit tussen ziekenhuizen" (nr. 2182)

01.01 Yvan Mayeur (PS): Madame la présidente, monsieur le

ministre, comme vous le savez, des pays européens ont créé le
réseau Esther de solidarité hospitalière contre le sida.

Si j'ai voulu vous interpeller c'est parce que je vous ai écrit au mois
d'octobre, à un autre titre que celui de parlementaire, et que vous ne
m'avez pas répondu. Comme cette problématique est importante, il
m'avait semblé opportun de déposer une interpellation. Si rien n'avait
été fait, j'avais l'intention, en conclusion de mon interpellation, de
demander à la Belgique d'adhérer à ce réseau. Mais entre-temps, -
mon interpellation a été reportée à plusieurs reprises j'ai pu lire
avec bonheur dans "Le Soir" du 10 mars, qu'à l'occasion d'une
réunion interministérielle à Luxembourg consacrée au projet Esther,
la Belgique s'était inscrite dans le programme de lutte contre le sida
dans les pays en voie de développement.

Je trouve très positive la décision d'adhérer à ce programme. Nous
nous trouvions dans une situation paradoxale, dans la mesure où des
médecins belges de renommée internationale travaillaient déjà dans
le cadre de ce projet, mais pour d'autres pays que la Belgique. Il était
un peu regrettable que ces professionnels ne puissent travailler pour
des projets développés par la Belgique. Par ailleurs, il est intéressant
que d'autres professionnels belges puissent également s'inscrire
dans cette perspective.

Si vous me le permettez, je vais quelque peu modifier mon
interpellation en la complétant.

A partir du moment où la Belgique a décidé d'adhérer à ce projet,

01.01 Yvan Mayeur (PS): Vier

landen hebben twee jaar geleden
het Esther-netwerk voor
solidariteit tussen de ziekenhuizen
opgericht. Bedoeling van dit
netwerk is de strijd tegen AIDS
aan te gaan en de
gezondheidszorg toegankelijker te
maken voor de zieken in Afrika.

Op 24 oktober 2003 heb ik u in
mijn hoedanigheid van voorzitter
van het OCMW van Brussel een
brief gestuurd waarin ik had over
de deelname van ons land aan dit
netwerk. Ik heb nooit een
antwoord ontvangen, maar op 10
maart heb ik in "Le Soir" gelezen
dat mijn droom werkelijkheid is
geworden.

Hoe zal u ervoor zorgen dat de
AIDS-referentiecentra van de ULB
en de UCL zich kunnen aansluiten
bij dit netwerk? Het Sint-Pieters-
ziekenhuis van Brussel neemt
deel aan een
onderzoeksprogramma voor de
ontwikkeling van een vaccin tegen

24/03/2004

CRIV 51

COM 213

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

comment comptez-vous permettre à des hôpitaux belges, et en
particulier aux centres de référence sida qui existent dans notre pays,
de s'associer à ce programme?

Vous savez qu'un hôpital bruxellois important cet exemple va, sans
doute, ravir notre présidente , l'hôpital Saint-Pierre, participe
aujourd'hui à un programme belgo-américain de recherches phase I
en expérimentation humaine sur un vaccin contre le sida.

On est donc vraiment à la pointe dans cette matière. Il serait tout de
même positif, me semble-t-il, que ces hôpitaux puissent participer à
des projets comme ceux-là à destination de pays en développement,
et en particulier ceux avec lesquels on a des relations étroites: le
Congo, le Rwanda.

AIDS. België neemt dus in dit
domein het voortouw. Landen
zoals Congo, Rwanda en Burundi
stellen al hun hoop in ons. Wat
zijn uw plannen?

01.02 Josée Lejeune (MR): Madame la présidente, monsieur le

ministre, je vais quelque peu compléter l'intervention de mon
collègue Yvan Mayeur. Comme il l'a rappelé, l'initiative Esther a été
lancée officiellement à Rome en 2002 par quatre pays européens: le
Luxembourg, la France, l'Espagne et l'Italie.

Il s'agit d'un réseau de solidarité hospitalière entre les pays du Nord
et du Sud. Basée sur un programme de coopération, cette initiative
Esther est destinée à lutter contre l'épidémie du sida dans les pays
d'Afrique et à faciliter l'accès aux soins, notamment aux tri-thérapies.
Pour ce faire, des hôpitaux des pays industrialisés sont jumelés à
ceux des pays en développement pour permettre des échanges de
savoir-faire. Ils fournissent également un soutien logistique aux
établissements concernés.

Comme Yvan Mayeur l'a rappelé, ce 15 mars, le Luxembourg
organisait une Conférence ministérielle au sujet de cette initiative.
Les pays initiateurs étaient présents, ainsi que quatre nouveaux pays
membres dont la Belgique. Monsieur le ministre, vous assistiez à
cette réunion et vous avez déclaré que la Belgique participerait à ce
programme.

Je voudrais vous poser quelques questions:

- Pourriez-vous nous faire part du bilan de cette opération?

- De quelle manière va s'effectuer la participation de la Belgique?

- Des hôpitaux belges ont-ils déjà manifesté leur intérêt pour cette
initiative?

- Quels moyens comptez-vous dégager afin de rendre cette initiative
optimale voire efficace?

- La participation louable de la Belgique à un tel projet a-t-elle été
rendue possible grâce à la réduction du nombre de pays partenaires?

01.02 Josée Lejeune (MR):

Tijdens de ministeriële conferentie
die het Groothertogdom
Luxemburg op 15 maart met
betrekking tot het Esther-netwerk
organiseerde, werd een balans
van dat initiatief opgemaakt. Wat
is het resultaat?

Op welke manier zal België, dat
pas onlangs tot het netwerk
toetrad, daaraan deelnemen?
Toonden Belgische ziekenhuizen
al belangstelling voor dat
initiatief? Welke middelen zal u
vrijmaken met het oog op de
optimalisering ervan?

Was het de vermindering van het
aantal partnerlanden die de
deelname van België mogelijk
maakte?

01.03 Marc Verwilghen, ministre: Madame la présidente, chers

collègues, en guise d'introduction, je dirai que la position de la
Belgique dans le dossier "Esther" a évolué depuis le moment où
vous avez posé votre question initiale, monsieur Mayeur, et ce,
surtout à la suite du sommet européen sur la lutte contre le sida qui
s'est tenu à Dublin.

01.03 Minister Marc Verwilghen:

Tijdens deze vergadering
ondertekende ik de politieke
verklaring van het programma
"Esther", waardoor België er net
als Duitsland, Oostenrijk en

CRIV 51

COM 213

24/03/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

En tout état de cause, ce fut le détonateur qui a déterminé la
participation de la Belgique au programme "Esther".

Comme vous l'avez dit, j'ai participé à la réunion ministérielle de
Schenningen, sur invitation de mon collègue luxembourgeois, le 15
mars. Cette réunion était coprésidée par Bernard Kouchner, ancien
ministre de la Santé publique en France.

A cette occasion, j'ai signé la déclaration politique du programme
"Esther". Ainsi la coopération belge, tout comme l'Allemagne,
l'Autriche et la Grèce, est devenue un nouveau membre de ce
programme.

Les quatre pays à l'origine de l'initiative la France, le Portugal,
l'Italie et le Luxembourg ont présenté le 15 mars leurs premiers
projets: il s'agit toujours de la phase de démarrage, sauf peut-être
pour la France où le programme couvre déjà plusieurs initiatives.

Le docteur Kouchner, dans sa présentation, a souligné que les
objectifs d'"Esther" restaient d'actualité, notamment:

- combler le déficit financier pour des programmes "sida". A travers
le Fonds global et la Banque mondiale, les moyens disponibles pour
des programmes "sida" ont crû sensiblement; pourtant, il existe
toujours un déficit important;

- garantir l'accès au traitement. Combattre le fléau du sida n'est pas
possible uniquement par des activités de prévention. Il faut un
équilibre entre prévention et traitement. Pour les bailleurs de fonds,
ceci n'implique pas seulement davantage de moyens financiers mais
également des engagements à long terme;

- renforcer c'est une nécessité urgente - les structures de santé
dans les pays en voie de développement et le besoin d'investir plus
dans les ressources humaines locales.

J'ai souligné dans mon intervention que notre participation se
focalisera sur les pays des Grands Lacs, avec une attention
particulière pour les projets de femmes qui, en Afrique, sont les plus
vulnérables face à la maladie. Tout comme la pauvreté qui a un
visage féminin, on peut dire la même chose du sida en Afrique.

Des projets seront initiés à travers le canal de notre coopération
bilatérale. On pourra s'inspirer du projet luxembourgeois au Rwanda.
Ce projet dans deux hôpitaux est exécuté par la société LUX-
Development (l'équivalent de la CTB) qui fait appel à des experts de
certains hôpitaux au Luxembourg pour des formations ou des
consultations. Nous travaillerons donc de façon similaire. Par
ailleurs, LUX-Development fait cet effort dans un des hôpitaux où la
Belgique s'est également impliquée, à savoir l'hôpital de Kigali. A ce
jour, je n'ai encore que quelques indications que je considère plutôt
comme frileuses d'intérêt de la part des hôpitaux belges mais je
suis convaincu que cela va changer.

J'aimerais également faire remarquer que le programme "Esther" ne
se limite pas aux hôpitaux. D'autres institutions, ONG, associations
de gens vivant avec le sida, associations de femmes et autres sont

Griekenland lid van werd.

Frankrijk, Portugal, Italië en
Luxemburg, de vier stichtende
landen, stelden hun eerste
projecten voor.

Dr Kouchner, medevoorzitter van
de vergadering, onderstreepte dat
de doelstellingen van Esther hun
actualiteitswaarde behouden: het
tekort voor de aidsprogramma's
wegwerken, in de ontwikkelings-
landen de toegang tot de
gezondheidszorg verzekeren en
de gezondheidsstructuren
versterken, en de investeringen in
de plaatselijke human resources
uitbreiden.

Ik benadrukte dat wij vooral in de
landen van de Grote Meren zullen
ingrijpen en dat wij onze aandacht
op projecten voor vrouwen zullen
toespitsen. Wij zullen daartoe het
kanaal van onze bilaterale
samenwerking benutten ; er zullen
dus geen afzonderlijke begrotings-
middelen worden uitgetrokken.

De Belgische ziekenhuizen gaven
slechts weinig tekenen van
behoedzame interesse. Bij het
Esther-programma zijn andere
partners, zoals de NGO's en de
verenigingen, betrokken. Een van
de doelstellingen van Esther is
ook de Zuid-Zuid samenwerking
aan te moedigen.

De Belgische deelname houdt
geen verband met de concentratie
van de ontwikkelingssamen-
werking, wel met mijn prioritaire
aandacht voor de strijd tegen aids
en met het feit dat ik de
samenwerking en het overleg
tussen bilaterale geldschieters, en
vooral met Luxemburg en met
Nederland, wil bevorderen.

24/03/2004

CRIV 51

COM 213

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

également des partenaires dans ce réseau. De plus, il s'agit non
seulement de coopération entre institutions du nord et du sud mais
un des objectifs est également de promouvoir une collaboration sud-
sud, c'est-à-dire à laquelle plusieurs pays en voie de développement
participent.

Puisque l'on travaillera par le biais de la coopération bilatérale, il n'y
aura pas d'allocation budgétaire séparée pour le programme
"Esther". Il s'agit plutôt d'introduire l'idée de mettre en réseau des
partenaires dans certains de nos programmes bilatéraux. Il ne faut
pas oublier non plus que nous avons considérablement augmenté les
moyens de lutte contre le sida, notamment en doublant notre
intervention pour 2007 auprès du "Global fund".

La décision de participer dans le programme "Esther" n'est pas liée à
la politique de concentration dans la coopération bilatérale. Deux
motivations prédominaient:

1. Ma priorité pour le problème du sida. La Coopération belge a
dépensé en 2002 environ 35 millions d'euros pour les programmes
sida. Mon intention est d'encore augmenter notre effort pour
combattre cette pandémie.

2. Je veux également encourager plus de collaborations et plus de
consultations entre partenaires bilatéraux, et surtout avec le
Luxembourg et les Pays-Bas. Le programme "Esther" est une
première occasion pour collaborer avec la Coopération
luxembourgeoise. Je veux donc saisir cette chance à la suite de
cette rencontre.

01.04 Yvan Mayeur (PS): Madame la présidente, je remercie le

ministre pour sa réponse. Selon lui, pour l'instant, l'intérêt est frileux
pour ce projet en Belgique. Non! Je vous fais une copie de la lettre
que je vous ai adressée le 24 octobre, vous biffez la date et la
remplacez par celle d'aujourd'hui et notre offre de participation reste
ferme. Nous avons à Bruxelles des relations avec l'hôpital de Kigali,
avec des hôpitaux au Congo et au Burundi. Cela correspond
exactement à la Région des Grands lacs, que vous avez citée. En
particulier, le service de pédiatrie de l'hôpital Saint-Pierre en matière
de sida travaille déjà avec le Rwanda et le Luxembourg dans le
cadre de ces programmes. Nous voudrions donc être à même de les
compléter. Cela va de soi.

01.04 Yvan Mayeur (PS): Ik wil u

er toch aan herinneren dat we u in
oktober een voorstel deden, dat
nog steeds geldig is. Er zijn al
banden met Kigali en Burundi en
onze dienst pediatrie werkt in
Rwanda samen met Luxemburg.

01.05 Marc Verwilghen, ministre: Monsieur Mayeur, je connais

votre lettre et la volonté qui préside dans ce domaine. C'est l'unique
institut duquel j'ai reçu une réponse en ce sens. Je suis convaincu
que d'autres suivront. En effet, l'Institut tropical d'Anvers a également
fait part de sa volonté de participer.

01.05 Minister Marc Verwilghen:

Uw voorstel was, samen met dat
van het Antwerpse Instituut voor
Tropische Geneeskunde, het
enige.

01.06 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le ministre, allez-vous contacter

les hôpitaux et réagir en ce sens? De notre côté, nous avons adressé
une simple lettre, mais c'est vous qui allez reprendre...

01.06 Yvan Mayeur (PS): Zal u

met de ziekenhuizen contact
opnemen?

01.07 Marc Verwilghen, ministre: Nous agirons par le biais de la

CTB.

01.07 Minister Marc Verwilghen:

Dat zal via de BTC gebeuren.

01.08 Yvan Mayeur (PS): Par le biais de la CTB? D'accord!

CRIV 51

COM 213

24/03/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

La discussion des questions et interpellations est suspendue à 15.19 heures.
De bespreking van de vragen en interpellaties wordt geschorst om 15.19 uur.

Elle est reprise à 15.30 heures.
Ze wordt hervat om 15.30 uur.

02 Vraag van de heer Pieter De Crem aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "het

onnodige aantal kankerdoden bij kinderen in derdewereldlanden" (nr. 1947)

02 Question de M. Pieter De Crem au ministre de la Coopération au Développement sur "le nombre

de décès d'enfants cancéreux qui auraient pu être évités dans les pays du Tiers-Monde" (n° 1947)

02.01 Pieter De Crem (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik heb een

vraag voor de minister over het onnodige aantal kankerdoden bij
kinderen in de derdewereldlanden.

Mijnheer de minister, in wat wij de derde wereld noemen sterven nog
altijd meer dan 100.000 kinderen aan kanker omdat de
geneesmiddelen die hen een curatieve zorg zouden kunnen bieden
niet kunnen worden betaald. Wanneer met dit curatieve aspect niet
kan worden geheeld, blijkt dat de behandeling met morfine of
morfinesurrogaten niet altijd mogelijk is.

Een van de grote problemen is dat een aantal kankerbestrijdende
medicijnen niet op de lijst van essentiële geneesmiddelen van de
Wereldgezondheidsorganisatie staan. Dat is natuurlijk bijzonder
schrijnend wanneer we weten dat in het Westen een kind gemiddeld
70% kans heeft om kanker te overwinnen, maar dat in een
derdewereldland kanker voor een kind automatisch een doodsvonnis
betekent.

Ik heb een aantal concrete vragen. Stelt België ontwikkelingshulp ter
beschikking van kinderen uit de derde wereld in de vorm van
kankermedicijnen? Zo ja, is er daarvoor een budget voorzien en hoe
wordt dit verdeeld? Zo neen, hebt u daaromtrent eigen opties die u
neemt, wenst te nemen of zult nemen? Bestaat er een mogelijkheid
om bij de WHO aan te dringen om kankerbestrijdende medicijnen op
de lijst van essentiële geneesmiddelen te plaatsen?

02.01 Pieter De Crem (CD&V):

Chaque année, 100.000 enfants
meurent du cancer dans les pays
du tiers-monde faute d'argent pour
payer les médicaments néces-
saires. Certains d'entre eux ne
reçoivent même jamais de
morphine ou de dérivés de celle-ci
pour soulager la douleur. Le fait
que les médicaments contre le
cancer ne figurent pas sur la liste
des médicaments essentiels de
l'OMC constitue un problème
important.

L'aide au développement offerte
par la Belgique comprend-elle la
fourniture de médicaments contre
le cancer à l'intention des
enfants? Dans l'affirmative, à
combien s'élève le budget dégagé
à cet effet et comment est-il
réparti? Dans la négative, le
ministre a-t-il défini ses propres
options en la matière? Insistera-t-il
auprès de l'OMC pour que les
médicaments contre le cancer
figurent sur la liste des
médicaments essentiels?

02.02 Minister Marc Verwilghen: Mevrouw de voorzitter, collega De

Crem, ten eerste, ik zou willen beamen dat het inderdaad zo is dat
een groot aantal mensen waaronder voornamelijk kinderen
jaarlijks sterft aan kanker en dat hun aantal vaak wordt onderschat.
In het kader van de bilaterale samenwerking financiert België een
aantal programma's waarbij de aankoop en de distributie van
geneesmiddelen de hoofdmoot vormen.

Het opstellen van een lijst met basisgeneesmiddelen behoort
evenwel tot de verantwoordelijkheid van elke lidstaat van de World
Health Organisation. De lijst van de WHO wordt opgemaakt om de
staten te helpen bij het opstellen van een norm, van een nationale

02.02

Marc Verwilghen,

ministre: Je confirme que le
nombre de personnes,
principalement des enfants qui
meurent du cancer dans les pays
du tiers-monde est fréquemment
sous-estimé.

Dans le cadre de la coopération
bilatérale, la Belgique finance des
programmes d'achat et de
distribution de médicaments. Il est

24/03/2004

CRIV 51

COM 213

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

lijst die is aangepast aan hun specifieke situatie. Daarbij wordt steeds
als voorwaarde opgelegd dat de betrokken producten moeten
opgenomen zijn op de lijst van de essentiële geneesmiddelen. Er
wordt evenwel zelden één bepaalde categorie van geneesmiddelen
gespecifieerd. In die zin heeft België in het verleden reeds bij
herhaling kankermedicijnen gefinancierd, maar alleen als onderdeel
van een meer globale ondersteuning van de gezondheids- en
farmaceutische sector.

Ik kom tot uw tweede vraag. Om de reden die ik hier juist heb
aangehaald, is het moeilijk voor de Belgische samenwerking en
dan voornamelijk nog het luik directe bilaterale samenwerking om
het exacte aandeel te schatten dat in het budget aan dit soort van
molecule zou worden toegekend via een nationale aankoopcentrale
die door onze samenwerking wordt gesteund. Dat is een bijna
onbegonnen werk.

Ten derde, de aankoop en de distributie van de geneesmiddelen
blijven een prioriteit van het beleid. Zoals in het verleden is het
evenwel niet de bedoeling om in de bilaterale samenwerking
specifieke subcategorieën te financieren.

Bij uw vierde vraag moet opgemerkt worden dat op de lijst met
basisgeneesmiddelen van de WHO meer dan 300 moleculen staan,
waaronder pijnstillende middelen, afgeleid van heroïne, alsook een
twintigtal producten die rechtstreeks bestemd zijn voor de
behandeling van verschillende vormen van kanker. Die kunt u
trouwens vinden op de pagina www.who.int/net. Ik heb die hier ook
volledigheidshalve afgedrukt, mocht u die onmiddellijk wensen te
ontvangen.

de la responsabilité de chaque
Etat membre de l'OMS de dresser
une liste des médicaments de
base, la liste de l'OMS ne servant
que d'aide à la rédaction des listes
nationales. A cet égard, il y a une
condition à remplir: les produits
choisis doivent figurer sur la liste
des médicaments essentiels.

Toutefois, une catégorie
déterminée de médicaments est
rarement spécifiée. Il ne fait
aucun doute que la Belgique a
déjà financé des médicaments
anti-cancéreux mais uniquement
dans le cadre de programmes
globaux, à titre de mesure parmi
d'autres. Voilà pourquoi il est
malaisé d'estimer la part de ce
type de molécules dans le budget
total. L'achat et la distribution de
médi-caments reste une priorité
de notre politique mais le but n'est
pas le financement de sous-
catégories spécifiques. Sur la liste
de l'OMS figurent du reste plus de
300 molécules parmi lesquelles
les dérivés de l'héroïne et une
vingtaine d'anticancéreux.

02.03 Pieter De Crem (CD&V): Ik heb dat adres genoteerd. Ik dank

de minister voor zijn antwoord.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

03 Question de Mme Zoé Genot au ministre de la Coopération au développement sur "la

coopération entre la CTB et la DGCD" (n° 2007)

03 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de

samenwerking tussen de BCT en de DGOS" (nr. 2007)

03.01 Zoé Genot (ECOLO): Madame la présidente, monsieur le

ministre, deux grandes instances se partagent le paysage de notre
coopération. Bien sûr, d'autres acteurs sont très importants mais la
CTB et la DGCD sont prédominantes et doivent travailler en bonne
entente pour permettre un fonctionnement adéquat de la
coopération.

La note de politique générale du ministre prévoyait, en matière de
coopération, une plus grande harmonisation entre les services
compétents pour la coopération au développement que sont la CTB
et la DGCD. Dans sa note, le ministre énumérait plusieurs mesures,
dont notamment je cite :
- "l'organisation et l'harmonisation des systèmes de contrôle interne
des deux institutions;
- les systèmes informatiques des deux institutions doivent également

03.01 Zoé Genot (ECOLO): Op

het vlak van ontwikkelings-
samenwerking bevat de
beleidsnota van de minister een
rist maatregelen om de
samenwerking tussen het
Directoraat-Generaal Ontwik-
kelingssamenwerking (DGOS) en
de Belgische Technische
Coöperatie (BTC) vlotter te laten
verlopen. Daartoe behoren de
organisatie en een harmonisatie
van de interne controlesystemen
van beide instellingen, het op
elkaar afstemmen en het

CRIV 51

COM 213

24/03/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

être compatibles et accessibles de manière à ce que l'échange
correct d'informations fasse partie de la culture des deux entités;
- une meilleure description de la mission, tout comme une meilleure
répartition des tâches des attachés à la coopération et des
représentants de la CTB".

Un certain nombre de projets prennent du retard parce que les
dossiers coincent, à un moment ou à un autre, au cours de l'examen
dans l'une ou l'autre des institutions. C'est une des raisons pour
lesquelles, parfois, à l'issue d'une année, certains projets n'ont pas
pu être menés à bien. C'est clairement dommageable sur le terrain. Il
ne s'agit pas simplement de quelques petites lignes "sympathiques"
dans une note de politique générale mais d'un objectif qui doit
réellement être poursuivi.

M. le ministre peut-il me dire quelles mesures concrètes ont été
prises en matière de coopération entre ces deux grands organismes
?

toegankelijker maken van de
informaticasystemen en een
betere taakomschrijving en
aflijning van de attachés en van
de BTC-vertegenwoordigers.

Kan u me meedelen welke
concrete maatregelen genomen
werden op het vlak van de
samenwerking tussen deze twee
instellingen en tot welke resultaten
ze geleid hebben?

03.02 Marc Verwilghen, ministre: Madame la présidente, madame

Genot, la collaboration et l'échange d'informations entre la CTB et la
DGCD demeurent un souci majeur.

Il est évident que nous - l'administration et moi-même, pour ne pas
citer le comité de direction de la CTB - devons disposer, à tout
moment, des data financiers et opérationnels fiables. Cette
information et son échange sont indispensables afin de me permettre
une gestion digne de ce nom. De plus, cet élément constituait un
élément-clé de la réforme dite "Moreels".

J'ai développé plusieurs initiatives afin d'arriver à ce résultat
tellement nécessaire et attendu:
- Elaboration d'un protocole entre la CTB et la DGCD quant aux
formats des échanges financiers accompagnés d'un calendrier
approprié. Cette analyse vient d'être terminée.
- Elaboration et harmonisation des points de contrôle. Cette analyse
est en cours. Nous attendons les résultats d'un consultant "Delta I"
qui s'occupe de l'analyse et de l'organisation du contrôle interne de la
DGCD.
- Initiative de modification de certaines délégations données aux
attachés de coopération afin d'accélérer le processus d'identification
et de formulation relatif à nos dossiers bilatéraux car, dans la
pratique, des problèmes se posaient.
- Organisation d'une concertation régulière et obligée entre les
comités de direction de la CTB et de la DGCD.

- Elaboration du statut social de la CTB, tel que prévu par la loi
portant la création de la CTB. Ce statut fait défaut depuis quatre ans
alors qu'il s'agit d'une obligation légale.

J'ai chargé le professeur Van Eeckhoutte, professeur à l'université de
Gand et expert reconnu en la matière, de mener ce dossier jusqu'au
bout.

Nonobstant ce nombre impressionnant de mesures, je ne vous cache
pas aujourd'hui une inquiétude grandissante par rapport à la
problématique de la gestion des données au sein de la CTB. Tout
ceci m'interpelle d'autant plus que j'ai dû constater un manque

03.02 Minister Marc Verwilghen:

We besteden veel aandacht aan
de samenwerking en informatie-
uitwisseling tussen de BTC en het
DGOS omdat het bestuur over
betrouwbare financiële gegevens
en bedrijfsgegevens moet
beschikken. Bovendien speelde
dit een sleutelrol in de
hervorming-Moreels.

Ik heb een aantal initiatieven
genomen om dit doel verder na te
streven.

Op de eerste plaats de opstelling
van een protocol tussen de BTC
en de DGOS over de formats
voor de financiële verrichtingen
die volgens een nauwkeurige
timing moeten verlopen.

Op de tweede plaats de
formulering en het op elkaar
afstemmen van de
controlepunten. We wachten ter
zake op de resultaten van de
analyse die aan de
consultingfirma Delta I werd
toevertrouwd.

Ten derde, de aanpassing van
bepaalde bevoegdheidsdelegaties
van de attachés van ontwik-
kelingssamenwerking, teneinde de
bilaterale dossiers sneller te
identificeren en te formuleren.

Ten vierde, de invoering van

24/03/2004

CRIV 51

COM 213

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

d'absorption aigu: 89 millions d'euros d'exécution par rapport à 136
millions de budget révisé et 140 millions du budget initial en 2003.
Ces chiffres parlent d'eux-mêmes.

En conclusion, je tiens à souligner que je suis cette problématique de
près. Je tiendrai le Parlement informé des actions que je compte
entreprendre dans le futur.

regelmatig en verplicht overleg
tussen de directiecomités van de
DGOS en de BTC.

Ten slotte, de uitwerking van het
sociaal statuut van de BTC zoals
bepaald bij de wet tot oprichting
van de BTC.

Professor Van Eeckhoutte van de
Universiteit Gent werd gelast dit
dossier tot een goed einde te
brengen.

Ondanks deze maatregelen blijf ik
bezorgd over het gegevensbeheer
bij de BTC, die slechts 89 miljoen
euro heeft besteed, terwijl in de
herziene begroting 136 miljoen
euro werd ingeschreven en in de
oorspronkelijke begroting van
2003 140 miljoen euro.

Ik volg de ontwikkeling van dit
dossier van nabij en zal het
Parlement op de hoogte houden
van de toekomstige en
noodzakelijke acties die ik zal
ondernemen.

03.03 Zoé Genot (ECOLO): Madame la présidente, je me réjouis de

constater le souci du ministre en la matière. J'espère qu'il aura plus
de chance au niveau des audits et des consultations que ce qu'on a
pu voir pour un prix pourtant exorbitant avec Copernic durant la
dernière législature.

J'espère aussi qu'on analysera de façon systémique l'endroit où les
dossiers bloquent dans les passages CTB-DGCD et que l'on ne
s'arrêtera pas à la réaction de certains qui se renvoient un peu
facilement la balle. On évitera ainsi de mettre en cause celui qui se
défend le moins bien et qui n'est peut-être pas le plus responsable.
En tout cas, il est évident que la situation doit être débloquée car voir
ces crédits inutilisés, alors que les besoins sur le terrain sont criants
et sont d'ailleurs portés par les organes que sont la CTB et la
DGCD , est totalement inacceptable.

03.03 Zoé Genot (ECOLO): Ik

waardeer de bezorgdheid van de
minister en hoop dat het resultaat
van de audit hem onder andere
zal toelaten het probleem syste-
matisch te analyseren, zodat niet
alleen die personen die zich het
slechtst kunnen verdedigen,
verantwoordelijk zouden worden
gesteld.

03.04 Marc Verwilghen, ministre: Je ne compte pas participer

comme Jean-Michel Saive à une partie de ping-pong!

03.04 Minister Marc Verwilghen:

Aan pingpongspelletjes wens ik
inderdaad niet deel te nemen.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

04 Question de Mme Zoé Genot au ministre de la Coopération au développement sur "la fin

annoncée des micro-crédits et d'autres déclarations du numéro 1 de la CTB" (n° 2008)

04 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "het

aangekondigde einde van de microkredieten en andere verklaringen van de nummer één van de

CRIV 51

COM 213

24/03/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

BTC" (nr. 2008)

04.01 Zoé Genot (ECOLO): Madame la présidente, monsieur le

ministre, tout le monde connaît les fameux micro-crédits. D'ailleurs,
l'année 2005 a été déclarée, par les Nations unies, "année de la
micro-finance". A l'heure actuelle, plus de 100 millions de micro-
entrepreneurs dans le monde sont concernés.

Quel est le principe? On prête de minuscules sommes à de tout
petits acteurs privés locaux. Quand le prêt est remboursé
correctement, on peut accorder un deuxième petit prêt. Cela permet
à toute une série d'acteurs privés locaux de créer un minimum de
richesses, ce qui diminue le seuil de pauvreté. Dans 90% des cas -
M. le ministre a montré qu'il était sensible à cet aspect à l'occasion
d'autres réponses , ces bénéficiaires sont des femmes. Quand les
femmes voient leur niveau de vie s'élever, cela un effet global positif
sur la société dans laquelle elles évoluent. En effet, très souvent,
elles mettent en place un environnement plus favorable en matière
de santé et d'éducation. Les effets indirects sont dont très
intéressants.

Le potentiel de ces micro-crédits est encore immense. Beaucoup de
gens pourraient encore être touchés. Ainsi, les Nations unies
estiment qu'approximativement 500 millions de personnes, disposant
de bas revenus, pourraient bénéficier de cet accès à la micro-
finance. C'est la raison pour laquelle j'ai été un peu étonnée en lisant
les déclarations de M. Ludo Poelaert, délégué à la gestion journalière
de la CTB. Ce dernier a déclaré dans le "Tijd" du 23 février 2004: "Er
is nu al overeenstemming bereikt dat we af moeten van de
microkredieten." Un accord aurait donc été conclu pour mettre fin à
ces micro-crédits. Cela m'étonne beaucoup étant donné l'immense
intérêt de ces derniers.

J'ai demandé à un collaborateur de lire le "Tijd", chaque jour, afin de
vérifier si un démenti allait paraître, ce qui n'a pas été le cas.

- Le ministre est-il d'accord avec la déclaration de M. Poelaert dans
le "Tijd"?
- Quelle est la vision du ministre sur les micro-crédits en général et
sur la politique de CTB en la matière?
- Quelle est la vision du ministre sur le commerce équitable en
général?

Dans l'article précité, M. Poelaert faisait une série de déclarations qui
peuvent s'inscrire dans la discussion que nous aurons, dans la
deuxième partie des travaux de notre commission. Il insiste sur le
partenariat avec le privé, le décrivant comme étant la future priorité
de la CTB. Cela ne me semble pas totalement en concordance avec
votre note de politique générale qui était, à mon avis, plus mesurée.

On pouvait, par exemple, lire dans cet article:
- "Poelaert vindt de uitbouw van de privé-sector in
ontwikkelingslanden een prioriteit."
Je vous traduis la suite:
- "M. Poelaert travaille à ce que la CTB mette sur pied une
consultance pour le Sud."
- "La construction d'un système bancaire au Congo est une priorité."
- "La CTB doit mieux se profiler par rapport au monde des affaires en

04.01 Zoé Genot (ECOLO):

2005 werd door de Verenigde
Naties uitgeroepen tot het
"Internationaal Jaar van de
Microlening". Thans zijn er over
de hele wereld verspreid meer
dan 100 miljoen micro-
ondernemers die hiervoor in
aanmerking komen.

Volgens het principe van de
microkredieten worden er erg
kleine bedragen aan kleine
plaatselijke privé-actoren geleend,
waarmee ze een minimum aan
welstand kunnen bereiken en
aldus de armoededrempel
terugdringen.

In 90% van de gevallen zijn de
begunstigden vrouwen. Ze zorgen
vaak voor een gezondere
omgeving en voor een betere
opvoeding. De indirecte resultaten
zijn dus erg positief.

In deze microkredieten schuilen er
nog enorme groeimogelijkheden.
Volgens een schatting van de
Verenigde Naties komen
ongeveer 500 miljoen mensen
met een laag inkomen in
aanmerking om in dit systeem van
microfinanciering te stappen.

Ik was dan ook erg verbaasd dat
de heer Ludo Poelaert, verant-
woordelijke voor het dagelijks
beheer van de BTC, in "De Tijd"
van 23 februari 2004 verklaarde
dat er zou zijn overeengekomen
om deze microkredieten af te
schaffen. Tot heden werd deze
informatie niet weerlegd.

Schaart u zich achter deze
verklaring? Wat is uw visie over
de microkredieten, eerlijke handel
en het beleid van de BTC ter
zake?

In het vermelde artikel heeft de
heer Poelaert een aantal
verklaringen afgelegd over de
bespreking die we in het tweede
deel van de werkzaamheden van

24/03/2004

CRIV 51

COM 213

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Belgique."

Ces déclarations ne me paraissent pas compatibles avec les objectifs
définis comme les vôtres dans votre note de politique générale.

J'aimerais donc obtenir votre réaction. J'imagine qu'on en reparlera
dans la deuxième partie de cette commission.

onze commissie hadden gepland.
Hij schuift het toekomstig
partnerschap met de privé-sector
naar voor als een prioriteit van de
BTC. Dat lijkt me in strijd met wat
u in uw beleidsnota schrijft.

04.02 Marc Verwilghen, ministre: Madame la présidente, collègue

Genot, avant toute chose, je souhaite préciser que les propos tenus
par M. Poelaert, directeur général de la CTB, dans "De Tijd" du
23 février 2004, n'ont fait l'objet d'aucune concertation, ni avec ma
cellule stratégique, ni avec mon administration et n'engagent dès lors
que lui.

Durant l'année 2005, une attention particulière sera consacrée au
thème du micro-financement par la communauté internationale. En
effet, 2005 sera l'année mondiale du micro-financement, ainsi que
vous l'avez signalé. La Belgique ne manquera pas de s'inscrire dans
cette voie et, par conséquent, concrétisera des actions sur le terrain
en utilisant cet outil de développement. Moi-même, j'ai pu constater,
lors de mes visites dans les trois continents, qu'il existe beaucoup de
ces projets et qu'ils fonctionnent très bien, parfois mieux que d'autres
instruments plus traditionnels.

Afin que les choses soient bien claires, la compétence au niveau des
choix stratégiques, comme au niveau du choix des secteurs et des
thèmes de développement, relève des autorités belges compétentes
en la matière, le gouvernement et ce parlement notamment, mais
pas la CTB.

Quant au commerce équitable, il s'agit d'un instrument de
développement intéressant. Je veux encourager des initiatives au
niveau de la production, de la commercialisation et de la promotion
de la consommation des produits équitables.

Par exemple, la semaine du commerce équitable en octobre est une
très bonne idée pour la promotion des produits, pour sensibiliser et
attirer le grand public. Je soutiens d'ailleurs cette initiative. Cette
semaine encore, nous avons d'ailleurs pris quelques initiatives
encourageant encore davantage le choix de cette voie.

Actuellement, plusieurs initiatives visant à la promotion du
commerce équitable existent. Cependant, elles sont éparpillées et
constituent un monopole de fait aux mains des cinq ONG s'occupant
du "Fair Trade". J'entends réorganiser ces initiatives afin de rendre
l'activité plus cohérente et d'ouvrir le secteur aux importateurs
commerciaux et aux distributeurs qui commercialisent des produits
"labellisés".

Tout développement durable passera par le développement du tissu
économique local dans ces pays.

L'initiative d'un genre de "consultancy" pour le Sud, tel que
développée par M. Poelaert, ne se situe pas dans le cadre légal que
j'ai situé plus haut. La CTB a cependant la possibilité d'affecter des
fonds propres à des projets de développement. Nonobstant le doute
quant à la capacité d'un autofinancement de la part de la CTB, j'ai

04.02 Minister Marc Verwilghen:

Over de uitspraken van de
directeur-generaal van de BTC in
"De Tijd" van 23 februari 2004
was er geen enkel overleg met
mijn diensten en hij deed ze dus
te persoonlijke titel.

2005 wordt het wereldjaar van de
microfinanciering en België zal
voor zijn concrete acties ter
plaatse van dat interessante
ontwikkelingsinstrument gebruik
maken.

De strategische keuzes en de
keuze van de sectoren en van de
ontwikkelingsthema's vallen onder
de bevoegdheid van de Belgische
overheid, meer bepaald van de
regering en van het federale
Parlement, en dus niet van de
BTC.

Ik wil initiatieven op het vlak van
de productie en de commerciali-
sering van en de reclame voor
eerlijke producten aanmoedigen.

Er bestaan al verschillende
initiatieven om de eerlijke handel
aan te moedigen. Het gaat echter
om versnipperde initiatieven, die
helemaal in handen zijn van de
vijf NGO's die zich met Fair Trade
bezighouden. Ik wil die initiatieven
reorganiseren en ze coherenter
maken. Ik wil ze ook openstellen
voor de commerciële importeurs
en voor de distributeurs die
gelabelde producten op de markt
brengen.

Duurzame ontwikkeling kan niet
buiten de ontwikkeling van het
economisch weefsel ter plaatse.

Een consultancy-initiatief voor het
Zuiden, zoals de heer Poelaert
voorstelt, past niet in het

CRIV 51

COM 213

24/03/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

des questions relatives à l'opportunité d'une telle démarche.

Quant à la réhabilitation du système bancaire en RDC, ici aussi les
propos de M. Poelaert empiètent sur le cadre légal qui réserve le
domaine de ce genre d'action plutôt à la société BIO créée par le
législateur à ces fins. Je ne compte pas méconnaître la volonté du
législateur sur ce point.

aangehaalde wettelijk kader. De
BTC kan wel eigen financiële
middelen aan ontwikkelings-
projecten besteden. Ik heb niet
alleen mijn twijfels bij een
mogelijke zelffinanciering van de
BTC, maar heb ook vragen bij de
opportuniteit van zo een initiatief.

De verklaringen van de heer
Poelaert over de sanering van het
banksysteem in de DRC druisen
eveneens in tegen het wettelijk
kader volgens hetwelk dergelijke
acties uitsluitend tot de
bevoegdheid van de door de
wetgever opgerichte Belgische
Investeringsmaatschappij voor
Ontwikkelingslanden (BIO)
behoren.

04.03 Zoé Genot (ECOLO): Madame la présidente, la réponse du

ministre me paraît totalement satisfaisante. J'espère que, sur le
terrain, on va pouvoir remettre un peu d'ordre dans ce domaine.
J'espère cependant que les mesures qu'il compte prendre pour
permettre un meilleur accès aux acteurs privés, dans le cadre du
commerce équitable, ne le seront pas dans un contexte de guerre
larvée par rapport aux avants-gardes qui ont lancé ces structures.
Les ONG ont réalisé un énorme travail de débroussaillage dans un
terrain encore vierge. Je répète que les mesures qui doivent être
prises pour encourager ce commerce et en assurer une ampleur
croissante ne peuvent l'être au détriment des acteurs qui ont lancé ce
large mouvement.

04.03 Zoé Genot (ECOLO): Naar

ik hoop zullen de maatregelen die
u op het oog heeft om het terrein
van de eerlijke handel toeganke-
lijker te maken voor de privé-
actoren niet ten koste gaan van de
actoren die aan de basis liggen
van deze brede beweging.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

05 Interpellation de Mme Zoé Genot au ministre de la Coopération au développement sur

"l'utilisation de crédits de la coopération au développement pour la politique climatique belge"
(n° 264)

05 Interpellatie van mevrouw Zoé Genot tot de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "het

gebruik van kredieten voor ontwikkelingssamenwerking voor het Belgische klimaatbeleid"
(nr. 264)

05.01 Zoé Genot (ECOLO): Madame la présidente, nous avions

déjà eu l'occasion d'aborder ce thème lors de ma question du 10
février. Il est intéressant, maintenant que les choses ont avancé, de
revoir cette problématique dans sa globalité.

On se souvient des accords de Marrakech sur le suivi du Protocole
de Kyoto. A cette occasion, la délégation européenne avait été
présidée par la Belgique, avec M. Deleuze. On avait pu obtenir un
certain nombre de clarifications. Les pays en voie de développement
avaient exprimé très précisément leurs craintes de voir les pays
riches utiliser des mécanismes de développement propre à leur profit
et, par ce biais, diminuer les crédits de la coopération. Pour
décoincer la situation et pour que les pays en voie de développement

05.01 Zoé Genot (ECOLO):

Toen de akkoorden van
Marrakech inzake het toezicht op
de naleving van het Protocol van
Kyoto werden ondertekend, zat
België de Europese delegatie
voor. De ontwikkelingslanden
hadden zich achter deze
akkoorden geschaard op
voorwaarde dat de mechanismen
voor schone ontwikkeling niet
zouden kunnen worden
aangewend door uit de fondsen

24/03/2004

CRIV 51

COM 213

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

se rangent dans le suivi du Protocole de Kyoto, on leur avait promis
que les mécanismes de développement propre ne pourraient pas
être utilisés en puisant dans les fonds de la coopération au
développement. A cette condition, les pays en voie de
développement ont accepté eux aussi de rentrer dans la dynamique
du suivi du Protocole de Kyoto.

De nombreux conseils européens, notamment le Conseil européen
de l'environnement du 12 octobre 1999, ont eux aussi précisé que les
ODA les crédits à la coopération en tant que telle ne pouvaient
pas être utilisés pour l'acquisition des crédits d'émission. Je cite:
"Noting that these funds should not be used to finance the acquisition
of credits of emission". Le Conseil du 11 novembre 1999 a
également rappelé que ces crédits de coopération ne pouvaient pas
être utilisés dans le cadre des mécanismes de développement
propre. On voit donc que le cadre est bien défini.

Par ailleurs, on a pu voir des organismes belges, comme le Conseil
fédéral de Développement durable, où sont représentés la société
civile et les partenaires sociaux, s'exprimer de la même voix,
notamment dans leur avis sur la note stratégique thématique sur
l'Environnement de la direction générale de la coopération
internationale du 17 décembre 2002. Le Conseil fédéral de
développement durable rappelle, je cite, "Il faut éviter qu'au lieu
d'appliquer le principe du 'pollueur-payeur', l'on utilise dans le cadre
de projets de mécanismes de développement propre (MDP) les
moyens destinés à la coopération au développement pour réaliser les
objectifs de réduction des émissions de gaz à effet de serre. Il faudra
donc s'assurer que les fonds utilisés en matière de mécanismes de
développement propre soient des fonds additionnels aux fonds
destinés à la coopération au développement".

L'ensemble des acteurs, à différents niveaux, a été très clair sur cette
position. Au niveau belge, cependant, on voit une série de prises de
positions totalement antagonistes au cadre tel qu'il était prévu. Ainsi,
il semblerait que lors du comité de concertation du 8 mars 2004, il ait
été établi, pour autant que le comité d'aide au développement de
l'OCDE le permette et sans préjudice à une éventuelle
défédéralisation de la coopération au développement, qu'une partie
du coût des projets de "Clean Development Mechanisms", financée
par les autorités fédérales pourra être financée par le budget fédéral
de la Coopération au développement. Cela concernerait entre autres
les frais de développement de capacité, des frais d'études et d'autres
frais de transaction.

Revenons-en aux résultats du méga-conseil d'Ostende. Le texte
relatif à la Coopération belge au développement précise: "La
Coopération belge au développement lance trois nouvelles initiatives
en matière de mécanismes de développement propre. Le savoir-faire
à mettre en oeuvre et les moyens nécessaires pour les
investissements dans les mécanismes de développement propre
proviendront, en premier lieu, des entreprises.

La Coopération belge au développement informera les entreprises
sur les procédures et les opportunités en matière de mécanismes de
développement propre et dégagera des fonds pour encourager ces
mécanismes et les accompagner. Il s'agira donc de guider les
entreprises dans ces procédures complexes. Par ailleurs, un fonds

voor ontwikkelings-samenwerking
te putten.

Verscheidene Europese raden
verduidelijkten dat de ODA - de
eigenlijke kredieten voor
ontwikkelingssamenwerking - niet
konden worden gebruikt om
emissiekredieten te verwerven.
Ook de Raad van 11 november
1999 bevestigde dat deze
kredieten voor ontwikkelings-
samenwerking niet konden worden
aangewend in het kader van de
mechanismen voor schone
ontwikkeling.

Belgische organismen zoals de
Federale Raad voor Duurzame
Ontwikkeling, waarin de burgers
en de sociale partners zijn
vertegenwoordigd, hebben een
soortgelijk standpunt vertolkt, met
name in hun advies betreffende
de thematische strategische nota
over het milieu, die op 17
december 2002 door de Directie-
generaal Internationale Samen-
werking werd uitgebracht.

We kunnen alleen maar
vaststellen dat België standpunten
inneemt die strijdig zijn met het
vooropgestelde kader.

Voor zover het Comité voor
ontwikkelingshulp van de OESO
het toelaat en zonder afbreuk te
doen aan een eventuele
defederalisering van de Ontwik-
kelingssamenwerking zou het
overlegcomité van 8 maart 2004
immers hebben bepaald dat een
deel van de door de federale
overheid gefinancierde kosten
voor de CDM-projecten (Clean
Development Mechanisms) kan
worden betaald met de federale
begroting van Ontwikkelings-
samenwerking.

In de tekst die de Ministerraad van
Oostende heeft opgesteld over de
Belgische Ontwikkelingssamen-
werking staat dat de knowhow en
de nodige middelen voor de
investeringen in schone ontwik-
kelingsmechanismen in de eerste

CRIV 51

COM 213

24/03/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

sera créé dont la mission sera d'investir dans des projets de
mécanismes de développement propre dans les pays en voie de
développement.

Les revenus de ces investissements seront répartis entre
actionnaires du fonds sous la forme de droits d'émission. La
Coopération belge au développement apporte un capital de
démarrage directement proportionnel à la participation des
entreprises".

En fait, il s'agit essentiellement d'entreprises à la recherche de droits
d'émissions, mais dont la taille ou le savoir-faire sont insuffisants
pour qu'elles puissent identifier elles-mêmes les projets de
mécanisme et les exécuter.

Je poursuis: "Ce sont en premier lieu les pays partenaires de la
Belgique qui seront pris en considération pour bénéficier de ces
interventions du fonds, mais celles-ci pourront être élargies à des
pays pour lesquels il existe un grand intérêt pour la réalisation de
projets de ce type de mécanisme."

Un peu plus loin, mais des clarifications sont nécessaires quant à ce
paragraphe, car il peut être interprété de diverses manières:
"Conditions d'intervention de la Coopération belge au développement
dans ces mécanismes. Comme stipulé dans les accords de
Marrakech, l'affectation de moyens financiers de l'Etat aux projets de
mécanismes de développement propre ne pourra avoir pour effet de
détourner les flux actuels d'aide au développement. Des moyens
devront toutefois provenir de nouvelles sources de financement au-
delà de l'objectif OCDE de 0,7%."

Cela signifie-t-il qu'il faut attendre que le taux fixé de 0,7% soit
atteint pour permettre un investissement de l'argent de la
Coopération dans ces mécanismes? Ou doit-on comprendre que tout
moyen nouveau dégagé dans le cadre de la coopération pourra être
investi dans ces mécanismes?

Ceci serait assez inquiétant étant donné que, de manière générale, le
budget n'augmente pas. Si l'on commence à l'amputer de ces
mesures, il diminuera.

Autre élément important. Quelle est la position défendue par la
Belgique au niveau de l'OCDE? A l'heure actuelle, un groupe de
travail se réunit et discute de la façon dont ces mécanismes peuvent
être pris en compte et quantifiés ou non dans la coopération au
développement. La position belge n'est absolument pas facile à
cerner.

Pour nous, les accords de Marrakech sont clairs. Aucun des moyens
de la coopération au développement ne peut être utilisé pour notre
politique climatique; ce n'est pas son rôle. Il n'y a pas de raison que
ce soit l'OCDE, c'est-à-dire les pays riches, qui décide si tel peut être
le cas ou non. Un changement de position serait totalement
incohérent et inacceptable par rapport aux engagements que notre
pays a pris à Marrakech.

Ces dernières années, nous étions très clairement dans le camp des
pays progressistes, comme les pays scandinaves, par exemple, qui

plaats afkomstig zullen zijn van de
ondernemingen. De Belgische
Ontwikkelingssamenwerking zal
de ondernemingen inlichten over
de procedures en de
mogelijkheden inzake schone
ontwikkelingsmechanismen en zal
fondsen vrijmaken om die
mechanismen te promoten en te
begeleiden. Er wordt gepland een
fonds op te richten met als taak te
investeren in schone ontwik-
kelingsmechanismen in de
ontwikkelingslanden.

Het gaat vooral om
ondernemingen die op zoek zijn
naar emissierechten, maar die te
klein zijn of te weinig knowhow
hebben om een project voor
schone ontwikkelingsmecha-
nismen te identificeren en uit te
voeren.

De paragraaf over de
voorwaarden waarop de Belgische
Ontwik-kelingssamenwerking
tegemoet-komt in die
mechanismen is dubbelzinnig en
vraagt om opheldering: "Zoals
vastgelegd in de Marrakesh
Akkoorden mogen de financiële
middelen van de staat die
aangewend zullen worden voor
CDM-projecten niet resulteren in
het afleiden van bestaande
stromingen van ontwikkelingsgeld,
maar moeten het resultaat zijn
van allocaties van nieuwe
geldstromen, boven op de OESO-
norm van 0,7%."

Betekent dit dat het vastgestelde
cijfer van 0,7% moet worden
gehaald opdat Ontwikkelings-
samenwerking in die
mechanismen kan investeren? Of
moeten we hieruit afleiden dat elk
nieuw middel dat voor de
samenwerking wordt vrijgemaakt
in die mechanismen kan worden
geïnvesteerd?

De begroting stijgt niet en
wanneer men er die maatregelen
mee gaat financieren, zal ze nog
dalen!

24/03/2004

CRIV 51

COM 213

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

soutenaient cette position. Avons-nous changé de camp? Sommes-
nous parmi les pays qui promeuvent cette possibilité d'utiliser les
fonds de la coopération pour diminuer nos émissions?

Des augmentations du budget de la coopération sont promises. Si
c'est pour les dévier vers une politique climatique qui nous est
favorable, c'est inacceptable.

Du 6 au 17 décembre 2004 se tiendra à Buenos Aires le "COP 10",
c'est-à-dire le suivi du protocole de Kyoto. Si les pays en
développement constatent que nous n'avons pas respecté les
accords de Marrakech, il sera totalement impossible d'aboutir à un
accord sur le suivi du protocole de Kyoto à l'issue de 2012. Les
accords avec des pays en voie de développement comme l'Inde et la
Chine avaient déjà été très difficiles à conclure. Les efforts que nous
leur avons demandés en matière de réduction des émissions ont déjà
été considérés comme "limites". Si nous envoyons un signal négatif
comme celui qui semble se dégager à l'heure actuelle, il n'y aura
plus d'accord.

Un autre aspect qui nous paraît inquiétant dans les déclarations
faites à l'issue du sommet d'Ostende, c'est que l'on retourne à une
coopération nettement plus liée. On sait qu'un des acquis de la
coopération belge aujourd'hui, c'est que les pays du Sud ne sont pas
obligés de s'adresser forcément à des entreprises belges dans le
cadre de projets. Revenons-nous maintenant à cette politique qui
prévoit qu'il faut travailler avec des entreprises belges pour
bénéficier des fonds de la coopération? La coopération, qui est
censée être le défenseur des pays du Sud en Belgique, va-t-elle
devenir un acteur qui privilégiera les intérêts des entreprises belges
plutôt que ceux des pays du Sud? Le fait que ces politiques, qui
relevaient précédemment de la compétence du ministère de
l'Environnement, aient été transférées à présent au SPF Coopération
au développement me paraît un signal très clair en la matière.

Welk standpunt verdedigt België
op het niveau van de OESO, waar
een werkgroep zich over deze
aangelegenheid buigt?

De akkoorden van Marrakech zijn
nochtans duidelijk: de middelen
van Ontwikkelingssamenwerking
mogen in geen geval voor het
klimaatbeleid worden gebruikt.
Indien we nu een ander standpunt
innemen, stappen we af van de
verbintenissen die ons land in
Marrakech aanging en dat zou
onaanvaardbaar zijn.

Zijn we overlopers? Maken we nu
deel uit van de landen die de
mogelijkheid om de ontwikkelings-
begroting te gebruiken voor de
vermindering van onze uitstoot,
verdedigen?

Het is onaanvaardbaar eerst een
stijging van de begroting
Ontwikkelingssamenwerking in het
vooruitzicht te stellen, om die
vervolgens te gebruiken voor een
klimaatbeleid waar wij beter van
worden.

Van 6 tot 17 december 2004 vindt
in Buenos Aires COP 10 plaats,
de conferentie die instaat voor de
follow-up van het protocol van
Kyoto. Als de ontwikkelingslanden
vaststellen dat wij de akkoorden
van Marrakech niet naleven, wordt
het onmogelijk na 2012 een
akkoord af te sluiten over de
follow-up van het Kyotoprotocol.

Uit de verklaringen die na afloop
van de top in Oostende werden
afgelegd, blijkt dat ons land
terugkeert naar een meer
gebonden hulp. Keren we terug
naar een beleid dat de middelen
van ontwikkelingssamenwerking
aan Belgische ondernemingen wil
voorbehouden? Zal
Ontwikkelings-samenwerking de
belangen

van de Belgische

bedrijven vóór die van de landen
uit het Zuiden stellen? Het feit dat
die beleidsdomeinen, die eerst tot
de bevoegdheid van het ministerie
van Leefmilieu behoorden,

CRIV 51

COM 213

24/03/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

werden overgeheveld naar de
FOD Ontwikkelingssamenwerking,
wijst duidelijk in die richting.

05.02 Marc Verwilghen, ministre: Madame la présidente, madame

Genot, lors de la septième "conference of parties" du traité
climatique à Marrakech en 2001, il a été décidé que les
investissements publics dans les projets de "clean development
mechanism" doivent être financés par des moyens additionnels et
non par le budget existant de la Coopération au développement.

Le paragraphe 523 du plan fédéral pour le développement durable de
2000 à 2004 a confirmé cette décision. Et la Coopération au
développement belge respectera les accords de Marrakech. Elle les
a d'ailleurs repris lors du sommet d'Ostende.

A l'heure actuelle le groupe de travail "environnement" du comité
d'aide au développement de l'OCDE se penche sur la question de
savoir si les investissements publics dans les projets de "clean
development mechanism" peuvent être considérés comme "official
development aid" (ODA).

Les opinions des membres du groupe de travail "environnement"
sont partagées sur les différentes options.

Première option: "full restriction". Certains donateurs estiment que
les investissements publics dans des projets de "clean development
mechanism" ne peuvent en aucun cas être considérés comme ODA.

Deuxième option: "no restriction". D'autres donateurs sont d'avis que
les fonds publics investis dans les "clean development mechanisms"
doivent être pris en compte. Il s'agirait des transferts de technologies
et du renforcement des capacités dans le secteur environnemental,
objectifs acceptés par la coopération internationale.

Vu l'impasse dans la discussion, le président du groupe de travail
"environnement" a proposé un compromis. Selon celui-ci, les "clean
development mechanisms" pourraient, sous certaines conditions,
être considérés comme ODA. De ce fait, le coût d'un projet de "clean
development mechanism" peut être pris en compte après déduction
du rendement de la réduction des émissions que les pays donateurs
concernés peuvent prendre en compte dans le cadre des obligations
qui leur sont imposées par Kyoto.

Cette déduction du rendement est sur la même ligne que les
directives ODA en matière de prêt, le remboursement dévié de l'ODA
et des participations d'investissements, le versement du bénéfice
étant dévié de l'ODA.

Troisième option: "value deduction method", autrement dit, la valeur
des droits d'émission que gagne un pays industrialisé repris dans
l'index B du protocole de Kyoto, grâce au projet de "clean
development mechanism" retourne aux donateurs. L'équivalent doit
être dévié du projet de CDM financé par l'ODA. Cette troisième
option comprend encore deux versions. Mais ne voulant être trop
technique, je ne m'étendrai pas sur ce point.

Quatrième option: "renounciation method". Le projet de CDM peut

05.02 Minister Marc Verwilghen:

Op de 7

Klimaatconferentie te

Marrakech werd beslist dat de
overheidsinvesteringen in CDM-
projecten (Clean Development
Mechanism) zouden moeten
worden gefinancierd met extra
middelen die niet uit de begroting
van Ontwikkelingssamenwerking
komen. In het Plan voor
duurzame ontwikkeling werd dat
standpunt overgenomen.

In de werkgroep Leefmilieu van
het Comité voor
Ontwikkelingshulp van de OESO
lopen de meningen uiteen:
volgens sommigen mogen de
overheidsinvesteringen in CDM-
projecten niet beschouwd worden
als overheidssteun voor de
ontwikkeling (optie 1), terwijl
anderen beweren dat de
overheidsfondsen in aanmerking
mogen worden genomen voor de
technologietransfers en de
versterking van de capaciteit in de
milieusector (optie 2).

De voorzitter van de werkgroep
heeft een compromis voorgesteld:
de kosten van een CDM-project
zouden in aanmerking kunnen
worden genomen als overheids-
steun voor de ontwikkeling na
aftrek van de opbrengst van de
vermindering van de uitstoot die
het donorland in aanmerking kan
nemen om aan zijn verplichtingen
in het kader van het Kyoto-
akkoord te voldoen.

Die aftrek kan op verschillende
manier gebeuren: ofwel wordt de
waarde van de emissierechten
afgetrokken van het CDM-project
en wordt zij terug toegekend aan
het donorland (optie 3), ofwel ziet
het donorland af van zijn
emissierechten en wordt het CDM-
project integraal beschouwd als
overheidssteun voor de
ontwikkeling (optie 4), ofwel wordt
een onderscheid gemaakt tussen

24/03/2004

CRIV 51

COM 213

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

être entièrement considéré comme ODA si les donateurs renoncent
aux droits d'émission. Mais là également, il y a une option 4a et une
option 4b.

Cinquième option: "business as usual activity". Une distinction est
opérée entre les activités de développement et d'environnement du
projet. L'aspect de développement pourra être considéré comme
ODA.

Pour votre troisième question, il n'y a pas une décision unique dans
ce dossier. Le gouvernement wallon donne la priorité à l'option 3,
dont elle estime qu'elle serait plus à même d'encourager les pays
donateurs à réaliser des projets de "clean development mechanism"
dans les pays en voie de développement. Le cabinet du ministre
flamand de l'Environnement préfère l'option 1 ou l'option 4. Quant à
la position du gouvernement fédéral, des consultations sont encore
en cours dans les différents cabinets.

Pour répondre à votre quatrième question, la Coopération au
développement belge estime que les dispositions relatives au "clean
development mechanism", telles que fixées dans le protocole de
Kyoto et les accords de Marrakech, doivent être respectées. J'ai dès
lors l'intention de chercher des moyens financiers supplémentaires
pour des projets de CDM qui peuvent promouvoir des
investissements dans des projets environnementaux dans des pays
en voie de développement. Un tel transfert de technologies et un
renforcement des capacités devraient permettre à ces pays
d'appliquer eux aussi le traité climatique et de participer activement
au protocole de Kyoto. C'est à mon avis le sens qui doit être donné à
ce traité.

On peut dire qu'il s'agit de mesures additionnelles et que l'ODA doit
être pris en considération pour autant que Paris le décide. Nous nous
conformerons à la décision qui sera prise là-bas. Cela devra s'ajouter
aux 0,7% qui ont été décidés longtemps avant que le plan de Kyoto
ait été accepté. C'est additionnel, mais en surplus.

de ontwikkelings- en
milieuaspecten van het project,
waarbij het milieuaspect als
overheidssteun voor de
ontwikkeling mag worden
beschouwd (optie 5).

De Waalse regering kiest bij
voorrang voor optie 3, de
Vlaamse minister van Milieu
verkiest optie 1 of optie 4. Op
federaal niveau is nog een
interkabinetten-raadpleging aan
de gang.

De Belgische ontwikkelings-
samenwerking meent dat het
Protocol van Kyoto en de
akkoorden van Marrakech
geëerbiedigd moeten worden. Ik
zal dus bijkomende middelen voor
CDM-projecten verzamelen, zodat
de ontwikkelingslanden, dankzij
de technologie-overdracht en de
capaciteitsopbouw, zelf ook het
Klimaatverdrag en de akkoorden
van Kyoto kunnen toepassen.

In ieder geval zullen wij de
beslissing die in Parijs zal worden
genomen, als gedragslijn
aannemen.

05.03 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le ministre, j'aimerais avoir

un éclaircissement. Voulez-vous dire qu'il sera prévu chaque année
une augmentation du budget de la coopération? Cette augmentation
est quantifiée dans la ligne budgétaire prévue. Est-il clairement
acquis que les budgets utilisés dans le cadre de ces mécanismes de
développement propre viendront en plus de l'augmentation déjà
prévue et déjà promise?

05.03 Zoé Genot (ECOLO): Het

staat dus vast dat de begroting
voor de CDM-projecten bovenop
de geplande verhoging van de
begroting voor ontwikkelings-
samenwerking komt?

05.04 Marc Verwilghen, ministre: C'est notifié de cette façon.

05.04

Minister

Marc

Verwilghen: Ja.

05.05 Zoé Genot (ECOLO): La notification n'est pas très claire.

05.06 Marc Verwilghen, ministre: Pour moi, oui!.

05.07 Zoé Genot (ECOLO): En tout cas, je prends note de cette

déclaration qui n'est pas suffisante en elle-même puisque le budget
de la coopération a peu, à mon sens, augmenté cette année. Je
regrette également la frilosité du fédéral quand il s'agit de prendre
position par rapport à l'OCDE. On y discute depuis des mois et le

05.07 Zoé Genot (ECOLO): Ik

betreur de aarzelende houding
van België binnen de OESO.

CRIV 51

COM 213

24/03/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

fédéral ne se positionne pas.

05.08 Marc Verwilghen, ministre: Il n'y a rien de frileux puisque je

vous ai dit qu'il reprend exactement les positions décidées à
Marrakech et dans l'Accord de Kyoto. Il tient fixement cette position.

05.08 Minister Marc Verwilghen:

Wij aarzelen helemaal niet.
Integendeel, wij verdedigen het
Protocol van Kyoto en de
akkoorden van Marrakech, dat wil
zeggen optie 1.

05.09 Zoé Genot (ECOLO): Donc le fédéral défend la position 1 à

l'OCDE?

05.10 Marc Verwilghen, ministre: Oui, c'est ce qu'il a toujours

défendu jusqu'à présent.

05.11 Zoé Genot (ECOLO): Très bien. C'est plus clair maintenant.

05.12 Marc Verwilghen, ministre: Madame Genot, cela ne veut pas

dire que ce sera accepté par l'ODA à Paris. Il est possible que cette
position belge ne soit pas suivie.

05.12 Minister Marc Verwilghen:

Het is echter mogelijk dat in Parijs
een ander standpunt wordt
ingenomen.

05.13 Zoé Genot (ECOLO): Tout à fait. Par contre, même si

l'OCDE, c'est-à-dire l'ensemble des pays riches, décidait de
permettre la prise en compte de ces mécanismes dans la
coopération, la Belgique ne serait pas obligée de le suivre.

05.14 Marc Verwilghen, ministre: Non, non, j'ai bien dit que nous

accepterons la décision de Paris. Nous ne ferons pas cavalier seul,
comme je vous l'ai dit dès le début. Ce que Paris décidera sera la
ligne de conduite de la Belgique. Elle reste sur la position qu'elle a
toujours défendue dans le passé.

05.15 Zoé Genot (ECOLO): J'espère, pour les pays du Sud et pour

la suite des négociations du Protocole de Kyoto, que les négociations
de l'OCDE donneront un résultat conforme aux engagements qui
avaient été pris.

Quant à l'implication des entreprises dans ces divers mécanismes,
ce sera intéressant de revenir sur ces différents aspects.

Motions
Moties

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Zoé Genot et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Zoé Genot
et la réponse du ministre de la Coopération au développement,
demande au gouvernement
de respecter les accords de Marrakech, les conclusions des Conseils Européens de l'Environnement du
12 octobre 1999 et du 11 novembre 1999, et de ne pas utiliser des crédits de la coopération au
développement, existants ou futurs, pour la politique climatique de notre pays."

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Zoé Genot en luidt als volgt:

24/03/2004

CRIV 51

COM 213

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Zoé Genot
en het antwoord van de minister van Ontwikkelingssamenwerking,
vraagt de regering
de akkoorden van Marrakech en de besluiten van de Europese Ministerraden voor Leefmilieu van
12 oktober 1999 en 11 november 1999 na te leven en zowel nu als in de toekomst geen kredieten
bestemd voor ontwikkelingssamenwerking aan te wenden voor het door ons land gevoerde klimaatbeleid."

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Josée Lejeune et par M. Geert Versnick.

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Josée Lejeune en door de heer Geert Versnick.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

06 Question de Mme Josée Lejeune au ministre de la Coopération au développement sur "la

conférence interministérielle relative à la lutte contre le sida en Europe et Asie centrale" (n° 2234)

06 Vraag van mevrouw Josée Lejeune aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de

interministeriële conferentie over de strijd tegen aids in Europa en Centraal-Azië" (nr. 2234)

06.01 Josée Lejeune (MR): Madame la présidente, monsieur le

ministre, ma seconde question s'articule également sur la
problématique du sida.

En février dernier, la présidence irlandaise organisait une conférence
interministérielle pour lutter contre le sida en Europe et en Asie
centrale. Cette conférence avait réuni 55 pays, des représentants de
l'Union et du Conseil de l'Europe, de grandes instances
internationales comme l'OMS, Onusida, l'Unicef et des organisations
non gouvernementales.

Je voudrais rappeler quelques chiffres. L'Europe compte plus de 2
millions de malades du sida. En Europe occidentale, on constate une
augmentation des infections sexuellement transmissibles: 680.000
personnes vivent avec cette maladie. En Europe orientale et en Asie
centrale, ils sont 1,5 million. D'après l'Unicef, seules 7.000 personnes
reçoivent un traitement de type rétrovirus.

Or, plusieurs pays appelés à rejoindre l'Union le 1

mai prochain sont

touchés par cette pandémie.

Compte tenu de l'ampleur de l'épidémie, certains participants à la
conférence ont demandé la création d'une agence européenne
chargée de faire face à la situation. Onusida a également invité
l'Union à nommer un commissaire à la lutte contre cette maladie.

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous dire quelle est l'attitude de la
Belgique par rapport à la création de cette agence?

Si cette idée de création est peut-être intéressante, cette agence ne
risque-t-elle pas de faire double emploi par rapport aux structures qui
existent déjà?

Ne serait-il pas plus intéressant voire plus efficace d'aider les pays
d'Europe centrale et orientale, qui ont vu leurs systèmes de santé se
délabrer en même temps que leur économie, à retrouver un système
de protection sanitaire suffisant pour protéger les populations?

06.01 Josée Lejeune (MR): Op

de door het Iers Voorzitterschap
georganiseerde interministeriële
conferentie gewijd aan de
bestrijding van aids in Europa en
in Centraal-Azië werd een balans
van de toestand opgemaakt.
Daaruit blijkt dat tal van landen
die op 1 mei lid worden van de
Unie door deze plaag getroffen
worden.

Wat is uw standpunt over het
verzoek van diverse deelnemers
om een Europees agentschap op
te richten dat belast zou worden
met de bestrijding van deze
ziekte? Zou dit agentschap het
werk van de bestaande
organismen niet gewoon
overdoen?

Ware het niet meer aangewezen
de landen uit Centraal- en Oost-
Europa te helpen om een efficiënt
systeem ter bescherming van de
volksgezondheid op te zetten?

CRIV 51

COM 213

24/03/2004

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

06.02 Marc Verwilghen, ministre: Madame la présidente, madame

Lejeune, j'ai personnellement participé à la conférence ministérielle
relative à la lutte contre le HIV/sida en Europe et Asie centrale
organisée par mon collègue irlandais Tom Kitt. Durant deux jours,
cette conférence a été le théâtre d'échanges et de dialogues intenses
entre l'ensemble des acteurs de cette problématique, c'est-à-dire les
ministres de la Santé, de la Coopération au développement, des
représentants de la société civile, des organisations internationales,
des victimes du virus, des ONG. Nous avons tous dû, comme vous
le soulignez, reconnaître l'ampleur, la gravité même de la situation et
ce, en particulier pour les nouveaux Etats membres de l'Union
européenne mais également pour certains Etats, comme l'Ukraine,
de la Communauté des Etats indépendants.

La conférence s'est clôturée par l'adoption d'une déclaration
d'engagement, la déclaration de Dublin. Cette déclaration définit une
stratégie, un programme et des jalons dans la lutte contre la maladie.

En outre, le souhait a été exprimé de voir désormais la question du
sida figurer en bonne place dans l'agenda international. Il s'agit d'un
premier accord jamais conclu entre pays d'Europe et d'Asie centrale
sur une stratégie régionale de lutte contre le sida.

Les Pays-Bas qui assureront la prochaine présidence de l'Union
européenne se sont engagés à poursuivre les efforts européens dans
ce domaine, tout comme le Luxembourg, le Royaume-Uni, l'Autriche
et la Finlande, qui se relaieront à la présidence de l'Union jusqu'en
2006. Il y aura ainsi une stabilité dans l'approche du problème.

Je suis relativement réservé au sujet de la proposition à laquelle
vous faites allusion de création d'une nouvelle agence européenne.
En effet, je ne suis pas en faveur de créer un nouveau forum. Par
contre, je suis favorable à une plus grande coordination et
collaboration entre les différents départements au sein des
institutions européennes. L'Union européenne, et en particulier la
Commission représente, via le Fonds européen de développement
il s'agit quand même de 17% un important contributeur au fonds
global contre le sida, la malaria et la tuberculose. Elle doit à ce titre
assumer ses responsabilités et jouer le rôle de leader dans le
maintien de cette problématique à l'agenda politique européen et
mondial.

Il existe d'ores et déjà suffisamment d'agences ou d'organisations
internationales qui traitent d'ailleurs efficacement la question du sida.
Faisons en sorte qu'elles travaillent dans de bonnes conditions, dans
un esprit de coordination et de complémentarité.

Par contre, il y a une autre proposition, suggérée par notre
compatriote et coordinateur d'Onusida, Peter Piot, et reprise par le
ministre Tom Kitt à savoir la nomination d'un ambassadeur
européen chargé de la lutte anti-sida , que je souhaite
particulièrement soutenir. Par une telle initiative, il s'agit de répondre
à ce besoin de coordination au sein de l'Union européenne, mais
également au sein des autres organisations multilatérales telles que
l'Onusida, le Global fund et l'OMS.

Pour ma part, j'ai déjà proposé la désignation en Belgique d'un tel

06.02 Minister Marc Verwilghen:

De conferentie heeft inderdaad de
ernst van de toestand erkend.
Tijdens de slotvergadering heeft
ze de Verklaring van Dublin
goedgekeurd waarin een
programma en een strategie ter
bestrijding van de ziekte worden
vastgelegd.

De wens werd geuit om aids
bovenaan de internationale
agenda te plaatsen. De Staten die
het voorzitterschap van de Unie
tot 2006 zullen waarnemen,
hebben zich ertoe verbonden de
Europese inspanningen ter zake
voort te zetten.

Over de wenselijkheid om een
Europees agentschap op te
richten, ben ik terughoudend: er
zijn genoeg internationale organen
die dit vraagstuk op doeltreffende
wijze behandelen. Daarentegen
ben ik voorstander van meer
samenwerking en meer
coördinatie in de Europese
instellingen die immers grote
geldschieters zijn en die in die
hoedanigheid meer leiderschap
moeten geven.

Ik steun het voorstel van de
coördinator van UNAIDS om een
Europees ambassadeur belast
met aids-bestrijding in te stellen.
Ik heb de instelling van zo'n
coördinator in België voorgesteld.
Het zou overigens gaan om een
ambassadrice die tot taak zou
hebben het Belgisch publiek voor
dit vraagstuk te sensibiliseren.

24/03/2004

CRIV 51

COM 213

CHAMBRE

-2

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2003

2004

KAMER

-2

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

coordinateur, un ou idéalement une ambassadrice spécialisée dans
la lutte contre le sida. Son rôle serait de sensibiliser le public belge
dans la lutte contre le sida en Belgique et dans les pays en voie de
développement, une lutte pour plus de prévention, plus de soins, un
plus grand respect des droits de l'homme pour les personnes
atteintes du sida et moins de discriminations et de stigmatisations à
l'égard du sida.

Si nous nous inscrivons dans cette même logique, nous faisons ce
qu'ont déjà fait la France et les Pays-Bas: ils ont dès à présent
désigné un diplomate comme ambassadeur remplissant cette
fonction.

06.03 Josée Lejeune (MR): Madame la présidente, je voudrais

féliciter le ministre pour la qualité de sa réponse et les informations
que nous recevons au sein de la commission.

Je rejoins tout à fait la position du ministre quant à la création de
cette agence et quant à la politique qu'il mène au niveau du
département de la Coopération.

06.03 Josée Lejeune (MR): Ik

verheug mij over het voorstel van
de minister.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

La discussion des questions et interpellations se termine à 16.15 heures.
De bespreking van de vragen en interpellaties eindigt om 16.15 uur.