Commission de la Défense nationale

Commissie voor de Landsverdediging

 

du

 

mercredi 18 avril 2007

 

Matin

 

______

 

 

van

 

woensdag 18 april 2007

 

Voormiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.14 heures et présidée par M. Philippe Monfils.

De vergadering wordt geopend om 10.14 uur en voorgezeten door de heer Philippe Monfils.

 

01 Vraag van de heer Pieter De Crem aan de minister van Landsverdediging over "de aangekondigde en vervroegde opvolging van de CHOD" (nr. 14687)

01 Question de M. Pieter De Crem au ministre de la Défense sur "la succession annoncée et anticipée du CHOD" (n° 14687)

 

01.01  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag betreft het mandaat van de CHOD of de stafchef van de Belgische krijgsmacht. Misschien kan de inhoud van mijn vraag wat zijn veranderd door de omstandigheden, want ik weet dat er deze voormiddag een vergadering van het kernkabinet was. Ik weet niet of de minister al is geweest of dat hij nog moet gaan. Ik meen dat de te behandelen punten helikopters waren om hoog te vliegen.

 

01.02 Minister André Flahaut: Nee, absoluut niet, maar wel over de werkzaamheden van Kamer en Senaat.

 

01.03  Pieter De Crem (CD&V): Dat weten we dan ook alweer. Het zou trouwens interessant zijn om te weten of we volgende week met deze commissie nog bijeenkomen. Ik ga nu over tot de inhoud van mijn vraag.

 

We hebben het al een paar keer kunnen doen en ik zou nu ook kunnen beginnen over in welke mate de Belgische krijgsmacht het voorwerp is geweest van een verdeel- en heerspolitiek, ook wat betreft benoemingen. Ik wil het nu eigenlijk hebben over de echte rode draad in de vraag, de positie van de CHOD.

 

Generaal Van Daele kreeg als CHOD in december van vorig jaar een verlenging met een jaar. Er zijn geen tegenstrijdige, maar wel eenduidige berichten dat men vanuit bepaalde regeringskringen absoluut wilde voorzien in de opvolging van de stafchef met zijn verlengd mandaat dat we nu kennen. Ook in de pers verscheen daarover heel wat, waarbij bepaalde partners uit de regeringscoalitie zouden zeggen dat dit nu moest gebeuren en waarbij ook namen werden genoemd. Anderzijds waren er andere berichten van regeringspartijen, van de sp.a bijvoorbeeld bij monde van haar voorzitter of van vice-premier Van den Bossche die zei dat de zaak niet aan de orde was. Toch bleef dit bijzonder onduidelijk.

 

Zonder in de contramine te willen gaan en het ene dossier aan het andere te willen koppelen, maar wetend dat het over een bijzonder belangrijk ambt gaat, wil ik de minister vragen of het mandaat van de huidige stafchef effectief verlengd blijft of, zo dit niet het geval is, er wordt overgegaan tot de benoeming van een nieuwe stafchef in deze laatste periode van volle bevoegdheid van de regering, vooraleer men overgaat tot de lopende zaken. Zo ja, wie zou dat dan worden?

 

01.04 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Crem, de Chief of Defence, generaal Van Daele, heeft een verlenging van zijn mandaat met een jaar gekregen.

 

De regering beslist over zijn opvolging. De kwestie staat echter nog niet op de agenda van de Ministerraad. Het gaat op dit moment dus om pure speculaties.

 

01.05  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de minister, u hult zich in sibillijns taalgebruik, wat niet uw gewoonte is.

 

U zegt dat de regering daarover beslist en dat het nog niet op de agenda van de Ministerraad staat. Dat wil dus zeggen dat wat niet is, nog kan komen.

 

Ik verneem graag van u of deze zaak volgens u nog op de agenda van de Ministerraad komt. Vindt u dat noodzakelijk of wenselijk? Wat zijn uw inzichten daaromtrent?

 

01.06 Minister André Flahaut: Dat zijn twee nieuwe vragen.

 

01.07  Pieter De Crem (CD&V): Die er toch mee te maken hebben.

 

01.08 Minister André Flahaut: Ik heb gezegd dat dit punt nog niet op de agenda van de Ministerraad staat. Er zijn nog twee vergaderingen van de Ministerraad gepland in deze regeerperiode.

 

01.09  Pieter De Crem (CD&V): Om een conclusie te trekken in de plaats van de minister: het is niet uitgesloten dat deze zaak nog op de agenda komt. Een kleine tip: ik denk dat dit op de laatste agenda van de Ministerraad zou kunnen komen. Ik denk dat wij ons in dat tijdsperspectief mogen inschrijven.

 

01.10 Minister André Flahaut: Dat is pure speculatie. Van Daele is een uitstekende Chief of Defence.

 

01.11  Pieter De Crem (CD&V): De verkiezingen komen er natuurlijk aan en never change a winning team.

 

Ik dank u voor uw antwoord. Daarmee weten wij wat we moeten weten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Landsverdediging over "het vervreemden van delen van de basis in Koksijde" (nr. 14924)

02 Question de Mme Nathalie Muylle au ministre de la Défense sur "l'aliénation d'une partie des terrains de la base de Coxyde" (n° 14924)

 

02.01  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een korte vraag over de luchtmachtbasis in Koksijde. Reeds meer dan twee jaar wordt overleg gepleegd tussen de luchtmachtbasis, Defensie en de gemeente Koksijde over wat zal gebeuren met heel wat van de gronden. Koksijde is vragende partij om een deel van de gronden van de basis te verwerven voor allerlei projecten. Voor de vervreemding zou de gemeente moeten onteigenen om prioritair te kunnen aankopen.

 

Mijnheer de minister, hoeveel hectaren van de 200 hectaren die de basis groot is, wil Landsverdediging vervreemden? Voor wanneer is de overgave van het aankoopcomité van de FOD Financiën voorzien?

 

02.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, de totale oppervlakte van het vliegveld bedraagt 375 hectaren, waarvan 52 hectaren in privaat bezit is. Dat is dus 323 hectaren militair domein. Defensie wenst in overleg met de lokale overheid 173 hectaren militair domein te vervreemden. De overgave is voorzien voor 2007, maar dat zal nog niet voor de volgende Ministerraad zijn.

 

02.03  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, als ik het goed heb begrepen, zou de vervreemding voor de 173 hectaren na de vakantie, in de tweede helft van 2007, voorzien zijn. De stad heeft al verschillende beloften inzake de invulling gedaan.

 

02.04 Minister André Flahaut: Ook andere overheden van de regio en de gemeente zijn daarbij betrokken. Dat is niet gemakkelijk.

 

02.05  Nathalie Muylle (CD&V): Dat zal dus nog voor 2007 zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Interpellatie van de heer Luc Sevenhans tot de minister van Landsverdediging over "de benoeming van de administrateurgeneraal adjunct van het NIOO" (nr. 1072)

03 Interpellation de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "la nomination de l'administrateur général adjoint de l'INIG" (n° 1072)

 

03.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het gaat over mijn lievelingsonderwerp, het NIOOO of INIG.

 

Net als de btw kent nu ook het NIOOO zijn carrousel. Het stof van de zaak-Etienne is nog niet volledig gaan liggen – u weet wel: de man van 350.000 euro en de Audi A6 – of er werd reeds op controversiële wijze een nieuwe adjunct-directeur-generaal benoemd.

 

Volgens mijn informatie zal een van uw Franstalige kabinetsmedewerkers eerstdaags aan het hoofd van het Nationaal Instituut worden geparachuteerd. U zorgt goed voor uw medewerkers, waarmee ik ook geen probleem heb. Het siert u soms, maar u moet niet overdrijven. In deze zaak overdrijft u immers.

 

Op 29 januari 2007 had de raad van beheer van het Nationaal Instituut de vier kandidaten gerangschikt. Uw beschermeling werd met acht stemmen als tweede gerangschikt, na een ambtenaar van het Instituut, die tien stemmen achter haar naam wist te krijgen. Blijkbaar heeft de heer Etienne nog enige invloed in de raad van beheer van het Instituut.

 

Het mocht echter niet baten. De hoogst gerangschikte kandidate maakt geen kans.

 

Zoals ik al meermaals in de commissie aanklaagde, werd de keuze voor uw kabinetsmedewerker al a priori gemaakt, nog vooraleer de eigenlijke aanwervingprocedure startte. Daartoe werden alle middelen gebruikt of misbruikt.

 

Hoef ik er u nog aan te herinneren dat het door de raad van beheer goedgekeurde functieprofiel eenzijdig door dezelfde kabinetsmedewerker werd gewijzigd, vooraleer het, samen met de oproep tot kandidatuurstelling, in het Belgisch Staatsblad verscheen? Het is natuurlijk eenvoudiger, wanneer iemand zijn eigen profiel kan neerschrijven. Dat is altijd handig meegenomen.

 

Mijnheer de minister, moet ik er u nog aan herinneren dat dezelfde kabinetsmedewerker eenzijdig, zonder de leidende ambtenaar van het Instituut in te lichten, die om die reden de raad van beheer van 27 november 2006 met slaande deuren verliet, de begroting voor 2007 van het Instituut liet aanpassen, teneinde de nodige kredieten vrij te maken die voor zijn eigen aanwerving noodzakelijk waren? Dat is een serieuze manier van zelfbediening.

 

Moet ik er u bovendien nog aan te herinneren dat u de vigerende reglementering nogmaals hebt overtreden? Artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 december 2006 tot vaststelling van de taalkaders van het Instituut voor Veteranen, NIOOO, bepaalt immers dat de pariteit moet worden verwezenlijkt voor de trappen 1 en 2 van de hiërarchie, zijnde vanaf het niveau A3 en hoger.

 

Artikel 1 is geheel conform de richtlijnen, zoals ze door artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, werden bepaald.

 

Door bedoelde, dubieuze benoeming komt het instituut aan vijf ambtenaren op de Franstalige rol tegen slechts drie op de Nederlandstalige rol.

 

Hoef ik er u nog aan te herinneren dat de taalkaders, zonder dewelke de benoeming niet kon gebeuren, nooit voor goedkeuring aan de directieraad van het instituut werden voorgelegd en in het Belgisch Staatsblad zonder voornoemde, nochtans verplichte goedkeuring verschenen?

 

Ik neem aan dat u zoals gewoonlijk zult antwoorden dat mijn verhaal totaal uit de lucht is gegrepen, zoals onder andere het bezoek van de directeur van het Militair Hospitaal aan minister Cerexhe.

 

Zo niet, zegt u dat u slechts het voorstel van uw administratie hebt aanvaard, zoals met het eredoctoraat aan de heer Kabila of dat alles conform de vigerende reglementering verlopen is, zoals de voorkeursbehandeling die de heer Kerimov mocht genieten of de modaliteiten van de inzet van de twee Agustahelikopters voor de president van Benin. Ik vrees dat u eraan zal moeten wennen dat men u niet meer op uw woord gelooft, mijnheer de minister.

 

Mijnheer de minister, waarom week u af van de rangschikking van de kandidaten zoals opgesteld door de raad van beheer van het instituut? Eén is één, twee is twee.

 

Met welke criteria werd uw kabinetsmedewerker benoemd in plaats van de door de raad van beheer eerst gerangschikte kandidaat?

 

Hebt u weet van een mogelijk beroep bij de Raad van State tegen die nieuwe politieke benoeming? Ik neem aan dat u het dossier stilaan kent als uw broekzak, net als de rest van de commissie, neem ik aan.

 

Zult u heel de zaak heropstarten, zoals u hebt gedaan in het begin van uw periode op het departement? Of zult u toch nog proberen snel iets te regelen op een aanvaardbare manier?

 

03.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, zoals ik reeds aangaf, leeft de benoemingsprocedure van de adjunct-leidendambtenaar van het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogslachtoffers de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn, strikt na.

 

Niettemin moet ik bepaalde bijzonder ongepaste beweringen rechtzetten. Het functieprofiel van de adjunct-administrateur-generaal werd mij voorgelegd door de administratie en gelijkt logischerwijze sterk op dat voor de functie van administrateur-generaal.

 

In verband met het budget komt het mij toe de nodige maatregelen te nemen en afwegingen te maken om mijn administratie de budgettaire middelen te bezorgen die ze nodig heeft voor de uitvoering van het personeelsplan.

 

Ten slotte, de benoeming van een Franstalige adjunct-administrateur-generaal vormt geenszins een verstoring van het taalevenwicht. De benoeming is in overeenstemming met de beschikking van de wet van 8 augustus 1981 tot oprichting van het instituut en maakt een eind aan het overwicht dat reeds bijna twee jaar bestaat bij de top van het instituut.

 

Aucune décision n'a été prise à ce jour. Je ne vois, dès lors, pas pourquoi on dit que j'ai nommé quelqu'un.

 

03.03  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, besturen is uiteraard vooruitzien. Ik weet dat u niets aan het toeval overlaat. Een examen is voor u iets te toevallig. U moet altijd enige zekerheid hebben. Uiteraard is het belangrijk wie aan het hoofd van het instituut komt. Dat begrijp ik.

 

Mijnheer de minister, misschien heb ik volledig ongelijk. Ik had ook volledig ongelijk in de zaak-Etienne. Naderhand zullen wij wel zien wie gelijk heeft. De schade zal wel weer niet te overzien zijn. Ik hoop dat u het zelf niet moet komen oplossen over enkele maanden en dat het voor uw opvolger zal zijn. U laat echter een stinkende erfenis achter.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Interpellatie van de heer Pieter De Crem tot de minister van Landsverdediging over "de zorgwekkende toestand in het Militair Hospitaal te Neder-over-Heembeek" (nr. 1076)

04 Interpellation de M. Pieter De Crem au ministre de la Défense sur "la situation préoccupante qui règne à l'Hôpital militaire de Neder-over-Heembeek" (n° 1076)

 

Le président: D'autres questions traitent du même sujet mais elles n'ont pas été jointes. Dès lors, si d'autres collègues nous rejoignent, ils poseront leur question et le ministre s'efforcera soit de compléter, soit éventuellement de résumer la réponse qu'il aura donnée à M. De Crem. Nous ne pouvons pas procéder différemment, étant donné que toutes ces questions ne sont pas jointes à l'interpellation. En outre, on ignore ce qu'il ressortira de chacune de ces questions.

 

04.01  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben genoodzaakt om nog eens terug te komen op de problematische situatie in het Militair Hospitaal en de gevolgen van de crisissituatie die wij drie jaar geleden hebben meegemaakt. De crisis sloeg toe in 2004 en is vandaag nog steeds niet verwerkt. Wij worden eigenlijk opnieuw geconfronteerd met een herhaling van gebeurtenissen die wij drie jaar geleden reeds hebben zien voltrekken.

 

Wat ons het meeste blijft verbazen, is de wijze waarop het Militair Hospitaal wordt beheerd en welke parallelle beslissingen via de beslissingskanalen tot stand komen om daarna blijkbaar een soort eeuwig leven te leiden. De toverformule is eigenlijk een loden kroon geworden, namelijk het samenwerkingsakkoord met Brugmann, waardoor alles beter zou worden, maar dat is natuurlijk niet het geval.

 

In het kader van de interpellatie, mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wil ik toch nog even een aantal elementen onder de aandacht brengen. Op vrijdag 13 april, vorige vrijdag, is het nieuwe KB waarin de criteria worden vastgelegd voor de brandwondencentra, verschenen. Dat nieuwe KB bevestigt het oude wat betreft de kwalificaties van een diensthoofd. Hij moet een erkenning hebben in de intensieve zorg.

 

Hierdoor komt opnieuw heel het gebeuren van de RIZIV-boete boven water. De reden voor de boete bij het RIZIV was net dat de facturaties gebeurden door een diensthoofd dat niet over de vereiste kwalificaties beschikt. Die boete bedraagt ondertussen zowat 8.104.000 euro. In Belgische frank – dat spreekt nog meer tot de verbeelding – is dat meer dan 32 miljoen. Wanneer zal dat bedrag ook worden betaald?

 

Volgens minister Demotte zal, zodra het KB bekend is gemaakt – vanaf heden dus –, in het nieuwe financieringsbesluit voor het Militair Hospitaal worden ingeschreven dat de financiering slechts mogelijk is en blijft op voorwaarde dat het ziekenhuis voldoet aan de bepalingen van het KB inzake de erkenningsnormen. Mijn concrete vraag is wat hiermee zal gebeuren. Wanneer zal het ziekenhuis eindelijk in overeenstemming zijn met de wetgeving? Ik wil hier dan ook heel duidelijk vragen dat wij omtrent die zaak duidelijkheid kunnen creëren.

 

Een van de redenen voor het ontslag van de dokter die als mogelijke opvolger na het pensioen van het diensthoofd was genoemd, was precies het probleem met het diensthoofd. Indien de opruststelling van het diensthoofd nakend is, mag ik hopen dat de minister deze keer voldoende vooruitziend is geweest om aan de opvolging te denken en de cruciale vraag is over welke kwalificaties dat nieuwe diensthoofd zal moeten beschikken.

 

Een ander cruciaal element in de voorbije weken tijdens onze besprekingen – collega Kelchtermans heeft daarover al duidelijk gesproken – zijn de experimenten op patiënten. Ik moet vandaag vaststellen dat de minister die nog steeds tolereert. Hij tolereert dat die experimenten doorgaan, zonder dat er een ethische commissie is die daarover waakt. Ik weet dat bij de toepassing van de geneeskunde, zeker bij specifieke genees- en heelkunde en andere kundigheden, experimenten kunnen gebeuren, maar dat ze getoetst moeten worden aan de inzichten van een ethische commissie. Dat is niet het geval.

 

De samenwerking met het Brugmannziekenhuis is een voorwendsel geworden om ons te overtuigen van het goede beheer dat in het brandwondencentrum zou plaatsvinden, maar ondertussen is dat geen oplossing gebleken. Men schuift enkel verantwoordelijkheden weg, wat wij eigenlijk in onze uiteenzettingen hebben voorspeld. De praktijk heeft kunnen plaatsvinden; dat is natuurlijk het meest problematische. Het hospitaal functioneert helemaal niet meer zoals het moet en voldoet in het geheel niet meer aan de vereisten van een ziekenhuis, waar iedere patiënt het recht heeft op een gelijkwaardige behandeling. Wie is er eigenlijk vandaag verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg?

 

Daarmee kom ik tot een derde punt. Wat verneem ik? De multiresistente kiem, de acitenobacter, is, volgens mijn informatie, nog steeds niet uit het ziekenhuis verdwenen. Tijdens de paasvakantie, tijdens het paasweekend heel specifiek, is wellicht een vierde, nieuw opgenomen patiënt, overleden ten gevolge van een besmetting met die bacterie.

 

Ik vind dat wij die vragen moeten blijven stellen en dat er ook een antwoord op moet komen.

 

Hoe zat het met de opnamestop die was afgekondigd, maar die ondertussen werd opgeheven? Er werden nieuwe patiënten opgenomen in het ziekenhuis. De maatregelen die genomen werden, waren dus niet voldoende of wellicht werd de opnamestop te snel opgeheven.

 

Patiënten worden overgebracht naar andere ziekenhuizen. Werden die patiënten voldoende geïnformeerd? Blijkbaar wordt telefonisch medegedeeld dat men er best rekening mee houdt, maar op de overdrachtsnota werd niets vermeld.

 

Dat is natuurlijk een totaal onaanvaardbare situatie. De samenwerking met het Brugmannziekenhuis is daar eigenlijk ook een beetje een exponent van.

 

Ik zal daarover een geschiedenis vertellen, die geen sprookje is maar die wel aan de werkelijkheid werd getoetst. Het is uit de praktijk genomen.

 

Men wordt zwaar verbrand naar het Brandwondencentrum in Neder-over-Heembeek overgebracht. Daar begint men met een behandeling, maar om medische redenen moet men weer worden getransfereerd naar een hospitaal waar men net iets meer aankan. Dát is de praktijk. Die praktijk was er vroeger, en ze is er nu opnieuw. Eigenlijk is die praktijk een standaardafhandeling van gevallen geworden.

 

Het Militair Hospitaal heeft, natuurlijk om zeer goede redenen, een samenwerkingsakkoord met een Brussels hospitaal. Dan gaat men als patiënt naar dat Brugmannziekenhuis, waar men weer wat wordt behandeld, geopereerd en wat weet ik allemaal. Maar dat gebeurt niet in Neder-over-Heembeek.

 

Als blijkt dat men Nederlandstalig is en de familie ook - de mensen in Brugmann zijn dat niet hoewel zij dat op papier zouden moeten zijn - krijgt men een heel slecht gevoel, zeker als men een patiënt is die voor een typologie van een patiënt uit het brandwondenziekenhuis moet worden behandeld, ook wat nabehandeling betreft. Op verzoek van familie, vrienden of kennissen wordt men dan naar het brandwondencentrum van Gasthuisberg, Antwerpen of Gent overgebracht, waar men dan weer kan worden behandeld.

 

Ik weet niet wat u hierover denkt, maar ik probeer mij altijd in de leefwereld van patiënten en familie in te leven.

 

Als het samenwerkingsakkoord betekent dat Nederlandstaligen in een zogezegd tweetalig, maar in praktijk Franstalig, hospitaal terechtkomen en opnieuw getransfereerd moeten worden om te weten wat er met hen gebeurt, is dat plan, mijns inziens, toch niet zo schitterend plan geweest. Misschien had men vanuit Neder-over-Heembeek artsen, verpleegkundigen en kinesisten moeten meesturen naar de patiënt. Als dat voor een Moskoviet kan moet dat ook in België toch ook kunnen?

 

Wat dat laatste betreft, het is nooit gebeurd – ik benadruk nooit – dat de ongelijkheid van behandeling van patiënten in een openbaar ziekenhuis geofficialiseerd werd. Ik kijk dan ook uit naar uw antwoord.

 

U hebt kunnen merken dat CD&V u in onze politieke actie de kans en de tijd, en het voordeel van de tijd, heeft gegeven om orde op zaken te stellen, na de dramatische omstandigheden in het militaire hospitaal en het brandwondencentrum die wij hebben aangekaart. Dat is helaas niet gebeurd.

 

04.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik geef nog wat aanvullende toelichting met betrekking tot recente voorvallen die in de media becommentarieerd werden en die reeds ruimschoots aan bod kwamen in de parlementaire commissie.

 

Met betrekking tot de Russische patiënt heeft men jammer genoeg geen gelegenheid onbenut gelaten om het departement Defensie en het militaire hospitaal te bekritiseren. Wat men ook beweert, dat een vermogende patiënt zich vanuit het buitenland laat overbrengen naar het militaire hospitaal om er verzorgd te worden, binnen de geldende reglementering, toont veeleer aan dat het militaire ziekenhuis een goede reputatie geniet en bekendstaat voor de kwaliteit van de zorg die er verstrekt wordt.

 

À cet effet, je voudrais vous rassurer en précisant que toutes les factures sont effectivement payées. C'est bien entendu la moindre des choses.

 

Met betrekking tot de ziekenhuisinfectie waarmee het Militair Hospitaal begin dit jaar te kampen had, vestig ik uw aandacht op het feit dat dit niet uitzonderlijk is voor een ziekenhuis. Het feit dat de omvang van de infectie zeer beperkt is gebleven en dat ze op zeer korte termijn kon bedwongen worden, toont juist aan dat de betrokken diensten zeer efficiënt en adequaat hebben gereageerd. Het feit dat de organisatie en de werking van de dienst voor hospitaalhygiëne de meest recente aanbevelingen ter zake volgen, getuigt bovendien van het permanente streven naar kwaliteit en de wil tot continue verbetering. Ten slotte werd er zeer snel en in alle openheid over dit voorval gecommuniceerd, zowel naar andere brandwondencentra als naar de media, wat een illustratie is van de uiterlijke wil tot transparantie.

 

Met betrekking tot de experimenten waarnaar u verwijst, gebiedt de waarheid mij u eraan te herinneren dat het om een toepassing ging van een nieuw type verband dat op medisch voorschrift werd toegepast op één enkele patiënt. De genezing van deze patiënt is verder normaal verlopen, zonder enig probleem. Ik heb dit geval niettemin onmiddellijk laten onderzoeken, zodra ik er kennis van had genomen, gezien een aantal medische specialisten ter zake van mening verschilden. Ook dit laatste is echter niet uitzonderlijk in een ziekenhuis. Ondertussen is erin voorzien dat dergelijke gevallen in de toekomst systematisch worden voorgelegd aan een ethisch comité.

 

Dans ce cas-ci, il s'agit du Comité éthique de l'hôpital Brugmann, notre partenaire. Je répète que ce partenaire a volontairement été choisi du fait de sa proximité géographique mais aussi parce que c'est un hôpital bi-communautaire de la Région bruxelloise. Les aspects communautaires et linguistiques ont donc été pris en compte.

 

Er zijn ook positieve aspecten. In plaats van destructief te werk te gaan, heb ik de gewoonte positief en constructief te werken in het belang van eenieder. Graag zou ik dan ook enkele van de talrijke positieve elementen willen onderstrepen met betrekking tot de evolutie van het Militair Hospitaal.

 

In het domein van het brandwondencentrum is het aantal consultaties in 2006 met meer dan 3 procent gestegen ten opzichte van 2005. Het aantal ligdagen is zelfs toegenomen met 12 procent. De personeelsenveloppe voor het medisch-technische personeel werd verhoogd met 23 voltijdse equivalenten, waaronder 12 artsen, 5 laboranten, 5 kinesitherapeuten en 1 verpleegkundige. Er werden belangrijke stappen gezet om het opleidingsniveau van het personeel in bepaalde vakgebieden te verbeteren. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de voorbereiders van de operatiezaal en technici radiologie. Er werden ook acties gelanceerd om nieuwe types van gespecialiseerd personeel op te leiden. Het gaat in dit geval meer bepaald over anesthesieverpleegkundigen en een ingenieur met bijkomende biomedische vorming.

 

De organisatiestructuur in het militair ziekenhuis werd volledig herzien om deze maximaal op te lijnen met de structuur van een burgerziekenhuis. De nieuwe functionele structuur zal vanaf volgende maand worden geïmplementeerd. Er werd sinds medio 2005 voor meer dan 6 miljoen euro geïnvesteerd in medische uitrusting en infrastructuur voor het Militair Hospitaal, waaronder de nieuwe hypobare kamer en diverse medische apparatuur.

 

De Ministerraad heeft zijn goedkeuring gegeven om in het kader van de overheidsopdracht met betrekking tot de vernieuwing van het Brandwondencentrum die vorig jaar gelanceerd werd, over te gaan tot de onderhandelingsprocedure.

 

In het Militair Hospitaal werd een laboratorium opgericht voor moleculaire en cellulaire technologie, dat nauw samenwerkt met het brandwondencentrum. Het team van dit labo werkt mee aan de oprichting van een referentiecentrum in het domein van de bacteriologie en aan de oprichting van een nationale associatie van weefselbanken.

 

Het onderzoek naar huidequivalenten en huidsubstituten, die zeer belangrijk zijn bij de behandeling van brandwondenpatiënten werd terug opgestart. In 2006 werd een verdrievoudiging van het aantal huiddonoren bereikt in vergelijking met 2005. Ook de productie van keratinocyt werd opnieuw gestart. De officiële erkenning van de huid- en keratinocytenbank werd verlengd en de nodige stappen werden gezet met het oog op het bekomen van een ISO-certificering.

 

Ook in andere domeinen vindt er wetenschappelijk onderzoek plaats dat de nodige erkenning verdient.

 

Zo kon personeel van de dienst Traumatologie en Revalidatie in 2006 de resultaten van een onderzoek naar nekklachten bij piloten voorstellen in de Verenigde Staten waar dit onderzoek veel interesse opwekte. De dienst Hyperbare Geneeskunde doet momenteel onderzoek naar de effecten van een aangeboren hartafwijking op de geschiktheid van gevechtsduikers.

 

Ik spreek dan nog niet over een van de belangrijkste realisaties van het voorbije jaar, namelijk het afsluiten van een samenwerkingsakkoord met het UVC Brugmann. Dit partnerschap laat nu reeds toe om het gebruik van de beschikbare infrastructuur te optimaliseren, het aantal patiënten op de site te Neder-over-Heembeek te verhogen en een betere omkadering van de medische activiteiten op de site te verzekeren.

 

Zoals u weet, spitst de samenwerking met het UVC Brugmann zich toe op vier domeinen: de revalidatie, met de transfer van een afdeling van het UVC Brugmann naar de site te Neder-over-Heembeek wat bijdraagt tot een beter gebruik van bestaande hospitaalinfrastructuur; de MUG en het gemedicaliseerde, secundaire transport; de medische omkadering van het brandwondencentrum en vormingsactiviteiten voor verpleegkundig personeel waardoor deze hun competentie ook kunnen onderhouden in domeinen die niet tot de actuele expertisedomeinen van het Militair Hospitaal behoren.

 

Daarnaast werd er de voorbije maanden ook hard gewerkt aan het heropstarten of lanceren van activiteiten in een hele reeks andere domeinen. Het betreft onder meer de travel clinic die een belangrijke rol speelt bij de medische voorbereiding van militairen die op buitenlandse zending vertrekken en de dienst voor de behandeling van chronische wonden die vanaf 1 juli 2007 van start kan gaan. Momenteel worden ook de laatste maatregelen getroffen om de activiteit van de biotheek/serotheek tot volledige ontplooiing te brengen.

 

In het domein van de rampengeneeskunde en het rampenmanagement werd vorig jaar het intern ziekenhuisrampenplan geactualiseerd en het werd op 6 maart 2007 uitgetest in het kader van een rampenoefening. Er werd bovendien een Disaster Response Team opgericht. Dit team onderzoekt sinds enkele maanden de mogelijkheden om de reactiecapaciteit van het Militair Hospitaal te verbeteren indien er zich rampsituaties zouden voordoen in Brussel en dit volgens klassieke scenario's maar ook volgens chemische, biologische en nucleaire scenario's. Er is in dit raam trouwens een decontaminatie-oefening gepland op 24 april.

 

In het kader van de samenwerking met de nationale luchthaven werd medio 2006 een overeenkomst afgesloten met de ziekenwagendienst van BIAC.

 

Al deze initiatieven dragen bij tot een betere integratie van het Militair Hospitaal in de organisatie en de openbare structuur van de Belgische gezondheidszorg en het verzekeren van een adequate medische ondersteuning van de vredeondersteunende operaties. In dit verband is het trouwens vermeldenswaard dat het Militair Hospitaal, naast de activiteit op de site van Neder-over-Heembeek, sinds september 2006 ook permanent een ploeg medisch-technisch personeel levert voor het Belgische veldhospitaal in Libanon.

 

Het hoofddoel dat in dat verband steeds onze eerste prioriteit was en blijft, is te allen tijde aan elke patiënt van het Militair Hospitaal te Neder-over-Heembeek een hoge kwaliteit van medische zorgverlening te verzekeren door hem of haar met hooggekwalificeerd en uiterst toegewijd, medisch en paramedisch personeel te omringen.

 

04.03  Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de minister, ik had de indruk dat ik een soort apologie of politiek testament over de gebeurtenissen in het Militair Hospitaal en het Brandwondencentrum te horen kreeg.

 

04.04 Minister André Flahaut: (…).

 

04.05  Pieter De Crem (CD&V): Ik ben een grote aanhanger van de gevleugelde woorden van Mark Twain, die zei: “Alle berichten van mijn overlijden zijn voorbarig.”

 

In de politiek moet men dat zeker doen.

 

04.06  André Flahaut, ministre: C'est toujours ce à quoi on ne s'attend pas qui arrive.

 

04.07  Pieter De Crem (CD&V): Certainement! Et une semaine paraît être une éternité!

 

04.08  André Flahaut, ministre: Absolument! Même dans les sondages!

 

04.09  Pieter De Crem (CD&V): Collega Kelchtermans en ik hebben kennis genomen van uw argumentatie, die niet meer waard is dan wat ze waard is, maar die de vinger op de wonde legt. De problematiek was bijzonder ernstig. Er werd voortdurend een “kurieren am Symptom”-politiek gevoerd.

 

04.10 Minister André Flahaut: (...) Dat zijn positieve feiten.

 

04.11  Pieter De Crem (CD&V): Dat is uw interpretatie, maar onze interpretatie is dat het kurieren am Symptom was. Er werd niet vooruitgezien in de beleidsbepalingen. Men moest iedere keer hand-en-spandiensten en loopwerk uitvoeren, omdat de zaken fundamenteel verkeerd liepen.

 

Mijnheer de voorzitter, ik weet niet of wij volgende week nog vergaderen. Wellicht wel, ik zie geen reden waarom wij niet zouden vergaderen, maar misschien krijgen wij de kans niet meer om nog over dit dossier te spreken tijdens deze legislatuur.

 

Het grote probleem is dat het referentiecentrum, wat Neder-Over-Heembeek was, niet meer bestaat. Het heeft opgehouden te bestaan. U hebt ervoor gezorgd dat een van de meest gerenommeerde instellingen van de krijgsmacht en van ons land, op medisch gebied, weggekwijnd is. Het is een toonbeeld geworden van mismanagement en onethische geneeskunde. Eigenlijk is een term uit de volkse geneeskunde hierop van toepassing: mismeesteren. Heel deze zaak werd mismeesterd. De diagnose werd verkeerd gesteld, de behandelingsmethodes waren verkeerd, de therapie bleek niet juist en de patiënt is nu in stervensnood. Dat is een politieke verantwoordelijkheid, of u het nu graag hoort of niet. Het zich voortdurend wegstoppen achter de verantwoordelijkheden die anderen moeten nemen, kan in dit dossier niet langer.

 

Wij hebben destijds een voorstel ingediend om te komen tot de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie naar het functioneren van het ziekenhuis. De meerderheid heeft het toen weggestemd. Vandaag blijkt dat deze commissie meer dan nodig is. Ik wil wel zeggen dat collega’s uit de meerderheid ons op regelmatige tijdstippen, ook in de besprekingen en in de politieke praktijk, hebben gesteund. Zij zijn niet zo ver gegaan om ons te steunen in dat voorstel, maar zeker de collega’s uit de oppositie en ook collega’s uit de meerderheid, namelijk collega’s uit de MR, de VLD en de sp.a, hebben op meerdere tijdstippen ingezien dat hetgeen wij aanbrachten geen louter spel meerderheid tegen oppositie was, maar het in kaart brengen van een bijzonder pijnlijke toestand.

 

Alle leden van de commissie voor de Landsverdediging zijn er vandaag getuige van hoe een van de toenmalige hoofdrolspelers, met name de directeur van het hospitaal, in 2005, weg van alle schijnwerpers, in vertrouwen zijn relaas heeft gedaan aan de CHOD. Het verslag is zonder meer schokkend. Het heeft de thesis bevestigd die wij in deze commissie altijd, tegen heug en meug, hebben verdedigd. Zijn ontslagbrief van 8 juli 2005 is evenzeer sprekend. Ik zal daaruit nog eens citeren.

 

"Il m'est particulièrement pénible de devoir constater dans le chef de certains militaires un estompement de la norme, du sens moral et de l'intégrité intellectuelle, ceci menant à une recherche prioritaire d'intérêts particuliers. Ceci ne correspond pas à la notion que j'ai de la fonction militaire".

 

Mijnheer de voorzitter, deze commissie heeft het recht correct geïnformeerd te worden. De betrokken kolonel heeft hier toen voor de commissie duidelijk de waarheid niet mogen zeggen. Dat is zeer ernstig en ik vraag dan ook dat de commissie in het korte tijdsbestek waarin wij elkaar hier nog kunnen treffen dokter Villet opnieuw zou horen.

 

Moties

Motions

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Pieter De Crem en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Pieter De Crem

en het antwoord van de minister van Landsverdediging,

beveelt de regering aan

bij hoogdringendheid een externe audit van het Militair Hospitaal te organiseren en de resultaten ervan bekend te maken met het oog op de toekomstige regeringsonderhandelingen."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Pieter De Crem et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Pieter De Crem

et la réponse du ministre de la Défense,

recommande au gouvernement

de faire procéder d'extrême urgence à un audit externe de l'Hôpital militaire et d'en communiquer les résultats en vue des futures négociations gouvernementales."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Talbia Belhouari en door de heer Philippe Monfils.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Talbia Belhouari et par M. Philippe Monfils.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

05 Questions jointes de

- M. Alain Mathot au ministre de la Défense sur "les militaires mis à disposition de zones de police" (n° 14926)

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "les militaires mis à disposition des zones de police" (n° 15092)

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Alain Mathot aan de minister van Landsverdediging over "de militairen bij politiezones" (nr. 14926)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de militairen bij de politiezones" (nr. 15092)

 

Le président: Je vous informe que M. Mathot est absent. Il ne posera donc pas sa question.

 

05.01  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question sera brève mais elle me tient à cœur puisqu'il s'agit d'essayer de contribuer à l'amélioration de la sécurité de notre population.

 

C'est ainsi qu'à la suite d'un protocole d'accord que vous avez signé avec le ministre de l'Intérieur, M. Dewael, des militaires sont mis à la disposition des zones de police de notre pays pour effectuer des travaux administratifs et logistiques. Ceci permet à nos policiers de remplir au mieux leurs tâches principales, notamment être sur le terrain.

 

Presque deux ans après la mise en œuvre de ce protocole, quel bilan peut-on en tirer tant en termes de nombre de personnes qui ont été mises à disposition qu'en termes budgétaires?

 

05.02  André Flahaut, ministre: Monsieur le président, chère collègue, le projet-pilote a été mis en œuvre en 2006 sur base d'un protocole d'accord signé par le ministre de l'Intérieur et par moi-même. Le projet a débuté dans 18 zones de police et 83 militaires y participaient. Ce chiffre a évolué puisque nous étions dans une période de test. Il est probable que 54 de ces 83 militaires seront transférés définitivement.

 

En septembre 2006, le Conseil a approuvé le mécanisme de financement pour les militaires qui sont transférés vers des zones de police. Pendant la première année de stage, la Défense paie leur traitement. Dès leur transfert officiel, le traitement du militaire est pour un tiers à charge de la Défense, et cela jusqu'à l'âge de 56 ans, et pour deux tiers à charge de la zone de police concernée, dont un tiers pouvant être financé via le fonds de sécurité routière (le fonds des amendes).

 

Dès 2007, le projet-pilote était élargi à l'ensemble des 196 zones de police où la procédure est en cours pour autoriser des militaires supplémentaires à commencer leur stage. On constate, au premier trimestre de cette année, une augmentation des places vacantes dans les zones de police et du nombre de candidats. Avec mon collègue de l'Intérieur, nous nous attendons à ce que l'intérêt pour ce projet aille en augmentant.

 

Le système est avantageux pour les communes, l'expérience est positive. Il est aussi avantageux pour le département de la Défense puisque nous pouvons remplacer le personnel qui nous quitte. En termes de soutien dans les communes, cela permet aux policiers de faire leur travail de proximité. Je l'ai dit et je le répète: il n'est en aucun cas question, dans ce projet, de mettre des militaires en uniforme dans les rues en lieu et place des policiers, dont c'est le métier.

 

05.03  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, je remercie le ministre pour toutes ces précisions.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Interpellatie van de heer Luc Sevenhans tot de minister van Landsverdediging over "de oprichting van een verklikkingnetwerk binnen de krijgsmacht" (nr. 1077)

06 Interpellation de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "la création d'un réseau de dénonciation au sein des Forces armées" (n° 1077)

 

06.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, een gunstige wind bracht mij in het bezit van een vragenlijst, die naar men mij zegt op uw persoonlijk bevel onder de leden van het netwerk van de vertrouwenspersonen, de zogenaamde lokale bemiddelaars, werd verspreid. Dat netwerk werd vroeger onder het gezag van de inspecteur-generaal bemiddelaar opgericht en was bedoeld om in vertrouwen onrespectvolle gedragingen aan te klagen in het kader van de wet op het ongepast gedrag op het werk.

 

Ik heb die vragenlijst hier voor mij. Hij is vertrouwelijk en ik kan mij inbeelden waarom. Ik zal er straks bepaalde citaten uithalen. Het is een lijst van negentien vragen. Ik zal hem als bijlage bij mijn interpellatie geven. Ik zal hem niet helemaal voorlezen, want het komt in grote lijnen op het hetzelfde neer. Na enkele inleidende vragen komt men al snel tot de kern van de zaak en wordt de echte bestaansreden van de lijst duidelijk, namelijk het kennen van de politieke voorkeuren van de militairen.

 

Ik geef enkele voorbeelden. “Wat is de gemiddelde houding binnen de eenheid ten overstaan van de monarchie?” Dat is een leuke vraag en ik vind het ook een verstandige vraag. “Is deze veranderd naar aanleiding van de schandalen en de fraudedossiers?” Een andere vraag: “Hoe kijkt men binnen de eenheid naar België? Is er een verschil vast te stellen tussen de manier waarop de gewone soldaten, de onderofficieren of de officieren naar België kijken?” Blijkbaar is daar een verschil in. Een andere vraag is: “Zijn er binnen de eenheid gevallen bekend van anti-Belgisch gedachtegoed?” Wat dit juist betekent, kan ik mij niet direct voorstellen: anti-Belgisch? Is dat een bepaalde vraag bij een bepaalde gebeurtenis? Ik weet het niet. Een andere vraag is al iets meer indringend: “Worden er binnen de eenheid soms pamfletten, brochures of literatuur verspreid van bepaalde politieke partijen of groeperingen?” Daar staat toevallig bij Vlaams Belang, uiteraard samen met groen rechts bijvoorbeeld.

 

Gezien de talrijke negatieve reacties vanwege de vertrouwenspersonen werd er op 20 februari een sussende e-mail verspreid door de syntheseofficier van de inspecteur-generaal bemiddelaar. Volgens die officier was het beantwoorden van de vragenlijst geen verplichting en mocht de bevraging anoniem gebeuren. Als men een verklikkingsnetwerk wil opzetten, kan men dat best anoniem doen. Dat is nogal evident.

 

Mijn vertrouwen in Defensie heeft daar toch een beetje een knak gekregen, want die officier meldde dat men het anoniem per e-mail mocht doen. Mijn technische kennis is beperkt, maar u moet mij straks eens uitleggen, mijnheer de minister, hoe men dat anoniem per e-mail kan doen. Blijkbaar is er iemand de trappers kwijtgeraakt op dat moment.

 

Het is niet de eerste keer dat u zoiets aanvangt, mijnheer de minister. Na de invoering van de beruchte karakterfiches over de chirurgen van het brandwondencentrum van het Militair Hospitaal vormt het omvormen van een bemiddelaarsnetwerk in een politiek verklikkingssysteem een nieuwe stap in het elkaar beloeren en bedreigen binnen Defensie, zodat niemand nog zijn mond durft open te doen.

 

Zo evolueert uw departement in volle vaart naar een regime zoals in de vroegere Duitse Democratische Republiek, de DDR met de Stasi of met Securitate in Roemenië, die u ook wel bekend zal zijn.

 

06.02  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Of Franco, ook goed.

 

06.03  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Blijkbaar is het bemiddelingsnetwerk binnen Defensie gelijklopend met die toch wel beruchte voorbeelden.

 

De eerste illustratie van die pijnlijke evolutie was reeds zichtbaar in de kazerne van Doornik. Daar werden instructies aan het personeel gegeven om voortaan niet meer over de werkomgeving naar buiten te communiceren. Met andere woorden, een Flahautinvulling van het concept van vrije meningsuiting.

 

Kijk, mijnheer de minister, ik til vrij zwaar aan de vragenlijst. Dat is er toch wel los over, denk ik. Ik weet dat u een politieke voorkeur hebt – dat is evident –, en daar heb ik ook alle respect voor. Ik heb ook een politieke voorkeur, en militairen hebben die eveneens. Ik denk dat er nog altijd een vrijheid van mening is, een vrijheid van vereniging, een vrijheid van politieke voorkeur. Dat die politieke voorkeur niet geventileerd mag worden binnen Defensie, is nogal evident. Bepaalde diensten moeten nu eenmaal neutraal zijn; dat klopt. De politie moet neutraal zijn, net als de militairen.

 

06.04  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): En de VRT en de RTBF moeten ook neutraal zijn.

 

06.05  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Wie toetreedt tot het leger, weet bij voorbaat dat hij neutraal moet zijn. Ik zou ook afkeuren dat militairen hun voorkeur laten blijken voor mijn partij of voor de Parti Socialiste. Ik vraag een volkomen neutraliteit.

 

Blijkbaar wilt u die neutraliteit op een andere manier openbreken en wilt u echt eens in de ziel kijken van al uw militairen. Dat u dat doet met uw generaals, tot daar toe. Maar nu zou u dat doen tot bij de korporaal-chef in de kazerne van Bierset. Dat vind ik toch nogal vergaand.

 

Mijnheer de minister, men zegt mij dat de vragenlijst onder uw supervisie werd opgesteld. Klopt dat?

 

In een e-mail afkomstig van de diensten van de inspecteur-generaal bemiddelaar, wordt u persoonlijk bij name genoemd. U zult die e-mail ook wel hebben. Ik wil graag dat u dat al dan niet bevestigt.

 

Als u het zelf niet bent, wie heeft dan het lumineuze idee geopperd om een politieke vragenlijst op te stellen en te verspreiden via het netwerk van vertrouwenspersonen?

 

Op welke rechtsgrond doet u dat allemaal? Hebt u er enige juridische rechtsgrond voor om zoiets te beslissen? Ik weet dat dat in geen enkel ander departement gebeurt, louter en alleen bij Defensie.

 

Hoeveel lokale vertrouwenspersonen zijn er op uw initiatief ingegaan? Is dat massaal beantwoord, of hebt u er ook wat negatieve reacties op gekregen? Voorziet u een verschil in officieren of onderofficieren? Antwoordt een officier vlugger – want dat is blijkbaar toch een van uw bekommernissen? Is er een verschil tussen een officier en een onderofficier.

 

Hebt u dat kunnen vaststellen in de antwoorden? Als gevolg van uw initiatief wordt het netwerk van vertrouwenspersonen nu in de eenheden al beschouwd als een informantennetwerk voor de politieke doeleinden van de minister en werd het vertrouwen in de lokale bemiddelaars zwaar geschonden.

 

Ik meen dat u, na deze brief, beter heel dat netwerk opdoekt. Dat heeft nu immers een heel sinister randje gekregen. U hebt hiermee zelf uw geesteskind de nek omgedraaid.

 

Ik heb het daarnet al gezegd. Blijkbaar mag men die vragenlijsten anoniem beantwoorden. Hoe doet men dat anoniem? Wat moet ik mij daarbij precies voorstellen? Per e-mail is immers lachwekkend. Het staat echter zo op papier. Hoe moet men dat dan wel doen? Moet men u dat dan persoonlijk komen afgeven op uw kabinet?

 

Zijn er eventueel voordelen verbonden aan het beantwoorden van die vragenlijsten? Komt het feit dat men zich bijvoorbeeld tegen een bepaalde partij uitspreekt, dan in het persoonlijk dossier. Als men zich bijvoorbeeld uitspreekt tegen CD&V – een neutrale partij – is het dan in het voordeel of het nadeel van de persoon die de vragenlijst invult? Als men uw eigen partij als lichtend voorbeeld neemt, kan het dan zorgen voor een bevordering? Ik neem dat er toch iets wordt gedaan met die antwoorden. Wat is het voordeel?

 

Mijnheer de voorzitter, tot zover mijn vragen. Ik hoop dat de minister daarop ernstig zal antwoorden, want anders zal ik voor wat oproer zorgen daaromtrent. Ik neem zoiets immers niet.

 

06.06  André Flahaut, ministre: Pour répondre de façon anonyme à un mail, il faut faire comme les membres de votre parti: surfer sur le mail de ses voisins ou dans les autres services et taper dessus! C'est leur façon de procéder!

 

06.07  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Hoe kunt u dat nu weten? Wat is dat nu voor een gratuite beschuldiging?

 

06.08  André Flahaut, ministre: C'est tout aussi gratuit que ce que vous venez d'affirmer avec ce sondage!

 

06.09  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): (…) vertrouwelijk "confidentiel"!

 

06.10  André Flahaut, ministre: Voici quelques précisions. Ce questionnaire a été envoyé aux personnes que l'on appelle les médiateurs locaux du département, fonction par ailleurs reconnue. Parmi ces médiateurs locaux, il y a ce qu'on appelle les personnes de confiance, à l'instar de ce qui existe également dans les autres départements. C'est l'application pure et simple d'une législation, non spécifique au département de la Défense.

 

De opdrachtgever is het departement. De lijst heeft geen enkele, wetenschappelijke waarde. Het gaat er niet om leden van de krijgsmacht te ondervragen over politieke onderwerpen, maar wel om na te gaan in welke mate er in de eenheden gezichtspunten bestaan met betrekking tot het respect voor de andere openheid en ook over diversiteit en loyaliteit voor onze instellingen.

 

Ik herinner eraan dat de leden van onze krijgsmacht de eed hebben afgelegd.

 

De arrestaties van september 2006 bij het Bataljon Bevrijding Vijfde Linie sterkten mijn kabinet in de overtuiging van het nut van de studie die het departement wou uitvoeren. Mijn kabinet steunde aldus de studie. De studie zal in alle transparantie worden gepubliceerd.

 

Er werd beslist de vragenlijst naar de lokale bemiddelaars door te sturen. Laatstgenoemde personen zijn bevoorrechte actoren op het gebied van de psychosociale weefsels van het departement, zij zijn neutraal op grond van hun bevoegdheden en dus best geplaatst om een globale, objectieve en kwalitatieve perceptie te geven van hun werkomgeving, waarbij zij kunnen nagaan in welke mate onaangepaste gedragingen en tegenstellingen zich voordoen op het vlak van de ethiek van Defensie.

 

Er dient te worden aan toegevoegd dat de lokale bemiddelaars vrij waren de vragen al dan niet te beantwoorden.

Het gaat er niet om leden van de krijgsmacht te ondervragen over politieke onderwerpen, maar wel om na te gaan in welke mate binnen de eenheden gezichtspunten bestaan met betrekking tot het respect voor de andere openheid. Meer dan 150 lokale bemiddelaars, verspreid over de hele krijgsmacht, werden gecontacteerd. 72 bemiddelaars antwoordden.

 

Het vertrouwen in de lokale bemiddelaars werd niet op de proef gesteld. De draagwijdte van de peilingen en de nagestreefde objectieven werden immers uitgelegd in verschillende uitwisselingsvergaderingen die tussen bemiddelaars plaatsvonden.

 

De antwoorden werden inderdaad per mail verstuurd. Bij de verwerking van de antwoorden wordt de anonimiteit gegarandeerd en wordt de bescherming van het privéleven gerespecteerd. De resultaten worden immers geglobaliseerd.

 

06.11  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij kennen elkaar zowat acht jaar. Ik heb u al een groot aantal vreemde zaken zien organiseren. Het bewuste initiatief steekt er echter met kop en schouders bovenuit, niet omdat het een zware impact op Defensie heeft, maar wel omdat het een impact op u persoonlijk heeft.

 

Indien u, in uw hoedanigheid van minister, vindt dat u zoiets kan laten rondsturen, hebt u een probleem. Immers, als dergelijk initiatief algemeen zou zijn aanvaard, zouden uw collega’s het ook wel doen. Ik neem aan dat uw goede collega, Laurette Onkelinx, ook wel geïnteresseerd is in alles wat de rechters in hun privéleven denken of in het antwoord op de vraag of er homo’s bij zijn, of in het antwoord op de vraag of zij voor of tegen de Koning zijn.

 

Al zou zij dat wellicht ook wel willen weten, toch is zij nooit zover gegaan.

 

U wilde dat wel weten. U wilde weten of er inderdaad een meningsverandering is gekomen bij de marine na de schandalen met prins Laurent. Daar kan ik nog inkomen. Ik weet dat u zeer royalistisch bent, dat u echt geïnteresseerd bent. Ik kan mij voorstellen dat u dat graag wil weten.

 

Dat dan officialiseren, in een vertrouwelijk document, en rondsturen, vind ik vrij verregaand. Dat is niet uw taak als minister van Defensie. U zegt dat het allemaal niet zo erg is en dat het maar was om eens te weten wat er aan de hand is. Dat kunt u ook te weten komen via een aantal gesprekken. Het staat u vrij u te informeren, maar dit is nooit gezien. Dit is de DDR waardig. Dit zijn Stasi-praktijken waar u zich verdorie mee bezighoudt!

 

Wat verwacht u nu? U vraagt aan een jonge onderluitenant naar zijn mening over de koning. Meent u dat hij zijn echte mening zal geven? Hij zou wel gek zijn. Het kan natuurlijk ook zijn dat hij zo verblind is door de Koning, maar hij zal dan wel meer verblind zijn door uw stralend licht, mijnheer de minister. Hij kan ook eerst eens informeren wat u zelf denkt over al wat in die vragen voorkomt.

 

Het zijn 19 verschillende vragen. Het gaat zelfs over seksisme, homofobie, politieke partijen, wat men denkt over bepaalde godsdiensten. Wat is dan de beste godsdienst volgens u? Blijkbaar moet men dan toch wel opletten. Als u zelf een voorstander bent van het boeddhisme – ik zeg zomaar iets, ik neem een neutrale godsdienst – en ik wil CHOD worden, dan zal ik mij ook maar bekeren tot het boeddhisme, zo kan ik het beste met u samenwerken. Of wat is de bedoeling precies?

 

Mijnheer de minister, ik vind het een schande dat u zoiets hebt gedaan. Het is ongelooflijk, maar waar! Als dat uw politiek testament moet worden! Mijnheer de minister, u stelt mij nogmaals teleur door u tot zulke zaken te verlagen. Dit is niet meer een verschil in visie. Dit is essentieel. Dit zijn Gestapo-praktijken. Daaraan bezondigt u zich nog op het laatste van uw legislatuur. Mijnheer de minister, ik zal blij zijn dat u vertrekt en dat ik u kan komen uitwuiven.

 

Mijnheer de voorzitter, ik zal ook een motie indienen. Dit is te verregaand. Ik vind niet dat de minister het recht heeft militairen te beoordelen op hun persoonlijke meningen, op hun privéovertuigingen. Ik vind dat een militair alleen maar mag worden beoordeeld op zijn militaire capaciteiten en op niets anders. U moet met zulke belachelijke zaken stoppen!

 

Moties

Motions

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Luc Sevenhans en Francis Van den Eynde en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Luc Sevenhans

en het antwoord van de minister van Landsverdediging,

vraagt de minister

de militairen enkel te beoordelen op hun militaire capaciteiten en niet op hun persoonlijke visies en standpunten."

 

Une motion de recommandation a été déposée par MM. Luc Sevenhans et Francis Van den Eynde et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Luc Sevenhans

et la réponse du ministre de la Défense,

demande au ministre

de juger les militaires uniquement sur leurs compétences militaires et non sur leurs opinions et leurs points de vue personnels."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Talbia Belhouari en Hilde Vautmans en door de heren Robert Denis en Philippe Monfils.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Talbia Belhouari et Hilde Vautmans et par MM. Robert Denis et Philippe Monfils.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

07 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "het Belgisch UNIFIL-detachement in Libanon" (nr. 14996)

07 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "le détachement belge au sein de la FINUL au Liban" (n° 14996)

 

07.01  Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ons detachement verloor begin maart helaas drie militairen die met hun Pandour-pantservoertuig omkwamen tijdens een verkenningsmissie. Wij weten dat een gerechtelijk onderzoek loopt naar de precieze omstandigheden waarin de militairen omkwamen. Wij zullen de resultaten daarvan moeten afwachten, maar ondertussen had ik u toch graag een aantal vragen gesteld, mijnheer de minister.

 

Het terrein waar onze manschappen actief zijn, is heel bergachtig. Ik ben er zelf geweest. De meeste militairen volgen wel trainingssessies in verschillende soorten landschappen, maar zij zijn toch afkomstig van een relatief vlak landschap. Om de kans op dergelijke ongevallen te verkleinen en een maximale veiligheid voor de troepen te garanderen, denk ik dat Defensie toch een aantal voorzorgen zou kunnen nemen in afwachting van het gerechtelijk onderzoek.

 

Ten eerste, welke lessen hebt u nu reeds uit het ongeval getrokken? Ten tweede, worden alle militaire chauffeurs voldoende vertrouwd gemaakt met het besturen van die voertuigen op reliëfrijk terrein? Ten derde, wij weten allemaal dat de Pandurs over verschillende remsystemen beschikken. Worden die regelmatig en stelselmatig nagekeken? Ik weet uit eigen ervaring dat rijervaring zeer belangrijk is voor het besturen van een wagen, alsook een Pandur-pantserwagen. Worden de technieken aangeleerd om te remmen in een heuvelachtig gebied en wordt dit op voorhand voldoende getraind?

 

07.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Vautmans, in afwachting van het definitieve resultaat van het gerechtelijk onderzoek werden de volgende acties ondernomen.

 

Ten eerste, een herhaling van het correct gebruik van het volledig remsysteem en het schakelen van het Pandur-pantservoertuig werd aan het betrokken personeel gegeven.

 

Ten tweede, er werden een aantal bijkomende preventieve controles opgelegd. Onmiddellijk werd een algemene preventiecontrole van de staat van het remsysteem gedaan. Er werd voorlopig geen abnormale slijtage van het remsysteem vastgelegd. Een wekelijkse controle van de remmen op de vooras komt bovenop de geprogrammeerde controles, bepaald door de constructeurs.

 

Ten derde, in verschillende operatiezones werd een heropfrissing van de richttechnieken in bergachtig gebied met zware voertuigen gegeven, zowel theorie als praktijk. Bovendien heeft dit ongeval de efficiënte werking van de binnen Defensie gevoerde procedure in het kader van crisisbeheer duidelijk in het licht gesteld: verwittiging van de overheid, verwittiging en zorg voor de families, contact met de media. Er zal ook rekening worden gehouden met de gevraagde verbeteringsmogelijkheden.

 

De chauffeurs worden inderdaad vertrouwd gemaakt met het besturen van voertuigen op een reliëfrijk terrein.

 

Een van de modules van de vorming van de Pandur-voerders tijdens het praktische gedeelte van de cursus, is een specifiek parcours van ongeveer 140 kilometer op een terrein met sterk reliëf in de Belgische Ardennen, zonder te vergeten dat een van de basisvoorwaarden om de cursus “voerder Pandur” te mogen aanvatten, het beschikken over een rijbewijs C is. Dit houdt een opgedane rijervaring met zware voertuigen in.

 

De remmen van de Pandur worden systematisch gecontroleerd. De volgende controles voorgeschreven door de constructeur, worden uitgevoerd: de remblokken, zesmaandelijks, volgens de normen opgelegd door de constructeur, regeling- en remtest jaarlijks, (...) zesmaandelijks, plus de controle van de remschijven, en de vervanging van de remolie, tweejaarlijks. Zoals aangehaald in vraag twee worden de technieken voor het rijden op bergachtige en heuvelachtige terreinen aangeleerd en getraind tijdens de opleiding “chauffeur Pandur-voertuigen”.

 

07.03  Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de minister, het verheugt mij dat er voldoende training is en dat ondertussen ook de nodige bijkomende maatregelen werden genomen. Ik meen dat wij lessen moeten trekken uit het tragische ongeval en dat wij nooit te fier moeten zijn om te zeggen dat wij kunnen bijsturen, want een goed beleid vereist ook af en toe een evaluatie en een bijsturing. Wij moeten dit zeker meenemen.

 

Ik hoop natuurlijk dat wij niet te veel manschapen meer moeten verliezen. Een zending is nooit zonder gevaar, maar na het tragische ongeval blijft bij mij de gedachte hangen dat wij het misschien toch hadden kunnen vermijden. Ik hoop alleszins dat er nu voldoende trainingen worden gegeven en dat wij de manschappen er trachten op te wijzen dat zo’n voertuig goed bestuurd moet worden en dat zij daaraan de nodige aandacht moeten besteden. Ik dank u voor de bijkomende training. Ik hoop dat dit blijft gebeuren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Landsverdediging over "het beroep dat werd gedaan op het advocatenkantoor van ULB-professor Marc Uyttendaele" (nr. 15023)

08 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre de la Défense sur "le recours aux services du bureau d'avocats de M. Marc Uyttendaele, professeur à l'ULB" (n° 15023)

 

08.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik hoor al jaren allerlei praatjes en roddels die allemaal op hetzelfde neerkomen: het advocatenkantoor-Uyttendaele uit Brussel, dat zeer nauw verwant is met de vice-eerste minister en minister van Justitie, aangezien de heer Uyttendaele in feite de heer Onkelinx is, wordt door de regering bevoordeeld met allerlei juridische opdrachten en dossiers.

 

Aan het einde van deze legislatuur was het mijn wens die roddelaars van antwoord te kunnen dienen op een gedocumenteerde wijze. Ik heb dus alle ministers en alle staatssecretarissen gevraagd hoeveel dossiers zij de voorbije vier jaar aan dat advocatenkantoor hebben toevertrouwd en welk bedrag aan kosten en erelonen zij daarvoor hebben betaald. Ik heb een schriftelijk antwoord gekregen van heel wat ministers, zelfs van de eerste minister. Een aantal ministers heeft mij niet tijdig geantwoord. Dat is de reden waarom ik de vraag hier stel.

 

Er is echter nog een bijkomende reden. De ministers die niet tijdig hadden geantwoord, heb ik aangesproken in de commissies waar zij aan bod komen. Zelfs de vice-eerste minister en minister van Justitie heeft mij gisteren een duidelijk en gedetailleerd antwoord gegeven.

 

Wie heeft dat niet gedaan? De minister van Landsverdediging heeft dat niet gedaan. Hij heeft mij geantwoord dat hij drie dossiers heeft gestuurd naar het kantoor-Uyttendaele. Wat de kosten betreft, verwees hij mij echter naar het Rekenhof. Hij is de enige minister die dat doet. De anderen hebben mij vriendelijk geantwoord. Wie mij niet schriftelijk had geantwoord, gaf wel een antwoord toen ik hun de vraag mondeling stelde.

 

Mijnheer de minister van Landsverdediging, ik zie niet in waarom u de kosten en de erelonen die u aan dat kantoor hebt betaald, niet zou bekendmaken. Het zal wel geen militair geheim zijn, tenzij de bedragen dermate hoog zouden zijn, dat u er een beetje beschaamd over zou zijn. Dat kan ik echter niet geloven.

 

Zoals ik daarnet heb gezegd, vertrek ik van het idee dat het allemaal roddels en praatjes zijn. Ik wil u die vraag nu dus opnieuw mondeling stellen. U hebt mij gezegd dat u tijdens deze legislatuur drie dossiers hebt toevertrouwd aan het kantoor van meester Uyttendaele, professor aan de ULB. Welk bedrag hebt u in totaal betaald aan dat kantoor?

 

08.02  André Flahaut, ministre: Monsieur le président, j'ai répondu à une question écrite. Chaque ministre fait ce qu'il veut. J'ai répondu à la question écrite comme je l'entendais. Je ne suis pas obligé de donner, dans le cadre d'une réponse à une question orale, des informations qui peuvent être obtenues par un autre biais.

 

Je répète que, contrairement, à ce que certains semblent affirmer, tous les dossiers ne sont pas confiés à un seul et même bureau d'avocats. Trois dossiers ont été confiés au bureau d'avocats dont question: deux en 2005 et un en 2006. Au regard de la quantité des dossiers traités par le département de la Défense – je dis bien "du département" de la Défense –, on peut dire qu'il ne s'agit là que d'une infime minorité. Toutes les informations chiffrées se trouvent à la Cour des comptes.

 

Des contrôles sont régulièrement effectués à la Cour des comptes par des membres de notre assemblée, dont certains appartenant notamment au parti de M. Van den Eynde. Ce dernier peut très bien s'adresser à cette instance pour obtenir les informations qu'il souhaite.

 

Je sais ce que Mme Onkelinx a dit à ce sujet. Elle a constaté que très peu de mandats étaient confiés à ce bureau. Elle a ajouté que, compte tenu de l'excellence du travail effectué par ledit bureau, il était regrettable qu'elle ne puisse pas lui confier plus de dossiers pour la simple raison qu'il s'agit du bureau auquel appartient son mari.

 

Is dat waar, ja of nee?

 

08.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Met toelating van de voorzitter zal ik antwoorden.

 

Eerst en vooral, mevrouw Onkelinx heeft inderdaad publiciteit gemaakt voor het advocatenkantoor van haar echtgenoot, wat haar recht is. Ik heb haar zelfs gezegd dat dit getuigt van huwelijkstrouw. Ik heb daar niks tegen. Of ze dat nu in het Parlement moet doen, is een andere zaak. We gaan daar niet over vallen.

 

Wat ik wel erg vind, mijnheer de minister, is dat u sprak over “des rumeurs” of praatjes. U voedt ze echter met uw houding, want u bent de enige minister die niet antwoordt. Dat is een opmerkelijk feit. U beroept zich op een recht. Ik antwoord u dat het uw deontologische plicht is als lid van de executieve, als regeringslid, om te antwoorden op de vragen die u door het Parlement gesteld worden. Wanneer u dit niet doet, gaat u in de fout met de deontologie van uw beroep. Ik zal trouwens straks mijn beklag daarover doen bij de Kamervoorzitter.

 

Ten tweede. Ik kan uiteraard die bedragen terugvinden bij het Rekenhof, maar ik moet niet naar het Rekenhof: ik mag vragen stellen aan de regering en het is de plicht van de regering te antwoorden. Dat u mij een politiek antwoord geeft dat niet is wat ik verwacht, daar kan ik best inkomen. Dat is nu eenmaal het verschil tussen regering en oppositie. Waar het echter over de zuivere cijfers gaat, niet meer of niet minder, is het fout van een regeringslid – ik zeg dit met nadruk – de cijfers niet te willen geven. Het werpt een schril licht op een situatie. Ik zal die cijfers zeker achterhalen en ik beloof u één ding, mijnheer de minister van Landsverdediging: u bent van mij nog niet af in deze zaak, daarop geef ik mijn scoutswoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "een recente persconferentie van de Congolese president Joseph Kabila" (nr. 15049)

09 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "une conférence de presse tenue récemment par le président congolais, M. Joseph Kabila" (n° 15049)

 

09.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, na de onlusten van de laatste weken, die u uiteraard heeft gevolgd en die volgens de laatste schatting aan meer dan 200 mensen het leven hebben gekost, gaf president Kabila op 26 maart jongstleden een persconferentie onder het motto "de speeltijd is voorbij".

 

Uit de samenvatting van deze persconferentie door de MONUC lijken de intenties van president Kabila op zijn minst verontrustend. Hij liet duidelijk verstaan dat hij in het verleden te veel geduld heeft uitgeoefend en te lang naar de gematigden in zijn omgeving en de adviezen van de MONUC heeft geluisterd. Volgens hem werd hij hierdoor te snel bestempeld als zwak, incompetent en gemakkelijk te beïnvloeden of te manipuleren. De tijd van voortdurende consensus is nu voorbij, van nu af aan zal hij meer luisteren naar de hardliners in zijn omgeving en minder naar de internationale gemeenschap met haar voortdurende gezeur over dialoog en toegevingen.

 

De vele doden bij zijn aanval op de residentie van senator Bemba betreurt hij amper. Hij beschouwt dit echter als een noodzakelijke collateral damage die nu eenmaal bij elke militaire operatie te betreuren valt. Volgens hem speelde de MONUC een dubieuze rol toen ze haar gepantserde voertuigen in de nabijheid van de woning van senator Bemba ontplooide. Als gevolg van die uitlatingen werd president Kabila door de Belgische journalisten bestempeld als een in het beste geval verlichte despoot en in het slechtste geval een dictator, maar in ieder geval niet als een goede democraat. Mag ik er nog aan toevoegen dat het niet veel scheelde of hij had van u een eredoctoraat van de Koninklijke Militaire School toegewezen gekregen?

 

Mijnheer de minister, ik wil toch wel een paar vragen stellen over voorgaande feiten. Wist u dat twee onderzoeksrechters – een Belgische en een Franse – president Kabila volgen in het kader van hun onderzoek naar de slachtpartijen die door de AFDL tegen de Rwandese Hutu-vluchtelingen in Oost-Congo werden gepleegd toen Kabila een van de militaire bevelhebbers van deze beweging was? Meer details hierover vindt u in het verslag van Amnesty International met als kenmerk 71/97 van 23 april 1997. Werden er bijzondere maatregelen getroffen om de leden van de MONUC te beschermen na de uitlatingen van president Kabila? Zo ja, welke? Hoe werd de inhoud van de persconferentie van 26 maart jongstleden door het ADIV geanalyseerd en welke lessen werden er uit getrokken? Heeft president Kabila in plaats van het einde van de speeltijd niet veeleer het einde gefloten van uw ambities om een sturende rol in de democratisering van Congo te spelen? Naar verluidt had president Kabila de assistentie van de Belgische krijgsmacht beloofd voor de oprichting van de Congolese militaire rechtbanken. Wat blijft er van dat voornemen over in het licht van zijn recente uitlatingen?

 

Mijnheer de minister, ik heb mij destijds niet echt vrolijk gemaakt over uw toezegging omtrent het eredoctoraat van Kabila, maar gelet op de evolutie was dit toch een pijnlijke uitschuiver. U hebt door uw bemoeienissen en het feit dat u blijkbaar slechte vrienden hebt, volgens mij uw eigen lovenswaardige initiatieven ontkracht. U staat nu voor de opdracht om puin te gaan ruimen. Ik had graag een antwoord op mijn vragen. U mag mij uiteraard nog iets meer antwoorden, gelet op het feit dat het dossier nog in volle beweging is.

 

09.02  André Flahaut, ministre: Monsieur le président, cette question m'ennuie; je n'ai pas de déclaration à faire à ce sujet. Une commission mixte de la Chambre et du Sénat pour les Affaires étrangères et la Défense s'est tenue au sujet de ces événements. M. De Gucht et moi-même avons répondu aux questions.

 

Je ne vais pas commenter les déclarations d'un chef d'État étranger. J'ai répondu aux questions qui m'avaient été posées sur le partenariat militaire. Les évaluateurs sont partis dans le cadre européen. L'aide apportée à travers ce partenariat relèvera plus de la Justice que de la Défense, puisque nous avons supprimé la justice militaire. Par conséquent, si j'avais un conseil à donner à Kabila - mais je n'en ai aucun -, ce serait de supprimer la justice militaire et de s'inspirer de ce qui se passe en Belgique en intégrant les préoccupations militaires dans la justice tout court. Mais je ne me permettrai pas de livrer un tel commentaire, puisque cette dimension n'a pas été inscrite dans l'accord de partenariat. Je réponds ainsi à une partie de cette question qui n'avait pas été posée la dernière fois.

 

Pour le reste, je n'ai pas à commenter les déclarations prononcées par un chef d'État étranger lors d'une conférence de presse ni à m'exprimer au sujet de considérations sur la MONUC. Si vous souhaitez poser des questions relatives aux propos de M. Kabila, adressez-vous au ministre des Affaires étrangères. Peut-être vous répondra-t-il. Toutefois, la sagesse recommande que l'on ne s'immisce pas dans les affaires d'un autre pays.

 

09.03  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik was uiteraard aanwezig op de vergadering waarover u spreekt. Het antwoord werd vooral gegeven door de minister van Buitenlandse Zaken. De vragen die ik u bijkomend heb gesteld, hebt u niet kunnen beantwoorden. U was daar blijkbaar in een modeste stemming. Vandaag is dat blijkbaar ook het geval.

 

Voor alle duidelijkheid, ik zal echt geen standpunt innemen in het conflict tussen Kabila en Bemba. Ik heb over beiden een uitgesproken mening, maar dat is iets anders. Uiteraard betreur ik de doden die er zijn gevallen; ik vind dat meer dan spijtig.

 

U hebt gelijk dat ik bepaalde vragen misschien beter aan de minister van Buitenlandse Zaken kan stellen, die duidelijk een mening heeft en die mening ook duidelijk heeft geventileerd in Kinshasa. Ik heb ze gelezen en ik kan ze onderschrijven. Ik vind het spijtig dat hij het heeft gedaan, want hij is een diplomaat. Vandaag hoor ik dat u blijkbaar de diplomaat geworden bent. Ik zou zeggen, mijn felicitaties daarvoor.

 

Ik stel die vraag opnieuw aan u, omdat u toch ook moet begrijpen dat uw interventies niet altijd even gelukkig zijn en dat u soms uw eigen resultaten onderuit hebt gehaald. Op het einde van de legislatuur kan ik zeggen dat u en uw militairen veel goed werk met uw militaire inspanningen in Congo hebben geleverd. Maar door sommige ondoordachte zaken hebt u dat toch op losse schroeven gezet. Ik denk maar aan het eredoctoraat. Allemaal van die spijtige dingen. U hebt zich mee in dat debat gewrongen. Ik denk dat u zich beter, zoals u vandaag doet, beperkt tot uw rol. Als u dat altijd had gedaan, had ik vandaag die vraag niet moeten stellen.

 

Maar goed, ja, misschien is er een gunstige evolutie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de externe rekrutering" (nr. 15050)

10 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "le recrutement externe" (n° 15050)

 

10.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de webstek van het departement wordt regelmatig gebruikt om vacatures aan het grote publiek kenbaar te maken. Naar verluidt zouden sommige van die vacatures echter voor de zogenaamde externe rekrutering worden voorbehouden en zouden militairen in actieve dienst er niet voor mogen solliciteren, zelfs indien zij volledig beantwoorden aan de gestelde aanwervingsvoorwaarden.

 

Volgens een recente uitlating van de CHOD zijn er nochtans niet minder dan vierduizend overtallige militairen die hij liever kwijt dan rijk is.

 

Op basis daarvan wens ik de volgende vragen te stellen.

 

Kunt u mij bevestigen dat militairen in actieve dienst niet worden toegelaten om hun kandidatuur in te dienen voor bepaalde vacatures voor externen? Ik zie niet in waarom dat niet zou mogen. Zo ja, wat zijn de redenen daarvoor?

 

Waarom krijgen de militairen dan geen prioriteit voor de invulling van de open verklaarde vacatures binnen uw departement? Dat zou dan toch het probleem oplossen van de zogenaamd overtollige militairen.

 

Ik heb begrepen dat u pogingen wil ondernemen, samen met uw CHOD, om de leeftijdspiramide wat gezonder te maken. Ik begrijp dat dus niet goed. Volgens mij moeten alle militairen in aanmerking kunnen komen voor elke vorm van rekrutering, zowel intern als extern. Dat lijkt me toch logisch. Vandaar deze vraag.

 

10.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, elk jaar worden de vacatures binnen Defensie via het Belgisch Staatsblad aan het grote publiek voorgesteld. Die vacatures betreffen vooral operationele functies waarvoor er grote tekorten zijn.

 

Militairen in actieve dienst kunnen steeds solliciteren voor die vacatures. Zij dienen echter, net zoals de burgers, te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten tot wijziging van verschillende wetten, van toepassing op het personeel van Landsverdediging. Voornamelijk gaat het om leeftijdsvereisten en diploma.

 

De militairen in actieve dienst krijgen echter geen prioriteit voor de invulling van die vacatures.

 

Gelet op de leeftijdslimiet van 34 jaar klopt het niet dat militairen met een hogere leeftijd de opengestelde plaatsen externe werving intern kunnen innemen ten nadele van de jonge sollicitanten. In het nieuwe, gemengde loopbaanconcept, worden die maximale leeftijdslimieten nog verder verlaagd. Het is een van de doelstellingen van de GLC om de leeftijdspiramide van Defensie onder andere op die manier gezonder te maken.

 

10.03  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik neem nota van dat antwoord. Het is een beetje rond de pot draaien, maar goed, het is een antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de oprichting van een expertisecentrum binnen het Militair Hospitaal" (nr. 15051)

11 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "la création d'un centre d'expertise au sein de l'Hôpital militaire" (n° 15051)

 

11.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, tijdens de commissievergadering van 16 februari 2005 maakte u uw intentie bekend om het brandwondencentrum van het Militair Hospitaal om te vormen tot een Europese referentie in uitmuntendheidcentrum conform de Europese normen. Om de doelstelling te concretiseren, werd in het Militair Hospitaal een werkgroep opgericht.

 

De nota HCBRA 102376 van 20 april 2005 beschrijft het mandaat van voornoemde werkgroep. Enerzijds moest hij de juiste behoefte inzake infrastructuur en materiaal bepalen voor de renovatie van de zorgeenheden van het brandwondencentrum. Anderzijds moest hij u voor 31 december 2005 verschillende oplossingen voor een mogelijke configuratie voor het toekomstige, Europese expertisecentrum voorstellen.

 

Daaromtrent zou ik u een paar vragen willen stellen.

 

Werd de renovatie van het b randwondencentrum, waarvan sprake in het mandaat van de werkgroep, doorgevoerd? Zo ja, waaruit bestond de renovatie? Wat was de kostprijs van de renovatie?

 

Welke configuratie van het toekomstige, Europese expertisecentrum genoot uw voorkeur? Wat heeft ze gekost of zal ze kosten?

 

Wanneer zal de Europese referentie in uitmuntendheidcentrum volledig operationeel zijn?

 

11.02 Minister André Flahaut: Er zijn vijf vragen.

 

De analyse die door de werkgroep, waarnaar u verwijst, werd uitgevoerd, gaf aanleiding tot een ruimere studie, die tot doel had een lastenboek op te stellen voor de inrichting van een nieuw brandwondencentrum op de vijfde verdieping van het hoofdgebouw van het Militair Hospitaal.

 

De regering gaf aan Defensie de toelating om over te gaan tot een onderhandelingsprocedure met de inschrijvers die een administratief conforme offerte voor een bedrag van 19 miljoen euro hadden ingediend.

 

Voor het antwoord op uw tweede, derde en vierde vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de eerste vraag.

 

Rekening houdende met het geplande verloop van de onderhandelingsprocedure en de vooropgestelde uitvoeringstermijn van de werken, gaan wij ervan uit dat het nieuwe brandwondencentrum begin 2009 volledig operationeel zal zijn.

 

11.03  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik hoop dat ik op de officiële inhuldiging aanwezig kan zijn, samen met u als volksvertegenwoordiger. Wij zullen elkaar daarbij terugzien.

 

Voor het overige neem ik nota van het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de honoraria van de consulenten in het dossier Militair Hospitaal/UVC Brugmann" (nr. 15052)

12 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "les honoraires des consultants dans le dossier Hôpital militaire/CHU Brugmann" (n° 15052)

 

12.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijn laatste vraag in deze commissie zal wellicht over het Militair Hospitaal gaan. Ik sta in dat dossier gelukkig niet alleen.

 

Mijnheer de minister, u zult zich wellicht herinneren dat ik u hierover al ondervraagd heb tijdens de vergadering van deze commissie op 5 oktober 2005.

 

U antwoordde mij toen dat de honoraria voor de consultancyopdrachten van de deskundige van de firma DWCHCC, professor De Wever 9.375 euro bedroegen voor een prestatie van 75 uur, dat is een uurprijs van 125 euro. U voegde hieraan toe dat het advies van de Inspectie van Financiën niet hoefde te worden ingewonnen aangezien de drempel van 67.000 euro niet werd overschreden. Er is mij ter ore gekomen dat er buiten professor De Wever nog twee andere consulenten tijdens de onderhandelingen inzake het partnerschap Militair Hospitaal-UVC Brugmann werden geraadpleegd. Daarom wil ik u enkele bijkomende vragen stellen.

 

Wat is het totale bedrag van de betaalde of nog te betalen honoraria van professor De Wever, sinds de aanvang van zijn opdracht? Wie zijn die andere consulenten? Wat was hun opdracht? Vormt consultancy hun enige activiteit of zijn zij aan een ziekenhuis of aan een organisatie verbonden? Welke? Wat is hun relevante ervaring in het kader van dit dossier? Hoe werden zij aangeworven? Werd een beroep gedaan op mededinging? Zo niet, waarom niet? Hoe luidde het advies van de inspecteur van Financiën of werd de vereiste drempel opnieuw niet bereikt? Is er in dat geval geen sprake van een splitsing van de opdrachten? Wat is of was de vastgestelde duur van deze bijkomende consultancyopdrachten? Welke doelstellingen hadden deze opdrachten? Wat heeft dit allemaal gekost aan ons en aan uw department?

 

12.02 Minister André Flahaut: Het totale bedrag van de betaalde honoraria aan professor De Wever in het raam van de opdracht waarnaar u verwijst, bedraagt inderdaad 9.375 euro, exclusief btw. Zoals gesteld tijdens de commissievergadering maakt deze opdracht het voorwerp uit van een dienstencontract, met het oog op het leveren van een studie in het kader van de reorganisatie van de medische component. Ik citeer uit de contractuele tekst.

 

"… de proposer à M. le ministre de la Défense nationale la définition de l'organisation et la mission future de l'Hôpital militaire en synergie avec un hôpital public bilingue de la Région de Bruxelles-Capitale, de conseiller le ministre de la Défense nationale dans la réalisation d'une institution capable à la fois de remplir les objectifs civils permettant la formation et la pratique de la médecine militaire et civile mais aussi la mise à disponibilité immédiate pour toute mission décidée par l'État."

 

Na deze eerste opdracht werd er nog een andere consultancyopdracht toegewezen aan de volgende personen: professor De Wever en de advocaten Schaffner, Demartin en Jacubowitz. De tweede consultancyopdracht van professor De Wever had tot doel, ik citeer uit de contractuele tekst: “… de consulter le ministre de la Défense quant à la définition d'un cadre juridique adéquat pouvant régir les activités de l'Hôpital militaire dans le cadre du partenariat envisagé, y compris l'analyse de l'impact de la loi coordonnée sur les hôpitaux et les modifications éventuelles à apporter à cette loi, quant à la définition concrète des différents domaines d'activité de l'Hôpital militaire dans le cadre du partenariat envisagé, quant aux négociations à mener avec d'autres départements pour l'actualisation des plans catastrophe et la définition du rôle de l'Hôpital militaire dans ces plans".

 

De advocaten Schaffner, Demartin en Jacubowitz werden gecontracteerd om juridische bijstand te leveren met betrekking tot, ik citeer uit de contractuele teksten: "l'élaboration d'une convention-cadre et de plusieurs conventions particulières de collaboration en vue de créer des synergies et des complémentarités permettant d'améliorer l'offre de soins dans la Région bruxelloise." Ce sont eux qui ont rédigé la convention.

 

De situatie van professor De Wever werd in extenso uiteengezet in het antwoord geleverd tijdens de commissievergadering van 5 oktober 2005. De genoemde advocaten zijn verbonden aan advocatenbureaus of – associaties. De relevante ervaring van professor De Wever werd in extenso uiteengezet in het antwoord tijdens de commissievergadering van 5 oktober 2005. De betrokken juristen werden aangezocht gezien hun specialisatie, kennis en ervaring in het zeer specifieke domein van de ziekenhuiswetgeving.

 

Gezien het antwoord op vraag 5 werden de contracten rechtstreeks gesloten met de betrokkenen op basis van de artikel 17, §2, 1, F van de wet van 24 december 1993. De uitgaven verbonden aan deze contracten bedragen respectievelijk 13.750 euro, exclusief btw, voor de bijstand geleverd door professor De Wever en 12.031,11 euro, exclusief btw, voor de bijstand geleverd door de advocaten. Zelfs indien rekening wordt gehouden met de eerste opdracht toegekend aan professor De Wever, werd de drempel voor voorlegging aan de inspectie van Financiën niet overschreden. Inhoudelijk slaan de contracten bovendien op verschillende onderwerpen. Er is dus geen sprake van gesplitste opdrachten.

 

De contracten werden gesloten in het kader van de doelstelling vermeld in het antwoord op vraag 3. Alle contracten zijn vandaag uitgevoerd. Het contract met professor De Wever was effectief afgelopen op 31 december 2006. Dat met de advocaten is afgelopen in juni 2006.

 

Wat uw negende vraag betreft, zie het antwoord op vraag 7.

 

12.03  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, u ziet dat de minister wel kan antwoorden als hij wil.

 

Mijnheer de minister, als de vragen correct zijn beantwoord – en ik durf uw vragen wel eens controleren – dan dank ik u voor uw antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: M. Wathelet demande que le ministre réponde par écrit à sa question n° 15093. Mme Wiaux fait la même demande pour sa question n° 15099.

 

13 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de jaarlijks geplande kleine investeringen" (nr. 15104)

13 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "les petits investissements annuels prévus" (n° 15104)

 

13.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik vroeg u meermaals via schriftelijke vragen een afschrift van de lijst van de geplande kleine investeringen in het domein van het materieel, het zogenaamde verbruiksprogramma, in de basisallocaties 13.73, 74.04 en 74.11 en eventuele andere.

 

Volgens artikel 123 van het Kamerreglement zou uw antwoord mij uiterlijk binnen een termijn van 20 dagen moeten worden bezorgd. Tot op heden kreeg ik echter geen enkele reactie op deze vragen, hoewel de gevraagde informatie in de gevraagde vorm voorhanden is bij de staf Defensie en onmiddellijk kan worden voorgelegd. Hieruit kan ik slechts besluiten dat u bewust deze informatie niet aan het Parlement wil bezorgen.

 

Mijnheer de minister, ik weet niet of u die lijst kent. Dat is een lijst die men overal kan verkrijgen. Blijkbaar kan men die echter niet krijgen als men ze officieel aanvraagt. Staan daarop dan zaken vermeld die van staatsbelang zijn of die staatsgevaarlijk zijn? Of is het gewoon slechte wil en verbiedt u dat die lijst aan Sevenhans wordt gegeven omdat u niet wil dat ik ze krijg?

 

Ofwel bent u dus van slechte wil. Ofwel is uw administratie van slechte wil, maar ik denk veeleer dat u het bent. Ofwel, maar zeg het mij dan eerlijk, staan er zaken in die het Parlement niet mag weten.

 

Ik heb twee keer geprobeerd om die lijst te krijgen. U weigert dat pertinent. Ik zou graag weten waarom. Misschien hebt u gelijk, maar zeg mij dan waarom.

 

13.02  André Flahaut, ministre: Monsieur le président, c'est me faire un mauvais procès. Je regrette qu'on fasse de l'obstruction à mes réponses car s'il y a bien une commission parlementaire où l'on a répondu à un nombre impressionnant de questions de tout genre – parfois même en se demandant pourquoi les questions étaient posées – c'est ici.

 

On peut poser des questions à propos de tout. On pourrait même imaginer une question embarrassante pour le ministre de la Défense: me demander les tailles des sous-vêtements de chaque militaire du département! Je crois qu'on doit pouvoir disposer des chiffres. Il doit bien y avoir un militaire qui a pensé un jour à inventorier et classer tout cela. On pourrait aussi me demander la taille des chaussures disponibles. Pour ma part, je ne vois pas l'utilité de telles questions.

 

En outre, M. Sevenhans vient d'affirmer que ces données étaient aisément disponibles. Si tel est le cas, je ne vois pas pourquoi on pose la question au ministre, si ce n'est pour contraindre les services à me fournir les renseignements pour que je puisse venir répondre en commission à sa question.

 

Je demande qu'on prenne en considération les réponses données par les différents ministres aux questions parlementaires écrites. Vous constaterez que le score obtenu par le département de la Défense, compte tenu de la complexité des questions et du travail à fournir pour y répondre, est tout à fait honorable.

 

Par ailleurs, on pose toujours les questions de manière large pour obtenir des chiffres sur les cinq, six ou sept dernières années. Je ne vois vraiment pas l'intérêt de connaître la totalité de tous les investissements. Je le comprendrais peut-être s'il s'agissait d'une province donnée ou d'un quartier déterminé. Très honnêtement, je ne fais pas de l'obstruction. Je me demande simplement à quoi ce genre d'information peut servir dans une discussion parlementaire.

 

13.03  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, het zal u niet verbazen, maar ik heb die lijst.

 

13.04  André Flahaut, ministre: On ne vous demande pas si vous l'avez!

 

13.05  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): U hebt zich blijkbaar persoonlijk beziggehouden met het feit dat die lijst niet meer mocht worden gegeven. Dan vraag ik mij af wat daarin stond. Ik heb niet gezien dat er iets fout of geheim in stond.

 

13.06  André Flahaut, ministre: Monsieur Sevenhans, je sais que vous disposez de l'information. J'ai horreur de perdre mon temps et je me demande donc pourquoi vous me posez cette question. Vous dites vous-même que cette liste n'a rien de secret et qu'elle est équilibrée sur le plan des Régions. Sachant que vous l'avez, à quoi cela sert-il de me poser une question parlementaire pour me demander de vous procurer quelque chose que vous avez déjà? Voilà ma question! Lorsqu'on pourra m'apporter une réponse sensée à cette question, je changerai probablement d'attitude. Jusqu'à présent, je ne comprends pas votre démarche.

 

13.07  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Heel eenvoudig, ik wil geen enkele militair in de problemen brengen. Ik dacht dat die lijst iets meer zou opleveren. Daarom wou ik de lijst officieel hebben. Er blijkt dat aan de lijst helemaal niets verkeerds is, maar ik wil hem wel officieel krijgen. Ik wil nooit één militair in de problemen brengen.

 

Het heeft voor mij wel het bewijs geleverd dat u zenuwachtig wordt als u ergens mijn naam ziet staan. Er stond niets verkeerd in. U had het gewoon kunnen doen. Het vraagt ongeveer tien seconden tijd om mij die lijst te bezorgen. Omdat de vraag van Sevenhans is, vraagt u zich af wat hij nu weer zal doen. Ik doe gewoon mijn parlementair werk. Dat is een soort van parlementair onderzoek.

 

13.08  André Flahaut, ministre: C'est la même chose avec la question de M. Van den Eynde! J'ai des principes, je regrette! Personnellement, je ne suis pas enclin – même si nous sommes au parlement – à étaler des sommes qui portent sur des bureaux, etc. Car je peux entrevoir l'utilisation qui peut être faite de cette information à certains moments. Même si je ne collabore pas en la matière, les personnes absolument désireuses de connaître ces chiffres se les procurent via la Cour des comptes. Personnellement, je ne suis pas prédisposé à faire étalage de sommes, à manier le sensationnel! J'ai encore du respect pour la vie privée, même quand celle-ci porte sur des activités économiques. C'est une question de culture!

 

13.09  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Neen, u voelt zich blijkbaar persoonlijk al bedreigd door zo'n onschuldige vraag, want uiteindelijk blijkt het een heel onschuldige vraag te zijn. Als u zich zo bedreigd voelt, wordt het tijd dat u eens een andere job doet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van de heer Theo Kelchtermans aan de minister van Landsverdediging over "het overlevingspensioen van sommige weduwen van piloten" (nr. 15107)

14 Question de M. Theo Kelchtermans au ministre de la Défense sur "la pension de survie de certaines veuves de pilotes" (n° 15107)

 

14.01  Theo Kelchtermans (CD&V): Mijnheer de minister, ik hoef mijn vraag niet toe te lichten: u kent ze. Het is een soort van opvolgingsvraag.

 

14.02  André Flahaut, ministre: Monsieur Kelchtermans, j'ai vu la photo dans le journal. Apparemment, vous ne portez pas de casque lorsque vous faites de l'ULM. Je dois dire que cela m'a un peu effrayé.

 

14.03  Theo Kelchtermans (CD&V): Ce n'est pas obligatoire.

 

14.04  André Flahaut, ministre: Vraiment, cela m'étonne!

 

Le président: Cela devrait faire l'objet d'une proposition de loi!

 

14.05  Theo Kelchtermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb deze vraag al herhaaldelijk gesteld. Het is alleen een kwestie van opvolging van dit dossier omdat de klok tikt. Ik zou dit willen afronden. Het gaat hier over een vraag van oud-piloten die bezorgd zijn over wat in voorkomend geval het pensioen van hun weduwe zal zijn.

 

Ook de minister van Pensioenen is hierbij betrokken. In het laatste antwoord op een van mijn vragen heeft de minister van Landsverdediging gezegd, en de minister van Pensioenen heeft dat bevestigd, dat men een werkgroep heeft samengesteld die de bevestiging zou vragen van de getuigenissen van de verschillende verantwoordelijke commandanten van de vliegvelden, en tegelijkertijd ook van de mensen die ondertussen de hoogste functies bij de luchtmacht waarnemen. De minister van Pensioenen heeft gezegd dat als die commissie die bevestiging geeft, er voor hem geen probleem is en hij dan de nodige maatregelen zal nemen.

 

Mijn enige vraag is dus wat het resultaat van de werkvergadering van de gemengde commissie is.

 

14.06 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, de besprekingen tussen de administraties van Landsverdediging en Pensioenen hebben tot het volgende akkoord geleid. Voor de onderofficieren, piloten die tussen 1 januari 1976 en 31 december 1978 op vervroegd pensioen zijn vertrokken, zullen rechtzettingmaatregelen worden getroffen. Deze maatregelen zullen rekening houden met het feit dat de toenmalige militaire hiërarchie een groot aantal van hen heeft aangemoedigd, om niet te zeggen heeft gedwongen, om vervroegd met pensioen te gaan.

 

De exacte modaliteiten van dit akkoord zouden het voorwerp moeten uitmaken van een wetsontwerp tijdens de volgende legislatuur, of een wetsvoorstel. Ik ben altijd bereid om ter zake een wetsvoorstel te behandelen. Of dat nog voor deze legislatuur zal zijn is moeilijk te zeggen.

 

Il ne faut pas oublier que les gens ont été forcés à partir.

 

14.07  Theo Kelchtermans (CD&V): De vraag is wie uiteindelijk het initiatief zal nemen. Is dat de minister van Pensioenen of de minister van Landsverdediging?

 

14.08 Minister André Flahaut: Ik ben klaar om een initiatief te nemen, maar het is een probleem voor de minister van Pensioenen. Als er een wetsvoorstel is, is het een parlementair initiatief op basis van een tekst van mijn departement.

 

Je trouve intéressant que, dans l'accord qui est intervenu, on reconnaisse le fait que les gens ont été forcés à partir. C'est important.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van de heer Theo Kelchtermans aan de minister van Landsverdediging over "de polemiek over het niet correct optreden in het Militair Hospitaal van Neder-over-Heembeek" (nr. 15108)

15 Question de M. Theo Kelchtermans au ministre de la Défense sur "la polémique relative à certains agissements incorrects au sein de l'Hôpital militaire de Neder-over-Heembeek" (n° 15108)

 

15.01  Theo Kelchtermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de vraag is een principevraag, omdat ik vorige keer op mijn honger bleef over de nodige klaarheid die rond de houding van Neder-over-Heembeek werd ingenomen door de politiek. De eindverantwoordelijke is immers de minister. Hij moet zijn mensen dan ook ter verantwoording roepen.

 

Ik was verwonderd – ik zou anders niet meer op de kwestie zijn teruggekomen, ook al kreeg ik toen geen duidelijk antwoord – dat ik door de journalist die de kwestie blijkbaar ook van heel nabij volgt, na de vorige mondelinge vragen en interpellaties over de zaak op het volgende werd gewezen.

 

In de krant “La Capitale” betwist dokter Coeyne de deontologische fouten die hij bij de behandeling van een patiënt zou hebben gemaakt. Dat is de grond van de zaak.

 

De journalist blijft in zijn nabeschouwing echter bij zijn standpunt dat het hospitaal zijn boekje te buiten is gegaan. Als ik het artikel en de verantwoording van de betreffende geneesheer lees, plaats ik mij veeleer aan de kant van de journalist die stelt dat in de bewuste zaak vrij lichtvaardig tewerk werd gegaan.

 

De journalist stelt – ik citeer hem letterlijk, opdat er geen misverstanden zouden zijn –: “L’Hôpital reste à l’écart des lois civiles, tout en soignant des civils. Pas de soumission à l’Ordre des médecins, de conseil médical et comité bioéthique désactivé." Dat schrijft de betrokken journalist letterlijk.

 

Hij vraagt zich af waarom het hospitaal op dat vlak zo ver is gegaan en waarom het de bewuste deontologische plicht niet respecteerde. De kwestie werd niet aan de Orde van Geneesheren voorgelegd en dus ook niet aan de Medische Raad en aan het Bio-ethisch Comité.

 

Ik voeg eraan toe dat ik bij het nalezen van het artikel gebiologeerd blijf door de duistere rol die in dat verband dokter Joris speelt, die verdwijnt op het moment dat het contact door de Canadese partner uiteindelijk wordt stopgezet.

 

Samen met de betrokken journalist heb ik de indruk dat hier meer aan de hand is dan wat wij op basis van uw antwoord op de vragen mogen vermoeden. Ofwel handelde het hospitaal juist en dan zegt u ook dat het juist handelde. Dat is dan een beoordeling die u geeft. Wij weten dan tenminste wat uw standpunt is. Ofwel zegt u dat het niet juist handelde en dat de zaak nog in onderzoek is. Als het echter niet juist handelde, moeten ook de nodige conclusies worden getrokken en maatregelen getroffen. Dat moet dan ook worden gezegd. Op die manier komt er tenminste duidelijkheid.

 

Het is het ene of het andere.

 

15.02  André Flahaut, ministre: Monsieur Kelchtermans, le journaliste dont vous parlez n'a jamais pris contact avec mon département ce qui, en termes de travail journalistique, pose question.

 

Defensie is vragende partij om de organisatie en de werking van het Militair Hospitaal maximaal op te lijnen met de wettelijke bepalingen en normen die van toepassing zijn voor burgerziekenhuizen. Alle acties en initiatieven die gedurende de laatste twee jaar werden geïnitieerd, illustreren dat. Met name tijdens de volledige herziening van de organisatiestructuur van het militair ziekenhuis, die het afgelopen jaar werd uitgevoerd, werd er systematisch naar gestreefd om alle diensten maximaal af te stemmen op de praktijken die gangbaar zijn in een burgerziekenhuis. De nieuwe functionele structuur zal vanaf volgende maand worden geïmplementeerd.

 

De overgrote meerderheid van de militaire artsen oefent eveneens een complementaire activiteit uit in de burgersector en is daardoor de facto geregistreerd bij de Orde der Geneesheren. In het kader van het partnerschap met het UVC Brugmann worden er stappen ondernomen om een wederzijdse vertegenwoordiging van artsen te verzekeren in de medische raad van beide ziekenhuizen.

 

Tot medio 2004 beschikte Defensie over een Bio-ethische Commissie, steunend op een louter reglementaire basis, maar met erkenning van de Nationale Orde der Geneesheren, die perfect legitiem kon functioneren. Gezien het feit dat deze commissie niet kan worden ondergebracht bij een van de categorieën van ethische comités voorzien in artikel 2, 4° van de wet van 7 mei 2004, kon zij vanaf dan niet meer als dusdanig fungeren. Dankzij het samenwerkingsakkoord met UVC Brugmann kan het Militair Hospitaal ondertussen beroep doen op het ethisch comité van dit universitair ziekenhuis. Dokter Joris werd belast met het zoeken naar mogelijkheden en het leggen van contacten in het belang van het Militair Hospitaal. In geen geval kan hij Defensie binden. Hij werd niet bezoldigd voor deze opdracht.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "het 3-pijlervergoedingssysteem" (nr. 15114)

16 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "le concept des 3 piliers pour l'attribution d'allocations et d'indemnités" (n° 15114)

 

16.01  Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben blij dat ik op de valreep in deze vergadering toch nog een vraag kan stellen over een heel belangrijk gegeven, met name het 3-pijlervergoedingssysteem.

 

In het tweede sectorale akkoord was bepaald dat het statuut van het personeel op zending zou worden herzien op basis van 3 pijlers, namelijk de uithuizigheid, de ontbering en het gevaar verbonden aan de uitoefening van de functie van de zending. We hebben dit nieuwe systeem bejubeld toen we hier het sectoraal akkoord bespraken. Het moest toelaten om het vergoedingssysteem en de bedragen beter te laten overeenstemmen met de werkelijke lasten van de zending en waarbij het bedrag van de verloning zal fluctueren in functie van de aard van de activiteit, de duur van de zending en de moeilijkheidsgraad van de omstandigheden waarin ze wordt uitgevoerd. Wij wensten af te stappen van het systeem van de vijf achttienvijftigste gekoppeld aan de wedde, wat niet billijk is voor de laagste graden die voor een gelijkaardige activiteit thans aanzienlijk minder worden betaald dan hun collega’s.

 

Mijnheer de minister, ik moet u niet uitleggen dat het 3-pijlervergoedingssysteem tot doel heeft om de mensen op een meer rechtvaardige manier te verlonen voor hun bijkomende prestaties geleverd tijdens operationele inzet of bij de uitoefening van langdurige oefeningen in moeilijke omstandigheden. Tevens zou dit systeem voor gelijkheid tussen het personeel zorgen, te weten in functie van de zending en niet van de graden. In de toekomst zullen vrijwilligers en onderofficieren beter worden betaald, zonder dat iemand van de rest van het personeel minder zal ontvangen dan momenteel het geval is. Naar analogie van het personeel van douane- en politiediensten die een buitenlandse missie moeten uitvoeren, zullen de militairen voor hun prestaties in het buitenland bovendien niet-belastbare vergoedingen ontvangen in plaats van de toelagen waarop bedrijfsvoorheffingen geheven worden. Ten slotte laat het systeem van de 3 pijlers toe om op een meer flexibele wijze dan het huidige verloningsstelsel in te spelen op de soort van opdrachten die onze defensie momenteel moet uitvoeren en kan er beter ingespeeld worden op de wisselende omstandigheden in de operatiezone, wat de verloning van missies in Afrika ten goede zal komen.

 

Mijnheer de minister, wat is de huidige stand van het dossier van het 3-pijlervergoedingssysteem? In welke timing wordt er voorzien? Mogen wij onze manschappen weldra het goede nieuws melden dat dit systeem eindelijk zal starten?

 

16.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, het dossier dat in de vraag wordt behandeld, is nog ter evaluatie, omdat het, in tegenstelling met wat in de vraag wordt gesteld, bepaalde categorieën van het lagere personeel in bepaalde deelstanden zou benadelen.

 

Vous comprendrez que je ne vais pas mettre en place un système qui pénaliserait le petit personnel.

 

16.03  Hilde Vautmans (VLD): Mogen wij daarin weldra nog een doorbraak verwachten of is dat voor de volgende regering?

 

16.04 Minister André Flahaut: Dat zal voor de volgende regering zijn.

 

16.05  Hilde Vautmans (VLD): Het zal dus niet meer voor deze legislatuur zijn?

 

16.06 Minister André Flahaut: Er is daar nu geen tijd meer voor.

 

16.07  Hilde Vautmans (VLD): Ik vind dat heel jammer. Ik vond het driepijlersysteem immers een heel goed systeem. Ik kan alleen maar hopen dat u of uw opvolger – wij weten immers nooit wat de verkiezingen zullen brengen – het systeem prioritair zal behandelen. Ik vind het 3-pijlersysteem, gebaseerd op die drie zaken, echt wel essentieel.

 

16.08 Minister André Flahaut: Het is voor ons een prioriteit, maar er mogen geen pijnlijke gevolgen zijn voor het lager personeel.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

17 Question de Mme Marie-Christine Marghem au ministre de la Défense sur "le partenariat entre l'Hôpital militaire base Reine Astrid et l'hôpital Brugmann" (n° 15120)

17 Vraag van mevrouw Marie-Christine Marghem aan de minister van Landsverdediging over "het partnerschap tussen het Militair Hospitaal van de basis Koningin Astrid en het Brugmannziekenhuis" (nr. 15120)

 

17.01  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, en septembre 2005, des problèmes se posaient à l'Hôpital militaire et vous aviez promis que rien ne se passerait avant les vacances. Vous êtes arrivé en septembre 2005 avec un accord de partenariat, qui était à conclure entre l'Hôpital militaire et le CHU Brugmann. À ce moment, des questions vous ont été posées et vous aviez indiqué que tout se ferait dans la plus grande transparence. Par la suite, nous n'avons plus reçu aucune nouvelle.

 

Pressé de questions, vous nous avez répondu qu'une étude juridique avait été confiée à un bureau d'avocats bien connu. De nouveau, plus rien jusqu'aux élections communales de cette année, donc à la fin de l'été dernier, où, lors d'une réunion conjointe des commissions parlementaires de la Défense et de la Santé publique, les parlementaires présents et la presse ont été informés de l'existence d'un accord de partenariat conclu entre les deux institutions sous la forme d'un accord-cadre, lequel serait suivi de conventions particulières. Bien qu'aucune précision n'ait été donnée quant au cadre juridique réel de l'opération, on apprend que des instances, tel le gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, doivent encore donner leur accord sur ce dossier. Je cite un document parlementaire d'octobre 2006.

 

Il ressort également d'autres interviews et communications de votre part qu'il n'est pas envisagé de faire appliquer la loi sur les hôpitaux à l'Hôpital militaire. Vous connaissez bien la dialectique de cette question, puisque nous ne sommes actuellement toujours pas au courant des précisions et du régime juridique qui fondent ce montage financier. S'agit-il d'une association ou d'un groupement d'hôpitaux tel que prévu dans la loi sur les hôpitaux? À en croire les propos que vous avez tenus antérieurement, ce ne peut être le cas. Est-ce une association, qui puise son nom dans la loi du 8 juillet 1976 sur les CPAS et qui définit, en son chapitre 12, les associations possibles entre divers CPAS?

 

Je ne le crois pas puisqu'une des causes d'impossibilité de ce type de figure serait constituée par une nouvelle structure juridique faîtière au-dessus des deux institutions, étant donné que l'Hôpital militaire n'a pas de personnalité juridique distincte de l'État fédéral. Dès lors qu'aucun cadre juridique de partenariat ou d'association proprement qualifié sur le plan juridique ne semble envisageable, on est bien obligé de dire que cette forme juridique doit se laisser appliquer la législation sur les marchés publics. Cela prend une importance particulière et cela pose des problèmes en termes de légalité puisqu'on apprend également que, dans la pratique, l'Hôpital militaire mettrait à disposition de Brugmann 120 lits pour une superficie de l'ordre de 4.500 mètres carrés dans la tour d'hospitalisation de l'Hôpital militaire afin d'héberger des patients en revalidation.

 

On sait que, dans ce cadre-là, vous avez la possibilité de réduire le prix, comme il en a été question lors de la location de surface pour le centre anti-poison. Ces prix peuvent être diminués en fonction de l'utilité publique éventuelle de ce type de formule.

 

Vous avez été interrogé le 6 février dernier parce que, pour la location de ces 4.500 mètres carrés, il était question que Brugmann ne règle qu'un euro par an. Vous avez répondu qu'il s'agissait de 23 euros par mètre carré par an, ce qui, vous l'avouerez, est quand même un prix hors concurrence et qui défie précisément toute concurrence.

 

Comment expliquer que l'étage de l'Hôpital militaire et du CPAS de Bruxelles soient réaménagés pour les besoins de Brugmann aux frais du SPF Santé publique à hauteur de 4 millions, alors que les subsides à la construction sont une compétence régionale?

 

Vous voyez donc que divers problèmes de public/privé et, finalement, de fuites du public vers le privé au bénéfice d'une seule structure hospitalière privée - Brugmann - posent question.

 

La question est donc fondamentale: il faut connaître le régime juridique relatif à la mise à disposition d'infrastructures publiques. S'agit-il oui ou non d'une prestation pour tiers ou se situe-t-on dans le cadre de la loi sur les marchés publics?

 

Je voudrais encore signaler une dernière chose: le transfert de patients de Brugmann vers l'Hôpital militaire soulève aussi la question de la qualité du service et de soins pour ces patients puisque l'Hôpital militaire, vous le savez, ne dispose pas d'un service de soins intensifs et ne disposerait pas non plus de personnel qualifié pour les urgences de nuit.

 

Qu'en est-il, dans la pratique, des moyens qui sont mis à disposition par la Défense pour les patients de Brugmann transférés à l'Hôpital militaire?

 

17.02  André Flahaut, ministre: Monsieur le président, je suggère que l'on communique à Mme Marghem les réponses aux questions qui ont été posées et aux interpellations développées en début de réunion; je pense notamment à l'interpellation de M. De Crem.

 

17.03  Marie-Christine Marghem (MR): On aurait pu y joindre ma question. Cela n'a pas été fait; j'en suis désolée. Pour ma part, je m'attendais à intervenir dans la foulée de l'interpellation.

 

17.04  André Flahaut, ministre: Cela n'a pu être le cas car des éléments complémentaires devaient être donnés à M. De Crem.

 

Cela dit, le cadre juridique du partenariat entre l'Hôpital militaire et le centre hospitalier universitaire Brugmann se compose d'une convention-cadre et de quatre conventions particulières déterminant la collaboration dans les domaines suivants: le soin aux patients brûlés, l'aide médicale urgente, les programmes de stage pour le personnel médical et paramédical et la revalidation spécialisée.

 

La Défense met actuellement à disposition le deuxième étage de la tour d'hospitalisation de l'Hôpital militaire avec une capacité totale de 64 chambres. Chaque chambre peut accueillir deux lits au maximum. Le choix de la répartition entre les chambres à une et à deux personnes appartient au CHU Brugmann.

 

Les travaux d'aménagement auxquels vous faites allusion concernent le quatrième étage de la tour d'hospitalisation de l'Hôpital militaire. Dès que ces travaux seront terminés, le service de revalidation de Brugmann déménagera vers ce quatrième étage. Le financement des travaux de réaménagement sera effectivement assuré par le SPF Santé publique. Il n'est donc pas question d'un montage financier.

 

Dans le domaine de la revalidation, l'Hôpital militaire assure certains examens médico-techniques comme la radiographie, l'aide médicale urgente, et, pour partie, le soutien général. Dans le cadre plus large du partenariat, l'Hôpital militaire assure également le transport secondaire des patients entre les sites hospitaliers concernés.

 

Par ailleurs, dans le but de maintenir ses compétences, le personnel médical et paramédical de l'Hôpital militaire pourra participer à des programmes de stage au sein du CHU Brugmann.

 

En ce qui concerne les patients pour lesquels une aide médicale urgente serait nécessaire, le protocole d'accord avec le CHU Brugmann, relatif à la coopération dans le domaine de la revalidation, établit clairement la procédure à appliquer. Celle-ci prévoit notamment que, le cas échéant, il sera fait appel de premier abord au service mobile d'urgence interne de l'Hôpital militaire.

 

Lors d'indisponibilité temporaire de ces services, notamment en cas de sortie SMUR, il est fait appel au médecin spécialiste présent à l'Hôpital militaire. À défaut d'un médecin spécialiste exigé, il est fait appel, via le service de secours 100, à l'intervention d'un service mobile d'urgence externe. Si, exceptionnellement, le patient ne peut pas être transporté immédiatement, une courte admission aux services des soins intensifs du centre des grands brûlés est également possible. Cette procédure en cascade offre toutes les garanties requises pour une réponse adéquate au cas où un patient hospitalisé aurait besoin d'une aide médicale urgente et a d'ailleurs déjà fait ses preuves.

 

En ce qui concerne les constructions, le partenariat a permis d'opter pour des formules plus rapides que des constructions de nouvelles ailes d'hôpitaux. Puisque de l'espace était disponible à l'hôpital, il nous semblait intéressant de le mettre à la disposition du partenaire avec lequel nous avons conclu une convention. Ce partenaire est le plus proche physiquement, c'est ce que j'ai indiqué à M. De Crem tout à l'heure. Il est bi-communautaire. C'était important afin d'éviter les problèmes linguistiques et communautaires que d'aucuns voudraient faire poindre. Par ailleurs, il est public.

 

17.05  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse.

 

Je voudrais tout de même ajouter l'un ou l'autre élément.

 

Tout d'abord, je me permets de demander s'il est possible d'obtenir la communication de cette convention et des accords particuliers qui sont prévus et dont vous faites état dans votre réponse. Il serait intéressant de pouvoir en disposer, dans la mesure où je reste sur ma faim quant à la réponse relative à l'application de la loi sur les marchés publics.

 

Il n'échappe à personne et surtout pas aux institutions hospitalières, qui ne font pas preuve de jalousie mais qui désirent simplement que l'égalité soit respectée en ce qui concerne les avantages ainsi fournis aux partenaires privés de l'hôpital public militaire, que cela fait beaucoup d'argent public ainsi injecté au profit d'un partenaire privé.

 

Par exemple, en ce qui concerne le transport inter-hospitalier…

 

17.06  André Flahaut, ministre: Brugmann n'est pas privé. Il fait partie du secteur IRIS. Il est bi-communautaire

 

17.07  Marie-Christine Marghem (MR): Oui, mais il ne s'agit pas d'un domaine étatique.

 

17.08  André Flahaut, ministre: Si j'avais choisi Erasme, je pourrais comprendre votre réaction. On m'a d'ailleurs suspecté de vouloir le faire mais nous avons choisi le plus proche, géographiquement parlant. Nous avons déjà répondu à cette question.

 

17.09  Marie-Christine Marghem (MR): Nous avions parlé d'Erasme dans le passé, peut-être avant que vous ne soyez ministre.

 

17.10  André Flahaut, ministre: Mes prédécesseurs voulaient la disparition de l'Hôpital militaire.

 

17.11  Marie-Christine Marghem (MR): Oui, vous me l'aviez déjà répondu mais je croyais qu'il était question de partenariat du temps de Mme De Galan, dans les années 1994.

 

17.12  André Flahaut, ministre: Ce à quoi vous faites référence est effectivement le plan mis en place qui, en fait, était un accord de dupe, étant donné qu'il était prévu que l'Hôpital militaire soit libéré et que ses services les plus intéressants, à savoir le secteur des grands brûlés, soient transférés à la KUL. Il était aussi prévu, en ce qui concerne la partie militaire, de reconstruire une tour spécifique pour les militaires sur le site de Saint-Pierre, donc le CPAS à Bruxelles.

 

Faisant partie du gouvernement entre 1995 et 1999, je connaissais l'accord. À ma grande surprise, j'ai constaté, en arrivant en 1999 au département de la Défense, que les 2 milliards de francs belges nécessaires pour reconstruire la partie militaire avaient été oubliés par M. Dehaene et par M. Poncelet. On m'obligeait donc à construire une tour sans que les crédits nécessaires ne soient octroyés à la Défense.

 

On a alors considéré que l'Hôpital militaire devait continuer à exister sur son site, dans un espace moins important, de faire un partenariat et de le rapprocher le plus possible de la législation sur les hôpitaux civils. C'est tout le travail qui a été fait. Cet objectif allait effectivement un peu à contre-courant de ce qui avait été prévu sous une précédente majorité.

 

17.13  Marie-Christine Marghem (MR): Ce que vous venez de dire est important et m'oblige à rectifier mes propos. Il s'agit bien évidemment des hôpitaux civils ou étatiques et non pas des hôpitaux privés ou publics. J'ai très mal formulé ma réplique. C'est aussi sur quoi je continue à m'interroger. Est-il possible, sans passer par la loi sur les marchés publics, de conclure un partenariat entre un hôpital fédéral et un hôpital civil, sachant aussi que la loi sur les hôpitaux – comme vous l'avez indiqué – ne s'applique pas à l'Hôpital militaire?

 

Il y a non seulement cet aspect juridique mais aussi l'aspect de transfert d'argent. Par exemple, s'il fallait que l'hôpital Brugmann paie un transport inter-hospitalier, cela lui coûterait un million d'euros par an. Il est évidemment très agréable de recevoir un "cadeau" dans le cadre de ce partenariat. Ce n'est malheureusement pas le cas de tous les autres hôpitaux civils.

 

C'est d'autant plus interpellant quand on connaît la situation financière de Brugmann. En la matière, on sait qu'un rapport des commissaires est attendu pour fin avril 2007. Je profite de l'occasion pour vous demander si ce rapport concernant la santé financière de l'institution Brugmann, qui a d'ailleurs été commandé par la direction générale de l'établissement, va ou non vous être transmis. En effet, dans le cadre d'un partenariat, il est évident que les deux partenaires - vous représentez le côté fédéral – s'inquiètent de leur santé financière respective.

 

Un dernier élément continue à m'inquiéter, mais je constate qu'une procédure a été mise en œuvre pour éviter les cas de décès qui se sont fait jour en janvier de cette année dans le cadre de lits de revalidation. Un médecin refusait que son service ou que des membres de son service interviennent en cas d'urgence, lorsque les patients de l'hôpital faisaient un malaise nécessitant une aide urgente immédiate interne et que le SMUR était, comme c'est sa vocation première, parti en intervention pour un incendie à l'extérieur.

 

Dans votre réponse, vous disiez: "…une procédure en avant qui permet une cascade évitant à l'avenir ce type de malheur". Deux personnes sont décédées, précisément parce qu'elles n'ont pas pu bénéficier de l'aide médicale urgente interne dont elles auraient dû bénéficier. Cela pose toujours la question de l'organisation de l'Hôpital militaire, qui n'est pas soumis à la loi sur les hôpitaux et qui ne dispose pas notamment d'un service de soins intensifs interne et d'autres services essentiels pour le fonctionnement d'un hôpital digne de ce nom.

 

Monsieur le ministre, allez-vous continuer à progresser, sur la base des procédures que vous avez mises au point en ce qui concerne les malaises précités, et veiller à étoffer désormais l'Hôpital militaire - c'est bien une obligation, me semble-t-il, puisque celui-ci est en partenariat avec un hôpital civil - de toutes les fonctions d'un hôpital digne de ce nom?

 

Il importe aussi de faire en sorte que cela fonctionne correctement. C'est donc une question que je projette.

 

17.14  André Flahaut, ministre: Le partenariat vise à faire en sorte que l'Hôpital militaire puisse poursuivre ses missions militaires tout en continuant d'assurer sa fonction hospitalière. Notre démarche a consisté à conformer l'Hôpital militaire à la loi sur les hôpitaux. J'ai fait tout mon possible pour le rendre plus proche d'une institution civile. Cependant, il ne faut pas demander aux militaires de faire campagne en short.

 

17.15  Marie-Christine Marghem (MR): Que voulez-vous dire?

 

17.16  André Flahaut, ministre: Cela signifie que la spécificité militaire doit être conservée et que, dans un pays comme la Belgique, il importe qu'existe une institution hospitalière dédiée aux militaires. C'est cela la vérité. Autrement, nous devrions envoyer les militaires dans des hôpitaux civils. Nous le pratiquons déjà beaucoup, même si nous avons abandonné le curatif.

 

D'ailleurs, aucun autre pays européen et/ou membre de l'OTAN n'a supprimé son Hôpital militaire.

 

Le président: Madame Marghem, vous pouvez encore répliquer, puis nous conclurons. Car ce n'est pas une interpellation, mais une question orale.

 

17.17  Marie-Christine Marghem (MR): Si je synthétise votre réponse, vous m'avez donc dit que c'était le maximum de ce qu'il était possible de réaliser, compte tenu de la ressemblance qu'entretient cette structure hospitalière avec une institution civile, afin de garder l'Hôpital militaire. Faute de quoi, nous ne pourrions pas la maintenir.

 

17.18  André Flahaut, ministre: C'est-à-dire que le partenariat avec l'hôpital Brugmann est destiné prioritairement à permettre aux services qui avaient été supprimés au sein de l'Hôpital militaire d'être remis en fonction.

 

17.19  Marie-Christine Marghem (MR): Pour compléter les services éventuellement manquants à l'Hôpital militaire?

 

17.20  André Flahaut, ministre: C'est notamment le cas dans certaines disciplines. Je pense au centre des grands brûlés, par exemple, qui est spécifiquement militaire, mais qui est aussi utile aux civils. Je peux encore mentionner l'hyperbare et l'hypobare. Ce sont des outils qui sont prioritairement destinés aux militaires.

 

17.21  Marie-Christine Marghem (MR): Nous allons voir comment tout cela va fonctionner. Je vous demanderai simplement de pouvoir obtenir copie de l'accord-cadre et des conventions particulières.

 

17.22  André Flahaut, ministre: Pour l'instant, cela fonctionne. J'ai eu l'occasion de communiquer des chiffres de fréquentation. La collaboration prend forme, mais - comme dans tout rodage -, il reste naturellement des points à affiner en tenant compte des conventions existantes.

 

Nous avons été bien inspirés d'agir ainsi. Quand je le dis moi-même, on ne me croit pas. Pour ce faire, il vous suffit d'interroger le personnel de Brugmann, du réseau IRIS et de l'Hôpital militaire.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 12.35 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.35 uur.