|
Commission de la Santé publique, de l'Environnement
et du Renouveau de la Société |
Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu
en de maatschappelijke Hernieuwing |
|
du mardi 20 mars 2007 Après-midi ______ |
van dinsdag 20 maart 2007 Namiddag ______ |
Le
développement des questions et interpellations commence à 16.09 heures. La
réunion est présidée par M. Yvan Mayeur.
De
behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.09 uur. De
vergadering wordt voorgezeten door de heer Yvan Mayeur.
01 Vraag van de heer Luc Goutry aan de minister van Ambtenarenzaken,
Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "de
toepassing van de onderhoudsplicht" (nr. 13966)
01 Question de M. Luc Goutry au ministre de la Fonction publique, de
l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité des
chances sur "la mise en oeuvre de l'obligation alimentaire"
(n° 13966)
01.01 Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, de wet bepaalt dat elke gemeente voor zichzelf moet beslissen of
ze via haar OCMW de onderhoudsplicht al dan niet laat toepassen. Graag vernam
ik van u hoeveel gemeenten, per Gewest, tot nu toe beslisten om de
onderhoudsplicht af te schaffen. Ik vraag u een opsomming bij naam van de Vlaamse
gemeenten die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft, de manier waarop dit bij
afschaffing door de gemeenten moet gemeld worden en aan wie deze melding dient
te gebeuren.
01.02
Minister Christian
Dupont: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Goutry, uit het recent
gevoerde onderzoek van de universiteiten van Luik en Antwerpen blijkt dat van
de 360 ondervraagde OCMW's van het hele land, 20 OCMW's zijn overgegaan tot de
volledige afschaffing van de onderhoudsplicht. Daarvan zijn er 18 in
Vlaanderen, 1 in Brussel en 1 in Wallonië.
U zult
met mij vaststellen dat het hier vooralsnog om een zeer marginaal fenomeen
gaat. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië is de meerderheid van de ondervraagde
OCMW's van oordeel dat de onderhoudsplicht behouden moet blijven en dat er
slechts een beroep moet worden gedaan op de collectieve solidariteit wanneer er
geen andere mogelijkheden bestaan.
De
uitgevoerde studie is niet nominatief. Ik kan de namen van de betrokken OCMW's
dus niet meedelen.
Wat de
manier betreft waarop de melding moet worden gedaan, bepaalt de wet dat er een
akkoord van de gemeenten moet zijn. De beslissing tot afschaffing moet dus door
de gemeenteraad te worden goedgekeurd.
Ik kan u
ook meedelen dat de inspectiediensten van de POD Maatschappelijke Integratie
tijdens een controle de dossiers kunnen opvragen waarin een beroep kan worden
gedaan op de onderhoudsplicht, zoals zij dat kunnen voor elk ander sociaal
dossier. Indien blijkt dat er niet wordt teruggevorderd, zal de legaliteit van
de beslissing van het OCMW zelf en vervolgens van het expliciet akkoord van de
gemeente worden gecontroleerd. Alzo houdt de federale overheid een zicht op
deze problematiek en op de naleving van de regels door de OCMW's.
01.03 Luc
Goutry (CD&V):
Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
L'incident
est clos.
02 Vraag van de heer Mark Verhaegen aan de minister van Ambtenarenzaken,
Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "het
verlaagd btw-tarief voor afbraak en heropbouw van woningen in
stadsgebieden" (nr. 13984)
02 Question de M. Mark Verhaegen au ministre de la Fonction publique, de
l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité des
chances sur "le taux de TVA réduit pour la démolition et la reconstruction
d'habitations en zone urbaine" (n° 13984)
02.01 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, in de programmawet van december vorig jaar
werd in tabel A van de bijlage bij KB 20 van 20 juli 1970 tot
vaststelling van de tarieven van de btw en tot de indeling van de goederen en
diensten bij die tarieven, een nieuwe rubriek 37 gevoegd die voorziet in een
verlaagd tarief van 6% voor werken in onroerende staat die tot voorwerp hebben
de afbraak en daarmee gepaard gaande heropbouw van een woning. Het voordeel van
het verlaagd tarief is uiteraard onderworpen aan een aantal te vervullen
voorwaarden. Zo moet het gaan om handelingen die betrekking hebben op de woning
die na uitvoering van de werken hetzij uitsluitend, hetzij hoofdzakelijk als
privéwoning wordt gebruikt. Voorts moet de handeling verstrekt en gefactureerd
worden door een geregistreerd aannemer en dient de bouwheer bij de
controlekamer van de belasting op de toegevoegde waarde van het ambtsgebied
waar het gebouw gelegen is, een verklaring in te dienen. Last but not least, de
handelingen dienen betrekking te hebben op een woning gelegen in een van de
stadsgebieden, zoals bepaald door de bevoegde overheid van de grote steden,
opgesomd in de betrokken KB’s ter uitvoering van artikel 3 van de wet van
17 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden waaronder plaatselijke
overheden financiële bijstand kunnen genieten van de Staat in het kader van het
stedelijk beleid.
De
afbakening van die stadsgebieden vindt onder meer zijn oorsprong in het
lenteprogramma “Wie werkt, wint” dat werd goedgekeurd op de Ministerraad van
17 maart 2000. Dit programma had tot doel steden te ondersteunen bij
het uitvoeren van door de federale Staat gestelde taken inzake maatschappelijke
integratie, tewerkstelling, bestrijding van stedelijke criminaliteit en
projecten onder de bevoegdheid van de Regie der Gebouwen. De
afbakening gebeurde op basis van de volgende criteria: inwonersaantal, al of
niet behoren tot een stadsgewest, aantal inwoners met bestaansminimum en
tewerkgestelden ten opzichte van het regionaal gemiddelde. Door terug te
grijpen naar voornoemde afbakeningscriteria vallen heel wat steden uit de boot,
ondanks het feit dat ze intussen bijvoorbeeld Vlaamse centrumstad zijn
geworden. Turnhout is hiervan een illustrerend voorbeeld.
Graag had
ik dan ook van de minister antwoord gekregen op twee vragen. Komt er een
actualisering van de afbakening van de plaatselijke overheden die financiële
bijstand kunnen genieten van de Staat in het kader van het stedelijk beleid met
het oog op de invoering van het verlaagd btw-tarief? Indien ja, zal dan te dien
einde ook rekening gehouwen worden met het gegeven dat een stad intussen wordt
aangemerkt als bijvoorbeeld een Vlaamse centrumstad?
02.02 Minister Christian Dupont: Mijnheer Verhaegen, in het door u
geciteerde artikel uit de programmawet van december 2006 wordt uitdrukkelijk de
link gelegd met de steden die in het raam van de wet van 17 juli 2000
een financiële ondersteuning genieten, zoals bepaald is in artikel 3 van die
wet. In het koninklijk besluit dat de uitvoering regelt, worden 32 steden
genoemd. Wij lezen het artikel uit de programmawet inderdaad op de manier die
inhoudt dat alle 32 steden die opgenomen zijn in het koninklijk besluit van
12 augustus 2000 binnen het toepassingsgebied van de bepaling vallen.
Voor de
duidelijkheid: het gaat hier om een fiscale maatregel, waarvan het
toepassingsgebied behoort tot de bevoegdheid van de minister van Financiën. Een
uitspraak over de eventuele uitbreiding hangt van zijn oordeel af. Derhalve kan
ik niet hypothetisch antwoorden op uw tweede vraag.
Samengevat,
om duidelijk te zijn: het gaat zeker om de 32 steden die genoemd zijn in het
koninklijk besluit van 12 augustus 2000. Inzake een eventuele
uitbreiding moet u een vraag stellen aan mijn collega van Financiën.
02.03 Mark Verhaegen (CD&V): Ik dank u voor uw
antwoord, mijnheer de minister. Inderdaad, het gaat om die 32 steden. De Kempen
is een grote regio. Turnhout is het centrum van de Kempen, maar is daar
blijkbaar niet bij. Ik heb evenwel begrepen dat de vraag het beste gesteld
wordt aan uw collega van Financiën. Is dat in enkele woorden uw antwoord? Dan
moet ik verder op pad met mijn vraag.
L'incident
est clos.
Het incident
is gesloten.
- M. Melchior Wathelet au ministre de la Fonction publique, de
l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité des
chances sur "la liquidation de subvention du revenu d'intégration sociale
de la commune de Dison" (n° 14083)
- M. Yvan Mayeur au ministre de la Fonction publique, de
l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité des
chances sur "le retard dans les paiements des subsides aux CPAS en revenu
d'intégration sociale et en aide sociale" (n° 14193)
- M. Olivier Chastel au ministre de la Fonction publique, de
l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité des
chances sur "le remboursement aux CPAS des montants du revenu
d'intégration" (n° 14472)
- de heer Melchior Wathelet aan de minister van Ambtenarenzaken,
Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "de
betaling van de subsidie voor het leefloon aan de gemeente Dison"
(nr. 14083)
- de heer Yvan Mayeur aan de minister van Ambtenarenzaken,
Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "de
achterstallige betalingen van subsidies aan de OCMW's inzake leefloon en
maatschappelijke dienstverlening" (nr. 14193)
- de heer Olivier Chastel aan de minister van Ambtenarenzaken,
Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "de
terugbetaling aan de OCMW's van de leefloonbedragen" (nr. 14472)
03.01 Yvan Mayeur (PS): (de son banc de président) MM.
Wathelet et Chastel sont absents. Néanmoins, je voudrais poser ma question.
Je vais
actualiser ma question car, depuis mi-février, les choses ont encore évolué.
Dans le document écrit qui vous a peut-être été transmis, je rappelle que la
Banque-Carrefour de la sécurité sociale comprend le droit à l'intégration
sociale.
Désormais,
la logique est beaucoup plus performante en matière de rentrée des données des
CPAS, de contrôle et de validation de celles-ci et de remboursement et de prise
en charge par l'État des sommes dues aux CPAS. Le système est plus intéressant.
Il faut saluer ce qui a été fait par le gouvernement en la matière, dans la
mesure où l'on abandonne le système des avances pour un système de payement
beaucoup plus régulier.
Cela
fonctionne, sauf que nous sommes bloqués depuis le mois d'octobre en ce qui
concerne la loi de 1965 et depuis le mois de décembre en ce qui concerne les
revenus d'intégration sociale.
Je ne
voulais pas entrer dans les détails et communiquer les totaux mais je vais tout
de même le faire. En ce qui concerne le CPAS de la ville de Bruxelles, qui aide
30% de la population bruxelloise, pour le revenu d'intégration sociale, les
mois de décembre et janvier représenteraient deux fois
1,7 million d'euros. En ce qui concerne la loi de 1965, pour octobre:
2 millions; novembre: 1,6 million; décembre: 1,2 million et janvier:
1,8 million d'euros.
Cela
signifie qu'une somme de 10 millions d'euros est due au CPAS de la ville de
Bruxelles!
Cette
situation a amené ce CPAS à emprunter pour pouvoir honorer ses échéances. Ce
n'est pas logique. Je comprends que le gouvernement ait décidé la politique de
l'ancre en matière budgétaire mais, à ce point, cela devient insupportable et
impraticable. Le CPAS de Bruxelles va se retrouver avec des problèmes de
liquidités dès la fin de ce mois.
Si mes
collègues posaient la même question, c'est que, probablement, certainement
même, le problème se pose aussi dans d'autres grandes villes.
Je suis donc
inquiet, même si je salue ce qui est fait. La technique mise au point est
intéressante et satisfaisante pour l'État comme pour les administrations
locales. Pourvu que cela fonctionne. La situation est difficile à gérer pour
les receveurs des administrations locales.
Pouvez-vous
apporter une réponse ou des éléments de réponse qui seraient de nature à
rassurer les CPAS?
03.02 Christian Dupont, ministre: Monsieur le président, cher
collègue, je reconnais qu'il y a eu des retards dans le remboursement des états
mensuels en fin d'année. Ce retard est dû à la conjonction de deux évènements.
Le premier, c'est le transfert des services budgétaires du SPF Sécurité sociale
vers notre SPP Intégration sociale qui, comme tout transfert d'une
administration vers une autre, ne s'est pas déroulé dans une coordination
parfaite. On a donc dû procéder à un transfert de méthodologie, de compétences
et de personnel et on ne peut pas dire que cela se soit passé sans aucun
problème.
En outre,
nous avons été confrontés non pas au problème de l'ancre, mais au fait qu'à
partir d'un certain moment dans l'année, on stoppe les engagements parce qu'on
veut voir si on bouclera le budget annuel. Cela n'a rien à voir avec l'ancre.
Cela se passe vers le 7, 8 ou 9 décembre.
Par
ailleurs, comme vous l'avez dit justement, sur l'année 2006, on a récupéré un
énorme retard en matière de loi de 1965. En effet, on avait cumulé 1.591 mois
de retard dans l'introduction des dossiers. Or, en matière de traitement
administratif des dossiers - car chacun peut convenir qu'il y ait du retard en
matière de paiement –, on est arrivé à zéro mois de retard, fin 2006.
Maintenant
que la méthodologie a été transférée, ainsi que les gens, d'un ministère à
l'autre, les délais sont respectés tant par les CPAS que par nous. On peut dire
que la situation est réglée.
Déjà actuellement,
les remboursements sont réduits à une moyenne de huit semaines.
J'en arrive
à la situation du CPAS de Bruxelles. Il semblerait que, dans le cadre de la loi
du droit à l'intégration sociale, les états mensuels des mois de septembre et
octobre de respectivement 1,695 million d'euros et 1,798 million
d'euros ont été liquidés en février 2007 ainsi que les états mensuels des
mois d'août: 1,513 million d'euros et septembre dans le cadre de la loi de
1965.
Seront
liquidés en mars les états mensuels de novembre 2006 pour un montant de
1.816.519 euros dans le cadre de la loi sur le revenu d'intégration et du mois
d'octobre dans le cadre de la loi de 1965, soit un montant de 2.128.477 euros.
L'introduction
des dossiers pour le revenu d'intégration via la Banque-Carrefour est réalisée
et acquise. Quant à la loi de 1965, il me semble que nous commençons en mars ou
avril 2007. Il est donc normal que nous soyons toujours dans le 'trend'
habituel avec, malheureusement, le retard habituel.
Globalement,
nous pouvons être optimistes pour l'avenir, en tout cas pour le RIS. Nous
espérons tous que cela marchera aussi bien pour la loi de 1965. Comme je l'ai
dit, il y a eu du retard lié à la conjugaison de deux facteurs: d'une part, le
transfert d'un service d'un ministère vers l'autre et, d'autre part, nos
services ont dû récupérer un énorme retard. Les CPAS, étant contraints par un
délai de forclusion, n'ont cessé d'introduire les demandes. Nous avons donc dû
travailler beaucoup plus. Fin décembre 2006, nous étions à jour, si ce n'est
pour les paiements où il y a eu quelques problèmes.
03.03 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le ministre, nous sommes donc
obligés de recourir à l'emprunt.
03.04 Christian Dupont, ministre: Cela devrait être réglé en mars.
03.05 Yvan Mayeur (PS): Nous devrons recourir à l'emprunt sauf
si c'est réglé d'ici la fin du mois de mars, bien que nous ayons des paiements
à effectuer fin mars. De fait, tous les CPAS doivent verser les allocations
sociales aux gens.
L'incident
est clos.
De voorzitter: Mevrouw Meeus is niet
aanwezig.
04 Vraag van mevrouw Dalila Douifi aan de minister van Ambtenarenzaken,
Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over "de
opvolging van de aangekondigde maatregelen ter bestrijding van de bedelarij, in
het bijzonder in aanwezigheid van zuigelingen en baby's" (nr. 14211)
04 Question de Mme Dalila Douifi au ministre de la Fonction publique, de
l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité des chances
sur "le suivi des mesures annoncées dans le cadre de la lutte contre la
mendicité, en particulier en présence de nourrissons et de bébés"
(n° 14211)
04.01 Dalila Douifi (sp.a-spirit): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik kom graag terug op de problematiek.
Ongeveer een jaar geleden hebben wij nogal uitgebreid daarover van gedachten
kunnen wisselen in de commissie. Samen met u was ik zeer verheugd over de
maatregelen die u toen hebt aangekondigd.
Het
betrof drie belangrijke maatregelen. Ten eerste, de problematiek zou worden
opgenomen in de werkzaamheden van de werkgroep Daklozen en Mensen zonder
Papieren, die in het kader van de interministeriële conferentie Stedenbeleid en
Huisvesting is opgericht. Ten tweede, u zou initiatieven nemen die erop gericht
zijn drempels voor schoolparticipatie af te bouwen, ze te promoten en te
ondersteunen. Ten derde - en dit is heel belangrijk -, een twaalftal
interculturele bemiddelaars zou in de vijf grootste steden in het netwerk van
hulpverlening worden ingeschakeld om het contact met personen met een andere
culturele achtergrond uit te bouwen en hun binnen een op vertrouwen gebaseerde
relatie alternatieven voor het bedelen aan te bieden.
Mijnheer
de minister, mijn vragen zijn simpel. Wat is de stand van zaken van de
aangekondigde maatregelen? Hoe ziet u de evolutie? Zijn de financiële middelen
voor de inschakeling van de interculturele medewerkers in de vijf grote steden
verworven en wanneer zullen ze worden geïmplementeerd?
04.02 Minister Christian Dupont: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Douifi, ik dank u voor de aandacht die
u schenkt aan deze problematiek.
Ik kan u
meteen geruststellen. Het project wordt nog steeds op een actieve manier
opgevolgd en uitgewerkt. Van in het begin is er gekozen voor een sterk
onderbouwd project ingebed in netwerken, met actoren die op het terrein actief
zijn en met financiële middelen die een werking op middellange termijn kunnen
garanderen.
Ik kom
aan de contacten met de actoren. Er zijn geregeld contacten met de OCMW's en
met vertegenwoordigers uit het werkveld. Het is de bedoeling dat er naast een
stuurgroep waarin de deelnemende partners zitten ook een begeleidingscomité
komt voor methodologische begeleiding. Daarin zullen alle actoren van het
werkveld vertegenwoordigd zijn, zoals onderwijs, bijzondere jeugdzorg en de
academische wereld.
Het meest
dringende is momenteel het verzekeren van een solide financiële basis. De
bedoeling is dat de participerende OCMW's elk over twee personeelsleden kunnen
beschikken voor de uitvoering van het project. De financiering zal komen uit de
fondsen van de sociale maribel. De besluitvorming binnen de participerende
OCMW's om in dit systeem mee te stappen is momenteel lopende. De middelen
bedragen ongeveer 27.000 per post per jaar en dat voor een periode van drie
jaar. De bijkomende loonkosten worden door de OCMW's gedragen.
Dat is de
stand van zaken.
L'incident
est clos.
Het incident
is gesloten.
05 Question de Mme Colette Burgeon au ministre de la Fonction publique,
de l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité
des chances sur "la mise en oeuvre du Plan d'action national contre la
fracture numérique" (n° 14571)
05 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de minister van
Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke
Kansen over "de uitvoering van het Nationaal actieplan tegen de digitale
kloof" (nr. 14571)
05.01 Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, du 16 au 23 mars a lieu la 7ème édition de la Fête de
l'internet dont le but est de familiariser le grand public à l'usage d'internet
et contribuer ainsi à la réduction de la fracture numérique.
En décembre
2003, lors du sommet mondial sur la société de l'information de Genève, la
Belgique a pris l'engagement d'adopter un Plan d'action national contre la
fracture numérique. Ce Plan d'action national a finalement été adopté le
12 octobre 2005 lors de la Conférence interministérielle
"Intégration dans la société". L'objectif de ce plan était de réduire
d'un tiers la fracture numérique à l'horizon 2010.
Le Plan
comporte plusieurs axes: la sensibilisation à l'information délivrée par
internet, l'acquisition de matériel par les ménages belges, la création d'un
nombre suffisant d'espaces publics numériques et la formation aux compétences
de base pour les citoyens éprouvant des difficultés.
En juin
dernier, la Belgique a confirmé son engagement en s'inscrivant dans la
stratégie "e-2010" du développement de l'économie numérique. Il
s'agit notamment, d'ici 2010, de réduire de moitié le nombre de personnes
n'utilisant pas internet dans les groupes menacés par
l'"e-exclusion".
Monsieur le
ministre, il était prévu que le gouvernement fédéral et les entités fédérées
conçoivent et réalisent un baromètre précis afin d'offrir une information fine
sur les aspects qualitatifs et quantitatifs de la fracture numérique, ce
baromètre devant être réactualisé annuellement.
Le modèle
statistique permettant de recueillir, trier et analyser les informations
recueillies est-il opérationnel?
Si oui,
quelles sont les tendances qui apparaissaient pour l'année 2006?
Si non,
quand ce baromètre sera-t-il opérationnel?
Le
gouvernement fédéral avait décidé de prolonger l'opération "Package
internet pour tous" du 31 décembre 2006 jusqu'au
18 avril 2007.
Quel bilan
tirez-vous de cette opération alors qu'elle touche à sa fin?
Quelles
actions envisagez-vous à l'avenir?
Je vous
remercie.
05.02 Christian Dupont, ministre: Madame Burgeon, dans le cadre du
Plan national de lutte contre la fracture numérique, de l'Eurobaromètre et de
l'enquête annuelle sur les forces de travail, l'Institut national des
statistiques (INS) a présenté à la fin 2006 plusieurs indicateurs relatifs à la
fracture numérique.
Mon
administration, le SPP Intégration sociale, travaille aujourd'hui en
concertation étroite avec l'INS afin d'affiner et de compléter ces indicateurs
et d'en faire un baromètre aussi qu'exhaustif que possible du Plan national de
lutte contre la fracture numérique.
Les
tendances qui apparaissent pour 2006 sont les suivantes: 1,9 million de
Belges n'ont jamais utilisé d'ordinateur, soit près d'une personne sur cinq;
2,6 millions n'ont jamais navigué sur internet. Ces premiers chiffres ne
sont guère rassurants. De plus, la fracture numérique concerne surtout la
population inactive: 40% des chômeurs et deux tiers des personnes de plus de
55 ans n'ont jamais utilisé internet. Enfin, un utilisateur sur cinq
pratique le commerce électronique ou a recours à l'administration en ligne.
Le pack
"Internet pour tous", lancé à l'initiative de mes collègues
de l'Informatisation de l'État, Peter Vanvelthoven, et des Finances, Didier
Reynders, vise à favoriser l'obtention par tous les ménages, sans exception,
d'un ordinateur connecté à internet. Le pack, composé d'un ordinateur et d'une
connexion internet, valable un an, est apparu dans les canaux de distribution
traditionnels depuis le deuxième trimestre de l'année 2006.
Le secteur
privé consacre des efforts financiers importants à l'offre de ce pack. Quant à
l'État fédéral, il participe à l'opération au travers d'un crédit d'impôt
équivalent à la TVA sur le prix d'achat du pack.
Pour ma
part, sachant que tout le monde ne paie pas d'impôt, et que le prix de
850 euros reste élevé, j'ai obtenu qu'un volet social complémentaire y
soit ajouté, permettant à tous les publics des CPAS dans l'impossibilité
d'avancer une somme forfaitaire importante et ne remplissant pas de déclaration
fiscale, de bénéficier d'une intervention directe équivalente au crédit d'impôt
de l'ordre de 175 euros maximum - c'est-à-dire sans attendre un éventuel
et hypothétique, voire inexistant, crédit d'impôt.
J'ai réservé
un budget à cet effet, s'élevant à 500.000 euros, afin que les CPAS se
chargent de cette mission destinée à un public précarisé.
Ce pack
"Internet pour tous" n'est qu'une action concrète parmi les
28 sur lesquelles tous les gouvernements du pays se sont accordés en octobre
2005, lors de l'adoption du Plan national de lutte contre la fracture
numérique, que je coordonne avec mon collègue Vanvelthoven. Ce plan propose une
action globale axée sur trois piliers: il ne s'agit pas seulement de faciliter
l'acquisition d'un ordinateur personnel, mais d'abord de sensibiliser nos
concitoyens à l'intérêt - vital pour nombre d'entre eux - de maîtriser l'outil.
Nous privilégions les espaces publics numériques et collectifs - au nombre de
370 au niveau fédéral, mais il en existe sans doute aussi au niveau régional.
Il s'agit donc de faciliter l'accès, mais aussi de favoriser la formation.
On travaille sur la sensibilisation, sur l'accès – et sur l'accès
collectif en priorité – et sur la formation. On travaille également maintenant
sur le prix de la connexion à internet et sur le reconditionnement des
ordinateurs de la fonction publique. Le gouvernement a pris la décision de les
reconditionner tous. Ces ordinateurs sont déjà vendus dans certaines filières
de commerce équitable – pas encore les nôtres mais ceux de la Commission
européenne par exemple – pour 150 ou 200 euros alors qu'ils ont au plus trois
ans d'âge. Le mien, qui avait sept ans, ils n'ont pas voulu le recycler: trop
vieux! Il y a là des pistes à suivre: il faut sensibiliser, il faut former, il
faut expliquer.
Nous
trouvons qu'il faut le faire collectivement: j'ai vu de très beaux exemples
d'espaces publics numériques où des personnes très précarisées maîtrisaient
l'outil. Et puis, il faut passer à l'ordinateur personnel, à un ordinateur
récent moins cher mais revu, remis en ordre, qui n'est pas un instrument de
seconde zone n'ayant fait l'objet d'aucun soin.
05.03 Colette Burgeon (PS): Monsieur le ministre, je suis contente
de vous avoir interrogé car cela m'a permis d'apprendre beaucoup de choses.
Cela dit, il
s'agit toujours d'un problème d'information. Il faut prévenir les gens de
l'existence de ce plan. En effet, si les parlementaires ne disposent pas de
toutes les informations, je ne suis pas certaine que les personnes isolées en
savent plus. Ne pourrait-on pas, monsieur le ministre, transmettre
l'information notamment aux CPAS, quitte à prévoir une publicité? Les services
publics fédéraux agissent parfois de la sorte pour expliquer certaines mesures.
Vous dites
que l'on ne peut faire de publicité en faveur du commerce équitable. Pour ma
part, je ne suis pas de cet avis. Selon moi, les gens seraient un peu moins
récalcitrants s'ils savaient qu'ils peuvent acquérir un ordinateur d'occasion
pour 200 à 350 euros.
05.04 Christian Dupont, ministre: Il est question ici d'Oxfam mais
il existe d'autres filières. En tout cas, celle-là fonctionne très bien.
Le président: En tant qu'ancien employé
d'Oxfam, je peux dire que les choses y fonctionnent mieux.
05.05 Colette Burgeon (PS): Au niveau des ordinateurs aussi?
Le président: Oui.
05.06 Christian Dupont, ministre: Les caves sont pleines
d'ordinateurs de ce type qui sont prêts à être reconditionnés. Il ne faut donc
pas dire qu'il n'y en a pas.
05.07 Colette Burgeon (PS): On les reconditionne donc au fur et à
mesure de la demande?
05.08 Christian Dupont, ministre: Bien sûr.
La
Commission européenne en a en stock. Et c'est également notre cas. Le problème
réside dans le fait que toute propriété de l'État qui est désaffectée doit
théoriquement aller aux Domaines. Il faut donc régler le problème légal. Mais
le gouvernement a pris la décision de recycler ces ordinateurs et de désigner
un opérateur de recyclage. En effet, c'est un métier et des vérifications
doivent être effectuées avant la remise des machines aux utilisateurs.
05.09 Colette Burgeon (PS): L'important n'est pas de donner un
ordinateur, il faut aussi prévoir un encadrement. N'importe qui peut avoir un
ordinateur. Sans formation ou mode d'emploi, ne serait-ce que pour créer une
adresse e-mail, cela ne sert pas à grand-chose.
Cela dit,
cette opération est-elle uniquement destinée aux personnes à titre individuel
ou est-elle également destinée à des associations comme l'ONE, par exemple?
05.10 Christian Dupont, ministre: Un jour, je me suis lassé
d'entendre certaines écoles de ma commune se plaindre de ne pas avoir
d'ordinateur. Je les ai donc invitées à aller en acheter chez Oxfam.
05.11 Colette Burgeon (PS): Et cela a marché?
05.12 Christian Dupont, ministre: Évidemment.
05.13 Colette Burgeon (PS): Je vous remercie, monsieur le
ministre. Vos réponses me réjouissent.
Het incident
is gesloten.
06 Question de Mme Colette Burgeon au ministre de la Fonction publique,
de l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité
des chances sur "un internet social" (n° 14600)
06 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de minister van
Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke
Kansen over "een sociaal internet" (nr. 14600)
06.01 Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, à plusieurs reprises ces derniers jours, vous vous êtes exprimé en
faveur de la mise en place d'un internet social afin de prévenir la fracture
numérique.
Les
technologies de l'information et de la communication (TIC) occupent en effet
une place sans cesse accrue et déterminante, non seulement dans notre société
mais également dans la vie quotidienne de tout un chacun. La maîtrise et
l'accès aux TIC au meilleur coût sont un enjeu fondamental de la lutte contre
la fracture sociale. Or il apparaît que les coûts d'abonnement pour une ligne
internet à haut débit de type ADSL sont en moyenne deux fois plus élevés en
Belgique (39 euros minimum) qu'en France ou aux Pays-Bas.
Dès lors,
mes questions sont les suivantes.
Avec vos
collègues de l'Économie et de l'Emploi, vous avez rencontré ce jeudi 8 mars les
principaux représentants du secteur des télécommunications afin d'établir les
raisons du coût élevé d'internet en Belgique et la manière d'intervenir sur ce
coût. Quels sont les résultats de cet entretien?
Vous
souhaitez mettre en place un tarif social pour permettre à certaines catégories
de la population l'accès à l'internet à haut débit. Lesquelles, à quelles
conditions et selon quels mécanismes?
06.02 Christian Dupont, ministre: Monsieur le président, madame
Burgeon, le 8 mars 2007, nous avons réuni l'ensemble des opérateurs
fournisseurs d'accès à internet, l'opérateur historique et les autres, ainsi
que les associations pour les consommateurs privés et pour les entreprises,
afin que tout ce petit monde se parle. J'ai d'ailleurs eu l'impression que
c'était la première fois qu'ils se parlaient réellement.
Ils se sont
parlés autour d'une enquête que nous avons fait réaliser par un consultant
international absolument indépendant et qui portait effectivement sur le coût
de l'internet en Belgique. La première chose que nous souhaitions était de
savoir si ce coût était largement supérieur aux autres pays européens. La
réponse est mitigée: les prix belges ne figurent pas parmi les plus bas.
D'autres pays européens ont également des prix élevés et il est difficile de
comparer des situations qui ne sont jamais comparables.
On cite
souvent la référence française. La France a d'abord connu une avancée par
rapport à la Belgique: le Minitel. Ensuite, un "gap" technologique
s'est produit et la France a accusé un retard important pendant des années.
Actuellement, elle vient de combler ce retard et même de prendre une certaine
avance.
Quelle est
la différence entre le marché français et le marché belge? En Belgique, nous couvrons
99,8% du territoire avec la large bande. Ce n'est absolument pas le cas de la
France. Comparons des choses égales! En Belgique, nous avons un service
"large bande" sur l'ensemble du territoire. En France, certaines
villes de taille moyenne ne sont absolument pas couvertes. Il faut donc se
méfier des comparaisons trop hâtives. Je dis cela dans un souci d'honnêteté du
débat.
Par
ailleurs, il est clair qu'à 39 euros, le prix est trop élevé pour les publics
que nous connaissons bien. C'est une des raisons de la fracture numérique.
Premièrement, tous ne sont pas sensibilisés au fait qu'ils peuvent utiliser le
net. Deuxièmement, tous ne sont pas formés. Troisièmement, tout le monde n'a
pas l'accès et enfin, vient la question du prix. J'ai visité dernièrement un
"Easy-e-spacE" où j'ai rencontré une personne pensionnée qui m'a dit
que tout cela était très bien mais que cela revenait trop cher.
Pour
l'instant, nous plaidons pour un tarif particulier, un tarif social, comme cela
existe en téléphonie. Le problème réside dans le fait que l'accès à internet ne
fait pas partie du service universel. Il faudrait donc qu'une directive
l'impose au niveau européen afin que les opérateurs soient engagés par cette
directive. Or, il est difficile de le faire au niveau européen car nous nous
trouvons dans une situation extrêmement particulière, étant donné que nous
couvrons 100% du territoire avec la large bande et que d'autres sont beaucoup
moins avancés.
Il n'empêche, je pense que suite à la réunion de la semaine dernière les
esprits ont beaucoup évolué par rapport au fait qu'il y avait des efforts à
faire. Pour le moment, je m'efforce de concrétiser cette intention avec un
certain nombre de partenaires.
Le but est
évidemment de faire en sorte que les allocataires sociaux, les pensionnés, les
personnes handicapées, bref, tous ceux qui ont droit au tarif social
électricité – qui n'est pas toujours le même que le tarif social téléphonie –
aient la vraie possibilité de se connecter en évitant un certain nombre de
pièges. En effet, certaines offres ne sont pas très chères mais sont limitées
dans le temps et une fois que la période est dépassée, on monte alors dans les
prix! C'est un peu l'effet carte Visa ou carte Carrefour car le simple fait que
la connexion reste ouverte peut entraîner des factures énormes.
Les esprits
ont également mûri chez tous les partenaires et d'énormes progrès ont été
réalisés depuis la semaine passée en matière de prise de conscience du
phénomène par l'ensemble des acteurs. La concrétisation, ce sera autre chose,
mais d'énormes progrès ont été faits.
06.03 Colette Burgeon (PS): Merci pour vos réponses, monsieur le
ministre. Les opérateurs ont beau dire que 99,8% du territoire sont couverts,
ce n'est pas l'affaire des gens. Ce qui les intéresse, c'est ce que cela coûte.
Il est incohérent que cela ne soit pas reconnu comme un service universel au
niveau européen alors qu'on pousse à l'utilisation d'internet et que cela
apporte un plus. La Belgique ne pourrait-elle pas faire office de précurseur?
Jusqu'au 10 juin, vous serez peut-être un peu plus limité. Cependant, la
Belgique pourrait jouer les précurseurs et proposer une idée de directive.
06.04 Christian Dupont, ministre: Nous pouvons être des
précurseurs et nous pouvons aussi avancer avec les opérateurs. On verra. On ne
va pas laisser traîner les choses.
Het incident
is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 16.47 heures.
De openbare
commissievergadering wordt gesloten om 16.47 uur.