Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Zaken

 

du

 

mardi 27 mars 2007

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

dinsdag 27 maart 2007

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.05 heures et présidée par Mme Pierrette Cahay-André.

De vergadering wordt geopend om 14.05 uur en voorgezeten door mevrouw Pierrette Cahay-André.

 

01 Vraag van mevrouw Greet van Gool aan de staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap" (nr. 14811)

01 Question de Mme Greet van Gool à la secrétaire d'État aux Familles et aux Personnes handicapées, adjointe au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "le Conseil supérieur national des personnes handicapées" (n° 14811)

 

01.01  Greet van Gool (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap is belast met het onderzoeken van alle problemen van personen met een handicap, die tot de federale bevoegdheid behoren.

 

De Raad mag daarover op eigen initiatief of op verzoek van de bevoegde ministers adviezen geven of voorstellen formuleren, onder meer met het oog op de rationalisatie en coördinatie van de wettelijke en reglementaire bepalingen.

 

De Nationale Hoge Raad is samengesteld uit twintig leden die speciaal bevoegd zijn wegens hun deelname aan activiteiten van organisaties die zich voor personen met een handicap interesseren of wegens hun sociale of wetenschappelijke activiteiten.

 

De leden van de Raad worden benoemd door de Koning voor een periode van zes jaar die hernieuwbaar is.

 

De adviezen van de Nationale Hoge Raad zijn belangrijk. U weet dat als wij in de commissie wetsvoorstellen of wetsontwerpen bespreken, er heel vaak wordt verwezen naar die adviezen. Het is aangewezen dat in die Nationale Hoge Raad leden zetelen die als vertegenwoordigers van de verschillende soorten handicaps kunnen worden beschouwd.

 

Momenteel zetelen er blijkbaar geen vertegenwoordigers van de nationale verenigingen van mensen met een auditieve handicap.

 

Binnenkort moet de Raad opnieuw worden samengesteld. Ik verneem dan ook graag van u hoever het staat met de nieuwe samenstelling van de Nationale Hoge Raad en of er mensen zullen worden aangeduid vanuit de verenigingen voor mensen met een auditieve handicap.

 

01.02 Staatssecretaris Gisèle Mandaila Malamba: Mevrouw de voorzitter, mevrouw van Gool, ik dank u voor uw vraag over de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap.

 

De representativiteit van de Raad is inderdaad heel belangrijk. De laatste maanden werden verschillende leden vervangen.

 

Ingevolge hun activiteiten of om andere redenen kunnen zij de vergaderingen niet meer bijwonen.

 

Ceux-ci présentent alors la candidature d'un successeur provenant de la même organisation ou association.

 

Depuis peu, le président est assisté de trois vice-présidents. Le nouveau président était déjà membre du Conseil de longue date et très expérimenté dans le domaine des personnes handicapées. En concertation avec le ministre des Affaires sociales, les trois vice-présidents ont été désignés en tenant compte de leur motivation, de leur expérience en respectant une parité de genre et une représentativité de chaque rôle linguistique.

 

En décembre dernier, à l'occasion d'une réunion du bureau du Conseil supérieur national des personnes handicapées, la représentante de mon cabinet a attiré l'attention des membres du Conseil sur cette question. Il a alors été convenu d'effectuer un point sur la situation des mandats actuels et de reprendre ultérieurement cette discussion.

 

Ce matin a eu lieu une réunion du bureau du Conseil supérieur national des personnes handicapées. La question du renouvellement du Conseil était à l'ordre du jour. La procédure de renouvellement des mandats va s'enclencher en concertation avec le secrétariat du Conseil supérieur national des personnes handicapées et le bureau du Conseil. Le renouvellement du Conseil doit intervenir en septembre 2007.

 

Je souhaite qu'un équilibre puisse s'établir au niveau des associations représentées, et donc des différents types de handicaps représentés.

 

Au niveau de la déficience auditive, une dame francophone, membre du Conseil depuis de nombreuses années, représente les personnes sourdes et malentendantes et est atteinte elle-même de ce handicap.

 

Les candidatures de nouveaux membres, représentant des associations qui ne sont pas représentées au sein du Conseil supérieur national des personnes handicapées, seront examinées à l'occasion du renouvellement du Conseil en septembre prochain, au même titre que les demandes de renouvellement de mandats des associations actuellement représentées au sein du Conseil.

 

01.03  Greet van Gool (sp.a-spirit): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb echter een paar opmerkingen.

 

U zegt, gelukkig maar, dat de vernieuwing van de Nationale Hoge Raad een aanvang genomen heeft. Welnu, als dat gepland is tegen september 2007, dan lijkt mij dit iets dat zeker moet opgevolgd worden, ook nu met de verkiezingen. De Nationale Hoge Raad moet zeker continuïteit kennen en er mag geen breuk in dit proces komen.

 

Ik werd gecontacteerd door de verenigingen voor personen met een auditieve handicap. Ik zal hen zeker ook aanraden om hun kandidatuur te stellen. Het is een feit dat er momenteel een Franstalige dame in zetelt met een auditieve handicap. Zij is echter eigenlijk geen vertegenwoordigster van een vereniging voor personen met een auditieve handicap. Zij zit namens een andere vereniging in de Nationale Hoge Raad. Het zou dus misschien toch wel aangewezen zijn dat er expliciet gezocht wordt naar iemand die de verenigingen voor personen met een auditieve handicap kan vertegenwoordigen. Wij zullen dit verder opvolgen en ik zou u willen vragen om alle nodige stappen te nemen om tijdig in de vervanging te voorzien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Greet van Gool aan de staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de medische onderzoeken" (nr. 14812)

02 Question de Mme Greet van Gool à la secrétaire d'État aux Familles et aux Personnes handicapées, adjointe au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "les examens médicaux" (n° 14812)

 

02.01  Greet van Gool (sp.a-spirit): Mevrouw de staatssecretaris, vooraleer mensen met een handicap recht hebben op een tegemoetkoming, een parkeerkaart of een attest die hun handicap vaststelt, moeten zij een medisch onderzoek ondergaan. Daarbij wordt gebruikgemaakt van een vragenlijst. Op basis van de antwoorden die gegeven worden, wordt dan de graad van handicap vastgesteld.

 

Over die medische beoordeling is men niet altijd even gelukkig, omdat zij niet altijd even objectief gebeurt en de vragenlijst niet altijd aangepast is aan de soort handicap die de betrokkene heeft. Het zijn zeer punctuele vragen. Bijvoorbeeld mensen met een auditieve handicap hebben het, precies door die vragenlijst, vaak moeilijk om een attest te krijgen dat hun handicap vaststelt, omdat de vragenlijst uitgaat van een aantal punctuele vragen zonder de achterliggende mogelijkheden of moeilijkheden mee in aanmerking te nemen.

 

Er is al lang sprake van – u hebt het ook zelf eerder al aangekondigd – dat er een herziening zou komen van de medische evaluatie. Ik had graag van u vernomen wat de stand van zaken daarvan is, en of daarbij ook rekening gehouden wordt met specifieke handicaps, bijvoorbeeld de auditieve handicaps?

 

02.02 Staatssecretaris Gisèle Mandaila Malamba: Mevrouw de voorzitter, mevrouw van Gool, ik dank u voor uw vraag over de medische onderzoeken.

 

De medische diensten bepalen de gevolgen van de handicap. Deze worden dan vertaald naar een beslissing over de inkomensvervangende tegemoetkoming indien de persoon jonger is dan 65 jaar en opgedeeld in categorieën volgens de zelfredzaamheid.

 

Aucun degré de handicap ne devrait donc être établi contrairement à ce qui était le cas dans la législation antérieure à 1987. À cette époque, un pourcentage de handicap était calculé. Il est erroné aujourd'hui de penser que le handicap n'est pas reconnu, lorsqu'une décision négative est prise. Il n'appartient pas au service médical de reconnaître un handicap, mais bien d'en apprécier les conséquences.

 

La révision de l'évaluation médicale est un projet qui fera l'objet d'une étude. Cette étude vise à établir des critères sur une base scientifique, tant pour le régime des allocations familiales majorées que pour le régime des adultes. Ces barèmes devront permettre d'évaluer les conséquences de toute forme de pathologie en offrant la garantie de la reproductibilité et de la fiabilité.

 

L'actuelle manière de procéder est soumise à un contrôle de qualité sous la forme d'un protocole de supervision. Le service médical de la direction générale Personnes handicapées travaille actuellement à cette question.

 

02.03  Greet van Gool (sp.a-spirit): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord, maar wens u nog bijkomend te vragen of u enig zicht hebt op de timing inzake die studie? Wanneer zal deze studie worden afgerond?

 

Voorts wens ik nog te benadrukken dat niet alleen zou worden gekeken naar de arbeidsongeschiktheid maar ook naar de graad van zelfredzaamheid. Een van de vragen is of men zelf kan instaan voor het klaarmaken van het eten. Heel veel mensen kunnen in hun vertrouwde omgeving hun eigen eten klaarmaken, maar daarom kunnen zij nog niet altijd boodschappen doen. Zij zijn niet altijd in staat om die achterliggende handelingen te verrichten. Als enkel wordt gekeken naar het antwoord op die ene, specifieke vraag, zonder aandacht voor het achterliggende, dan schept dat natuurlijk wel problemen. Om die reden moet hiermee toch wel rekening worden gehouden. Ik hoop dat dit in de studie in aanmerking wordt genomen.

 

02.04  Gisèle Mandaila Malamba, secrétaire d'État: Le but de l'étude et de l'évaluation médicale est de tenir compte du contexte et de toutes les questions qui n'ont pas pu être prises en considération dans l'établissement des catégories. On va bien évidemment se baser sur des critères objectifs pour déterminer le degré du handicap de la personne et le montant éventuel de l'allocation. Laissons cette étude arriver à son terme.

 

02.05  Greet van Gool (sp.a-spirit): Hebt u zicht op de timing?

 

02.06  Gisèle Mandaila Malamba, secrétaire d'État: Aucun timing n'est prévu car de nouveaux critères ont été pris en compte. Prenons le temps nécessaire à l'aboutissement d'une étude objective et de qualité. En allant trop vite, nous risquons d'oublier certains critères, ce qui nous obligerait à faire marche arrière ensuite.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Greet van Gool aan de staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de VN-conventie voor het vrijwaren en bevorderen van de rechten en de waardigheid van personen met een handicap" (nr. 14814)

03 Question de Mme Greet van Gool à la secrétaire d'État aux Familles et aux Personnes handicapées, adjointe au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la convention des Nations Unies pour la protection et la promotion des droits et de la dignité des personnes handicapées" (n° 14814)

 

03.01  Greet van Gool (sp.a-spirit): Mevrouw de staatssecretaris, in december 2006 heeft de algemene vergadering van de VN de internationale conventie voor het vrijwaren en bevorderen van de rechten en de waardigheid van personen met een handicap goedgekeurd. Dat is een zeer belangrijke conventie, die weliswaar geen nieuwe rechten creëert, maar wil bevorderen dat mensen met een handicap alle mensenrechten kunnen genieten op een manier die rekening houdt met hun noden en specifieke situatie. Vanaf 30 maart 2007 is de conventie voor ondertekening door de verschillende landen beschikbaar. Pas nadat er 20 ratificaties zijn gebeurd, kan de conventie van kracht worden.

 

Ik heb u hierover in december een vraag gesteld, mevrouw de staatssecretaris. U hebt toen bevestigd dat het goed zou zijn dat België bij de eerste landen zou zijn om het verdrag te ondertekenen, en dat u daarop zou toezien. Ik had van u graag vernomen wat de stand van zaken in het dossier is.

 

03.02 Staatssecretaris Gisèle Mandaila Malamba: Mevrouw de voorzitter, ik dank het geachte lid voor haar vraag over de stand van zaken in het dossier in verband met de ondertekening van de VN-conventie voor de rechten van personen met een handicap.

 

Comme je vous l'avais indiqué, je suis soucieuse que la Belgique figure parmi les premiers pays signataires de cette convention. J'ai adressé plusieurs courriers à mon collègue des Affaires étrangères, au ministre-président de la Communauté flamande ainsi qu'à la ministre en charge du dossier au niveau de la Région wallonne et de la Communauté française, afin d'attirer leur attention sur l'importance de ce texte, à l'élaboration duquel les associations de personnes handicapées ont étroitement collaboré.

 

Des contacts réguliers entre mon cabinet et le cabinet des Affaires étrangères m'ont également permis de constater que les procédures des délégations des signatures nécessaires pour permettre à la Belgique de signer la convention dès le 30 mars étaient menées avec efficacité. La Belgique sera donc le premier pays à signer la convention. Nous venons d'en avoir la confirmation aujourd'hui encore.

 

Parallèlement à la question de la signature de la convention, le groupe de travail mixte coordonné par le ministre des Affaires étrangères mène ses travaux en vue de préparer les instruments de ratification. À la mi-mars, les travaux relatifs à l'exposé des motifs étaient en voie de finalisation au niveau fédéral. Ils seront complétés par les instances fédérées.

 

03.03  Greet van Gool (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, het is een zeer goede zaak dat wij inderdaad vrijdag aanstaande die conventie zullen kunnen ondertekenen. Ik weet dat ondertussen ook de verschillende deelregeringen het nodige daarvoor hebben gedaan en ook hun instemming betuigd hebben. Ik hoop dat wij daarvan inderdaad werk zullen maken.

 

La présidente: Madame la secrétaire d'État, vous avez ainsi répondu à toutes les questions vous concernant et je vous en remercie.

 

03.04  Gisèle Mandaila Malamba, secrétaire d'État: Madame la présidente, je tiens à terminer sur une bonne note, à savoir que la Belgique va ratifier, en date du 30 mars, la convention des Nations unies.

 

La présidente: Nous nous en réjouissons!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

L'interpellation de M. Goutry n° 1067 ayant été supprimée et les questions s'étant déroulées plus rapidement que prévu, je vous propose de patienter quelques minutes. Le ministre Vanvelthoven a été prévenu et est en chemin pour nous rejoindre.

 

Nous ferons en sorte que l'ordre du jour se déroule le mieux possible. L'interpellation de M. De Groote n° 1069 a été reportée et Mme Storms a prévenu qu'elle aurait un peu de retard. Madame Lanjri, votre question n° 14780 étant jointe à la question n° 14859 de Mme Storms, êtes-vous d'accord de l'attendre pour poser votre question?

 

03.05  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik heb de mail van mevrouw Storms ontvangen. Ik wil gerust even wachten. Ik wil dit onderwerp zeker vandaag aan bod laten komen. Ik heb deze vraag reeds gesteld en ik wil er verder op ingaan.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 14.20 uur tot 14.37 uur.

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 14.20 heures à 14.37 heures.

 

04 Vraag van de heer Guy D'haeseleer aan de minister van Werk over "de cumulatie van presentiegelden en diverse uitkeringen" (nr. 14809)

04 Question de M. Guy D'haeseleer au ministre de l'Emploi sur "le cumul de jetons de présence et d'allocations diverses" (n° 14809)

 

04.01  Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op 24 januari en 6 februari laatstleden werden door mij vragen gesteld met betrekking tot de cumulatie van onderbrekingsvergoedingen met inkomsten die voortvloeien uit een mandaat van provincieraadslid. Ondanks de inhoud van uw antwoorden, namelijk dat het koninklijk besluit snel zou worden gepubliceerd aangezien de wijziging van de uitvoering in het IPA gepland is voor 1 april en dat het koninklijk besluit die week – de week van 6 februari 2007 – finaal zou worden afgewerkt en daarna voorgelegd voor spoedadvies aan de NAR en het beheerscomité van de RVA, blijkt tot op heden nog steeds geen KB betreffende de bovenvermelde materie verschenen te zijn.

 

Mijn vraag is dan ook: wanneer zal dit KB verschijnen, zodat de personen die zich in de bovenvermelde situatie van cumulatie bevinden, de rechtszekerheid krijgen waarop zij recht hebben?

 

In uw antwoord op de vraag van 6 februari laatstleden over de cumulatie van onderbrekingsuitkeringen met inkomsten die voortvloeien uit het mandaat van provincieraadslid, zei u tevens dat het ook de bedoeling was dat u de cumulatie van onderbrekingsvergoedingen met het mandaat van districtsraadslid mogelijk zou maken. Dat is een lovenswaardig initiatief, maar het heeft natuurlijk rechtstreeks tot gevolg dat u uiteraard ook de regels voor cumulatie van presentiegelden uit het mandaat van provincieraadslid en de inkomsten uit werkloosheidsuitkeringen en brugpensioen zou moeten regelen, ook voor die districtsraadsleden, wat eigenlijk is geregeld in respectievelijk het KB van 25 november 1991 en het KB van 7 december 1992.

 

Zal het KB van november 1991 worden aangepast, zodat de cumulatie van presentiegelden die voortvloeien uit het mandaat van districtsraadsleden en werkloosheidsuitkeringen, en daaruit voortvloeiend ook de cumulatie van die presentiegelden met het brugpensioen, mogelijk worden gemaakt? Wanneer zal daarover een KB worden gepubliceerd?

 

04.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mevrouw de voorzitter, collega, de cumulatie van onderbrekingsvergoedingen met het mandaat van provincieraadslid en districtsraadslid is opgenomen in het ontwerp van KB tot uitvoering van de maatregelen tijdskrediet van het Generatiepact en het IPA. Dit ontwerp van KB werd op 13 februari voorgelegd voor advies aan de NAR en de RVA, met de uitdrukkelijke vraag naar een spoedig advies gezien de bepalingen in werking zouden moeten treden op 1 april. De NAR heeft echter nog steeds geen advies uitgebracht. Per brief heb ik ondertussen de NAR aangespoord dat advies dringend uit te brengen. Ik heb ondertussen begrepen dat de NAR het officieel advies zal uitbrengen op 30 maart.

 

Zodra het advies van de NAR ontvangen is, zal het ontwerp van KB onmiddellijk volgens de wettelijke procedure worden voorgelegd aan de Raad van State voor advies binnen de dertig dagen. Daarna kan de ondertekening en publicatie volgen. Gezien de wettelijke adviesprocedures moeten gevolgd worden, zal het KB wellicht in de maand mei worden gepubliceerd.

 

In ieder geval, de datum van inwerkingtreding voor de cumulregels is retroactief bepaald op 1 december 2006, zodat het samenvalt met de aanvang van de nieuwe provincieraden en er geen juridische leemte is.

 

Wat uw tweede vraag betreft, kan ik u verwijzen naar artikel 46, §3, 1° van het KB van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering. In dat artikel wordt uitdrukkelijk bepaald dat de inkomsten die voortvloeien uit een mandaat van gemeenteraadslid of provincieraadslid, niet worden beschouwd als loon. De presentiegelden van die raadsleden zijn dus cumuleerbaar met werkloosheidsuitkeringen. De districtsraad is een intermediair niveau tussen de gemeente en de provincie. De raadsleden worden eveneens daar verkozen. De RVA heeft, naar analogie en rekening houdend met het gelijkheidsbeginsel, de inkomsten, die voortvloeien uit een mandaat als districtsraadslid, steeds beschouwd als cumuleerbaar met werkloosheidsuitkeringen. Dat standpunt is ook expliciet opgenomen in de interne richtlijnen van de RVA. Bruggepensioneerden zijn in dit geval gelijkgesteld met gewone werklozen. Zij kunnen dus eveneens de presentiegelden als gemeenteraadslid, provincieraadslid of districtraadslid cumuleren.

 

Gelet op die interne richtlijnen en de praktijk in de RVA doet er zich volgens mij niet echt een probleem voor.

 

04.03  Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

Ik moet wel vaststellen, mijnheer de minister, dat het toch lang duurt om een KB te publiceren dat eigenlijk alleen maar de cumul mogelijk moet maken tussen presentiegelden voor een provincieraadslid en een werkloosheidsuitkering. U zegt dat het KB eind mei zal worden gepubliceerd en retroactief in werking zal treden. Ik vind het allemaal lang duren.

 

Wat het tweede deel van mijn vraag betreft, zegt u dat, volgens een interne regeling bij de RVA, districtraadsleden nu al presentiegelden en brugpensioen mogen cumuleren. Ik vraag mij alleen af waarom de onderbrekingsvergoedingen inzake tijdskrediet wel werden opgenomen in het KB terwijl dit niet gebeurde voor werkloosheidsuitkeringen en brugpensioenen. Ik denk dat dit de rechtszekerheid ten goede zou komen. Als u mij garandeert dat de RVA deze zaken steeds goedkeurt, dan denk ik dat er op dat vlak geen probleem is. Het ware misschien toch beter dit ook in een KB te gieten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Greet van Gool aan de minister van Werk over "het pleegzorgverlof" (nr. 14815)

05 Question de Mme Greet van Gool au ministre de l'Emploi sur "le congé en cas de placement familial" (n° 14815)

 

05.01  Greet van Gool (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, het deed mij veel plezier om na het begrotingsweekend in Leuven in de krant te lezen dat er een pleegzorgverlof komt. U weet dat ik zelf een wetsvoorstel heb ingediend om naar analogie van het adoptieverlof ook aan pleegouders een specifiek verlof toe te kennen wanneer zij een pleegkind in hun gezin opnemen, juist omwille van het feit dat dit heel wat veranderingen teweegbrengt. De verschillende ministers van Werk – uw voorgangers en uzelf – hebben steeds gezegd positief te staan tegenover het invoeren van een specifiek verlof voor pleegouders. Er zou onderzocht worden wat daartoe de mogelijkheden zijn.

 

Het verlof komt er nu eindelijk maar ik had van u toch graag wat meer informatie gekregen over hoe dat verlof er zal uitzien en wat het juist is. Is dat echt een verlof of gaat het meer om een soort klein verlet? Vanaf wanneer zal het van kracht worden?

 

05.02 Minister Peter Vanvelthoven: Collega, ik weet dat u inderdaad al lang met de problematiek begaan bent en dat u een van de pleitbezorgers bent voor het pleegzorgverlof. Ik kan inderdaad bevestigen dat op het begrotingsweekend in Leuven de beslissing genomen is over het invoeren van dat pleegzorgverlof. Vandaag is het zo dat we in heel wat verloven voorzien voor ouders met kinderen, denk maar aan het ouderschapsverlof, het adoptieverlof en het vaderschapsverlof. Voor mensen die het maatschappelijk engagement opnemen om kinderen of volwassenen met moeilijkheden tijdelijk op te nemen in hun eigen gezin was er echter tot vandaag nog niets uitgewerkt. Die pleegouders nemen nochtans een belangrijke maatschappelijke taak op zich. Met de nieuwe beslissing en de nieuwe wet komt daar nu inderdaad eindelijk verandering in.

 

Dat betekent dat aan werknemers in het kader van artikel 32 van de arbeidsovereenkomstenwet een recht op afwezigheid van het werk wordt toegekend met het oog op het verstrekken van pleegzorg. De regering heeft beslist dat het pleeggezin van dit recht gedurende maximum tien dagen per kalenderjaar gebruik kan maken. Maximaal tien dagen per pleeggezin worden jaarlijks toegekend. Voor 2007 is beslist, aangezien het jaar al een stuk gevorderd is, dat het pleeggezin hiervoor nog maximaal vijf dagen kan opnemen.

 

De Koning zal nu verder bepalen welk soort plaatsing en welke pleegzorgsituaties precies in aanmerking komen voor het nemen van dit recht op afwezigheid. Hij zal ook de nadere regels bepalen, zoals de wijze van uitoefening van dit verlof, op welke wijze de werkgever moet verwittigd worden enzovoort. Het zal in elk geval zo zijn dat aan de werknemers die van dit recht gebruik maken een uitkering zal worden toegekend door de RVA. De hoogte van de uitkering zal bepaald worden per KB. Dat geldt ook voor de precieze regels voor toekenning.

 

Het wetsontwerp dat dit pleegzorgverlof gaat invoeren is opgenomen in de programmawet die momenteel voor advies bij de Raad van State ligt. Wij zullen hiervoor nog uw medewerking vragen voor het einde van deze legislatuur.

 

05.03  Greet van Gool (sp.a-spirit): Ik dank de minister voor zijn antwoord en meer nog voor het feit dat hij daar effectief mee voor gepleit heeft zodat het pleegzorgverlof er nog doorgekomen is. Zoals u zelf al hebt aangehaald, is het een belangrijk teken dat we het engagement van die pleegouders waarderen. Ik hoop dat niet alleen het wetsontwerp goedgekeurd wordt maar dat ook het uitvoeringsbesluit tijdig genomen zal worden zodat de mensen daar vanaf 2007 ook effectief een beroep op kunnen doen.

 

Ik heb nog een vraag, maar ik veronderstel dat dit geen probleem zal zijn.

 

Zal er voor de uitvoering via het koninklijk besluit samengewerkt worden met de verschillende verenigingen voor pleegzorg? Die hebben immers toch heel wat expertise in huis. Zullen zij daaraan meewerken? Zal daaraan samengewerkt worden?

 

05.04 Minister Peter Vanvelthoven: In verband met dit laatste kan ik u bevestigen dat er inderdaad in voorzien is om dit op de meest goede manier georganiseerd te krijgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Werk over "de bekendmaking van werkroosters voor deeltijdse werknemers" (nr. 14831)

06 Question de M. David Geerts au ministre de l'Emploi sur "la publicité des horaires de travail des travailleurs à temps partiel" (n° 14831)

 

06.01  David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, collega’s, de programmawet van 22 december 1989 voorziet in wettelijke regels inzake het toezicht op de prestaties van deeltijdse werknemers. De artikelen 157 tot 159 hebben het over regels inzake de bekendmaking van de werkroosters voor deeltijdse werknemers, de artikels 160 tot 169 hebben het over het toezicht op de afwijkingen op het normale werkrooster. Artikel 171, 2e lid, stelt echter dat “bij ontstentenis van openbaarmaking van de werkroosters zoals bedoeld in de artikelen 157 tot 159…” – en dan komt de essentie – “… worden de werknemers vermoed hun arbeidsprestaties voltijds te hebben verricht.”

 

Die wettelijke bepaling is sedert 1989 reeds aan verschillende wetswijzigingen onderhevig geweest, met telkens ruime commentaren in de rechtspraak en de rechtsleer. Over de huidige versie bestaan evenzeer meningsverschillen in de rechtspraak en de rechtsleer. Een aantal auteurs gaat er namelijk vanuit dat enkel de overheden – RSZ en andere instanties – zich erop kunnen beroepen, en niet een benadeelde werknemer. Nochtans is de tekst algemeen gesteld en wordt in het wetsartikel niet bepaald wie er zich juist op kan beroepen.

 

Vandaar mijn volgende vragen. Ten eerste, wie kan zich beroepen op het voornoemde vermoeden? Is het voordeel van dat vermoeden beperkt tot de RSZ of kan de werknemer zich er ook op beroepen?

 

Ten tweede, hebt u de intentie een en ander wettelijk te verduidelijken?

 

06.02 Minister Peter Vanvelthoven: Collega, artikel 171 van de programmawet van 22 december 1989 bepaalt dat bij gebrek aan bekendmaking van de uurroosters de deeltijdse werknemers vermoed worden hun prestaties voltijds te hebben verricht. Het artikel stelt het vermoeden in dat de werknemers hun prestaties voltijds hebben gepresteerd.

 

Het artikel is inderdaad al enkele keren gewijzigd. De woorden “zonder dat het tegenbewijs kan worden geleverd” zijn geschrapt, zodat het vermoeden weerlegbaar is. De werkgever kan dus met andere woorden het bewijs aanbrengen dat de deeltijdse werknemer waarvoor hij de wettelijke regels inzake bekendmaking niet gerespecteerd heeft wel degelijk zijn prestaties deeltijds heeft verricht, waardoor de werkgever kan ontsnappen aan de sanctie.

 

Om geen twijfel te laten bestaan, specificeert de memorie van toelichting dat wanneer dat bewijs niet kan worden aangebracht, de werknemer beschouwd en betaald moet worden alsof hij voltijds gewerkt zou hebben tijdens de hele periode waarvoor de verplichtingen inzake bekendmaking niet vervuld werden.

 

De onweerlegbaarheid is destijds geschrapt na uitspraken van het Arbitragehof over het betrokken artikel. Die uitspraken van het Arbitragehof gingen meer in het bijzonder over het artikel omtrent de verwijzing inzake de onweerlegbaarheid van het vermoeden. Het Arbitragehof was van oordeel dat de interpretatie dat artikel 171 de werknemer toelaat een voltijdse verloning te bekomen krachtens het onweerlegbaar vermoeden in strijd is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

 

Dit onweerlegbaar vermoeden in het voordeel van de werknemers was dus volgens het Arbitragehof disproportioneel ten opzichte van het doel dat door de wetgever werd beoogd.

 

Daarentegen acht het Arbitragehof dat hetzelfde artikel de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet schond in de interpretatie dat het onweerlegbaar vermoeden niet het contract tussen werkgever en deeltijdse werknemer betrof, maar was ingesteld in het voordeel van de ambtenaren en de instellingen.

 

Aangezien de ongrondwettelijkheid werd bepaald door de afwezigheid van proportie tussen het nagestreefde doel en de sanctie is het gewijzigd artikel 171 wel redelijk geproportioneerd omdat het artikel de werkgever slechts veroordeelt tot het bepalen van een voltijds loon wanneer deze niet kan bewijzen dat de werknemer deeltijds werkte. Dat betekent dat, gezien het nieuwe artikel 171 en de verduidelijkingen die werden aangebracht in de memorie van toelichting, het vermoeden inderdaad kan worden ingeroepen door de werknemer zelf.

 

Op dit ogenblik bestaat er geen intentie om artikel 171 opnieuw te wijzigen. Het artikel had en heeft nog altijd tot doel om de werknemer te beschermen. De grote variabiliteit van de uurroosters van deeltijdse werknemers moet noodzakelijkerwijs samengaan met een duidelijke en een precieze informatie over de uurroosters om te vermijden dat de werknemers hun arbeid niet zouden kunnen verzoenen met hun privéleven.

 

06.03  David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer duidelijk antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Werk over "de wijze van berekening van de arbeidsduur" (nr. 14832)

07 Question de M. David Geerts au ministre de l'Emploi sur "le mode de calcul de la durée du travail" (n° 14832)

 

07.01  David Geerts (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het is wederom een moeilijke vraag.

 

Overeenkomstig artikel 22 van de loonbeschermingswet van 12 april 1965 heeft “iedere werknemer het recht om toezicht uit te oefenen op het meten, wegen of elke andere verrichting dienend om de hoeveelheid of de hoedanigheid van de lichte arbeid vast te stellen en alzo het bedrag van het loon te bepalen”.

 

In een aantal sectoren bestaan er praktijken, waarbij het loon aan het leveren van bepaalde prestaties wordt gekoppeld. Het kan gaan om het zogenaamde stukloon. In bepaalde sectoren, zoals het hotelbedrijf, onderhoud en andere, gaat het ook om een verloning aan de hand van een bepaalde productiviteitsnorm. Voornoemde norm bestaat er bijvoorbeeld in dat een kamermeisje wordt betaald a rato van het aantal kamers dat zij kuist. De norm is echter steeds een gemiddelde, vermits uiteraard niet iedere cliënt de kamer in gelijke staat achterlaat.

 

Er zijn nog andere voorbeelden van sectoren, maar ik heb voornoemd voorbeeld gekozen.

 

Voor de sector hotelbedrijf – paritair comité 302 – is van dergelijke productiviteitsnorm zelfs sprake in een protocolakkoord van 13 juli 2005.

 

Daarom heb ik de volgende vragen.

 

Bent u op de hoogte van dergelijke verloningsvormen?

 

Ten tweede, zijn ze wettelijk? Zo neen, wat zijn de sancties tegen dergelijke verloningsvormen?

 

Hoe kan een werknemer en hoe kunnen de inspectiediensten controle op dergelijke praktijken uitoefenen?

 

07.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mevrouw de voorzitter, collega, de loonbeschermingswet waarnaar u verwijst, regelt enkel de bescherming van het loon van de werknemer. Dat wil zeggen dat er garantie en controle is op de betaling van het overeengekomen loon. De hoogte, de wijze van de berekening of de vaststelling van het loon worden niet via de wet geregeld. Dat gebeurt via het sociaal overleg. Daarenboven kan uiteraard, zoals u weet, op individuele basis over de hoogte van het loon worden onderhandeld.

 

Er bestaan in de praktijk inderdaad prestatieverloningen. U gaf er voorbeelden van. In die gevallen geldt vaak een basisloon met daarbovenop een variabele verloning op basis van prestaties.

 

Prestatieverloningen zijn niet wijd verspreid en beperken zich meestal tot een klein percentage van het totale loon. Zoals ik al zei, wordt de verloning zelf via het sociaal overleg beslist. Indien over prestatieverloning een akkoord werd gesloten – u verwees in dat verband naar de sector van het hotelbedrijf –, is dergelijke vorm van verloning op zich wettelijk.

 

De inspectie kan en zal optreden, indien het loon, zoals het contractueel tussen werknemer en werkgever werd afgesproken, niet of onvolledig wordt betaald. De inspectie zal dus controleren of de collectieve maar ook de individuele afspraken worden nageleefd. Onder de collectieve afspraken valt uiteraard ook de controle op het minimumloon zelf.

 

07.03  David Geerts (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal het antwoord nader bekijken. Ik zal daarna eventueel bijkomende, schriftelijke vragen stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Werk en aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "buitenlandse vrijwilligers" (nr. 14780)

- mevrouw Annelies Storms aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "buitenlandse vrijwilligers" (nr. 14859)

08 Questions jointes de

- Mme Nahima Lanjri au ministre de l'Emploi et au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les volontaires étrangers" (n° 14780)

- Mme Annelies Storms au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les volontaires étrangers" (n° 14859)

 

08.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb op 15 februari al een vraag over het vrijwilligerswerk voor buitenlanders in België ingediend, maar ik kon toen niet aanwezig zijn. Ik heb de vraag toen in een schriftelijk antwoord laten omzetten. Op basis daarvan wil ik u toch nog een aantal vragen voorleggen.

 

Het gaat over de wet betreffende de rechten van vrijwilligers, die in artikel 9 bepaalt dat een KB de voorwaarden kan bepalen waarin de wet en de uitvoeringsbesluiten betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers niet van toepassing is op vrijwilligers. Tot op heden is nog geen KB in die zin verschenen. Vandaar mijn vraag. Wanneer komt dat KB er?

 

Daarom is de regeling inzake de tewerkstelling van buitenlandse werknemers nog wel van toepassing op buitenlandse vrijwilligers. Dat heeft heel wat ongewenste neveneffecten op het terrein. Door de strikte, restrictieve interpretatie in de wet, kunnen alleen vreemdelingen die van een arbeidskaart zijn vrijgesteld, nog actief zijn als vrijwilliger. Ze moeten of een onbeperkt verblijfsrecht hebben of gehuwd zijn met een EU-onderdaan. Niet-Belgen met een arbeidskaart A, B of C en asielzoekers mogen wettelijk gezien dus niet meer als vrijwilliger werken, terwijl dat vroeger wel het geval was. Heel wat organisaties die voor de goedkeuring van de vrijwilligerswet werkten met buitenlandse, weliswaar legale, vrijwilligers, komen ongewild in een grijze, vaak illegale zone terecht.

 

Ik geef daarvan een voorbeeld. Bij Voedselhulp doet men voor de bedeling van voedsel vaak een beroep op mensen van buitenlandse origine. Zonder die vrijwilligers kan men niet rondkomen. De organisaties die vroeger perfect legaal werkten, zijn dat nu plots niet meer, omdat die vrijwilligers niet meer in de juiste categorie vallen die nodig is om dat werk te doen.

 

Een ander voorbeeld zijn de asielzoekers die hier uiteraard wettelijk verblijven en na hun eerste fase – vanaf 1 april is die fase afgeschaft – toegewezen werden aan lokale opvanginitiatieven en vanuit die lokale opvanginitiatieven, in de verschillende gemeenten, ook vrijwilligerswerk deden, bijvoorbeeld in samenwerking met plaatselijke verenigingen, met bejaardenhuizen of met de groendienst van de gemeente.

 

Dat is op zichzelf heel belangrijk, niet alleen omdat vrijwilligerswerk überhaupt nodig is, maar ook om de contacten tussen allochtonen en autochtonen te bevorderen, om aan kennismaking te doen en om mensen een zinvolle bezigheid te geven. Het gaat om mensen die zich willen inzetten, maar op dat moment niet aan het werk zijn, slechts deeltijds werken of niet mogen werken. Zij mochten vroeger wel vrijwilligerswerk doen.

 

Omdat er nog geen KB is genomen voor de ruimere groep buitenlandse mensen die hier legaal zijn – ik benadruk dat nogmaals –, is er bij heel wat organisaties op het terrein onwetendheid of terughoudendheid ten opzichte van mensen van buitenlandse origine, omdat zij dan elke keer moeten nagaan in welke categorie de buitenlanders al dan niet passen. Vaak heeft dat een algemene terughoudendheid tot gevolg en krijgt men te horen dat vreemdelingen geen vrijwilligerswerk mogen doen.

 

U hebt in uw antwoord gezegd dat u principieel wel voorstander bent om aan die mensen het recht te geven om vrijwilligerswerk te doen, maar dat u vreest voor uitbuiting van die mensen. U wil er in uw oplossing rekening mee houden dat dat niet zou gebeuren. Ik kan dat alleen maar bijtreden uiteraard. Niemand heeft er belang bij dat mensen zouden worden uitgebuit, of zij nu van buitenlandse origine zijn of niet.

 

Kan er niet gedacht worden aan bepaalde oplossingen, zoals bijvoorbeeld een meldingsplicht bij het OCMW of het LOI waaraan die mensen zijn toegewezen? Zo kan men weten of de vrijwilligersorganisatie waarvoor men vrijwilligerswerk doet, bonafide is, of er geen uitbuiting is en dergelijke.

 

Heeft u misschien andere oplossingen? In uw antwoord had u aangegeven dat u dit ook zou voorleggen aan de Hoge Raad voor Vrijwilligers, de Arbeidsinspectie en eventueel andere instanties. Ik meen dat het ook belangrijk is om adviezen te hebben van de op het terrein actieve organisaties, vooral vluchtelingenwerk onder de koepel van het Vlaams Minderhedencentrum, het Forum of de Eloise, of andere organisaties, die effectief ook werken met die vluchtelingen. U heeft ondertussen anderhalve maand geleden aangekondigd dat u daarover advies zou vragen.

 

Heeft u die adviezen gekregen? Wat is inmiddels uw beslissing? Komt er een KB, zodat deze groep mensen uit die illegale grijze zone kan worden gehaald? De organisaties die hun vrijwilligerswerk met deze groep mensen niet hebben stopgezet, riskeren nu in de illegaliteit terecht te komen. Mogen wij nog op een KB van uw kant rekenen? Zal dit er nog komen tijdens deze legislatuur? Zo ja, in welke richting meent u deze aangelegenheid te kunnen oplossen?

 

08.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mevrouw de voorzitter, collega, zoals u aanhaalt, wil ik nog even beklemtonen dat ik er voorstander van ben deze mensen de mogelijkheid te bieden om vrijwilligerswerk uit te oefenen. Dat zou ongetwijfeld ook op maatschappelijk vlak een aantal voordelen opleveren. Bovendien zou het de asielzoekers helpen zich te integreren in onze samenleving.

 

Ik heb bij een vorige gelegenheid reeds aangegeven dat het ook mijn bekommernis is dat de asielzoekers niet mogen misbruikt worden. Dat is voor mij, voor u en wellicht voor iedereen in deze commissie, een belangrijk gegeven.

 

U stelde de piste van een meldingsplicht voor. Ik heb u toen gezegd dat ik adviezen zou vragen aan een aantal betrokken instellingen en organisaties. Dit is ondertussen gebeurd. Ik heb het advies binnengekregen van het Vlaams Minderhedencentrum. De andere adviezen heb ik nog niet ontvangen. Ik denk hierbij onder meer aan de Hoge Raad voor Vrijwilligers en de Arbeidsinspectie. Als ik die adviezen snel ontvang, dan wil ik daar snel werk van maken. Ik moet u echter mijn vrees uiten dat, gelet op het feit dat ik nog niet alle adviezen heb ontvangen en gezien de korte tijd die deze regering nog rest alvorens het Parlement wordt ontbonden - vanaf dat moment bevinden wij ons in de periode van de lopende zaken -, het niet evident is om dit nog in die korte tijd gewijzigd te krijgen bij koninklijk besluit. Als die adviezen snel binnenkomen, zal ik alsnog een poging ondernemen maar ik vrees dat het voor de verkiezingen niet meer zal lukken.

 

08.03  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, u zegt dat ik niet de eerste was om vragen te stellen over de problematiek van het vrijwilligerswerk. Ik heb u dit ongeveer anderhalve maand geleden voorgelegd, maar dat was precies omdat het KB op zich liet wachten. In de goedgekeurde wet staat dat er een KB zou worden genomen. Ik ben het er volkomen mee eens dat men niet over een nacht ijs moet gaan. Ik zou toch wel willen aandringen op spoed want er staan ons weer verkiezingen te wachten en dus verschillende maanden vooraleer er een nieuwe regering zal zijn met een nieuwe minister die zich op dat vlak moet informeren. We zijn op die manier weer vertrokken voor minstens een half jaar.

 

Daardoor zullen betrokken organisaties nogmaals worden geconfronteerd met het feit dat zij het werk dat zij vroeger perfect legaal deden met die bepaalde groep mensen, nu niet meer kunnen doen. Het gaat niet om nieuwe mensen, noch om een bepaalde groep en evenmin over uitbuiting, maar over een groep die, omdat de wetgeving werd aangepast, nu plots in de illegaliteit terechtkomen. Het was toch nooit de bedoeling van de wet om een bepaalde groep mensen, die nu legaal in ons land zijn en aan vrijwilligerswerk doen, uit te sluiten.

 

Mijnheer de minister, ik wil erop aandringen dat op het advies dat u heeft gevraagd een termijn wordt geplakt. U moet dat binnen een bepaalde termijn aanvragen, zodat u ter zake kunt voortwerken.

 

U heeft intussen al het advies gekregen van het Vlaams Minderhedencentrum. Adviezen zijn er om gevraagd te worden. Adviezen kunnen worden gegeven. Als u echter ziet dat het op het terrein fout loopt, en de adviezen blijven uit, moet u toch uw verantwoordelijkheid nemen op dat vlak. Als er vandaag of morgen iets fout loopt, zal men immers zeggen dat de wetgeving in gebreke is gebleven.

 

Ik zal het voorbeeld niet aanhalen van de praktijktesten waar ook werd aangetoond dat de regering in gebreke is gebleven met een koninklijk besluit dat werd aangekondigd, maar nooit werd uitgevoerd. Eigenlijk begint het er nu op te lijken. Dat koninklijk besluit moet er komen, niet om iets nieuws te creëren, maar gewoon om hetgeen vroeger perfect mogelijk was, te kunnen laten voortgaan.

 

Het is volgens mij maatschappelijk enorm belangrijk dat mensen zich kunnen voorbereiden op hun integratie en dat zij zich hier nuttig kunnen bezighouden. Zij hebben het al niet gemakkelijk. Vaak verwijt men allochtonen dat zij geen vrijwilligerswerk willen doen. Nu kunnen bepaalde mensen het ook niet meer doen omdat ze daarvan worden uitgesloten.

 

Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

 

Ik dring erop aan, mijnheer de minister, daarvan nog werk te maken voor de ontbinding van het Parlement. U was dat van plan; het koninklijk besluit was in die wet aangekondigd. Ik nodig u dan ook uit dat besluit te nemen, waarvoor dank.

 

08.04 Minister Peter Vanvelthoven: Zoals ik gezegd heb, ik zal er inderdaad op aandringen dat de adviezen nu snel binnenkomen. Ik zal proberen zodra die adviezen binnen zijn te kijken of wij snel iets kunnen doen dat het risico van misbruik kan uitsluiten, want daar gaat het mij echt om. Ik wil de poort niet openzetten. U hebt gelijk, het gaat er voor een stuk om bestaande situaties op een goede manier geregeld te krijgen, maar onder het koninklijk besluit zullen natuurlijk nieuwe situaties vallen. Daar wil ik elk misbruik vermijden, want als wij dat niet vermijden staan wij natuurlijk verder van huis dan in de huidige situatie. Ik ga er dus op aandringen dat ik die adviezen sneller krijg.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Mme Storms étant toujours absente, sa question sera soit reportée, soit transformée en question écrite.

 

08.05  Greet van Gool (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, mevrouw Storms zat in een belangrijke vergadering, maar ging proberen om hier om half vier te zijn. Meer informatie heb ik ook niet.

 

La présidente: La question n° 14859 de Mme Storms traitant du même sujet que la question n° 14780 de Mme Lanjri, je suppose qu'elle prendra connaissance de la réponse. Monsieur le ministre, si Mme Storms souhaite davantage de précisions, elle reviendra vers vous. Je crois que c'est la meilleure chose à faire. Nous ne pouvons continuer à attendre; nous avons fait tout ce que nous avons pu. Mme Lanjri a même décidé de l'attendre et je l'en remercie.

 

Le développement des questions et interpellations se termine à 15.12 heures.

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 15.12 uur.