Commission des Finances et du Budget |
Commissie voor de Financiën
en de Begroting |
du mardi 20 mars 2007 Matin ______ |
van dinsdag 20 maart
2007 Voormiddag ______ |
La séance
est ouverte à 10.19 heures et présidée par M. François-Xavier
de Donnea.
De
vergadering wordt geopend om 10.19 uur en voorgezeten door de heer
François-Xavier de Donnea.
01 Vraag van mevrouw Anne-Marie Baeke aan de vice-eerste minister en
minister van Financiën over "het verlaagd btw-tarief van 6 % voor de
afbraak en heropbouw van gebouwen in stadsgebieden" (nr. 14648)
01 Question de Mme Anne-Marie Baeke au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "le taux de TVA réduit de 6 % pour la
démolition et la reconstruction d'habitations en zone urbaine"
(n° 14648)
01.01 Anne-Marie
Baeke (sp.a-spirit):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, met de programmawet
van 27 december 2006 werd een btw-tarief van 6 procent ingevoerd voor
de afbraak en heropbouw van gebouwen in stadsgebieden. Een circulaire van
15 februari 2007 geeft meer uitleg. Zo is de maatregel beperkt tot de
grote steden die zijn opgesomd in de koninklijke besluiten van
12 augustus 2000, 26 september 2001 en 28 april 2005 ter
uitvoering van artikel 3 van de wet van 17 juli 2000 tot bepaling van
de voorwaarden waaronder de plaatselijke overheden financiële bijstand kunnen
genieten van de Staat in het kader van het stedelijk beleid. Het gaat hier met
name om de stedelijke centra van Antwerpen, Charleroi, Gent, Oostende,
Mechelen, Bergen, La Louvière, Sint-Niklaas, Seraing en Luik. Op het
grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gaat het over Brussel,
Anderlecht, Sint-Gillis, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek
en Vorst. Voorts gaat het ook om Leuven, Brugge, Kortrijk, Roeselare, Aalst,
Dendermonde, Genk, Hasselt, Moeskroen, Doornik, Verviers, Namen, Elsene, Ukkel
en Etterbeek.
Op het terrein heerst nogal wat onduidelijkheid over het
toepassingsgebied van het verlaagd btw-tarief voor vernieuwbouw. Daarom had ik
van de minister graag vernomen of het verlaagd tarief inderdaad voor het gehele
grondgebied van de 32 genoemde steden geldt. Vermits in de programmawet niet
wordt gerefereerd aan de andere stedelijke maatregelen, die afbakenen op het
niveau van de buurt – bepaalde stadsgebieden –, lijkt het mij logisch dat de
fiscale maatregel van 6 procent btw voor het gehele grondgebied van die steden
geldt.
01.02
Minister Didier
Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Baeke, de afbraak en de
daarmee gepaard gaande heropbouw van een woning in een van de 32 bedoelde
steden, komen niet in aanmerking voor de toepassing van het verlaagd tarief van
6% wanneer het af te breken gebouw volgens de bevoegde overheid van die stad
geen stadskanker is in de zin van de ratio legis van de nieuwe maatregel of
geen deel uitmaakt van een wijk van zulke stadskankers. Het is dus de lokale
overheid die eerst en vooral een appreciatie moet maken van de verschillende
gebouwen, van een straat of van een wijk. Het gaat niet over het hele
grondgebied. Wij moeten een appreciatie hebben van de lokale overheid.
01.03 Anne-Marie Baeke (sp.a-spirit): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
L'incident
est clos.
02 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister
en minister van Justitie over "de penitentiaire instellingen te Florennes,
Herentals en Merksplas" (nr. 14542)
02 Question de M. Servais Verherstraeten à la vice-première
ministre et ministre de la Justice sur "les établissements pénitentiaires
à Florennes, Herentals et Merksplas" (n° 14542)
02.01 Servais
Verherstraeten (CD&V):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, naar aanleiding van incidenten in
diverse penitentiaire instellingen in ons land heeft de regering eind oktober aangekondigd
dat er in bijkomende instellingen zouden worden voorzien, een in Florennes, een
federale jeugdinstelling, een in Herentals, waarvan men aanvankelijk zei dat ze
zou dienen voor halve vrijheden, en een uitbreiding in Merksplas, waarnaar een
zestigtal geïnterneerden die nu verblijven in Antwerpen verplaatst zouden
kunnen worden zodat er extra plaatsen vrijkomen in Antwerpen. Hiermee wou men
de overcapaciteit aan gedetineerden die er momenteel is deels opvangen. We
hebben vorige week vernomen dat de teller op dit ogenblik op 10.000
gedetineerden staat.
We hebben
daarover met u van gedachten gewisseld op 26 oktober, mijnheer de
minister. Toen stelde u dat de kern zou bijeenkomen op 15 november en dat er
dan definitieve beslissingen zouden vallen. Op 21 november, een paar weken
later, toen we u vroegen wat de kern uiteindelijk beslist had, hebt u gesteld
dat u budgettaire middelen ging zoeken. Wat was immers het gegeven? De
beslissing van de regering in oktober was een beslissing die werd genomen nadat
de begroting voor 2007 reeds was goedgekeurd en op papier was gezet. Daardoor
was er eigenlijk voor deze penitentiaire instellingen niets specifieks aan
budgettaire middelen voorzien.
Ik kom
dan bij mijn vragen aan u. Wat is de stand van zaken in de drie dossiers? Wat
is de timing in de drie dossiers? In welke budgetten is er nu voorzien in de
begroting voor 2007? Hebt u in het kader van de Ministerraad in Leuven en van
de begrotingscontrole die in Leuven is voorzien, extra middelen voor deze
penitentiaire instellingen? Wanneer worden de gronden gekocht en de
bijbehorende gebouwen van Defensie in Herentals en Florennes? Is er hiervoor in
budgetten voorzien? Zo ja, welke? Wat is de stand van zaken met betrekking tot
de bodemsaneringsattesten voor deze gronden? Wat is de stand van zaken
betreffende de zonering van de aan te kopen gronden? Is er ondertussen overleg
gepleegd met de Gemeenschappen omtrent de federale jeugdinstelling in
Florennes? Wat was het resultaat van het overleg? Wat zijn de verdere intenties
en planningen?
02.02 Minister
Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verherstraeten,
de aanbestedingsprocedure voor de uitbreiding van Merksplas is gelanceerd. Door
middel van een onderhandelingsprocedure met bekendmaking zal een aannemer worden
geselecteerd die de uitbreiding kan realiseren tegen het einde van het jaar.
Voor de uitvoering van deze werken is in een bedrag van
6 miljoen euro voorzien op de reguliere investeringsenveloppe van de
Regie der Gebouwen. Eventuele overschrijdingen van dit budget dienen te
gebeuren ten laste van het meerjarenprogramma Justitie.
Alvorens
het project in Herentals te realiseren, is een wijziging van het provinciaal
ruimtelijke uitvoeringsplan (RUP) noodzakelijk. De minimale termijn voor deze
wijziging van het RUP bedraagt één jaar. De aankoop van het militaire complex
zal pas doorgaan na de wijziging van het RUP. Bodemattesten dienen nog te
worden afgeleverd door de verkoper. Indien nodig blijkt zal de eigenaar een
bodemsanering moeten uitvoeren. De nodige studies en aanbestedingsdossiers
zullen worden opgemaakt en afgewerkt in de periode dat de procedure voor de
RUP-wjiziging loopt. In 2007 zijn derhalve nog geen budgettaire middelen
uitgetrokken. Dit zal moeten gebeuren op de gewone investeringen van de Regie
der Gebouwen vanaf 2008.
Het
centrum voor jonge delinquenten in Florennes zal worden ondergebracht op een
bestaande site van Landsverdediging. Voor de aankoop van het deel, nodig voor
de realisatie van dit centrum, werd eind vorig jaar een bedrag van
1,2 miljoen euro vastgelegd. De officiële akten voor de verkoop worden
thans opgemaakt. Er werden reeds schetsen opgemaakt van de toekomstige
situatie. Er worden ook topografische opmetingen uitgevoerd. Een aanvraag van
stedenbouwkundig attest nr. 2 is in voorbereiding en zal binnenkort worden
verstuurd. Er is in de nodige kredieten voorzien binnen het meerjarenplan
Justitie.
02.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, mij valt op dat, ten eerste, het project-Merksplas
zal kunnen worden uitgevoerd. Het gaat ook alleen maar om prefabgebouwen. Ik
neem aan dat het bedrag van 6 miljoen euro te maken heeft met de opbrengst
die naar aanleiding van de operatie Fedimmo 1 werd opzijgezet.
Voor
Herentals moet ik vaststellen dat wij nog nergens staan, niettegenstaande de
regering in oktober 2006 met veel aplomb aankondigde dat zij drie nieuwe
instellingen zou bouwen. Op dit ogenblik dient zij echter nog van nul te
starten.
Mijnheer
de minister, ook voor Florennes dank ik u voor uw antwoord. Ik moet vaststellen
dat voor Florennes, in tegenstelling tot Herentals, al enige kredieten werden
ingeschreven. U antwoordde echter niet op mijn vraag over het overleg met de
Gemeenschappen met betrekking tot de bedoelde, federale instelling.
Mijnheer
de minister, omwille van het overleg stelde ik de vraag eerst aan uw collega,
de minister van Justitie, die antwoordde dat zij niet bevoegd was. Ik kan
begrijpen dat zij stelt dat zij niet bevoegd is. Zij zag de hete aardappel
allicht liever naar u doorgeschoven. Daarom kwam ik met mijn vraag naar u.
Ik zal de
vraag over het overleg hoe dan ook opnieuw aan haar stellen. Mij lijkt het
immers essentieel dat de uitvoering in overleg met de respectieve
Gemeenschappen gebeurt.
Mijnheer
de minister, wat de Vlaamse Gemeenschap betreft, zal het u niet verbazen dat,
gelet op de verre afstand, de zaak niet zo vanzelfsprekend is. De Vlaamse
gemeenschapsminister uitte in dat verband reeds haar bedenkingen.
Ik heb
dus de indruk dat, behalve Merksplas, van de twee andere nieuwe projecten
weinig in huis zal komen. Het had louter te maken met een aankondigingsbeleid
in het kader van incidenten die er in oktober 2006 in de penitentiaire
instellingen waren.
Het incident
is gesloten.
L'incident
est clos.
03 Samengevoegde interpellatie en vraag van
- de heer Servais Verherstraeten tot de vice-eerste minister en
minister van Financiën over "de werking van de Dienst voor
alimentatievorderingen" (nr. 1063)
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en
minister van Financiën over "de Dienst voor alimentatievorderingen"
(nr. 14713)
03 Interpellation et question jointes de
- M. Servais Verherstraeten au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "le fonctionnement du service des créances alimentaires"
(n° 1063)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "le Service des créances alimentaires"
(n° 14713)
De voorzitter: Wij proberen al een half
uur mevrouw Lahaye-Battheu te bereiken. Haar gsm verbindt ons door naar haar
mailbox. Ik stel dus voor dat de heer Verherstraeten begint met zijn
interpellatie.
03.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, begin maart vond in deze commissie een
hoorzitting plaats over het evaluatieverslag van de Dienst voor
alimentatievorderingen voor het jaar 2005. Daaruit blijkt dat de DAVO is
tussengekomen voor 16.903 onderhoudsgerechtigden van de 120.000 tot 150.000
personen die te weinig of geen alimentatie hebben ontvangen. Dat is een percentage
van nauwelijks 13% van de gedupeerde onderhoudsgerechtigden. Er blijkt een
problematiek van personeelstekort en een gebrek aan bekendheid van de dienst te
zijn, zoals nogmaals in het jaarverslag wordt herhaald. Tijdens de hoorzitting
bleek ook dat DAVO een gebrek aan financiële middelen heeft.
In het
jaarverslag staat een aantal conclusies, aanbevelingen en adviezen. Ik heb
vastgesteld dat naar aanleiding van dit verslag diverse collega’s en ministers
verklaringen hebben afgelegd. Vandaar ook mijn vragen aan u, mijnheer de
minister.
Het gaat
hier over het jaarverslag 2005. Daarmee komt men pas op de proppen in maart
2007. Wanneer voorziet u in de timing van het jaarverslag 2006? Hoe verklaart u
dat de DAVO nog steeds geen automatische toegang heeft tot de gegevens van de
Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, zodat alle gegevens nog steeds via een
papieren drager moeten worden bekomen? Wat is het gemiddelde tijdsverloop
tussen het moment van de indiening van de aanvraag tot tussenkomst van de DAVO en
de werkelijke uitbetaling van de voorschotten? Hoeveel heeft de DAVO in 2005
werkelijk ingevorderd, opgesplitst in achterstallen, nog te vervallen
maandelijks onderhoudsgeld, interesten en bijdragen in de werkingskosten?
Hoeveel van de solvabiliteitsonderzoeken die worden verricht voor de DAVO tot
invordering overgaat, geven een negatief resultaat? Hoeveel van de positieve
solvabiliteitsonderzoeken leiden ook tot een daadwerkelijke invordering? In
hoeveel gevallen moet tot gedwongen tenuitvoerlegging worden overgegaan?
Hoeveel is de kostprijs van de werking van de DAVO met betrekking tot
personeel, werkingsmiddelen, voorschotten, enzovoort? Hoeveel brengt dat op,
bijdragen in de werkingskosten en interesten? Welk antwoord zal de regering
bieden op de ontvangen klachten en signalen, zoals die in het evaluatieverslag
zijn verwoord? Ik denk dan aan het gebrek aan bekendheid, het bedrag van het
inkomensplafond, geen voorschottenuitbetaling aan ex-partners, een beperkt
supervoorrecht voor de invordering van onderhoudsgeld? Binnen welke timing ziet
u dit mogelijk? Zal de regering tegemoetkomen aan de conclusies, aanbevelingen
en adviezen van dit evaluatieverslag? Wat is het standpunt van de regering over
het toekomstig functioneren van de DAVO?
03.02
Minister Didier
Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verherstraeten, het
evaluatierapport van 2006 wordt momenteel afgewerkt en zal zo spoedig mogelijk
worden voorgelegd aan het Parlement. De DAVO heeft inderdaad nog steeds geen
toegang tot de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. De bestaande problemen
situeren zich op het niveau van de bescherming van het privéleven. Niettemin
worden de onderhandelingen voortgezet, zodat een automatische toegang tot de
relevante gegevens van de instellingen van de sociale zekerheid kan worden
gerealiseerd.
Tijdens
de jongste vergadering van 13 maart 2007 ging de discussie over de
voornaamste mogelijkheden om een geïnformatiseerde toegang te krijgen. Op dat
vlak worden er geen statistieken bijgehouden.
Ten derde
vroeg u naar het gemiddelde tijdsverloop. Er moet wel worden opgemerkt dat het
gemiddelde tijdsverloop tussen de indiening van de aanvraag en de werkelijke
uitbetaling van het voorschot op onderhoudsgeld afhangt van de analyse van het
dossier, en in het bijzonder van: de uitvoerbare titel of titels; de tijd die
de onderhoudsgerechtigde nodig heeft om het ondertekende mandaat terug te
sturen – 60% van de onderhoudsgerechtigden heeft gemiddeld zes tot vijftien
dagen nodig om het ondertekend mandaat terug te sturen –; de reactie van de
onderhoudsplichtigen – in 96% van de gevallen reageert de onderhoudsplichtige
niet –; het feit dat de DAVO over een termijn van dertig dagen beschikt om te
beslissen of de onderhoudsgerechtigde al dan niet recht heeft op de
tegemoetkoming.
Voor uw
vierde vraag verwijs ik naar het rapport van 2005 van de evaluatiecommissie.
Dat rapport bevat de enige beschikbare cijfers; ik heb geen andere cijfers. De
verhouding tussen de positieve en negatieve solvabiliteitsonderzoeken kan in de
huidige stand van zaken niet meegedeeld worden. Gezien de beperktheidspanne is
het niet mogelijk om dergelijke statistieken te verschaffen. Wel kan worden
gepreciseerd dat de werkingskosten – personeel, infrastructuur, ICT – gedragen
worden door het algemeen budget van Financiën. Ik herhaal dat het onmogelijk
was, doorheen de vele jaren, om zo’n dienst onder te brengen bij een ander
departement, zoals Sociale Zaken of Justitie. Ik heb altijd gezegd dat wij dat
binnen ons budget zouden doen. Momenteel is dat het geval binnen het budget van
de FOD Financiën; het is dus een inspanning van de FOD Financiën.
De DAVO
heeft in 2006 14.216.277,57 euro betaald aan voorschotten op
onderhoudsgeld. Sinds oktober 2005, de datum vanaf wanneer de DAVO de taak van
de betaling van voorschotten op onderhoudsgeld heeft overgenomen, is er
20.093.380,21 euro uitbetaald. Daarvan is 1.204.651,18 euro
teruggevorderd, hetzij 6%.
Wat uw
zevende, achtste en negende vraag over de publiciteit betreft, herinner ik u
aan de reeds door de DAVO genomen initiatieven: de folder en de brochure die
verspreid werden via de OCMW’s, de uiteenzettingen over de werking van de DAVO,
specifiek gericht tot de OCMW’s, de aanwezigheid van de DAVO op salons,
bijvoorbeeld Famiboom in oktober 2006 en de verspreiding van de folder en de
brochure via de portaalsite van de FOD Financiën.
Bovendien
heb ik beslist om de bijgewerkte brochure verder te verspreiden, bijvoorbeeld
via de andere kantoren van de FOD Financiën, via de politiekantoren, de
justitiehuizen, de postkantoren, notariaten, de kantoren van de RVA en VDAB,
BGDA. Een grotere publiciteitscampagne door middel van affiches zal eveneens
worden ondernomen.
Hoe dan
ook, het is gemakkelijk om de financiële resultaten en de werkmethode van de
DAVO te bekritiseren. Wat echter wel dient onderstreept te worden, is het
bestaan van een enkele dienst, die de voorschotten zowel betaalt als ze
terugvordert en het voordeel biedt dat er een transparantie inzake de
financiële middelen bestaat. Dat was niet het geval in het verleden. Nu is er
een grote transparantie bij het betalen van het voorschot en de mogelijke
recuperatie.
Ik
herinner u eraan dat er voor de oprichting van de DAVO drie diensten bij
betrokken waren: de OCMW’s, die voorschotten op onderhoudsgeld betaalden en
probeerden deze in te vorderen, de POD Maatschappelijke Integratie, die
subsidies verschafte aan de OCMW’s, aangezien die er niet in slaagden de
betaalde sommen in te vorderen, en de domeinenkantoren, die de voorschotten op
onderhoudsgeld invorderden en ze doorstortten aan de POD Maatschappelijke
Integratie. Het gebrek aan transparantie in dit systeem verhinderde het
ontdekken van bestaande moeilijkheden. De DAVO, een nieuwe dienst die deze twee
taken, betalen en invorderen, centraliseert, biedt een beter zicht op de
budgettaire beperkingen en de gevolgen ervan.
Ik meen
dat iedereen het erover eens is dat de goede werking van een dienst steeds
verbeterd kan worden. Ik ben bereid om ieder voorstel te onderzoeken. Wij
hebben zelf een hoorzitting daarover georganiseerd met een ambtenaar van mijn
departement. Na de evaluatieverslagen kunnen er verbeteringen aangebracht
worden, maar eerst en vooral moeten er in het Parlement keuzes gemaakt worden
inzake de bedragen en de mogelijkheden. Die keuzes gebeuren bij stemming in het
Parlement. Het is niet altijd gemakkelijk om ter zake een meerderheid te
vinden.
03.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister,
wat ik zeker niet wil doen is de mensen die op die dienst werken stigmatiseren.
Ik ben ervan overtuigd dat zij binnen de politieke context en binnen de
budgettaire context die wij als politieke overheid, regering en Parlement,
hebben geschetst, hun uiterste best hebben gedaan. Laat dat zeer duidelijk
zijn.
Laten we
ook in de spiegel kijken. We hebben opties genomen aan de vooravond van vorige
verkiezingen. Die datum werd niet toevallig gekozen. De toenmalige paarsgroene
meerderheid heeft toen gejubeld en onmiddellijk de inwerkingtreding ervan
moeten uitstellen. Eigenlijk is het politieke kader dat u ook deels hebt
geschetst, mijnheer de minister, ter zake verantwoordelijk. De consequenties na
vier jaar zijn wat ze zijn. In een dienst met tachtig voltijdse equivalenten
vordert men bijvoorbeeld 1,2 miljoen in. De loonkost alleen ligt hoger dan
wat men invordert.
(…): (…)
03.04 Servais Verherstraeten (CD&V): Dat heb ik niet
gezegd. Dat moet u dus uit mijn woorden ook niet afleiden. U hebt iets mee op
poten gezet waarvan men na vier jaar kan zien dat het totaal niet functioneert
en geen enkel efficiënt rendement heeft. Wij zijn er niet politiek
verantwoordelijk voor dat in deze meerderheid zelfs de partijvoorzitter van de
sp.a voorstelt om dit af te schaffen. Hij was er destijds ook geen voorstander
van. Ik heb eigenlijk gedeeltelijk begrip voor zijn standpunt. U spreekt over
transparantie, maar die kan men ook bekomen als er diverse departementen bij
betrokken zijn. Transparantie heeft men bijvoorbeeld als men er onder meer ook
voor zorgt dat gegevens uit de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid via een
informaticadrager beschikbaar zouden zijn. Er zit zeer veel knowhow op die
lokale OCMW's en veel betrokkenheid ten aanzien van de mensen en dat hebben wij
verloren laten gaan.
Bovendien
is er zoveel desorganisatie geweest in die vier jaar, waarvoor u politiek verantwoordelijk
bent. Dit is een zeer slechte oefening geweest. Destijds heeft men het kind met
het badwater weggesmeten en vier jaar inefficiënt gewerkt. Hoe dan ook dient
dit te worden bijgestuurd. Men heeft gewoon op basis van geld van de
belastingbetaler een verkiezingsstunt willen uithalen, maar qua uitvoering
bleek dit niet te hebben opgeleverd.
03.05 Luk Van Biesen (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik
heb het toch wat moeilijk met de interventie van de heer Verherstraeten. Als ik
mij niet vergis, bent u lid van de evaluatiecommissie, mijnheer Verherstraeten.
03.06 Servais Verherstraeten (CD&V): Ik ben inderdaad lid
van de evaluatiecommissie.
03.07 Luk Van Biesen (VLD): De commissie is tot stand
gekomen met leden van meerderheid en oppositie, maar uiteraard ook van alle op
het terrein actieve actoren. De bedoeling is dat op die vergaderingen tijdens
de evaluatiebesprekingen voorstellen worden gedaan tot verbetering van de
werking van de DAVO. Ik kan mij niet herinneren u talrijke malen te hebben gehoord
in de evaluatiecommissie. Ik ben maar plaatsvervangend lid, maar als ik mij
niet vergis bent u effectief lid. Ik vind het dan toch een beetje eigenaardig
dat u hier komt zeggen wat er moet worden gedaan, terwijl u de mogelijkheid had
gekregen via het Parlement en uw fractie om dit te doen op de plaats die
daarvoor werd gecreëerd.
03.08 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, ten eerste, de minister heeft ter zake gevraagd of ik in die
commissie wou zitten. Ik heb enkel gezegd dat ik bereid was dat te doen onder
een voorwaarde, met name dat ik ter zake mijn politieke onafhankelijkheid
volledig zou bewaren en mijn standpunten autonoom in dit Parlement zou kunnen
blijven innemen.
Ten
tweede, collega, ik ben ter zake inderdaad een paar keer naar die vergaderingen
geweest. Dat belet niet dat ik daarover een standpunt had, en heb, en zal
blijven hebben, te weten dat wat daar op poten is gezet niet efficiënt was en
dat het geen goed bestuur was.
Tot
besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En
conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie
van aanbeveling werd ingediend door de heer Servais Verherstraeten en luidt als
volgt:
“De
Kamer,
gehoord
de interpellatie van de heer Servais Verherstraeten
en het
antwoord van de vice-eerste minister en minister van Financiën,
vraagt de
minister
de
aanbeveling van het jaarverslag te concretiseren."
Une motion
de recommandation a été déposée par M. Servais Verherstraeten et est
libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant
entendu l'interpellation de M. Servais Verherstraeten
et la
réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances,
demande au
ministre
de
concrétiser la recommandation contenue dans le rapport annuel.“
Een
eenvoudige motie werd ingediend door de heren Luc Gustin, Luk Van Biesen en
Dirk Van der Maelen.
Une motion
pure et simple a été déposée par MM. Luc Gustin, Luk Van
Biesen et Dirk Van der Maelen.
Over de
moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur
les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
04 Interpellatie van de heer Carl Devlies tot de vice-eerste minister en
minister van Financiën over "de internationale organisatie van
belastingontwijking via voorafgaande beslissing" (nr. 1064)
04 Interpellation de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "l'organisation, au niveau international, de
mécanismes d'évasion fiscale basés sur des décisions anticipées"
(n° 1064)
04.01 Carl
Devlies (CD&V):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn interpellatie heeft
betrekking op het bedrijfskapitaal waarmee naamloze vennootschappen zich
financieren via de uitgifte van effecten.
Vennootschappen
hebben de keuze tussen de uitgifte van aandelen en de uitgifte van obligaties.
De financiering via de uitgifte van aandelen vormt het maatschappelijk
kapitaal. De financiering via obligaties vormt schuld. Daartussenin bevindt
zich de mogelijkheid om zich te financieren via de inbreng van gelden door
uitgifte van winstbewijzen. In de rechtsleer is de vraag reeds aan bod gekomen
of het toegelaten is een effect te creëren dat inhoudelijk alle kenmerken van
een winstbewijs vertoont, maar dat niettemin wordt geconstrueerd als een louter
verbintenisrechtelijke participatie waarbij de vennootschap de contractuele
verbintenis aangaat om in ruil voor het ter beschikking stellen van fondsen een
deel van de winsten toe te kennen als vergoeding. Ik verwijs naar
J.P. Blumberg, onder meer in zijn artikel “De uitgifte van winstbewijzen
voor een geldinbreng of de zogenaamde participatiecertificaten”.
Omdat het
onderscheid tussen per definitie winstdelende winstbewijzen en winstdelende
obligaties flinterdun is, lijkt het mij nuttig om de regels in het Wetboek van
vennootschappen te overlopen en een vergelijking te maken tussen de twee
soorten effecten.
Het
belangrijkste kenmerk van winstbewijzen is de zeer grote vrijheid die de
vennootschapswetgeving laat aan de vennootschappen bij het bepalen van de
uitgiftevoorwaarden. De statuten bepalen de verbonden rechten aan
winstbewijzen. Zo kunnen winstbewijzen uitgegeven worden met of zonder
stemrecht. Niets belet winstbewijzen preferent en/of cumulatief winstgerechtigd
te maken. De uitbetaling van de coupon kan dus, zoals bij een winstdelende
obligatie, voorafgaan aan de uitkering van de winst aan aandeelhouders. De
terugbetaling van de inbreng van geld door winstbewijzen kan zowel geschieden
in aandelen als in speciën. Een omzetting onder voorwaarden in een
achtergestelde obligatie is eveneens mogelijk. Over de duurtijd van de
winstbewijzen wordt niets bepaald.
Het
Wetboek van vennootschappen kent wel een specifiek stemrecht toe aan
winstbewijzen bij doelwijziging. Dergelijke bescherming is niet geboden aan
obligatiehouders, die enkel het recht hebben om op de algemene vergadering der
aandeelhouders aanwezig te zijn met raadgevende stem. Ook in het geval van de
wijziging van de rechten verbonden aan de uitgegeven winstbewijzen hebben de
houders ervan inspraak. Een gelijkaardig recht wordt ook toegekend aan
obligatiehouders wanneer het maatschappelijk kapitaal volledig opgevraagd is en
over een wijziging van de uitgiftevoorwaarden beslist dient te worden.
Daarnaast
wordt specifiek voorzien dat de winstbewijzen waarop in geld is ingeschreven
bij inschrijving moeten worden volstort, indien ze worden uitgegeven door een
vennootschap die een publiek beroep op het spaarwezen doet. Ze zijn
onmiddellijk verhandelbaar. De winstbewijzen uitgegeven door vennootschappen
die geen publiek beroep doen op het spaarwezen kunnen daarentegen niet eerder
verhandeld worden dan tien dagen na de indiening van de tweede jaarrekening na
hun uitgifte.
Ten
aanzien van obligaties sluit het Wetboek van vennootschappen conventionele
beperkingen op de vrije overdraagbaarheid niet uit. De wet laat toe dat in de
uitgiftevoorwaarden van de obligaties dit aspect op identiek dezelfde wijze kan
worden geregeld als bij winstbewijzen.
Bovendien
wordt in de rechtsleer reeds opgemerkt dat met de kwalificatie van uitgifte van
participatiecertificaten als verbintenisrechtelijke effecten de twee dwingende
bepalingen, met name de tijdelijke onverhandelbaarheid en het uitzonderlijk
stemrecht in verband met winstbewijzen, worden omzeild.
Bovendien
zou de uitgifte van participatiecertificaten dan ook mogelijk worden in andere
vennootschapsvormen dan een naamloze vennootschap of commanditaire vennootschap
op aandelen.
Er is
natuurlijk wel een verschil in de beoordeling over het karakter van de schuld.
De gelden ingebracht door uitgifte van winstbewijzen worden gerekend bij het
eigen vermogen, maar buiten het maatschappelijk vermogen. De gelden ingebracht
door uitgifte van obligaties zijn schulden. In hoofde van de beoordeling van de
rechtmatige economische en financiële financieringsbehoeften van de emittent
maakt dit niet veel uit. Voor de inschrijvers wel in geval van
betalingsmoeilijkheden bij de emittent. De obligatiehouders zullen voorgaan op
de winstbewijshouders.
Mijn
invalshoek gaat niet zozeer uit van de belangen van de houders van de effecten,
maar van de financiële en economische invulling van de financieringsbehoeften
van de vennootschap-emittent. In dat opzicht geldt er een klein verschil tussen
het verkrijgen van winstbewijzen en het verkrijgen en obligaties. Alleen het
verkrijgen van eigen winstbewijzen is in het Wetboek van vennootschappen
beperkend gereglementeerd.
Dit
verschil heeft betrekking op de afbouw van bedrijfskapitaal en niet op de
vorming ervan bij uitgifte. Het doet mijns inziens dan ook niet ter zake bij de
beoordeling van de rechtmatige economische en financiële behoeften van de
vennootschap bij de opbouw van het bedrijfskapitaal.
Gelet op
de vrijheid die het Wetboek van vennootschappen toelaat is het dus perfect
mogelijk om winstbewijzen te creëren waarbij wordt bepaald dat de vergoeding
volledig afhankelijk zal zijn van de winst gerealiseerd door de Belgische
vennootschap-emittent.
De
vergoeding kan zowel in speciën als in aandelen worden uitgekeerd. De
winstbewijzen kunnen converteerbaar zijn in aandelen, in overeenstemming met
het Belgische Wetboek van vennootschappen. Dit recht kan zowel door de emittent
als de winstbewijshouder worden uitgeoefend. De winstbewijzen zijn vrij
overdraagbaar vanaf hun volstorting. Ze zijn op naam.
Mijnheer
de minister, de reden waarom ik u interpelleer is ruling nr. 600.099 van 4 mei
2006. De dienst van Voorafgaande Beslissingen werd een geval voorgelegd waarbij
een Belgische vennootschap een obligatie zou uitgeven met dezelfde kenmerken
als degene die ik hiervoor omschreef voor de uitgifte van winstbewijzen.
De
rulingcommissie kwam tot de beslissing dat de voorgestelde structuur niet kan
worden hergekwalificeerd op basis van artikel 344, §1, van het Wetboek van
inkomstenbelasting. Nochtans zijn de fiscale verschillen tussen de kwalificatie
als winstbewijs dan wel als obligatie aanzienlijk. De winstgerelateerde coupon
van een obligatie kwalificeert als intrest en vormt bijgevolg een fiscaal
aftrekbare beroepskost. De winstgerelateerde coupon van een winstbewijs is een
van de drie belastbare bestanddelen in de eerste bewerking van de
vennootschapsbelasting. Bovendien is de inbreng van geld door uitgifte van een
winstbewijs belastbaar wanneer deze gelden niet op een afzonderlijke
passiefrekening worden geboekt die, zoals het maatschappelijk kapitaal, de
waarborg van derden vormt.
Vennootschaprechtelijk
is deze voorwaarde onzinnig. Met Wyckaert en Huysman ben ik van mening dat
logischerwijze elk vermogen dat vennootschaprechtelijk als inbreng wordt
gekwalificeerd, ook al gaat het om een inbreng buiten kapitaal, vrijgesteld zou
moeten zijn van elke vennootschapsbelasting tijdens het bestaan van de
vennootschap waarbij het niet relevant is of het betreffende vermogen al dan
niet onbeschikbaar is gesteld.
De minister en de meerderheid zijn ons niet gevolgd om deze fiscale
voorwaarde te laten vallen. Onze amendementen nrs. 5 en 6 bij de bespreking in
de commissie van 31 januari 2006 tot wijziging van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen inzake gelijkstelling van winstbewijzen met gestort
kapitaal, werden verworpen. De gelden ingebracht via uitgifte van winstbewijzen
zullen wel mee in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van de
aftrek risicokapitaal. In de betwiste ruling is dit voordeel weinig relevant. De
betrokken vennootschap heeft immers de vergoeding op de profit participation
securities, die ondertussen in de literatuur als pps worden omschreven, zo
geconcipieerd dat de vergoedingsformule ervoor zorgt dat de hoge binnenkomende
intrest zoveel mogelijk wordt geneutraliseerd door een hoge uitgaande intrest
aan de houder van de winstdelende obligatie, waardoor de belastbare basis in
België laag blijft. De hoge binnenkomende interesten zullen wellicht niet door
de aftrek risicokapitaal worden geneutraliseerd na herkwalificatie als eigen
vermogen ingebracht via de uitgifte van winstbewijzen.
Daarbij
dient nog te worden opgemerkt dat in de rechtsleer de voorwaarde van deze
profit participation securities als vrij ongebruikelijk wordt omschreven. Het
Hof van Cassatie heeft in een arrest van 4 november 2005 geoordeeld
dat de herkwalificatie van een fiscaal geïnspireerde verrichting, die juridisch
wordt georganiseerd op een wijze die niet beantwoordt aan rechtmatige
financiële of economische behoeften, vereist dat de herkwalificatie dezelfde
juridische gevolgen moet hebben als de verrichting die aan de fiscus wordt
voorgelegd.
In dit
concrete geval lijkt mij niets de herkwalificatie in de weg te staan. De
juridische gevolgen van een herkwalificatie van een winstdelende obligatie in
een per definitie winstdelend winstbewijs is, zoals hiervoor aangetoond, met
bijna identiek dezelfde juridische gevolgen mogelijk, onder voorbehoud van de
bepalingen in verband met het uitzonderlijk stemrecht verleend aan winstbewijzen
bij wijziging van het doel. Ik zeg bijna identiek, waarbij ik nogmaals herhaal
dat de kwalificatie niet vermag tot doel te hebben de dwingende
vennootschapsrechtelijke bepalingen in verband met winstbewijzen te omzeilen.
Het enige praktische verschil is dat de financiering niet gebeurt door het
opstellen van een onderhandse akte, maar bij authentieke akte verleden voor een
notaris.
De
juridische gevolgen in hoofde van de emittent kunnen identiek worden benaderd
in de uitgiftevoorwaarden, met uitzondering van dwingende
vennootschapsrechtelijke bepalingen inzake winstbewijzen. Bovendien moet men
bij de beoordeling van de gerechtvaardigde economische en financiële behoeften
ter voldoening van de financieringsbehoeften uitgaan van de belangen van de
emittent. Men moet immers de keuze en de juridische gevolgen beoordelen in
hoofde van de vennootschap-emittent om zich te financieren via uitgifte van een
winstdelende obligatie of een per definitie winstdelend winstbewijs en niet
vanuit de dwingende vennootschapsrechtelijke bepalingen ter bescherming van de
inschrijvers op het effect. Het argument dat de gelden om fiscale redenen op
een onbeschikbare reserverekening dienen te worden geboekt en dus niet zonder
beslissing bij bijzondere meerderheid in de algemene vergadering kunnen worden
terugbetaald, kan daarbij niet in ogenschouw worden genomen. Het is immers het
gevolg van de fiscale voorwaarden om de inbreng als fiscaal gestort kapitaal te
kunnen beschouwen.
De ontwijking van deze fiscale voorwaarden via uitgifte van winstdelende
obligaties houdt op zich in dat deze kwalificatie louter en alleen geïnspireerd
is om de belasting te ontwijken. Bovendien is de kwalificatie die de dienst
Voorafgaande Beslissingen verdedigt, zeer lucratief. Hiervoor heb ik reeds
gewezen op de fiscale voordelen in hoofde van de Belgische emittent. De
kwalificatie maakt in een internationale context een internationaal
georganiseerde belastingontwijking mogelijk. Het volstaat een land te zoeken
waar men de coupon van de winstdelende obligatie kwalificeert als dividend. In
België creëert de internationale groep fiscaal aftrekbare beroepskosten, in het
buitenland verwerft zij vrijgestelde dividenden. Dit is twee maal kassa. De
rulingcommissie wast haar handen in onschuld door te stellen dat met betrekking
tot deze formule en haar gevolgen, de buitenlandse belastingadministratie noch
de Belgische belastingadministratie verplicht zijn om dezelfde fiscale
kwalificatie te hanteren.
In de
resolutie betreffende belastingparadijzen, ingediend door Dirk Van der Maelen,
Koen T'Sijen en de dames Camille Dieu en Karine Lalieux, wordt de praktijk
laakbaar geacht dat multinationale ondernemingen hun globale belastingdruk
minimaliseren door hun winsten te verschuiven naar belastingparadijzen. U kunt
in de nota van de voornoemde auteurs terugvinden wat zij allemaal als
belastingparadijzen beschouwen. Dat is wel ruim. Ook het land dat betrokken is
bij deze constructie wordt door hen gerangschikt als een belastingparadijs.
De voorzitter: De Fransen beschouwen België
als een belastingparadijs.
04.02 Carl Devlies (CD&V): We zijn hier
natuurlijk niet in Frankrijk.
Zouden de
indieners, die allen deel uitmaken van de meerderheid die besliste de dienst
Voorafgaande Beslissingen buiten de administratie van de belastingen op te
richten, misschien niet eerst eens een kijkje gaan nemen bij de
rulingcommissie?
Met de
zegen van de Belgische fiscus wordt in de achterkamers van de
Maria-Theresiastraat 1 een daling van de globale belastingdruk van
multinationals bewerkstelligd. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat de
rulingcommissie twee maten en twee gewichten hanteert.
In het
jaarverslag 2005 sluit de rulingcommissie de herkwalificatie van
vruchtgebruikconstructies niet uit, wanneer er geen rechtmatige financiële of
economische motieven voorhanden zijn. De rulingcommissie heeft klaarblijkelijk
heel wat minder problemen om de juridische verschillen tussen een zakelijk
recht en een persoonlijk recht op een hoopje te gooien. Als een herkwalificatie
van een winstdelende obligatie in een winstbewijs niet mogelijk is, conform de
ruling nr. 600.099, dan is een herkwalificatie van een zakelijk recht in een
persoonlijk recht evenmin onmogelijk.
Multinationale
ondernemingen worden bij de invulling van artikel 344, §1, blijkbaar soepeler
bejegend dan lokale vennootschappen die heel wat stringenter worden behandeld.
Ik heb de
volgende vragen.
Dient de
rulingcommissie de vennootschapsrechtelijk dwingende bepalingen te respecteren
en heeft ze dit bij haar beslissing over ruling nr. 600.099 ook effectief
nagegaan?
Kan de
minister mij de beslissing motiveren dat de voorgestelde structuur niet wordt
hergekwalificeerd op basis van artikel 344, §1, van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen?
Wat is
het standpunt van de administratie van de belastingen en de invordering ten
opzichte van het ingenomen standpunt van de rulingcommissie met betrekking tot
deze ruling?
Stelt deze beslissing van de rulingcommissie geen problemen met
betrekking tot het inroepen van artikel 344, §1, in andere dossiers?
04.03
Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies,
winstdelende achtergestelde leningen leunen zeer nauw aan bij eigen vermogen,
maar België heeft geen wettelijke bepalingen om dergelijke leningen als eigen
vermogen te beschouwen. Uiteindelijk kan door het opzetten van hybride
structuren fiscale optimalisatie worden bewerkstelligd door gebruik te maken
van de verschillende kwalificaties in de nationale wetgevingen.
In het
door de heer Devlies beoogde geval werd aan de hand van feitelijke gegevens
door de rulingcommissie beslist dat de voorgestelde structuur niet kon worden
geherkwalificeerd op basis van artikel 344, §1, van de wet van 1992. Het is de
taak van de rulingcommissie, op basis van de wet, om dat te doen. Ik heb geen
andere commentaar in verband met dergelijke individuele beslissing.
04.04 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister,
dit antwoord is natuurlijk volstrekt onvoldoende. Wie is verantwoordelijk voor
de beslissingen van de rulingcommissie? De betrokken ruling is niet volledig
gepubliceerd. Er werden alleen uittreksels gepubliceerd.
04.05
Minister Didier Reynders: Dat is zo voor alle individuele dossiers.
04.06 Carl Devlies (CD&V): Hoe kan worden
gecontroleerd of de beslissingen die de rulingcommissie neemt, conform de
wetgeving zijn? Er is geen controle door rechtbanken. Niemand is belanghebbende
om dit voor een rechtbank te brengen. De klassieke administratie moet zwijgen,
dat weten wij. Het Parlement krijgt geen inzage in deze dossiers.
Ik zou u
immers willen vragen of ik dit individuele dossier mag inkijken?
Mijn
vraag is wie de beslissingen van de rulingcommissie controleert? Ik denk niet
dat er in ons land een instantie bestaat die aan geen enkele controle
onderworpen is. Zelfs het Parlement is inzake wetgeving onderworpen aan het
toezicht van het Arbitragehof. In het geval dat ons hier bezighoudt gaat het
echter om een commissie die beslissingen kan nemen die klaarblijkelijk strijdig
zijn met de wetgeving, en waarop geen enkele controle wordt uitgeoefend.
Als er
geen controle is, is het minste wat ik als parlementslid aan de minister,
verantwoordelijk voor het geheel van deze administratie en ter zake de
eindverantwoordelijke is, kan vragen waarom de rulingcommissie deze beslissing
heeft genomen? Waarom heeft de rulingcommissie de wetgeving niet gerespecteerd?
Waarom is de rulingcommissie ingegaan op een vraag die duidelijk erop is
gericht om de fiscale druk op internationale ondernemingen te verlagen? Waarom
kunt u daarop geen antwoord geven?
U bent
verplicht om deze beslissing te verdedigen en dat doet u niet. Ik kan alleen
maar besluiten dat dit systeem niet functioneert en dat wij in een totale
rechtsonzekerheid terechtkomen.
Mijnheer
de minister, gaat uw klassieke administratie akkoord met een dergelijke
beslissing? Is dit conform de wetgeving?
04.07
Minister Didier
Reynders: Ja, perfect.
04.08 Carl Devlies (CD&V): Dan moet u dat
verdedigen. Ik heb u argumenten gegeven waarom dat niet het geval is. U
antwoordt daar niet op. Waarom wordt hier niet hergekwalificeerd? Ik verwijs
ook naar de literatuur ter zake, waar vragen worden gesteld.
04.09
Minister Didier
Reynders: Mijnheer Devlies, u stelt vragen over individuele
dossiers. Ik ga niet alle individuele beslissingen van mijn administratie
controleren, zoals u zegt, zelfs niet wat uw persoonlijke aangifte betreft. Dat
zal ik niet doen.
Het
Parlement heeft beslist een rulingcommissie op te richten. Ik heb in mijn
antwoord gezegd wat de redenen van die beslissing waren. Dat is toch zeer
duidelijk. U kunt naar het Parlement komen met allemaal vragen over individuele
dossiers. Dat heeft echter geen zin. Het is de taak van een specifieke
administratie om dat te doen volgens de wet. Dat is toch klaar en duidelijk.
Ik
begrijp het echter, want wij zitten in de verkiezingscampagne. Hetzelfde geldt
voor de heer Verherstraeten. Wat voor een dienst geldt, geldt niet voor een
andere. Ik zal dat nog enkele weken moeten horen.
04.10 Carl Devlies (CD&V): Men heeft beslist een
nieuwe administratie op te richten, buiten de klassieke administratie. Daarop
is blijkbaar geen enkele controle. Wie controleert dat de rulingcommissie de
wetten op een correcte manier toepast? Niemand. En u verdedigt zelfs niet de
beslissingen van de rulingcommissie. In de gegeven omstandigheden hebben wij
een wetsvoorstel ingediend om tot een Comité F te komen dat controle zou
uitoefenen op de werking van de financiële...
04.11
Minister Didier Reynders: (…)
04.12 Carl Devlies (CD&V): Wel, het Parlement
uiteindelijk. Lees het voorstel.
04.13
Minister Didier Reynders: CD&V gaat dus zelf controleren?
04.14 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister,
u kunt dat weglachen, maar dit een ernstige aangelegenheid. Hier werd een
instantie buiten de klassieke administratie opgericht, die duidelijk aan geen
enkele controle is onderworpen. Op een moment dat wordt aangetoond dat in een
bepaald dossier een beslissing werd genomen die niet conform de wetgeving is,
doet u zelfs niet de moeite die beslissing te verdedigen.
Uiteindelijk
bent u de eindverantwoordelijke. Hier is blijkbaar geen enkele controle meer.
Hier wordt een totale rechtsonzekerheid gecreëerd. Op deze manier kan die
commissie niet werken. Er is geen enkel toezicht en geen enkele
verantwoordelijkheid. Het is niet de bedoeling tussenbeide te komen in
individuele dossiers, maar er moet wel een controle zijn dat de wetgeving wordt
toegepast, ook door de rulingcommissie.
Tot
besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En
conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie
van aanbeveling werd ingediend door de heer Carl Devlies en luidt als
volgt:
“De
Kamer,
gehoord
de interpellatie van de heer Carl Devlies
en het
antwoord van de vice-eerste minister en minister van Financiën,
vraagt de
minister
- de
voorafgaande beslissingen niet te laten geworden tot een instrument van
internationaal georganiseerde belastingontwijking;
- de
dwingende bepalingen van het gemeen recht, in casu het vennootschapsrecht, te
doen naleven bij de beslissingen van de Dienst van voorafgaande beslissingen;
- de
ruling nr. 600.099 van 4 mei 2006 door de Administratie van de
belastingen en invordering te doen herkwalificeren van een uitgifte van een
winstdelende obligatie in een uitgifte van winstbewijzen teneinde de
precedentswaarde van deze individuele ruling te ontkrachten."
Une motion
de recommandation a été déposée par M. Carl Devlies et est libellée
comme suit:
“La Chambre,
ayant
entendu l'interpellation de M. Carl Devlies
et la
réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances,
demande au
ministre
- d’éviter
que les décisions anticipées ne se transforment en un instrument d’évasion
fiscale organisée au niveau international;
- de
faire respecter les dispositions contraignantes du droit commun, à savoir dans
ce cas le droit des sociétés, dans le cadre des décisions prises par le service
des décisions anticipées;
- de
faire requalifier la décision anticipée n° 600.099 du 4 mai 2006
par l’Administration des impôts et du recouvrement d’émission d’une obligation
participante en émission de parts bénéficiaires afin d’annuler la valeur de
précédent de cette décision anticipée individuelle.“
Een
eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Anne-Marie Baeke en door de heren
Luc Gustin, Luk Van Biesen en Jacques Chabot.
Une motion
pure et simple a été déposée par Mme Anne-Marie Baeke et par MM. Luc
Gustin, Luk Van Biesen et Jacques Chabot.
Over de
moties zal later worden gestemd.
Le vote sur
les motions aura lieu ultérieurement.
04.15 Carl Devlies (CD&V): Ondertussen zijn
artikelen gepubliceerd die onder meer stellen dat voor winstdelende
converterende obligatieleningen de intrest aftrekbaar is. Op basis van deze
beslissing van de rulingcommissie werd een nieuw principe gelanceerd, zonder enige
wetgeving, zonder enige controle van het Parlement. Ik verwijs naar de
literatuur of kan u de betrokken artikelen ter beschikking stellen.
Le président: Si le ministre devait
intervenir dans des dossiers individuels, des dizaines d'interpellations seraient
déposées.
04.16 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je crains
que ce soit un des problèmes de fond qui nous séparent.
Le président: Heureusement que le ministre
n'intervient pas dans ce genre de dossiers.
04.17 Didier Reynders, ministre: Il est manifeste que d'autres
ont une philosophie différente. Je crains donc un peu de voir arriver le jour
où un ministre appartenant à un groupe comme celui-là devra traiter les
matières fiscales. En effet, si tous les dossiers individuels doivent être
consultés, peut-être serait-il préférable de déménager.
04.18 Carl Devlies (CD&V):
Mijnheer de minister,
met deze manier van werken kan men tot willekeur komen. Ook de rulingcommissie
moet de wetgeving respecteren en dit moet door een of andere instantie kunnen
worden gecontroleerd. Blijkbaar gaat de minister er niet mee akkoord dat het
Parlement dit rechtstreeks doet. Dan moet er een formule worden gezocht
waardoor enige controle mogelijk is. Het kan toch niet dat men belangrijke
nieuwe regels vestigt inzake fiscale reglementering zonder dat het Parlement
hieraan te pas komt, op basis van beslissingen van een rulingcommissie.
Le président: Je ne tiens pas
à prolonger le débat mais, dans notre pays, des tas d'organismes sont habilités
à créer de la jurisprudence (la Cour de cassation, les tribunaux, notre
commission, etc.) Or, tous ces organismes ne sont pas soumis à un contrôle du
type de celui que M. Devlies souhaite.
04.19 Carl Devlies (CD&V): Waar kunnen de
beslissingen van de rulingcommissie worden aangevochten? Veronderstel dat
iemand anders een gelijkaardig dossier heeft.
04.20
Minister Didier Reynders: Welke andere individuele dossiers vraagt
u, mijnheer Devlies? Van andere administraties, van verschillende bedrijven,
van een specifiek bedrijf, van een particulier? Ik verblijf blijkbaar toch in
een ander land dan u.
04.21 Carl Devlies (CD&V): Er moet toch een
minimum aan controle zijn, bijvoorbeeld voor het geval dat iemand anders een
gelijkaardig dossier indient op basis van die rulingbeslissing, dat door de
rulingcommissie wordt geweigerd. Wie oefent daar toezicht op uit, wie
controleert dat?
04.22 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je vais
le dire en français. Par exemple, pour un directeur régional, une loi lui donne
la compétence de prendre la décision. Je ne vais quand même pas ouvrir les
dossiers individuels pour vérifier que le directeur régional respecte la loi.
Et s'il y a un recours, l'affaire ira en justice, comme c'est le cas ici.
Si je
comprends bien, on demande au ministre des Finances d'ouvrir des dossiers
individuels! Quelle est cette manière de procéder? Je suis très inquiet de voir
ce genre de comportement! Si je le faisais, je serais interpellé, heureusement,
par d'autres groupes. Enfin, je l'espère!
Le président: Si un citoyen, un
parlementaire ou une entreprise a l'impression que cette commission procède à
des abus de pouvoir, ils ont la possibilité de déposer plainte auprès des
tribunaux.
04.23 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, l'administration
fiscale est chargée d'appliquer les lois fiscales. M. Devlies est en train de
dire que l'administration ne les applique pas et que je dois dès lors aller
vérifier des dossiers individuels. C'est comme si le ministre de la Justice
devait descendre dans tous les tribunaux pour vérifier que les décisions sont
effectivement les bonnes! Le système n'est pas celui-là, heureusement!
04.24 Carl Devlies (CD&V): In een ander dossier,
waarin een beslissing wordt genomen door een gewestelijk directeur, kan men
naar de rechtbank gaan.
De voorzitter: Hier ook.
04.25
Minister Didier
Reynders: Men kan toch tegen de rulingbeslissing zijn?
04.26 Carl Devlies (CD&V):Men kan dus tegen die ruling in beroep gaan bij de rechtbank?
04.27
Minister Didier Reynders: Wie zal tegen de beslissing van een
gewestelijk directeur ingaan? De belastingplichtige?
04.28 Carl Devlies (CD&V): Welke procedure is
dat dan?
04.29
Minister Didier Reynders: Wie heeft beroep aangetekend tegen zo’n
beslissing? Waar? Niemand. Kent u iemand? Ik weet het niet.
04.30 Carl Devlies (CD&V): In het ene geval zal
de aanvraag worden ingewilligd, in het andere geval zal de aanvraag worden
geweigerd. Indien een aanvraag wordt geweigerd, kan de belastingplichtige zich
dan tot de rechtbank wenden? U zegt dat hij naar de rechtbank kan gaan?
04.31
Minister Didier Reynders: Er is een wet in dat verband.
04.32 Carl Devlies (CD&V): Om welke procedure
gaat het dan? U zegt dat men naar de rechtbank kan gaan, maar om welke
procedure gaat het dan?
04.33
Minister Didier Reynders: (…)
04.34 Carl Devlies (CD&V): Het sluit niet.
Le président: L’abus de pouvoir est un
délit qualifié dans le Code pénal à ma connaissance.
04.35 Carl Devlies (CD&V): Het is geen sluitend
systeem, dat is duidelijk.
Le président: C’était une discussion
intéressante.
De
bespreking is gesloten.
La
discussion est close.
05 Question de M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "les bases forfaitaires de taxation des
agriculteurs et la taxation distincte des primes et indemnités à
16,5 %" (n° 14672)
05 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en
minister van Financiën over "de forfaitaire grondslagen van aanslag voor
landbouwers en de onderscheiden belasting van 16,5 procent op premies en
vergoedingen" (nr. 14672)
05.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le président,
monsieur le ministre, vous avez décidé que le montant des primes et indemnités
soumises au taux de taxation distinct de 16,5%, à déclarer pour l'année 2005
par les agriculteurs imposés selon les bases forfaitaires de taxation, sera le
même que le montant déclaré en 2004 pour ces mêmes primes et indemnités.
Si le
montant de l'année 2004 est supérieur à celui de l'année 2005, c'est le montant
de l'année 2005 qui sera pris en considération.
Dès lors,
mes questions sont les suivantes.
Cette
décision s'appuie-t-elle sur des dispositions légales? Dans la négative, sur
quelles bases les services fiscaux sont-ils habilités à l'exécuter?
En quoi les
éléments liés à la production laitière expliquent-ils la décision sur le plan
de son opportunité?
Quel est
l'impact budgétaire de cette décision?
Cette
décision favorise-t-elle tous les agriculteurs concernés de manière égale et
équitable? N'a-t-elle pas pour effet de favoriser certaines exploitations,
entre autres les plus importantes?
05.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur Chabot, la décision
s'appuie concrètement sur le système des forfaits qui permet d'abord une
négociation entre administrations et secteurs concernés et, s'il le faut, une
décision à l'échelon ministériel.
L'administration
a dès lors mis en application les décisions prises en la matière avec parfois
quelques difficultés liées au fait que nous entrons dans un nouveau système
européen. Cela explique l'année de transition qui a été décidée. Cette décision
s'appuie sur le système des forfaits, je le répète.
Les éléments
liés à la production laitière n'expliquent pas à eux seuls la décision. M.
Jamar l'a signalé en réponse à une question. La décision se voulait sensible au
fait que les charges financières auxquelles les agriculteurs allaient être
confrontés étaient susceptibles de porter atteinte à l'équilibre financier de
leur exploitation.
Sur le plan
budgétaire, nous n'avions pas prévu de recettes liées au changement des règles
européennes. Il n'y a pas de coût budgétaire particulier à attendre.
Je pourrai
peut-être vous donner plus de précisions sur la diversité des situations une
fois que j'aurai reçu un rapport sur la manière d'appliquer la règle mais, pour
l'instant, je ne dispose pas des données d'une exploitation à l'autre.
05.03 Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, je remercie le
ministre pour sa réponse.
L'incident
est clos.
06 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en
minister van Financiën over "de stijging van de staatsschuld"
(nr. 14689)
06 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "la hausse de la dette publique"
(n° 14689)
06.01 Hagen Goyvaerts
(Vlaams
Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de paarse modelstaat
wordt met de regelmaat van de klok verwezen naar de daling van de schuldgraad
van dit land. Uit recente cijfers van de schatkist blijkt evenwel dat de
staatsschuld in de maand februari groeide met 1,71 miljard euro of om
het nog eens in de oude munt uit te drukken 68,4 miljard Belgische frank.
Hierdoor klimt de totale staatsschuld op tot een bedrag van 278,28 miljard
euro of ongeveer 11.131 miljard in de oude munteenheid.
Los van
het feit dat de absolute schuld onder paars dus niet is afgenomen, had ik graag
geweten wat de redenen zijn van de forse stijging van de staatsschuld in de
maand februari, mijnheer de minister. Die stijging lijkt mij immers aberrant te
zijn.
06.02
Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, in het persbericht
van 14 maart laatstleden meldde de schatkist dat de federale staatsschuld
per eind februari 2007, 278,28 miljard euro bedroeg, zijnde
275,33 miljard euro aan schuld uitgegeven of overgenomen door de
federale Staat en 2,92 miljard euro aan schuld van bepaalde
instellingen waarvoor de federale Staat tussenkomt in de financiële lasten.
Globaal
is dat dus een verhoging van de federale staatsschuld met
1,71 miljard euro ten opzichte van januari 2007, bruto schuldenlast.
Deze
evolutie van de nominale staatsschuld is het gevolg van de terugkoop voor de
portefeuille van de schatkist, van drie lineaire obligaties voor een totaal
bedrag van 2,65 miljard euro. Hoewel deze effecten niet afgelost maar
in portefeuille bewaard worden, heeft deze terugkoop een financiering op korte
termijn noodzakelijk gemaakt.
De netto
schuldenlast, bruto schuldenlast na aftrek van de financiële beleggingen en
effecten in eigen bezit, is daarentegen slechts met 1,05 miljard euro
toegenomen ten opzichte van 1,2 miljard euro in februari 2006.
Deze netto schuldenlast werd ook in het persbericht opgenomen. Hierin wijst de
schatkist er bovendien op dat de schuld van maand tot maand vrij sterk kan
evolueren. De maandelijkse evolutie van de schuld is derhalve niet altijd de
weerspiegeling van de globale jaarlijkse evolutie.
De door
de regering en door diverse internationale instellingen voor 2007 voorspelde
daling van de schuldgraad van de gezamenlijke overheid, dit is de nominale
schuld van de overheid gedeeld door het bruto binnenlands product, komt
bijgevolg niet in het gedrang door de tijdelijke stijging van de federale
schuld in februari 2007.
Wij gaan
nu naar een schuldratio die dichtbij de gemiddelde schuldratio van de eurozone
zal liggen. Wij hebben een zeer forse daling gekend van 137% van het bbp in
1993 tot 85%. Er was een verschil van rond 70% tussen de Belgische staatsschuld
en de gemiddelde staatsschuld in de eurozone in 1993. Nu is er een verschil van
minder dan 20%.
Het is
dus een heel correcte verklaring van de regering en veel internationale
instanties als ze zeggen dat er jaar na jaar een zeer forse daling is van onze
schuld en meer nog in vergelijking met de andere landen.
06.03 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, het is natuurlijk zo dat u de afgelopen jaren
een enorm rentevoordeel hebt gehad. Wij zijn van oordeel dat u dat onvoldoende
hebt benut om de staatsschuld versneld af te lossen.
Bovendien
wil ik toch verwijzen naar het recente rapport van de Hoge Raad van
Financiën onder voorzitterschap van Luc Coene, gewezen kabinetschef van de
eerste minister. De raad waarschuwt dat het de komende jaren niet gemakkelijk
zal worden en dat waarschijnlijk de broeksriem zal moeten aangehaald worden om
de kostprijs van de vergrijzing te kunnen betalen in de komende jaren.
L'incident
est clos.
07 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en
minister van Financiën over "de Europese verhoging van de accijns op
diesel" (nr. 14683)
07 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre
des Finances sur "la décision de la Commission européenne d'augmenter les
accises minimales sur le diesel" (n° 14683)
07.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister,
de accijnzen en de prijs aan de pomp voor diesel verschillen sterk van lidstaat
tot lidstaat.
Teneinde
het brandstoftoerisme tegen te gaan dat hiervan het gevolg is, besliste de
Europese Commissie de minimale accijnzen op diesel te verhogen tot
359 euro per 1.000 liter in 2012 en tot 380 euro per
1.000 liter in 2014. Voor België zou dat een verhoging betekenen van
respectievelijk 29 euro en 50 euro per 1.000 liter.
Indien
België effectief het verschil van de accijnzen tussen de verschillende Europese
landen wenst te verkleinen, betekent het dat de Belgische bijkomende heffing
met hetzelfde bedrag zou moeten worden verminderd.
Graag had
ik de visie van de regering hierover gekend.
07.02
Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies,
ik heb de eer u ter kennis te brengen dat de huidige accijnzen op gasolie en
diesel gelijk is aan 346,1134 euro per 1.000 l voor gasolie met de
GN-codes 2710 1945 en 2710 1949 met een zwavelgehalte van meer dan
10 mg/kg, en 331,1134 euro per 1.000 l voor gasolie met de
GN-code 2710 1941 met een zwavelgehalte van niet meer dan 10 mg/kg.
Volgens
de recentste informatie die we via het wekelijks Aardoliebulletin van de
Europese Commissie op 5 maart 2007 kregen, worden in de verschillende
buurlanden verschillende prijzen gehanteerd voor diesel met een zwavelgehalte
van niet meer dan 10 mg/kg.
Mijnheer
de voorzitter, ik heb de lijst bij. Daaruit blijkt dat België, na Luxemburg,
het land is waar de prijs het laagst is en dat het verschil met het land dat de
dichtst daartegenaan liggende prijs hanteert – in dit geval
Frankrijk – 0,065 euro/l of 65 euro per 1.000 l
bedraagt.
Nog
steeds volgens dezelfde informatiebron merken we het volgende op. Ik heb de
lijst van de toegepaste accijnzen waarvan ik de commissie een kopie zal
bezorgen. Bij kennisname van deze gegevens merken we dus op dat, als we in 2012
een minimum van 359 euro per 1.000 l – een stijging van
ongeveer 28 euro per 1.000 l – in acht zouden nemen, wij
België niet zouden benadelen ten opzichte van zijn buurlanden aangezien de
gradiënt ten opzichte van het buurland dat, vergeleken met ons, het minst wordt
belast, van 65 euro naar 37 euro per 1.000 l daalt.
De
grensoverschrijdende aankopen van het buitenland naar ons land zouden dus
kunnen worden voortgezet. Er is geen probleem met die evolutie.
Ik stel
de lijst met de verschillende prijzen ter beschikking van de commissieleden.
07.03 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, het is duidelijk dat de minister het voorstel van de Europese
Commissie niet zal volgen.
De voorzitter: Dat is uw standpunt.
L'incident
est clos.
08 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en
minister van Financiën over "ambtshalve inkohieringen in toepassing van de
minimum forfaitaire belastingen (art. 342 §3 WIB)" (nr. 14684)
08 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre
des Finances sur "les enrôlements d'office en application des minima
imposables (art. 342 §3 CIR)" (n° 14684)
08.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag heeft betrekking op de minimale
forfaitaire belastingen, waarover ik een schriftelijke vraag gesteld heb in de
loop van de zomer. Ik heb daarop geen antwoord ontvangen, waarop ik de vraag
mondeling stelde op 12 december.
Op dat
moment beschikte de heer Jamar, die toen in de commissie aanwezig was, niet
over de nodige gegevens om een antwoord te geven. Ik heb dan aangekondigd dat
ik twee maanden later terug zou komen met die vraag. Ik hoop dat ik vandaag een
antwoord zal kunnen ontvangen.
Mijn
vraag is de volgende.
Mijnheer
de minister, kunt u voor het aanslagjaar 2005 en de categorieën van enerzijds
de vennootschappen en anderzijds de zelfstandige ondernemers of de vrije
beroepen per Gewest mededelen hoeveel ambtshalve aanslagen werden gevestigd op
basis van de minimale forfaitaire belastingen?
Kunt u
mij tevens mededelen welk percentage dat voor beide categorieën en per Gewest
vertegenwoordigt van het aantal niet-ingediende aangiften en van het aantal
laattijdig ingediende aangiften?
Kunt u
mij tevens het totaal van de aldus ingekohierde bedragen voor het aanslagjaar
2005 bezorgen, uitgesplitst per Gewest?
08.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies,
mijn antwoord is neen. De administratie heeft, noch voor de personenbelasting,
noch voor de vennootschapsbelasting gegevens betreffende het aantal aanslagen
gevestigd op basis van de minimale forfaitaire belasting voor het aanslagjaar 2005.
Gezien de
laattijdigheid van de desbetreffende wet – het Belgisch Staatsblad van
12 juli 2005 – konden de drukwerken en de geautomatiseerde systemen
niet meer worden aangepast voor dat aanslagjaar.
Ik zal
vragen of het mogelijk is informatie te krijgen voor 2006. Dat zal dan wel
later zijn.
08.03 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, de vraag is al acht maanden geleden gesteld. Vandaag zegt de
minister dat hij niet kan antwoorden of misschien niet wil antwoorden, dat is
mij niet duidelijk.
Het
betreft de toepassing van een nieuwe wet waarover in het Parlement heel wat te
doen is geweest. Dat wekt bij mij de indruk dat de wet niet wordt toegepast.
Als de minister de cijfers van het aantal inkohieringen dat op basis van de
nieuwe wetgeving is gebeurd, niet kan geven, concludeer ik dat een en ander
niet functioneert, zoals blijkbaar zoveel andere zaken.
Het incident
is gesloten.
Le président: M. Devlies se demandait tout
à l'heure sur quelle base on pouvait éventuellement agir contre une commission
administrative qui n'appliquerait pas la loi.
Je lui
rappelle que dans le Code pénal, un article prévoit que la collusion de
fonctionnaires est interdite. Quelqu'un qui estimerait qu'une commission
administrative n'applique pas la loi peut toujours porter plainte pour
collusion de fonctionnaires.
08.04 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, le
problème ne se situe pas là. Le problème est de voir si on organise au sein de
l'administration un contrôle par le ministre des décisions individuelles.
Le président: C'est impossible!
08.05 Didier Reynders, ministre: Si des parlementaires estiment
qu'une décision de la commission de ruling va trop loin dans l'interprétation
d'une loi, je rappelle qu'il s'agit de lois et qu'il suffit donc de les
modifier.
M. Devlies
peut introduire une loi pour interdire de considérer des emprunts subordonnés
comme des fonds propres, par exemple. C'est toujours possible.
Le président: Il y a plusieurs façons de
rectifier les choses si on le souhaite: sur le plan législatif ou sur le plan
pénal. Les outils existent mais le ministre ne doit surtout pas s'occuper de
dossiers individuels, cela me semble clair comme de l'eau de roche.
08.06 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, het is een minimum dat de motivering openbaar is, dat men de
beslissing inhoudelijk kan motiveren.
De voorzitter: Het was een interessante
discussie.
09 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en
minister van Financiën over "het afsluiten van kapitalisatiefondsen tussen
spaarders en banken" (nr. 14694)
09 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "les contrats relatifs à des fonds de
capitalisation entre épargnants et banques" (n° 14694)
09.01 Hagen
Goyvaerts (Vlaams
Belang): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de minister, het is een
schriftelijke vraag die ik in een mondelinge vraag heb omgezet. De
schriftelijke vraag dateert al van juni 2006. Uw collega, minister van
Begroting en Consumentenzaken, Freya Van den Bossche, beweerde dat de vraag
onder uw bevoegdheid viel, omdat het CBFA over de kwestie gaat. Gelet op de
ouderdom van de schriftelijke vraag was ik van oordeel dat ik er sneller een
antwoord op diende te krijgen. Bijgevolg formuleerde ik ze mondeling.
Waarover
gaat het? Het gaat over het sluiten van kapitalisatiefondsen tussen spaarders
en banken.
Nogal wat
landgenoten doen een beroep op banken en financiële instellingen om hun
spaargelden optimaal te beleggen. Daartoe bestaat vandaag een grote waaier
kapitalisatieproducten, die de spaarder helpen aan zijn verwachtingen of
specifieke eisen inzake opbrengst en wijze van uitkering tegemoet te komen. Een
van de mogelijkheden is bijvoorbeeld de kapitaalsgarantie met maandelijkse uitkering.
In de
praktijk wordt vastgesteld dat onder de noemer van kapitalisatiefondsen heel
wat contracten tussen spaarders en financiële of bankinstellingen worden
gesloten, waarvan de bijbehorende uitgifteprospectus, de informatiefiche of het
beheersreglement van het fonds niet met de eigenlijke overeenkomst
overeenstemt. Bij dergelijke kapitalisatiefondsen wordt in vele gevallen de
afkorting “KAP” gebruikt. Het is niet duidelijk of het in voornoemde gevallen
over een kapitalisatiedeelbewijs, kapitalisatiebevek aan toonder of een
sicav-aandeel gaat. Dat leidt onherroepelijk tot een aantal verwarringen bij de
spaarder-consument.
Mijnheer
de minister, ik heb daarover een aantal vragen voor u.
Ten
eerste, is het probleem bij uw diensten of bij de CBFA gekend?
Ten
tweede, zijn er specifieke regels waaraan de banken zich bij het gebruik van
contracten van het type “kapitalisatiefondsen” inzake duidelijke
informatieverstrekking en transparantie moeten houden?
Ten
derde, dient bij het sluiten van een contract de titulatuur van het
kapitalisatiefondscontract dezelfde te zijn als de bijhorende prospectus,
informatiefiche of het bijhorende beheersreglement?
Tot slot
en ten vierde, op welke manier kan de consument zich verdedigen tegen
dergelijke, onduidelijke contracten, zonder daarvoor naar de gerechtelijke
procedure te moeten grijpen?
Mijnheer
de minister, ik ben uitermate benieuwd naar uw antwoord.
09.02 Minister
Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Goyvaerts, uit
de vraagstelling kan niet met zekerheid worden afgeleid of ze betrekking heeft
op een rechtstreekse belegging in rechte van deelneming van Instellingen voor
Collectieve Belegging (ICB), die van de bancaire distributiekanalen
rechtstreeks aan het publiek te koop worden aangeboden en waarvoor de minister
van Financiën bevoegd is, dan wel of ze slaat op
levensverzekeringsovereenkomsten waarvan het rendement afhankelijk is van de
opbrengst van een kapitalisatiefonds, de zogenaamde Tak 23-producten die onder
de bevoegdheid van de minister van Economie vallen. Het antwoord hierna is
beperkt tot de aspecten die op ICB's betrekking hebben. Voor aspecten in
verband met het Tak 23-product verwijs ik u door naar de minister van Economie.
Uw vraag
lijkt eerst en vooral te peilen naar de draagwijdte van de terminologie die in
deze sfeer wordt gehanteerd. U verwijst in dit verband naar de verwarring die
bij de spaarders zou ontstaan door het gebruik van onderscheiden termen als
kapitalisatiefonds, kapitalisatiedeelbewijs, kapitalisatiebevek aan toonder en
sicav-aandelen, alsook van de afkorting KAP. Bij deze vraag kan de volgende
terminologische toelichting worden verstrekt.
ICB's
kunnen onder vorm van een vennootschap of onder vorm van een onverdeeldheid
zonder rechtspersoonlijkheid worden opgericht. In het eerste geval worden ze
geregeld bij statuten, in het tweede geval bij overeenkomst, vastgelegd in een
beheerreglement. De rechten van deelneming in een ICB hebben in een bevek de
vorm van aandelen en worden in een fonds ook wel deelbewijzen genoemd.
De wet
van 20 juni 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer
van beleggingsportefeuilles bepaalt dat zowel in beveks als in fondsen twee
typen van rechten van deelneming kunnen worden gecreëerd, waarbij de
nutopbrengst voor het ene type wordt uitgekeerd en voor het andere type wordt
gekapitaliseerd. In het laatste geval spreekt men in functie van de vorm van de
ICB van kapitalisatie-aandelen voor een bevek of van kapitalisatiedeelbewijzen
voor een fonds. Voor rechten van deelneming van het kapitalisatietype wordt
vaak de afkorting KAP gebruikt. Doorgaans en in afwachting van het doorvoeren
van de dematerialisatie zijn die rechten van deelneming aan toonder.
Van producten met kapitaalgarantie kan enkel
worden gesproken indien de inschrijvingsprijs gedurende de initiële
inschrijvingsperiode integraal, onherroepelijk en onvoorwaardelijk is
gewaarborgd op vervaldag, terwijl de term kapitaalbescherming slechts kan
worden gebruikt indien voor diezelfde inschrijvingsprijs een volledige
bescherming geldt op eindvervaldag. De laatst bedoelde bescherming wordt
bekomen via een beleggingsstrategie waarbij belegd wordt in deposito’s,
schuldinstrumenten die zijn uitgegeven door ondernemingen onder prudentieel
toezicht uit de Europese Economische Ruimte of een schuldinstrument uitgegeven
of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte dan wel via
een analoge structuur met een identiek tegenpartijrisico.
U stelde vervolgens de vraag naar de regels waaraan
financiële bemiddelaars zich moeten houden inzake informatieverstrekking over
kapitalisatiefondsen. De volledige en de vereenvoudigde prospectus dienen alle
informatie te bevatten die een belegger nodig heeft om zich met kennis van
zaken een oordeel te vormen over de hem voorgestelde investering, inzonderheid
de gegevens over de aan die belegging verbonden inherente risico’s en de aan de
rechten van deelneming verbonden rechten. De vereenvoudigde prospectus, die de
essentiële gegevens bevat over de aangeboden belegging, moet voor de inschrijving
kosteloos aan de investeerder worden aangeboden terwijl de volledige prospectus
op verzoek ter beschikking van de belegger moet worden gesteld. De hierboven
toegelichte termen zijn wettelijk gedefinieerd. De CBFA ziet er bij de
goedkeuring van de prospectus en het overige publicitair materiaal dat voor de
commercialisatie van rechten van deelneming aan ICB’s wordt gebruikt op toe dat
de gebruikte termen stroken met de wettelijke terminologie.
In antwoord op uw derde vraag kan worden geantwoord
dat alle informatie die in de informatiefiches of ander reclamemateriaal is
opgenomen in overeenstemming moet zijn met de prospectus alsook op een
coherente manier moet worden meegegeven, volgens artikel 21 van het KB van
4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor
collectieve belegging. De belegger kan in de buitengerechtelijke sfeer met zijn
klachten terecht bij de bemiddelingsdienst Banken-Krediet-Beleggingen.
09.03 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
Ik zal
dat nader bestuderen. Ik heb de indruk dat het een antwoord is op een aantal
verzuchtingen die bij klanten van banken leeft met betrekking tot het afsluiten
van kapitalisatiefondsen tussen spaarders en banken.
Het incident
is gesloten.
L'incident
est clos.
Le développement des questions et interpellations est suspendu de 11.38
heures à 11.47 heures.
De behandeling
van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 11.38 uur tot 11.47 uur.
10 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en
minister van Financiën over "de werken en restauratieprojecten die door de
Regie der Gebouwen aan de koninklijke gebouwen zijn uitgevoerd"
(nr. 14695)
10 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "les travaux et projets de restauration dont les
bâtiments royaux ont fait l'objet par l'entremise de la Régie des
Bâtiments" (n° 14695)
10.01 Hagen Goyvaerts
(Vlaams
Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik had deze vraag
schriftelijk gesteld op 3 februari 2005. Ik heb begin januari 2007 de
jaartallen geactualiseerd. Gelet op het feit dat de antwoordtermijn ook nu
ruimschoots is overschreden, heb ik ze omgezet in een mondelinge vraag.
Het
betreft inderdaad een vraag met betrekking tot de Regie der Gebouwen,
en meer specifiek de werken en restauratieprojecten aan de koninklijke
gebouwen.
Mijnheer
de minister, kunt u mij een gedetailleerd overzicht geven van de uitgevoerde
werken en restauratieprojecten tussen 1999 en 2005, desgevallend 2006, voor
zover u daarover al cijfers heef, door de Regie der Gebouwen aan de
gebouwen van de koninklijke domeinen en monumenten? Kunt u ook de kostprijs en
het financiële engagement van de diverse werken en restauratieprojecten
specificeren? Als u mij een tabel kunt geven, wil ik dat als antwoord
aanvaarden. Ik vond het evenwel nuttig om nog voor het einde van deze
legislatuur over deze informatie te beschikken.
10.02
Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer
Goyvaerts, met betrekking tot uw vraag over de uitgevoerde werken en de
restauratieprojecten die tussen 1992 en 2006 door de
Regie der Gebouwen aan de koninklijke domeinen en de koninklijke
monumenten zijn uitgevoerd, deel ik u mee dat de voornaamste uitgevoerde
projecten de volgende zijn: de beveiliging van de domeinen, de restauratie van
de middenvleugel en de vleugel logies in het koninklijk paleis van Laken, de
restauratie van de koninklijke serres in het koninklijk domein te Laken, met name
de restauratie van de cameliaserre, en de saneringswerken, met onder meer de
asbestverwijdering.
Met
betrekking tot uw vraag omtrent de kostprijs en het financiële engagement, heb
ik een overzichtstabel laten opstellen per gebouw, per jaar en per artikel
waarop de dossiers werden vastgelegd.
Mijnheer
de voorzitter, ik heb hier een kopie van de tabel voor de heer Goyvaerts en
voor de commissie.
10.03 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
L'incident
est clos.
11 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en
minister van Financiën over "de achterstand inzake de commerciële verkoop
van biobrandstoffen" (nr. 14726)
11 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre
des Finances sur "le retard en ce qui concerne la vente commerciale des
biocarburants" (n° 14726)
11.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, in verschillende Europese landen komt de
commerciële verkoop van bio-ethanol E85, de brandstof die voor 85% van
plantaardige afkomst is, op gang.
In
Frankrijk starten de tankstations van warenhuisketens met een aanbod van E85.
Ook in Nederland, Zwitserland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Ierland
zijn de eerste E85-pompen intussen open.
In België
is er welgeteld een tankstation met een klant, een Lets lid van de Europese
Commissie. Officieel is er nog geen enkel tankstation waar die brandstof aan
het publiek mag worden verkocht. De distributeur Octa+ heeft enkel een
teststation in Oudergem.
Ook
benzine vermengd met 5% ethanol en biodiesel kan in België maar op weinig
plaatsen worden getankt. Slechts enkele brandstoffendistributeurs bieden ze
aan.
De
Belgische regering kende pas in oktober 2006 een aantal bedrijven een
quotum toe om biobrandstoffen te mogen leveren. Die late beslissing is volgens
de sector de hoofdreden voor het beperkt aanbod aan biodiesel.
Daarnaast
vindt de sector de fiscale aansporing die bestaat in een vrijstelling van
accijnzen op biodiesel onvoldoende voor de rentabiliteit.
Mijnheer
de minister, ik krijg graag antwoord op de volgende vragen.
Ten
eerste, klopt het dat de brandstofverdelers nog steeds geen vergunning hebben
gekregen voor de commerciële verkoop van bio-ethanol E85? Indien ja, waaraan is
dit te wijten?
Ten
tweede, hoeveel brandstoffendistributeurs mengen thans hun diesel met
biodiesel? Hoeveel distributeurs mengen hun benzine met bio-ethanol?
Ten
derde, wat is de reden voor het beperkte commercieel aanbod van biobrandstoffen?
Welke maatregelen overweegt u om het aanbod te verhogen?
11.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies,
de vergunningen voor de commerciële verkoop van bio-ethanol E85 hebben geen
betrekking op vergunningen van de Federale Overheidsdienst Financiën. De
bedoelde vergunningen betreffen de normen waaraan brandstoffen moeten voldoen
en behoren dus tot de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Economie,
KMO, Middenstand en Energie. Ik verwijs dus naar mijn waarde collega.
Tot op
heden werden leveringen van de biobestanddelen, in het kader van de
gedeeltelijke vrijstelling van de bijzondere accijns voor diesel aangevuld met
FAME, verricht aan drie brandstoffendistributeurs. Met betrekking tot
bio-ethanol beschikt de Federale Overheidsdienst Financiën niet over deze
informatie, aangezien de regeling van de gedeeltelijke vrijstelling van de
bijzondere accijns voor benzine aangevuld met bio-ethanol slechts in werking
treedt op 1 oktober 2007. We moeten dus wachten tot en met oktober.
Tot op
heden levert slechts één firma de biobestanddelen. Aangezien er geen
verplichting tot bijmenging van biobestanddelen bestaat, gebeurt de bijmenging
op vrijwillige basis. Zoals uit het antwoord op de tweede vraag blijkt, zijn
momenteel slechts een beperkt aantal brandstoffendistributeurs bereid tot
bijmenging.
Het
opleggen van een eventuele verplichting tot bijmenging behoort niet tot de
bevoegdheid van de minister van Financiën, maar er was een beslissing tijdens
het vorige weekend in Leuven om dat te doen. Dat zal dus het geval zijn voor de
volgende jaren, vanaf begin 2008 voor het eerste product en begin 2009 voor het
tweede. Dat zal een beslissing zijn van Energie en Milieu, denk ik.
L'incident
est clos.
- de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van
Financiën over "de resultaten van de regeringstop te Leuven"
(nr. 14727)
- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister
van Financiën over "de resultaten van de begrotingscontrole op fiscaal
vlak" (nr. 14752)
- M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des
Finances sur "les résultats du sommet gouvernemental à Louvain"
(n° 14727)
- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des
Finances sur "les résultats du contrôle budgétaire sur le plan
fiscal" (n° 14752)
12.01 Carl
Devlies (CD&V):
Mijnheer de minister, ik zou graag van u vernemen welke maatregelen de regering
beslist heeft op haar regeringstop te Leuven.
Met
betrekking tot de fiscaliteit herinner ik mij dat in een bedrag van
320 miljoen euro was voorzien voor de verpakkingsheffing. Dat bedrag
werd bij de opmaak van de begroting in extremis toegevoegd aan de begroting om
de tekorten te dekken die deze begroting vertoonde.
Ik zou
graag vernemen in welke maatregelen de regering voorziet. Ik zou ook graag
vernemen of u de fiscale ontvangsten verhoogd hebt, in het kader van de
begrotingscontrole. De fiscale ontvangsten waren in de begroting reeds redelijk
hoog ingeschat, met een stijgingspercentage van 5,9%. Heeft men aan dit
stijgingspercentage nog gesleuteld? Heeft men in de begrotingswijziging
bijkomende fiscale ontvangsten in de begroting opgenomen?
12.02 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de
voorzitter, mijn vraag gaat in dezelfde richting. Ik heb in het afgelopen
weekend de werkzaamheden van de Ministerraad op verplaatsing proberen te
volgen.
Wij
kenden de verwachtingen vóór het weekend. Men zou het aanzienlijke
begrotingstekort dichtrijden. Men zou de CO2-gebonden
verpakkingsheffing herbekijken. Er zijn talrijke aankondigingen gedaan. Het
zouden ook moeizame gesprekken worden. Er was wat achterdocht tussen de
liberalen en de socialisten, wat het afvangen van vliegen betreft.
Uit de
verschillende beschouwingen die nadien gemaakt werden en uit de commentaren die
geleverd werden door de regering zelf en de pers, blijkt dat er een hele reeks
maatregelen genomen werd die te maken hebben met uitgaven, maar ook met
bijkomende taksen, belastingen of heffingen. Noem het zoals u wilt. Het doel
ervan was de begroting van 2007, en waarschijnlijk ook die van 2008, bij te
sturen.
Mijnheer
de minister, ik zou graag een overzicht krijgen van de genomen beslissingen.
Wat is de ware toedracht? Wat is de fiscale of financiële impact? Werd er een
status opgemaakt van de bijkomende fiscale inkomsten en uitgaven? Is er
inderdaad, zoals collega Devlies suggereert in zijn vraag, een raming gebeurd
van de fiscale ontvangsten? Dat zou namelijk wel eens kunnen verklaren waarom u
plots opnieuw een overschot van 0,3% op uw begroting kunt voorleggen. Als die
cijfers beschikbaar zijn in tabelvorm, dan zou ik ze graag krijgen.
12.03 Minister
Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, heren Devlies en
Goyvaerts, eerst en vooral hebben wij zeer goed nieuws gekregen over de
evolutie van de overheidsfinanciën.
Voor 2006
is er een meerontvangst in de vennootschapsbelastingen van 300 miljoen euro.
Dat is toch een zeer goede zaak. U hebt misschien gezien dat veel Belgische
bedrijven zeer goede resultaten hebben geboekt. Ik denk bijvoorbeeld aan de
bedrijven uit de Bel-20.
Door ons
beleid met een verlaging van de directe belastingen op arbeid en de
vennootschapsbelasting is er nu een zeer positieve evolutie op het vlak van de
economische groei. In 2006 bedroeg deze groei 3%. Er zijn een aantal nieuwe
ontvangsten en dit ondanks een verlaging van de tarieven. Ik denk bijvoorbeeld
aan de notionele intrest. Door het invoeren van de notionele intrest hebben we
meer positieve resultaten gezien bij de bedrijven en dit heeft gezorgd voor een
aantal nieuwe ontvangsten.
De
gouverneur van de Nationale Bank heeft ons gezegd dat een hogere groei mogelijk
is maar wij opteren voor een zeer voorzichtige aanpak met 2,2% groei voor 2007.
Er is anderzijds ook sprake van een zeer forse verhoging van de ontvangsten in
de vennootschapsbelasting en dit ondanks een verlaging van de tarieven, een
vermindering van de uitgaven voor werkloosheid en een zeer beperkt aantal
uitgaven in de gezondheidszorg. U weet dat er op dat laatste vlak sprake is van
een norm van 4,5% maar in 2005 was er volgens de gouverneur sprake van 0% groei
en voor 2006 zal men uitkomen op zowat 1%. Zeer goed nieuws dus.
Op
fiscaal vlak is er inzake koopkracht een echt belangrijke maatregel
doorgevoerd. In 2006 werden er immers middelen vrijgemaakt voor de invoering
van een jobkorting die werkenden een extra beloning van gemiddeld 25 euro geeft
door de verhoging van de forfaitaire aftrek voor beroepskosten. Voor 2007 werd
beslist om deze maatregel te verdubbelen. Concreet betekent dit dat de
jobkorting voor alle inkomenscategorieën dit jaar een belastingkorting zal
opleveren van totaal ongeveer 50 euro. Wie werkt, krijgt hierdoor een extra
duwtje in de rug. Voor een gezin met twee werkende echtgenoten betekent dat 100
euro meer. Deze maatregel zal in de maand mei worden doorgevoerd.
De
regering wenst op korte termijn een aantal maatregelen te nemen die een begin
zijn van een brede aanpak van de problematiek van de consumptie van energie en
vervoer. Op fiscaal vlak zijn ter zake de volgende maatregel beslist. Bij de
aanschaf van een nieuwe bedrijfswagen zal de aftrek van de kosten, andere dan
voor brandstof, die nu 75% bedragen, worden gemoduleerd in functie van de CO2-uitstoot
van 60 tot 90%. Dit is een nieuwe, belangrijke inspanning op fiscaal vlak om
propere wagens te promoten.
Ten tweede, de aankoop van CO2-zuinige wagens zal sterker
worden aangemoedigd. Daartoe wordt de bestaande belastingvermindering voor
wagens beneden respectievelijk 105 en 115 gram CO2 per kilometer
omgezet in een korting op factuur bij aankoop. Die korting is gelijk aan 15%
van de aankoopprijs van het aangekochte voertuig wanneer dat minder dan 105
gram CO2 uitstoot, zonder het bedrag van 3.280 euro, niet
geïndexeerd, te overschrijden. Kortom: er is een korting in plaats van een
belastingvermindering bij de inkohiering.
Ten
derde, de aankoop van wagens met een roetfilter zal ook sterker worden
aangemoedigd. Ook daar wordt het systeem van een belastingvermindering verlaten
ten voordele van een korting op factuur, die zoals nu 200 euro –geïndexeerd
bedrag – zal bedragen.
Ten
vierde, inzake zonnepanelen voor de burgers, bedraagt de huidige
belastingvermindering maximaal 2.000 euro. Het geïndexeerd bedrag is
2.600 euro voor het jaar 2008. Daar de aankoop van zonnepanelen gemiddeld
8.000 euro bedraagt, zal de belastingvermindering opgetrokken worden van
2.000 naar 2.600 euro – niet geïndexeerd bedrag, geïndexeerd betekent dat
3.380 euro – indien de overschrijding haar oorsprong vindt in uitgaven
voor het plaatsen van zonnecelpanelen voor waterverwarming of voor
energieopwekking door zonnecelpanelen. Dat maakt het mogelijk verschillende
energiebesparende uitgaven te combineren en tegelijk een hogere
belastingvermindering toe te staan voor de uitgaven voor de productie van warm
water en de opwekking van zonne-elektriciteit.
Ten
vijfde, passiefhuizen – woningen die weinig of geen externe energie inbreng
vergen en die wat dat betreft aan precieze criteria voldoen: maximaal 15
kilowattuur per vierkante meter woonoppervlak en met een index van luchtverlies
van minder dan 0,6 – zullen fiscaal meer gestimuleerd worden, zowel bij de
aanbouw als bij de aankoop of de renovatie ervan. Passiefhuizen hebben een
kostprijs die 20% hoger ligt dan een gewone woning. Daar het de bedoeling is
energiebesparingen aan te moedigen, ongeacht de wijze van financiering, is er
voorgesteld die stimulans bij de andere energiebesparende bepalingen onder te
brengen door een unieke belastingvermindering te verlenen voor de woningen die
aan de voorwaarden van passiefhuizen voldoen. De vermindering zou over 10 jaar
gespreid zijn.
Naast die
milieumaatregelen wenst de regering de Belgische ondernemingen aan te zetten
tot technische innovatie. Een cruciale hefboom voor renovatie is het systeem
van de octrooien. Daarom zal de regering alle activiteiten van onderzoek en
ontwikkeling in verband met de ontwikkeling van octrooien stimuleren, om de
eigendom en/of het verkrijgen van gebruiksrechten op octrooien aan te moedigen,
evenals de fabricage van de producten die op basis van die octrooien worden
geproduceerd.
Deze doelstelling kan worden bereikt met een zeer belangrijke maatregel,
namelijk een belastingaftrek ten belope van 80% voor de volgende inkomsten uit
octrooien die door een Belgische vennootschap of inrichting in licentie worden
gegeven en voor inkomsten uit octrooien die door een Belgische vennootschap of
Belgische inrichting worden aangewend bij de fabricage van geoctrooieerde
producten door haarzelf of voor haar rekening.
Mijnheer
de voorzitter, dat geldt niet alleen voor de farmaceutische industrie, maar
voor alle sectoren. Het gaat over een vermindering van belastingen op
dergelijke inkomsten van 33,99% naar 6,8%, misschien het laagste tarief van heel
Europa. Dat is heel belangrijk voor innovatie in België.
De
oefening die de regering dit weekend maakte, was een begrotingscontrole. Dit
betekent dat zij de ontvangsten en uitgaven van het jaar 2007 heeft doorgenomen
om zich ervan te vergewissen dat de begrotingsdoelstellingen behouden kunnen
blijven. Dankzij deze oefening kon de realisatie bevestigd worden van een
overschot, niet alleen een evenwicht, wij hebben een evenwicht sinds 2000, maar
nu is er een overschot van 0,3% van het bbp. Ze had geen betrekking op
systematische vooruitzichten voor meerdere jaren. Ik heb dus geen nieuwe
cijfers voor 2008 of voor de volgende jaren. Op het niveau van de fiscale
ontvangsten kon het totale niveau, meer dan 92 miljard euro,
bevestigd worden.
Voor
milieumaatregelen zal er een heffing komen op niet-herbruikbare
huishoudverpakkingen en niet-herbruikbaar huishoudgerei, meer bepaald op de
plasticzakken en -zakjes die doorgaans aan de kassa's van winkels te vinden
zijn, op de plastic- en aluminiumfolie die dient voor de huishoudelijke
verpakking van voedingswaren en op wegwerpbestek.
Deze
maatregelen moeten op 1 juli 2007 in werking treden. De bedoeling
ervan zal zijn de consumenten ertoe aan te moedigen herbruikbare verpakkingen
te gebruiken om het door ons geproduceerd afvalvolume af te bouwen. Om die
reden zullen de Gewesten, de betrokken sectoren en de milieuorganisaties worden
betrokken bij de uitwerking van de methodologie om de minst milieuvriendelijke
verpakkingen maximaal te beperken.
Ik
herhaal het, de beste oplossing is dat wij geen euro van die heffing krijgen.
Dat wil zeggen dat er een verandering komt in de acties van de consument en dat
hij alleen herbruikbare zakken neemt. Fedis heeft reeds de doelstelling om dat
te doen. Het was een vraag van Fedis. Fedis probeert om 60% minder
plasticzakken te hebben in 2009. Dus met een heffing van twee cent per
plasticzak zal een zeer belangrijke vooruitgang mogelijk zijn.
Inzake de komst van de biobrandstoffen op de brandstoffenmarkt heb ik de
heer Devlies al een antwoord gegeven in de vorige vraag.
Ik wil u
echter zeggen dat er nu een zeer goede evolutie is van de milieuaanpak. We
hebben eerst en vooral beslist tot veel vermindering van belastingen,
incentives voor woningen en propere wagens. Het was ook een zeer goede zaak om
de fouten van de ecotaksen niet te herhalen. Het was dus goed om tot een andere
aanpak te komen. In 1993 was het een verhaal met veel fouten, met belangrijke
heffingen van bijvoorbeeld 15 frank per volume water of ander producten. Dat was
een zeer slechte ervaring. Nu hebben we alleen tot een mogelijke heffing op
bijvoorbeeld plasticzakken beslist. Waarom? Het is voor de consument altijd
mogelijk om een ander product te gebruiken, zonder heffing. Dat is een zeer
goede oplossing. Het zijn alleen incentives, met verlaging van de belasting, en
een aantal kleine maatregelen waarbij de consument de mogelijkheid heeft om een
alternatief product te kiezen.
Tot slot
wil ik u zeggen dat het om misschien 120 miljoen euro gaat die in onze
berekening voor de twee heffingen in de begroting is ingeschreven. Dat wil
zeggen dat het ten hoogste om 100 miljoen euro gaat, niet om een evenwicht
te hebben maar om een surplus van 900 miljoen euro te bereiken. Zelfs
zonder betaling door de belastingplichtigen zal het een zeer goede zaak zijn.
Er komt een verlaging van de CO2-uitstoot en misschien kunnen we ook
andere positieve elementen krijgen in de begroting. Zoals ik heb gezegd zijn we
uitgegaan van een zeer lage economische groei, namelijk 2,2%.
Mijnheer
de voorzitter, ik weet dat het voor de oppositie altijd heel moeilijk is om dat
te horen. We zijn een van de drie of vier landen van de eurozone die niet
alleen een evenwicht hebben maar zelfs een overschot van 0,3%. We hebben een
zeer forse verlaging van onze schuldratio, de belangrijkste in gans Europa. We
hebben elk jaar 40.000 nieuwe jobs gecreëerd, dus een vermindering van de
werkloosheidsuitkeringen. Het is geen perfecte wereld in België maar er is toch
een zeer mooie evolutie, met een zeer belangrijke economische groei. Ik besluit
mijn interventie hiermee: sinds vier jaar hebben we in België een grotere
economische groei dan in de eurozone. Dat is toch niet slecht. Ik ben echter
bereid om veel kritiek en commentaren te horen van de mensen die bijvoorbeeld
tot een ecotaks hebben beslist in 1993. Ik denk dat de bevolking zich het mooie
verhaal van de ervaren gids heel goed herinnert.
De voorzitter: Ik veronderstel dat de twee
interpellanten overtuigd zijn?
(…): Ze zijn van hun melk.
12.04 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, wij hadden toch gehoopt dat de aanwezigheid van de regering in
Leuven voor meer inspiratie zou hebben gezorgd. De stad Leuven heeft drie dagen
lang gastvrijheid aangeboden, in de hoop dat de huidige regering eindelijk tot
bezinning zou komen en met een duidelijk programma en een langetermijnvisie
naar buiten zou komen.
Wij
stellen nu vast dat een aantal maatregelen worden opgesomd die bijkomende
inkomsten voor de staatskas met zich brengen. Zij worden verkocht onder het mom
van de bekommernis om het milieu.
De
minister begon zijn uiteenzetting met het brengen van goed nieuws, waarin hij
heel sterk is. Hij heeft hier al heel veel goed nieuws proberen te brengen.
Hij
beweert dat er in 2006 300 miljoen euro meerontvangsten voor de
vennootschappen zijn. Hij vergeet waarschijnlijk dat hij tot versnelde
inkohiering van de vennootschapsbelasting is overgegaan. Hij schoof bovendien
225 miljoen euro naar 2007 door, terwijl de inkohieringen op
4 januari 2007 voor een bedrag van 225 miljoen euro zijn gebeurd. Op
die manier is het gemakkelijk om tot dergelijke cijfers te komen.
Ik vraag
mij ook af wat de ideeën voor 2007 zijn. Wat zal de regering doen? Zij zal
waarschijnlijk opnieuw versneld inkohieren en waarschijnlijk ook opnieuw een gedeelte
naar 2008 doorschuiven. Ik maak dus het grootste voorbehoud bij de cijfers die
hier door de minister naar voren worden gebracht.
De
minister is ook de specialist in opgewarmde kost. Als opgewarmde kost konden
wij hier nogmaals de jobkorting vernemen. Ik dacht dat de korting al vroeger
was beslist. U hebt de jobkorting al een paar keer beslist.
12.05
Minister Didier Reynders: (…)
12.06 Carl Devlies (CD&V): Hebt u alles opnieuw
gedaan? Hebt u alle beslissingen die vroeger werden genomen, opnieuw genomen?
Nu begrijp ik waarom u drie dagen nodig had. Als u alles moet beslissen wat
vroeger al werd beslist, zoals de jobkorting, dan hebt u inderdaad drie dagen
nodig.
U weet
dat wij bij de jobkorting bemerkingen hebben. Wij geven de voorkeur aan de verhoging
van de belastingvrije som, omdat zij aan de problematiek van de laagste
inkomens tegemoetkomt. De verhoging van de belastingvrije som zou bovendien tot
een fiscaal activeringsbeleid bijdragen.
Op de
verschillende milieumaatregelen zal ik niet in detail ingaan. Zij kaderen
echter duidelijk niet in een globaal milieubeleid. Zij strekken enkel tot de
verhoging van de inkomsten voor de begroting 2007. Zij staan los van een
overwogen, doordacht en toekomstgericht milieubeleid.
Ik
betreur ook dat de regering haar meest recente bijeenkomst niet te baat heeft
genomen om een aantal krachtlijnen op lange termijn uit te tekenen, onder meer
voor de vergrijzingproblematiek waarmee wij in de loop van de volgende jaren
zullen worden geconfronteerd. De heer Coene heeft er trouwens ook op gewezen.
12.07 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de
voorzitter, ik sluit mij grotendeels aan bij de analyse van de heer Devlies.
Heel de
Leuvense Slangenshow kan natuurlijk gecatalogeerd worden onder de noemer
perceptie en indruk. U zei daarjuist de fouten met de ecotaks niet te zullen
herhalen, mijnheer de minister. Tot vorige week hebben wij u daarover
geïnterpelleerd en ondervraagd, net als uw collega minister
Van den Bossche. Ik hoor niets meer over een CO2-gebonden
heffing. Het gaat nu gewoon over een heffing per kilogram op plasticzakjes,
huishoudfolie, aluminiumfolie en wegwerpbestekken. Van heel het verhaal van 320
miljoen euro CO2-gebonden verpakkingsheffing schiet niets meer
over. U moet dat opnieuw proberen te verkopen als de plasticzakjes en
plasticmessen en vorken waarmee kinderen bij wijze van spreken koekenetentje
spelen, die uw begroting zullen redden.
Ik had
verwacht dat u een tabel zou voorleggen met de fiscale ontvangsten die verhoogd
of verlaagd zijn, met de ontvangsten die u verwachtte met betrekking tot die
heffingen. U zegt een bedrag van ongeveer 120 miljoen te hebben, maar dat
is niet echt nauwkeurig. Er circuleren allerlei getallen: de ene spreekt over
50 tot 60 miljoen euro, de andere over 67 miljoen euro, u
spreekt over 120 miljoen euro. Dat is niet echt consistent. We zijn
dat echter gewoon van deze regering: het was de bedoeling nog eens een laatste
round-up te houden. Ik vrees er echter voor dat tussen vandaag en de
verkiezingen van 10 juni daarvan niet veel meer zal blijven hangen bij de
modale kiezer. Dat is misschien nog maar het beste.
L'incident
est clos.
13 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister
en minister van Financiën over "de benoemingen bij de Regie der
Gebouwen" (nr. 14711)
13 Question de M. Servais Verherstraeten au vice-premier ministre
et ministre des Finances sur "les nominations à la Régie des
Bâtiments" (n° 14711)
13.01 Servais
Verherstraeten (CD&V):
Mijnheer de vice-eerste minister, enerzijds bent u de Regie der Gebouwen aan
het ontmantelen door de uitverkoop van tal van gebouwen. Anderzijds bent u
bezig met de hervorming van de Regie der Gebouwen. Aan het einde van de
legislatuur hebt u blijkbaar de intentie om er nog een hele rits benoemingen
door te sluizen.
Mijnheer
de minister, wat is de stand van zaken van de hervormingen van de
Regie der Gebouwen in het algemeen? Wat is de essentie ervan? Wat is
de kostprijs van het bureau dat de hervormingen mee heeft georganiseerd? Wat is
tot op heden reeds betaald en wat zijn de nog verwachte kosten?
Hoeveel
openstaande functies, ambten en mandaten zijn er op dit ogenblik vacant, welke
en hoeveel zullen er nog voor het einde van de legislatuur worden ingevuld?
Hoeveel kandidaten zijn er per functie? Hoeveel mensen die op uw kabinet,
beleidsraad of beleidscel werken of hebben gewerkt, hebben zich kandidaat
gesteld en voor welke functie? Welke functies bekleden zij nu? Hoe wordt de
objectiviteit van de benoemingen gegarandeerd? Hoe is de jury tijdens de
preselecties samengesteld? Hoeveel mensen slaagden en hoeveel werden er
ongunstig gerangschikt? Hoeveel huidige en gewezen leden van uw kabinet,
beleidsraad en beleidscel kregen een ongunstig van de jury? Wat is de reden dat
alsnog dure managers moeten worden aangesteld, terwijl de
Regie der Gebouwen door u wordt ontmanteld?
13.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer
Verherstraeten, de basisopdracht van de Regie der Gebouwen is de
huisvesting van de federale overheidsdiensten in gebouwen die ofwel eigendom
zijn van de Belgische staat en haar daartoe ter beschikking worden gesteld,
hetzij door het in huur nemen van gebouwen.
Naast de
geleidelijke overschakeling van de eigenaarregeling naar de huurderregeling, is
het doel van de valorisatie van de staatsgoederen een efficiënte hertoewijzing
van de beperkte interne budgettaire middelen van de
Regie der Gebouwen en tegelijk een realisatie van ontvangsten voor de
Staat.
Die
strategie moet de globale doeltreffendheid van de tegemoetkomingen van de Regie
der Gebouwen als vastgoedvertegenwoordiger en beheerder van de Staat beduidend
verbeteren, voornamelijk dankzij de volgende aspecten: centralisering van de
FOD’s in moderne kantoorgebouwen met een uitstekende toegankelijkheid, waarin
schaalvoordelen kunnen worden gerealiseerd voor de werkingskosten,
externalisering van de budgetten voor de programma’s op het vlak van bouw of
zware renovatie; beheer en optimalisering van de werkomgeving voor de
ambtenaren van de verschillende FOD’s, betere toewijzing van de interne
middelen naar functies met een hogere toegevoegde waarde, volledige overdracht
van het eigenaarrisico naar de nieuwe aankoper.
Eigenlijk
huisvest de Regie nog steeds dezelfde diensten en hetzelfde aantal ambtenaren
en moet zij zorgen dragen voor de kwaliteit van die huisvesting.
De
diensten die de Regie der Gebouwen huisvest, benemen vandaag
8.044.421 vierkante meter: 5.084.137 vierkante meter staatsgebouwen en
2.960.244 vierkante meter huurgebouwen.
In de loop
van de periode van 4 februari 2005 tot 15 mei 2006 heeft de
veranderingscel Regie 2005 in volle onafhankelijkheid en in samenwerking met
bijna tweehonderd ambtenaren van de Regie mij de voorstellen geformuleerd die
hebben geleid tot de wijziging van de wet van 1 april 1971 door de
wet van 20 juni 2006 houdende diverse bepalingen. Die wet voorziet
uitdrukkelijk in een nieuw dagelijks beleid volgens een mandatenstelsel, dat nu
ook voor de instellingen van openbare nut van kracht is.
Een
belangrijk keerpunt is de instelling van een directiecomité. De
aanstellingsprocedure is thans lopende. Het directiecomité is van wezenlijk
belang om de kanteling van de oude naar de nieuwe structuur te realiseren. De
aanstelling ligt in de normale lijn der werkzaamheden.
De
verandering bij de Regie der Gebouwen heeft tot doelstelling een
managementsysteem uit te bouwen dat vertrekt van de vastgoednoden van de
federale overheidsdiensten, die door de Regie in een klantenrelatie behandeld
moeten worden. Een transparant beleid inzake federaal vastgoed moet een
optimale invulling van die noden begeleiden. Operationele diensten zullen,
naargelang de te nemen opties, instaan voor de realisatie van een bouw, een
restauratie, een renovatie, een aankoop, een verkoop, de huur, het onderhoud en
facilitaire dienstverlening.
Door de vastgoednoden van de federale overheid in een meerjarenplan
samen te brengen, wil de verandering ten goede komen aan de federale
overheidsdiensten, die zo planmatiger hun werking kunnen structureren, wat ook
aan de regering ten goede komt, die op die manier haar prioriteiten perfect in
kaart kan brengen. Het komt ook ten goede aan de markt, die overeenkomstig de
wet op de overheidsopdrachten een beter zicht op de totale vraag van de
overheid krijgt. Het komt bovendien ten goede aan een begrotingsbeleid, dat de
huisvesting van de federale diensten op een transparante wijze kan financieren.
De
kostprijs van de verandering ligt grotendeels vervat in de aanwending van de
competenties binnen de Regie der Gebouwen door het inzetten van
personeelsleden in de diverse werkgroepen, die de organisatiestructuur mee
hebben helpen uitbouwen. Benevens wat in 2007 voor twee consultantenbureaus
werd betaald, namelijk 217.646,37 euro inclusief btw, waren er geen
externe uitgaven. Bij de komende, externe werkzaamheden moet waarschijnlijk er
nog in worden voorzien om de kanteling binnen de gestelde termijn over het
gehele land te ondersteunen.
Er zijn
functies open, namelijk die van administrateur-generaal der Gebouwen, directeur-generaal
Klantenbeheer, directeur-generaal Strategie Vastgoedbeheer en Marketing,
directeur-generaal Operationele Dienst, directeur-generaal Stafdienst en
interne auditeur.
Voor
iedere functie bestaat een geëigend functieprofiel. De oproep aan de kandidaten
gebeurde in het Belgisch Staatsblad van 7 december 2006. Alleen voor
de interne auditeur werd de procedure nog niet gestart, teneinde de functie
optimaal op de algemene regeling voor de federale overheidsdiensten af te
stemmen. Wij moeten in dat verband dus op een algemene regeling wachten.
De eerste
aanstelling zal na afronding van de selectieprocedure gebeuren. Het is
inderdaad de bedoeling om in de mate van het mogelijke het directiecomité nog
aan te stellen. Iedereen die zich voor de functie kandidaat wenst te stellen en
aan het profiel denkt te voldoen, kan dat doen, ongeacht de huidige
tewerkstellingsplek.
De
selectieprocedure gebeurt zoals voor alle mandaatfuncties. De jury wordt door
Selor samengesteld.
De
benoemingen gebeuren op grond van de resultaten van de selectieproeven die
Selor organiseerde en waarvan de resultaten mij werden medegedeeld.
Na een
onderhoud – dat was gisteren het geval – en conform de reglementering zal de
regering een voorstel van aanstelling worden voorgelegd.
Uit wat
voorafgaat, blijkt dat uw zesde vraag zonder voorwerp is.
13.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn omstandig antwoord.
Mijnheer
de minister, hoe dan ook zal de Regie der Gebouwen een belangrijke taak blijven
vervullen. Wanneer ik sommige huurcontracten lees, blijft elke
onderhoudsverplichting ten laste van de huurder, zijnde de overheid. Wat dat
betreft, is er bij de verkoopoperaties eigenlijk weinig relevantie inzake
onderhoudsbesparing.
Wat de
hervormingen betreft, valt het op, mijnheer de minister, dat u aan de eindmeet
van de legislatuur een hoop belangrijke topbenoemingen doet. U wenst die vóór
de ontbinding van de Kamers te voltooien. Waarom? U wilt over de paarse
partijen heen een verdeling van de functies doorvoeren. Wanneer u zegt dat de
jury wordt samengesteld door Selor, dan hebt u formeel geen ongelijk, maar u
weet dat er een invloed is van de Ministerraad op die samenstelling.
Terwijl
vroeger bij de toekenning van de mandaatfuncties louter sprake was van een
assessment, heeft men de rol van de ministers versterkt om de politisering te
kunnen versterken. Ik vroeg hoeveel kandidaten er zijn die op uw kabinet hebben
gewerkt en hoeveel er in de preselecties door de jury gunstig werden beoordeeld.
Die vraag is relevant in het licht van uw palmares ter zake. Menige van uw
cabinetards zijn reeds naar andere topfuncties gepiloteerd. Dat zal niet
veranderen bij de komende benoemingen. Ik noem geen namen; we kennen ze
allemaal. Zij zullen er toevallig als beste uitkomen, maar dan wel na een
partijpolitieke preselectie.
L'incident
est clos.
14 Vraag van de heer Bart Tommelein aan de vice-eerste minister en
minister van Financiën over "het opsturen van een levensbewijs bij het ontvangen
van het pensioen in het buitenland" (nr. 14728)
14 Question de M. Bart Tommelein au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "l'envoi d'un certificat de vie par les
retraités qui touchent leur pension à l'étranger" (n° 14728)
14.01 Bart Tommelein (VLD): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, mijn vraag gaat over het opsturen van een levensbewijs
bij het ontvangen van een pensioen in het buitenland. Landgenoten die naar het
buitenland verhuizen en daar een pensioen krijgen, moeten als voorwaarde elke
maand een bewijs opsturen dat zij nog in leven zijn. Indien het pensioen
gestort wordt op een Belgische rekening moet men twee keer per jaar bewijzen
dat men nog in leven is.
Dat is
nogal kafkaiaans. De overheid zou toch moeten weten welke van haar onderdanen
nog in leven zijn, zeker als het in Europa is, want daarover moeten er toch
akkoorden bestaan. Ik ga ervan uit dat als een landgenoot in het buitenland
overlijdt, men zijn land van herkomst toch in kennis stelt. Die mensen hoeven
toch niet lastiggevallen te worden met dergelijke formaliteiten.
Als een
Belg sterft, wordt alles onmiddellijk geblokkeerd en dergelijke. Kan er geen
regeling worden getroffen om de maandelijkse of halfjaarlijkse formaliteit ter
zake te bannen, teneinde betrokkenen niet langer meer administratief te
belasten?
14.02
Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer
Tommelein, het levensbewijs wordt binnenkort afgeschaft voor de
pensioengerechtigden die in België resideren. In aanvulling van die administratieve
vereenvoudiging is tevens de studie aangevat voor de pensioengerechtigden die
in het buitenland verblijven.
In totaal
betaalt de CDVU, de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven, 6.579 pensioenen in 89
landen, waarvan 3.005 in Frankrijk, 1.209 in Duitsland, 733 in Spanje, 340 in
Nederland en 189 in het Groothertogdom Luxemburg. Soms hebben wij dus een
verkeerde redenering gevolgd in dat verband: Frankrijk komt dus op de eerste
plaats, gevolgd door Duitsland en Spanje.
Het
onderwerp van de studie is het in kaart brengen van de processen van de diverse
informatiestromen, met specifieke aandacht voor de Belgische nationaliteit.
Niet alle pensioengerechtigden hebben immers nog noodzakelijk de Belgische
nationaliteit. In functie van deze studie zal op korte termijn een nieuwe
methode worden voorgesteld waarbij het levensbewijs als dusdanig kan worden
afgeschaft. Dat probeer ik tijdens de volgende weken of twee maanden.
14.03 Bart Tommelein (VLD): Mijnheer de minister, ik
dank u voor uw zeer duidelijk antwoord en de snelle oplossing.
Le président: Il est clair
que cela pose de graves problèmes aux personnes qui habitent dans de très
grands pays, loin d’un consulat de Belgique.
14.04 Bart Tommelein (VLD): Dat zijn er niet zo veel.
Het is een minderheid.
14.05
Minister Didier Reynders: Ja, het is een minderheid.
14.06 Bart Tommelein (VLD): Meer dan de helft woont in
Frankrijk.
14.07
Minister Didier Reynders: Frankrijk, Duitsland en Spanje.
14.08 Bart Tommelein (VLD): Het gaat inderdaad over
een heel kleine groep.
L'incident
est clos.
Het incident
is gesloten.
La réunion
publique de commission est levée à 12.29 heures.
De openbare
commissievergadering wordt gesloten om 12.29 uur.