Commission des Finances et du Budget

Commissie voor de Financiën en de Begroting

 

du

 

mercredi 11 avril 2007

 

Matin

 

______

 

 

van

 

woensdag 11 april 2007

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.23 uur en voorgezeten door de heer Luk Van Biesen.

La séance est ouverte à 10.23 heures et présidée par M. Luk Van Biesen.

 

01 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Consumentenzaken over "de beraadslaging nr. 3203 van de Ministerraad van 1 december 2006 en de motivatie voor zogenaamde dringende en onvoorzienbare uitgaven" (nr. 14985)

01 Question de M. Hagen Goyvaerts à la vice-première ministre et ministre du Budget et de la Protection de la consommation sur "la délibération n° 3203 du Conseil des ministres du 1er décembre 2006 et la motivation de dépenses dites urgentes et imprévisibles" (n° 14985)

 

01.01  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, aanvankelijk was dit een schriftelijke vraag. Vermits onze werkzaamheden ten einde lopen, heb ik mij veroorloofd deze vraag om te zetten in een mondelinge vraag.

 

Op 1 december 2006 nam de Ministerraad met beraadslaging nummer 3.203 een beslissing tot vastlegging, ordonnancering en betaling van uitgaven voor een globaal bedrag van 21,4 miljoen euro boven de niet-gesplitste kredieten, 7 miljoen euro boven de gesplitste kredieten en 128,8 miljoen euro boven de vastleggingsplafonds voor de variabele kredieten geopend op sectie 16, ministerie van Landsverdediging, voor de aangepaste uitgavenbegroting voor het jaar 2006. Het Rekenhof heeft daarbij een advies opgemaakt en vastgesteld dat de beraadslaging niet beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 44 van de gecoördineerde wetten van de rijkscomptabiliteit. Het wijst erop dat gesteld dient te worden dat de omstandigheden die tot de beslissing nr. 3.203 hebben geleid niet onvoorzienbaar waren, aangezien de bijkomende uitgaven ten gevolge van de toegenomen energieprijzen, de vervroegde indexaanpassing en de herziening van de personeelsuitgaven op basis van de vastgestelde reële uitgaven een recurrent karakter hebben. Bovendien hebben deze uitgaven het voorwerp uitgemaakt van de beraadslagingen einde 2004 en 2005 zodat bij de eerste begrotingsaanpassing van 2006 met de vermelde factoren rekening kon gehouden worden. De niet-toewijzing van de kredieten ingeschreven in het professioneel krediet is bovendien een factor waarover de regering zelf beslist en die zij dus zelf in de hand heeft. Ook de achterstallige schuldvorderingen en de herziene ramingen van de te betalen facturen in het domein van de wederuitrusting door hun aard zijn geen onvoorziene factoren. Aldus het advies van het Rekenhof met betrekking tot uw beraadslaging. Bijgevolg heb ik daarover maar één vraag, uitgesplitst in twee stukken.

 

Graag had ik uw standpunt gekend aangaande de fundamentele opmerkingen die het Rekenhof in zijn advies heeft gemaakt. Werd de beslissing van de Ministerraad herzien als gevolg van dat advies van het Rekenhof? Zo nee, waarom niet?

 

01.02 Minister Freya Van den Bossche: Mijnheer de voorzitter, het Rekenhof oordeelt dat de bijkomende uitgaven ten gevolge van de toegenomen energieprijzen, de meeruitgaven personeel en de niet-toekenning van het provisioneel krediet al bij de begrotingscontrole van 2006 in overweging hadden moeten worden genomen.

 

Bij de begrotingscontrole werden de personeelskredieten en de functioneringskredieten wel degelijk bijgestuurd. De wijzigingen die bij de begrotingscontrole in aanmerking werden genomen, hielden rekening met de meest waarschijnlijke evolutie van de technische parameters en de op dat moment gekende uitvoering van de begroting. Die oefening gebeurt traditioneel eind januari van het betrokken begrotingsjaar, wat inhoudt dat de parameters met betrekking tot de zonet vermelde uitgaven geenszins vaststaan op dat tijdstip.

 

Verdere bijsturingen in het vroegere uitvoeringsstadium van de begroting waren op dat moment niet opportuun, vooral omdat die bijsturingen riskeerden onnodig bepaalde programma's in de andere uitgavendomeinen te hypothekeren.

 

De niet-toekenning van het professionele krediet werd op het moment van de begrotingscontrole niet in overweging genomen omdat de uitsplitsing van die kredieten pas in het laatste trimester door de FOD B&B beslist wordt op basis van de actualisatie van de behoeften.

 

Het Rekenhof merkt ook op dat de niet-toewijzing van de kredieten een regeringsbeslissing is die zij zelf in de hand heeft en bijgevolg de onvoorzienbaarheid ervan niet kan inroepen. Dat is correct. Het is met name een regeringsbeslissing waar het ministerie van Landsverdediging geen rekening mee kon houden. Gelet op de aard van de uitgaven, namelijk personeelsuitgaven, en de daaraan verbonden individuele rechten, beoogt het departement in de eerste plaats de middelen in plaats te stellen om het personeel tijdig te kunnen betalen. Daarvoor diende dringend een aantal herschikkingen van kredieten te worden doorgevoerd, die enkel konden worden uitgevoerd middels een wetsontwerp. Om de kredieten tijdig ter beschikking te stellen, werd erop geanticipeerd met een begrotingsberaadslaging die onmiddellijk uitvoerbaar was, aangezien die herschikkingen volledig werden gecompenseerd; ze waren dus budgettair neutraal.

 

Het Rekenhof merkt vervolgens op dat de achterstallige schuldvorderingen en de herziene raming van de schuldvorderingen in het domein van de wederuitrusting door hun aard geen onvoorzienbare factoren zijn. Op het moment van de begrotingscontrole waren die bijsturingen nog niet gekend. Daaraan dient toegevoegd te worden dat het Rekenhof, mijns inziens, duidelijk stelt dat het ontwerp niet volledig beantwoordt aan de criteria van een begrotingsberaadslaging. Volgens mij is dat ook terecht.

 

Voornoemde, correcte vaststelling heeft in essentie de volgende oorzaak.

 

De begroting van het ministerie van Landsverdediging is een enveloppenbegroting, waarbij een duidelijk plafond dient te worden gerespecteerd. Dat houdt ook in dat alle onvoorziene omstandigheden binnen de toegekende middelen van de begroting mee moeten worden ingecalculeerd.

 

Voor 2006 ging het onder meer van een uitgebrande C-130 over onvoorziene verhogingen van schadeloosstellingen aan derden naar een verhoogde, financiële bijdrage aan internationale investeringsprogramma’s.

 

Teneinde de enveloppe te respecteren, valt de ideale datum van de aanpassing van de begroting van het ministerie van Landsverdediging dan ook best op het einde van het betrokken begrotingsjaar.

 

01.03  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor haar antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Consumentenzaken over "de door de federale overheid in 2006 betaalde verwijlinteresten" (nr. 14986)

02 Question de M. Hagen Goyvaerts à la vice-première ministre et ministre du Budget et de la Protection de la consommation sur "les intérêts de retard payés par les autorités fédérales en 2006" (n° 14986)

 

02.01  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in een klein artikel in De Tijd las ik dat de Vlaamse overheid voor het jaar 2006 ruim vier miljoen euro verwijlintresten heeft betaald op achterstallige betalingen. Dat is voor de Vlaamse overheid een verdubbeling in vergelijking met het jaar 2000.

 

In de afgelopen maanden hebben wij hier al discussies gehad over de problematiek van de verwijlintresten bij de verschillende federale departementen, naar aanleiding van de begrotingsbespreking 2007. Gelet op het feit dat de Vlaamse overheid blijkbaar in staat is om met een cijfer naar voren te komen voor 2006, leek het mij opportuun om u te vragen wat, voor de federale overheid, het totale bedrag aan verwijlinteresten is voor het jaar 2006, mevrouw de minister.

 

Ik weet dat collega Bogaert een aantal maanden geleden een nagenoeg identieke vraag heeft gesteld. Gelet op het feit dat er voor andere overheden cijfers waren, dacht ik dat het voor u, als federale minister van Begroting, mogelijk zou zijn om daarop een antwoord te geven.

 

02.02 Minister Freya Van den Bossche : Mijnheer de voorzitter, ik kan alle cijfers voorlezen. Ik kan echter ook het antwoord rechtstreeks overhandigen en het bovendien ook aan de secretaris bezorgen, opdat de andere leden over dezelfde cijfers zouden beschikken. Het is misschien niet zo interessant om elk cijfer te debiteren.

 

02.03  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, dit was oorspronkelijk een schriftelijke vraag. Het verbaast mij dus niet dat de minister cijfermateriaal heeft. Ik zal de cijfers eens bekijken. Voor het jaar 2006 gaat het in totaal blijkbaar over 3,2 miljoen euro aan verwijlinteresten voor de federale overheid, buiten een kleine correctie. Ik zal de tekst nakijken.

 

02.04 Minister Freya Van den Bossche: Het cijfers ligt tussen 3,2 en 3,5 miljoen. U kunt dat opmaken uit de tekst.

 

De voorzitter: De kopieën worden uitgedeeld aan de aanwezige leden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 10.32 uur.

Le développement des questions et interpellations se termine à 10.32 heures.