Commission des Finances et du Budget

Commissie voor de Financiën en de Begroting

 

du

 

mardi 20 mars 2007

 

Matin

 

______

 

 

van

 

dinsdag 20 maart 2007

 

Voormiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.19 heures et présidée par M. François-Xavier de Donnea.

De vergadering wordt geopend om 10.19 uur en voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.

 

01 Vraag van mevrouw Anne-Marie Baeke aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het verlaagd btw-tarief van 6 % voor de afbraak en heropbouw van gebouwen in stadsgebieden" (nr. 14648)

01 Question de Mme Anne-Marie Baeke au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le taux de TVA réduit de 6 % pour la démolition et la reconstruction d'habitations en zone urbaine" (n° 14648)

 

01.01  Anne-Marie Baeke (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, met de programmawet van 27 december 2006 werd een btw-tarief van 6 procent ingevoerd voor de afbraak en heropbouw van gebouwen in stadsgebieden. Een circulaire van 15 februari 2007 geeft meer uitleg. Zo is de maatregel beperkt tot de grote steden die zijn opgesomd in de koninklijke besluiten van 12 augustus 2000, 26 september 2001 en 28 april 2005 ter uitvoering van artikel 3 van de wet van 17 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden waaronder de plaatselijke overheden financiële bijstand kunnen genieten van de Staat in het kader van het stedelijk beleid. Het gaat hier met name om de stedelijke centra van Antwerpen, Charleroi, Gent, Oostende, Mechelen, Bergen, La Louvière, Sint-Niklaas, Seraing en Luik. Op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gaat het over Brussel, Anderlecht, Sint-Gillis, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek en Vorst. Voorts gaat het ook om Leuven, Brugge, Kortrijk, Roeselare, Aalst, Dendermonde, Genk, Hasselt, Moeskroen, Doornik, Verviers, Namen, Elsene, Ukkel en Etterbeek.

 

Op het terrein heerst nogal wat onduidelijkheid over het toepassingsgebied van het verlaagd btw-tarief voor vernieuwbouw. Daarom had ik van de minister graag vernomen of het verlaagd tarief inderdaad voor het gehele grondgebied van de 32 genoemde steden geldt. Vermits in de programmawet niet wordt gerefereerd aan de andere stedelijke maatregelen, die afbakenen op het niveau van de buurt – bepaalde stadsgebieden –, lijkt het mij logisch dat de fiscale maatregel van 6 procent btw voor het gehele grondgebied van die steden geldt.

 

01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Baeke, de afbraak en de daarmee gepaard gaande heropbouw van een woning in een van de 32 bedoelde steden, komen niet in aanmerking voor de toepassing van het verlaagd tarief van 6% wanneer het af te breken gebouw volgens de bevoegde overheid van die stad geen stadskanker is in de zin van de ratio legis van de nieuwe maatregel of geen deel uitmaakt van een wijk van zulke stadskankers. Het is dus de lokale overheid die eerst en vooral een appreciatie moet maken van de verschillende gebouwen, van een straat of van een wijk. Het gaat niet over het hele grondgebied. Wij moeten een appreciatie hebben van de lokale overheid.

 

01.03  Anne-Marie Baeke (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de penitentiaire instellingen te Florennes, Herentals en Merksplas" (nr. 14542)

02 Question de M. Servais Verherstraeten à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les établissements pénitentiaires à Florennes, Herentals et Merksplas" (n° 14542)

 

02.01  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, naar aanleiding van incidenten in diverse penitentiaire instellingen in ons land heeft de regering eind oktober aangekondigd dat er in bijkomende instellingen zouden worden voorzien, een in Florennes, een federale jeugdinstelling, een in Herentals, waarvan men aanvankelijk zei dat ze zou dienen voor halve vrijheden, en een uitbreiding in Merksplas, waarnaar een zestigtal geïnterneerden die nu verblijven in Antwerpen verplaatst zouden kunnen worden zodat er extra plaatsen vrijkomen in Antwerpen. Hiermee wou men de overcapaciteit aan gedetineerden die er momenteel is deels opvangen. We hebben vorige week vernomen dat de teller op dit ogenblik op 10.000 gedetineerden staat.

 

We hebben daarover met u van gedachten gewisseld op 26 oktober, mijnheer de minister. Toen stelde u dat de kern zou bijeenkomen op 15 november en dat er dan definitieve beslissingen zouden vallen. Op 21 november, een paar weken later, toen we u vroegen wat de kern uiteindelijk beslist had, hebt u gesteld dat u budgettaire middelen ging zoeken. Wat was immers het gegeven? De beslissing van de regering in oktober was een beslissing die werd genomen nadat de begroting voor 2007 reeds was goedgekeurd en op papier was gezet. Daardoor was er eigenlijk voor deze penitentiaire instellingen niets specifieks aan budgettaire middelen voorzien.

 

Ik kom dan bij mijn vragen aan u. Wat is de stand van zaken in de drie dossiers? Wat is de timing in de drie dossiers? In welke budgetten is er nu voorzien in de begroting voor 2007? Hebt u in het kader van de Ministerraad in Leuven en van de begrotingscontrole die in Leuven is voorzien, extra middelen voor deze penitentiaire instellingen? Wanneer worden de gronden gekocht en de bijbehorende gebouwen van Defensie in Herentals en Florennes? Is er hiervoor in budgetten voorzien? Zo ja, welke? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de bodemsaneringsattesten voor deze gronden? Wat is de stand van zaken betreffende de zonering van de aan te kopen gronden? Is er ondertussen overleg gepleegd met de Gemeenschappen omtrent de federale jeugdinstelling in Florennes? Wat was het resultaat van het overleg? Wat zijn de verdere intenties en planningen?

 

02.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verherstraeten, de aanbestedingsprocedure voor de uitbreiding van Merksplas is gelanceerd. Door middel van een onderhandelingsprocedure met bekendmaking zal een aannemer worden geselecteerd die de uitbreiding kan realiseren tegen het einde van het jaar. Voor de uitvoering van deze werken is in een bedrag van 6 miljoen euro voorzien op de reguliere investeringsenveloppe van de Regie der Gebouwen. Eventuele overschrijdingen van dit budget dienen te gebeuren ten laste van het meerjarenprogramma Justitie.

 

Alvorens het project in Herentals te realiseren, is een wijziging van het provinciaal ruimtelijke uitvoeringsplan (RUP) noodzakelijk. De minimale termijn voor deze wijziging van het RUP bedraagt één jaar. De aankoop van het militaire complex zal pas doorgaan na de wijziging van het RUP. Bodemattesten dienen nog te worden afgeleverd door de verkoper. Indien nodig blijkt zal de eigenaar een bodemsanering moeten uitvoeren. De nodige studies en aanbestedingsdossiers zullen worden opgemaakt en afgewerkt in de periode dat de procedure voor de RUP-wjiziging loopt. In 2007 zijn derhalve nog geen budgettaire middelen uitgetrokken. Dit zal moeten gebeuren op de gewone investeringen van de Regie der Gebouwen vanaf 2008.

 

Het centrum voor jonge delinquenten in Florennes zal worden ondergebracht op een bestaande site van Landsverdediging. Voor de aankoop van het deel, nodig voor de realisatie van dit centrum, werd eind vorig jaar een bedrag van 1,2 miljoen euro vastgelegd. De officiële akten voor de verkoop worden thans opgemaakt. Er werden reeds schetsen opgemaakt van de toekomstige situatie. Er worden ook topografische opmetingen uitgevoerd. Een aanvraag van stedenbouwkundig attest nr. 2 is in voorbereiding en zal binnenkort worden verstuurd. Er is in de nodige kredieten voorzien binnen het meerjarenplan Justitie.

 

02.03  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mij valt op dat, ten eerste, het project-Merksplas zal kunnen worden uitgevoerd. Het gaat ook alleen maar om prefabgebouwen. Ik neem aan dat het bedrag van 6 miljoen euro te maken heeft met de opbrengst die naar aanleiding van de operatie Fedimmo 1 werd opzijgezet.

 

Voor Herentals moet ik vaststellen dat wij nog nergens staan, niettegenstaande de regering in oktober 2006 met veel aplomb aankondigde dat zij drie nieuwe instellingen zou bouwen. Op dit ogenblik dient zij echter nog van nul te starten.

 

Mijnheer de minister, ook voor Florennes dank ik u voor uw antwoord. Ik moet vaststellen dat voor Florennes, in tegenstelling tot Herentals, al enige kredieten werden ingeschreven. U antwoordde echter niet op mijn vraag over het overleg met de Gemeenschappen met betrekking tot de bedoelde, federale instelling.

 

Mijnheer de minister, omwille van het overleg stelde ik de vraag eerst aan uw collega, de minister van Justitie, die antwoordde dat zij niet bevoegd was. Ik kan begrijpen dat zij stelt dat zij niet bevoegd is. Zij zag de hete aardappel allicht liever naar u doorgeschoven. Daarom kwam ik met mijn vraag naar u.

 

Ik zal de vraag over het overleg hoe dan ook opnieuw aan haar stellen. Mij lijkt het immers essentieel dat de uitvoering in overleg met de respectieve Gemeenschappen gebeurt.

 

Mijnheer de minister, wat de Vlaamse Gemeenschap betreft, zal het u niet verbazen dat, gelet op de verre afstand, de zaak niet zo vanzelfsprekend is. De Vlaamse gemeenschapsminister uitte in dat verband reeds haar bedenkingen.

 

Ik heb dus de indruk dat, behalve Merksplas, van de twee andere nieuwe projecten weinig in huis zal komen. Het had louter te maken met een aankondigingsbeleid in het kader van incidenten die er in oktober 2006 in de penitentiaire instellingen waren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde interpellatie en vraag van

- de heer Servais Verherstraeten tot de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de werking van de Dienst voor alimentatievorderingen" (nr. 1063)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de Dienst voor alimentatievorderingen" (nr. 14713)

03 Interpellation et question jointes de

- M. Servais Verherstraeten au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le fonctionnement du service des créances alimentaires" (n° 1063)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le Service des créances alimentaires" (n° 14713)

 

De voorzitter: Wij proberen al een half uur mevrouw Lahaye-Battheu te bereiken. Haar gsm verbindt ons door naar haar mailbox. Ik stel dus voor dat de heer Verherstraeten begint met zijn interpellatie.

 

03.01  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, begin maart vond in deze commissie een hoorzitting plaats over het evaluatieverslag van de Dienst voor alimentatievorderingen voor het jaar 2005. Daaruit blijkt dat de DAVO is tussengekomen voor 16.903 onderhoudsgerechtigden van de 120.000 tot 150.000 personen die te weinig of geen alimentatie hebben ontvangen. Dat is een percentage van nauwelijks 13% van de gedupeerde onderhoudsgerechtigden. Er blijkt een problematiek van personeelstekort en een gebrek aan bekendheid van de dienst te zijn, zoals nogmaals in het jaarverslag wordt herhaald. Tijdens de hoorzitting bleek ook dat DAVO een gebrek aan financiële middelen heeft.

 

In het jaarverslag staat een aantal conclusies, aanbevelingen en adviezen. Ik heb vastgesteld dat naar aanleiding van dit verslag diverse collega’s en ministers verklaringen hebben afgelegd. Vandaar ook mijn vragen aan u, mijnheer de minister.

 

Het gaat hier over het jaarverslag 2005. Daarmee komt men pas op de proppen in maart 2007. Wanneer voorziet u in de timing van het jaarverslag 2006? Hoe verklaart u dat de DAVO nog steeds geen automatische toegang heeft tot de gegevens van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, zodat alle gegevens nog steeds via een papieren drager moeten worden bekomen? Wat is het gemiddelde tijdsverloop tussen het moment van de indiening van de aanvraag tot tussenkomst van de DAVO en de werkelijke uitbetaling van de voorschotten? Hoeveel heeft de DAVO in 2005 werkelijk ingevorderd, opgesplitst in achterstallen, nog te vervallen maandelijks onderhoudsgeld, interesten en bijdragen in de werkingskosten? Hoeveel van de solvabiliteitsonderzoeken die worden verricht voor de DAVO tot invordering overgaat, geven een negatief resultaat? Hoeveel van de positieve solvabiliteitsonderzoeken leiden ook tot een daadwerkelijke invordering? In hoeveel gevallen moet tot gedwongen tenuitvoerlegging worden overgegaan? Hoeveel is de kostprijs van de werking van de DAVO met betrekking tot personeel, werkingsmiddelen, voorschotten, enzovoort? Hoeveel brengt dat op, bijdragen in de werkingskosten en interesten? Welk antwoord zal de regering bieden op de ontvangen klachten en signalen, zoals die in het evaluatieverslag zijn verwoord? Ik denk dan aan het gebrek aan bekendheid, het bedrag van het inkomensplafond, geen voorschottenuitbetaling aan ex-partners, een beperkt supervoorrecht voor de invordering van onderhoudsgeld? Binnen welke timing ziet u dit mogelijk? Zal de regering tegemoetkomen aan de conclusies, aanbevelingen en adviezen van dit evaluatieverslag? Wat is het standpunt van de regering over het toekomstig functioneren van de DAVO?

 

03.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verherstraeten, het evaluatierapport van 2006 wordt momenteel afgewerkt en zal zo spoedig mogelijk worden voorgelegd aan het Parlement. De DAVO heeft inderdaad nog steeds geen toegang tot de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. De bestaande problemen situeren zich op het niveau van de bescherming van het privéleven. Niettemin worden de onderhandelingen voortgezet, zodat een automatische toegang tot de relevante gegevens van de instellingen van de sociale zekerheid kan worden gerealiseerd.

 

Tijdens de jongste vergadering van 13 maart 2007 ging de discussie over de voornaamste mogelijkheden om een geïnformatiseerde toegang te krijgen. Op dat vlak worden er geen statistieken bijgehouden.

 

Ten derde vroeg u naar het gemiddelde tijdsverloop. Er moet wel worden opgemerkt dat het gemiddelde tijdsverloop tussen de indiening van de aanvraag en de werkelijke uitbetaling van het voorschot op onderhoudsgeld afhangt van de analyse van het dossier, en in het bijzonder van: de uitvoerbare titel of titels; de tijd die de onderhoudsgerechtigde nodig heeft om het ondertekende mandaat terug te sturen – 60% van de onderhoudsgerechtigden heeft gemiddeld zes tot vijftien dagen nodig om het ondertekend mandaat terug te sturen –; de reactie van de onderhoudsplichtigen – in 96% van de gevallen reageert de onderhoudsplichtige niet –; het feit dat de DAVO over een termijn van dertig dagen beschikt om te beslissen of de onderhoudsgerechtigde al dan niet recht heeft op de tegemoetkoming.

 

Voor uw vierde vraag verwijs ik naar het rapport van 2005 van de evaluatiecommissie. Dat rapport bevat de enige beschikbare cijfers; ik heb geen andere cijfers. De verhouding tussen de positieve en negatieve solvabiliteitsonderzoeken kan in de huidige stand van zaken niet meegedeeld worden. Gezien de beperktheidspanne is het niet mogelijk om dergelijke statistieken te verschaffen. Wel kan worden gepreciseerd dat de werkingskosten – personeel, infrastructuur, ICT – gedragen worden door het algemeen budget van Financiën. Ik herhaal dat het onmogelijk was, doorheen de vele jaren, om zo’n dienst onder te brengen bij een ander departement, zoals Sociale Zaken of Justitie. Ik heb altijd gezegd dat wij dat binnen ons budget zouden doen. Momenteel is dat het geval binnen het budget van de FOD Financiën; het is dus een inspanning van de FOD Financiën.

 

De DAVO heeft in 2006 14.216.277,57 euro betaald aan voorschotten op onderhoudsgeld. Sinds oktober 2005, de datum vanaf wanneer de DAVO de taak van de betaling van voorschotten op onderhoudsgeld heeft overgenomen, is er 20.093.380,21 euro uitbetaald. Daarvan is 1.204.651,18 euro teruggevorderd, hetzij 6%.

 

Wat uw zevende, achtste en negende vraag over de publiciteit betreft, herinner ik u aan de reeds door de DAVO genomen initiatieven: de folder en de brochure die verspreid werden via de OCMW’s, de uiteenzettingen over de werking van de DAVO, specifiek gericht tot de OCMW’s, de aanwezigheid van de DAVO op salons, bijvoorbeeld Famiboom in oktober 2006 en de verspreiding van de folder en de brochure via de portaalsite van de FOD Financiën.

 

Bovendien heb ik beslist om de bijgewerkte brochure verder te verspreiden, bijvoorbeeld via de andere kantoren van de FOD Financiën, via de politiekantoren, de justitiehuizen, de postkantoren, notariaten, de kantoren van de RVA en VDAB, BGDA. Een grotere publiciteitscampagne door middel van affiches zal eveneens worden ondernomen.

 

Hoe dan ook, het is gemakkelijk om de financiële resultaten en de werkmethode van de DAVO te bekritiseren. Wat echter wel dient onderstreept te worden, is het bestaan van een enkele dienst, die de voorschotten zowel betaalt als ze terugvordert en het voordeel biedt dat er een transparantie inzake de financiële middelen bestaat. Dat was niet het geval in het verleden. Nu is er een grote transparantie bij het betalen van het voorschot en de mogelijke recuperatie.

 

Ik herinner u eraan dat er voor de oprichting van de DAVO drie diensten bij betrokken waren: de OCMW’s, die voorschotten op onderhoudsgeld betaalden en probeerden deze in te vorderen, de POD Maatschappelijke Integratie, die subsidies verschafte aan de OCMW’s, aangezien die er niet in slaagden de betaalde sommen in te vorderen, en de domeinenkantoren, die de voorschotten op onderhoudsgeld invorderden en ze doorstortten aan de POD Maatschappelijke Integratie. Het gebrek aan transparantie in dit systeem verhinderde het ontdekken van bestaande moeilijkheden. De DAVO, een nieuwe dienst die deze twee taken, betalen en invorderen, centraliseert, biedt een beter zicht op de budgettaire beperkingen en de gevolgen ervan.

 

Ik meen dat iedereen het erover eens is dat de goede werking van een dienst steeds verbeterd kan worden. Ik ben bereid om ieder voorstel te onderzoeken. Wij hebben zelf een hoorzitting daarover georganiseerd met een ambtenaar van mijn departement. Na de evaluatieverslagen kunnen er verbeteringen aangebracht worden, maar eerst en vooral moeten er in het Parlement keuzes gemaakt worden inzake de bedragen en de mogelijkheden. Die keuzes gebeuren bij stemming in het Parlement. Het is niet altijd gemakkelijk om ter zake een meerderheid te vinden.

 

03.03  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, wat ik zeker niet wil doen is de mensen die op die dienst werken stigmatiseren. Ik ben ervan overtuigd dat zij binnen de politieke context en binnen de budgettaire context die wij als politieke overheid, regering en Parlement, hebben geschetst, hun uiterste best hebben gedaan. Laat dat zeer duidelijk zijn.

 

Laten we ook in de spiegel kijken. We hebben opties genomen aan de vooravond van vorige verkiezingen. Die datum werd niet toevallig gekozen. De toenmalige paarsgroene meerderheid heeft toen gejubeld en onmiddellijk de inwerkingtreding ervan moeten uitstellen. Eigenlijk is het politieke kader dat u ook deels hebt geschetst, mijnheer de minister, ter zake verantwoordelijk. De consequenties na vier jaar zijn wat ze zijn. In een dienst met tachtig voltijdse equivalenten vordert men bijvoorbeeld 1,2 miljoen in. De loonkost alleen ligt hoger dan wat men invordert.

 

(…): (…)

 

03.04  Servais Verherstraeten (CD&V): Dat heb ik niet gezegd. Dat moet u dus uit mijn woorden ook niet afleiden. U hebt iets mee op poten gezet waarvan men na vier jaar kan zien dat het totaal niet functioneert en geen enkel efficiënt rendement heeft. Wij zijn er niet politiek verantwoordelijk voor dat in deze meerderheid zelfs de partijvoorzitter van de sp.a voorstelt om dit af te schaffen. Hij was er destijds ook geen voorstander van. Ik heb eigenlijk gedeeltelijk begrip voor zijn standpunt. U spreekt over transparantie, maar die kan men ook bekomen als er diverse departementen bij betrokken zijn. Transparantie heeft men bijvoorbeeld als men er onder meer ook voor zorgt dat gegevens uit de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid via een informaticadrager beschikbaar zouden zijn. Er zit zeer veel knowhow op die lokale OCMW's en veel betrokkenheid ten aanzien van de mensen en dat hebben wij verloren laten gaan.

 

Bovendien is er zoveel desorganisatie geweest in die vier jaar, waarvoor u politiek verantwoordelijk bent. Dit is een zeer slechte oefening geweest. Destijds heeft men het kind met het badwater weggesmeten en vier jaar inefficiënt gewerkt. Hoe dan ook dient dit te worden bijgestuurd. Men heeft gewoon op basis van geld van de belastingbetaler een verkiezingsstunt willen uithalen, maar qua uitvoering bleek dit niet te hebben opgeleverd.

 

03.05  Luk Van Biesen (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik heb het toch wat moeilijk met de interventie van de heer Verherstraeten. Als ik mij niet vergis, bent u lid van de evaluatiecommissie, mijnheer Verherstraeten.

 

03.06  Servais Verherstraeten (CD&V): Ik ben inderdaad lid van de evaluatiecommissie.

 

03.07  Luk Van Biesen (VLD): De commissie is tot stand gekomen met leden van meerderheid en oppositie, maar uiteraard ook van alle op het terrein actieve actoren. De bedoeling is dat op die vergaderingen tijdens de evaluatiebesprekingen voorstellen worden gedaan tot verbetering van de werking van de DAVO. Ik kan mij niet herinneren u talrijke malen te hebben gehoord in de evaluatiecommissie. Ik ben maar plaatsvervangend lid, maar als ik mij niet vergis bent u effectief lid. Ik vind het dan toch een beetje eigenaardig dat u hier komt zeggen wat er moet worden gedaan, terwijl u de mogelijkheid had gekregen via het Parlement en uw fractie om dit te doen op de plaats die daarvoor werd gecreëerd.

 

03.08  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ten eerste, de minister heeft ter zake gevraagd of ik in die commissie wou zitten. Ik heb enkel gezegd dat ik bereid was dat te doen onder een voorwaarde, met name dat ik ter zake mijn politieke onafhankelijkheid volledig zou bewaren en mijn standpunten autonoom in dit Parlement zou kunnen blijven innemen.

 

Ten tweede, collega, ik ben ter zake inderdaad een paar keer naar die vergaderingen geweest. Dat belet niet dat ik daarover een standpunt had, en heb, en zal blijven hebben, te weten dat wat daar op poten is gezet niet efficiënt was en dat het geen goed bestuur was.

 

Moties

Motions

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Servais Verherstraeten en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Servais Verherstraeten

en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Financiën,

vraagt de minister

de aanbeveling van het jaarverslag te concretiseren."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Servais Verherstraeten et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Servais Verherstraeten

et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances,

demande au ministre

de concrétiser la recommandation contenue dans le rapport annuel.“

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren Luc Gustin, Luk Van Biesen en Dirk Van der Maelen.

 

Une motion pure et simple a été déposée par MM. Luc Gustin, Luk Van Biesen et Dirk Van der Maelen.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

04 Interpellatie van de heer Carl Devlies tot de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de internationale organisatie van belastingontwijking via voorafgaande beslissing" (nr. 1064)

04 Interpellation de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'organisation, au niveau international, de mécanismes d'évasion fiscale basés sur des décisions anticipées" (n° 1064)

 

04.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn interpellatie heeft betrekking op het bedrijfskapitaal waarmee naamloze vennootschappen zich financieren via de uitgifte van effecten.

 

Vennootschappen hebben de keuze tussen de uitgifte van aandelen en de uitgifte van obligaties. De financiering via de uitgifte van aandelen vormt het maatschappelijk kapitaal. De financiering via obligaties vormt schuld. Daartussenin bevindt zich de mogelijkheid om zich te financieren via de inbreng van gelden door uitgifte van winstbewijzen. In de rechtsleer is de vraag reeds aan bod gekomen of het toegelaten is een effect te creëren dat inhoudelijk alle kenmerken van een winstbewijs vertoont, maar dat niettemin wordt geconstrueerd als een louter verbintenisrechtelijke participatie waarbij de vennootschap de contractuele verbintenis aangaat om in ruil voor het ter beschikking stellen van fondsen een deel van de winsten toe te kennen als vergoeding. Ik verwijs naar J.P. Blumberg, onder meer in zijn artikel “De uitgifte van winstbewijzen voor een geldinbreng of de zogenaamde participatiecertificaten”.

 

Omdat het onderscheid tussen per definitie winstdelende winstbewijzen en winstdelende obligaties flinterdun is, lijkt het mij nuttig om de regels in het Wetboek van vennootschappen te overlopen en een vergelijking te maken tussen de twee soorten effecten.

 

Het belangrijkste kenmerk van winstbewijzen is de zeer grote vrijheid die de vennootschapswetgeving laat aan de vennootschappen bij het bepalen van de uitgiftevoorwaarden. De statuten bepalen de verbonden rechten aan winstbewijzen. Zo kunnen winstbewijzen uitgegeven worden met of zonder stemrecht. Niets belet winstbewijzen preferent en/of cumulatief winstgerechtigd te maken. De uitbetaling van de coupon kan dus, zoals bij een winstdelende obligatie, voorafgaan aan de uitkering van de winst aan aandeelhouders. De terugbetaling van de inbreng van geld door winstbewijzen kan zowel geschieden in aandelen als in speciën. Een omzetting onder voorwaarden in een achtergestelde obligatie is eveneens mogelijk. Over de duurtijd van de winstbewijzen wordt niets bepaald.

 

Het Wetboek van vennootschappen kent wel een specifiek stemrecht toe aan winstbewijzen bij doelwijziging. Dergelijke bescherming is niet geboden aan obligatiehouders, die enkel het recht hebben om op de algemene vergadering der aandeelhouders aanwezig te zijn met raadgevende stem. Ook in het geval van de wijziging van de rechten verbonden aan de uitgegeven winstbewijzen hebben de houders ervan inspraak. Een gelijkaardig recht wordt ook toegekend aan obligatiehouders wanneer het maatschappelijk kapitaal volledig opgevraagd is en over een wijziging van de uitgiftevoorwaarden beslist dient te worden.

 

Daarnaast wordt specifiek voorzien dat de winstbewijzen waarop in geld is ingeschreven bij inschrijving moeten worden volstort, indien ze worden uitgegeven door een vennootschap die een publiek beroep op het spaarwezen doet. Ze zijn onmiddellijk verhandelbaar. De winstbewijzen uitgegeven door vennootschappen die geen publiek beroep doen op het spaarwezen kunnen daarentegen niet eerder verhandeld worden dan tien dagen na de indiening van de tweede jaarrekening na hun uitgifte.

 

Ten aanzien van obligaties sluit het Wetboek van vennootschappen conventionele beperkingen op de vrije overdraagbaarheid niet uit. De wet laat toe dat in de uitgiftevoorwaarden van de obligaties dit aspect op identiek dezelfde wijze kan worden geregeld als bij winstbewijzen.

 

Bovendien wordt in de rechtsleer reeds opgemerkt dat met de kwalificatie van uitgifte van participatiecertificaten als verbintenisrechtelijke effecten de twee dwingende bepalingen, met name de tijdelijke onverhandelbaarheid en het uitzonderlijk stemrecht in verband met winstbewijzen, worden omzeild.

 

Bovendien zou de uitgifte van participatiecertificaten dan ook mogelijk worden in andere vennootschapsvormen dan een naamloze vennootschap of commanditaire vennootschap op aandelen.

 

Er is natuurlijk wel een verschil in de beoordeling over het karakter van de schuld. De gelden ingebracht door uitgifte van winstbewijzen worden gerekend bij het eigen vermogen, maar buiten het maatschappelijk vermogen. De gelden ingebracht door uitgifte van obligaties zijn schulden. In hoofde van de beoordeling van de rechtmatige economische en financiële financieringsbehoeften van de emittent maakt dit niet veel uit. Voor de inschrijvers wel in geval van betalingsmoeilijkheden bij de emittent. De obligatiehouders zullen voorgaan op de winstbewijshouders.

 

Mijn invalshoek gaat niet zozeer uit van de belangen van de houders van de effecten, maar van de financiële en economische invulling van de financieringsbehoeften van de vennootschap-emittent. In dat opzicht geldt er een klein verschil tussen het verkrijgen van winstbewijzen en het verkrijgen en obligaties. Alleen het verkrijgen van eigen winstbewijzen is in het Wetboek van vennootschappen beperkend gereglementeerd.

 

Dit verschil heeft betrekking op de afbouw van bedrijfskapitaal en niet op de vorming ervan bij uitgifte. Het doet mijns inziens dan ook niet ter zake bij de beoordeling van de rechtmatige economische en financiële behoeften van de vennootschap bij de opbouw van het bedrijfskapitaal.

 

Gelet op de vrijheid die het Wetboek van vennootschappen toelaat is het dus perfect mogelijk om winstbewijzen te creëren waarbij wordt bepaald dat de vergoeding volledig afhankelijk zal zijn van de winst gerealiseerd door de Belgische vennootschap-emittent.

 

De vergoeding kan zowel in speciën als in aandelen worden uitgekeerd. De winstbewijzen kunnen converteerbaar zijn in aandelen, in overeenstemming met het Belgische Wetboek van vennootschappen. Dit recht kan zowel door de emittent als de winstbewijshouder worden uitgeoefend. De winstbewijzen zijn vrij overdraagbaar vanaf hun volstorting. Ze zijn op naam.

 

Mijnheer de minister, de reden waarom ik u interpelleer is ruling nr. 600.099 van 4 mei 2006. De dienst van Voorafgaande Beslissingen werd een geval voorgelegd waarbij een Belgische vennootschap een obligatie zou uitgeven met dezelfde kenmerken als degene die ik hiervoor omschreef voor de uitgifte van winstbewijzen.

 

De rulingcommissie kwam tot de beslissing dat de voorgestelde structuur niet kan worden hergekwalificeerd op basis van artikel 344, §1, van het Wetboek van inkomstenbelasting. Nochtans zijn de fiscale verschillen tussen de kwalificatie als winstbewijs dan wel als obligatie aanzienlijk. De winstgerelateerde coupon van een obligatie kwalificeert als intrest en vormt bijgevolg een fiscaal aftrekbare beroepskost. De winstgerelateerde coupon van een winstbewijs is een van de drie belastbare bestanddelen in de eerste bewerking van de vennootschapsbelasting. Bovendien is de inbreng van geld door uitgifte van een winstbewijs belastbaar wanneer deze gelden niet op een afzonderlijke passiefrekening worden geboekt die, zoals het maatschappelijk kapitaal, de waarborg van derden vormt.

 

Vennootschaprechtelijk is deze voorwaarde onzinnig. Met Wyckaert en Huysman ben ik van mening dat logischerwijze elk vermogen dat vennootschaprechtelijk als inbreng wordt gekwalificeerd, ook al gaat het om een inbreng buiten kapitaal, vrijgesteld zou moeten zijn van elke vennootschapsbelasting tijdens het bestaan van de vennootschap waarbij het niet relevant is of het betreffende vermogen al dan niet onbeschikbaar is gesteld.

 

De minister en de meerderheid zijn ons niet gevolgd om deze fiscale voorwaarde te laten vallen. Onze amendementen nrs. 5 en 6 bij de bespreking in de commissie van 31 januari 2006 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen inzake gelijkstelling van winstbewijzen met gestort kapitaal, werden verworpen. De gelden ingebracht via uitgifte van winstbewijzen zullen wel mee in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van de aftrek risicokapitaal. In de betwiste ruling is dit voordeel weinig relevant. De betrokken vennootschap heeft immers de vergoeding op de profit participation securities, die ondertussen in de literatuur als pps worden omschreven, zo geconcipieerd dat de vergoedingsformule ervoor zorgt dat de hoge binnenkomende intrest zoveel mogelijk wordt geneutraliseerd door een hoge uitgaande intrest aan de houder van de winstdelende obligatie, waardoor de belastbare basis in België laag blijft. De hoge binnenkomende interesten zullen wellicht niet door de aftrek risicokapitaal worden geneutraliseerd na herkwalificatie als eigen vermogen ingebracht via de uitgifte van winstbewijzen.

 

Daarbij dient nog te worden opgemerkt dat in de rechtsleer de voorwaarde van deze profit participation securities als vrij ongebruikelijk wordt omschreven. Het Hof van Cassatie heeft in een arrest van 4 november 2005 geoordeeld dat de herkwalificatie van een fiscaal geïnspireerde verrichting, die juridisch wordt georganiseerd op een wijze die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, vereist dat de herkwalificatie dezelfde juridische gevolgen moet hebben als de verrichting die aan de fiscus wordt voorgelegd.

 

In dit concrete geval lijkt mij niets de herkwalificatie in de weg te staan. De juridische gevolgen van een herkwalificatie van een winstdelende obligatie in een per definitie winstdelend winstbewijs is, zoals hiervoor aangetoond, met bijna identiek dezelfde juridische gevolgen mogelijk, onder voorbehoud van de bepalingen in verband met het uitzonderlijk stemrecht verleend aan winstbewijzen bij wijziging van het doel. Ik zeg bijna identiek, waarbij ik nogmaals herhaal dat de kwalificatie niet vermag tot doel te hebben de dwingende vennootschapsrechtelijke bepalingen in verband met winstbewijzen te omzeilen. Het enige praktische verschil is dat de financiering niet gebeurt door het opstellen van een onderhandse akte, maar bij authentieke akte verleden voor een notaris.

 

De juridische gevolgen in hoofde van de emittent kunnen identiek worden benaderd in de uitgiftevoorwaarden, met uitzondering van dwingende vennootschapsrechtelijke bepalingen inzake winstbewijzen. Bovendien moet men bij de beoordeling van de gerechtvaardigde economische en financiële behoeften ter voldoening van de financieringsbehoeften uitgaan van de belangen van de emittent. Men moet immers de keuze en de juridische gevolgen beoordelen in hoofde van de vennootschap-emittent om zich te financieren via uitgifte van een winstdelende obligatie of een per definitie winstdelend winstbewijs en niet vanuit de dwingende vennootschapsrechtelijke bepalingen ter bescherming van de inschrijvers op het effect. Het argument dat de gelden om fiscale redenen op een onbeschikbare reserverekening dienen te worden geboekt en dus niet zonder beslissing bij bijzondere meerderheid in de algemene vergadering kunnen worden terugbetaald, kan daarbij niet in ogenschouw worden genomen. Het is immers het gevolg van de fiscale voorwaarden om de inbreng als fiscaal gestort kapitaal te kunnen beschouwen.

 

De ontwijking van deze fiscale voorwaarden via uitgifte van winstdelende obligaties houdt op zich in dat deze kwalificatie louter en alleen geïnspireerd is om de belasting te ontwijken. Bovendien is de kwalificatie die de dienst Voorafgaande Beslissingen verdedigt, zeer lucratief. Hiervoor heb ik reeds gewezen op de fiscale voordelen in hoofde van de Belgische emittent. De kwalificatie maakt in een internationale context een internationaal georganiseerde belastingontwijking mogelijk. Het volstaat een land te zoeken waar men de coupon van de winstdelende obligatie kwalificeert als dividend. In België creëert de internationale groep fiscaal aftrekbare beroepskosten, in het buitenland verwerft zij vrijgestelde dividenden. Dit is twee maal kassa. De rulingcommissie wast haar handen in onschuld door te stellen dat met betrekking tot deze formule en haar gevolgen, de buitenlandse belastingadministratie noch de Belgische belastingadministratie verplicht zijn om dezelfde fiscale kwalificatie te hanteren.

 

In de resolutie betreffende belastingparadijzen, ingediend door Dirk Van der Maelen, Koen T'Sijen en de dames Camille Dieu en Karine Lalieux, wordt de praktijk laakbaar geacht dat multinationale ondernemingen hun globale belastingdruk minimaliseren door hun winsten te verschuiven naar belastingparadijzen. U kunt in de nota van de voornoemde auteurs terugvinden wat zij allemaal als belastingparadijzen beschouwen. Dat is wel ruim. Ook het land dat betrokken is bij deze constructie wordt door hen gerangschikt als een belastingparadijs.

 

De voorzitter: De Fransen beschouwen België als een belastingparadijs.

 

04.02  Carl Devlies (CD&V): We zijn hier natuurlijk niet in Frankrijk.

 

Zouden de indieners, die allen deel uitmaken van de meerderheid die besliste de dienst Voorafgaande Beslissingen buiten de administratie van de belastingen op te richten, misschien niet eerst eens een kijkje gaan nemen bij de rulingcommissie?

 

Met de zegen van de Belgische fiscus wordt in de achterkamers van de Maria-Theresiastraat 1 een daling van de globale belastingdruk van multinationals bewerkstelligd. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat de rulingcommissie twee maten en twee gewichten hanteert.

 

In het jaarverslag 2005 sluit de rulingcommissie de herkwalificatie van vruchtgebruikconstructies niet uit, wanneer er geen rechtmatige financiële of economische motieven voorhanden zijn. De rulingcommissie heeft klaarblijkelijk heel wat minder problemen om de juridische verschillen tussen een zakelijk recht en een persoonlijk recht op een hoopje te gooien. Als een herkwalificatie van een winstdelende obligatie in een winstbewijs niet mogelijk is, conform de ruling nr. 600.099, dan is een herkwalificatie van een zakelijk recht in een persoonlijk recht evenmin onmogelijk.

 

Multinationale ondernemingen worden bij de invulling van artikel 344, §1, blijkbaar soepeler bejegend dan lokale vennootschappen die heel wat stringenter worden behandeld.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Dient de rulingcommissie de vennootschapsrechtelijk dwingende bepalingen te respecteren en heeft ze dit bij haar beslissing over ruling nr. 600.099 ook effectief nagegaan?

 

Kan de minister mij de beslissing motiveren dat de voorgestelde structuur niet wordt hergekwalificeerd op basis van artikel 344, §1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen?

 

Wat is het standpunt van de administratie van de belastingen en de invordering ten opzichte van het ingenomen standpunt van de rulingcommissie met betrekking tot deze ruling?

 

Stelt deze beslissing van de rulingcommissie geen problemen met betrekking tot het inroepen van artikel 344, §1, in andere dossiers?

 

04.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, winstdelende achtergestelde leningen leunen zeer nauw aan bij eigen vermogen, maar België heeft geen wettelijke bepalingen om dergelijke leningen als eigen vermogen te beschouwen. Uiteindelijk kan door het opzetten van hybride structuren fiscale optimalisatie worden bewerkstelligd door gebruik te maken van de verschillende kwalificaties in de nationale wetgevingen.

 

In het door de heer Devlies beoogde geval werd aan de hand van feitelijke gegevens door de rulingcommissie beslist dat de voorgestelde structuur niet kon worden geherkwalificeerd op basis van artikel 344, §1, van de wet van 1992. Het is de taak van de rulingcommissie, op basis van de wet, om dat te doen. Ik heb geen andere commentaar in verband met dergelijke individuele beslissing.

 

04.04  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, dit antwoord is natuurlijk volstrekt onvoldoende. Wie is verantwoordelijk voor de beslissingen van de rulingcommissie? De betrokken ruling is niet volledig gepubliceerd. Er werden alleen uittreksels gepubliceerd.

 

04.05 Minister Didier Reynders: Dat is zo voor alle individuele dossiers.

 

04.06  Carl Devlies (CD&V): Hoe kan worden gecontroleerd of de beslissingen die de rulingcommissie neemt, conform de wetgeving zijn? Er is geen controle door rechtbanken. Niemand is belanghebbende om dit voor een rechtbank te brengen. De klassieke administratie moet zwijgen, dat weten wij. Het Parlement krijgt geen inzage in deze dossiers.

 

Ik zou u immers willen vragen of ik dit individuele dossier mag inkijken?

 

Mijn vraag is wie de beslissingen van de rulingcommissie controleert? Ik denk niet dat er in ons land een instantie bestaat die aan geen enkele controle onderworpen is. Zelfs het Parlement is inzake wetgeving onderworpen aan het toezicht van het Arbitragehof. In het geval dat ons hier bezighoudt gaat het echter om een commissie die beslissingen kan nemen die klaarblijkelijk strijdig zijn met de wetgeving, en waarop geen enkele controle wordt uitgeoefend.

 

Als er geen controle is, is het minste wat ik als parlementslid aan de minister, verantwoordelijk voor het geheel van deze administratie en ter zake de eindverantwoordelijke is, kan vragen waarom de rulingcommissie deze beslissing heeft genomen? Waarom heeft de rulingcommissie de wetgeving niet gerespecteerd? Waarom is de rulingcommissie ingegaan op een vraag die duidelijk erop is gericht om de fiscale druk op internationale ondernemingen te verlagen? Waarom kunt u daarop geen antwoord geven?

 

U bent verplicht om deze beslissing te verdedigen en dat doet u niet. Ik kan alleen maar besluiten dat dit systeem niet functioneert en dat wij in een totale rechtsonzekerheid terechtkomen.

 

Mijnheer de minister, gaat uw klassieke administratie akkoord met een dergelijke beslissing? Is dit conform de wetgeving?

 

04.07 Minister Didier Reynders: Ja, perfect.

 

04.08  Carl Devlies (CD&V): Dan moet u dat verdedigen. Ik heb u argumenten gegeven waarom dat niet het geval is. U antwoordt daar niet op. Waarom wordt hier niet hergekwalificeerd? Ik verwijs ook naar de literatuur ter zake, waar vragen worden gesteld.

 

04.09 Minister Didier Reynders: Mijnheer Devlies, u stelt vragen over individuele dossiers. Ik ga niet alle individuele beslissingen van mijn administratie controleren, zoals u zegt, zelfs niet wat uw persoonlijke aangifte betreft. Dat zal ik niet doen.

 

Het Parlement heeft beslist een rulingcommissie op te richten. Ik heb in mijn antwoord gezegd wat de redenen van die beslissing waren. Dat is toch zeer duidelijk. U kunt naar het Parlement komen met allemaal vragen over individuele dossiers. Dat heeft echter geen zin. Het is de taak van een specifieke administratie om dat te doen volgens de wet. Dat is toch klaar en duidelijk.

 

Ik begrijp het echter, want wij zitten in de verkiezingscampagne. Hetzelfde geldt voor de heer Verherstraeten. Wat voor een dienst geldt, geldt niet voor een andere. Ik zal dat nog enkele weken moeten horen.

 

04.10  Carl Devlies (CD&V): Men heeft beslist een nieuwe administratie op te richten, buiten de klassieke administratie. Daarop is blijkbaar geen enkele controle. Wie controleert dat de rulingcommissie de wetten op een correcte manier toepast? Niemand. En u verdedigt zelfs niet de beslissingen van de rulingcommissie. In de gegeven omstandigheden hebben wij een wetsvoorstel ingediend om tot een Comité F te komen dat controle zou uitoefenen op de werking van de financiële...

 

04.11 Minister Didier Reynders: (…)

 

04.12  Carl Devlies (CD&V): Wel, het Parlement uiteindelijk. Lees het voorstel.

 

04.13 Minister Didier Reynders: CD&V gaat dus zelf controleren?

 

04.14  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, u kunt dat weglachen, maar dit een ernstige aangelegenheid. Hier werd een instantie buiten de klassieke administratie opgericht, die duidelijk aan geen enkele controle is onderworpen. Op een moment dat wordt aangetoond dat in een bepaald dossier een beslissing werd genomen die niet conform de wetgeving is, doet u zelfs niet de moeite die beslissing te verdedigen.

 

Uiteindelijk bent u de eindverantwoordelijke. Hier is blijkbaar geen enkele controle meer. Hier wordt een totale rechtsonzekerheid gecreëerd. Op deze manier kan die commissie niet werken. Er is geen enkel toezicht en geen enkele verantwoordelijkheid. Het is niet de bedoeling tussenbeide te komen in individuele dossiers, maar er moet wel een controle zijn dat de wetgeving wordt toegepast, ook door de rulingcommissie.

 

Moties

Motions

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Carl Devlies en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Carl Devlies

en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Financiën,

vraagt de minister

- de voorafgaande beslissingen niet te laten geworden tot een instrument van internationaal georganiseerde belastingontwijking;

- de dwingende bepalingen van het gemeen recht, in casu het vennootschapsrecht, te doen naleven bij de beslissingen van de Dienst van voorafgaande beslissingen;

- de ruling nr. 600.099 van 4 mei 2006 door de Administratie van de belastingen en invordering te doen herkwalificeren van een uitgifte van een winstdelende obligatie in een uitgifte van winstbewijzen teneinde de precedentswaarde van deze individuele ruling te ontkrachten."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Carl Devlies et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Carl Devlies

et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances,

demande au ministre

- d’éviter que les décisions anticipées ne se transforment en un instrument d’évasion fiscale organisée au niveau international;

- de faire respecter les dispositions contraignantes du droit commun, à savoir dans ce cas le droit des sociétés, dans le cadre des décisions prises par le service des décisions anticipées;

- de faire requalifier la décision anticipée n° 600.099 du 4 mai 2006 par l’Administration des impôts et du recouvrement d’émission d’une obligation participante en émission de parts bénéficiaires afin d’annuler la valeur de précédent de cette décision anticipée individuelle.“

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Anne-Marie Baeke en door de heren Luc Gustin, Luk Van Biesen en Jacques Chabot.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Anne-Marie Baeke et par MM. Luc Gustin, Luk Van Biesen et Jacques Chabot.

 

Over de moties zal later worden gestemd.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.

 

04.15  Carl Devlies (CD&V): Ondertussen zijn artikelen gepubliceerd die onder meer stellen dat voor winstdelende converterende obligatieleningen de intrest aftrekbaar is. Op basis van deze beslissing van de rulingcommissie werd een nieuw principe gelanceerd, zonder enige wetgeving, zonder enige controle van het Parlement. Ik verwijs naar de literatuur of kan u de betrokken artikelen ter beschikking stellen.

 

Le président: Si le ministre devait intervenir dans des dossiers individuels, des dizaines d'interpellations seraient déposées.

 

04.16  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je crains que ce soit un des problèmes de fond qui nous séparent.

 

Le président: Heureusement que le ministre n'intervient pas dans ce genre de dossiers.

 

04.17  Didier Reynders, ministre: Il est manifeste que d'autres ont une philosophie différente. Je crains donc un peu de voir arriver le jour où un ministre appartenant à un groupe comme celui-là devra traiter les matières fiscales. En effet, si tous les dossiers individuels doivent être consultés, peut-être serait-il préférable de déménager.

 

04.18  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, met deze manier van werken kan men tot willekeur komen. Ook de rulingcommissie moet de wetgeving respecteren en dit moet door een of andere instantie kunnen worden gecontroleerd. Blijkbaar gaat de minister er niet mee akkoord dat het Parlement dit rechtstreeks doet. Dan moet er een formule worden gezocht waardoor enige controle mogelijk is. Het kan toch niet dat men belangrijke nieuwe regels vestigt inzake fiscale reglementering zonder dat het Parlement hieraan te pas komt, op basis van beslissingen van een rulingcommissie.

 

Le président: Je ne tiens pas à prolonger le débat mais, dans notre pays, des tas d'organismes sont habilités à créer de la jurisprudence (la Cour de cassation, les tribunaux, notre commission, etc.) Or, tous ces organismes ne sont pas soumis à un contrôle du type de celui que M. Devlies souhaite.

 

04.19  Carl Devlies (CD&V): Waar kunnen de beslissingen van de rulingcommissie worden aangevochten? Veronderstel dat iemand anders een gelijkaardig dossier heeft.

 

04.20 Minister Didier Reynders: Welke andere individuele dossiers vraagt u, mijnheer Devlies? Van andere administraties, van verschillende bedrijven, van een specifiek bedrijf, van een particulier? Ik verblijf blijkbaar toch in een ander land dan u.

 

04.21  Carl Devlies (CD&V): Er moet toch een minimum aan controle zijn, bijvoorbeeld voor het geval dat iemand anders een gelijkaardig dossier indient op basis van die rulingbeslissing, dat door de rulingcommissie wordt geweigerd. Wie oefent daar toezicht op uit, wie controleert dat?

 

04.22  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je vais le dire en français. Par exemple, pour un directeur régional, une loi lui donne la compétence de prendre la décision. Je ne vais quand même pas ouvrir les dossiers individuels pour vérifier que le directeur régional respecte la loi. Et s'il y a un recours, l'affaire ira en justice, comme c'est le cas ici.

 

Si je comprends bien, on demande au ministre des Finances d'ouvrir des dossiers individuels! Quelle est cette manière de procéder? Je suis très inquiet de voir ce genre de comportement! Si je le faisais, je serais interpellé, heureusement, par d'autres groupes. Enfin, je l'espère!

 

Le président: Si un citoyen, un parlementaire ou une entreprise a l'impression que cette commission procède à des abus de pouvoir, ils ont la possibilité de déposer plainte auprès des tribunaux.

 

04.23  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, l'administration fiscale est chargée d'appliquer les lois fiscales. M. Devlies est en train de dire que l'administration ne les applique pas et que je dois dès lors aller vérifier des dossiers individuels. C'est comme si le ministre de la Justice devait descendre dans tous les tribunaux pour vérifier que les décisions sont effectivement les bonnes! Le système n'est pas celui-là, heureusement!

 

04.24  Carl Devlies (CD&V): In een ander dossier, waarin een beslissing wordt genomen door een gewestelijk directeur, kan men naar de rechtbank gaan.

 

De voorzitter: Hier ook.

 

04.25 Minister Didier Reynders: Men kan toch tegen de rulingbeslissing zijn?

 

04.26  Carl Devlies (CD&V):Men kan dus tegen die ruling in beroep gaan bij de rechtbank?

 

04.27 Minister Didier Reynders: Wie zal tegen de beslissing van een gewestelijk directeur ingaan? De belastingplichtige?

 

04.28  Carl Devlies (CD&V): Welke procedure is dat dan?

 

04.29 Minister Didier Reynders: Wie heeft beroep aangetekend tegen zo’n beslissing? Waar? Niemand. Kent u iemand? Ik weet het niet.

 

04.30  Carl Devlies (CD&V): In het ene geval zal de aanvraag worden ingewilligd, in het andere geval zal de aanvraag worden geweigerd. Indien een aanvraag wordt geweigerd, kan de belastingplichtige zich dan tot de rechtbank wenden? U zegt dat hij naar de rechtbank kan gaan?

 

04.31 Minister Didier Reynders: Er is een wet in dat verband.

 

04.32  Carl Devlies (CD&V): Om welke procedure gaat het dan? U zegt dat men naar de rechtbank kan gaan, maar om welke procedure gaat het dan?

 

04.33 Minister Didier Reynders: (…)

 

04.34  Carl Devlies (CD&V): Het sluit niet.

 

Le président: L’abus de pouvoir est un délit qualifié dans le Code pénal à ma connaissance.

 

04.35  Carl Devlies (CD&V): Het is geen sluitend systeem, dat is duidelijk.

 

Le président: C’était une discussion intéressante.

 

De bespreking is gesloten.

La discussion est close.

 

05 Question de M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les bases forfaitaires de taxation des agriculteurs et la taxation distincte des primes et indemnités à 16,5 %" (n° 14672)

05 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de forfaitaire grondslagen van aanslag voor landbouwers en de onderscheiden belasting van 16,5 procent op premies en vergoedingen" (nr. 14672)

 

05.01  Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, vous avez décidé que le montant des primes et indemnités soumises au taux de taxation distinct de 16,5%, à déclarer pour l'année 2005 par les agriculteurs imposés selon les bases forfaitaires de taxation, sera le même que le montant déclaré en 2004 pour ces mêmes primes et indemnités.

 

Si le montant de l'année 2004 est supérieur à celui de l'année 2005, c'est le montant de l'année 2005 qui sera pris en considération.

 

Dès lors, mes questions sont les suivantes.

 

Cette décision s'appuie-t-elle sur des dispositions légales? Dans la négative, sur quelles bases les services fiscaux sont-ils habilités à l'exécuter?

 

En quoi les éléments liés à la production laitière expliquent-ils la décision sur le plan de son opportunité?

 

Quel est l'impact budgétaire de cette décision?

 

Cette décision favorise-t-elle tous les agriculteurs concernés de manière égale et équitable? N'a-t-elle pas pour effet de favoriser certaines exploitations, entre autres les plus importantes?

 

05.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur Chabot, la décision s'appuie concrètement sur le système des forfaits qui permet d'abord une négociation entre administrations et secteurs concernés et, s'il le faut, une décision à l'échelon ministériel.

 

L'administration a dès lors mis en application les décisions prises en la matière avec parfois quelques difficultés liées au fait que nous entrons dans un nouveau système européen. Cela explique l'année de transition qui a été décidée. Cette décision s'appuie sur le système des forfaits, je le répète.

 

Les éléments liés à la production laitière n'expliquent pas à eux seuls la décision. M. Jamar l'a signalé en réponse à une question. La décision se voulait sensible au fait que les charges financières auxquelles les agriculteurs allaient être confrontés étaient susceptibles de porter atteinte à l'équilibre financier de leur exploitation.

 

Sur le plan budgétaire, nous n'avions pas prévu de recettes liées au changement des règles européennes. Il n'y a pas de coût budgétaire particulier à attendre.

 

Je pourrai peut-être vous donner plus de précisions sur la diversité des situations une fois que j'aurai reçu un rapport sur la manière d'appliquer la règle mais, pour l'instant, je ne dispose pas des données d'une exploitation à l'autre.

 

05.03  Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de stijging van de staatsschuld" (nr. 14689)

06 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la hausse de la dette publique" (n° 14689)

 

06.01  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de paarse modelstaat wordt met de regelmaat van de klok verwezen naar de daling van de schuldgraad van dit land. Uit recente cijfers van de schatkist blijkt evenwel dat de staatsschuld in de maand februari groeide met 1,71 miljard euro of om het nog eens in de oude munt uit te drukken 68,4 miljard Belgische frank. Hierdoor klimt de totale staatsschuld op tot een bedrag van 278,28 miljard euro of ongeveer 11.131 miljard in de oude munteenheid.

 

Los van het feit dat de absolute schuld onder paars dus niet is afgenomen, had ik graag geweten wat de redenen zijn van de forse stijging van de staatsschuld in de maand februari, mijnheer de minister. Die stijging lijkt mij immers aberrant te zijn.

 

06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, in het persbericht van 14 maart laatstleden meldde de schatkist dat de federale staatsschuld per eind februari 2007, 278,28 miljard euro bedroeg, zijnde 275,33 miljard euro aan schuld uitgegeven of overgenomen door de federale Staat en 2,92 miljard euro aan schuld van bepaalde instellingen waarvoor de federale Staat tussenkomt in de financiële lasten.

 

Globaal is dat dus een verhoging van de federale staatsschuld met 1,71 miljard euro ten opzichte van januari 2007, bruto schuldenlast.

 

Deze evolutie van de nominale staatsschuld is het gevolg van de terugkoop voor de portefeuille van de schatkist, van drie lineaire obligaties voor een totaal bedrag van 2,65 miljard euro. Hoewel deze effecten niet afgelost maar in portefeuille bewaard worden, heeft deze terugkoop een financiering op korte termijn noodzakelijk gemaakt.

 

De netto schuldenlast, bruto schuldenlast na aftrek van de financiële beleggingen en effecten in eigen bezit, is daarentegen slechts met 1,05 miljard euro toegenomen ten opzichte van 1,2 miljard euro in februari 2006. Deze netto schuldenlast werd ook in het persbericht opgenomen. Hierin wijst de schatkist er bovendien op dat de schuld van maand tot maand vrij sterk kan evolueren. De maandelijkse evolutie van de schuld is derhalve niet altijd de weerspiegeling van de globale jaarlijkse evolutie.

 

De door de regering en door diverse internationale instellingen voor 2007 voorspelde daling van de schuldgraad van de gezamenlijke overheid, dit is de nominale schuld van de overheid gedeeld door het bruto binnenlands product, komt bijgevolg niet in het gedrang door de tijdelijke stijging van de federale schuld in februari 2007.

 

Wij gaan nu naar een schuldratio die dichtbij de gemiddelde schuldratio van de eurozone zal liggen. Wij hebben een zeer forse daling gekend van 137% van het bbp in 1993 tot 85%. Er was een verschil van rond 70% tussen de Belgische staatsschuld en de gemiddelde staatsschuld in de eurozone in 1993. Nu is er een verschil van minder dan 20%.

 

Het is dus een heel correcte verklaring van de regering en veel internationale instanties als ze zeggen dat er jaar na jaar een zeer forse daling is van onze schuld en meer nog in vergelijking met de andere landen.

 

06.03  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is natuurlijk zo dat u de afgelopen jaren een enorm rentevoordeel hebt gehad. Wij zijn van oordeel dat u dat onvoldoende hebt benut om de staatsschuld versneld af te lossen.

 

Bovendien wil ik toch verwijzen naar het recente rapport van de Hoge Raad van Financiën onder voorzitterschap van Luc Coene, gewezen kabinetschef van de eerste minister. De raad waarschuwt dat het de komende jaren niet gemakkelijk zal worden en dat waarschijnlijk de broeksriem zal moeten aangehaald worden om de kostprijs van de vergrijzing te kunnen betalen in de komende jaren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de Europese verhoging van de accijns op diesel" (nr. 14683)

07 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la décision de la Commission européenne d'augmenter les accises minimales sur le diesel" (n° 14683)

 

07.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, de accijnzen en de prijs aan de pomp voor diesel verschillen sterk van lidstaat tot lidstaat.

 

Teneinde het brandstoftoerisme tegen te gaan dat hiervan het gevolg is, besliste de Europese Commissie de minimale accijnzen op diesel te verhogen tot 359 euro per 1.000 liter in 2012 en tot 380 euro per 1.000 liter in 2014. Voor België zou dat een verhoging betekenen van respectievelijk 29 euro en 50 euro per 1.000 liter.

 

Indien België effectief het verschil van de accijnzen tussen de verschillende Europese landen wenst te verkleinen, betekent het dat de Belgische bijkomende heffing met hetzelfde bedrag zou moeten worden verminderd.

 

Graag had ik de visie van de regering hierover gekend.

 

07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, ik heb de eer u ter kennis te brengen dat de huidige accijnzen op gasolie en diesel gelijk is aan 346,1134 euro per 1.000 l voor gasolie met de GN-codes 2710 1945 en 2710 1949 met een zwavelgehalte van meer dan 10 mg/kg, en 331,1134 euro per 1.000 l voor gasolie met de GN-code 2710 1941 met een zwavelgehalte van niet meer dan 10 mg/kg.

 

Volgens de recentste informatie die we via het wekelijks Aardoliebulletin van de Europese Commissie op 5 maart 2007 kregen, worden in de verschillende buurlanden verschillende prijzen gehanteerd voor diesel met een zwavelgehalte van niet meer dan 10 mg/kg.

 

Mijnheer de voorzitter, ik heb de lijst bij. Daaruit blijkt dat België, na Luxemburg, het land is waar de prijs het laagst is en dat het verschil met het land dat de dichtst daartegenaan liggende prijs hanteert – in dit geval Frankrijk – 0,065 euro/l of 65 euro per 1.000 l bedraagt.

 

Nog steeds volgens dezelfde informatiebron merken we het volgende op. Ik heb de lijst van de toegepaste accijnzen waarvan ik de commissie een kopie zal bezorgen. Bij kennisname van deze gegevens merken we dus op dat, als we in 2012 een minimum van 359 euro per 1.000 l – een stijging van ongeveer 28 euro per 1.000 l – in acht zouden nemen, wij België niet zouden benadelen ten opzichte van zijn buurlanden aangezien de gradiënt ten opzichte van het buurland dat, vergeleken met ons, het minst wordt belast, van 65 euro naar 37 euro per 1.000 l daalt.

 

De grensoverschrijdende aankopen van het buitenland naar ons land zouden dus kunnen worden voortgezet. Er is geen probleem met die evolutie.

 

Ik stel de lijst met de verschillende prijzen ter beschikking van de commissieleden.

 

07.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het is duidelijk dat de minister het voorstel van de Europese Commissie niet zal volgen.

 

De voorzitter: Dat is uw standpunt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "ambtshalve inkohieringen in toepassing van de minimum forfaitaire belastingen (art. 342 §3 WIB)" (nr. 14684)

08 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les enrôlements d'office en application des minima imposables (art. 342 §3 CIR)" (n° 14684)

 

08.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag heeft betrekking op de minimale forfaitaire belastingen, waarover ik een schriftelijke vraag gesteld heb in de loop van de zomer. Ik heb daarop geen antwoord ontvangen, waarop ik de vraag mondeling stelde op 12 december.

 

Op dat moment beschikte de heer Jamar, die toen in de commissie aanwezig was, niet over de nodige gegevens om een antwoord te geven. Ik heb dan aangekondigd dat ik twee maanden later terug zou komen met die vraag. Ik hoop dat ik vandaag een antwoord zal kunnen ontvangen.

 

Mijn vraag is de volgende.

 

Mijnheer de minister, kunt u voor het aanslagjaar 2005 en de categorieën van enerzijds de vennootschappen en anderzijds de zelfstandige ondernemers of de vrije beroepen per Gewest mededelen hoeveel ambtshalve aanslagen werden gevestigd op basis van de minimale forfaitaire belastingen?

 

Kunt u mij tevens mededelen welk percentage dat voor beide categorieën en per Gewest vertegenwoordigt van het aantal niet-ingediende aangiften en van het aantal laattijdig ingediende aangiften?

 

Kunt u mij tevens het totaal van de aldus ingekohierde bedragen voor het aanslagjaar 2005 bezorgen, uitgesplitst per Gewest?

 

08.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, mijn antwoord is neen. De administratie heeft, noch voor de personenbelasting, noch voor de vennootschapsbelasting gegevens betreffende het aantal aanslagen gevestigd op basis van de minimale forfaitaire belasting voor het aanslagjaar 2005.

 

Gezien de laattijdigheid van de desbetreffende wet – het Belgisch Staatsblad van 12 juli 2005 – konden de drukwerken en de geautomatiseerde systemen niet meer worden aangepast voor dat aanslagjaar.

 

Ik zal vragen of het mogelijk is informatie te krijgen voor 2006. Dat zal dan wel later zijn.

 

08.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de vraag is al acht maanden geleden gesteld. Vandaag zegt de minister dat hij niet kan antwoorden of misschien niet wil antwoorden, dat is mij niet duidelijk.

 

Het betreft de toepassing van een nieuwe wet waarover in het Parlement heel wat te doen is geweest. Dat wekt bij mij de indruk dat de wet niet wordt toegepast. Als de minister de cijfers van het aantal inkohieringen dat op basis van de nieuwe wetgeving is gebeurd, niet kan geven, concludeer ik dat een en ander niet functioneert, zoals blijkbaar zoveel andere zaken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: M. Devlies se demandait tout à l'heure sur quelle base on pouvait éventuellement agir contre une commission administrative qui n'appliquerait pas la loi.

 

Je lui rappelle que dans le Code pénal, un article prévoit que la collusion de fonctionnaires est interdite. Quelqu'un qui estimerait qu'une commission administrative n'applique pas la loi peut toujours porter plainte pour collusion de fonctionnaires.

 

08.04  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, le problème ne se situe pas là. Le problème est de voir si on organise au sein de l'administration un contrôle par le ministre des décisions individuelles.

 

Le président: C'est impossible!

 

08.05  Didier Reynders, ministre: Si des parlementaires estiment qu'une décision de la commission de ruling va trop loin dans l'interprétation d'une loi, je rappelle qu'il s'agit de lois et qu'il suffit donc de les modifier.

 

M. Devlies peut introduire une loi pour interdire de considérer des emprunts subordonnés comme des fonds propres, par exemple. C'est toujours possible.

 

Le président: Il y a plusieurs façons de rectifier les choses si on le souhaite: sur le plan législatif ou sur le plan pénal. Les outils existent mais le ministre ne doit surtout pas s'occuper de dossiers individuels, cela me semble clair comme de l'eau de roche.

 

08.06  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het is een minimum dat de motivering openbaar is, dat men de beslissing inhoudelijk kan motiveren.

 

De voorzitter: Het was een interessante discussie.

 

09 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het afsluiten van kapitalisatiefondsen tussen spaarders en banken" (nr. 14694)

09 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les contrats relatifs à des fonds de capitalisation entre épargnants et banques" (n° 14694)

 

09.01  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de minister, het is een schriftelijke vraag die ik in een mondelinge vraag heb omgezet. De schriftelijke vraag dateert al van juni 2006. Uw collega, minister van Begroting en Consumentenzaken, Freya Van den Bossche, beweerde dat de vraag onder uw bevoegdheid viel, omdat het CBFA over de kwestie gaat. Gelet op de ouderdom van de schriftelijke vraag was ik van oordeel dat ik er sneller een antwoord op diende te krijgen. Bijgevolg formuleerde ik ze mondeling.

 

Waarover gaat het? Het gaat over het sluiten van kapitalisatiefondsen tussen spaarders en banken.

 

Nogal wat landgenoten doen een beroep op banken en financiële instellingen om hun spaargelden optimaal te beleggen. Daartoe bestaat vandaag een grote waaier kapitalisatieproducten, die de spaarder helpen aan zijn verwachtingen of specifieke eisen inzake opbrengst en wijze van uitkering tegemoet te komen. Een van de mogelijkheden is bijvoorbeeld de kapitaalsgarantie met maandelijkse uitkering.

 

In de praktijk wordt vastgesteld dat onder de noemer van kapitalisatiefondsen heel wat contracten tussen spaarders en financiële of bankinstellingen worden gesloten, waarvan de bijbehorende uitgifteprospectus, de informatiefiche of het beheersreglement van het fonds niet met de eigenlijke overeenkomst overeenstemt. Bij dergelijke kapitalisatiefondsen wordt in vele gevallen de afkorting “KAP” gebruikt. Het is niet duidelijk of het in voornoemde gevallen over een kapitalisatiedeelbewijs, kapitalisatiebevek aan toonder of een sicav-aandeel gaat. Dat leidt onherroepelijk tot een aantal verwarringen bij de spaarder-consument.

 

Mijnheer de minister, ik heb daarover een aantal vragen voor u.

 

Ten eerste, is het probleem bij uw diensten of bij de CBFA gekend?

 

Ten tweede, zijn er specifieke regels waaraan de banken zich bij het gebruik van contracten van het type “kapitalisatiefondsen” inzake duidelijke informatieverstrekking en transparantie moeten houden?

 

Ten derde, dient bij het sluiten van een contract de titulatuur van het kapitalisatiefondscontract dezelfde te zijn als de bijhorende prospectus, informatiefiche of het bijhorende beheersreglement?

 

Tot slot en ten vierde, op welke manier kan de consument zich verdedigen tegen dergelijke, onduidelijke contracten, zonder daarvoor naar de gerechtelijke procedure te moeten grijpen?

 

Mijnheer de minister, ik ben uitermate benieuwd naar uw antwoord.

 

09.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Goyvaerts, uit de vraagstelling kan niet met zekerheid worden afgeleid of ze betrekking heeft op een rechtstreekse belegging in rechte van deelneming van Instellingen voor Collectieve Belegging (ICB), die van de bancaire distributiekanalen rechtstreeks aan het publiek te koop worden aangeboden en waarvoor de minister van Financiën bevoegd is, dan wel of ze slaat op levensverzekeringsovereenkomsten waarvan het rendement afhankelijk is van de opbrengst van een kapitalisatiefonds, de zogenaamde Tak 23-producten die onder de bevoegdheid van de minister van Economie vallen. Het antwoord hierna is beperkt tot de aspecten die op ICB's betrekking hebben. Voor aspecten in verband met het Tak 23-product verwijs ik u door naar de minister van Economie.

 

Uw vraag lijkt eerst en vooral te peilen naar de draagwijdte van de terminologie die in deze sfeer wordt gehanteerd. U verwijst in dit verband naar de verwarring die bij de spaarders zou ontstaan door het gebruik van onderscheiden termen als kapitalisatiefonds, kapitalisatiedeelbewijs, kapitalisatiebevek aan toonder en sicav-aandelen, alsook van de afkorting KAP. Bij deze vraag kan de volgende terminologische toelichting worden verstrekt.

 

ICB's kunnen onder vorm van een vennootschap of onder vorm van een onverdeeldheid zonder rechtspersoonlijkheid worden opgericht. In het eerste geval worden ze geregeld bij statuten, in het tweede geval bij overeenkomst, vastgelegd in een beheerreglement. De rechten van deelneming in een ICB hebben in een bevek de vorm van aandelen en worden in een fonds ook wel deelbewijzen genoemd.

 

De wet van 20 juni 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles bepaalt dat zowel in beveks als in fondsen twee typen van rechten van deelneming kunnen worden gecreëerd, waarbij de nutopbrengst voor het ene type wordt uitgekeerd en voor het andere type wordt gekapitaliseerd. In het laatste geval spreekt men in functie van de vorm van de ICB van kapitalisatie-aandelen voor een bevek of van kapitalisatiedeelbewijzen voor een fonds. Voor rechten van deelneming van het kapitalisatietype wordt vaak de afkorting KAP gebruikt. Doorgaans en in afwachting van het doorvoeren van de dematerialisatie zijn die rechten van deelneming aan toonder.

 

Van producten met kapitaalgarantie kan enkel worden gesproken indien de inschrijvingsprijs gedurende de initiële inschrijvingsperiode integraal, onherroepelijk en onvoorwaardelijk is gewaarborgd op vervaldag, terwijl de term kapitaalbescherming slechts kan worden gebruikt indien voor diezelfde inschrijvingsprijs een volledige bescherming geldt op eindvervaldag. De laatst bedoelde bescherming wordt bekomen via een beleggingsstrategie waarbij belegd wordt in deposito’s, schuldinstrumenten die zijn uitgegeven door ondernemingen onder prudentieel toezicht uit de Europese Economische Ruimte of een schuldinstrument uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte dan wel via een analoge structuur met een identiek tegenpartijrisico.

 

U stelde vervolgens de vraag naar de regels waaraan financiële bemiddelaars zich moeten houden inzake informatieverstrekking over kapitalisatiefondsen. De volledige en de vereenvoudigde prospectus dienen alle informatie te bevatten die een belegger nodig heeft om zich met kennis van zaken een oordeel te vormen over de hem voorgestelde investering, inzonderheid de gegevens over de aan die belegging verbonden inherente risico’s en de aan de rechten van deelneming verbonden rechten. De vereenvoudigde prospectus, die de essentiële gegevens bevat over de aangeboden belegging, moet voor de inschrijving kosteloos aan de investeerder worden aangeboden terwijl de volledige prospectus op verzoek ter beschikking van de belegger moet worden gesteld. De hierboven toegelichte termen zijn wettelijk gedefinieerd. De CBFA ziet er bij de goedkeuring van de prospectus en het overige publicitair materiaal dat voor de commercialisatie van rechten van deelneming aan ICB’s wordt gebruikt op toe dat de gebruikte termen stroken met de wettelijke terminologie.

 

In antwoord op uw derde vraag kan worden geantwoord dat alle informatie die in de informatiefiches of ander reclamemateriaal is opgenomen in overeenstemming moet zijn met de prospectus alsook op een coherente manier moet worden meegegeven, volgens artikel 21 van het KB van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging. De belegger kan in de buitengerechtelijke sfeer met zijn klachten terecht bij de bemiddelingsdienst Banken-Krediet-Beleggingen.

 

09.03  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.

 

Ik zal dat nader bestuderen. Ik heb de indruk dat het een antwoord is op een aantal verzuchtingen die bij klanten van banken leeft met betrekking tot het afsluiten van kapitalisatiefondsen tussen spaarders en banken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 11.38 heures à 11.47 heures.

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 11.38 uur tot 11.47 uur.

 

10 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de werken en restauratieprojecten die door de Regie der Gebouwen aan de koninklijke gebouwen zijn uitgevoerd" (nr. 14695)

10 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les travaux et projets de restauration dont les bâtiments royaux ont fait l'objet par l'entremise de la Régie des Bâtiments" (n° 14695)

 

10.01  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik had deze vraag schriftelijk gesteld op 3 februari 2005. Ik heb begin januari 2007 de jaartallen geactualiseerd. Gelet op het feit dat de antwoordtermijn ook nu ruimschoots is overschreden, heb ik ze omgezet in een mondelinge vraag.

 

Het betreft inderdaad een vraag met betrekking tot de Regie der Gebouwen, en meer specifiek de werken en restauratieprojecten aan de koninklijke gebouwen.

 

Mijnheer de minister, kunt u mij een gedetailleerd overzicht geven van de uitgevoerde werken en restauratieprojecten tussen 1999 en 2005, desgevallend 2006, voor zover u daarover al cijfers heef, door de Regie der Gebouwen aan de gebouwen van de koninklijke domeinen en monumenten? Kunt u ook de kostprijs en het financiële engagement van de diverse werken en restauratieprojecten specificeren? Als u mij een tabel kunt geven, wil ik dat als antwoord aanvaarden. Ik vond het evenwel nuttig om nog voor het einde van deze legislatuur over deze informatie te beschikken.

 

10.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Goyvaerts, met betrekking tot uw vraag over de uitgevoerde werken en de restauratieprojecten die tussen 1992 en 2006 door de Regie der Gebouwen aan de koninklijke domeinen en de koninklijke monumenten zijn uitgevoerd, deel ik u mee dat de voornaamste uitgevoerde projecten de volgende zijn: de beveiliging van de domeinen, de restauratie van de middenvleugel en de vleugel logies in het koninklijk paleis van Laken, de restauratie van de koninklijke serres in het koninklijk domein te Laken, met name de restauratie van de cameliaserre, en de saneringswerken, met onder meer de asbestverwijdering.

 

Met betrekking tot uw vraag omtrent de kostprijs en het financiële engagement, heb ik een overzichtstabel laten opstellen per gebouw, per jaar en per artikel waarop de dossiers werden vastgelegd.

 

Mijnheer de voorzitter, ik heb hier een kopie van de tabel voor de heer Goyvaerts en voor de commissie.

 

10.03  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de achterstand inzake de commerciële verkoop van biobrandstoffen" (nr. 14726)

11 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le retard en ce qui concerne la vente commerciale des biocarburants" (n° 14726)

 

11.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in verschillende Europese landen komt de commerciële verkoop van bio-ethanol E85, de brandstof die voor 85% van plantaardige afkomst is, op gang.

 

In Frankrijk starten de tankstations van warenhuisketens met een aanbod van E85. Ook in Nederland, Zwitserland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn de eerste E85-pompen intussen open.

 

In België is er welgeteld een tankstation met een klant, een Lets lid van de Europese Commissie. Officieel is er nog geen enkel tankstation waar die brandstof aan het publiek mag worden verkocht. De distributeur Octa+ heeft enkel een teststation in Oudergem.

 

Ook benzine vermengd met 5% ethanol en biodiesel kan in België maar op weinig plaatsen worden getankt. Slechts enkele brandstoffendistributeurs bieden ze aan.

 

De Belgische regering kende pas in oktober 2006 een aantal bedrijven een quotum toe om biobrandstoffen te mogen leveren. Die late beslissing is volgens de sector de hoofdreden voor het beperkt aanbod aan biodiesel.

 

Daarnaast vindt de sector de fiscale aansporing die bestaat in een vrijstelling van accijnzen op biodiesel onvoldoende voor de rentabiliteit.

 

Mijnheer de minister, ik krijg graag antwoord op de volgende vragen.

 

Ten eerste, klopt het dat de brandstofverdelers nog steeds geen vergunning hebben gekregen voor de commerciële verkoop van bio-ethanol E85? Indien ja, waaraan is dit te wijten?

 

Ten tweede, hoeveel brandstoffendistributeurs mengen thans hun diesel met biodiesel? Hoeveel distributeurs mengen hun benzine met bio-ethanol?

 

Ten derde, wat is de reden voor het beperkte commercieel aanbod van biobrandstoffen? Welke maatregelen overweegt u om het aanbod te verhogen?

 

11.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, de vergunningen voor de commerciële verkoop van bio-ethanol E85 hebben geen betrekking op vergunningen van de Federale Overheidsdienst Financiën. De bedoelde vergunningen betreffen de normen waaraan brandstoffen moeten voldoen en behoren dus tot de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie. Ik verwijs dus naar mijn waarde collega.

 

Tot op heden werden leveringen van de biobestanddelen, in het kader van de gedeeltelijke vrijstelling van de bijzondere accijns voor diesel aangevuld met FAME, verricht aan drie brandstoffendistributeurs. Met betrekking tot bio-ethanol beschikt de Federale Overheidsdienst Financiën niet over deze informatie, aangezien de regeling van de gedeeltelijke vrijstelling van de bijzondere accijns voor benzine aangevuld met bio-ethanol slechts in werking treedt op 1 oktober 2007. We moeten dus wachten tot en met oktober.

 

Tot op heden levert slechts één firma de biobestanddelen. Aangezien er geen verplichting tot bijmenging van biobestanddelen bestaat, gebeurt de bijmenging op vrijwillige basis. Zoals uit het antwoord op de tweede vraag blijkt, zijn momenteel slechts een beperkt aantal brandstoffendistributeurs bereid tot bijmenging.

 

Het opleggen van een eventuele verplichting tot bijmenging behoort niet tot de bevoegdheid van de minister van Financiën, maar er was een beslissing tijdens het vorige weekend in Leuven om dat te doen. Dat zal dus het geval zijn voor de volgende jaren, vanaf begin 2008 voor het eerste product en begin 2009 voor het tweede. Dat zal een beslissing zijn van Energie en Milieu, denk ik.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de resultaten van de regeringstop te Leuven" (nr. 14727)

- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de resultaten van de begrotingscontrole op fiscaal vlak" (nr. 14752)

12 Questions jointes de

- M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les résultats du sommet gouvernemental à Louvain" (n° 14727)

- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les résultats du contrôle budgétaire sur le plan fiscal" (n° 14752)

 

12.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, ik zou graag van u vernemen welke maatregelen de regering beslist heeft op haar regeringstop te Leuven.

 

Met betrekking tot de fiscaliteit herinner ik mij dat in een bedrag van 320 miljoen euro was voorzien voor de verpakkingsheffing. Dat bedrag werd bij de opmaak van de begroting in extremis toegevoegd aan de begroting om de tekorten te dekken die deze begroting vertoonde.

 

Ik zou graag vernemen in welke maatregelen de regering voorziet. Ik zou ook graag vernemen of u de fiscale ontvangsten verhoogd hebt, in het kader van de begrotingscontrole. De fiscale ontvangsten waren in de begroting reeds redelijk hoog ingeschat, met een stijgingspercentage van 5,9%. Heeft men aan dit stijgingspercentage nog gesleuteld? Heeft men in de begrotingswijziging bijkomende fiscale ontvangsten in de begroting opgenomen?

 

12.02  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag gaat in dezelfde richting. Ik heb in het afgelopen weekend de werkzaamheden van de Ministerraad op verplaatsing proberen te volgen.

 

Wij kenden de verwachtingen vóór het weekend. Men zou het aanzienlijke begrotingstekort dichtrijden. Men zou de CO2-gebonden verpakkingsheffing herbekijken. Er zijn talrijke aankondigingen gedaan. Het zouden ook moeizame gesprekken worden. Er was wat achterdocht tussen de liberalen en de socialisten, wat het afvangen van vliegen betreft.

 

Uit de verschillende beschouwingen die nadien gemaakt werden en uit de commentaren die geleverd werden door de regering zelf en de pers, blijkt dat er een hele reeks maatregelen genomen werd die te maken hebben met uitgaven, maar ook met bijkomende taksen, belastingen of heffingen. Noem het zoals u wilt. Het doel ervan was de begroting van 2007, en waarschijnlijk ook die van 2008, bij te sturen.

 

Mijnheer de minister, ik zou graag een overzicht krijgen van de genomen beslissingen. Wat is de ware toedracht? Wat is de fiscale of financiële impact? Werd er een status opgemaakt van de bijkomende fiscale inkomsten en uitgaven? Is er inderdaad, zoals collega Devlies suggereert in zijn vraag, een raming gebeurd van de fiscale ontvangsten? Dat zou namelijk wel eens kunnen verklaren waarom u plots opnieuw een overschot van 0,3% op uw begroting kunt voorleggen. Als die cijfers beschikbaar zijn in tabelvorm, dan zou ik ze graag krijgen.

 

12.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, heren Devlies en Goyvaerts, eerst en vooral hebben wij zeer goed nieuws gekregen over de evolutie van de overheidsfinanciën.

 

Voor 2006 is er een meerontvangst in de vennootschapsbelastingen van 300 miljoen euro. Dat is toch een zeer goede zaak. U hebt misschien gezien dat veel Belgische bedrijven zeer goede resultaten hebben geboekt. Ik denk bijvoorbeeld aan de bedrijven uit de Bel-20.

 

Door ons beleid met een verlaging van de directe belastingen op arbeid en de vennootschapsbelasting is er nu een zeer positieve evolutie op het vlak van de economische groei. In 2006 bedroeg deze groei 3%. Er zijn een aantal nieuwe ontvangsten en dit ondanks een verlaging van de tarieven. Ik denk bijvoorbeeld aan de notionele intrest. Door het invoeren van de notionele intrest hebben we meer positieve resultaten gezien bij de bedrijven en dit heeft gezorgd voor een aantal nieuwe ontvangsten.

 

De gouverneur van de Nationale Bank heeft ons gezegd dat een hogere groei mogelijk is maar wij opteren voor een zeer voorzichtige aanpak met 2,2% groei voor 2007. Er is anderzijds ook sprake van een zeer forse verhoging van de ontvangsten in de vennootschapsbelasting en dit ondanks een verlaging van de tarieven, een vermindering van de uitgaven voor werkloosheid en een zeer beperkt aantal uitgaven in de gezondheidszorg. U weet dat er op dat laatste vlak sprake is van een norm van 4,5% maar in 2005 was er volgens de gouverneur sprake van 0% groei en voor 2006 zal men uitkomen op zowat 1%. Zeer goed nieuws dus.

 

Op fiscaal vlak is er inzake koopkracht een echt belangrijke maatregel doorgevoerd. In 2006 werden er immers middelen vrijgemaakt voor de invoering van een jobkorting die werkenden een extra beloning van gemiddeld 25 euro geeft door de verhoging van de forfaitaire aftrek voor beroepskosten. Voor 2007 werd beslist om deze maatregel te verdubbelen. Concreet betekent dit dat de jobkorting voor alle inkomenscategorieën dit jaar een belastingkorting zal opleveren van totaal ongeveer 50 euro. Wie werkt, krijgt hierdoor een extra duwtje in de rug. Voor een gezin met twee werkende echtgenoten betekent dat 100 euro meer. Deze maatregel zal in de maand mei worden doorgevoerd.

 

De regering wenst op korte termijn een aantal maatregelen te nemen die een begin zijn van een brede aanpak van de problematiek van de consumptie van energie en vervoer. Op fiscaal vlak zijn ter zake de volgende maatregel beslist. Bij de aanschaf van een nieuwe bedrijfswagen zal de aftrek van de kosten, andere dan voor brandstof, die nu 75% bedragen, worden gemoduleerd in functie van de CO2-uitstoot van 60 tot 90%. Dit is een nieuwe, belangrijke inspanning op fiscaal vlak om propere wagens te promoten.

 

Ten tweede, de aankoop van CO2-zuinige wagens zal sterker worden aangemoedigd. Daartoe wordt de bestaande belastingvermindering voor wagens beneden respectievelijk 105 en 115 gram CO2 per kilometer omgezet in een korting op factuur bij aankoop. Die korting is gelijk aan 15% van de aankoopprijs van het aangekochte voertuig wanneer dat minder dan 105 gram CO2 uitstoot, zonder het bedrag van 3.280 euro, niet geïndexeerd, te overschrijden. Kortom: er is een korting in plaats van een belastingvermindering bij de inkohiering.

 

Ten derde, de aankoop van wagens met een roetfilter zal ook sterker worden aangemoedigd. Ook daar wordt het systeem van een belastingvermindering verlaten ten voordele van een korting op factuur, die zoals nu 200 euro –geïndexeerd bedrag – zal bedragen.

 

Ten vierde, inzake zonnepanelen voor de burgers, bedraagt de huidige belastingvermindering maximaal 2.000 euro. Het geïndexeerd bedrag is 2.600 euro voor het jaar 2008. Daar de aankoop van zonnepanelen gemiddeld 8.000 euro bedraagt, zal de belastingvermindering opgetrokken worden van 2.000 naar 2.600 euro – niet geïndexeerd bedrag, geïndexeerd betekent dat 3.380 euro – indien de overschrijding haar oorsprong vindt in uitgaven voor het plaatsen van zonnecelpanelen voor waterverwarming of voor energieopwekking door zonnecelpanelen. Dat maakt het mogelijk verschillende energiebesparende uitgaven te combineren en tegelijk een hogere belastingvermindering toe te staan voor de uitgaven voor de productie van warm water en de opwekking van zonne-elektriciteit.

 

Ten vijfde, passiefhuizen – woningen die weinig of geen externe energie inbreng vergen en die wat dat betreft aan precieze criteria voldoen: maximaal 15 kilowattuur per vierkante meter woonoppervlak en met een index van luchtverlies van minder dan 0,6 – zullen fiscaal meer gestimuleerd worden, zowel bij de aanbouw als bij de aankoop of de renovatie ervan. Passiefhuizen hebben een kostprijs die 20% hoger ligt dan een gewone woning. Daar het de bedoeling is energiebesparingen aan te moedigen, ongeacht de wijze van financiering, is er voorgesteld die stimulans bij de andere energiebesparende bepalingen onder te brengen door een unieke belastingvermindering te verlenen voor de woningen die aan de voorwaarden van passiefhuizen voldoen. De vermindering zou over 10 jaar gespreid zijn.

 

Naast die milieumaatregelen wenst de regering de Belgische ondernemingen aan te zetten tot technische innovatie. Een cruciale hefboom voor renovatie is het systeem van de octrooien. Daarom zal de regering alle activiteiten van onderzoek en ontwikkeling in verband met de ontwikkeling van octrooien stimuleren, om de eigendom en/of het verkrijgen van gebruiksrechten op octrooien aan te moedigen, evenals de fabricage van de producten die op basis van die octrooien worden geproduceerd.

 

Deze doelstelling kan worden bereikt met een zeer belangrijke maatregel, namelijk een belastingaftrek ten belope van 80% voor de volgende inkomsten uit octrooien die door een Belgische vennootschap of inrichting in licentie worden gegeven en voor inkomsten uit octrooien die door een Belgische vennootschap of Belgische inrichting worden aangewend bij de fabricage van geoctrooieerde producten door haarzelf of voor haar rekening.

 

Mijnheer de voorzitter, dat geldt niet alleen voor de farmaceutische industrie, maar voor alle sectoren. Het gaat over een vermindering van belastingen op dergelijke inkomsten van 33,99% naar 6,8%, misschien het laagste tarief van heel Europa. Dat is heel belangrijk voor innovatie in België.

 

De oefening die de regering dit weekend maakte, was een begrotingscontrole. Dit betekent dat zij de ontvangsten en uitgaven van het jaar 2007 heeft doorgenomen om zich ervan te vergewissen dat de begrotingsdoelstellingen behouden kunnen blijven. Dankzij deze oefening kon de realisatie bevestigd worden van een overschot, niet alleen een evenwicht, wij hebben een evenwicht sinds 2000, maar nu is er een overschot van 0,3% van het bbp. Ze had geen betrekking op systematische vooruitzichten voor meerdere jaren. Ik heb dus geen nieuwe cijfers voor 2008 of voor de volgende jaren. Op het niveau van de fiscale ontvangsten kon het totale niveau, meer dan 92 miljard euro, bevestigd worden.

 

Voor milieumaatregelen zal er een heffing komen op niet-herbruikbare huishoudverpakkingen en niet-herbruikbaar huishoudgerei, meer bepaald op de plasticzakken en -zakjes die doorgaans aan de kassa's van winkels te vinden zijn, op de plastic- en aluminiumfolie die dient voor de huishoudelijke verpakking van voedingswaren en op wegwerpbestek.

 

Deze maatregelen moeten op 1 juli 2007 in werking treden. De bedoeling ervan zal zijn de consumenten ertoe aan te moedigen herbruikbare verpakkingen te gebruiken om het door ons geproduceerd afvalvolume af te bouwen. Om die reden zullen de Gewesten, de betrokken sectoren en de milieuorganisaties worden betrokken bij de uitwerking van de methodologie om de minst milieuvriendelijke verpakkingen maximaal te beperken.

 

Ik herhaal het, de beste oplossing is dat wij geen euro van die heffing krijgen. Dat wil zeggen dat er een verandering komt in de acties van de consument en dat hij alleen herbruikbare zakken neemt. Fedis heeft reeds de doelstelling om dat te doen. Het was een vraag van Fedis. Fedis probeert om 60% minder plasticzakken te hebben in 2009. Dus met een heffing van twee cent per plasticzak zal een zeer belangrijke vooruitgang mogelijk zijn.

 

Inzake de komst van de biobrandstoffen op de brandstoffenmarkt heb ik de heer Devlies al een antwoord gegeven in de vorige vraag.

 

Ik wil u echter zeggen dat er nu een zeer goede evolutie is van de milieuaanpak. We hebben eerst en vooral beslist tot veel vermindering van belastingen, incentives voor woningen en propere wagens. Het was ook een zeer goede zaak om de fouten van de ecotaksen niet te herhalen. Het was dus goed om tot een andere aanpak te komen. In 1993 was het een verhaal met veel fouten, met belangrijke heffingen van bijvoorbeeld 15 frank per volume water of ander producten. Dat was een zeer slechte ervaring. Nu hebben we alleen tot een mogelijke heffing op bijvoorbeeld plasticzakken beslist. Waarom? Het is voor de consument altijd mogelijk om een ander product te gebruiken, zonder heffing. Dat is een zeer goede oplossing. Het zijn alleen incentives, met verlaging van de belasting, en een aantal kleine maatregelen waarbij de consument de mogelijkheid heeft om een alternatief product te kiezen.

 

Tot slot wil ik u zeggen dat het om misschien 120 miljoen euro gaat die in onze berekening voor de twee heffingen in de begroting is ingeschreven. Dat wil zeggen dat het ten hoogste om 100 miljoen euro gaat, niet om een evenwicht te hebben maar om een surplus van 900 miljoen euro te bereiken. Zelfs zonder betaling door de belastingplichtigen zal het een zeer goede zaak zijn. Er komt een verlaging van de CO2-uitstoot en misschien kunnen we ook andere positieve elementen krijgen in de begroting. Zoals ik heb gezegd zijn we uitgegaan van een zeer lage economische groei, namelijk 2,2%.

 

Mijnheer de voorzitter, ik weet dat het voor de oppositie altijd heel moeilijk is om dat te horen. We zijn een van de drie of vier landen van de eurozone die niet alleen een evenwicht hebben maar zelfs een overschot van 0,3%. We hebben een zeer forse verlaging van onze schuldratio, de belangrijkste in gans Europa. We hebben elk jaar 40.000 nieuwe jobs gecreëerd, dus een vermindering van de werkloosheidsuitkeringen. Het is geen perfecte wereld in België maar er is toch een zeer mooie evolutie, met een zeer belangrijke economische groei. Ik besluit mijn interventie hiermee: sinds vier jaar hebben we in België een grotere economische groei dan in de eurozone. Dat is toch niet slecht. Ik ben echter bereid om veel kritiek en commentaren te horen van de mensen die bijvoorbeeld tot een ecotaks hebben beslist in 1993. Ik denk dat de bevolking zich het mooie verhaal van de ervaren gids heel goed herinnert.

 

De voorzitter: Ik veronderstel dat de twee interpellanten overtuigd zijn?

 

(…): Ze zijn van hun melk.

 

12.04  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, wij hadden toch gehoopt dat de aanwezigheid van de regering in Leuven voor meer inspiratie zou hebben gezorgd. De stad Leuven heeft drie dagen lang gastvrijheid aangeboden, in de hoop dat de huidige regering eindelijk tot bezinning zou komen en met een duidelijk programma en een langetermijnvisie naar buiten zou komen.

 

Wij stellen nu vast dat een aantal maatregelen worden opgesomd die bijkomende inkomsten voor de staatskas met zich brengen. Zij worden verkocht onder het mom van de bekommernis om het milieu.

 

De minister begon zijn uiteenzetting met het brengen van goed nieuws, waarin hij heel sterk is. Hij heeft hier al heel veel goed nieuws proberen te brengen.

 

Hij beweert dat er in 2006 300 miljoen euro meerontvangsten voor de vennootschappen zijn. Hij vergeet waarschijnlijk dat hij tot versnelde inkohiering van de vennootschapsbelasting is overgegaan. Hij schoof bovendien 225 miljoen euro naar 2007 door, terwijl de inkohieringen op 4 januari 2007 voor een bedrag van 225 miljoen euro zijn gebeurd. Op die manier is het gemakkelijk om tot dergelijke cijfers te komen.

 

Ik vraag mij ook af wat de ideeën voor 2007 zijn. Wat zal de regering doen? Zij zal waarschijnlijk opnieuw versneld inkohieren en waarschijnlijk ook opnieuw een gedeelte naar 2008 doorschuiven. Ik maak dus het grootste voorbehoud bij de cijfers die hier door de minister naar voren worden gebracht.

 

De minister is ook de specialist in opgewarmde kost. Als opgewarmde kost konden wij hier nogmaals de jobkorting vernemen. Ik dacht dat de korting al vroeger was beslist. U hebt de jobkorting al een paar keer beslist.

 

12.05 Minister Didier Reynders: (…)

 

12.06  Carl Devlies (CD&V): Hebt u alles opnieuw gedaan? Hebt u alle beslissingen die vroeger werden genomen, opnieuw genomen? Nu begrijp ik waarom u drie dagen nodig had. Als u alles moet beslissen wat vroeger al werd beslist, zoals de jobkorting, dan hebt u inderdaad drie dagen nodig.

 

U weet dat wij bij de jobkorting bemerkingen hebben. Wij geven de voorkeur aan de verhoging van de belastingvrije som, omdat zij aan de problematiek van de laagste inkomens tegemoetkomt. De verhoging van de belastingvrije som zou bovendien tot een fiscaal activeringsbeleid bijdragen.

 

Op de verschillende milieumaatregelen zal ik niet in detail ingaan. Zij kaderen echter duidelijk niet in een globaal milieubeleid. Zij strekken enkel tot de verhoging van de inkomsten voor de begroting 2007. Zij staan los van een overwogen, doordacht en toekomstgericht milieubeleid.

 

Ik betreur ook dat de regering haar meest recente bijeenkomst niet te baat heeft genomen om een aantal krachtlijnen op lange termijn uit te tekenen, onder meer voor de vergrijzingproblematiek waarmee wij in de loop van de volgende jaren zullen worden geconfronteerd. De heer Coene heeft er trouwens ook op gewezen.

 

12.07  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij grotendeels aan bij de analyse van de heer Devlies.

 

Heel de Leuvense Slangenshow kan natuurlijk gecatalogeerd worden onder de noemer perceptie en indruk. U zei daarjuist de fouten met de ecotaks niet te zullen herhalen, mijnheer de minister. Tot vorige week hebben wij u daarover geïnterpelleerd en ondervraagd, net als uw collega minister Van den Bossche. Ik hoor niets meer over een CO2-gebonden heffing. Het gaat nu gewoon over een heffing per kilogram op plasticzakjes, huishoudfolie, aluminiumfolie en wegwerpbestekken. Van heel het verhaal van 320 miljoen euro CO2-gebonden verpakkingsheffing schiet niets meer over. U moet dat opnieuw proberen te verkopen als de plasticzakjes en plasticmessen en vorken waarmee kinderen bij wijze van spreken koekenetentje spelen, die uw begroting zullen redden.

 

Ik had verwacht dat u een tabel zou voorleggen met de fiscale ontvangsten die verhoogd of verlaagd zijn, met de ontvangsten die u verwachtte met betrekking tot die heffingen. U zegt een bedrag van ongeveer 120 miljoen te hebben, maar dat is niet echt nauwkeurig. Er circuleren allerlei getallen: de ene spreekt over 50 tot 60 miljoen euro, de andere over 67 miljoen euro, u spreekt over 120 miljoen euro. Dat is niet echt consistent. We zijn dat echter gewoon van deze regering: het was de bedoeling nog eens een laatste round-up te houden. Ik vrees er echter voor dat tussen vandaag en de verkiezingen van 10 juni daarvan niet veel meer zal blijven hangen bij de modale kiezer. Dat is misschien nog maar het beste.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de benoemingen bij de Regie der Gebouwen" (nr. 14711)

13 Question de M. Servais Verherstraeten au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les nominations à la Régie des Bâtiments" (n° 14711)

 

13.01  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de vice-eerste minister, enerzijds bent u de Regie der Gebouwen aan het ontmantelen door de uitverkoop van tal van gebouwen. Anderzijds bent u bezig met de hervorming van de Regie der Gebouwen. Aan het einde van de legislatuur hebt u blijkbaar de intentie om er nog een hele rits benoemingen door te sluizen.

 

Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken van de hervormingen van de Regie der Gebouwen in het algemeen? Wat is de essentie ervan? Wat is de kostprijs van het bureau dat de hervormingen mee heeft georganiseerd? Wat is tot op heden reeds betaald en wat zijn de nog verwachte kosten?

 

Hoeveel openstaande functies, ambten en mandaten zijn er op dit ogenblik vacant, welke en hoeveel zullen er nog voor het einde van de legislatuur worden ingevuld? Hoeveel kandidaten zijn er per functie? Hoeveel mensen die op uw kabinet, beleidsraad of beleidscel werken of hebben gewerkt, hebben zich kandidaat gesteld en voor welke functie? Welke functies bekleden zij nu? Hoe wordt de objectiviteit van de benoemingen gegarandeerd? Hoe is de jury tijdens de preselecties samengesteld? Hoeveel mensen slaagden en hoeveel werden er ongunstig gerangschikt? Hoeveel huidige en gewezen leden van uw kabinet, beleidsraad en beleidscel kregen een ongunstig van de jury? Wat is de reden dat alsnog dure managers moeten worden aangesteld, terwijl de Regie der Gebouwen door u wordt ontmanteld?

 

13.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verherstraeten, de basisopdracht van de Regie der Gebouwen is de huisvesting van de federale overheidsdiensten in gebouwen die ofwel eigendom zijn van de Belgische staat en haar daartoe ter beschikking worden gesteld, hetzij door het in huur nemen van gebouwen.

 

Naast de geleidelijke overschakeling van de eigenaarregeling naar de huurderregeling, is het doel van de valorisatie van de staatsgoederen een efficiënte hertoewijzing van de beperkte interne budgettaire middelen van de Regie der Gebouwen en tegelijk een realisatie van ontvangsten voor de Staat.

 

Die strategie moet de globale doeltreffendheid van de tegemoetkomingen van de Regie der Gebouwen als vastgoedvertegenwoordiger en beheerder van de Staat beduidend verbeteren, voornamelijk dankzij de volgende aspecten: centralisering van de FOD’s in moderne kantoorgebouwen met een uitstekende toegankelijkheid, waarin schaalvoordelen kunnen worden gerealiseerd voor de werkingskosten, externalisering van de budgetten voor de programma’s op het vlak van bouw of zware renovatie; beheer en optimalisering van de werkomgeving voor de ambtenaren van de verschillende FOD’s, betere toewijzing van de interne middelen naar functies met een hogere toegevoegde waarde, volledige overdracht van het eigenaarrisico naar de nieuwe aankoper.

 

Eigenlijk huisvest de Regie nog steeds dezelfde diensten en hetzelfde aantal ambtenaren en moet zij zorgen dragen voor de kwaliteit van die huisvesting.

 

De diensten die de Regie der Gebouwen huisvest, benemen vandaag 8.044.421 vierkante meter: 5.084.137 vierkante meter staatsgebouwen en 2.960.244 vierkante meter huurgebouwen.

 

In de loop van de periode van 4 februari 2005 tot 15 mei 2006 heeft de veranderingscel Regie 2005 in volle onafhankelijkheid en in samenwerking met bijna tweehonderd ambtenaren van de Regie mij de voorstellen geformuleerd die hebben geleid tot de wijziging van de wet van 1 april 1971 door de wet van 20 juni 2006 houdende diverse bepalingen. Die wet voorziet uitdrukkelijk in een nieuw dagelijks beleid volgens een mandatenstelsel, dat nu ook voor de instellingen van openbare nut van kracht is.

 

Een belangrijk keerpunt is de instelling van een directiecomité. De aanstellingsprocedure is thans lopende. Het directiecomité is van wezenlijk belang om de kanteling van de oude naar de nieuwe structuur te realiseren. De aanstelling ligt in de normale lijn der werkzaamheden.

 

De verandering bij de Regie der Gebouwen heeft tot doelstelling een managementsysteem uit te bouwen dat vertrekt van de vastgoednoden van de federale overheidsdiensten, die door de Regie in een klantenrelatie behandeld moeten worden. Een transparant beleid inzake federaal vastgoed moet een optimale invulling van die noden begeleiden. Operationele diensten zullen, naargelang de te nemen opties, instaan voor de realisatie van een bouw, een restauratie, een renovatie, een aankoop, een verkoop, de huur, het onderhoud en facilitaire dienstverlening.

 

Door de vastgoednoden van de federale overheid in een meerjarenplan samen te brengen, wil de verandering ten goede komen aan de federale overheidsdiensten, die zo planmatiger hun werking kunnen structureren, wat ook aan de regering ten goede komt, die op die manier haar prioriteiten perfect in kaart kan brengen. Het komt ook ten goede aan de markt, die overeenkomstig de wet op de overheidsopdrachten een beter zicht op de totale vraag van de overheid krijgt. Het komt bovendien ten goede aan een begrotingsbeleid, dat de huisvesting van de federale diensten op een transparante wijze kan financieren.

 

De kostprijs van de verandering ligt grotendeels vervat in de aanwending van de competenties binnen de Regie der Gebouwen door het inzetten van personeelsleden in de diverse werkgroepen, die de organisatiestructuur mee hebben helpen uitbouwen. Benevens wat in 2007 voor twee consultantenbureaus werd betaald, namelijk 217.646,37 euro inclusief btw, waren er geen externe uitgaven. Bij de komende, externe werkzaamheden moet waarschijnlijk er nog in worden voorzien om de kanteling binnen de gestelde termijn over het gehele land te ondersteunen.

 

Er zijn functies open, namelijk die van administrateur-generaal der Gebouwen, directeur-generaal Klantenbeheer, directeur-generaal Strategie Vastgoedbeheer en Marketing, directeur-generaal Operationele Dienst, directeur-generaal Stafdienst en interne auditeur.

 

Voor iedere functie bestaat een geëigend functieprofiel. De oproep aan de kandidaten gebeurde in het Belgisch Staatsblad van 7 december 2006. Alleen voor de interne auditeur werd de procedure nog niet gestart, teneinde de functie optimaal op de algemene regeling voor de federale overheidsdiensten af te stemmen. Wij moeten in dat verband dus op een algemene regeling wachten.

 

De eerste aanstelling zal na afronding van de selectieprocedure gebeuren. Het is inderdaad de bedoeling om in de mate van het mogelijke het directiecomité nog aan te stellen. Iedereen die zich voor de functie kandidaat wenst te stellen en aan het profiel denkt te voldoen, kan dat doen, ongeacht de huidige tewerkstellingsplek.

 

De selectieprocedure gebeurt zoals voor alle mandaatfuncties. De jury wordt door Selor samengesteld.

 

De benoemingen gebeuren op grond van de resultaten van de selectieproeven die Selor organiseerde en waarvan de resultaten mij werden medegedeeld.

 

Na een onderhoud – dat was gisteren het geval – en conform de reglementering zal de regering een voorstel van aanstelling worden voorgelegd.

 

Uit wat voorafgaat, blijkt dat uw zesde vraag zonder voorwerp is.

 

13.03  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn omstandig antwoord.

 

Mijnheer de minister, hoe dan ook zal de Regie der Gebouwen een belangrijke taak blijven vervullen. Wanneer ik sommige huurcontracten lees, blijft elke onderhoudsverplichting ten laste van de huurder, zijnde de overheid. Wat dat betreft, is er bij de verkoopoperaties eigenlijk weinig relevantie inzake onderhoudsbesparing.

 

Wat de hervormingen betreft, valt het op, mijnheer de minister, dat u aan de eindmeet van de legislatuur een hoop belangrijke topbenoemingen doet. U wenst die vóór de ontbinding van de Kamers te voltooien. Waarom? U wilt over de paarse partijen heen een verdeling van de functies doorvoeren. Wanneer u zegt dat de jury wordt samengesteld door Selor, dan hebt u formeel geen ongelijk, maar u weet dat er een invloed is van de Ministerraad op die samenstelling.

 

Terwijl vroeger bij de toekenning van de mandaatfuncties louter sprake was van een assessment, heeft men de rol van de ministers versterkt om de politisering te kunnen versterken. Ik vroeg hoeveel kandidaten er zijn die op uw kabinet hebben gewerkt en hoeveel er in de preselecties door de jury gunstig werden beoordeeld. Die vraag is relevant in het licht van uw palmares ter zake. Menige van uw cabinetards zijn reeds naar andere topfuncties gepiloteerd. Dat zal niet veranderen bij de komende benoemingen. Ik noem geen namen; we kennen ze allemaal. Zij zullen er toevallig als beste uitkomen, maar dan wel na een partijpolitieke preselectie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van de heer Bart Tommelein aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het opsturen van een levensbewijs bij het ontvangen van het pensioen in het buitenland" (nr. 14728)

14 Question de M. Bart Tommelein au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'envoi d'un certificat de vie par les retraités qui touchent leur pension à l'étranger" (n° 14728)

 

14.01  Bart Tommelein (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat over het opsturen van een levensbewijs bij het ontvangen van een pensioen in het buitenland. Landgenoten die naar het buitenland verhuizen en daar een pensioen krijgen, moeten als voorwaarde elke maand een bewijs opsturen dat zij nog in leven zijn. Indien het pensioen gestort wordt op een Belgische rekening moet men twee keer per jaar bewijzen dat men nog in leven is.

 

Dat is nogal kafkaiaans. De overheid zou toch moeten weten welke van haar onderdanen nog in leven zijn, zeker als het in Europa is, want daarover moeten er toch akkoorden bestaan. Ik ga ervan uit dat als een landgenoot in het buitenland overlijdt, men zijn land van herkomst toch in kennis stelt. Die mensen hoeven toch niet lastiggevallen te worden met dergelijke formaliteiten.

 

Als een Belg sterft, wordt alles onmiddellijk geblokkeerd en dergelijke. Kan er geen regeling worden getroffen om de maandelijkse of halfjaarlijkse formaliteit ter zake te bannen, teneinde betrokkenen niet langer meer administratief te belasten?

 

14.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Tommelein, het levensbewijs wordt binnenkort afgeschaft voor de pensioengerechtigden die in België resideren. In aanvulling van die administratieve vereenvoudiging is tevens de studie aangevat voor de pensioengerechtigden die in het buitenland verblijven.

 

In totaal betaalt de CDVU, de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven, 6.579 pensioenen in 89 landen, waarvan 3.005 in Frankrijk, 1.209 in Duitsland, 733 in Spanje, 340 in Nederland en 189 in het Groothertogdom Luxemburg. Soms hebben wij dus een verkeerde redenering gevolgd in dat verband: Frankrijk komt dus op de eerste plaats, gevolgd door Duitsland en Spanje.

 

Het onderwerp van de studie is het in kaart brengen van de processen van de diverse informatiestromen, met specifieke aandacht voor de Belgische nationaliteit. Niet alle pensioengerechtigden hebben immers nog noodzakelijk de Belgische nationaliteit. In functie van deze studie zal op korte termijn een nieuwe methode worden voorgesteld waarbij het levensbewijs als dusdanig kan worden afgeschaft. Dat probeer ik tijdens de volgende weken of twee maanden.

 

14.03  Bart Tommelein (VLD): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer duidelijk antwoord en de snelle oplossing.

 

Le président: Il est clair que cela pose de graves problèmes aux personnes qui habitent dans de très grands pays, loin d’un consulat de Belgique.

 

14.04  Bart Tommelein (VLD): Dat zijn er niet zo veel. Het is een minderheid.

 

14.05 Minister Didier Reynders: Ja, het is een minderheid.

 

14.06  Bart Tommelein (VLD): Meer dan de helft woont in Frankrijk.

 

14.07 Minister Didier Reynders: Frankrijk, Duitsland en Spanje.

 

14.08  Bart Tommelein (VLD): Het gaat inderdaad over een heel kleine groep.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 12.29 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.29 uur.