Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Zaken

 

du

 

mardi 13 mars 2007

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

dinsdag 13 maart 2007

 

Namiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.13 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Maggie De Block.

Le développement des questions et interpellations commence à 14.13 heures. La réunion est présidée par Mme Maggie De Block.

 

01 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "het begrip 'Prijs van de liefde'" (nr. 14006)

01 Question de Mme Hilde Vautmans à la secrétaire d'État aux Familles et aux Personnes handicapées, adjointe au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la notion 'Prix de l'amour'" (n° 14006)

 

01.01  Hilde Vautmans (VLD): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, mijn vraag handelt over de prijs van de liefde. Ik weet dat liefde vaak een prijs kost, maar in dit geval is er letterlijk een kostprijs aan de liefde. Het gaat namelijk over de inkomensvervangende tegemoetkoming en integratietegemoetkoming. Een integratietegemoetkoming wordt toegekend aan een persoon met een handicap bij wie een gebrek of een vermindering van zelfredzaamheid werd vastgesteld. Voor de berekening van de integratietegemoetkoming worden er vijf categorieën die de graad van zelfredzaamheid aanduiden, gebruikt.

 

De hoogte van de tegemoetkoming hangt af van de graad waarin men terechtkomt. Wij stellen vast dat er een heel groot verschil is tussen categorieën 1 en 2, enerzijds, en de categorieën 3, 4 en 5, anderzijds, voor de berekening van de integratietegemoetkoming en vooral voor de vrijstelling van de partner. Daarover gaat het immers: de vrijstelling op het inkomen van de partner.

 

Bij de eerste categorieën is er een vrijstelling van 1.689,3 euro. Bij de hogere categorieën – de categorieën 3, 4 en 5 – is er een vrijstelling van 18.418,2 euro. Bovendien wordt bij die laatste van het bedrag dat daarboven ligt slechts de helft afgetrokken van de integratietegemoetkoming.

 

Dat zijn allemaal heel veel cijfers, maar bij een concrete berekening ziet men wat de liefde financieel kost aan de personen die in die categorieën zitten. Een gehandicapte met 11 punten wordt in categorie 2 ondergebracht en krijgt jaarlijks een integratietegemoetkoming van 3.341,6 euro. Wanneer die persoon verliefd wordt en gaat samenwonen met een andere persoon, is er een vrijstelling op het inkomen van de partner van 1.689 euro. Dus als een partner op jaarbasis bijvoorbeeld 15.000 euro verdient, houdt de gehandicapte niets meer over van zijn tegemoetkoming.

 

Wanneer de gehandicapte echter 12 punten krijgt op de zelfredzaamheidstest en dus ingedeeld wordt bij de categorie 3, dan ontvangt hij een integratietegemoetkoming van 5.338,60 euro. De vrijstelling op het inkomen van de partner is echter ook hoger, namelijk - en dit is toch wel een heel groot verschil - 18.418 euro. Wanneer de partner evenveel verdient als de vorige, dan ontvangt de gehandicapte zijn volledige integratietegemoetkoming.

 

Dus, voor hen die nog een zekere zelfredzaamheid hebben, maar toch niet zonder aanpassingen kunnen functioneren, is de kloof tussen categorie 2 en 3 ongelooflijk groot, wanneer zij beslissen over al dan niet samenwonen met hun geliefde.

 

In de praktijk is de kloof bij een bezoekende arts 1 punt. Het gevolg is echter 16.728,72 euro financieel verlies voor de gehandicapte, die het sowieso reeds moeilijk heeft en uiteraard zeer blij is een geschikte partner te vinden. De prijs van de liefde wordt hier dan wel heel erg groot.

 

Mevrouw de staatssecretaris, daarom heb ik volgende vragen.

 

Ten eerste, is het werkelijk nodig dat het verschil in vrijstelling tussen de categorieën 2 en 3 zo groot is, want het is immens groot? Het is 1.689 tegenover 18.418 euro.

 

Ten tweede, kan de vrijstelling op het inkomen van de partner niet gelijk zijn voor alle categorieën? Het is immers niet eerlijk dat personen met een lichtere handicap zwaarder boeten wanneer zij gaan samenwonen dan andere gehandicapten. Hun behoeften blijven evenzeer bestaan. Ik vind het een hele hoge prijs die zij voor hun liefde betalen.

 

01.02 Staatssecretaris Gisèle Mandaila Malamba: Mevrouw Vautmans, ik kan alleen maar uw vaststelling bevestigen. Het is juist dat er een aantoonbaar verschil bestaat in de beperking van vrijstelling op het inkomen van de partner, afhankelijk van de categorie van de integratietegemoetkoming tot dewelke de persoon met een handicap behoort. Bij de introductie van de maatregel in 2001 werd om budgettaire redenen het voordeel beperkt voor de categorieën 3, 4 en 5 van de integratietegemoetkoming.

 

01.03  Hilde Vautmans (VLD): (…)

 

01.04  Gisèle Mandaila Malamba, secrétaire d'État: À l'occasion des dernières discussions budgétaires, j'ai introduit une proposition visant à rétablir une égalité de traitement entre toutes les catégories de bénéficiaires de l'allocation d'intégration. En effet, j'ai proposé d'étendre la réforme dite du "prix de l'amour", afin d'appliquer aux revenus des personnes relevant des catégories 1 et 2 la même immunisation que celle en vigueur pour les revenus de la personne vivant en ménage avec une personne handicapée quand celle-ci relève des catégories 3, 4, 5.

 

J'avais préalablement demandé à l'administration de procéder à une estimation du coût de cette mesure. Elle a été évaluée à quelque 24 millions d'euros. Les arbitrages budgétaires ont été tels qu'il n'a malheureusement pas été donné suite à ma demande.

 

Cependant, je suis d'avis que nous ne pourrons pas en faire l'économie sous la prochaine législature. Cette réforme me semble indispensable à un double titre. D'abord, il s'agit de rétablir une égalité de traitement entre les différents allocataires. Ensuite, cette mesure évite de pénaliser le travail lorsque le bénéficiaire cohabite avec un partenaire disposant de revenus.

 

01.05  Hilde Vautmans (VLD): Mevrouw de staatssecretaris, als ik u goed begrepen heb dan zegt u dat ik gelijk heb en dat u de aanvraag hebt ingediend om een gelijke behandeling te bekomen tussen de categorie 1-2 versus 3-4-5. De kostprijs daarvan zou 24 miljoen euro bedragen maar op dit ogenblik is dat budget niet beschikbaar. Is het dat wat u heeft geantwoord?

 

Comment va-t-on procéder maintenant?

 

01.06  Luc Goutry (CD&V): (…)

 

01.07  Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer Goutry, u zit nog niet op de stoel van mevrouw de staatssecretaris.

 

01.08  Gisèle Mandaila Malamba, secrétaire d'État: Je suis consciente de cette inégalité entre les différentes catégories. J'avais demandé que, sur un plan budgétaire, on rétablisse l'égalité entre les personnes. Malheureusement, les arbitrages budgétaires n'ont pas permis d'inscrire cette mesure. Dans le courant de la prochaine législature, qu'il s'agisse de moi ou de quelqu'un d'autre, on continuera à se battre pour inscrire cette mesure dans le budget.

 

01.09  Hilde Vautmans (VLD): Dus ook niet kleine fasen, voorlopig?

 

U zegt neen. Ik dank u voor het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Luc Goutry aan de staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de inhouding van een derde van de integratietegemoetkoming voor personen met een handicap die in een instelling verblijven" (nr. 14228)

02 Question de M. Luc Goutry à la secrétaire d'État aux Familles et aux Personnes handicapées, adjointe au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la retenue d'un tiers de l'allocation d'intégration des personnes handicapées qui résident dans un établissement" (n° 14228)

 

02.01  Luc Goutry (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, de personen met een handicap die in een door de Vlaamse of Waalse overheid erkende instelling voor personen met een handicap verblijven, verliezen zoals bekend maandelijks een derde van hun integratietegemoetkoming.

 

Een dergelijke aftrek, die toen twee derde bedroeg, gebeurde vroeger trouwens ook ten aanzien van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, wanneer iemand in een rusthuis werd opgenomen. Zoals bekend, zijn wij er indertijd in geslaagd, onder meer via de programmawet van 22 december 2002, om die twee derde aftrek voor bejaarden in een rusthuis af te schaffen. Dat was terecht. Het heeft oudere mensen in rusthuizen veel bestaanszekerder gemaakt. Het zorgt er ook voor dat er veel minder onderhoudsplicht gevorderd moet worden. Hierdoor is er echter wel een discriminatie ontstaan waarbij personen met een handicap wel nog altijd een derde van hun tegemoetkoming moeten afstaan bij een opname, terwijl dit voor rusthuisbewoners, zoals gezegd, niet meer het geval is.

 

De verschillende regeling voor mensen met een handicap die minder dan 65 jaar zijn en degenen die meer dan 65 jaar zijn, is onverklaarbaar. De vroeger gebruikte redenering komt erop neer dat de aftrek verantwoord is, omdat de betrokkenen verblijven in een instelling die door de overheid wordt gesubsidieerd. Dit is echter ook met rusthuizen het geval. Dat argument valt dus weg. Ik vind de regeling voor de rusthuisbewoners trouwens de correcte regeling. Daarom wil ik ook pleiten voor het afschaffen van de aftrek voor personen met een handicap.

 

Langs Vlaamse zijde is er nog een andere discriminatie. Iemand die een persoonlijk assistentiebudget geniet ten laste van de overheid mag namelijk wel zijn volledige tegemoetkoming behouden. Bovendien komen heel wat personen met een handicap met hun verminderde tegemoetkoming niet toe om hun verblijf in een instelling zelf te betalen, zodat in feite dan toch weer het Vlaams Fonds of het Waals Fonds een vermindering van hun dagprijs moet doorvoeren, teneinde het wettelijk zakgeld te kunnen waarborgen. In feite lossen wij op die manier dus niets op. Het is een broekzak-vestzakoperatie, die bovendien betuttelend overkomt voor de betrokkenen.

 

Ik heb een aantal vragen voor u, mevrouw. Ten eerste, bij hoeveel personen met een handicap wordt een derde van de integratietegemoetkoming ingehouden, omdat zij in een instelling verblijven?

 

Ten tweede, wat is het totaal jaarlijks bedrag van de inhoudingen?

 

Ten derde, jaarlijks krijgen personen met een handicap die in een instelling verblijven, een terugstorting van de afwezigheidsdagen. Hoeveel belopen de terugstortingen? Dan kunnen we berekenen wat het netto zou kosten om die inhouding te laten vallen.

 

Ten vierde vraag ik u om de bovenstaande aantallen en bedragen op te splitsen over Vlaanderen en Wallonië om aldus de terugslag specifiek te kunnen berekenen voor het Vlaams fonds en voor het Waals fonds.

 

Ten slotte, welk standpunt neemt u in ten opzichte van mijn voorstel tot afschaffing van het derde?

 

02.02 Staatssecretaris Gisèle Mandaila Malamba: Ten eerste, in 2006 hebben gemiddeld 18.869 personen - 5.833 Franstaligen en 13.036 Nederlandstaligen - hun integratietegemoetkoming, al dan niet gecombineerd met een inkomensvervangende tegemoetkoming, voor een derde zien opschorten ten gevolge van een verblijf in een instelling.

 

Le montant total annuel pour 2006 et ses réductions peut être estimé à environ 34,4 millions d'euros, dont 10,3 millions d'euros pour les francophones et 24,1 millions d'euros pour les néerlandophones. Le remboursement pour jours d'absence s'élevait en 2006 à 2,75 millions d'euros, dont 0,50 million d'euros pour les francophones et 2,25 millions d'euros pour les néerlandophones.

 

Vous soulignez en effet une différence de régime entre allocations pour l'aide aux personnes âgées et allocations d'intégration. Ces deux types d'allocations sont toutes deux octroyées à des personnes ayant une autonomie limitée et servent donc d'intervention dans les frais que ces personnes doivent supporter afin de s'intégrer dans la vie sociale.

 

Par contre, il s'agit de deux allocations différentes ayant des montants maxima différents et d'autres limites de revenus sont prises en considération lors du calcul du droit à l'allocation. D'une manière générale, en ce qui concerne l'allocation pour l'aide aux personnes âgées, il est en principe tenu compte de tous les revenus; les exonérations sont plus limitées et les montants de base sont considérablement plus faibles. Les deux allocations ne peuvent donc être assimilées sans plus.

 

La suppression de la réduction des deux tiers de l'allocation de l'aide aux personnes âgées faisait partie d'une série de mesures que le gouvernement a prises en mai 2003 afin d'offrir une meilleure protection aux personnes atteintes d'une maladie de longue durée ou d'un handicap. En effet, ces personnes perçoivent souvent un faible revenu et sont confrontées à des frais médicaux élevés.

 

Alors que le maximum à facturer pour les soins de santé devait offrir une solution en ce qui concerne les frais médicaux, diverses mesures ont été approuvées en vue d'augmenter les revenus de cette catégorie de la population. Pour les personnes handicapées, un engagement avait été pris de transposer la directive européenne concernant l'élimination de la discrimination en matière d'emploi dans un projet de loi et de prendre des mesures afin qu'il soit moins tenu compte des revenus professionnels lors du calcul de l'allocation d'intégration.

 

Quelques initiatives légales ont entre-temps été prises afin d'accroître le taux d'activité des personnes handicapées. Un cumul plus important est possible entre les allocations et les revenus professionnels. La procédure pour calculer les allocations est accélérée et l'allocation dormante a été instaurée, permettant ainsi à la personne qui perd son emploi de bénéficier à nouveau plus rapidement de son allocation.

 

Pour les personnes de plus de 65 ans, il a été décidé d'augmenter l'exonération générale en ce qui concerne l'allocation pour l'aide aux personnes âgées au niveau du montant de la pension minimale. Cette exonération était tellement faible que de nombreuses personnes recevaient une allocation réduite ou n'en percevaient aucune. On a alors supprimé la réduction des deux tiers lors d'une admission dans une institution.

 

En ce qui concerne la suppression de la réduction de l'allocation d'intégration s'appliquant en cas d'entrée en institution, j'ai introduit une demande en ce sens à l'occasion du contrôle budgétaire de mars. L'impact budgétaire de cette mesure, tel qu'il a été évalué par l'administration, est important. En cas d'adoption, la réforme du précédent gouvernement sera ainsi finalisée. Nous en discuterons donc encore vendredi. J'ai introduit une demande en ce sens pour permettre aux personnes qui se rendent dans une institution de pouvoir bénéficier éventuellement d'un tiers de l'allocation. Cette mesure sera discutée en Conseil des ministres lors du conclave budgétaire de cette semaine. J'espère que les discussions prendront la tournure souhaitée.

 

02.03  Luc Goutry (CD&V):Mevrouw de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik wist niet dat dit punt op de agenda zou komen. Uw antwoord op de tweede en de derde vraag heb ik niet zo goed verstaan. Welk is het totaal jaarlijks bedrag van die inhoudingen en hoeveel belopen de totale terugstortingen?

 

Il faudrait connaître la différence de coût entre les deux mesures. Combien coûterait ma proposition?

 

02.04  Gisèle Mandaila Malamba, secrétaire d'État: La proposition est évaluée à l'heure actuelle à environ 32 millions d'euros au total. Nous n'avons pas encore fait de scission entre les francophones et néerlandophones.

 

En tout cas, j'espère et je vais me battre pour que cela aboutisse en 2007.

 

02.05  Luc Goutry (CD&V): Madame la secrétaire d'État, pensez-vous qu'il y ait une chance?

 

02.06  Gisèle Mandaila Malamba, secrétaire d'État: Nous le saurons vendredi. Aujourd'hui, je ne peux pas vous en dire plus mais je vous promets de me battre pour corriger cette inégalité.

 

02.07  Luc Goutry (CD&V): Je suis heureux que ce ne soit pas un vendredi 13. En avril, nous aurons un vendredi 13.

 

02.08  Gisèle Mandaila Malamba, secrétaire d'État: Monsieur Goutry, vous êtes superstitieux. Ce n'est pas mon cas!

 

De voorzitter: Mijnheer Goutry, met uw ervaring weet u dat u niet te veel naar de intenties van de minister moet vragen, en zeker niet naar de sentimenten van de minister. Ik denk dat wij uw vraag hiermee kunnen afsluiten.

 

02.09  Luc Goutry (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik zal het dossier met argusogen opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 14.56 uur.

La réunion publique de commission est levée à 14.56 heures.