Commission de la Santé
publique, de l'Environnement et du Renouveau de la Société |
Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu
en de maatschappelijke Hernieuwing |
du lundi 19 mars
2007 Après-midi ______ |
van maandag 19 maart 2007 Namiddag ______ |
De
vergadering wordt geopend om 14.30 uur en voorgezeten door mevrouw Hilde
Dierickx.
La séance
est ouverte à 14.30 heures et présidée par Mme Hilde Dierickx.
01 Continuation de l'échange de vues avec le ministre des
Pensions et le ministre de l’Environnement sur le réchauffement climatique et
sur les mesures à prendre pour réduire les émissions de gaz à effet de serre,
interpellation et questions jointes de
- Mme Muriel Gerkens au ministre de l'Environnement et ministre des
Pensions sur "le rejet de la proposition belge d'émission de CO2
par la Commission Européenne" (n° 1040)
- M. Melchior Wathelet au ministre de l'Environnement et
ministre des Pensions sur "la volonté de la Belgique de renégocier son
volume de quotas de CO2" (n° 14387)
- Mme Muriel Gerkens au ministre de l'Environnement et ministre des
Pensions sur "le coût budgétaire de l'acquisition de droits d'émission
dans le cadre de Kyoto" (n° 14575)
- M. Mark Verhaegen au ministre de l'Environnement et ministre
des Pensions sur "la fixation de nouvelles normes d'émissions de CO2
et les mesures fédérales dans le cadre de la lutte contre l'effet de
serre" (n° 14602)
- Mme Nathalie Muylle au ministre de l'Environnement et ministre
des Pensions sur "les mesures fédérales pour lutter contre le réchauffement
de la terre et réduire des gaz à effet de serre" (n° 14605)
- Question de M. Miguel Chevalier au ministre de l'Environnement et
ministre des Pensions sur "l'offre restreinte de biodiesel"
(n° 14653)
01 Voortzetting van de gedachtewisseling met de minister van Pensioenen
en de minister van Leefmilieu over de opwarming van de aarde en over de te
nemen maatregelen om broeikasemissies te reduceren, samengevoegde interpellatie
en vragen van
- mevrouw Muriel Gerkens tot de minister van Leefmilieu en minister
van Pensioenen over "de verwerping door de Europese Commissie van het
Belgische voorstel in verband met de CO2-uitstoot" (nr. 1040)
- de heer Melchior Wathelet aan de minister van Leefmilieu en
minister van Pensioenen over "het voornemen van België om over nieuwe CO2-quota
te onderhandelen" (nr. 14387)
- mevrouw Muriel Gerkens aan de minister van Leefmilieu en minister
van Pensioenen over "de begrotingskosten van het verwerven van
emissierechten in het kader van Kyoto" (nr. 14575)
- de heer Mark Verhaegen aan de minister van Leefmilieu en minister
van Pensioenen over "de vastlegging van nieuwe CO2-uitstootnormen
en federale maatregelen voor de aanpak van het broeikaseffect"
(nr. 14602)
- mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Leefmilieu en minister
van Pensioenen over "de federale maatregelen inzake opwarming van de aarde
en de reductie van broeikasgassen" (nr. 14605)
- Vraag van de heer Miguel Chevalier aan de minister van Leefmilieu
en minister van Pensioenen over "het beperkte aanbod aan biodiesel"
(nr. 14653)
De voorzitter: Vorige week wensten de heer
Chevalier en mevrouw Tilmans nog het woord te voeren maar ik stel vast dat
beide Kamerleden nu afwezig zijn. Dat zal dus moeilijk zijn. Zijn er nog andere
commissieleden die wensen tussen te komen? We zullen dus eerst naar de
uiteenzetting van de minister luisteren. Daarna kunnen uiteraard nog vragen
gesteld worden.
01.01 Minister Bruno Tobback: Mevrouw de voorzitter, ik zal beginnen met
de punctuele vragen die vorige week niet aan bod zijn kunnen komen.
Je commencerai par les questions budgétaires de Mme Gerkens portant sur
l'achat de droits d'émission et sur le fonds. Comme vous le savez, il existe en
fait deux fonds Kyoto. Il y a le grand, pour lequel la cotisation s'est élevée
à 25 millions en 2003, indexée annuellement depuis lors pour atteindre
26.651.000 euros en 2006. Ce grand fonds verse un montant annuel de 2.300.000
euros au petit fonds qui a été constitué par le SPF. Ces moyens ont été
consacrés à la politique fédérale de réduction des émissions de gaz à effet de
serre, notamment aux frais de personnel ou de fonctionnement du service
"Climat", aux différents projets lancés en soutien de cette
politique. Ce petit fonds dépensait 2.218.000 euros en 2005 et 2.273.000 euros
en 2006 dont une grande partie couvrant les frais de personnel. Un montant d'un
million a été libéré pour constituer le capital de FEDESCO.
Les montants
réservés à l'achat de droits d'émission s'élèvent sur deux ans à un total de 60
millions d'euros, une fois 10, une fois 50, d'un côté pour l'investissement
dans des projets CDM (Clean Development Mechanism) et dans des fonds carbone
dans le second appel d'offres pour une partie limitée de ce montant. Ces
montants sont bloqués et n'ont pas encore été dépensés car la Belgique n'a pas
encore acheté le moindre droit d'émission selon le protocole d'accord de Kyoto.
Nous avons signé un premier contrat cette année avec le Salvador. Les
premiers droits d'émission devraient être effectifs et payés en 2008. Le
montant total sera de 400.000 euros. Ce sera la première somme d'argent
dépensée en Belgique pour acheter des droits d'émission.
Vous avez
aussi demandé comment comparer cette somme avec les montants dépensés pour les
mesures internes de réduction d'émission. Je peux difficilement vous livrer les
chiffres des budgets de tous mes collègues. Les efforts de réduction de gaz à
effet de serre, tels qu'ils ont été convenus à Ostende avant mon entrée dans ce
gouvernement, impliquent notamment les transports en commun. Certaines dépenses
de la SNCB sont affectées à la gratuité des transports en vue d'inciter les
fonctionnaires à les utiliser.
Je dois
aussi citer la déductibilité fiscale de l'achat de voitures propres ou de
l'investissement dans certaines technologies énergétiques.
Au total,
ces mesures ont déjà coûté plusieurs dizaines de millions d'euros pour la
période 2004-2007. Toutefois, si vous souhaitez connaître le chiffre exact, je
vous invite à poser directement la question aux ministres compétents. En tout
cas, au vu de l'inventaire du dispositif Kyoto, il me semble que la plupart des
mesures ont été exécutées comme il en avait été décidé à Ostende en 2004.
En ce qui
concerne la relation entre l'achat de droits d'émission et les dépenses totales
du gouvernement fédéral en matière de réduction d'émission de CO2 et
d'autres gaz à effet de serre, on a dépensé mille fois plus en réductions
internes qu'en achat de droits d'émission. Ce chiffre ne résulte pas d'un
calcul, mais je ne pense pas être très loin de la réalité.
Vous aviez
encore des questions sur la Commission nationale Climat et surtout sur la
difficulté à avoir une méthode d'évaluation de la politique climatique
nationale.
La
Commission nationale Climat a décidé de sous-traiter une étude afin de
déterminer et de permettre une concertation à propos d'une méthodologie qui
rencontrerait l'assentiment de tous pour évaluer les effets de la politique
commune. Nous attendons cette étude. J'espère qu'elle pourra proposer une
méthode aussi efficace que possible afin de suivre systématiquement les
différentes mesures. Comme vous le savez, nous suivons les résultats de ces
mesures via l'inventaire national et le rapport sur le projet qui doit être
rédigé chaque année. Le dernier rapport, qui date de 2005, vous a été transmis la
semaine passée et ses résultats concernent tant la Belgique que ses différentes
Régions.
Je crois avoir déjà répondu, la semaine dernière, aux questions de
M. Wathelet sur la renégociation, le plan d'allocations, etc.
De heer Verhaegen en mevrouw Muylle stelden onder andere vragen over de
20% reductie in het kader van de Europese doelstellingen.
Ten
eerste, België – ik doe dat in ieder geval – ondersteunt ten volle de
doelstelling van 20% hernieuwbare energie. De Belgische regering pleitte
trouwens op de laatste bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders voor
de reductie. Uit allerlei cijfers die wij voor zowel België als Vlaanderen
hebben, onder andere een VITO-studie, blijkt dat bijvoorbeeld voor Vlaanderen
het potentieel aan hernieuwbare energie tegen 2020 minstens tussen 6% en 21%
ligt. Op basis van de fameuze Frauenhoferstudie zou het percentage van
voornoemd potentieel nog een heel stuk hoger dan 21% liggen en zelfs boven 30%
kunnen geraken.
België is
dus in ieder geval in staat om een relevant deel van de inspanningen om tot 20%
hernieuwbare energie te komen, op zich te nemen. Of dat concreet ook betekent
dat België tot op het cijfer na de komma 20% zal halen, weet ik niet. Dat zal
ik op dit ogenblik ook niet verklaren, omdat Europa nog niet uit de discussie
is, net zo min over voornoemde doelstelling als over de doelstelling van
20%-emissiereductie tegen 2020. Er werden over de kwestie ook een aantal vragen
gesteld.
Mijn
persoonlijke mening is dat het halen van 20%-CO2-reductie tussen nu
en 2020 voor België, maar ook voor het geheel van de Europese economie, sowieso
alleen maar een economisch voordeel kan bieden, gezien de verwachting van
stijgende energieprijzen en gezien de mogelijkheden om, aan de hand van
voornoemde doelstellingen en van het introduceren van nieuwe technologieën
inzake energiebesparing, nieuwe technologie en nieuwe kennis te ontwikkelen.
Over wat
de precieze burden sharing in Europa bij het halen van de 20% zal zijn, zal
worden gediscussieerd. U weet dat tussen de verschillende landen en tussen de
verschillende groepen van landen, zijnde de meer geïndustrialiseerde landen, de
landen die nog aan het overschakelen zijn en de landen die omwille van
economische ontwikkeling sindsdien ten opzichte van 1999 nog een grote reserve
hebben, de discussie over burden sharing een heel levendige discussie is.
België
moet zich bij de discussie niet naïef tonen en niet te allen prijze willen
bewijzen dat het meer kan dan iemand anders. Ik ben echter wel van mening dat
het in ons eigen belang is om zelf zo dicht mogelijk bij de geviseerde 20% uit
te komen. Ik nodig u trouwens uit om op dat punt nog eens opnieuw het rapport
van het Planbureau te bekijken, dat ik in 2006 liet maken. Puur op basis van
kostenefficiëntie, dat niet op basis van 20% maar op basis van 30%
reductiedoelstelling werd berekend, kwam het Planbureau voor België bij een
scenario van 30% op ongeveer 17% emissiedoelstelling uit.
Het interessante was dat daaruit bleek dat die 17% emissiereductie, mits
gekoppeld aan de nodige fiscale maatregelen, leidde tot een betere economische
groei en meer tewerkstelling dan scenario's met minder emissiereductie.
Volgens
mij kan 17% een perfect hanteerbare doelstelling zijn in dat soort
onderhandelingen. Ik herhaal echter dat de criteria niet alleen door België
zullen worden bepaald en dat de uiteindelijke uitkomst van die akkoorden zal
afhangen van de standpunten van andere landen.
Wat de
doelstellingen van de federale maatregelen betreft, denk ik dat de uitvoering
van de vandaag genomen maatregelen op een goed spoor zit wanneer men kijkt naar
de inventaris van de emissies. De maatregelen waarvan we nog geen resultaten
kunnen hebben, werden niet meegerekend, met name de windmolens op de Noordzee.
Men gaat ervan uit dat deze tegen 2010 operationeel zullen zijn.
Wat de
federale overheid betreft, is het wettelijk kader daarvoor - de
vergunningen voor de inplanting en het octrooisysteem voor de
groenestroomcertificaten - volledig afgerond. De concrete uitvoering
moet nu gebeuren door de private investeerders van de windmolens op de plaats
waar deze moeten staan.
Het
volgende is een antwoord op de financiële vragen van mevrouw Gerkens. U weet
dat de Ministerraad dit weekend heeft beslist dit jaar een half miljoen euro
bijkomende fiscale vrijstelling te verlenen respectievelijk voor de installatie
van zonnecellen en voor passiefhuizen.
Er is dan
nog een maatregel die ertoe zou moeten leiden dat wij een iets
milieuvriendelijker - en in elk geval CO2-zuiniger - wagenpark
krijgen in de categorie van de bedrijfswagens. Die categorie maakt ongeveer de
helft uit van de jaarlijks nieuw verkochte wagens in België. Ik wijs erop dat
een verschuiving in die groep van 5 tot 10% meer milieuvriendelijke wagens een
onmiddellijk effect heeft op het volledige wagenpark en dus op de CO2-uitstoot
voor de komende jaren.
U heeft allemaal de slides gekregen van het IPCC, die vorige week werden
gepresenteerd.
Je suis à
votre disposition pour répondre aux éventuelles questions supplémentaires.
De voorzitter: Een internationaal (…).
01.02
Minister Bruno Tobback: Ik heb een aantal keren opgemerkt dat ik
het jammer vind dat Europa wel voor zichzelf bindende doelstellingen oplegt en
die ook realiseert. Europa is ook een van de weinige, zo niet de enige regio
ter wereld die erin slaagt om zijn Kyotodoelstellingen als geheel te halen en
om tegenover de verschillende lidstaten met het nodige gezag en de nodige
dwingende instrumenten op te treden. Internationaal ontbreekt een vergelijkbaar
mechanisme dat naar het voorbeeld van de Veiligheidsraad – met alle
relativiteit die daarbij hoort, want ook niet alle resoluties van de
Veiligheidsraad worden systematisch nageleefd – in staat is om landen te
dwingen hun verantwoordelijkheid op te nemen. Het Belgisch regeerakkoord schrijft
zich ten volle in die visie in. Het probeert om in de huidige discussie over de
versterking van het UNEP – het VN-milieuagentschap – en een nieuw Kyotoprotocol
te komen tot een orgaan dat echt een gecoördineerd en afdwingbaar
internationaal klimaatbeleid en, bij uitbreiding, milieubeleid kan voeren.
Ter
relativering wil ik wel zeggen dat die discussie al tien jaar bezig is. Ik heb
in februari nog een bijeenkomst bijgewoond op initiatief van de Franse regering
in Parijs. België heeft daar samen met 47 andere landen een intentieverklaring
ondertekend om te streven naar dergelijk echt VN-milieuorgaan dat bindend en
dwingend kan optreden. Of we de komende jaren tot een echt resultaat zullen
komen, valt nog te betwijfelen. Ik wil in dit verband verwijzen naar het feit
dat het voorbije weekend de G8-bijeenkomst rond het klimaat ook niet heel ver
is gekomen, ondanks de hoop van sommigen dat dit een doorbraak zou kunnen
realiseren. Ik heb het al eerder gezegd: de mensheid lukt er zelden in om
zonder grote catastrofes grote beslissingen te nemen. De VN zijn ontstaan na de
Tweede Wereldoorlog. De grote uitdaging voor het milieubeleid zal zijn om iets
vergelijkbaars voor het milieu te doen vóór de catastrofe. Wat dat betreft,
staat de geschiedenis niet aan onze kant.
De voorzitter: Mijnheer de
minister, dank u voor uw uiteenzetting. Zijn er nog replieken? Ik zal de
volgorde respecteren. Eerst is het dus de beurt aan mevrouw Gerkens.
01.03 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le ministre, vous donnez
très peu de chiffres dans votre réponse. Il est dramatique de constater que la
politique fédérale ne dispose pas d'outils pour mesurer les impacts des mesures
prises.
01.04 Bruno Tobback, ministre: Cette remarque vaut pour tous
les niveaux de pouvoir. Ce n'est pas propre au fédéral. Il n'y a pas de
méthodologie commune ou séparée. Ni les Régions, ni la Belgique, ni aucun pays
au monde ne dispose des instruments pour identifier individuellement l'effet
des mesures. Ce n'est pas que la Belgique ne veut pas. C'est toujours sur la
base de propositions de compromis qu'on essaie d'établir des pronostics. Il
n'existe pas de méthode uniforme au monde.
01.05 Muriel Gerkens (ECOLO): Il n'y a peut-être pas encore un
outil uniforme utilisé par tout le monde mais il existe des outils permettant
des estimations ciblées et des vérifications. Les Régions y sont d'ailleurs
tenues.
Il existe un
minimum d'outil de référence permettant notamment de prendre des mesures et de
vérifier comment on se rapproche des objectifs visés.
Il était
temps de mettre en place une étude permettant de calculer l'effet de ces
mesures, d'autant plus que le débat qui doit porter sur l'objectif de Kyoto
ressemble de plus en plus à un débat budgétaire. On l'a encore vu ce week-end.
Les discussions tournaient autour d'objectifs budgétaires. Dès lors, il est
toujours plus difficile de garder une ligne de conduite stricte en matière
d'atteinte de l'objectif visant la réduction des gaz à effet de serre.
D'après
l'Europe, la Belgique n'arrive pas à atteindre ses objectifs. On a eu
l'occasion d'en discuter notamment avec l'une de vos collaboratrices qui
affirme qu'il existe des décalages entre les tableaux fournis par l'Europe et
les vôtres. Elle indique que l'Europe ne tient pas compte de certaines données,
qu'elle part de chiffres du mois de septembre alors que nous sommes déjà en
mars. Les seules références dont nous disposons sont néanmoins les chiffres
européens.
Par
ailleurs, l'Europe calcule peut-être différemment mais si cette méthode était
utilisée et si vous remplissiez vos tableaux progressivement en utilisant la
même méthode, on pourrait constater les différences entre vos calculs et ceux
de l'Europe; on saurait alors à quoi cela se rapporte et on verrait
l'évolution. Ici, nous sommes dans le flou.
Il est difficile d'accepter que toutes les mesures prises – qui nous ont
d'ailleurs été vendues, dans les autres compétences que les vôtres, comme étant
des procédures servant à diminuer les émissions de CO2 – n'aient pas
été regroupées.
Monsieur le
ministre, ce n'est effectivement pas vous qui calculez l'impact budgétaire
d'une mesure fiscale mais il est de votre devoir de rassembler ces données, de
manière à apporter une vision cohérente des mesures prises. Manifestement, ce
n'est pas le cas!
En ce qui
concerne le rôle des Régions et du fédéral, les Régions sont évidemment
responsables de la réduction des émissions de CO2 sur leur
territoire. Cependant, au niveau de l'Europe, on ne parle que la Belgique! En
outre, pour toute une série de matières relatives au CO2, à
l'énergie, la mission du fédéral est de coordonner. Une impulsion plus grande
doit donc venir de votre part.
Dernièrement,
monsieur le ministre, vous disiez que vous ne comptiez pas demander un droit
d'émission plus important pour la Belgique mais que vous ne comptiez pas non
plus vous mêler des affaires des Régions. Nous allons rencontrer des
difficultés. De fait, il y a des réalités différentes dans les trois Régions.
Par exemple, la Flandre est beaucoup plus embêtée que la Région wallonne dans
la poursuite de la réduction des émissions de CO2. Les acteurs de la
Région flamande devront donc être soutenus pour qu'ils acceptent de réduire
leur taux. Or, qui peut le faire si ce n'est le ministre fédéral, qui est la
personne de référence au niveau européen?
Les seuls
chiffres clairs que vous savez nous donner sont les budgets prévus pour l'achat
des droits d'émission, à savoir 60 millions d'euros. Cette somme a été
bloquée pour ne pas devoir mettre en place des mesures internes. En
conséquence, les émissions en Belgique ne seront pas réduites mais, par l'achat
de ces droits d'émission, nous serons autorisés à polluer davantage.
Quant aux
chiffres que vous nous donnez pour les mesures Kyoto, prises à partir des fonds
Kyoto, ma crainte se confirme. C'est effectivement deux fois 2,2 millions
d'euros et 1 million pour FEDESCO.
Ce week-end,
le gouvernement a annoncé qu'il comptait augmenter les primes et en créer de
nouvelles, notamment pour les panneaux solaires photovoltaïques, les maisons
passives etc. Ce sont des mesures positives et je les soutiens. Je regrette
cependant que cela reste des mesures passives, uniquement applicables pour les
personnes qui sauront investir dans les panneaux solaires photovoltaïques et
les maisons passives. Le mécanisme d'économie d'énergie, de tiers investisseur
et d'efficacité énergétique reste toujours en rade alors que les outils pour
pouvoir s'en servir existent.
Des outils
existaient déjà avant que votre gouvernement ne prenne le pouvoir et il y a les
outils que vous avez créés via les multiples fonds mis en place et qui ne sont
jamais utilisés.
Il n'est pas
étonnant que l'on ne puisse pas évaluer la quantité de CO2 ou même
procéder à une estimation de la quantité de CO2 économisée. En
effet, si des engagements oraux ont été pris, dans les faits, peu de choses ont
réellement été réalisées. Peu de mesures ont été prises pour le tiers
investisseur et les économies d'énergie, malgré les belles paroles et la
constitution du fonds.
Je sais que
les énergies renouvelables ne sont pas aujourd'hui à notre ordre du jour.
Toutefois, elles peuvent contribuer à économiser du CO2. Toujours
est-il que l'on n'arrive pas à avoir des éoliennes en mer du Nord, dossier qui
relève de la compétence fédérale. Il est assez énervant de constater que ce
projet n'a pas encore pu être concrétisé alors qu'on en parle depuis tant
d'années.
Même si
l'intention est d'arriver à 20% d'énergies renouvelables, si on n'arrive pas à
construire des éoliennes en mer du Nord parce que cela dérange le paysage, c'est
qu'il existe un manque de courage politique pour concrétiser ce projet! On se
retrouve ainsi dans une situation plus ou moins conflictuelle opposant la
majorité et l'opposition.
Cela étant,
au regard des nombreuses propositions que nous avons faites, des mesures
auraient pu être prises, des balles auraient pu être saisies au bond. La
technique d'utilisation du tiers investisseur vous a déjà été proposée à de
nombreuses reprises. Pourtant, concrètement, elle n'est toujours pas mise en
œuvre.
Monsieur le ministre,
je vous invite à lire notre proposition relative à une union nationale pour le
climat. En effet, elle rejoint la difficulté que vous rencontrez actuellement.
Je pense ici à la nécessité d'avoir une coopération et une coordination entre
les Régions et le fédéral, chacun poursuivant le même objectif.
J'en arrive
à l'union nationale avec les syndicats et les employeurs, notamment les acteurs
de la construction. Je me souviens que nous nous sommes quelque peu
"accrochés" en 2004 sur le sujet. À l'époque, je vous demandais de
prendre contact avec ces acteurs. Un peu plus tard, le gouvernement fédéral a
fait une déclaration dans ce sens. Aujourd'hui, je ne sais toujours pas où en
sont les choses. Mais, si l'on considère ce qui s'est passé ce week-end, je
n'ai pas le sentiment qu'il y ait une volonté de créer de l'emploi, d'isoler
les bâtiments, d'améliorer l'efficacité énergétique ni de travailler avec les
Régions.
Je dois
évidemment ajouter à vos réponses les résultats du conclave mais il faut
reconnaître que les mesures environnementales et sociales apportées ce week-end
sont minimalistes. On ne sait pas comment ces mesures vont se concrétiser et
elles déboulent après qu'on ait lancé au citoyen des propositions de taxes sur
les sacs en plastique ou sur les avions. Maintenant, on en arrive aux sachets
dans les grandes surfaces!
De même, on
fait également des propositions concernant les voitures, dont on dit qu'elles
entreront en application le 1er juillet 2007, tout en sachant qu'il
faut d'abord consulter le secteur. Je pense donc que nous sommes à nouveau plus
dans le discours que dans la réalité. À ce sujet, on se souviendra du ministre
Flahaut qui se déplace en hélicoptère pour visionner le film d'Al Gore et on
relève parmi les voitures des ministres, celle de M. Verwilghen, qui est
parmi les plus grandes émettrices de CO2 – ce qui n'est pas le cas
de la vôtre ni celle d'Évelyne Huytebroeck.
En ce qui
concerne les bâtiments fédéraux, seulement 8 sur 1.800 ont été inspectés en vue
de réaliser des économies d'énergie.
01.06 Bruno Tobback, ministre: Madame Gerkens, en ce qui
concerne la voiture de ma très chère collègue Évelyne Huytebroeck, je vous
signale qu'en tant que ministre bruxelloise, son terrain de travail se limite à
Bruxelles. De mon côté, quand je travaille à Louvain, je prends mon vélo, qui
émet quand même beaucoup moins qu'une Prius. Même si j'adore les Prius, le vélo
est quand même plus intéressant.
01.07 Muriel Gerkens (ECOLO): C'est effectivement conséquent. Je
serais ravie de voir tous les ministres sp.a agir de même.
En Région
bruxelloise, les déplacements à vélo peuvent être longs et, en tant que
ministre, vous admettrez qu'on ne peut pas tout faire à vélo non plus.
Cela ne vous
dérange-t-il pas que vos collègues du gouvernement utilisent des voitures parmi
les plus polluantes?
01.08 Bruno Tobback, ministre: J'ai déjà dit, tant à propos des
hélicoptères que des voitures, que certains collègues mettent un peu trop
d'énergie dans leur travail!
Je vous
signale également qu'aucun de ces collègues n'a protesté quand on a prévu une
taxe sur le kérosène pour les vols intérieurs.
01.09 Muriel Gerkens (ECOLO): Oui, mais ce ne sont pas eux qui
paient!
Je dois quand même vous dire que tant au cabinet Huytebroeck qu'au
cabinet Deleuze et Durant, sous la précédente législature, les collaborateurs
se déplaçaient en vélo. Cependant, je reconnais qu'il en va également ainsi au
cabinet de Pascal Smet à la Région bruxelloise.
En revanche,
les bâtiments fédéraux relèvent bien de la responsabilité de votre
gouvernement. Seuls huit des 1.800 bâtiments (soit 0,4%) ont été audités. Il en
ressort que des mesures d'efficacité énergétique pourraient y être prises.
Selon mes calculs, si l'on veut poursuivre à ce rythme-là, il nous faudra 250
législatures pour que tous les bâtiments fédéraux soient audités et consomment
moins. À mon avis, nous aurons le temps de réchauffer 36 planètes d'ici là.
En
conclusion, nous avons perdu quatre ans dans l'application des dispositions
susceptibles de réduire le CO2. Nous aurions pu aussi tenter de
maîtriser les mécanismes et enclencher une dynamique tant pour les particuliers
que pour les administrations publiques, et aussi bien dans l'utilisation des
voitures que des transports en commun.
Je vais
déposer une motion de recommandation. J'aurais pu le faire la semaine dernière,
mais j'ai préféré entendre votre réponse complète. Elle demande que des efforts
supplémentaires soient consentis pour diminuer les émissions de CO2,
mais aussi que des mesures soient prises pour faciliter les économies
d'énergie, accélérer les audits énergétiques dans les bâtiments publics afin de
recueillir le plus rapidement possible les données scientifiques relatives au
coût et implications budgétaires – y compris dans les gains qu'elles entraînent
– des réductions de CO2. La motion vise aussi à demander que soit
garantie une transparence maximale et actualisée des informations portant sur
le Protocole de Kyoto.
Ce texte a
été cosigné par MM. Wathelet et Verhaegen ainsi que Mme Muylle. Si d'autres
collègues désirent s'y joindre, ils le pourront. Je vais déposer la motion près
de vous pour qu'ils la signent s'ils tiennent à ce que les objectifs de Kyoto
soient atteints.
01.10
Melchior Wathelet (cdH): Madame la présidente, nous avions déjà discuté la semaine
dernière avec le ministre d'une série de points; je me contenterai donc de
quelques remarques. D'abord les chiffres: il est très difficile de mesurer
l'impact de telle ou telle mesure en termes de réduction de gaz à effet de
serre et d'émission de CO2. On sait combien de CO2 émet
une entreprise ou un véhicule, par exemple, et en additionnant les chiffres, on
peut déterminer la pollution; mais l'impact d'une mesure incitative, fiscale,
d'une prime sur la réduction des émissions de gaz à effet de serre, c'est très
difficile à quantifier.
Le problème, et je me retrouve totalement dans ce qu'a dit Mme Gerkens à
ce sujet, c'est que les effets étant très difficiles à évaluer, on peut se
permettre de dire un peu tout et n'importe quoi. En relisant le discours
d'octobre 2006 du premier ministre dans lequel il nous expliquait qu'après
avoir vu Al Gore, il était conscient qu'il fallait prendre en
considération le réchauffement climatique et qu'il allait taxer les emballages
car c'était la solution, je me rends compte qu'un tel discours est
inacceptable. En effet, nous avons déjà discuté de la taxe de 1% sur les
emballages pour le CO2 et le gouvernement était conscient qu'il ne
s'agissait pas de la solution miracle.
Ensuite, la taxe emballages va rapporter beaucoup moins que prévu. Dans
l'annexe budgétaire, on tablait sur 320 millions d'euros et
maintenant, c'est beaucoup moins. Cela montre à quel point ce n'était pas la
solution idéale sur le plan environnemental. Néanmoins, il fallait la maintenir
à tout prix car il fallait trouver de l'argent pour ce budget, soi-disant pour
l'équilibrer en 2007. On a trouvé 67 millions d'euros; c'est ce qui
est prévu pour cette taxe "pique-nique" qui concerne essentiellement
les cuillères en plastique. Quand on va pique-niquer, autant emporter ses
propres couverts et assiettes et ne pas le faire dans un sac un plastique,
certes.
01.11 Bruno Tobback, ministre: Il existe de ravissants sacs à
dos à cet effet qui permettent de se passer de sacs en plastique!
01.12 Melchior Wathelet (cdH): C'est beaucoup mieux. En
attendant, j'ai une mauvaise nouvelle au sujet du budget de la Région wallonne:
en 2010, les sacs en plastique seront interdits.
01.13 Bruno Tobback, ministre: Parfait!
01.14 Melchior Wathelet (cdH): Oui, mais cette taxe ne
rapportera donc plus rien au budget de l'État. Enfin, cela, c'est pour 2010 et
votre problème principal est de boucler le budget 2007.
Par
ailleurs, quand on voit certaines mesures et leur impact budgétaire, on
s'interroge sur les intentions du gouvernement. Je prends un exemple: les taxes
emballages représentent 67 millions d'euros alors que les mesures fiscales pour
les maisons passives et les panneaux solaires, que j'additionne pour faire un
gros chiffre, cela représente un million d'euros. On peut le lire dans les
documents émanant du gouvernement: 500.000 euros pour les mesures sur les
maisons passives et 500.000 également pour les panneaux solaires. C'est dire à
quel point on a répercuté de manière dérisoire l'attrait environnemental des
taxes sur les emballages sur des mesures pourtant positives en soi; il suffit
de voir la politique régionale de M. Antoine concernant les maisons à
indice "k".
Ce million d'euros est assez dérisoire.
Un autre
élément sur lequel je voulais vous interroger se rapporte aux explications qui
ont été données au sujet des 20% d'énergies renouvelables décidés au niveau
européen. Le premier ministre a fait savoir que, dans le cadre de la
négociation, il fallait prendre en considération le coût marginal.
01.15 Bruno Tobback, ministre: Ce n'est pas pour le
renouvelable.
01.16 Melchior Wathelet (cdH): Si ses propos concernent les
objectifs de Kyoto, vous conviendrez que cela revient à dire que la Belgique
devra faire moins d'efforts que d'autres pays qui n'ont encore rien fait.
J'aurais donc souhaité vous entendre sur ce volet "coût marginal".
J'en arrive
à la méthodologie de politique commune au niveau de la Commission Climat.
Il est selon
moi très important d'avoir une coordination à tous les niveaux de pouvoir. La
situation est telle que nous avons tout intérêt à mener des politiques
convergentes plutôt que divergentes.
En la
matière, je peux comprendre qu'il faille que tous les niveaux de pouvoir
mettent un peu d'eau dans leur vin. Personne n'a de leçon à donner à personne.
Nous devons plutôt tenter de tous regarder dans la même direction, ce qui
implique que les différents niveaux de pouvoir se parlent et tentent de
coordonner leurs politiques.
Enfin, vous
avez dit tout à l'heure que la Belgique avait fait mille fois plus en termes
budgétaires concernant la réduction de CO2 sur son territoire qu'en
matière d'achat de droits d'émission à l'étranger. Mais vous avez dit aussi que
la Belgique n'avait encore rien acheté à l'étranger. Je ne suis donc pas étonné
que l'on ait fait mille fois plus en termes budgétaires. Dix mille fois plus
que rien, cela reste rien.
01.17 Bruno Tobback, ministre: Cher collègue, je crois avoir
répondu à cela via la question posée par Mme Muls.
Ainsi, j'ai
fait réaliser une étude par le Bureau du Plan sans donner de directive.
Celui-ci est parti de l'idée que le coût marginal est un facteur essentiel dans
le débat, ce qui est d'ailleurs logique. C'est un facteur (….)
01.18 Melchior Wathelet (cdH): (…..)
01.19 Bruno Tobback, ministre: Oui, absolument.
01.20 Melchior Wathelet (cdH): Dans ce cas, on ne peut aller
plus loin que 20%.
01.21 Bruno Tobback, ministre: C'est ce que j'ai dit. En tout
cas, il faut considérer deux éléments. La Belgique a-t-elle une raison de
s'engager dans une direction de réduction d'émission de gaz à effet de serre et
dans l'augmentation des énergies renouvelables? Selon moi, il n'y a pas de
limite. Tout ce que l'on fait est positif car, à long terme, et même à moyen
terme, cela nous sera profitable. C'est d'ailleurs ce qui ressort du rapport du
Bureau du Plan.
Cela veut-il
dire pour autant que la Belgique doit s'engager en vue d'atteindre n'importe
quel autre objectif? Je ne le pense pas; en la matière, il faut faire preuve de
sérieux.
Même le Protocole de Kyoto part de l'idée du coût marginal et estime que
ce facteur importe.
Cela ne sert
pas à grand-chose de prendre des mesures très onéreuses maintenant. On sait en
effet que grâce aux progrès technologiques, le coût de certaines mesures va
diminuer progressivement d'ici dix à quinze ans. Je n'ai rien contre l'idée que
le coût marginal actuel doit jouer un rôle dans la définition et la
détermination des objectifs de chaque pays européen. Nous faisons partie d'un
même marché. L'idée d'un marché, c'est de prendre des mesures là où le coût
marginal est le plus bas.
C'est l'idée
qui sous-tend le système européen "d'emission trading". C'est la même
idée qui est derrière le Protocole de Kyoto lorsqu'on y parle de "Clean
Development Mechanism and Joint Implementation", c'est-à-dire
l'utilisation de l'argent disponible là où l'effet en termes de réduction de CO2
est le plus grand. Il n'est pas correct d'affirmer que pour montrer notre bonne
volonté, il faut nécessairement dépenser 10 millions d'euros pour réduire
l'émission de CO2 d'une tonne à Anvers par exemple, alors qu'avec
ces mêmes 10 millions d'euros on peut réduire l'émission de
10 millions de tonnes 200 kilomètres plus loin. Parlons-en mais il n'est
pas question que la Belgique utilise ce genre de discours pour échapper à ses
obligations. Ce serait une vision à très court terme que d'essayer d'utiliser
ce débat pour ne pas faire tout ce qu'on peut. Il faut de toute façon faire
tout ce qui est en notre pouvoir.
Je ne peux
pas ajouter grand-chose pour répondre à cette question.
Pour le
reste, vous mettez en relation les revenus de la mesure taxe emballages, sacs
en plastique, etc., et les deux mesures de déduction fiscale. Laissez-moi tout
de même vous signaler que d'autres mesures sont prises. Les décisions prises ce
week-end contiennent beaucoup plus, aussi bien en dépenses qu'en revenus. Ces
deux mesures (photovoltaïque et maisons passives) viennent en sus et s'ajoutent
aux mesures fiscales existant au sujet de l'énergie renouvelable – Mme Gerkens
y a fait allusion – et aux économies d'énergie dans les maisons privées. Il n'y
a donc pas de rapport direct entre ces deux montants. Si vous tenez à les
mettre en rapport, je crois que les taxes sur l'environnement prélevées à ce
jour – comme dans le débat sur les achats des droits d'émission – sont beaucoup
plus basses que les dépenses que nous avons réalisées jusqu'à ce jour.
01.22 Mark Verhaegen (CD&V): Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik zal u beloven korter,
energiezuiniger te zijn dan vorige week. Ik heb toen vrij veel tijd in beslag
genomen. Ik zal nu punctueler zijn.
Ik had
eerst een vraag die mij ontgaan is. Ik weet niet of u het antwoord erop heeft
gegeven. Ik heb het geenszins gehoord. Het gaat over de afspraken gemaakt tijdens
het wereldcongres in Naïrobi om het post-Kyototijdperk voor te bereiden.
Blijkbaar neemt de Europese Unie nu het voortouw. Ik vraag mij dan ook af wat
er eigenlijk nog overblijft van de engagementen die toen mondiaal zijn
aangegaan. Ik zal hier straks even op terugkomen. Of was deze bijeenkomst enkel
belangrijk omwille van het grote aantal vliegtuigkilometers die naar die stad
in Afrika zijn gedaan?
Twee
maatregelen zijn aangekondigd. Er is de 20/20-regel, wat staat voor 20%
emissiereductie tegen 2020. Ondertussen is ook aangekondigd dat de uitstap uit
kernenergie behouden blijft. Een antwoord op mijn vraag ter zake heb ik ook
niet gehoord. Misschien kunt u hier straks ook op antwoorden? Hoe hoog schat u
de Belgische bijdrage in in het Europese reductiescenario van 20% minder tegen
2020?
01.23
Minister Bruno Tobback: Mijnheer Verhaegen, ik wil wel maar op de
vraag over de 20% reductie heb ik daarnet een keer in het Nederlands en een
keer in het Frans geantwoord, zowel wat de doelstellingen inzake reductie
betreft als het halen van de doelstellingen inzake hernieuwbare energie.
Wat
betreft de resultaten van de conferentie in Naïrobi. Ten eerste, formele
engagementen zijn daar nooit aangegaan, door wie dan ook. Dat is het grote
probleem van de conferentie van Naïrobi. Ten tweede, ik meen mij te herinneren
dat ik net na die conferentie in deze zelfde commissie daarbij een hele
toelichting ben komen geven. Ik wil dat gerust nog eens doen maar ik stel voor
dat we dan misschien samen een koffie gaan drinken en dat we de rest van de
collega’s daarvan bevrijden.
01.24 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de minister,
u zegt dat u dit al verschillende keren heeft toegelicht maar ik wou dit vragen
in het licht van wat nu werd afgesproken. Zijn daar wijzigingen doorgevoerd?
Als u echter zegt dat dit een mega-initiatief is geweest waarover verder wordt
gezwegen dan is dat voor mij ook goed.
Wat
volgens mij wel belangrijk is op het vlak van emissiereductie is het feit dat
andere grote industrielanden, niet alleen de Verenigde Staten maar ook andere
groeipolen in het Oosten, vragen naar gelijkwaardige inspanningen. Ook
belangrijk volgens mij is de noodkreet van Voka. Zij zeggen dat bijkomende
emissiereducties voor de Vlaamse industrie en dan vooral voor de chemie zijn. Deze
industrietak heeft zich vóór de jaren ‘90 gespecialiseerd in hoogstaande
emissiereductie en energie-efficiëntie. Om die reden hebben zij het blijkbaar
moeilijk om nog een stap verder te gaan. Ik hoop dat daarmee rekening wordt
gehouden in de toekomst en dat daaraan de nodige aandacht zal worden besteed.
De
alternatieve energie is natuurlijk ook heel belangrijk, net als hernieuwbare
energiebronnen. Wind is in eerste instantie belangrijk, net als biomassa, en
dat is tegenwoordig ook het goedkoopste. Ik ben erover tevreden dat ook de
zonne-energie meer in de belangstelling komt, omdat dat een belangrijke
techniek is op iets langere termijn. De zon heeft een enorm potentieel.
Zevenduizend tot tienduizend keer alle energie die wij op aarde verbruiken, zo
heb ik ergens gelezen of gehoord, zou van de zon afkomstig kunnen zijn. Goed
dat u de fotovoltaïsche zonnepanelen ook toevoegt.
Ik zal
nog een aparte interpellatie houden over een ruimer technologieplatform. Mijn
vraag daarover zal ik omzetten in een interpellatie, zodat we daarover nog eens
rustig kunnen voortpraten, zonder dat we de collega’s hier afblokken of
verhinderen hun gedacht te zeggen.
In heel
de mix van hernieuwbare energie lijkt het mij ook belangrijk dat het element
waterstof erbij gebracht wordt. Daar schort het aan. Nochtans, een van de grote
uitdagingen is dat we ook het transport “onder de knoet” krijgen. Het is dan
ook belangrijk dat niet alleen hybride wagens, maar ook de
waterstoftechnologie, voort toegepast wordt. Als u het mij toestaat, zal ik
daarover een interpellatie houden, waardoor ik mijn uiteenzetting nu kan
beëindigen, met dank voor uw toelichtingen, uiteraard.
01.25
Minister Bruno Tobback: Mijnheer Verhaegen, ik heb de tekst van uw
interpellatie ontvangen. Overweegt u nog of u die interpellatie verder wenst
uit te breiden? U vraagt of ik bereid ben om een technologieplatform voor
waterstof als energiedrager te initiëren. Het evidente antwoord is dat er
eigenlijk al een technologieplatform over waterstof bestaat. Die discussie is dus
gaande.
U weet
eveneens dat waterstof een secundaire energiedrager is. De discussie gaat er
dus niet over of waterstof wel kan, wel over de vragen of waterstof
geproduceerd wordt op basis van milieuvriendelijke energie, of het veilig
opgeslagen kan worden en of het kan worden toegeleverd aan tankstations. Al die
discussies zijn aan de gang in het raam van een reeds bestaand
technologieplatform. Maar ik wil daarover – zoals over alles, zoals u weet –
gerust met u nog eens heel uitgebreid discussiëren.
01.26 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de minister,
een interpellatie geeft me de vrijheid om het daarover nog eens te hebben.
Waterstof
is inderdaad een secundaire bron, geen primaire. Het is wel heel belangrijk als
opslagmiddel en ook als veelbelovende energiedrager. Vandaar dat we daarover
best nog eens van gedachten wisselen.
01.27 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister,
ik denk dat u op mijn eerste en tweede vraag hebt geantwoord. De tweede ging
over Kyoto Plus en de maatregelen die de regering dit weekend zou nemen. Daar
kon u vorige week nog niet op antwoorden. Vandaar dat u mij hopelijk de
vrijheid zult laten om op een paar van die maatregelen in te gaan. Ik zal niet
ingaan op het fiscaal aspect. Mijn collega’s hebben dat gedaan. Aangezien u
minister van Leefmilieu bent, zou ik het hier vooral willen hebben over de
milieutoets van die maatregelen.
We hebben
hier een hele discussie gehad over de methodologie en het kunnen meten van
bepaalde maatregelen. Mijnheer de minister, ik hoop dat u toch weet wat u
gedaan hebt toen u drie dagen in Leuven hebt gezeten en dat u dus zeker weet
wat de milieutoets van de verschillende maatregelen is. Dat had ik graag met u
eens overlopen, om te zien wat de winst is in het kader van de reductie van de
CO2-uitstoot per maatregel die u genomen hebt. Ik hoop dat u niet
alleen de fiscale stimuli ziet van die maatregelen maar ook het effect op het
leefmilieu. Ik heb daar toch wel wat vragen bij.
Ik lees
in eerste instantie maatregelen die u zult nemen inzake plastic zakken,
eetgerei en aluminium huishoudfolie. U hebt de fiscaliteit daarvan toegelicht.
Voor de plastic zakken zou het om drie euro voor een kilogram gaan. Ik vraag
mij af wat de winst is inzake CO2, wetend dat de vijf grote
distributiemaatschappijen in ons land, Delhaize, Colruyt, Carrefour, Lidl en
Aldi, bijna geen plastic zakken meer in hun verkooppunten hebben. Ik kom uit
die sector en ik weet dat dit bij Carrefour alleen al met meer dan 70% gedaald
is in de laatste twee à drie jaar. Vandaar wil ik ook weten wat de maatregelen
die u daar voorziet niet alleen fiscaal maar ook in termen van ton CO2
gaan opbrengen. U hebt toch veronderstellingen voor elke maatregel die u
genomen hebt.
Idem voor
de bedrijfswagens die u volgens het bonus-malussysteem anders fiscaal gaat
inschalen voor de werkgevers, met 60 tot 90% fiscale aftrekbaarheid. Ik heb ook
een vraag rond de roetfilters, de cheque die u zult geven. U gaat dit uit de
fiscaliteit halen. Idem met de hybride wagens. Blijft u bij het vastgestelde
bedrag wat de roetfilters betreft? Gaat u dat laten prefinancieren via de
verschillende automerken? Zal dat onmiddellijk op de factuur komen? Hoe loopt
dat allemaal? Hoe ziet u dat allemaal op het vlak van de formaliteiten? Ook
belangrijk is welke daling van de CO2-uitstoot u ziet door het nemen
van die maatregel. Idem voor die hybride wagens. Ook daar gaat u onmiddellijk
de korting op de factuur verrekenen.
Idem voor
zonnepanelen en de uitbreiding tot 2.600 euro, dit wel in het kader van de
fiscaliteit. Ik heb de premier nochtans deze morgen op de radio horen zeggen
dat men massaal maatregelen gaat nemen om dat onmiddellijk als korting aan de
mensen te geven. Zijn woorden waren dat ze geen twee of drie jaar hoeven te
wachten op het resultaat daarvan. Dat is jammer want ik zie dat het in het
kader van de energiebesparende maatregelen, de omschakeling, de boilers en de
nieuwe gasbranders – we kennen het hele pakket van maatregelen die vandaag al
in de fiscaliteit zitten – niet via dat systeem verloopt. Ik zou van u graag
willen horen welke winst u daarvoor voorziet in het kader van de CO2-uitstoot.
Een volgend punt is het labelen van de huishoudtoestellen. Er komt een
verbod op vaatwasmachines en droogkasten met label B, C en D, eerst voor de
vaatwasmachines en op termijn ook voor de droogkasten, heb ik gelezen in de
krant. Dat is voor 2008. Ik heb mij gisterenmiddag eens de moeite getroost naar
een winkelcentrum te gaan en ik heb eens naar de vaatwasmachines gekeken.
Welnu, ik heb op de 40 of 50 toestellen die aanwezig waren er misschien 3 of 4
gevonden met een B- C- of D-label. De rest waren allemaal al A+, A++ of A+++. U
pakt daar graag mee uit, maar ik had graag geweten wat dat betekent in de
cijfers. Hoeveel van die toestellen zijn er nog op de Belgische markt? Hoeveel
worden er zo nog verkocht?
Ook daar:
wat is de winst in termen van CO2-uitstoot? Ik vrees dat wij met die
maatregel – en ik ben niet tegen het stimuleren van toestellen met een A+- of
een A-label, ik meen dat het een zeer goede maatregel is – van het verbod op
B-, C- en D- toestellen de mensen niet gaan aanzetten tot het vervangen ervan
of tot het kopen van energiezuiniger toestellen. Vandaar dat ik veel liever een
stimulans zie voor A+, A++ en A+++ dan het verbieden van B-, C- en
D-toestellen. Graag had ik toch wat cijfers van u daarover gezien. Wat betekent
dat in aantallen, en ook hier: wat is de winst op het vlak van CO2-uitstoot?
Mijn
laatste punt is het volgende. Ik zie ook in het communiqué de verplichte
inbreng van de petroleummaatschappijen voor diesel in 2008, voor benzine in
2009. Ook wat dat betreft ben ik benieuwd wat dit op het vlak van CO2-uitstoot
zou betekenen. Ik bedoel dan niet alleen fiscaal, maar vooral: wat is de
milieutoets van al die maatregelen?
01.28
Minister Bruno Tobback: Mevrouw Muylle, ik wil u er om te beginnen
op wijzen dat wij al twee weken bezig zijn uit te leggen dat er bijna geen
enkele mogelijkheid is om voor iedere individuele maatregel te zeggen hoeveel
CO2-vermindering die opbrengt. Wij zijn nu al twee vergaderingen
bezig uit te leggen dat dat niet kan. Wij weten dat niet. Hetzelfde geldt
bijvoorbeeld voor huisisolatie. Tenzij men voor iedere woning bepaalt wat de
huidige CO2-uitstoot is en dan gaat uitrekenen hoeveel ramen men
plaatst en zegt hoe vaak men die laat openstaan, zijn die individuele
berekeningen onmogelijk.
De enige
vraag die u dus moet stellen, en die wij ook stellen – met uitzondering voor de
biobrandstof, maar daar kom ik dadelijk op terug, want daar kan het wel – is de
vraag of het past in het raam van een bepaalde maatregel. En voor alle
duidelijkheid, dat staat duidelijk niet in het communiqué. Dat zijn
milieumaatregelen.
Inzake de
plastic zakken steun ik volkomen de inspanningen van de distributiesector de
voorbije jaren – of het jongste jaar, laten wij eerlijk zijn – om te proberen
die aantallen terug te dringen. Het proberen reduceren van het aantal zakken in
winkelcentra, in de distributie, en dergelijke meer, heeft niet alleen met CO2
maar evengoed met het bestrijden van zwerfvuil, evengoed met het
vermijden van plastics en pvc in het milieu, en dergelijke meer. Kortom, het
gaat hier niet alleen om CO2-maatregelen. U zult daar nergens CO2-taks
zien opstaan, trouwens.
Voor een aantal andere maatregelen geldt hetzelfde. Wat is onze
inspanning geweest? We hebben een engagement om het percentage aan hernieuwbare
energie in België tegen 2020 hopelijk op te drijven tot 20 procent en
meer. Investeringen en fiscale vrijstellingen voor passiefhuizen of voor
fotovoltaïsche cellen, boven op de inspanningen die we vandaag al doen, gaan
mee in die richting en moeten helpen om dat resultaat te halen. Ik kan perfect
berekenen wat onze doelstelling van 20 procent hernieuwbare energie
betekent voor de reductie van de CO2-uitstoot op globaal vlak. Ik
kan niet berekenen wat het betekent indien 100, 25 of 75 mensen beslissen om
één, twee of vijftien vierkante meter fotovoltaïsche cellen te installeren. Dat
is een compleet absurde discussie, die ik dus niet met u zal voeren.
De
rekening voor de biobrandstoffen is al gemaakt. De maatregelen die we nu hebben
genomen om tot een verplichting te komen, voegt aan CO2-reductie
voor 2008 hopelijk niets toe aan de rekening die we vorig jaar al gemaakt
hebben, namelijk de bijmenging van 5,75 procent biodiesel aan de bestaande
diesel, waarvan we weten dat indien we die twee streefcijfers halen, zowel voor
de diesel als voor de benzine, we tegen 2010 ongeveer een derde van onze CO2-doelstelling
op federaal niveau – dus een derde van de 4,8 miljoen ton die we moeten
reduceren – halen.
Dit
weekend hebben we ingespeeld op de vaststelling dat een aantal raffinaderijen
niet bereid zijn om over te gaan tot die bijmenging op basis van de maatregel
zoals ze vandaag bestaat. Daarom geven we ze nog acht maanden tijd om dat te
doen, waarna het verplicht zal zijn. Met andere woorden, dit zal ertoe
bijdragen dat we door die verplichting, gekoppeld aan het
accijnsvrijstellingsmechanisme dat we al eerder beslist hebben, ongeveer één
derde van onze federale doelstelling voor CO2-reductie zullen
bereiken tegen 2012. Dat is een eenvoudig te berekenen gegeven.
Voor de
rest denk ik dat elke maatregel die genomen is onder het hoofdstuk milieu, een
perfect verdedigbare milieumaatregel is. Voor de bedrijfswagens is de boodschap
heel duidelijk. Als we vandaag vaststellen dat de helft van de verkochte wagens
in België bedrijfswagens zijn en dat bedrijfswagens gemiddeld ongeveer twee
keer zoveel kilometers afleggen dan privéwagens, hebben we een belangrijke stap
gezet indien we de gemiddelde uitstoot van die bedrijfswagens met een bepaald
percentage kunnen reduceren door een financiële incentive te geven om
zuinigere, minder energieverslindende wagens te kopen. Die maatregel zal elk
jaar moeten geëvalueerd worden: hoeveel bedrijfswagens zitten er in welke
categorie? We kunnen dat vandaag zien. Ik zal hier volgend jaar met veel
plezier opnieuw met u zitten om te kijken wat de evolutie geweest is in dat
wagenpark. Ik kan u nu niet zeggen dat ik er zeker van ben dat het een CO2-reductie
van 5, 6 of 7 procent zal opleveren. Dat kan ik niet, zelfs niet als ik zou
weten hoe aankopers hierop zouden reageren, als ik zou weten hoeveel minder
energieverslindende wagens men koopt, of men één of twee categorieën lager
koopt. Dan nog zou ik dat niet kunnen zeggen, vermits het op dat moment niet
duidelijk is hoeveel kilometers zij met die wagens gaan afleggen.
Het NIS houdt al die cijfers bij voor de jaarlijkse CO2-inventarissen.
Uit die inventarissen blijkt dat onze CO2-uitstoot tussen 2003 en
2005 gevoelig is gedaald. Dat kan niet worden toegewezen aan een of meerdere
maatregelen en zal dat ook nooit kunnen.
01.29 Miguel Chevalier (VLD): Mevrouw de voorzitter, ik
wil een aantal algemene bemerkingen formuleren.
Mijnheer
de minister, ik vroeg de minister van Financiën een tijdje geleden hoeveel
dossiers er werden gevoegd bij de belastingaangifte waaruit zou kunnen worden
afgeleid hoeveel mensen een inspanning hadden geleverd om in aanmerking te
komen voor een of andere fiscale aftrek.
Ik heb
toen een vrij diffuus antwoord gekregen. De minister kon mij niet echt een
cijfer geven. De uitleg daarvoor was dat er verschillende vergoedingen en
tegemoetkomingen zijn op verschillende niveaus.
Ik weet
niet of er dit weekend werd gewerkt op basis van cijfermateriaal in verband met
de fiscale aftrek voor zonnepanelen. Ik weet niet of er daarvoor cijfers werden
gegeven of dat men een raming had gemaakt van het aantal dossiers dat wellicht
zou volgen.
Het zou
interessant zijn om een zicht te hebben op het aantal mensen dat de voorbije
jaren een dossier heeft gevoegd bij hun belastingaangifte.
Ik wil
het nog eens hebben over die 20%. Dat is iets wat mij bijzonder verwondert,
zeker in het kader van hetgeen u hebt gezegd - iets doen vóór de
grote catastrofe. U hebt toen verwezen naar de VN.
Men heeft
het over 20% of misschien 30%. De hele wetenschappelijke wereld zegt dat 20 of
30% nooit genoeg is. Als men wil komen tot een gezonde atmosfeer, een gezonde
biosfeer en gezonde ecosystemen, zal men veel verder moeten gaan dan 20 of 30%.
Sommigen
spreken zelfs van 80 of 90%, wat aannemelijk is. Als men naar 80 of 90% wil
gaan en toch niet wil afzakken tot het niveau van een ontwikkelingsland, zal
men veel meer moeten doen dan het collectief terugdringen van aluminiumfolie in
de samenleving.
Dat is
zowat mijn grote bemerking bij dit alles. Ik begrijp perfect dat u het voorbije
weekend niet met een revolutionair plan kon komen. Er zijn immers nog
verkiezingen, er is nog een campagne. Ik verwacht wel dat er een heel
consistent beleid komt na de verkiezingen.
Ik vind
het betreurenswaardig dat men zegt dat het vier verloren jaren zijn geweest. Ik
denk dat we intussen mogen zeggen dat we misschien veertig jaar hebben
verloren, en misschien zelfs iets langer. We hadden inderdaad gedurende die voorbije
veertig jaar veel meer moeten doen.
We hebben
ondertussen bijvoorbeeld de Dehaene-taks op de wegwerpscheermesjes gehad en ik
vind dat we een evaluatie moeten maken van wat iets heeft opgeleverd en wat
niet.
01.30 Minister Bruno Tobback: Voor de CO2 of voor de
wegwerpmesjes?
01.31 Miguel Chevalier (VLD): Welnu, er worden
waarschijnlijk niet minder wegwerpmesjes verkocht dan vroeger. Als er nu een
beleid zou zijn, echt gericht op het vermijden van het gebruik, dan zouden we
een beetje een perfide redenering volgen. Niet negatief, maar wel perfide. Als
we ons richten op het vermijden, en iedereen is vrij om te kiezen, dan haalt u
natuurlijk uw inkomsten niet. Daar zullen we dus effectief nog iets op moeten
vinden. Ik wil iedereen dus aanraden om aandelen te nemen in Tupperware.
Misschien kan de taks zo ook vermeden worden.
Er moeten
maatregelen genomen worden, maar ik denk dat we over een aantal zaken toch ook
eens op een heel andere manier moeten denken. Nu is er handel in
emissierechten. Alles is er eigenlijk op gericht om tot een reductie van CO2-uitstoot
te komen. Ik vraag me soms af of we de redenering niet moeten omdraaien, door
uit te gaan van de vraag hoeveel CO2 we mogen uitstoten. Nu zijn we
met allerlei maatregelen aan het proberen te reduceren. Ik denk dat we veeleer
een totaalbeleid moeten maken waarin we vastleggen dat er per persoon nog maar
een bepaalde hoeveelheid uitgestoten mag worden. Op de meeruitstoot moeten dan
misschien belastingen betaald worden of daarvoor moeten misschien aankopen
gebeuren.
Een
aantal zaken mis ik tot nu toe. Ik mis heel de kwestie van energieverbruik.
Hoeveel mogen we nog verbruiken in de toekomst? Hoeveel zullen we nog
verbruiken, in functie van de doelstellingen die we zelf voorop plaatsen?
01.32 Minister Bruno Tobback: Dat zal ervan afhangen. Dat is een
onbeantwoordbare vraag, want dat hangt natuurlijk in de eerste plaats af van de
manier waarop we die energie produceren. Indien er energie geproduceerd wordt
aan de hand van kernfusie, mag er onbegrensd gebruikt worden. Zolang er maar op
die basis wordt geproduceerd, creëren we geen CO2-uitstoot en geen
nucleair afval.
01.33 Miguel Chevalier (VLD): Daarover gaat de discussie
natuurlijk. We moeten weten hoe we de energie – of dat nu meer of minder is dan
vroeger – invullen met hernieuwbare energie en met andere energievormen. Die
discussie moet gevoerd worden. Ik snap echter dat we nu dicht staan bij
allerlei campagnes en verkiezingen.
In het
transport worden er taksen voorzien op dieselwagens en bedrijfswagens. Maar we
zullen uiteindelijk toch naar een ander concept van transport moeten gaan. Ik
stel vast dat snelwegen die gebouwd zijn voor auto’s, vandaag de dag snelwegen
zijn waar geen auto nog vooruit kan. Ook op dat vlak zullen de concepten dus
herzien moeten worden: meer goederen per spoor of via het water. Er zal een
systeem uitgedacht moeten worden waarbij men zich op een andere manier
verplaatst, maar even comfortabel als of zelfs comfortabeler dan op de huidige
manieren.
Ik deel
evenmin de volgende mening, de hypocrisie, die ik vaak vanuit de oppositie
hoor. Er wordt gezegd dat het aantal maatregelen niet genoeg is, dat het te
laat is of dat het nooit genoeg zal zijn, maar op het moment dat er dan een
maatregel genomen wordt, luidt de eerste reactie: wat met de sector, want als
men de sector pakt, kiest men voor werkloosheid! Niemand neemt de redenering
aan dat echte investeringen in het milieu ook veel jobs kunnen opleveren. Veel
te dikwijls volgt meteen een bange, krampachtige reflex. We krijgen dan een
aantal mails van de sector, die ons direct inpalmt, waardoor de sector dan maar
wordt verdedigd. Misschien moet meer de boodschap gegeven worden dat er
effectief ook voor jobs gezorgd kan worden.
Ik had nog een vraag. Misschien kan de minister die tegelijk
beantwoorden. Op de Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 werd beslist dat alle
lidstaten tegen 2020 een minimum streefcijfer van 10% moeten halen voor het
aandeel biobrandstof in het totale gebruik van de EU. Ik stel vaak vast dat men
zich te veel focust op een aantal zaken die plots worden gepropageerd, die
plots zaligmakend zijn, zoals biobrandstof en biodiesel. Die productie kost
echter bijzonder veel geld. De organisatie van de distributie zal ook veel
kosten. Er is bovendien bijzonder veel grond nodig. Op termijn zal de discussie
misschien rijzen of wij voedsel voor auto’s of voor mensen kweken. Dat is een
vraag die men moet durven stellen. Ik herinner mij de lessen biologie aan de
universiteit en weet nog dat wat via een blad wordt opgevangen en uiteindelijk
wordt vertaald in energie, bijzonder weinig is. De plant moet groeien om
uiteindelijk eindeloos te worden vermaald tot men iets krijgt wat een schim of
een schaduw is van de plant op het veld. Fotovoltaïsche cellen daarentegen
hebben een veel groter rendement omdat men onmiddellijk van de zon
gebruikmaakt. Op dit moment loopt een aantal projecten om na te gaan of de
plantencel die zich aan de oppervlakte van een blad bevindt niet kan worden
benut of nagebootst om een maximum aan energie te winnen.
Dat is mijn vrees: men ontdekt iets en wil dat dan plots in productie
brengen en distribueren, terwijl men de vraag moet stellen wat het effectief
opbrengt voor het streefdoel om minder CO2 uit te stoten. Tot daar
mijn opmerking en mijn vraag over de biobrandstof.
Mijnheer
de minister, ik vind het goed dat u zonnepanelen wil promoten, maar u zult ook
aan iets anders moeten werken: u zult een aantal ministers in de
Gewestregeringen op de vingers moeten tikken zodat de vergunningen veel sneller
worden afgeleverd. Daar blijkt het zeer moeilijk te verlopen. Men kan in een
gemeente wonen waar men dergelijke vergunning weigert. Het fiscale voordeel en
het energievoordeel zijn zeer goed, maar aan de andere kant moet het
vergunningsbeleid veel sneller verlopen.
01.34
Minister Bruno Tobback: Wat dat laatste betreft, ben ik het
volledig met u eens. Ik denk dat alle federale ministers wel dromen van de
mogelijkheid om Gewestministers op de vingers te tikken. Spijtig genoeg is het
vergunningenbeleid regionaal. Ik vind het zeer bizar als ik hoor hoeveel
moeilijkheden sommigen hebben om een vergunning te krijgen voor iets dat
evident maatschappelijk verantwoord is als zonnepanelen, zoals ik het ook op
een bepaald moment bijzonder bizar vond dat iemand erin is gelukt om de Raad
van State een vergunning voor windmolens te laten vernietigen, alleen maar
omdat men ze kon zien vanop de dijk.
In ieder
geval, ik kan alleen maar zeggen dat het een probleem is dat de Gewesten in de
eerste plaats zelf moeten oplossen. Als wij financiële steun geven voor
zonnecellen of windenergie of andere dingen en men houdt dat in de regio's
tegen, dan lijkt mij dat nogal tegenstrijdig. Ik ben er ook niet zeker van of
het louter bij de regio's ligt. Er is in dit eigenste Parlement een fractievoorzitter
die er prat op gaat dat er in zijn gemeente geen windmolens zullen komen. Dat
is een Vlaamse gemeente, voor alle duidelijkheid, en het is geen fractieleider
van de meerderheid, om het helemaal duidelijk te maken. Dat is op zich wel
aberrant.
Met uw
opstelling inzake biobrandstof kan ik het grotendeels eens zijn. Ik heb altijd
gezegd dat biobrandstof wat mij betreft een vorm van overgangstechnologie is
tussen wat we nu hebben en wat er in de toekomst eventueel kan komen aan
autotechnologie. Dat neemt niet weg dat we de 5% en de 10% die we nu kunnen
bereiken absoluut moeten bereiken, maar op de meest milieuvriendelijke manier.
Het is ook niet voor niks dat in het Belgisch aankoopbeleid het criterium CO2-balans
een belangrijke plaats inneemt, zodat we bijvoorbeeld proberen te vermijden
vanuit Indonesië of waar ook palmolie aan te voeren, tenminste niet meer dan
absoluut noodzakelijk om in België biobrandstof te produceren.
Ik denk dat biobrandstoffen hun plaats zullen hebben en houden in de toekomst.
Dat moet absoluut niet betekenen dat men de voedselproductie daarmee onmogelijk
maakt. Integendeel zelfs, een van de leuke neveneffecten zou kunnen zijn dat
men in een aantal gevallen door de prijs van die grondstoffen – precies omdat
de vraag stijgt omdat er ook biobrandstoffen van gemaakt worden - de landbouw
in een aantal regio’s precies gaat stimuleren. Dan zal men opnieuw een
degelijke prijs geven voor de productie omdat de globale prijs van een bepaald
product, of men er nu biobrandstof of voedsel van maakt, omhoog gaat. Er zijn
dus effecten die in positieve en negatieve zin spelen. De kunst zal zijn om die
in de toekomst uit elkaar te houden en naar het meest positieve te gaan.
Voor de
rest ben ik het met de meeste van uw bedenkingen eens. We hebben die al een
aantal keren in deze commissie gemaakt.
En
conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Tot
besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
Une motion
de recommandation a été déposée par Mmes Muriel Gerkens et Nathalie Muylle
et par MM. Melchior Wathelet et Mark Verhaegen et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant
entendu l'interpellation de Mme Muriel Gerkens
et la
réponse du ministre de l’Environnement et ministre des Pensions,
vu la
nécessité du respect des engagements de la Belgique dans le cadre du Protocole
de Kyoto et de la lutte contre les changements climatiques,
demande au
gouvernement
- de
prendre sans délai toutes les mesures nécessaires afin de répondre de manière intégrale
aux demandes de réduction des émissions de CO2 à savoir –20% en
2020;
- de
faire les efforts supplémentaires nécessaires afin que la Belgique atteigne en
2010 l’objectif de réduction de 7,5% d’émissions de CO2 par rapport
au niveau d’émission de 1990;
- à
cette fin, de concentrer les efforts de réduction de CO2 en
Belgique, en investissant dans les secteurs de l’énergie renouvelable et du
durable, qui peuvent générer de l’emploi local, plutôt que dans l’achat de
droits de polluer à l’étranger, les mécanismes flexibles devant rester
secondaires;
- de
mettre en œuvre des mesures qui facilitent des investissements d’économies
d’énergie de type tiers-investisseurs, prioritairement pour les familles à bas
et moyens revenus;
- d’accélérer
sans délai les audits énergétiques des 1.800 bâtiments qui sont gérés par
l’État fédéral;
- de
démarrer immédiatement la récolte systématique et scientifique des données
permettant de constater avec précision les réductions de CO2
réalisées par le niveau fédéral, leurs coûts et leurs implications budgétaires;
- de
veiller à garantir une transparence maximale et actualisée de toutes les
données relatives au Protocole de Kyoto.“
Een motie
van aanbeveling werd ingediend door de dames Muriel Gerkens en Nathalie Muylle
en door de heren Melchior Wathelet en Mark Verhaegen en luidt als volgt:
“De
Kamer,
gehoord
de interpellatie van mevrouw Muriel Gerkens
en het
antwoord van de minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen,
gelet op
de noodzaak de door België in het kader van het Kyotoprotocol aangegane
verbintenissen na te leven en de strijd tegen de klimaatveranderingen aan te
binden,
verzoekt
de regering
- onverwijld
alle nodige maatregelen te nemen om de CO2-uitstoot tegen 2020
daadwerkelijk, zoals gevraagd, met 20 procent te verminderen;
- de
noodzakelijke bijkomende inspanningen te leveren om de CO2-uitstoot
in ons land tegen 2010 met 7,5 procent te doen dalen in vergelijking met
het emissieniveau van 1990;
- daartoe
de inspanningen om de CO2-uitstoot terug te dringen, in ons land te
concentreren, door te kiezen voor investeringen in de sectoren van de
hernieuwbare energie en de duurzame ontwikkeling, die de lokale werkgelegenheid
kunnen aanwakkeren, veeleer dan voor de aankoop van vervuilingsrechten in het
buitenland; de flexibele mechanismen moeten immers de tweede optie blijven;
- maatregelen
te nemen die energiebesparende investeringen volgens het mechanisme van de
derde investeerder aanmoedigen, bij voorrang voor gezinnen met een laag of
middeninkomen;
- onverwijld
werk te maken van de energieaudit van de 1.800 gebouwen die door de federale
Staat worden beheerd;
- onmiddellijk
te starten met het op systematische en wetenschappelijke wijze verzamelen van
de gegevens op grond waarvan precies kan worden vastgesteld welke vermindering
van de CO2-uitstoot op het federale niveau werd gerealiseerd en wat
de kostprijs en de budgettaire gevolgen daarvan zijn;
- te
zorgen voor een maximale transparantie van alle gegevens met betrekking tot het
Kyotoprotocol en die gegevens te updaten."
Une motion
pure et simple a été déposée par Mmes Josée Lejeune et Magda De Meyer et
par M. Miguel Chevalier.
Een
eenvoudige motie werd ingediend door de dames Josée Lejeune en Magda De Meyer
en door de heer Miguel Chevalier.
Le vote sur
les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Over de
moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
02 Vraag van mevrouw Hilde Dierickx aan de minister van Leefmilieu en
minister van Pensioenen over "het gebruik van spaarlampen" (nr. 14307)
02 Question de Mme Hilde Dierickx au ministre de l'Environnement et
ministre des Pensions sur "l'utilisation de lampes économiques"
(n° 14307)
02.01 Hilde Dierickx (VLD): Mijnheer de minister, ik
heb een vraag over een zeer klein aspect van de CO2-uitstoot,
namelijk het gebruik van spaarlampen. Spaarlampen zijn duurder dan gloeilampen,
maar gaan 15 keer langer mee. Het verschil in prijs is in een jaar reeds
uitgespaard.
Mijnheer de minister, u hebt hier vandaag reeds een
paar keer herhaald dat het zeer moeilijk is om de CO2-reductie te
berekenen, bij om het even welke maatregel, om te berekenen hoeveel invloed dat
juist zal hebben. Een
zeer ijverige journalist heeft kunnen berekenen dat wanneer alle gloeilampen in
Vlaanderen zouden vervangen worden door spaarlampen, onmiddellijk een vijfde
van de Kyoto-norm zou kunnen bereikt worden.
Wij
kunnen ons daarbij natuurlijk vragen stellen. Dat doe ik ook. Ik meen echter
ook dat een Eindhovense firma die zich steeds fel tegen de spaarlampen gekant
heeft nu van mening veranderd is.
Een
verbod op gloeilampen kan natuurlijk moeilijk. Een verbod ligt voor ons
liberalen steeds moeilijk. Dat moet ook Europees geregeld worden.
Mijnheer
de minister, wat is uw mening over het gebruik van spaarlampen? Zult u initiatieven
nemen om bij de bevolking, bij de bedrijven en bij de overheid het gebruik van
spaarlampen te stimuleren? Hoeveel spaarlampen worden er gebruikt in verhouding
op bijvoorbeeld uw kabinet?
02.02
Minister Bruno Tobback: Mevrouw de voorzitter, in verband met dat
laatste kan ik u geruststellen. Wij hebben het nagekeken. Op het kabinet
Leefmilieu en Pensioenen is 98% van de verlichting ofwel een spaarlamp ofwel
een tl-lamp, wat ongeveer op hetzelfde neerkomt.
De 2% die
overblijft is specifiek toe te wijzen aan een aantal halogeenlampen die
gebruikt worden om een aantal kunstwerken te verlichten. Daarvoor hebben wij
nog geen alternatief gevonden. Met 98% zitten wij echter redelijk goed.
De overheid heeft er in het algemeen – op federaal niveau in elk geval –
voor gekozen overal milieuzorgsystemen in te voeren op basis van het
EMAS-systeem, waarbij grondige audits gemaakt worden van de milieu-impact. Dat
systeem is zo geconcipieerd dat er een voortdurende vooruitgang moet worden
bereikt. De regering heeft in ieder geval vorig jaar beslist dat de budgetten
voor energieverbruik dit jaar 2,5% lager zullen liggen dan de jaren hiervoor.
Dat willen wij behalen door meer energie-efficiëntie. Dat geld – die 2,5% die
wij besparen – wordt dan overgeheveld naar een apart begrotingsartikel, dat
onder meer via Fedesco energiebesparende investeringen financiert.
Voor de
rest ben ik een grote voorstander van spaarlampen. Ik meen trouwens dat wij met
een aantal sensibiliseringsacties en stimuleringsacties al meer dan geprobeerd
hebben spaarlampen te promoten. Ik laat ook nergens na dat nog eens te doen.
Ik ben
zelf absoluut niet tegen een Europees initiatief – en ik ben bereid dat te
steunen – waarbij op termijn – en dat kan een zeer korte termijn zijn – de
traditionele gloeilampen worden gefaseerd en enkel nog spaarlampen op de markt
zullen zijn. Het verbieden van de verkoop van nieuwe gloeilampen is nog wat
anders dan die gloeilampen op zich verbieden. Want dat is een oncontroleerbaar
gegeven. Men kan moeilijk in ieder huis gaan natrekken of er nog gloeilampen in
de fittings zitten. Ik ben er nogal zeker van dat wij op redelijke termijn met
Europa zullen komen tot een systeem waarbij alleen nog spaarlampen of
equivalenten daarvan verkocht zullen worden.
Ik ben in
ieder geval graag bereid om alle Europese initiatieven ter zake te
ondersteunen. In België alleen – voor alle duidelijkheid – kan dat niet. Ik kan
dat niet alleen op het Belgische niveau invoeren, zelfs als ik dat zou willen.
02.03 Hilde Dierickx (VLD): Dank u wel, mijnheer de
minister. Ik ben blij dat u als minister van Leefmilieu duidelijk het goede
voorbeeld geeft. Ik hoop dat uw collega’s en de hele bevolking zullen volgen.
Het verheugt mij ook dat België een initiatief wil nemen om op Europees niveau
te regelen dat er meer spaarlampen worden gebruikt.
02.04 Miguel Chevalier (VLD): Mevrouw de voorzitter, ik
weet dat het uw vraag was maar ik zou toch graag een opmerking willen maken
over het gebruik van spaarlampen. Er zit een paradox in want het blijkt dat
energie-efficiëntie niet leidt tot minder energieverbruik. Als men navraag doet
bij de elektriciteitsmaatschappijen is er een heel vreemd gedrag vast te
stellen bij mensen die een lagere energiefactuur zouden kunnen hebben. Men
introduceert efficiëntere apparaten in huis en men koopt dan meer elektrische
apparaten. Dit is een vreemde paradox die men heeft vastgesteld bij de
elektriciteitsmaatschappijen.
Dit was
mijn korte opmerking.
02.05 Hilde Dierickx (VLD): Dat is altijd mooi
meegenomen.
Het incident
is gesloten.
L'incident
est clos.
De voorzitter: Mijnheer Chevalier, uw
vraag over biodiesel heeft u daarnet behandeld. De heer Verhaegen is ook
afwezig. Hij had zijn vraag omgezet in een schriftelijke vraag. Er zijn geen
andere vragen meer.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.50 uur.
La réunion
publique de commission est levée à 15.50 heures.