Commission de la Défense nationale

Commissie voor de Landsverdediging

 

du

 

lundi 26 mars 2007

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

maandag 26 maart 2007

 

Namiddag

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 16.12 heures. La réunion est présidée par M. Philippe Monfils.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.12 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Philippe Monfils.

 

01 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "judoka's in het leger" (nr. 14267)

- de heer Walter Muls aan de minister van Landsverdediging over "de samenwerking Defensie - BOIC" (nr. 14754)

01 Questions jointes de

- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "les judokas à l'armée" (n° 14267)

- M. Walter Muls au ministre de la Défense sur "la collaboration entre la Défense et le COIB" (n° 14754)

 

01.01  Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik zal heel kort zijn, want ik zou eigenlijk al in de wagen naar huis moeten zitten, omdat ik thuis een andere vergadering heb.

 

Mijnheer de minister, deze vraag werd al een tijdje geleden ingediend. De topsportcoördinator Judo heeft een akkoord gesloten met Defensie om een inkomen aan judoka's te garanderen via een job in het leger. De behaalde resultaten zouden bepalen of iemand in aanmerking komt voor een salaris. Volgens de betrokken partijen zou de voorwaarde om in het leger te worden toegelaten, lager liggen dan voor een Blosotopsporterscontract.

 

Ik had een aantal concrete vragen. Ten eerste, ook in het verleden heeft Defensie meerdere topsporters ondersteund. Gaat het bij het akkoord over een nieuw soort overeenkomst? Wat is er nieuw aan dat soort contracten?

 

Ten tweede, hoeveel judoka's komen hiervoor in aanmerking?

 

Ten derde, welke prestaties dienen te worden geleverd om in aanmerking te komen?

 

Ten vierde, wat is hiervan de budgettaire weerslag?

 

Ten vijfde, hoelang zullen de judoka's kunnen rekenen op een financiële steun van het leger?

 

Ten slotte, ik zou heel graag van u vernemen, mijnheer de minister, welke uw visie is. Ik krijg het namelijk heel moeilijk uitgelegd aan gewone mensen in mijn omgeving. Ik ben er vast van overtuigd dat u mij de nodige elementen zult geven om het te verdedigen;

 

01.02  Walter Muls (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, Defensie heeft steeds veel belang gehecht aan sport en in faciliteiten voorzien voor militairen die ernaar streefden om de top in hun discipline te halen. Ik heb gezien dat in het blad van de Belgische Defensie recent hieraan een artikel werd gewijd.

 

Ik heb vernomen dat Defensie op 19 maart een protocolakkoord heeft ondertekend met het BOIC. Volgens de persmededeling, die uw departement rondstuurde, zou het akkoord tot doel hebben een zo doeltreffend mogelijke samenwerking te verwezenlijken in de ondersteuning van topsporters en beloftevolle jongeren. Het zou vooral gaan over samenwerking bij ondersteuning van topatleten en talentvolle jongeren, gebruik van infrastructuur, ondersteuning tijdens sportevenementen en medische ondersteuning en samenwerking.

 

Wat opmerkelijk is, mijnheer de minister, aan dat protocol, dat u gesloten heeft met het BOIC, is dat sport en topsport in feite een gemeenschapsmaterie zijn. Bovendien zult u ondertussen kennis hebben genomen van de huidige crisissituatie in de relatie tussen de Vlaamse Gemeenschap en het BOIC.

 

Deze wordt er onder meer van verdacht gemeenschapsgeld dat bedoeld was voor de topsport te hebben besteed aan het afhuren van voetballoges voor de eigen sponsors. Als gevolg daarvan heeft de Vlaamse Gemeenschap trouwens voorlopig de bestaande samenwerking met het BOIC stopgezet.

 

Voorts verneem ik dat Defensie vragende partij is om een protocolakkoord met de Vlaamse Gemeenschap af te sluiten of voor te bereiden. Blijkbaar zou de Vlaamse minister van Sport daaraan eveneens veel waarde hechten en staat hij ten volle achter de initiatieven die Defensie voorziet voor de topsport en de sport in het algemeen, zoals de ondersteuning van sportevenementen en het ter beschikking stellen van sportaccommodaties, samenwerkingsverbanden op medisch en paramedisch vlak, bijscholing en opleidingen enzovoort. De tewerkstellingscontracten voor topsporters bij het leger vormen een zeer grote meerwaarde voor het topsportbeleid in onze beide Gemeenschappen.

 

Er is een aantal mooie voorbeelden van de samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en Defensie, zonder protocol. Ik verwijs onder meer naar Kevin Rans, de polsstokspringer en topsporter bij Defensie. De Vlaamse Gemeenschap zorgt voor een goede omkadering door het aanstellen van een toptrainer, alsook voor de kosten voor een optimaal trainings- en competitieprogramma.

 

Mijnheer de minister, ten eerste, wat is de inhoud van het protocol tussen Defensie en het BOIC? Bezorgt u daarvan een kopie aan het Parlement?

 

Ten tweede, bent u op de hoogte van het probleem dat het BOIC momenteel kent inzake geldbesteding? Was het in die omstandigheden opportuun om nu een protocolakkoord af te sluiten?

 

Ten derde, was het gelet op het feit dat sport en topsport hoofdzakelijk tot de bevoegdheid van de Gemeenschappen behoort niet wenselijker eerst prioritair een protocol met de Gemeenschappen af te sluiten, vooraleer een samenwerking met het BOIC wordt overwogen?

 

01.03  André Flahaut, ministre: Monsieur le président, on a droit encore une fois à l'illustration de cette règle selon laquelle, si on ne fait rien, on est critiqué et, si on fait quelque chose, on est critiqué aussi. Enfin, des deux, il vaut mieux être critiqué pour avoir fait quelque chose!

 

Op 19 maart van dit jaar heb ik samen met de voorzitter van het BOIC een protocollair akkoord over topsport ondertekend.

 

Met dit akkoord verbinden Defensie en het BOIC zich ertoe zo doeltreffend mogelijk samen te werken in de ondersteuning van topsporters en jong sporttalent door de uitwisseling van diensten en middelen.

 

De samenwerking wordt gepland voor het organiseren van sportmanifestaties, het ter beschikking stellen van infrastructuur, communicatie, imago, publieke relaties en sportgeneeskunde.

 

Voor jonge, beloftevolle atleten is de transitfase, de periode tussen 18 en 24 jaar, een heel belangrijke maar moeilijke periode. Vanuit het BOIC en de sportfederaties is er een reële vraag om jonge beloften, die de topsportschool verlaten, de kans te geven door te stoten naar de internationale top.

 

Het protocolakkoord moet deze jonge atleten zekerheid bieden op lange termijn.

 

Momenteel zijn er 23 topsporters bij Defensie en dit aantal zal worden opgedreven tot 45 atleten. In totaal zullen er 15 elitesporters en 30 beloften zijn.

 

Er wordt inzake deze materie trouwens niet geïsoleerd gewerkt. In de commissie Sport van Hoog Niveau zetelt sinds 2004 Defensie, die de vicechef van Defensie en afgevaardigden van BOIC adviseert betreffende de topsporters. Dit jaar werden eveneens BLOSO en ADEPS uitgenodigd op de commissie, voorlopig nog als waarnemer zonder stemrecht. De selectiecriteria van deze commissie zijn afgelijnd op deze van ADEPS, Bloso en het BOIC.

 

Het mag duidelijk zijn dat wij met de Gemeenschappen inzake deze maatregel aanvullend willen werken, en niet willen tegenwerken. Er mag immers in dit dossier maar één doel zijn, het zo maximaal mogelijk stimuleren van topsporters in België.

 

Ik heb hier de teksten van dit protocol tussen Defensie en het BOIC, ter informatie van de heer Muls en het Parlement.

 

Pour les judokas, les négociations avec les fédérations de judo sont en cours afin de développer un partenariat.

 

01.04  Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik was eerst verwonderd dat de vraag van de heer Muls aan mijn vraag werd toegevoegd. Na het antwoord van de minister te hebben gehoord stel ik vast dat er op mijn vraag blijkbaar geen antwoord komt. Blijkbaar werd immers nog niks beslist voor de judoka’s en zijn wij nog gewoon aan het onderhandelen.

 

Mijnheer de minister, ik zal op het dossier moeten terugkomen, wanneer Defensie al dan niet een akkoord heeft bekomen.

 

Ik zie echt wel het nut van samenwerking met topsporters in. Alleen vraag ik mij af wat de budgettaire weerslag van de samenwerking is. Er zitten immers altijd goede zaken in, maar het kost ook altijd. Dat is mijn voortdurende bekommernis voor onze krijgsmacht.

 

01.05  Walter Muls (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik kan mij aansluiten bij de repliek van mevrouw Vautmans. Het verwonderde mij ook dat de twee vragen werden samengevoegd.

 

Ik heb evenmin echt een antwoord gekregen, behalve op wat al publiek was geweten. Ik ben echter nog altijd benieuwd om te weten hoe de minister tegenover de rijzende problemen bij het BOIC en inzake de geldbesteding staat. Indien Defensie geld in het project stopt, wil ik uiteraard weten of het BOIC de middelen van de belastingbetaler wel correct gebruikt, want blijkbaar werd zulks met het geld van de Gemeenschappen niet gedaan.

 

01.06  André Flahaut, ministre: Je voudrais dire que la Défense n'affecte aucun moyen au COIB. Autrement dit, aucun versement en sa faveur n'est effectué.

 

(…): (…)

 

01.07  André Flahaut, ministre: Le COIB rencontre peut-être des difficultés, mais ce n'est pas mon problème.

 

01.08  Hilde Vautmans (VLD): (….)

 

01.09  André Flahaut, ministre: Certains se trouvent à la Défense, mais ce sont des militaires.

 

01.10  Hilde Vautmans (VLD): De topsporters zijn burgers in Defensie, neem ik aan.

 

01.11  André Flahaut, ministre: Oui, mais ils ont un contrat de travail à la Défense et ils sont payés pour le travail qu'ils effectuent à la Défense avec certaines facilités pour se consacrer à leur entraînement. Ils peuvent donc utiliser les infrastructures de la Défense.

 

01.12  Hilde Vautmans (VLD): Doivent-ils travailler?

 

01.13  André Flahaut, ministre: Ils doivent travailler mais ils ont certaines facilités pour pouvoir s'entraîner. Par exemple, un nageur qui doit s'entraîner quatre ou cinq heures par jour pourra le faire durant la période de son contrat de travail et il pourra même utiliser les infrastructures pour s'entraîner le soir. Il en est de même pour le perchiste, etc. Le COIB ne nous paie pas pour cela et nous ne payons pas le COIB.

 

Les sportifs de haut niveau se posent des questions quant à leur devenir lorsqu'ils ne seront plus des sportifs de haut niveau. À ce moment-là, ils continueront à faire partie de la Défense, étant donné qu'ils auront un contrat de travail. Une forme de rendement leur sera imposée: un peu comme à l'École militaire, leurs études seront gratuites mais, dans le cas où ils les réussissent, ils devront rester pendant un certain nombre d'années à la Défense. Ils deviendront alors instructeurs ou entraîneurs de militaires. C'est leur retour! Pour le reste, ils sont payés, ils s'entraînent et effectuent aussi un travail à côté.

 

Le président: Je tiens simplement à ajouter qu'au niveau institutionnel, nous n'avons pas supprimé le sport militaire. Des compétitions internationales de sport militaire existent où ne concourent que des sportifs qui sont intégrés dans les différentes armées. Il faut que ce soit clair!

 

D'un point de vue organisationnel, il était normal que les services et la présidence joignent ces deux questions car elles présentaient des connexions évidentes, l'une traitant des judokas et l'autre des sportifs en général. Quant au ministre, il est bien entendu libre de répondre comme il l'entend.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Theo Kelchtermans aan de minister van Landsverdediging over "experimenten met nog te ontwikkelen nieuwe medische producten in het militair hospitaal te Neder-over-Heembeek" (nr. 14612)

- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de experimenten op de menselijke persoon in het Brandwondencentrum van het militair hospitaal" (nr. 14733)

02 Questions jointes de

- M. Theo Kelchtermans au ministre de la Défense sur "les expériences à l'Hôpital militaire de Neder-over-Heembeek concernant de nouveaux produits médicaux à développer" (n° 14612)

- M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "les expérimentations sur la personne humaine au Centre des grands brûlés de l'Hôpital militaire" (n° 14733)

 

02.01  Theo Kelchtermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zal het inhoudelijk kort houden. Ik heb geruchten opgevangen dat er in het brandwondencentrum van het militair hospitaal te Neder-over-Heembeek al geruime tijd geëxperimenteerd zou worden met een nieuw soort verbandje dat de genezing van brandwonden zou versnellen. Het is een product van een Canadese firma die met het militair hospitaal in dat verband een samenwerkingsprotocol zou hebben afgesloten. In het kader van die overeenkomst zou het lab een klinische studie opgezet hebben waarbij het product zou worden getest bij brandwondenpatiënten. Hiervoor zou een aantal wetenschappers op werkingskredieten zijn aangeworven. Ik had daar graag wat uitleg over gekregen, alsook over de medewerking van de brandwondenpatiënten.

 

Zoals ik vandaag in de krant La Capitale vernam, is een aantal brandwondenpatiënten – zoals men letterlijk zegt – hier stoemelings bij betrokken. Het lab zou tevens een verslag opmaken met het oog op het verkrijgen van onderzoeksubsidies in het kader van het Eurekafonds. Men zegt mij dat het om een subsidie van 2,4 miljoen euro gaat die effectief werd toegekend aan het betrokken bedrijf. Op het ogenblik waarop dit was toegekend, heeft men blijkbaar de samenwerking met Neder-over-Heembeek opgeschort of opgezegd.

 

Intussen zou dit product bij nietsvermoedende brandwondenpatiënten worden gebruikt. Ik lees in de krant dat het hier om een 87-jarige dame gaat die daarvoor als proefkonijn – zo staat het er letterlijk – zonder haar weten is gebruikt. Dit schept toch een aantal vragen, zeker op bio-ethisch vlak, met betrekking tot een aantal vaste regels bij dergelijk wetenschappelijk onderzoek. Er is geen informed consent, geen goedkeuring door een bio-ethische commissie enzovoort.

 

Ook bij de wetenschappers zelf zijn er klachten. Zij wensten aanpassingen omdat het product slechte resultaten zou hebben gegeven bij dierproeven. Ik lees dat de patiënte, waarvan men het lot beschrijft, helse pijnen heeft doorstaan en dat men heel wat bijkomende verdovingsmiddelen heeft moeten toedienen om die draagbaar te maken. Deze problematiek zou ook aan de grondslag liggen van het conflict tussen een burgerchirurg en het diensthoofd. Dit mondde uit in een klacht van het diensthoofd voor de Orde van Geneesheren. Men zegt mij trouwens ook dat de burgerchirurg waarover het gaat recent ontslag heeft genomen.

 

Ik heb concrete vragen waar ik een graag een concreet antwoord op zou krijgen. Mijnheer de minister, bevestigt u het bestaan van dit onderzoek en de daaraan verbonden overeenkomst met de Canadese firma? Wat is de precieze inhoud van deze overeenkomst? Welke engagementen is het militair hospitaal aangegaan?

 

In die subsidie werden zij trouwens niet betrokken, zo lees ik. Wie is binnen het militair hospitaal verantwoordelijk voor dit onderzoek?

 

Ten vierde, in welke mate werd dit onderzoek gevoerd volgens de geijkte wetenschappelijke procedure waarnaar ik juist heb verwezen? Werd dit onderzoek ook besproken en goedgekeurd door een bio-ethische commissie?

 

Ten vijfde, hoeveel patiënten werden met dit product behandeld? Werden zij daarvan op de hoogte gebracht of, zoals ik lees, niet?

 

Ten zesde, is er een onafhankelijk onderzoek gevoerd naar de mogelijke schade, lichamelijk of moreel, die patiënten geleden zouden hebben?

 

Ten zevende, waarom werd het militair hospitaal niet langer als partner behouden door de Canadese firma?

 

Ik neem aan dat de betrokken geneesheer Luc Joris is, zoals hij in het artikel van de krant The Capital vermeld wordt. Hij is speciaal aangesteld door de minister van Landsverdediging, zo lees ik, die daarvoor zijn handtekening heeft gezet. Zijn opdracht zou uiteindelijk maar voor die beperkte periode zijn. Hij heeft dus ook recentelijk ontslag genomen. Waarom heeft hij zelf ontslag genomen? Waarom hebt u zelf deze aanstelling goedgekeurd? De dokter waarover ik spreek, is, zoals hij hier staat vermeld, Kenneth Coenye. Ik neem aan dat ik dat allemaal niet moet vermelden en dat u veel beter dan gelijk wie daarvan op de hoogte bent.

 

Ik stel mijn vragen in de hoop dat ik daarop een zeer duidelijk antwoord krijg.

 

02.02  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het onderwerp van mijn vraag is (...) met de vraag van mijn collega Kelchtermans.

 

Ik heb mijn vraag zeer gedetailleerd gesteld om u de kans te geven u goed te informeren en een juist antwoord te geven. Ik zal mijn vraag niet meer in extenso voorlezen, want de heer Kelchtermans heeft bijna identieke vragen gesteld. Ik zal dus eerst uw antwoord afwachten en dan eventueel een repliek geven.

 

Mijnheer de minister, u hebt de vragen gelezen en u hebt ze nog eens gehoord. Ik meen dat dit dossier een duidelijk antwoord of een duidelijke stellingname van u verdient.

 

02.03 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, op 2 februari van dit jaar werd ik ervan in kennis gesteld dat een studie die in juni 2006 in het brandwondencentrum van het militair hospitaal werd uitgevoerd in samenwerking met een Canadese firma een probleem kon vormen en dat een andere studie van dezelfde aard weldra zou worden opgestart.

 

Ik heb een vergadering belegd op het kabinet op 6 februari om klaarheid te scheppen in deze aangelegenheid. Op die vergadering, in aanwezigheid van specialisten van het medische korps, bleek dat die twee studies het voorwerp waren van uiteenlopende interpretaties. Sommigen waren van mening dat het eigenlijk niet om een klinische studie ging, en dat ze dus niet aan de voorafgaande goedkeuring door een ethisch comité moest worden onderworpen. Daarentegen ging het volgens anderen wel om klinische studies zoals beoogd door de wet van 7 mei 2004 en dienden ze dus wel voorafgaandelijk voorgelegd te worden aan een ethisch comité.

 

Geconfronteerd met die onduidelijkheid, heb ik onmiddellijk de volgende instructie gegeven. Vanaf die dag, 6 februari van dit jaar, moeten alle potentiële studies vooraf worden voorgelegd aan het ethisch comité van het UVC Brugmann, partner van het militair hospitaal. Bijgevolg heeft de voor februari 2005 geplande studie niet plaatsgevonden.

 

Voorts heb ik aan mijn medewerkers gevraagd om het dossier volledig te analyseren. Aangezien het om een bijzonder complex dossier gaat, is die diepgaande analyse nog steeds aan de gang, maar de eerste resultaten stellen mij reeds in staat om u te antwoorden.

 

Een geneesheer heeft een verband voorgeschreven voor een patiënte in juni 2006. Volgens de gegevens waarover wij momenteel beschikken, denken wij dat het wel degelijk ging om een studie in de zin van de wet van 7 mei 2004 en dat er dus een dossier had moeten worden voorgelegd aan een ethisch comité.

 

Wat de Canadese firma betreft, moeten twee types van samenwerking worden onderscheiden.

 

Het eerste type van samenwerking betreft het project-Eureka-(…) dat door de firma wordt ontwikkeld. In de loop van het eerste semester van 2006 heeft het militaire hospitaal interesse betoond om deel te nemen aan dat project, dat bestaat uit het testen van biometrieapparaten om de diepte van wonden te meten. Er werden tests uitgevoerd door het personeel van het militair hospitaal. Er werd vastgesteld dat het militair hospitaal inderdaad niet meer voorkomt op de partnerlijst van het project zonder dat wij daarvoor in dit stadium een verklaring kunnen geven.

 

Het tweede type samenwerking betreft eventuele protocollen van klinische studies. Van bij de eerste vergaderingen is duidelijk gebleken dat de firma wenste dat er in het brandwondencentrum onderzoek zou worden gedaan naar de doeltreffendheid van speciale verbanden voor alle types van brandwonden. Voor elke klinische studie moeten specifieke protocollen worden opgemaakt en voorgelegd aan een ethisch comité.

 

Voor de studie van juni 2006 is de voorschrijvende arts verantwoordelijk. Volgens de informatie die in ons bezit is, heeft het wetenschappelijk team van het militair hospitaal de geldigheid van de wetenschappelijke procedure verbonden aan deze studie van juni 2006 – die, zoals gezegd, niet werd voorgelegd aan een ethisch comité – in twijfel getrokken. Deze twijfels werden gerapporteerd aan het diensthoofd, vanaf juli 2006. Deze heeft de voortzetting van de studie onmiddellijk verboden.

 

Een enkele patiënt werd behandeld met het bewuste verband. Volgens de voorschrijvende geneesheer ging het niet om een studie in de zin van de wet van 7 maart 2004. Bijgevolg werd er niet om de voorafgaande toestemming van de patiënt gevraagd. Er is geen enkel nadelig gevolg voor de patiënt. De genezing verloopt normaal en zonder enig probleem.

 

In afwachting heeft het militair hospitaal elke vorm van samenwerking met de Canadese firma stopgezet.

 

Om af te sluiten wens ik de volgende elementen te verduidelijken. Ik heb geen weet van een klacht bij de Orde der Geneesheren. De wetenschappers van het laboratorium werden niet ingezet in het kader van de samenwerking met de Canadese firma.

 

Mijnheer Sevenhans, ik kom tot uw vragen. Ik verwijs naar het antwoord op de vraag de heer Kelchtermans over hetzelfde onderwerp. De bijkomende vragen zal ik hierna beantwoorden.

 

Op uitnodiging van het bedrijf heeft een delegatie van Defensie in mei 2005 een productiesite van Bagtech in Montréal bezocht. De delegatie van Defensie bestond uit het hoofd van het brandwondencentrum, een bioloog, een hoofdofficier van het kabinet van de chef van defensie. Dokter Joris heeft eveneens deelgenomen aan dit bezoek.

 

Gezien de informele aard van het bezoek en het preliminaire karakter van de contacten met het bedrijf, was de commandant van de medische component niet betrokken bij het bezoek. De directeur van het militair hospitaal heeft niet deelgenomen aan het bezoek. Het hoofd van het brandwondencentrum maakte deel uit van de delegatie als specialist op het vlak van de verzorging van brandwondenpatiënten.

 

Wat uw vijfde vraag betreft, neem daarvoor het antwoord op de vraag van de heer Kelchtermans. Dat geldt ook voor uw zesde vraag.

 

Ten zevende, tot medio 2004 beschikte Defensie over een ethisch comité. Het werd erkend door de Nationale Orde der Geneesheren en functioneerde op rechtmatige wijze. Daar het comité echter niet kon worden ondergebracht bij een van de categorieën ingeschreven in artikel 2, 4° van de wet van 7 mei 2004, kon het niet meer blijven functioneren. De wet stelt het militair hospitaal evenwel in staat een beroep te doen op om het even welk erkend ethisch comité. Gezien het samenwerkingsakkoord met het Brugmann, geven wij de voorrang aan het ethisch comité van dat universitair ziekenhuis. Aangezien het hospitaal ieder jaar slechts een klein aantal studies uitvoert, hebben wij geen voornemen om een specifiek ethisch comité op te richten in het militair hospitaal.

 

Ook voor vraag acht verwijs ik naar het antwoord aan de heer Kelchtermans.

 

Ten negende, de genezing van de patiënt verloopt normaal en zonder enig probleem. De voorschrijvende geneesheer is verantwoordelijk. Op mijn vraag loopt er een onderzoek. Indien daaruit een strafrechtelijke verantwoordelijkheid blijkt, zullen de bevoegde instanties worden ingeschakeld, zoals ik altijd al heb gedaan.

 

Voor de tiende vraag refereer ik aan het antwoord als aan de heer Kelchtermans.

 

Ten elfde, dokter Joris is belast met het zoeken naar mogelijkheden en het leggen van contacten in het belang van het militair hospitaal. In geen geval kan hij Defensie binden. Hij wordt niet bezoldigd voor die opdracht. Het diensthoofd van het brandwondencentrum heeft zijn medische hiërarchie gevraagd het contract met de voorschrijvende geneesheer, dokter Coenens, een contractuele burger, te beëindigen. In dergelijk geval dient de directeur van het militair hospitaal een gemotiveerd advies te richten tot de personeelsdienst van Defensie. De vraag is zonder voorwerp, aangezien de betrokken arts het militair hospitaal vrijwillig heeft verlaten.

 

Voor de dertiende vraag verwijs ik naar het antwoord aan de heer Kelchtermans.

 

Ten veertiende, ik beschik niet over die informatie, want de Eurekasubsidies zijn geen bevoegdheid van Defensie en volgens de eerste onderzoeksgegevens werd de studie van juli 2006 mogelijk gemaakt door een verkeerde interpretatie van de wet van 7 mei 2004.

 

02.04  Theo Kelchtermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het zijn uiteraard technische antwoorden op technische vragen. Ik begrijp dat. Toch blijft er enige mist hangen. Alvorens de antwoorden zelf te analyseren, meen ik toch te kunnen zeggen dat de rol die dokter Joris daarin heeft gespeeld onduidelijk is, te meer omdat de minister samen met de betrokken kolonel mee heeft getekend en men zegt dat alleen de eerste fase in Neder-over-Heembeek zou plaatsvinden. Het experiment zal worden voortgezet maar dan niet in Neder-over-Heembeek.

 

Het is mij ook onduidelijk waarom de overeenkomst plots werd stopgezet, eens de subsidie werd uitbetaald. Ik weet niet of dat dat zo gepland was na de eerste fase. In ieder geval lijkt het mij toch allemaal ietwat eigenaardig.

 

Voorzitter: Jean-Pol Henry.

Président: Jean-Pol Henry.

 

Ten slotte, men mag het dossier niet minimaliseren. Ik verwijs naar het artikel dat ik vandaag in de krant lees, nadat mijn vraag een tiental dagen geleden was ingediend. Men vertelt over de betrokken patiënte van 87, die uiteindelijk onwetend als proefkonijn heeft gediend. Ik citeer: "La patiente a été ravie du traitement." Ze was dus opgetogen over de behandeling. Als ik heel het artikel lees, krijg ik niet de indruk dat zij zo enthousiast was over die behandeling. Ik heb de indruk dat er iets meer aan de hand is. Ik zeg niet dat u dingen verzwijgt, maar ik heb toch niet de indruk dat u over het geheel correct werd geïnformeerd, althans wanneer men rekening houdt met het onderzoekswerk van de journalist van het artikel. Op het moment dat ik mijn vraag heb ingediend, was ik trouwens niet op de hoogte van het artikel. Wat was de rol van dokter Joris en wie is de echte verantwoordelijke? Ik denk niet dat er sprake is van een louter misverstand, maar wel van een hiërarchische discussie met serieuze meningsverschillen. Het mag volgens mij dan ook niet zomaar onder de mat worden geveegd.

 

02.05  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, uiteraard is mijn conclusie dezelfde als die van de heer Kelchtermans. Ik ben wel tevreden dat de minister de moeite heeft gedaan om een deftig antwoord te geven. Ik ben altijd blij met een antwoord, dat weet hij.

 

Mijnheer de minister, u zegt dat u nog verder onderzoek zult doen. Ik denk dat dat ook wel nodig is. Er zijn inderdaad nog onbekende factoren in heel het verhaal.

 

Neem het initiatief om daarover een open communicatie te voeren, zodat u, als er een probleem zou zijn, dat meteen kunt oplossen. U weet immers dat ik begaan ben met de reputatie van het militair ziekenhuis, die door het dossier eens te meer wordt geschaad.

 

02.06  André Flahaut, ministre: Je voudrais remercier M. Kelchtermans d'avoir opéré la bonne distinction. On ne communique pas tous les matins au ministre de la Défense la liste de tous les traitements que vont subir les patients de l'Hôpital militaire. Je ne suis pas médecin: dans ces dossiers, je dois faire confiance aux médecins. Je continue à m'informer.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de middelen die voor oefeningen worden voorzien" (nr. 14636)

03 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "les moyens prévus pour l'organisation d'exercices" (n° 14636)

 

03.01  David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is een heel korte vraag.

 

Ik vernam dat het aantal oefeningen voor de paracommando-eenheden worden gereduceerd. Zo werd onder andere een oefening in Benin afgelast.

 

Ten eerste, wat is de evolutie van het aantal sprongen per paracommando van 2004 tot op heden?

 

Ten tweede, wat is de evolutie van het aantal mandagen dat aan oefeningen wordt besteed?

 

Ten derde, wat is de budgettaire impact van de voorgaande twee vragen?

 

03.02  André Flahaut, ministre: Monsieur le président, comme je le faisais remarquer au président Monfils tout à l'heure, c'est toujours la même chose: quand on fait quelque chose au Bénin, ce n'est pas bon et quand on n'y fait plus rien, ce n'est pas bon non plus! C'est une constante que je vais m'employer à faire remarquer chaque fois que l'on m'interroge car, manifestement, il vaut mieux ne rien faire!

 

(…): (…)

 

03.03 Minister André Flahaut: Nee, ik heb wel een antwoord voor de heer Geerts, met verschillende cijfers.

 

Ik schets de evolutie van het aantal sprongen per paracommando-eenheid sinds 2004: 23.000 sprongen in 2004, 22.000 in 2005 en 20.000 in 2006.

 

Cela signifie 11 sauts par parachutiste en 2004, 11 sauts par parachutiste en 2005 et 10 sauts par parachutiste en 2006.

 

J'en arrive à la question de l'évolution du nombre de jours de manœuvre, depuis 2004, pour les unités para-commandos.

 

Ik geef de evolutie van het aantal mandagen voor de paracommando-eenheden sinds 2004: bijna 31.000 mandagen in 2004, 36.000 mandagen in 2005 en 49.000 mandagen in 2006. Die aanzienlijke stijging is voornamelijk te danken aan de voorbereiding van het derde bataljon parachutisten voor de opdracht NRF 7. Voor 2007 zijn er in de planning bijna 40.000 mandagen toegekend aan het immediate reaction capability command en de paracommando-eenheden.

 

Budgettair is er een positieve evolutie merkbaar van 2,2 miljoen euro in 2004 naar 3,5 miljoen in 2006. De planning voor het volledige jaar 2007 is nog niet volledig afgerond, maar zou op gelijke hoogte moeten komen als in 2006. De annulering van de oefening in Benin voor de paracommando-eenheid heeft geen budgettaire impact, aangezien de geplande mandagen op een andere plaats en eventueel op een ander tijdstip in het jaar gepresteerd zullen worden.

 

03.04  David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn zeer duidelijk antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De volgende vraag op de agenda is de vraag nr. 14658 van de heer Wathelet over de stappen die het departement Landsverdediging heeft ondernomen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. De heer Wathelet is evenwel niet aanwezig en we gaan over tot de volgende vraag.

 

04 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "een aantal conventies tot vrijwillige overstap naar andere sectoren" (nr. 14682)

04 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "certaines conventions relatives au passage volontaire vers d'autres secteurs" (n° 14682)

 

04.01  David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben tijdens de commissiezitting van 14 juli 2006 reeds een eerste maal over het onderwerp gepraat, met name over proefprojecten van externe mobiliteit en over de mogelijkheden tot het voortzetten van de proefprojecten.

 

In uw antwoord in juli 2006 gaf u reeds aan dat er onderhandelingen aan de gang waren met de Confederatie Bouw, met de transportsector en met andere sectoren. De week waarin ik mijn vraag redigeerde, las ik dat de onderhandelingen in een aantal conventies waren geconcretiseerd.

 

Het succes van de initiatieven zal van de concrete voorwaarden voor de militairen afhangen, maar evenzeer van de informatie over en de communicatie van de conventies.

 

Daarom heb ik de volgende vragen.

 

Wat zijn de grote, inhoudelijke lijnen van de conventies?

 

Hoeveel mensen hoopt Defensie met de conventies te bereiken?

 

Hoe verloopt de begeleiding?

 

Wat is tot op heden het resultaat van de andere proefprojecten?

 

Ten vijfde, worden er nog andere onderhandelingen met andere sectoren gepland?

 

04.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, een van de pijlers van het strategisch plan 2000-2015 is de structurele verjonging van het personeelsbestand. In dit kader creëert Defensie de mogelijkheid om op vrijwillige basis begeleid de overstap te maken naar openbare diensten, en binnenkort ook naar de privésector.

 

Op 12 maart heb ik het partnerschapsakkoord ondertekend met vertegenwoordigers van de Nationale Bouwconfederatie, de Beroepsvereniging van Bewakingsondernemingen, de Federatie van Autobus- en Autocarondernemingen en de Nationale Groeperingen van Taxiondernemingen. Met de ondertekening van dit nieuwe project kunnen militairen zich voortaan ook heroriënteren naar de private sector. Elk partnerschapsakkoord beschrijft het proces van professionele heroriëntering van een militair op vrijwillige basis naar de betrokken partner-werkgever van Defensie.

 

Het proces van professionele heroriëntering omvat een selectiefase, een opleidingsfase en de indiensttreding. De selectiefase omvat alle activiteiten die tot doel hebben na te gaan in welke mate de kandidaten geschikt zijn om de werkaanbiedingen in te vullen. Deze selectieactiviteiten worden door de nieuwe werkgever georganiseerd. De opleidingsfase omvat alle activiteiten die tot doel hebben de kandidaten toe te laten de noodzakelijke beroepsbekwaamheden te verwerven. Het proces van professionele heroriëntering eindigt met de indiensttreding van de kandidaat die op dat ogenblik zijn militaire hoedanigheden verliest. Gedurende deze periode van professionele heroriëntering geniet de militair van dezelfde geldelijke voordelen als de militair in normale dienst. Tot op het ogenblik van zijn indiensttreding bij de nieuwe werkgever behoudt de kandidaat zijn militair statuut en kan hij dus op elk moment naar Defensie terugkeren.

 

Voor de professionele heroriëntering naar een private werkgever verwacht de algemene directie Human Resources een uitstroom bij Defensie van 115 personeelsleden voor 2007 en 75 voor de daaropvolgende jaren tot 2010.

 

Tot aan de indiensttreding bij de nieuwe werkgever, die tot stand komt door de ondertekening van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, blijven de kandidaten militair en kan men dus een beroep doen op alle diensten van Defensie.

 

Het proces van professionele heroriëntering is nauwkeurig in het partnerschapsakkoord vastgelegd. Dit proces beschrijft de verantwoordelijkheid van alle partijen vanaf het moment van de kandidatuurstelling tot de indiensttreding bij de nieuwe werkgever. Eind 2006 hebben 336 militairen bij Defensie gebruikgemaakt van de uitstroom via de externe mobiliteit.

 

Op dit ogenblik zijn al onderhandelingen met andere mogelijke privépartners-werkgevers gestart. Het gaat om een mogelijke samenwerking met de beroepsverenigingen van de chemiesector, de metaalsector en de sector van het goederentransport.

 

04.03  David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik neem aan dat de betrokken militairen tijdens de selectie- en oriënteringsfase op de loonlijst van Defensie blijven?

 

04.04 Minister André Flahaut: Ja.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "zijn recente blunders" (nr. 14732)

05 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "ses erreurs récentes" (n° 14732)

 

De voorzitter: We gaan over tot punt 10. Ik heb niets tegen het feit dat men vragen zou stellen aan de minister, maar ik begrijp de titel er niet van. Het is geen vraag over de feiten. Dat is meer een interpretatie van de feiten. Dat is wat mijnheer Sevenhans daarvan denkt, maar dat zijn geen vragen.

 

Ik kan niet begrijpen dat deze vraag aangenomen is, maar ik heb uw tekst gelezen, ik weet dat u toch kort en bondig kan zijn, want dat is meer een interpellatie dan een vraag, dus ik geef u het woord, mijnheer Sevenhans, maar de titel is geen vraag.

 

De manier waarop het geschreven wordt, is geen vraag. Aan uzelf maak ik geen verwijt, maar ik begrijp niet, noch van de dienst, noch van de voorzitter van de Kamer, hoe men dergelijke vraag kan aannemen.

 

05.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn best doen het kort te houden. De vragen komen wel op het einde.

 

De jongste weken – vandaar mijn opmerking, mijnheer de voorzitter – heeft de minister bakken kritiek over zich gekregen in de Nederlandstalige pers. U zult dat wellicht ook hebben gelezen. Ik ook. Soms heb ik zelfs een beetje medelijden met hem. Maar hij moet ook beseffen dat hij het een beetje aan zichzelf te danken heeft.

 

Ik heb in mijn schriftelijke vraagstelling een paar voorbeelden gegeven. Collega Neel heeft hier op 7 maart een vraag gesteld over een transport per helikopter. De minister heeft dat afgedaan als een indianenverhaal; dat was allemaal niet waar. Naderhand is de hele kritiek pas goed op gang gekomen. Er is een hele mediastorm rond geweest. Ik meen dat dat vermeden had kunnen worden als de minister op een open manier had toegegeven dat hij misschien een inschattingsfout had gemaakt en het anders had gekund. Maar neen, blijkbaar veegt hij telkenmale de opmerkingen van tafel. Het begon als een onschuldige opmerking, eigenlijk meer een vraag om informatie. Zeker in de Nederlandstalige pers is het incident daarna compleet geëscaleerd en het werd afgesloten met een opiniepeiling in De Standaard, waar 95% van de Vlamingen vond dat de minister niet voort kan functioneren. Dat is toch veel, nietwaar, mijnheer de voorzitter? 95%!

 

Welnu, ik zou toch graag een paar vragen stellen. Ik moet zeggen dat de minister na de commissievergadering van 7 maart toch nog een bocht heeft genomen, in de zin dat hij heeft toegegeven in de pers dat hij misschien toch een inschattingsfout had gemaakt. Het is beter laat dan nooit, dat hij op zijn standpunt terugkomt. Ik ben blij dat hij inziet dat hij ook fouten kan maken. Maar ik meen toch dat hij daar een blunder heeft begaan of minstens een inschattingsfout heeft gemaakt.

 

Men beweert echter, mijnheer de minister, dat dat kwam, omdat u de oren gewassen werd door uw partijvoorzitter, de heer Di Rupo. Dus wou ik weten: moet de heer Di Rupo beslissen wat u moet komen vertellen in onze commissie?

 

Wij naderen het einde van de legislatuur, mijnheer de minister. Hebt u eigenlijk al een evaluatie gemaakt van de manier waarop u optreedt in onze commissie? Ik zeg het, die hele mediastorm hebt u vooral zelf veroorzaakt.

 

Ik heb ook uw reacties gelezen op al die commentaren en kritieken, tot en met in Dag Allemaal, meen ik. U zegt: mijn partij blijft mij steunen, net zoals uw collega Michel Daerden wordt gesteund door uw partij. U wordt altijd met hem in een adem genoemd in de Nederlandstalige pers. U weet dat ook. Ik weet dat u die regelmatig leest.

 

Maar is dat wel de juiste manier? Zou u niet beter niet meer openheid betrachten, mijnheer de minister? Ik kan fouten maken, maar u blijkbaar niet?

 

Kortom, mijnheer de minister, hoe vindt u zelf uw manier van werken in onze commissie?

 

De voorzitter: Ik dank u voor uw korte interventie, mijnheer Sevenhans.

 

05.02  André Flahaut, ministre: Monsieur le président, dans la vie, il y a toujours "le Yin et le Yang". Nous pouvons nous attarder sur le côté négatif des choses, mais à condition de rester soucieux d'objectivité. Comme j'ai la capacité et le courage de reconnaître que je me trompe parfois, vous allez me faire le plaisir d'écouter ce que je vais vous lire ici et qui porte sur des faits dont on ne parle pas nécessairement dans une certaine presse flamande. Vous m'excuserez, mais c'est souvent "De Standaard" et les mêmes partis qui me critiquent. Croyez-moi, être toujours la cible des mêmes personnes, que je ne citerai pas, cela me réjouit énormément, car c'est la preuve que j'existe et que ma politique diffère de la vôtre.

 

Dans cette commission de la Défense, aussi bien avec le président actuel qu'avec celui qui nous a quittés tout à l'heure, j'ai toujours répondu aux questions des membres en toute transparence et de manière constructive. Certes, je n'ai peut-être pas forcément apporté les réponses que vous souhaitiez entendre, mais elles étaient plus détaillées et approfondies que ne le permet le Règlement de la Chambre visant les temps de réponse en commission.

 

De plus, nous n'avons jamais pris de retard. Ils sont rares, les mercredis que nous avons ratés. Comparez avec la présence de certains ministres dans d'autres commissions; pour ma part, je suis toujours arrivé à l'heure, et nous avons siégé pratiquement tous les mercredis. À cet égard, je tiens à remercier le personnel qui a dû supporter quelques fois des interpellations et questions à répétition sur des dossiers qui étaient tout sauf réjouissants.

 

Plutôt que de me laisser conduire par des sondages – et sans faire de commentaire sur Michel Daerden, je dois signaler que le dernier sondage réalisé en Wallonie le plébiscite –, je préfèrerais parler du dernier spectacle auquel certains membres éminents du monde politique flamand se sont livrés. Je ne suis pas encore allé jusque là, même avec un casque! Je ne me laisse pas guider par les sondages; j'adopte une attitude pragmatique. J'espère ne pas vous faire injure en vous rappelant quelques réalisations puisque vous suivez les dossiers depuis mon entrée en fonctions et que vous les connaissez bien.

 

On a développé un vrai dialogue social au sein du département de la Défense. Grâce à la concertation avec les syndicats, deux accords sectoriels successifs ont pu être conclus et exécutés. C'était une première pour la Défense en 175 ans d'existence. On a procédé à une revalorisation des salaires les plus bas. Toujours en concertation avec les organisations syndicales, ces salaires ont été revalorisés depuis 2001. Cette augmentation substantielle peut aller jusqu'à 13% pour certaines catégories de personnel et cela a amené les salaires les plus bas de la Défense au niveau de ceux de la fonction publique.

 

Depuis le début de l'année 2006, la Défense dispose d'une sérothèque pour protéger son personnel et lui donner l'opportunité de faire valoir ses droits en cas de maladie ou de problèmes de santé pendant une mission ou à la suite de celle-ci. Nous avons conclu également une assurance spéciale pour le personnel en mission qui permet d'octroyer rapidement des indemnités aux membres du personnel victimes d'accidents – et comme récemment au Liban dans le cas d'accidents mortels.

 

Nous avons pris des dispositions pour l'accueil des enfants du personnel de la Défense. Aujourd'hui, 271 places d'accueil sont offertes au personnel de la Défense et il est envisagé de porter cette capacité à 319 places dès l'an prochain, tant au Nord qu'au Sud ou au Centre du pays. Nous avons développé une politique de bien-être, nous avons fait la promotion de la diversité et de l'égalité des chances à tous les niveaux, nous avons mis en place une politique de respect de l'environnement et de développement durable.

 

On peut parler de l'hélicoptère, et j'aurai l'occasion de répondre aux questions. Vous m'interpellez quelques fois sur les heures de vol nécessaires pour que nos pilotes soient entraînés, il y a donc parfois des hélicoptères qui volent à vide à cet effet. Mais si on n'a plus envie d'avoir de pollution, il ne faut plus acheter d'avions, ni d'hélicoptères, ni de bateaux! Il ne faut plus rien acheter et on n'a qu'à transférer purement et simplement tout le budget à la Coopération au développement! De la sorte, tout le monde sera content, surtout M. Vande Lanotte.

 

Il faut rester logique! Au lieu de toujours aller chercher le petit détail dans ce qui ne va pas, il faut essayer de voir ce qui va bien! Mais cela dépasse peut-être les possibilités de certains.

 

La promotion de la citoyenneté est une chose qui me tient particulièrement à cœur. J'ai initié un cours de citoyenneté obligatoire dans les écoles dépendant du département de la Défense. Chaque militaire qui part en opérations à l'étranger a bénéficié de séances de sensibilisation au respect des coutumes, religions et traditions des pays dans lesquels il effectue sa mission. C'est important, également au Congo, vous le savez très bien.

 

La Défense a multiplié ses collaborations avec l'Institut national des Invalides de Guerre, des visites avec des jeunes de l'enseignement secondaire dans des lieux symboliques, en compagnie de témoins ou de survivants des camps de concentration. Ces visites des camps de Breendonk, Auschwitz, Mauthausen sont pour ces jeunes une opportunité de saisir l'ampleur des risques que représentent tous les extrémismes.

 

À ce jour, des milliers de jeunes ont participé à ces visites.

 

La dernière réalisation en date: "Trop jeune" ou "Te jong" a connu un réel succès dans les établissements scolaires. Plus de 300 groupes d'élèves ont lancé des projets pour revaloriser les cimetières militaires et la mémoire.

 

Il est loin le temps où l'on nous interpellait, photo d'un journal à l'appui, pour nous dire que les tombes militaires de tel ou tel cimetière ne sont plus entretenues. Aujourd'hui, ce sont les citoyens qui ont pris l'entretien de ces tombes en mains. Pour ma part, j'ai hérité du dossier du département de l'Intérieur, pour ne pas le citer.

 

La Défense est au service de la société civile et de l'aide aux plus démunis. Depuis 2001, en collaboration avec la Fédération belge des "Restos du cœur" et autres organisations à vocation sociale, nous organisons la distribution gratuite de vêtements. À ce jour, nous avons distribué 36.000 couvertures et 8.000 vestes bien chaudes.

 

Depuis 2004, la Défense met à disposition une capacité d'accueil de 500 personnes en ouvrant, dans chaque province, l'une des ses casernes. Non seulement le logement est offert aux sans-abri, mais une collation chaude est également offerte. Une visite médicale gratuite est également organisée une fois par mois.

 

Les infrastructures sportives militaires sont ouvertes aux petits clubs locaux. On a parlé tout à l'heure de l'accord avec le COIB.

 

Les terrains militaires sont ouverts aux écoles, aux clubs sportifs agréés par les associations. Il fallait, en effet, offrir à ces petits clubs souvent pauvres des infrastructures de bonne qualité.

 

De nouvelles demandes sont enregistrées chaque année. En 2006, 117 organisations et clubs ont bénéficié des infrastructures militaires, au Nord, au Centre et au Sud du pays parce que – je le répète – tout ce qui a été fait l'a été de façon équilibrée pour éviter toute interprétation communautaire dans le département.

 

Nous avons ouvert la Défense aux jeunes en difficulté. Chaque année, des dizaines de jeunes en provenance d'instituts de protection de la jeunesse contribuent à la construction d'écoles, d'orphelinats, de routes. Ils sont intégrés dans une compagnie de génie. Ces actions permettent à ces jeunes délinquants d'oublier la rigueur des institutions, mais aussi de leur apprendre ou réapprendre une certaine forme de discipline et d'encadrement. Le service d'utilité collective va d'ailleurs dans ce sens.

 

Nous avons mis la Défense à disposition pour exécuter des peines alternatives. Sur les 11.000 heures de peines alternatives, 5.300 y ont ainsi été effectuées en 2006.

 

L'armée s'est également ouverte aux écoles et aux stages en entreprise. Nous avons multiplié le nombre de places pour des dizaines d'élèves du secondaire ainsi que pour les étudiants de l'enseignement supérieur qui peuvent suivre un stage au sein de la Défense dans des disciplines très variées, allant de l'horeca au travail administratif, en passant par l'informatique, les communications, le médical, la mécanique.

 

On a vendu le matériel excédentaire au profit d'associations et d'aides aux mouvements de jeunesse. On a également permis à une multitude de jeunes de passer des vacances dans de bonnes conditions. Voilà quelques points positifs parmi tant d'autres. Nous avons remis, voici quelques jours, un bilan assez détaillé de la mi-législature.

 

Je n'ai pas parlé ici des aspects de transformation, de structure unique, d'équipement, de révision du personnel, d'infrastructures, d'opérations à l'extérieur, de critères de l'OTAN, de critères de l'Union européenne. Je l'ai déjà fait des dizaines de fois. Si, un jour, on pouvait également écrire cela, ce serait peut-être positif. Le problème c'est que, dans ce pays, quand quelque chose va bien, on n'en parle pas et, quand un train arrive en retard, on en fait les premières pages.

 

De voorzitter: Ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

Dit is geen vraag en antwoord meer, maar veeleer een bilan van de acties. Iedereen kan zo'n bilan op zijn manier interpreteren. Het is uiteraard de rol van de oppositie om vragen te stellen en opmerkingen te maken.

 

05.03  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik heb heimwee naar de vergaderingen met u, destijds. U hebt uw rol altijd zeer goed gespeeld en vandaag ook trouwens.

 

Mijnheer de minister, blijkbaar raakte ik uw gevoelige snaar. Ik heb echter ook al gezegd dat u goede dingen hebt gedaan.

 

Het probleem volgens mij is hoe u overkomt in het noorden van het land. Als ik uw collega, minister Onkelinx hoor, dan is zij veel schadelijker voor onze gezondheid dan u. Nochtans, u bent blijkbaar de gebeten hond in Vlaanderen. Dat moet u toch ook opvallen en u af en toe kwetsen, vooral als het ten onrechte is.

 

05.04  André Flahaut, ministre: (…) Personnellement, je m'en fous! Plus on m'attaque, plus je me blinde et je médite toujours une petite phrase! Si on m'attaque, c'est que j'existe!

 

Le président: Et un ministre blindé à la Défense nationale, c'est un bon ministre!

 

05.05  André Flahaut, ministre: Si j'étais insignifiant, insipide, incolore et si je me moulais dans ce que veulent certains conservateurs et régressistes au Nord du pays, à ce moment-là, je ne serais pas content. Aujourd'hui, j'ai mené une politique progressiste, avant-gardiste, mettant un terme à un certain conservatisme à l'intérieur du département de la Défense. J'ai foutu un coup de pied dans la fourmilière, là où il fallait le faire! Si c'était à refaire, je le referais, mais cela dérange une série de personnes! Tant pis si c'est le cas, mais je continuerai autant que je le pourrai et je lutterai contre certaines personnes en permanence!

 

De voorzitter: Het laatste woord is voor de heer Sevenhans.

 

05.06  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, de minister kan soms gelijk hebben en soms ongelijk. Daarover gaat het niet. Ik heb zijn beleid acht jaar mee gevolgd. Ik ben er ook mee bekend geworden, dankzij u, mijnheer de minister. Mocht u niet bestaan, dan moest ik u uitvinden. Dat is misschien een leuk gevolg voor mij.

 

Het is mijn bedoeling niet u af te breken. U zou gewoon veel problemen kunnen vermijden, als u het op een andere manier zou doen. U hebt natuurlijk uw temperament. Dat weet ik ook wel. U denkt altijd dat u onmiddellijk omhoog moet vliegen, maar…

 

05.07  André Flahaut, ministre: Quand je vais boire un verre à la Côte, à Gand ou à Bruges ou encore dans les petits villages de Flandre, personne ne me cherche querelle. Et lorsque je croise les autocars de pensionnés néérlandophones en Wallonie, ces gens me connaissent et discutent avec moi, à telle enseigne que nous trinquons ensemble et que nous bavardons même en flamand.

 

Donc, je n'ai aucun problème avec les Flamands en général, mais bien avec certains qui ne m'aiment pas parce qu'ils ont été perturbés dans leur conservatisme et leurs habitudes et qu'ils défendent des thèses qui ne sont pas les miennes. C'est avec ces personnes que j'ai un problème, et peut-être aussi avec certains journalistes! S'il le faut, je me battrai. D'ailleurs, si nous étions en guerre, je serais le premier à entrer dans la résistance!

 

05.08  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Als conclusie, mijnheer de minister, nog dit. U mag niet zeggen: “Ik voel mij aangevallen, dus ik ben goed bezig”. Het is niet helemaal juist dat u zo reageert. Ik heb u de kans gegeven. Ik heb vastgesteld wat er momenteel is. Wij krijgen binnenkort de ultieme afrekening op 10 juni.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Patrick De Groote aan de minister van Landsverdediging over "openstaande facturen met Benin" (nr. 14765)

06 Question de M. Patrick De Groote au ministre de la Défense sur "des factures impayées par le Bénin" (n° 14765)

 

06.01  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik kom even terug op wat u daarnet gezegd hebt. Ik vind het een goede zaak dat u ook eens de positieve aspecten van uw beleid naar voren brengt. Ik heb alleszins geen problemen daarmee.

 

Benin is een belangrijke partner van Defensie. In het kader van de aankoop van de helikopters deden geruchten de ronde dat er nog schulden waren. Daarom wil ik u een aantal vragen ter verduidelijking stellen.

 

Ik heb op 7 maart een vraag gesteld, samen met een aantal collega’s, over de verkoop van Agusta-helikopters door het Belgische leger. Mijnheer de minister, vandaag staat in De Standaard dat u de vluchten waarover wij het toen ook hadden, de privéservice voor de president, als ik het zo mag noemen, formeel hebt opgeschort. U hebt gezegd dat er af en toe, en tegen betaling, wordt gevlogen voor de president.

 

Ik zie dat de Belgische militairen ter plaatse een rapport daarover hebben gemaakt waarin een vernietigend beeld – zo staat het weer in de De Standaard, ik kan er ook niets aan doen – wordt geschetst van de manier waarop de Beninse president omgaat met de heli’s en de veiligheid van het personeel. Volgens de krant hebt u ter zake onmiddellijk een beslissing genomen.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, hoeveel onbetaalde facturen heeft Benin bij Defensie openstaan, respectievelijk voor de periodes Verhofstadt I en 2003-2005 en voor 2006?

 

Hoeveel openstaande schulden heeft Benin bij Defensie, ook weer voor dezelfde periodes? Werden er rappels verstuurd? Indien ja, hoeveel? Wat gebeurt als Benin blijft weigeren de openstaande schulden te betalen?

 

06.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Groote, er zijn geen onbetaalde facturen ten laste van Benin. Benin heeft geen openstaande schulden bij Defensie.

 

Si vous avez des factures ou des copies, si le journaliste du "De Standaard" en possède, qu'on me les donne et je me ferai un plaisir d'aller me les faire rembourser au Bénin puisqu'en vertu d'un principe de droit, une dette est "quérable et non portable". Seulement ici, il n'y en a pas! À force de lire n'importe quoi, on finit par dire n'importe quoi aussi. Si vous avez des factures, transmettez-les moi! Quand on m'a signalé un problème pour les vols en période électorale, j'ai pris les mesures nécessaires. La vente des hélicoptères est sur le point de se conclure. On arrivera au résultat souhaité.

 

Vous le dites d'ailleurs vous-même: il s'agit de rumeurs. On n'a pas eu le moindre contact avec le journaliste qui a écrit l'article. Il n'a pas téléphoné, n'a même pas vérifié que ce qu'il écrivait soit correct. Vous trouvez que c'est une façon de travailler? Vous trouvez normal en démocratie de balancer un article de la sorte? Un jour, un autre journaliste a écrit quelque chose d'entièrement faux; on lui a téléphoné pour lui demander pourquoi il n'avait pas pris contact avec nous. Il a reconnu son erreur et le fait qu'il aurait dû nous contacter et a proposé un nouvel article pour corriger le tir.

 

06.03  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, u hoeft zich echt niet zo op te winden. Dat is slecht voor het hart.

 

06.04 Minister André Flahaut: (…)

 

06.05  Patrick De Groote (N-VA): Te veel kan schaden. Die journalist heeft niets verteld over onbetaalde facturen. Ik heb dat artikel alleen aangehaald om te zeggen dat daarin staat dat u opdracht hebt gegeven om de vluchten formeel op te schorten en dat er onder druk van Belgische militairen een rapport is overgemaakt aan de legertop, waarin een vernietigend beeld werd geschetst van de president. Dat heeft niets te maken met mijn vraag naar onbetaalde facturen. U hoeft niet te gooien naar die journalist. U mag het naar mij doen, maar ik ben niet in het bezit van facturen. Ik stel alleen de vraag omdat ik een telefoon heb gehad van iemand van de diensten van het leger.

 

U hebt trouwens aangehaald dat alle vluchten worden betaald. Er zijn dus facturen opgemaakt, veronderstel ik?

 

06.06  André Flahaut, ministre: Retéléphonez à cette personne et demandez-lui de vous remettre le document! Dites-lui que je m'engage à ce qu'il n'y ait aucune sanction à son égard et que si elle a le courage de venir me voir, elle aura peut-être une promotion!

 

Mais ce genre d'attitude "merdique" de personnes, à l'intérieur d'une structure, qui sabotent, qui se tirent des balles dans le pied, c'est inacceptable, inadmissible!

 

Vous me posez une question et je vous réponds que si vous avez un document de cette personne, vous pouvez me l'apporter et, dans la semaine qui suit, la facture sera honorée!

 

Téléphoner à un parlementaire ou à un journaliste sous le couvert de l'anonymat pour dévoiler certaines choses, c'est comme à époque du fascisme! C'est du fascisme!

 

06.07  Patrick De Groote (N-VA): U legt gemakkelijk verbindingen met bepaalde regimes, mijnheer de minister, die ik echt niet kan appreciëren. Ik heb u gewoon een informatieve vraag gesteld. Ik heb u ook gezegd dat ik niet over documenten beschik. U vroeg mij om u documenten te geven en ik heb u gezegd dat ik daar niet over beschik. Dat is een.

 

Ten tweede, u hebt de voorgaande keer in de commissie toegegeven dat er vluchten tegen betaling worden uitgevoerd. Is het dan zo abnormaal dat ik vraag of daar facturen van zijn en of die al betaald zijn?

 

De voorzitter: De vraag is helemaal niet abnormaal. Ik deel alvast de mening van de minister betreffende een paar uitlatingen van journalisten. Het is echter het lot van alle politici, om zo hun naam in de krant te zien. We kunnen daar jammer genoeg niet vlug genoeg op reageren en we krijgen daar ook geen antwoord op. Ik heb dat een paar dagen geleden ook beleefd. Uw naam staat in de pers, u wordt aangeklaagd voor iets dat tien of twaalf jaar geleden is gebeurd en u kunt niet reageren. Niemand belt u, niemand stelt u vragen. Ik vind dat jammer. Dat is geen verwijt aan u, mijnheer De Groote.

 

06.08  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik wil nog heel even zeggen dat die journalist niets te verwijten valt. Hij zegt gewoon dat de minister die vluchten formeel heeft opgeschort omdat er klachten waren. Dat is alles. Wat is daar verkeerd aan? Mijnheer de minister, is het zo dat u die vluchten hebt opgeschort of niet? Ja of neen? Daar staat toch niets verkeerds in?

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 17.18 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.18 uur.