Commission
de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du mardi 17 avril 2007 Après-midi ______ |
van dinsdag 17 april 2007 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.30 uur en voorgezeten door mevrouw Martine Taelman.
La séance est ouverte à 14.30 heures et présidée par Mme Martine Taelman.
01 Vraag van de heer Walter Muls aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de benoeming van de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Brussel" (nr. 15048)
01 Question de M. Walter Muls à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la nomination du président du tribunal de commerce de Bruxelles" (n° 15048)
01.01 Walter Muls (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het ambt van voorzitter bij de rechtbank van koophandel te Brussel werd vacant verklaard bij publicatie in het Belgisch Staatsblad van 17 januari 2006. In Brussel is het altijd een heel verhaal met de voorzitters van de verschillende rechtbanken en met de procureurs door het taalevenwicht enzovoort.
Op 13 mei 2006 werd een kandidaat behorende tot de Nederlandstalige taalrol door de benoemings- en aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie voorgedragen voor deze vacature. Ik heb echter gelezen dat die kandidaat ondertussen benoemd is in een andere functie, namelijk dat hij voorzitter is geworden van de Raad voor de Mededinging.
Volgens artikel 323bis, §1, laatste lid, van het Gerechtelijk Wetboek is die functie niet verenigbaar met de functie van korpsoverste binnen de magistratuur en zou dat laatste mandaat teloor gaan.
Anderzijds is er het gegeven dat het mandaat van de huidige voorzitter van de rechtbank van koophandel te Brussel, die van de Franstalige taalrol is, is afgelopen. Er zou echter blijkbaar sprake zijn van een interimschap dat zou worden waargenomen door die voorzitter op grond van – hetgeen zij noemt – de continuïteit van de dienst. Ik meen dat dit strijdig zou zijn met artikel 319 van het Gerechtelijk Wetboek.
Ik wil u daarover de volgende vragen stellen.
Ten eerste, is het mogelijk dat de huidige voorzitter van de rechtbank van koophandel als interim-voorzitter zou blijven functioneren, zonder duidelijke wettelijke grondslag?
Ten tweede, indien artikel 319 van het Gerechtelijk Wetboek niet wordt toegepast, welke oplossing is dan wel mogelijk en op welke wettelijke basis kan men dan steunen?
Ten derde, indien men artikel 319 van het Gerechtelijk Wetboek wel toepast, hoe dient men dan het derde lid van dat artikel toe te passen dat bepaalt dat de vervanger moet voldoen aan dezelfde taalvoorwaarden als de korpschef?
01.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, sedert 31 maart 2007 is het mandaat van de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Brussel verstreken. Zij behoort tot de Franstalige rol.
In toepassing van artikel 43, §4, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, werd in haar vervanging voorzien door de aanwijzing van een Nederlandstalige magistraat, doch deze heeft na 1 april 2007 de eed niet afgelegd.
Overeenkomstig artikel 319, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervult een van de ondervoorzitters in de rechtbank van koophandel te Brussel als adjunct-mandaathouder met de grootste dienstancienniteit – én, dit is belangrijk, behorende tot de Nederlandstalige rol – de functie van voorzitter.
01.03 Walter Muls (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, ik dank mevrouw de minister voor haar volledig antwoord.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het beroep dat werd gedaan op het advocatenkantoor van ULB-professor Marc Uyttendaele" (nr. 15079)
02 Question de M. Francis Van den Eynde à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le recours aux services du bureau d'avocats de M. Marc Uyttendaele, professeur à l'ULB" (n° 15079)
02.01 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, mijn vraag werd geïnspireerd op een schriftelijke vraag van mijn excellente collega Bart Laeremans die u de vraag een paar maanden geleden stelde.
Toen ik bij het verschijnen van de vraag in het Bulletin van Vragen en Antwoorden ontdekte dat zij niet was beantwoord, inspireerde mij dat om dezelfde vraag aan al uw collega’s te stellen. Een behoorlijk deel van hen, zelfs de eerste minister, verschafte mij ondertussen een antwoord. Van een aantal wachten wij nog altijd op de gevraagde gegevens. Dat is, ondanks het feit dat de vraag in allereerste instantie aan u werd gesteld, nog altijd het geval voor de gegevens die voor u waren bestemd.
Ik kan dus op het einde van de legislatuur niet anders – u weet immers dat het hier op 2 mei 2007 voorbij is – dan de vraag mondeling in commissie te stellen. Ik ondervroeg ondertussen ook al een aantal van uw collega’s in verschillende commissies.
Ik kom u het volgende vragen.
Hoeveel dossiers, gerechtelijke adviezen of gerechtelijke dossiers werden in de jaren 2003, 2004, 2005 en 2006, kortom tijdens de legislatuur min 2007, toevertrouwd aan het advocatenkantoor dat u niet helemaal onbekend is, namelijk het advocatenkantoor Uyttendaele Gérard et associés?
Wat is het bedrag aan erelonen die voor de verschillende dossiers aan het genoemde advocatenkantoor werden betaald?
02.02 Laurette Onkelinx, ministre: Je vois que le député s'intéresse à l'un des meilleurs avocats de Bruxelles, selon mon point de vue tout à fait objectif. Il est spécialiste en droit public.
J'aurais pu trouver mille et une raisons pour ne pas répondre à cette question mais j'estime qu'il est de mon devoir d'y répondre dans la plus grande transparence.
Sinds juli 2003 werd door mijn administratie een enkele juridische raadpleging gevraagd aan meester Uyttendaele in persoon, namelijk in 2005.
Wat betreft de dossiers die door mijn administratie en onder mijn verantwoordelijkheid werden toegewezen aan andere advocaten-vennoten van dit kabinet, is de situatie de volgende. Er waren in 2003 een, in 2004 vijf, in 2005 vijf en in 2006 twaalf geschillendossiers. Wat juridische raadplegingen betreft, werd er één studieovereenkomst gesloten tussen mijn departement en een advocaat-vennoot van hetzelfde kabinet.
Ter illustratie, de erelonen die tijdens deze legislatuur werden uitbetaald aan het kabinet Uyttendaele-Gérard voor de geschillendossiers die worden behandeld door de Raad van State, vertegenwoordigen 2,53% van het totale bedrag besteed aan erelonen.
J'aurais voulu que ce soit beaucoup plus. En effet, je suis toujours très heureuse des résultats obtenus. Mais des interpellations pouvant toujours "fleurir" à propos de l'objectivité des désignations, nous ne l'avons fait qu'en cas de réelle nécessité. Ce cabinet est constitué – je ne peux faire trop de publicité à ce sujet – de différents professeurs d'université, ce qui peut être utile dans le cadre des dossiers que nous traitons.
Tot op heden werden volgende bedragen gestort aan het kantoor voor de dossiers waarvoor mijn administratie de opdracht gaf: in 2003 niets, in 2004 niets, in 2005 3.500 euro en in 2006 12.750 euro.
02.03 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Ik dank de vice-eerste minister voor haar antwoord. Ik moet zeggen dat ze beter antwoordt dan haar collega Flahaut want die heeft mij wel verteld hoeveel dossiers hij toevertrouwd heeft aan het betrokken kantoor, maar heeft geweigerd mij het bedrag van de erelonen mee te delen. Ik kom daar uiteraard achter via het Rekenhof, mevrouw de vice-eerste minister, dat weet u ook.
Ik wil alleen nog even zekerheid over het volgende. U zei dat u in 2003 en 2004 geen erelonen betaald hebt en dat in 2005 3.400 euro en in 2006 12.750 euro werd betaald. Als u mij deze bedragen kunt bevestigen, zal ik u zeggen dat ik het u zeker niet kwalijk neem dat u intussen publiciteit maakt voor het betrokken kantoor. Dat getuigt van mooie huwelijkstrouw en dat is iets wat we allemaal moeten appreciëren.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Greet van Gool aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het veiligheidskorps" (nr. 15090)
03 Question de Mme Greet van Gool à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le corps de sécurité" (n° 15090)
03.01 Greet van Gool (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb u al eerder vragen gesteld over het veiligheidskorps. Ik wil dat ook vandaag nog eens doen, in het bijzonder over de situatie in Antwerpen.
Op mijn laatste vraag over dit dossier, in februari van dit jaar, hebt u geantwoord dat er op 16 april, dat was gisteren, 45 nieuwe agenten van het veiligheidskorps actief in dienst zouden komen, waarvan 17 Nederlandstaligen. Later zouden er dan nog bijkomen, waarschijnlijk 60, maar u wilde voorzichtig blijven met de cijfers, omdat u afhankelijk bent van het slaagpercentage bij de aanwerving en van het ritme van de mutaties, die op basis van de aanvragen van het personeel moeten gebeuren. Dat hebt u in februari geantwoord.
Het is nog niet duidelijk hoeveel van die eerste 17 agenten naar de gevangenis van Antwerpen zouden gaan. Er blijkt een verschil van mening te bestaan over het nodige aantal agenten van het veiligheidskorps. U hebt in februari geantwoord dat er een analyse gebeurd is door de directie van het veiligheidskorps, op basis waarvan 20 agenten in aanmerking genomen zouden kunnen worden. Het is niet zo duidelijk op basis waarvan die berekening gemaakt is en, met name, of er rekening gehouden werd met de extra capaciteit die de ingebruikname van het nieuwe justitiepaleis in Antwerpen met zich heeft meegebracht. De Antwerpse politie had uitgerekend dat er, juist mede door de ingebruikname van het nieuwe justitiepaleis, 77 agenten van het veiligheidskorps nodig zouden zijn. Vandaag zijn er 16 agenten actief. Dat zou dus, ten opzichte van vandaag, een toename betekenen van 61. Dat is toch een belangrijk verschil, ten opzichte van die 20, die door de directie van het veiligheidskorps vooropgesteld werden.
Ik heb de volgende vragen.
Hoe gebeurt de verdeling van de 17 Nederlandstalige agenten die gisteren, op 16 april, in dienst zijn getreden? Is er al meer duidelijkheid over het aantal agenten dat bij de volgende lichting aangeworven zal worden en hoe de verdeling daarvan zal gebeuren? Op basis van welke criteria werd de analyse van de directie van het veiligheidskorps over de situatie in Antwerpen gemaakt? Werd er daarover ook overleg gepleegd met de leiding van de politiezone Antwerpen?
03.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, mevrouw van Gool, alvorens te antwoorden op uw vraag herinner ik aan de werkingsprincipes van het veiligheidskorps want in tegenstelling tot wat u in uw vraag zegt, zijn de leden van het veiligheidskorps niet verbonden aan een gevangenis. Zij zijn ingedeeld bij en zij staan onder de operationele leiding van de politiezones teneinde de politie bij te staan bij het uitvoeren van een aantal taken die de politie volgens de wet nog steeds moet vervullen en om op deze manier politieambtenaren vrij te maken voor meer specifieke politieopdrachten.
Het examen dat momenteel wordt georganiseerd door Selor is bedoeld om de personeelsbezetting voltallig te maken met de twee Brusselse zones Brussel-Elsene en Brussel-Zuid. De eerste laureaten van dit examen – 17 beambten – zullen bijgevolg over deze twee zones worden verdeeld. Met de indiensttreding van de 17 eerste Nederlandstalige beambten op 16 april, kunnen wij zeker in een bepaald aantal mogelijkheden interne mutaties voorzien op 1 september 2007. Zo zullen de beambten van het veiligheidskorps, die benoemd zijn en die er zich kandidaat voor stellen, kunnen worden ingedeeld te Antwerpen. Aangezien het aanwervingsexamen nog niet afgelopen is – er blijven nog 100 laureaten van de schriftelijke proef over die de mondelinge proef moeten afleggen –, hebben wij nog geen idee van het aantal kandidaten dat in de proeven zal slagen.
De politie van Antwerpen kon uiteraard haar wensen kenbaar maken inzake personeel. Ik heb dat reeds gezegd in antwoord op uw mondelinge vraag nr. 14.042. Het is uiteraard zo dat wij met een totaal van 100 bijkomende beambten rekening moeten houden met de desiderata, of beter gezegd de behoeften van alle betrokken politiekorpsen. Ik bevestig u dus nogmaals dat ik de personeelsbezetting van het veiligheidskorps te Antwerpen met 20 beambten wil versterken. Dat is iets voor in de loop van de volgende dagen.
03.03 Greet van Gool (sp.a-spirit): Mevrouw de minister, omdat u herinnert aan de werkingsprincipes van het veiligheidskorps, wil ik voorafgaandelijk zeggen dat ik in mijn vraag nergens heb gezegd dat we gebonden zouden zijn aan de gevangenissen. Maar het klopt wel degelijk dat er met de ingebruikname van het nieuwe justitiepaleis ook meer politieagenten moeten worden ingezet, waardoor – wat u zelf ook al hebt aangehaald – die politieagenten niet voor andere taken kunnen worden vrijgemaakt. Ik heb dat ook al eerder gezegd. U hebt dat bevestigd. Antwerpen is een grote stad. De politie heeft daar heel wat taken die vervuld moeten worden. Als de agenten van de politie ook in het nieuwe justitiepaleis moeten worden ingezet, dan kunnen zij zich niet vrijmaken voor die andere, belangrijke taken, waar ook prioriteit aan moet worden gegeven.
Als ik u verder goed begrijp, dan zullen de zeventien agenten die gisteren in dienst zijn gekomen, volledig worden toegewezen aan Brussel. Van die zeventien zal er niemand naar Antwerpen gaan. Het zou wel kunnen dat er op basis van die zeventien een mutatie ontstaat. Dan moeten mensen die momenteel in het veiligheidskorps zitten zich kandidaat verklaren om naar Antwerpen te gaan. Als dat niet gebeurt, dan blijft Antwerpen zonder een uitbreiding. Een uitbreiding is toch echt wel nodig is en wordt uitdrukkelijk gevraagd door het veiligheidskorps.
Er zal moeten worden gewacht op de twintig agenten die later, wellicht pas vanaf september, naar Antwerpen zullen kunnen gaan. Dat blijft toch wel teleurstellend. Bij een van de eerste vragen – niet de laatste – die ik over het veiligheidskorps heb gesteld, hebt u wel degelijk toegestemd dat er begin 2007 al agenten aan Antwerpen zouden worden toegewezen. Het is jammer dat daarop nu wordt teruggekomen.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "kansarmen die onder voorlopig bewind zijn geplaatst" (nr. 15097)
04 Question de M. Servais Verherstraeten à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les personnes défavorisées placées sous administration provisoire" (n° 15097)
04.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, vroeger werden voornamelijk bejaarden onder voorlopig bewind gesteld. Nu zien we in de praktijk dat hoe langer hoe meer kansarmen naar een voorlopig bewind worden gedirigeerd om te vermijden dat zij op een paar dagen tijd de toelage die zij ontvangen, zouden uitgeven. De plaatsing onder voorlopig bewind gebeurt soms wel eens op eigen verzoek, dan weer onder voorwaarden van bijstand van het OCMW of van andere begeleidingsinstellingen.
U weet dat de voorlopige bewindvoerder een beheersvergoeding ontvangt van 3%. In dit systeem is echter niet voorzien in enige vorm van tussenkomst voor juridische bijstand of rechtsbijstand. Dat heeft tot gevolg dat in de categorie van kansarmen een beheersvergoeding van 3% heel laag is voor de voorlopige bewindvoerder in kwestie. Dit is dus een weinig aantrekkelijk vooruitzicht.
Anderzijds vormt 3% een belangrijk aandeel in de inkomsten van deze categorie mensen. Dat zorgt er vaak voor dat de relatie tussen bewindvoerder en betrokkene gespannen is of dat de betrokkene zo snel mogelijk van het voorlopig bewind wenst af te geraken, in de praktijk soms zelfs in zijn nadeel.
Mensen, nochtans met een bepaald inkomen, kunnen beroep doen op pro-Deoadvocaten. Daklozen die via het OCMW worden opgevangen, ex-gevangenen, geïnterneerden en alleenstaanden met verslavingsproblemen moeten de voorlopige bewindvoerder die hen desgevallend werd toegewezen echter zelf betalen.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Welke mogelijkheden bestaan er om deze kansarmen afdoende te beschermen zonder dat dit een flinke hap uit hun budget betekent? Acht u het nuttig om het mandaat van voorlopig bewind, weliswaar onder bepaalde voorwaarden, op te laten nemen in de lijst van prestaties die in aanmerking zouden komen voor een mogelijke tussenkomst van juridische bijstand of rechtsbijstand of hebt u ter zake andere suggesties?
04.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Verherstraeten, zoals u weet, is de toegang tot het gerecht een thema dat mij na aan het hart ligt. Ik heb tijdens deze regeerperiode aan talrijke werven ter zake gewerkt.
Wanneer een kansarme met het gerecht wordt geconfronteerd in het raam van het onder voorlopig bewind stellen, kan hij genieten van juridische bijstand om zijn kosten voor verdediging en assistentie door een raadsman te dekken en, in voorkomend geval, van rechtsbijstand voor zijn andere gerechtskosten voor zover zijn inkomen een bepaald plafond niet overschrijdt.
Voor de bezoldiging van de voorlopige bewindsman mag het systeem van de juridische bijstand niet gebruikt worden. Hoewel de voorlopige bewindvoerders vaak advocaten zijn, is dat toch niet altijd het geval. Het kan ook gaan om een verwante, een familielid of een persoon die een ander beroep uitoefent. Het krediet voor de juridische bijstand is echter een budgettair krediet dat uitsluitend bestemd is voor advocaten. De rechtsbijstand zou daarentegen een interessante piste kunnen zijn die het mogelijk kan maken om voor de voorlopige bewindvoerders een adequate bezoldiging te garanderen, zonder daarom de persoon die onder voorlopig bewind wordt geplaatst en die weinig inkomsten heeft in de problemen te brengen. Ik ben van plan in de loop van de komende dagen en weken daarover na te denken, teneinde voor deze bijzonder kwetsbare categorie rechtsonderhorigen een echte toegang tot het gerecht te waarborgen, inclusief voor dit type van bijzondere procedure.
04.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoop dat dit in het korte tijdsbestek dat u nog bevoegd bent kan worden gerealiseerd, aangezien dit op het terrein een steeds groter numeriek probleem wordt.
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Éric Libert à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le paiement par l'État aux magistrats de la prime dite 'Copernic'" (n° 15098)
05 Vraag van de heer Éric Libert aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de betaling door de Staat van de zogenaamde Copernicuspremie aan de magistraten" (nr. 15098)
05.01 Éric Libert (MR): Madame la ministre, je vous avais interrogée à ce sujet en 2004 et 2005. Depuis lors, l'action intentée par les magistrats concernant le paiement de cette prime a abouti et, suivant les informations dont je dispose, l'État a honoré ce jugement à l'exception, toutefois, des frais de conseil que le gouvernement refuse d'honorer.
Par conséquent, madame la ministre, pouvez-vous me confirmer cette position?
Dans l'affirmative, pouvez-vous la justifier et exposer les raisons qui font que le gouvernement refuse d'honorer ce paiement?
Quelles mesures comptez-vous éventuellement prendre à cet effet?
05.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, je suppose que M. Libert évoque l'affaire introduite par les magistrats francophones et qui a fait l'objet d'un jugement rendu par le tribunal de première instance de Bruxelles le 14 septembre 2006.
Le paiement de la prime dite "Copernic" avait été effectué à l'ensemble des magistrats bien avant le prononcé. Il subsistait comme points de discussion le calcul détaillé, document délivré par le SPF Finances, la prise en charge des honoraires de l'avocat requérant par l'État belge et le montant de ceux-ci. Sur ces derniers points, nous n'avons pas accepté le jugement du tribunal et j'ai donné à mon administration l'instruction d'interjeter appel contre cette décision.
05.03 Éric Libert (MR): À ce jour, l'appel a-t-il été interjeté?
05.04 Laurette Onkelinx, ministre: Oui. J'ai donné l'instruction et, en général, cela va assez vite. Enfin, je suppose que oui. Vous voulez savoir si mon instruction a été suivie?
05.06 Laurette Onkelinx, ministre: Je vais téléphoner tout de suite.
05.07 Éric Libert (MR): Je vous remercie, madame la ministre.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le développement des questions et interpellations se termine à 14.55 heures.
De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 14.55 uur.