Commission
de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du mercredi 28 mars 2007 Après-midi ______ |
van woensdag 28 maart 2007 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.18 heures et présidée par M. Joseph Arens.
De vergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door de heer Joseph Arens.
01 Vraag van de heer Patrick De Groote aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "elders verworven competenties" (nr. 14674)
01 Question de M. Patrick De Groote au ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité des chances sur "les compétences acquises ailleurs" (n° 14674)
01.01 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, verontschuldig mij dat ik wat te laat ben, maar als men alleen is in de fractie, moet men soms van het een naar het ander lopen.
Mijn vraag gaat over de gelijke kansen betreffende elders verworven competenties. De Vlaamse overheid heeft voor de private sector met het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van de titel van beroepsbekwaamheid de decretale basis gelegd opdat elders verworven competenties in aanmerking kunnen worden genomen bij de aanwerving voor een private werkgever. Voor de publieke sector kan de Vlaamse overheid geen elders verworven competenties erkennen. De Vlaamse overheid moet immers, net zoals de andere Gemeenschappen en Gewesten, bij de uitwerking van het personeelsstatuut rekening houden met de algemene principes die werden vervat in het APKB. Dit federaal KB bepaalt onder meer dat men alleen toegang kan hebben tot een bepaald niveau als men ook over het diploma of getuigschrift beschikt dat toegang geeft tot dat niveau. Deze federale regering staat eigenlijk een modern beleid in de weg, waar bij aanwervingen door de overheid niet alleen naar het diploma wordt gekeken, maar ook naar de elders verworven competenties.
Ik heb daarover een aantal vragen, mijnheer de minister. Acht u het wenselijk dat bij aanwervingen in de publieke sector met de elders verworven competenties rekening wordt gehouden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u van plan om het APKB op dit punt te wijzigen? Overweegt u ook bij het federaal openbaar ambt het personeelsstatuut in die zin te wijzigen zodat met de elders verworven competenties rekening kan worden gehouden?
01.02 Minister Christian Dupont: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Groote, ik ben het volledig met u eens wanneer u zegt dat het belangrijk is de competenties die de werknemers hebben verworven door hun beroepservaring te valoriseren.
Wat de overheidsdiensten betreft, heb ik reeds mijn akkoord gegeven over het principe van een dergelijke erkenning mits enkele voorwaarden. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de functies waarvoor geen enkel diploma vereist is en deze waarvoor wel een diploma vereist is.
Wat de functies van niveau D betreft, belet niets de titel van beroepsbekwaamheid beter te omschrijven opdat ze zouden worden beschouwd als een troef voor de aanwerving in bepaalde technische functies. Hiertoe werden de eerste contacten tussen de Vlaamse administratie en Selor reeds gelegd onder leiding van mijn collega van Werk.
Nu komt het erop aan een lijst met titels op te stellen die zouden kunnen worden gevaloriseerd bij de start van de selectieproeven voor de aanwervingen.
Voor de functies van de andere niveaus heb ik mijn akkoord gegeven om de titels van beroepsbekwaamheid te erkennen voor zover de respectieve Gemeenschappen van ons land maatregelen nemen om de gelijkwaardigheid van diploma’s en titels te bepalen. De Gemeenschappen beschikken immers over de mogelijkheid om de gelijkwaardigheid vast te stellen tussen een titel van beroepsbekwaamheid en het niveau van een diploma.
U zult het met mij eens zijn dat het belangrijk is de verworven competenties van werknemers te erkennen, maar dat het even belangrijk is objectieve regels inzake aanwerving te waarborgen. De eisen inzake bekwaamheid zijn daar een van.
01.03 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Het was voor mij en misschien ook voor andere collega’s een beetje een bevreemdende situatie, als ik het zo mag zeggen, dat de deelstaten geen volwaardige eigen personeelspolitiek kunnen voeren omdat die nog gedeeltelijk verbonden is met de federale regelgeving. Ik hoop dan ook, zoals u hebt aangehaald, op de goede wil van de federale instanties zodat de autonomie van de deelstaten wat betreft de rekrutering en de aanwerving van personeel kan meespelen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Question de Mme Josée Lejeune au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'usage des menottes" (n° 14625)
02 Vraag van mevrouw Josée Lejeune aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het gebruik van handboeien" (nr. 14625)
02.01 Josée Lejeune (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question concerne l'usage des menottes. La Cour européenne de Justice de Strasbourg vient de condamner l'État turc pour traitement dégradant sur plainte d'un homme. Cet homme avait été menotté en public et devant sa famille, alors que rien ne justifiait dans le comportement de celui-ci qu'il soit entravé. À plus forte raison, il s'est finalement avéré que l'intéressé était tout à fait innocent des faits dont on le soupçonnait.
À mon sens, monsieur le ministre, le recours à la contrainte que constitue l'usage des menottes ne paraît trouver sa seule justification légale que dans l'article 37 de la loi sur la fonction de police. Ledit article précise: "Dans l'exercice de ses missions de police administrative ou judiciaire, tout fonctionnaire de police peut, en tenant compte des risques que cela comporte, recourir à la force pour poursuivre un objectif légitime qui ne peut être atteint autrement. Tout recours à la force doit être raisonnable et proportionné à l'objectif poursuivi."
Le moins que l'on puisse en dire, monsieur le ministre, c'est que ces dispositions sont formulées en termes plutôt généraux.
Des instructions plus précises, qui seraient de nature à éviter à la Belgique une condamnation similaire à celle que vient de subir la Turquie, ont-elles été données aux forces de police? Dans l'affirmative, pouvez-vous nous en communiquer la teneur? Dans le cas contraire, de telles instructions sont-elles envisagées à brève échéance?
02.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chère collègue, à ma connaissance, aucune plainte formelle en matière d'utilisation abusive des menottes par les services de police n'est parvenue au service chargé du contrôle des services de police.
Par ailleurs, les modalités d'utilisation des menottes par les membres des services de police font l'objet d'un projet d'article 37bis de la loi sur la fonction de police inséré dans le projet de loi portant des dispositions diverses et adopté par les commissions de la Chambre en date du 2 mars 2007.
Le projet d'article 37bis de la loi sur la fonction de police stipule: "Sans préjudice des dispositions de l'article 37 qui concernent le recours à la force, les fonctionnaires et agents de police ne peuvent menotter une personne que lors du transfèrement, de l'extraction et de la surveillance des détenus ou lors de la surveillance d'une personne arrêtée administrativement ou judiciairement si cela est rendu nécessaire par les circonstances, et notamment par:
- le comportement de l'intéressé lors de son arrestation ou pendant sa détention,
- le comportement de l'intéressé lors de privations de liberté antérieures,
- la nature de l'infraction commise,
- la nature du trouble occasionné à l'ordre public,
- la résistance ou la violence manifestée lors de son arrestation,
- le danger d'évasion,
- le danger que l'intéressé représente pour lui-même, pour le fonctionnaire ou l'agent de police ou pour les tiers,
- le risque de voir l'intéressé tenter de détruire des preuves ou d'occasionner des dommages."
02.03 Josée Lejeune (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Toutefois, ma question ciblait plutôt ces articles. Ne pensez-vous pas qu'il serait vraiment opportun de rédiger une circulaire à l'attention de tous les chefs de zone pour que cela soit encore plus clair? La plupart des policiers sur le terrain rencontrent des difficultés à appliquer cet article. Dans ma question, je vous faisais part de mon souhait de compléter cet article qui est un peu général par l'intermédiaire d'une circulaire ministérielle plus concrète.
02.04 Patrick Dewael, ministre: La modification de la loi est très récente; elle est très claire aussi. Une fois qu'elle sera appliquée, les policiers sauront exactement ce qui est autorisé ou pas. Selon moi, le cadre a été fixé clairement suivant la modification de la loi.
02.05 Josée Lejeune (MR): Effectivement, monsieur le ministre, je rejoins votre position. Je sais que vous faites le maximum au niveau de la sécurité de nos citoyens. Cependant, les policiers qui se trouvent dans une manifestation ou dans une situation difficile en cas de différend par exemple, éprouvent parfois quelques difficultés à l'idée qu'une plainte puisse être déposée. J'en reviens ainsi à cette circulaire qui pourrait encore compléter ce nouvel article 37bis.
02.06 Patrick Dewael, ministre: Je ferai examiner votre suggestion.
02.07 Josée Lejeune (MR): Monsieur le ministre, je vous en remercie.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het opsturen van een tweetalig overschrijvingsformulier naar aanleiding van een verkeersboete" (nr. 14784)
03 Question de M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'envoi d'un formulaire de virement bilingue faisant suite à une amende routière" (n° 14784)
03.01 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag handelt over de tweetalige overschrijvingsformulieren naar aanleiding van een verkeersboete.
Ik heb u in mijn vraag verteld dat een dame uit Deinze op een verkeersovertreding werd betrapt en dat zij van de politiezone een voorstel tot onmiddellijke inning kreeg en dat dit formulier tweetalig was, wat naar mijn mening niet conform de taalwetten is.
Mijnheer de minister, ik zou daar een ander verhaal willen aan vastbreien, dat qua dimensie een klein beetje sterker is dan het formeel vallen over de tweetaligheid van een document dat in Vlaanderen door de overheid gebruikt wordt.
Een collega van mij uit het Vlaams Parlement heeft vorig jaar een verkeersboete opgelopen naar aanleiding van een snelheidsovertreding in Brussel. De man heeft een Nederlandstalig PV gekregen, maar kreeg een aanvraag tot betalen in het Frans.
Hij heeft daarop gereageerd met een brief om te vragen of hij dit in het Nederlands mocht ontvangen. De reactie was dat hij opnieuw het document in het Frans ontving. Hij schreef opnieuw een brief en de reactie was dat de Brusselse overheden de zaak doorgaven aan het parket en terwijl hij aanvankelijk 50 euro moest betalen vroeg het parket hem, na hem in het Nederlands te hebben aangeschreven, een bedrag van 60 euro.
De man heeft 50 euro betaald, want dat was volgens hem het bedrag van de overtreding die hij moest betalen, maar vond dat hij toch niet kon beboet worden voor het feit dat hij niet betaald had omdat hij in het Frans werd aangeschreven. Daarmee is het verhaal echter nog niet ten einde, want een paar maanden geleden heeft de man opnieuw een verkeersovertreding begaan, opnieuw een snelheidsovertreding, en hij werd geconfronteerd met hetzelfde verhaal. Ditmaal verwittigde hij zelfs de politiediensten van Gent, want hij is van daar, en zei hen dat hij wel 50 euro wilde betalen, maar niet meer indien hij zou worden beboet omdat hij niet reageert op Franstalige brieven.
Waarom vertel ik dat erbij? Omdat er duidelijk op dat vlak wat schort met de toepassing van de taalwetten op het niveau van politiediensten en dit dus niet alleen in Vlaanderen, maar ook in Brussel. Is het volgens u geen tijd om daar een mouw aan te passen?
03.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, het versturen van een uitnodiging tot betaling bij onmiddellijke inning inzake een verkeersovertreding gebeurt sinds enige tijd door De Post. Tussen de politiedienst en De Post worden de gegevens elektronisch uitgewisseld. Daarbij is ook in een elektronische link voorzien met de gegevensbank van de dienst Inschrijvingen Voertuigen.
Tijdens de eerste maanden van de toepassing van dat systeem is er een wisseling van taal opgetreden, waarbij het taalregime van de verbaliserende politiedienst niet strikt werd gevolgd. Er werd bijvoorbeeld ook rekening gehouden met de taal waarin het voertuig destijds werd ingeschreven. Ik verwijs naar de link met de gegevensbank van de DIV.
Voor de politiezone Deinze-Zulte heeft dit zich welgeteld vijf keer voorgedaan, op een totaal van 16.771 onmiddellijke inningen. Thans is het systeem in die zin gecorrigeerd dat de computer voortaan het wettelijk taalregime van de verbaliserende dienst volgt. Het gaat dus over vijf keer, op een totaal van 16.771.
03.03 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister, maar hij minimaliseert dat, niet ten onrechte, maar het is toch vijf keer te veel.
03.04 Minister Patrick Dewael: Met het Vlaams Blok aan de macht nul. Perfect. Geen kinderziekten.
03.05 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Dat kan niet gebeuren, want die partij bestaat niet meer.
03.06 Minister Patrick Dewael: Gelukkig.
03.07 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Die kat komt weer.
Mijnheer de minister, daarmee blijft mijn algemene vraag bestaan over de situatie in Brussel. Ik geef toe dat u niet voorbereid bent op deze vraag. Ik wil ze opnieuw stellen. Als het u interesseert, zal ik u de documenten apart mee sturen, zodat u kunt zien waarover het gaat. Het is een kras verhaal.
03.08 Minister Patrick Dewael: Los van mijn andere opmerkingen, interesseert mij dat wel.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "wapendiefstallen" (nr. 14785)
04 Question de M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les vols d'armes" (n° 14785)
04.01 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, het is een vraag die haar oorsprong in de achtertuin van de minister vindt, namelijk in zowel Luik als Hasselt, zijnde twee steden die niet zo ver van zijn heimatstad Tongeren liggen.
Mijnheer de minister, eind augustus 2006 mochten wij vernemen dat het gerecht van Hasselt bij een bende wapenhandelaars een behoorlijk groot arsenaal vuurwapens in beslag had genomen. Het ging om hypermoderne machinegeweren en handvuurwapens waarmee kogelvrije vesten konden worden doorboord.
Een groot deel van de ontdekte wapens was rechtstreeks afkomstig van de wapenfabriek FN in Herstal. Een van de arrestanten is bovendien een ervaren arbeider van voornoemde fabriek. Op het ogenblik dat ik mijn informatie kreeg, werd hij door het gerecht ervan verdacht tegen betaling hypermoderne oorlogswapens uit het bedrijf te hebben gesmokkeld.
Ook een bewakingsagent van de munitieopslagplaats van FN in Zutendaal werd aangehouden. Hij zou ervoor verantwoordelijk zijn dat hele dozen munitie tot bij de criminele bende geraakten.
Dan komt het. Volgens de politie en het gerecht en in het bijzonder volgens de procureur des Konings van Hasselt, de heer Rubens, die nominatim werd geciteerd, zou dat niet zo verwonderlijk zijn. De fabriek in Herstal zou immers zo lek als een zeef zijn, wat zou verklaren hoe gemakkelijk onder genoemde omstandigheden een bende zowel binnenlandse als buitenlandse, criminele markten kan bevoorraden.
Is de minister van Binnenlandse Zaken hiervan op de hoogte?
Welke maatregelen heeft hij gepland om het probleem te verhelpen? Immers, indien in een wereldberoemde wapenfabriek inderdaad een lek bestaat, dan is dat een ernstige situatie.
04.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, ik moet eigenlijk verwijzen naar collega Onkelinx die ter zake bevoegd is.
Er is een element dat ik daaraan kan toevoegen, met name dat FN Herstal uiteraard moet voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden die zijn vastgesteld door het Waalse Gewest. Het toezicht op de wapenfabrikanten berust bij de lokale politie. Dat is natuurlijk een gevolg van artikel 29, §2 van de wapenwet van 8 juni van vorig jaar.
Voor het overige van de vraagstelling ben ik onbevoegd.
04.03 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik verschil hier toch van mening met de minister. Mijn vraag ging uiteraard niet over de strafbare feiten die werden vastgesteld, maar over de maatregelen die getroffen moeten worden of zouden moeten worden met betrekking tot de veiligheid. Ik weet niet of het tot de bevoegdheid behoort van de minister van Justitie om zich bezig te houden met die voorschriften.
De vervolging en de bestraffing vormen een kant van de medaille, maar de beveiliging lijkt mij toch veeleer tot uw bevoegdheid te behoren, mijnheer de minister. De politiediensten ressorteren toch ook onder uw bevoegdheid.
Dat de wapenwet geregionaliseerd is, daarvan ben ik uiteraard op de hoogte. Ik was van dichtbij betrokken bij de debatten in dat verband. Betekent zulks dat ook het toezicht, niet op de verkoop, noch op het vergunnen en dergelijke, maar de veiligheid op zich geregionaliseerd is? Dat lijkt mij vrij bizar.
04.04 Minister Patrick Dewael: Ik heb niets toe te voegen aan wat ik heb gezegd.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Talbia Belhouari au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'intention de la Commission européenne de créer une carte bleue pour attirer les travailleurs qualifiés" (n° 14563)
05 Vraag van mevrouw Talbia Belhouari aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het plan van de Europese Commissie om een blauwe kaart in te voeren teneinde geschoolde werknemers aan te trekken" (nr. 14563)
05.01 Talbia Belhouari (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, lors de son intervention du 23 février 2007 à la "London School of Economics", le commissaire européen à la Justice, la Liberté et la Sécurité a dévoilé son intention de publier une directive européenne créant un nouveau permis de séjour européen: la carte bleue, inspirée de la carte verte américaine. Cette mesure permettra de faciliter la mobilité des travailleurs immigrés hautement qualifiés au sein de l'Union européenne.
Une deuxième directive concernant la garantie d'une série de droits pour cette catégorie de travailleurs est également prévue.
L'immigration appelée "de travail" en Belgique, étant terminée depuis plusieurs années, notre pays commence à sentir les effets du vieillissement de sa population et de la pénurie de main-d'œuvre dans certains corps de métiers.
Le SPF Intérieur étant responsable de la
gestion des flux migratoires et des adaptations législatives conformément à la
jurisprudence européenne, pourriez-vous me faire connaître la position de la Belgique par rapport à la proposition du
commissaire européen? Des concertations avec les pays membres ont-elles eu lieu
à ce sujet?
05.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chère collègue, dans l'état actuel des choses, aucune proposition de directive européenne relative à l'admission des travailleurs hautement qualifiés n'a encore été déposée.
Un dépôt est effectivement prévu par la Commission européenne pour le mois de septembre 2007.
Pour préparer ce projet, la Commission a lancé – comme c'est le cas habituellement – une série de consultations préalables auprès des États membres afin de connaître leurs législations et leurs pratiques en cette matière.
Un premier échange de vues a eu lieu lors de la réunion du Comité d'asile et d'immigration du 20 juin 2006, en tenant compte des réponses des États membres à un questionnaire qui leur avait été soumis en mars 2006. Un second échange de vues sur les différentes orientations que devrait prendre la future directive a eu lieu lors de la réunion du Comité d'asile et immigration du 18 décembre 2006.
Les points suivants ont été soumis à discussion:
- la définition du travailleur hautement qualifié;
- la préférence communautaire;
- la notion de mobilité;
- les conditions de résidence.
À ce stade, aucune position belge n'a été arrêtée. Les réponses aux différents questionnaires ont été coordonnées par le SPF Emploi, Travail et Concertation sociale puisque ce département est le principal concerné par cette initiative.
Mes services ainsi que ceux de la Sécurité sociale y ont simplement été associés. Seuls des avis techniques ont été avancés.
Une position belge sera déterminée dès que la proposition de la Commission sera disponible, dès septembre 2007.
Pour l'instant, il n'est pas encore question de carte bleue mais simplement de faciliter l'admission des travailleurs hautement qualifiés.
05.03 Talbia Belhouari (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces éléments de réponse.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
05.04 Talbia Belhouari (PS): Monsieur le président, je souhaiterais poser directement ma deuxième question, n°18nonies qui a été ajoutée.
Le président: En ce cas, les collègues présents doivent marquer leur accord. Qu’en pensez-vous?
05.05 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, normaal is dat geen probleem, maar ik moet zelf aanstonds vertrekken naar een debat. Als u het mij toelaat, mevrouw Belhouari, stel ik eerst kort mijn twee vragen en kunt u dan onmiddellijk aan bod komen. Er vallen al heel wat vragen weg doordat hier bijna niemand aanwezig is.
05.06 Talbia Belhouari (PS): Je peux céder la parole à Mme Lanjri, il n’y a pas de problème.
Le président: Attendez, il y a encore M. De Padt.
05.07 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer De Padt, geen probleem als u mij voorafgaat.
Mijn vraag staat evenwel voor de uwe geagendeerd.
06 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het aantal regularisaties" (nr. 14738)
06 Question de Mme Nahima Lanjri au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le nombre de régularisations" (n° 14738)
06.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag is kort en bondig en betreft het aantal mensen dat een regularisatie kan aanvragen op basis van artikel 9, 3° van de vreemdelingenwet.
Hoeveel dossiers werden er in dit kader ingediend in 2006, dus zeer recent? De cijfers van 2005 hebben we, maar over hoeveel mensen gaat het in 2006? Hoeveel personen vertegenwoordigen deze dossiers? Hoeveel dossiers kregen een regularisatie op basis van het criterium “langdurige procedure”? Hoeveel procent is dat ongeveer? Hoeveel dossiers wachten op dit ogenblik nog op behandeling? Wat verwacht u van het aantal regularisaties op basis van het criterium van de langdurige procedure? Hoe zal dat evolueren? Neemt dat aantal af doordat er in het verleden al mensen werden geregulariseerd op basis van dit criterium? Zullen nog veel dossiers hieronder vallen?
06.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, ik denk dat het het beste is als ik eerst kort op die vraag antwoord.
Mevrouw Lanjri, tijdens het volledige jaar 2006 werden er 12.667 nieuwe verzoeken tot de verkrijging van een verblijfsmachtiging op basis van bijzondere omstandigheden ingediend. Ik kan u niet meedelen op hoeveel personen die aanvragen betrekking hebben, om de eenvoudige reden dat die telling pas wordt gedaan bij de behandeling van de dossiers. Nog niet alle dossiers die in de loop van 2006 werden ingediend, werden onderzocht.
In 2006 werd in 3.674 gevallen een verblijfsmachtiging toegestaan wegens de lange behandelingsduur van de asielprocedure. In 392 dossiers werd een verblijfsmachtiging toegestaan om medische redenen, en in 1.326 dossiers om prangende humanitaire redenen. In totaal gaat het om 10.207 personen.
Eind februari dienden er nog 21.500 aanvragen te worden behandeld. In vergelijking met een jaar geleden is die achterstand met ongeveer 4.000 gedaald.
Ik verwacht dat het aantal aanvragen dat wordt gehonoreerd omdat de asielprocedure lang aansleept, zeer sterk zal dalen. Het overgrote deel van de aanvragen wordt nu immers op relatief korte termijn behandeld. Bovendien mag worden verwacht dat de afhandeling nog verder zal worden versneld wanneer de nieuwe asielprocedure van kracht wordt.
Dat zijn de elementen van antwoord.
06.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik heb geen verdere repliek. Graag zou ik de cijfers op papier meekrijgen.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de achterstand van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en de Vaste Beroepscommissie" (nr. 14739)
07 Question de Mme Nahima Lanjri au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'arriéré du Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides et de la Commission permanente de recours" (n° 14739)
07.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, mijn tweede vraag heeft betrekking op de achterstand met betrekking tot de aanvragen van de vluchtelingen, zowel bij het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen als bij de Vaste Beroepscommissie. Hoeveel dossiers wachten er momenteel bij het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen, ingediend vóór april 2004? Het gaat dus om de dossiers van april 2004 of daarvoor, geen recentere dossiers. Hoeveel dossiers wachten er op een beslissing bij de Vaste Beroepscommissie? Het gaat daarbij eveneens om de dossiers van vóór die datum, van vóór april 2004. Over hoeveel personen gaat het? Krijgen de dossiers die dateren van vóór april 2004 voorrang bij de behandeling om die achterstand weg te werken? Hoe zal die achterstand verder weggewerkt worden? Is dat gewoon volgens datum of begint men met de laatste en werkt men van achteren naar voren? Worden de oudste dossiers eerst weggewerkt?
07.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, ik kan meedelen dat de Commissaris-Generaal nog 553 dossiers moet behandelen van personen die een asielaanvraag hebben ingediend vóór 1 april 2004. Wat de Vaste Beroepscommissie aangaat, zijn er nog 5.799 dossiers die moeten worden behandeld waarbij de initiële asielaanvraag dateert van vóór 1 april 2004. De cijfers hebben betrekking op volwassen personen. De asielinstanties houden geen afzonderlijke cijfers bij met betrekking tot de minderjarige kinderen van de asielzoekers. Deze kinderen volgen immers de situatie van de ouders.
Ik merk op dat in de cijfers uiteraard ook de personen opgenomen zijn die reeds een verblijfsstatus op een andere basis hebben verworven, maar die ervoor opteerden om toch ook de voortzetting van de behandeling van hun asielaanvraag te vragen. Asielaanvragen van personen die reeds een verblijfsstatus in België hebben, worden niet prioritair behandeld.
De Commissaris-Generaal diende overeenkomstig zijn beleidsplan de achterstand reeds volledig te hebben weggewerkt. Hij deelde mij schriftelijk mee dat de voorbereiding van de inwerkingtreding van de nieuwe procedure een kleine vertraging heeft opgelopen. Hij stelt de beperkte achterstand alsnog binnen een paar weken te zullen wegwerken.
Wat de Vaste Beroepscommissie aangaat, weet u dat deze op korte termijn zal worden opgeheven. Ze zal dus ophouden te bestaan. Ze wordt vervangen door de nieuwe Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Het komt de eerste voorzitter van die Raad toe de wijze waarop de achterstand zal worden weggewerkt te detailleren in zijn eerste beleidsplan. Ik heb daar nogal vertrouwen in.
07.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb niet meteen een repliek, maar ik heb het eerste cijfer dat u aanhaalde niet begrepen. Was dat slechts 553?
07.04 Minister Patrick Dewael: Ja. Dat is goed gewerkt, nietwaar?
07.05 Nahima Lanjri (CD&V): De rest verschuift dan wel natuurlijk. Ik dank u voor het antwoord.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Guido De Padt aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de natuurrampen in 2006 in de provincie Oost-Vlaanderen" (nr. 14821)
08 Question de M. Guido De Padt au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les catastrophes naturelles en 2006 dans la province de Flandre orientale" (n° 14821)
08.01 Guido De Padt (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de zomer van vorig jaar werd de provincie Oost-Vlaanderen getroffen door natuurrampen die door de federale regering als uitzonderlijk werden erkend.
Een en ander heeft tot gevolg dat de dienst Rampenfonds van het gouvernement heel wat aanvragen te verwerken kreeg en nog krijgt. Het is heel belangrijk voor de slachtoffers dat deze aanvragen vlug en correct worden behandeld.
Naar verluidt zou de dienst Rampenfonds Oost-Vlaanderen nochtans onderbemand zijn zodat de gewenste vlugge afhandeling in het gedrang zou komen. Ook op het vlak van de uitvoering van de expertises zou er nood zijn aan bijkomende ondersteuning van de Regie der Gebouwen.
Mijnheer de minister, ik wil daarom een aantal vragen stellen. Hoeveel aanvragen ontving de dienst Rampenfonds van de provincie Oost-Vlaanderen voor natuurrampen 2006, indien mogelijk opgesplitst per gemeente? Tegen welke datum zullen deze schadedossiers zijn afgewerkt? In welke mate zult u bijkomend personeel ter beschikking stellen? In welke mate heeft de Regie der Gebouwen voldoende personeel ter beschikking gesteld voor de uitvoering van de expertises?
08.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Padt, voor de erkende rampen die zich in de zomer 2006 in uw provincie hebben voorgedaan, werd het volgende aantal aanvragen ingediend.
Naar aanleiding van de ramp van 13 juni 2006 werden 26 aanvragen ingediend. Alle schadegevallen hebben plaatsgevonden in de gemeente Oudenaarde. In het kader van de ramp van 22 juni 2006 werden 21 dossiers ingediend. In het kader van de rampen van 24 en 25 augustus 2006 werden 350 dossiers ingediend.
Vermits voor de laatste twee rampen de indieningstermijn nog niet lang verstreken is, was het voor de provinciale rampendienst nog niet mogelijk de aanvragen per gemeente op te splitsen.
Volgens deze dienst zullen alle dossiers uiterlijk op 31 december 2007 zijn afgewerkt. Daarbij moet worden rekening gehouden met het feit dat de dienst nog 1.120 schadedossiers voor de ramp van 29 juni 2005 moet afwerken.
Ik heb onlangs mijn akkoord betuigd met de bijkomende aanwerving van vier administratieve personeelsleden van niveau C en een van niveau A. Er werd dus een jurist niveau A geselecteerd.
Ten slotte, wat de ondersteuning door experts van de Regie der Gebouwen betreft, kan ik meedelen dat de Regie mij in de loop van 2005 een lijst heeft meegedeeld van personeelsleden die ter beschikking zouden worden gesteld van de provinciale rampendiensten, telkens er daar behoefte is aan technische experts.
Deze zouden onmiddellijk mobiliseerbaar zijn. Voor Oost-Vlaanderen gaat het om 3 experts: een leidinggevende expert die voor 100% ter beschikking moet worden gesteld en 2 andere voor 50%.
Op dit ogenblik is jammer genoeg alleen nog de leidinggevende expert tewerkgesteld in deze provincie. Vermits dergelijke terbeschikkingstelling niet tot mijn bevoegdheid behoort, heb ik collega Reynders gevraagd bij de Regie erop aan te dringen om onverwijld een tweede expert fulltime naar Gent te sturen.
Als de gewenste vlugge afhandeling van de dossiers in het gedrang komt, kan de provinciale rampendienst ook steeds een beroep doen op bijkomende privé-experts. De hieraan verbonden kosten vallen integraal ten laste van de Nationale Kas voor Rampenschade.
08.03 Guido De Padt (VLD): Ik dank de minister voor zijn antwoord. Uit ervaring weet ik dat het heel belangrijk is dat slachtoffers van dergelijke sinisters snel worden bediend en dat dergelijke dossiers snel worden afgehandeld. Ik ben tevreden dat de minister invulling geeft aan de verzuchting van het gouvernement van de provincie Oost-Vlaanderen om er echt werk van te maken.
Het incident is gesloten.
09 Question de Mme Talbia Belhouari au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'instauration d'une commission de sélection permanente lors du recrutement externe du cadre opérationnel de la police" (n° 14851)
09 Vraag van mevrouw Talbia Belhouari aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de invoering van een vaste selectiecommissie bij de externe werving van het operationeel kader van de politie" (nr. 14851)
09.01 Talbia Belhouari (PS): Monsieur le ministre, je vous ai interrogé en mars 2006 sur la politique de recrutement du gouvernement fédéral, et en particulier sur la procédure de sélection lors du recrutement des inspecteurs de police. Cette procédure est réglée par les articles 4.1.15 et suivants de l'arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police. Elle comprend quatre étapes qui se terminent par un entretien avec une commission de sélection, à l'issue duquel est rendue une évaluation finale.
Cette commission de sélection n'est pas unique, vu le grand nombre de candidats qui se présentent. Ces derniers sont examinés par différentes commissions mises en place pour accélérer et faciliter la sélection. Elle dispose d'un pouvoir relativement important dans la sélection des candidats pouvant les déclarer aptes ou non.
Dans votre réponse à mon interpellation de mars 2006, vous avez divulgué votre intention d'instaurer une commission de sélection permanente qui synthétiserait les évaluations dressées par les différents acteurs de la sélection. Le but consisterait à assurer un certain contrôle sur l'ensemble de la sélection et à veiller à son homogénéité.
Monsieur le ministre, mes questions sont donc les suivantes.
Pourriez-vous nous préciser si la commission de sélection permanente a vu le jour? Dans l'affirmative, comment est-elle composée? Quels sont les principaux critères régissant son fonctionnement?
Dans le cas où la commission de sélection permanente émet un avis négatif sur la décision du jury s'étant entretenu avec le candidat, quelle est la démarche à entreprendre avec celui-ci dans une pareille situation?
09.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, madame Belhouari, la commission permanente de sélection a effectivement vu le jour et est donc opérationnelle.
Cette commission est présidée par un psychologue émanant de la direction du recrutement et de la sélection de la police fédérale. Elle se compose d'un membre de la commission permanente de la police locale et d'un membre de la police fédérale.
Elle rend ses décisions sur la base d'un dossier comprenant les pièces relatives aux compétences examinées lors du processus de sélection. Elle intervient en outre en tant qu'organe de contrôle non seulement sur les motivations avancées par les psychologues lors de l'épreuve de personnalité, mais également sur les propositions des commissions de sélection décentralisées. De cette manière, elle garantit une prise de décision homogène pour l'ensemble des candidats.
Avant d'émettre un avis négatif relatif à un candidat, la commission a la possibilité d'entendre celui-ci. Quoiqu'il en soit, il convient de souligner que le doute profite toujours au candidat dans toute la chaîne de sélection.
Enfin, en cas d'échec d'un candidat, un document récapitulatif lui est envoyé et un 'feedback' est assuré par la direction du recrutement et de la sélection tel que mentionné sur le site www.jobpol.be
09.03 Talbia Belhouari (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Katrien Schryvers aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de discrepantie tussen de federale regelgeving betreffende het afleveren van getuigschriften aan illegalen en de bereidheid van de Vlaamse regering om kinderen van illegalen een studietoelage toe te kennen" (nr. 14657)
10 Question de Mme Katrien Schryvers au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la discordance entre la réglementation fédérale en matière de délivrance d'attestations aux illégaux et la volonté du gouvernement flamand d'attribuer une allocation d'études aux enfants d'illégaux" (n° 14657)
10.01 Katrien Schryvers (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb een vraag in verband met het afleveren van getuigschriften aan illegalen. De Vlaamse regering staat namelijk toe dat kinderen van mensen die illegaal in ons land verblijven toch een studielage kunnen krijgen omdat men natuurlijk wil dat die kinderen geen nadeel ondervinden van hun illegaal statuut en in de best mogelijke omstandigheden toch school kunnen lopen.
Ik kreeg de melding vanuit de gemeenten dat er een probleem rijst omdat de federale regelgeving op het houden van het wachtregister en het meedelen van informatiegegevens daaruit, bepaalt dat aan een vreemdeling die zich in een illegale verblijfstoestand bevindt geen getuigschrift of attest afgegeven mag worden, met name wanneer hem een bevel werd betekend om het land te verlaten. Rekening houdend met dat laatste kunnen de gemeentediensten dus aanvraagformulieren voor studietoelagen waarmee die mensen zich aanbieden niet aanvullen, net zomin als zij bepaalde attesten of getuigschriften kunnen afleveren.
Dat heeft natuurlijk gevolgen voor de betrokkenen, maar ook voor de OCMW’s die dan worden aangesproken, en indirect voor de gemeenten. Het is natuurlijk ook zeer vervelend voor de betrokken ambtenaren die daarmee worden geconfronteerd.
Ik heb daarom de volgende vragen, mijnheer de minister. Is die discrepantie u bekend? Zo ja, bent u bereid daarvoor een oplossing uit te werken? Wordt de gemeentediensten toch toegestaan dat zij in dat verband attesten afleveren aan mensen die daarom verzoeken ook al zijn zij illegaal? Is daarover overleg gepleegd of gepland met het Vlaamse niveau?
10.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, de Vlaamse regering heeft een ontwerp van decreet goedgekeurd waarin wordt bepaald dat in de toekomst alleen nog een studietoelage zal worden toegekend aan personen die op een legale wijze op ons grondgebied verblijven.
Ik verwacht dus dat het probleem waaraan gerefereerd werd op korte termijn zal worden opgelost. Goed bestuur zou alleszins daartoe moeten kunnen leiden. Ik acht het echter hoe dan ook niet opportuun om enig attest af te leveren aan een vreemdeling aan wie een uitvoerbaar bevel om het land te verlaten, werd betekend. Ik wil niet de illusie geven dat iemand gedoogd zal worden. Een persoon in illegaal verblijf moet het nodige doen om het grondgebied te verlaten. Indien een deelstaat, een regio of een gemeenschap aan vreemdelingen in illegaal verblijf toch een studietoelage wil toestaan, dan zal er logischerwijze rekening moeten worden gehouden met het feit dat illegale vreemdelingen niet dezelfde documenten kunnen voorleggen als legale vreemdelingen. Een aanpassing van de vormvoorschriften zal dan ook nodig zijn voor die betrokken deelstaat.
10.03 Katrien Schryvers (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb momenteel geen kennis van het ontwerpdecreet dat dit zou verbieden, maar als het zo zal zijn, dan zal het probleem inderdaad van de baan zijn.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Annemie Roppe aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de erkenning van de stormschade van 18 en 19 januari 2007 als ramp" (nr. 14847)
11 Question de Mme Annemie Roppe au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la reconnaissance comme catastrophe des dégâts causés par la tempête des 18 et 19 janvier 2007" (n° 14847)
11.01 Annemie Roppe (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben blij u nog eens te kunnen ondervragen over een Limburgse situatie.
Ik heb namelijk vernomen van de dienst Rampenschade van de provincie Limburg dat zij naar aanleiding van de storm op 18 en 19 januari jongstleden gegevens heeft verzameld bij de gemeenten om een raming te maken van de opgelopen schade.
Ik heb begrepen dat deze schatting, samen met de informatie uit andere bronnen, voor u elementen zijn om tot een beslissing te komen of deze storm al dan niet als ramp wordt erkend.
Mijnheer de minister, ik zou van u dan ook graag een antwoord ontvangen op volgende vragen.
Ten eerste, is het juist dat de storm van 18 en 19 januari tot op heden nog niet als ramp is erkend?
Ten tweede, indien die erkenning nog niet is gebeurd, waarom duurt het zo lang om die beslissing te nemen?
Ten derde, indien de storm intussen wel zou erkend zijn als ramp, hoe wordt dit gecommuniceerd naar de burger en de betrokken diensten?
11.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, het gaat om de schade naar aanleiding van de storm van 18 en 19 januari 2007. Tot op heden is die nog niet als ramp erkend. Wat ik wel kan zeggen, is dat het dossier via de Inspectie van Financiën aan mijn kabinet werd bezorgd.
Ik wil ook nog even wijzen op de verschillende stappen die moeten worden gezet. Vooraleer een beslissing inzake de erkenning kan worden genomen, is het noodzakelijk dat de volgende procedurele stappen worden ondernomen. Zodra de procedure is opgestart, wordt door de provinciegouverneur aan de gemeenten gevraagd om, als zij schade op hun grondgebied hebben geleden, een schaderaming alsook het aantal vermoedelijke gezinsdossiers te bezorgen. De gouverneurs krijgen drie weken de tijd om die informatie door te sturen. Bepaalde gemeenten respecteren die vastgestelde termijn niet. Dat is een eerste stap.
Tegelijkertijd wordt ook een advies aan het KMI gevraagd om na te gaan of er sprake is van, zoals in de wet staat, een uitzonderlijk natuurfenomeen en zoals bedoeld in de rondzendbrief van 20 september 2006 betreffende de criteria voor erkenning. Dat is de tweede stap.
Zodra de schadegegevens en het advies van het KMI beschikbaar zijn, wordt een ontwerp van erkenning voorbereid als de voorwaarden zijn vervuld. Dat is de derde stap. Dat wordt vervolgens voorgelegd aan de Inspectie van Financiën. Daarna komt het bij mij terug. Nadien wordt het ook ter goedkeuring aan de minister van Begroting voorgelegd. Dan wordt het in de Ministerraad ingediend.
Het gaat in dit geval dus om 18 en 19 januari 2007. De gouverneur moet reageren. Hij moet aan de gemeenten vragen om hem een schaderaming te bezorgen. Als een aantal gemeenten die termijn niet al te nauw neemt, moet men wachten. Men moet ook het advies van het KMI krijgen. Ik kan wel zeggen dat het op mijn kabinet is toegekomen. Eerstdaags kan het ook door mij aan de Ministerraad worden voorgelegd.
Uw derde vraag was hoe dit aan de burger wordt gecommuniceerd. Het KB waarin het natuurfenomeen als ramp wordt beschouwd en waarin de geografische uitgestrektheid van de ramp wordt afgebakend, wordt altijd in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. De gouverneurs ontvangen dan een brief met betrekking tot deze erkenning en informeren de gemeenten, die op hun beurt deze informatie moeten doorgeven.
Uiteraard draagt ook de media bij tot de verspreiding van de informatie. Het erkenningsbesluit kan ook worden teruggevonden op de website met betrekking tot rampenschade.
Dit is dus een gedeelde opdracht, federaal via mijn departement, maar inzonderheid ook van de betrokken gemeenten.
11.03 Annemie Roppe (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en voor de mooie les omtrent de procedure die ter zake gevolgd dient te worden.
Ik mag u er wel attent op maken dat het gedeelte van de procedure vanuit de provincie en de verzameling van de gegevens vanuit de gemeenten, perfect is verlopen.
Ik meen ook verstaan te hebben dat het advies van het KMI ter zake binnen is.
Eigenlijk is het momenteel dus wachten op verdere afhandeling in uw kabinet of bij uw diensten, samen met de minister van Begroting.
11.04 Minister Patrick Dewael: Die laatste moet u toch niet onderschatten.
11.05 Annemie Roppe (sp.a-spirit): Ik heb die nooit onderschat, en ik weet dat u dat ook niet doet.
11.06 Minister Patrick Dewael: Daarbij komt nog de inspectie van Financiën.
11.07 Annemie Roppe (sp.a-spirit): Inderdaad. Ik meen verstaan te hebben dat de inspectie van Financiën u het advies reeds bezorgd heeft. Het is nu dus bij Binnenlandse Zaken dat de knoop nog even vastzit.
11.08 Minister Patrick Dewael: Of bij Begroting. Als ik geen begrotingsakkoord heb, kan ik mijn dossier niet indienen bij de Ministerraad.
11.09 Annemie Roppe (sp.a-spirit): Ik denk dat dat een formaliteit zal zijn.
11.10 Minister Patrick Dewael: Mag ik er nota van nemen dat u dat met die woorden zegt?
11.11 Annemie Roppe (sp.a-spirit): U mag daar gerust nota van nemen. Het zal trouwens exhaustief in het verslag opgenomen worden.
Alleszins denk ik dat we nu dichtbij een realisatie staan en dat de betrokken dossiers de informatie vanuit de provincies zullen krijgen.
11.12 Minister Patrick Dewael: Wij maken er werk van.
11.13 Annemie Roppe (sp.a-spirit): Goed zo en waarvoor dank.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Melchior Wathelet au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'arrêté royal du 22 juillet 2004" (n° 14876)
12 Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het koninklijk besluit van 22 juli 2004" (nr. 14876)
12.01 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, en application de l'arrêté royal du 22 juillet 2004 concernant les modalités d'utilisation des membres du personnel de l'entreprise publique autonome Belgacom dans le cadre de la coordination de la délivrance des cartes d'identité électroniques, des membres du personnel statutaire de Belgacom avaient été affectés à la délivrance des cartes d'identité électroniques dans les communes. Il m'est revenu que la mise à disposition gratuite de personnel au sein des communes a été prolongée d'une année supplémentaire. Il serait également envisagé de charger les communes de nouvelles missions qui seraient accomplies par ces agents mis à disposition.
Monsieur le ministre, pourriez-vous m'apporter certaines précisions à ce sujet?
1. À partir du moment où de nouvelles missions sont imposées aux pouvoirs locaux, n'estimez-vous pas que la période de mise à disposition devrait être prolongée pour atteindre la durée initialement prévue, à savoir cinq ans?
2. À l'issue de cette période, il conviendra d'examiner si le maintien de cette mise à disposition sera encore pertinent.
3. Si la conclusion devait s'avérer positive, qui prendra en charge les coûts salariaux des agents concernés?
4. Serait-il possible pour la commune utilisatrice de mettre fin à la mise à disposition?
12.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, cher collègue, la convention conclue avec les communes en vue de la délivrance de la carte d'identité électronique prévoit la mise à disposition gratuite du personnel au sein des communes pour une période de trois ans. Dès octobre 2007, certains contrats pourraient déjà arriver à terme. La décision de poursuivre la mise à disposition de personnel statutaire d'entreprises publiques autonomes telles que Belgacom est le sujet d'un dossier qui doit être présenté au Conseil des ministres. Dans ce dossier, on demande également à l'Union des villes et communes de rechercher une solution à plus long terme, notamment en raison de l'introduction de tâches supplémentaires liées à la délivrance des "card kits" et des titres de séjour pour les étrangers.
Le transfert de la carte SIS vers la carte d'identité électronique dès 2009 s'inscrit également dans ce planning d'activités supplémentaires. En outre, à partir de décembre 2007, il faudra envisager le renouvellement des premières cartes d'identité électroniques.
Prochainement, la demande de cette prolongation sera soumise au Conseil des ministres. Ses modalités exactes ne sont pas encore définies. Le dossier sera mis à l'agenda de vendredi. Je l'ai signé hier soir.
12.03 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse. Comme moi, vous êtes conscient que de nouvelles tâches devront être accomplies par ces personnes et que leur mise à disposition auprès des communes devra être prolongée. Il y a d'ailleurs une volonté du gouvernement en ce sens. Je poserai très certainement une nouvelle question après les vacances pour me tenir au courant de l'évolution du dossier.
Het incident is gesloten.
Le président: Si M. le ministre est d'accord, je propose de transformer mes questions nos 14662, 14663, 14664, 14666 et 14849 en questions écrites.
Je conserve ma question n° 14665, étant donné qu'elle est jointe à celle de Mme Ghenne.
Avant de donner la parole à Mme Ghenne, puis-je demander à M. Wathelet de me remplacer?
Président: Melchior Wathelet.
Voorzitter:
Melchior Wathelet.
- Mme Véronique Ghenne au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les missions de lutte contre la fraude fiscale menées par la police locale" (n° 14650)
- M. Joseph Arens au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les missions dévolues aux SER locaux" (n° 14665)
- mevrouw Véronique Ghenne aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de opdrachten van de lokale politie in het kader van de strijd tegen de fiscale fraude" (nr. 14650)
- de heer Joseph Arens aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de taken die aan de lokale SER's worden toevertrouwd" (nr. 14665)
13.01 Véronique Ghenne (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ignore si la situation qui m'a été relatée est spécifique à la seule province du Brabant wallon ou si elle se retrouve également dans d'autres provinces et zones de police. Quoi qu'il en soit, il me semble important d'y apporter une réponse.
Ainsi, les policiers m'ont dernièrement interpellée, pour me faire part de leur ras-le-bol. Effectivement, depuis la circulaire de 2002 qui répartit les missions entre les différentes polices, il a été confié à la police locale la charge des dossiers écofinanciers. Pour répondre à cette nouvelle tâche, les policiers ont évidemment été formés. Là n'est pas réellement le problème.
D'après les statistiques établies par les chefs de corps que j'ai rencontrés, le nombre d'heures de prestations effectuées pour répondre à cette mission très spécifique qu'est la lutte contre la fraude fiscale est désormais équivalent au nombre d'heures consacrées à la lutte contre les stupéfiants. Or, nous parlons de missions de la police locale et surtout de la répartition de celles-ci.
Les membres de la police locale que j'ai rencontrés souhaiteraient s'investir plus sur le terrain, dans des missions qui leur semblent plus de leur compétence que dans des tâches qui mobilisent beaucoup de moyens, qui ne répondent pas aux attentes de la population et qui sont plus du ressort des instances fédérales que locales.
La population a effectivement fait part, dans le dernier baromètre mesurant ses attentes vis-à-vis de la police locale, de son désir que soient considérées comme des priorités la lutte contre l'insécurité routière et la lutte contre les vols et cambriolages. Ainsi, ne vaudrait-il pas mieux tenir compte de ces attentes émises tant par la population que par les membres de la police locale elle-même pour hiérarchiser les missions de celle-ci?
Monsieur le ministre, j'en viens à mes questions. Est-ce réellement à la police locale de mener des missions de lutte contre la fraude fiscale, compétence qui revient effectivement au fédéral? Avez-vous déjà eu écho de ce genre de plainte? Comment estimez-vous pouvoir répondre à ces plaintes?
13.02 Joseph Arens (cdH): Monsieur le ministre, l’objectif principal de la réforme des polices a été de créer des zones de police afin d’atteindre une plus grande proximité avec la population et de mieux répondre à ses attentes. Dans ce même objectif, les services de recherche locaux étaient censés mener des enquêtes sur la criminalité dérangeante au sein de la zone, ou tout au plus sur le plan régional. Or, on constate que les services de recherche mènent des enquêtes à l’échelon national, parfois même international, et que le traitement de la criminalité de proximité est presque abandonné en tant que mission de police locale, ce qui est dommage. Il s’agit la plupart du temps de missions normalement dévolues à la police judiciaire fédérale.
Ne pourrait-on pas réorienter les priorités des services de recherche locaux afin de mieux rencontrer les attentes de la population, et les inscrire dans la loi?
Deuxièmement, un partage créé entre les missions de police judiciaire fédérale et les missions attribuées aux services de recherche locaux ne devraient-ils pas figurer dans la loi?
13.03 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers collègues, il s'agit d'une matière pour laquelle le ministre de la Justice est compétent.
Selon l'article 143ter du Code judiciaire, le ministre de la Justice arrête les directives de la politique criminelle, y compris celles en matière de recherches et de poursuites. Sur cette base, une directive ministérielle a été publiée au Moniteur belge en date du 1er mars 2002.
En vertu de l'article 143bis du Code judiciaire, le Collège des procureurs généraux décide des mesures nécessaires à l'application des directives visées par l'article 143ter. Ainsi une circulaire du Collège portant réglementation de la répartition des tâches, de la collaboration, de la coordination et de l'intégration entre la police locale et fédérale en matière de missions de police judiciaire a été diffusée.
La directive ministérielle et la circulaire du Collège règlent par conséquent la répartition des tâches entre la police locale et fédérale décrite en termes généraux par l'article 3 de la loi sur la police intégrée.
Lors de la répartition des tâches, le magistrat se laisse guider par le principe général de la complexité de l'enquête qui peut être déduite d'un certain nombre de critères. Ces critères sont répartis en trois groupes et ne sont pas cumulatifs:
- la nature du fait (ou des faits) à propos duquel (desquels) il faut enquêter;
- la nature des devoirs d'enquête à effectuer;
- la dispersion géographique des devoirs d'enquête spécialisés.
L'enquête qui répond à l'un de ces critères sera en principe attribuée à la police fédérale, suivant l'appréciation du magistrat qui assume la direction de l'enquête. Toutes les autres enquêtes sont, en principe, confiées à la police locale.
La recherche locale s'oriente donc vers les phénomènes locaux. L'arrêté royal du 17 septembre 2001 portant les normes d'organisation et de fonctionnement de la police locale ainsi que la circulaire PLP du 10 octobre 2001 qui l'accompagne prévoient spécifiquement que la police locale doit mettre en place un cadre opérationnel assurant les missions de recherche et de travail judiciaire local, outre les autres fonctionnalités de base, à raison de 7 à 10% de la capacité organique selon le nombre de personnel travaillant dans la zone.
Nous pensons que les instruments légaux actuels sont suffisants et que la souplesse ne serait pas accrue par la transcription d'une répartition des tâches dans une loi.
Est-ce réellement à la police locale de mener des missions de lutte contre la fraude fiscale?
L'article 3 de la loi sur la police intégrée attribue les missions spécialisées à la police fédérale et les missions non spécialisées à la police locale. Les dossiers non complexes en matière de fraude fiscale qui ne peuvent être traités par le fisc sont dès lors attribués à juste titre à la police locale via les procureurs du Roi qui sont responsables de l'appréciation concrète de la directive ministérielle et de la COL de 2002.
Ce n'est pas la première fois qu'un nombre très limité de zones de police tente de faire traiter les dossiers Ecofin non complexes par la police judiciaire fédérale. Non seulement cela serait en contradiction avec la directive ministérielle qui relève toujours de la compétence de mon collègue de la Justice mais cela signifierait aussi que la police fédérale, faute de capacité, ne pourrait s'occuper suffisamment de la lutte contre la criminalité organisée, y compris la fraude fiscale complexe et organisée.
Le fait de charger la police fédérale des missions Ecofin non complexes, dont les missions non complexes en matière de fraude fiscale, serait une violation manifeste de la législation en vigueur. Cette législation est basée sur un des principes fondamentaux de la réforme des polices en matière de répartition des tâches.
Le président: Merci, monsieur le ministre. Lorsque vous avez dit au début que c'était de la compétence de la ministre de la Justice, on ne s'attendait pas à une réponse aussi longue.
13.04 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, j'aurais dû me limiter au premier paragraphe de ma réponse.
13.05 Véronique Ghenne (PS): Monsieur le président, je n'hésiterai pas à interroger Mme la ministre de la Justice puisque, apparemment, c'est elle qui est compétente en la matière.
J'entends que les dossiers Ecofin non complexes sont directement traités par la police locale mais cela pose problème. Une évaluation de cette circulaire de 2002 serait-elle possible?
13.06 Patrick Dewael, ministre: C'est toujours possible.
13.07 Véronique Ghenne (PS): Est-elle envisagée? On se rend compte qu'il y a différents problèmes au niveau des zones de police?
13.08 Patrick Dewael, ministre: Oui, mais vous devez voir cela avec ma collègue de la Justice. Je répète que c'est de sa compétence.
13.09 Véronique Ghenne (PS): Je lui poserai la question.
13.10 Patrick Dewael, ministre: Ce dossier regarde le Collège des procureurs généraux et ne ressortit pas encore au ministre de l'Intérieur - même si quelque chose qui n'existe pas aujourd'hui peut advenir demain.
Le président: Qui sait, qui sait… Monsieur le ministre, la question des étrangers était du ressort de la Justice, auparavant. Tout peut évoluer, n'est-ce pas.
13.11 Joseph Arens (cdH): Monsieur le président, j'ai bien écouté la réponse très complète du ministre, qui me semble devoir clarifier certaines situations. Il est exact qu'il incombe à la ministre de la Justice d'assumer ses responsabilités. Je lui poserai donc cette question - si le temps le permet, bien sûr - avant la fin de la législature.
Le président: Merci, monsieur Arens. Et je remercie également le ministre de l'Intérieur de sa présence.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Voorzitter:
Joseph Arens.
Président:
Joseph Arens.
14 Question de M. Melchior Wathelet au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la mise en place de moyens contemporains de paiement devant le Conseil d'État" (n° 14624)
14 Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de invoering van hedendaagse betalingsmogelijkheden bij de Raad van State" (nr. 14624)
14.01 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, depuis le 1er janvier 2007, le timbre fiscal n'est plus considéré comme un moyen de paiement en matière judiciaire. L'apposition d'un timbre fiscal est supprimée et remplacée par le virement ou par le recours à un moyen de paiement électronique.
En ce qui concerne les requêtes en annulation et en suspension auprès du Conseil d'État, rien n'a été fait. Les procédures de virement électronique n'ont pas été instaurées. Par conséquent, le premier président et le greffier en chef du Conseil d'État suggèrent aux avocats et aux parties d'utiliser les timbres fiscaux tant que ceux-ci sont encore disponibles. Ils recommandent aussi le versement des droits en espèces à un bureau de La Poste lors du dépôt de la requête.
Par ailleurs, le virement électronique n'est pas organisé. J'apprends même qu'il n'existe pas de compte postal au Conseil d'État. Le système de paiement par virement ne permet pas d'attribuer à la requête un numéro d'ordre et pose donc problème pour l'identification de la requête concernée. La décision de supprimer les timbres fiscaux a été prise dans un dessein louable de simplification administrative et d'allègement des charges de la gestion administrative. Cette suppression entraîne une véritable débauche d'énergie et de travail pour le greffe du Conseil d'État, pour l'administration de l'Enregistrement, pour La Poste et les organismes bancaires, sans oublier les requérants et les avocats qui sont systématiquement confrontés aux mêmes problèmes.
Actuellement, le Conseil d'État ne peut enrôler une requête sans que la preuve du paiement n'ait été établie. Un formulaire de virement, même cacheté par l'organisme financier, ne constitue pas une preuve de paiement mais seulement son dépôt. Enfin, l'original de la preuve du versement doit être agrafé sur l'acte introductif d'instance, la preuve devant être revêtue de la signature d'un employé responsable de l'organisme financier. Bref, il s'agit là plutôt d'une opération de "complexification administrative".
Monsieur le secrétaire d'État, quelles mesures comptez-vous prendre pour mettre fin à cette situation ou en tout cas trouver une solution? Ne serait-il pas temps de mettre fin à ce système archaïque de paiement de droits devant le Conseil d'État? C'est déjà le cas actuellement en ce qui concerne le Conseil d´État de France ou la Cour d'arbitrage? Quelle est votre position sur le sujet?
14.02 Vincent Van Quickenborne, secrétaire d'État: Monsieur le président, cher collègue, comme vous le savez, l'utilisation des timbres fiscaux comme moyen de paiement est un système dépassé, sensible à la fraude, entraînant en outre beaucoup de charges administratives pour les citoyens, l'administration et d'autres intéressés. De ce fait, ces timbres fiscaux et le Code des droits de timbre ont été supprimés après un vote unanime au Parlement.
Avant ce vote, lors des discussions que nous avons menées avec le Conseil d'État, il a été décidé de remplacer le timbre sur les requêtes par l'ajout d'une preuve de paiement d'un virement à la requête. Le Conseil d'État considère l'extrait de compte comme une preuve de paiement datée. Ce nouveau moyen de paiement est également réglé par l'arrêté d'exécution du Code des divers droits et taxes du 21 décembre 2006.
Le service de la Simplification administrative serait prêt à moderniser encore plus les transactions financières si le Conseil d'État acceptait d'introduire un système de paiement par virement direct au Conseil d'État, ce qu'il refuse à ce jour.
Actuellement, le sixième bureau d'enregistrement de Bruxelles reçoit le paiement de droits sur requête du Conseil d'État. Au cours du mois de février, 300 paiements pour requêtes ont été reçus sur le compte. En effet, sur le site web du Conseil d'État, on trouve une information spécifique relative à ce nouveau moyen de paiement.
Suite à la création du Conseil du Contentieux des Étrangers, qui est la seule instance de recours contre les décisions du Commissariat général aux Réfugiés et aux Apatrides, le nombre de requêtes auprès du Conseil d'État diminuera considérablement.
La suppression éventuelle des droits auprès du Conseil d'État a un impact budgétaire, vous le savez, et sa faisabilité doit être examinée avec le ministre du Budget.
14.03 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le secrétaire d'État, vous me dites que suivant l'accord avec le Conseil d'État, la seule preuve de paiement est suffisante. Cela m'étonne. En effet, j'ai reçu un certain nombre de témoignages disant que cette preuve n'était pas acceptée, malgré la signature de l'employé du greffe du Conseil d'État. Mais peut-être les choses ont-elles changé depuis lors. Je vais donc me renseigner à ce sujet.
Cela dit, un compte direct au Conseil d'État serait plus facile.
14.04 Vincent Van Quickenborne, secrétaire d'État: Monsieur Wathelet, vous avez tout à fait raison. Lors des discussions avec le Conseil d'État, mes collaborateurs ont proposé d'ouvrir un compte direct, proposition qui a été rejetée.
Il est évident que l'ouverture d'un compte auprès du Conseil d'État serait plus facile. Il lui appartiendrait ensuite de vérifier si le paiement a bien été effectué.
Jusqu'à présent, il s'oppose à cette proposition, ce qui est, selon moi, un peu dommage. En effet, une alternative aux timbres fiscaux a été trouvée avec toutes les autres instances: gouvernements, administrations et les SPF. La seule instance qui nous pose des problèmes, c'est le Conseil d'État et je le déplore.
14.05 Melchior Wathelet (cdH): Merci, monsieur le ministre.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 15.33 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.33 uur.