Commission
des Finances et du Budget |
Commissie voor de Financiën en de Begroting |
du mardi 13 mars 2007 Matin ______ |
van dinsdag 13 maart 2007 Voormiddag ______ |
La séance est ouverte à 10.09 heures et présidée par M. François-Xavier de Donnea.
De vergadering wordt geopend om 10.09 uur en voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.
- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het project 'Paperless Douane en Accijnzen' en het enig kantoor bij de douane" (nr. 14577)
- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de vertraging bij de invoering van de papierloze douane" (nr. 14590)
- M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le projet 'Paperless Douanes et Accises' et le bureau de douane unique" (n° 14577)
- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le retard dans l'introduction de la douane 'sans papiers'" (n° 14590)
01.01 Luk Van Biesen (VLD): Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag gaat over het project inzake Paperless Douane en Accijnzen en over het Enig Kantoor der Douane en Accijnzen. De opstart van de nieuwe elektronische aangifteapplicatie Paperless Douane en Accijnzen (PLDA) en de operationalisering van het Enig Kantoor te Brussel, die daar onlosmakelijk mee verbonden is, werden bij de Administratie der Douane en Accijnzen reeds herhaalde malen uitgesteld. Inmiddels is gebleken dat ook de datum van 2 april 2007 voor de opstart van die projecten niet langer houdbaar zou zijn.
Als gevolg van die aanhoudende vertragingen wordt de rentabilisering van de reeds gedane aanzienlijke investeringen in die nieuwe applicatie door het bedrijfsleven en de overheid niet gerealiseerd. Op 31 januari schreef de heer John Kerkhof* van Alfaport* dat het project een besparing betekent van 32 miljoen euro voor de bedrijven. “Maar het komt spijtig genoeg niet van de grond,” zegt hij. “De Belgische havens dreigen daardoor marktaandeel te verliezen” aldus de heer John Kerkhof van Alfaport op 31 januari 2007 in De Tijd.
De regering dreigt dan ook de Europese reglementering inzake de nieuwe aangifteformaliteiten inzake douane, die reeds sinds 1 januari 2007 bij verordening van kracht is, te negeren. De ingebrekestelling van ons land door de Europese Commissie zal niet lang meer op zich laten wachten.
Graag kreeg ik dus van u een antwoord, mijnheer de staatssecretaris, op de onderstaande vragen.
Ten eerste, vormen de projecten Paperless Douane en Accijnzen en het Enig Kantoor der Douane en Accijnzen nog een economische prioriteit voor de regering, zoals aangekondigd in de beslissing van de Ministerraad van 26 juni 2006 over de hervorming van de douane?
Ten tweede, wat is de nieuwe streefdatum voor het opstarten van het Enig Kantoor en de nieuwe informaticatoepassing, wetende dat PLDA slechts het beginpunt is van een hele reeks andere Europese projecten in het raam van het Europees meerjarenplan, dat reeds voorziet in een volgende deadline op 1 juli 2007 voor de start van het project Export Control System?
01.02 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, in het verlengde van de vraag van de heer Van Biesen verwijs ik nogmaals naar mijn vraag aan u gericht op 23 januari jongstleden, toen ik u ondervraagd heb over de vertraging bij de invoering van de papierloze douane.
De reden waarom ik dit puntje opnieuw met u wens te bespreken heeft te maken met het feit dat de afgelopen week, een beetje in de nasleep van het Phenixproject bij Justitie, is gebleken dat het bedrijf Unisys ook verantwoordelijk is voor de implementatie van een aantal toepassingen voor de douane. Blijkbaar zijn er toch wat bijkomende vertragingen op dat vlak. Bijgevolg had ik u daarover een aantal vragen willen stellen. Ik heb ze u al schriftelijk bezorgd maar voor de volledigheid van het verslag overloop ik ze nog even.
Ten eerste, zijn de engagementen en de termijnen zoals u die verwoord hebt in uw antwoord van 23 januari nog altijd actueel? Er werd destijds verwezen naar die datum, 2 april 2007.
Ten tweede, blijft het de bedoeling het project inzake papierloze douane met het betrokken bedrijf te voltooien? Zijn er redenen om het contract met het betrokken bedrijf op te zeggen, zoals dat met het Phenixproject gebeurd is? Zo ja, welke redenen zijn dat dan? Zijn er nieuwe ontwikkelingen in het dossier van de invoering van de paperloze douane? Zo ja, welke zijn dat dan? Welke maatregelen staan daar tegenover teneinde alsnog te voldoen aan de doelstellingen en de planningen om tot een operationele en papierloze douane te komen?
Tot zover mijn vragen, voorzitter. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris.
01.03 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Biesen, mijnheer Goyvaerts, Paperless Douane en Accijnzen en het Enig Kantoor der Douane en Accijnzen vormen nog steeds een prioriteit voor de regering en de FOD Financiën. De realisatie van PLDA heeft vertraging opgelopen door de hoge complexiteit van die toepassing. Op dit moment worden alle modules getest en is de ontwikkelaar volop bezig met het oplossen van de vastgestelde fouten. Dat werk schiet goed op.
Om het risico van de omschakeling van de huidige applicatie SADBEL naar de nieuwe applicatie PLDA te verkleinen zal de applicatie in twee fasen in gebruik worden genomen. Vanaf 4 juni 2007 kunnen de ondernemingen op vrijwillige basis starten met PLDA. Vanaf 1 oktober 2007 wordt SADBEL dan stopgezet en moeten alle SADBEL-gebruikers overstappen op PLDA.
PLDA is het werkinstrument van het Enig Kantoor der Douane en Accijnzen. De volgende weken zullen alle nodige stappen worden gezet om het personeel naar het Enig Kantoor te brengen en op te leiden. De modaliteiten van het toewijzen van medewerkers aan dat nieuwe kantoor zullen uiteraard opnieuw met de vertegenwoordigers van het personeel besproken worden.
De officiële mededeling van de opstartdatum van het Enig Kantoor zal worden gedaan doormiddel van twee ministeriële besluiten, die binnenkort worden genomen. Niettegenstaande de opgelopen vertraging voor de realisatie van PLDA zal de administratie in nauwe samenwerking met Unisys alles in het werk stellen om de door de commissie vooropgestelde startdatum van 1 juli 2007 voor ECS te behouden.
Voor de realisatie van de daaropvolgende projecten van het strategisch meerjarenplan heeft de Ministerraad zijn principiële goedkeuring gegeven voor de aanbesteding van een raamovereenkomst zodat de verdere behandeling van de aanbesteding kan gebeuren onder de lopende zaken.
Je terminerai en disant que la date du 2 avril m'avait été communiquée par les services des douanes. Je peux également vous dire que l'administrateur des douanes, Noël Colpin et son équipe font vraiment le maximum pour faire fonctionner au mieux ce système dans les meilleurs délais. En ce sens, une décision a été prise de travailler en deux phases: sur une base volontaire dans un premier temps et ensuite pour tout le monde à partir du 1er octobre. Chacun travaille pour que cela fonctionne réellement.
Je sais également que nous ne sommes pas le seul pays européen à avoir rencontré des difficultés pour mettre en oeuvre ce système qui comporte énormément d'avantages et que les entreprises attendent. À cet égard, il y a environ un an, lorsque nous avons rencontré les secteurs des entreprises qui travaillent en collaboration avec les douanes, ils avaient eux-mêmes demandé un certain délai, le temps que leurs systèmes informatisés soient également adaptables au nouveau système PLDA.
01.04 Luk Van Biesen (VLD): Ik ben blij te horen dat het nog steeds een prioriteit voor de regering vormt. Ik meen dat het heel belangrijk is dat alle energie en alle middelen in de volgende weken worden ingezet om de deadlines te kunnen halen, en deze keer werkelijk te halen!
Daarbij zou ik toch bijzonder oog willen vragen voor de personeelsbezetting van het Enig Kantoor, omdat het personeel daar nog moet worden aangeduid. Men heeft toch ook een periode nodig om die mensen zich te laten inwerken. Op dit ogenblik heeft dat Enig Kantoor nog geen personeel. Mijn vraag is dus zeker niet uit het oog te verliezen dat er voldoende mensen aanwezig moeten zijn om dat werk te kunnen doen.
Het is toch een heel belangrijk project, dat voor het bedrijfsleven een bijzondere return on investment geeft. Men zal daar inderdaad een vereenvoudiging van de gebruikte middelen kennen die voor de havensector en voor de douane in het bijzonder van belang is.
Alle hens aan dek! Laten wij niet opnieuw vertragen. Laten wij evenmin de koppeling maken tussen het Phenixproject en dit project. Hoewel het dezelfde leverancier is, denk ik niet dat deze projecten op dezelfde manier kunnen gezien worden; de applicaties zijn totaal verschillend en daarom denk ik dat het niet goed is om deze twee elementen aan elkaar te koppelen.
Ik vraag bijzondere aandacht voor de personeelssterkte van het Enig Kantoor der Douane en Accijnzen. Daar heb ik tot op heden weinig over gehoord. Ik hoop dat de staatssecretaris mij een afdoend antwoord kan geven.
01.05 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.
Twee elementen wens ik nog te benadrukken. Ten eerste, de invulling van het Enig Kantoor der Douane en Accijnzen, wat mede de insteek was van mijn vraag van 23 januari. De hervorming wordt op dat vlak bij wijze van spreken voortgezet met betrekking tot de aanwerving en dus voor het tot stand brengen van een soepeler kader om het personeel voor het Enig Kantoor der Douane en Accijnzen te rekruteren, maar dat lukt niet meteen.
Ten tweede, ik stel vast dat de datum van 2 april niet wordt gehaald. Dat wordt oktober 2007, dat is dus zes maanden vertraging.
(…): (…)
01.06 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Wij zullen uiteraard nog zien wat er in juli operationeel is en in welke mate de testen worden doorlopen. 1 juli is nabij. In alle geval zit er opnieuw vertraging op het project, en dat betreur ik.
Ik heb niet de koppeling gemaakt, collega Van Biesen, met het Phenixproject. Dit zal, wat betreft de complexiteit, van een andere orde van grootte zijn. Het is evenwel opvallend dat het bij hetzelfde bedrijf is, waar het allemaal niet van een leien dakje verloopt.
Ik kan dus alleen maar de staatssecretaris aanmoedigen en aanporren om van dat project inzake de papierloze douane werk te maken, want ondernemend Vlaanderen zit erop te wachten.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'éventuelle taxation des agents pensionnés de l'OTAN" (n° 14530)
02 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het eventueel belasten van gepensioneerde personeelsleden van de NAVO" (nr. 14530)
02.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le secrétaire d'État, il me revient qu'existent certaines divergences de vue concernant le cas suivant. Plusieurs personnes retraitées de l'OTAN sont parties à la pension sous le régime du fonds de prévoyance. Cela signifie, me semble-t-il, qu'elles ne disposent pas d'une pension à proprement parler, mais qu'elles ont reçu un capital fixe. Est-il exact que ce capital est non taxable?
Quel régime fiscal doit être appliqué si ce capital est placé en Belgique ou à l'étranger?
Un précompte est-il retenu en Belgique, dans la mesure où il y a déjà une retenue au niveau européen?
Ces personnes doivent-elles le mentionner dans leur déclaration à l'impôt des personnes physiques, voire à l'impôt des non-résidents?
Ce système de capital fixe est-il spécifique à l'OTAN ou existe-t-il dans d'autres institutions internationales?
Puisque ces personnes ont été exemptées fiscalement pendant leur carrière, en va-t-il de même pour les intérêts produits par ce capital ou non?
02.02 Hervé Jamar, secrétaire d'État: Monsieur Chabot, je pense que vous faites référence aux fonctionnaires de l'OTAN, visés à l'article 17 de la Convention sur le statut de l'Organisation du Traité de l'Atlantique Nord, des représentants nationaux et du personnel international, signée à Ottawa le 20 septembre 1951.
Selon les dispositions de l'article 19 de cette Convention, seuls les appointements et les émoluments versés par l'organisation à ses fonctionnaires en activité sont exemptés d'impôt. Par ailleurs, ces derniers ne bénéficient pas de l'exception de domicile fiscal. Partant, pour autant qu'ils résident en Belgique, ils sont donc, sur le plan du droit interne belge, redevables en principe de l'impôt des personnes physiques sur l'ensemble de leurs revenus mondiaux, y compris les éventuels revenus mobiliers, qu'ils proviennent ou non du placement du capital de pension en Belgique ou à l'étranger. Toutefois en sont exclus leurs appointements versés par l'OTAN.
Les capitaux de pension que reçoivent ces fonctionnaires sont donc en principe, comme pour tous les autres contribuables, imposables en Belgique. Ils sont, en fonction des circonstances liées au moment de l'octroi et de la nature des cotisations personnelles ou patronales, susceptibles d'être imposés à un taux distinct. De tels capitaux doivent, en principe, faire l'objet d'une retenue de précompte professionnel.
Mon administration a connaissance du régime de pension propre à l'OTAN, mais n'est pas informée de l'existence de régimes semblables qui seraient applicables dans d'autres institutions internationales.
Voici, monsieur Chabot, l'état de la question dont je puis vous informer aujourd'hui.
02.03 Jacques Chabot (PS): Je vous remercie.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het gebruik van de mobiele scanner bij de douane in Zeebrugge" (nr. 14538)
03 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'utilisation du scanner mobile à la douane de Zeebrugge" (n° 14538)
03.01 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, mijn vraag handelt over het gebruik van de mobiele scanner bij de douane in Zeebrugge. Op 6 maart jongstleden voerden de vakbonden opnieuw actie voor betere werkomstandigheden bij de douanediensten in Zeebrugge. Welnu, in de verslaggeving over die stiptheidsactie werd melding gemaakt van de toestand met betrekking tot de mobiele scanner, die blijkbaar in Zeebrugge is gestationeerd.
Het personeel was daarover nogal verbolgen. Ik citeer een afgevaardigde van de vakbond: “Dat ding heeft 4 miljoen euro gekost, maar we kunnen het niet gebruiken. Financiën wil geen geld uittrekken om aluminium paaltjes te kopen om de veiligheidszone rond het apparaat af te bakenen. De scanner staat al maanden stof te vergaren. Alleen voor acties waarbij veel pers aanwezig is, wordt die nog eens bovengehaald”.
Dat citaat verwoordt in een notendop het ongenoegen dat daar blijkbaar heerst rond het gebruik en de toepassing van de mobiele scanner, die moet dienen om containertrafiek te behandelen en om mensenhandel of bepaalde producten op te sporen. Mijnheer de staatssecretaris, dat vond ik zeer frappant en bijgevolg vind ik het nuttig u een aantal vragen daarover te stellen.
Ten eerste, klopt het gegeven dat die mobiele scanner al verschillende maanden niet meer wordt gebruikt?
Ten tweede, wat zijn de redenen daarvoor?
Ten derde, welke maatregelen hebt u genomen of zult u op korte termijn nemen om de inzet van de mobiele scanner te verhogen?
03.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Goyvaerts, de inhoud van de eerste vraag klopt niet. Sedert 2001 doet de federale overheid systematisch belangrijke investeringen in nieuwe controle- en detectietechnologieën voor de douane. De mobiele scanner, waarvan sprake, werd aangekocht in 2001 en was de allereerste containerscanner in België. Inmiddels werd het scannerpark geleidelijk uitgebreid. Een vaste scaninstallatie werd in gebruik genomen in Antwerpen. Een aantal scanvans werd geleverd voor Zaventem en Bierset en vorig jaar werd nog een nieuwe mobiele scanner aangekocht voor Antwerpen. Momenteel is de bouw van een grote dubbele scaninstallatie te Antwerpen Linkeroever aangevat en binnenkort zal ook de bouw van een nieuwe vaste scaninstallatie te Zeebrugge een aanvang nemen. In afwachting van de voltooiing van de nieuwe vaste scanner te Zeebrugge, ongeveer begin 2008, werd er beslist om de oude Antwerpse mobiele scanner in te zetten in het Zeebrugse havengebied.
Op 14 december 2006 werd de mobiele scanner na een volledige revisie overgebracht van Antwerpen naar Zeebrugge. Na het kerstverlof werd gedurende de maand januari 2007 opleiding gegeven aan alle ambtenaren die met de scanner zouden werken. Wegens technische problemen werd de scanner op 24 januari naar de firma Vanhout te Kruibeke gebracht. Dat is de firma die in het raam van het onderhoudscontract instaat voor het preventief en curatief onderhoud. Op 12 februari werd de scanner terug afgeleverd te Zeebrugge. De dag nadien, 13 februari dus, werd de scanner ingezet ter ondersteuning van een actie te Westkapelle. Vanaf deze week wordt hij daadwerkelijk ingeschakeld in de dagelijkse controles van de douane te Zeebrugge.
Ik kom tot uw tweede en derde vraag. Zoals gezegd in mijn antwoord op de eerste vraag, wordt de mobiele scanner vanaf deze week op voltijdse basis ingezet te Zeebrugge.
03.03 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijn repliek zal kort zijn. Ik heb de indruk dat het antwoord van staatssecretaris volledig was en dat het de boutade van de vakbondsman nuanceert. Ik zal die zaak opvolgen en nagaan of die scanner vanaf volgende week wel degelijk op geregelde tijdstippen actief zal worden ingezet. Ik kan momenteel leven met het antwoord van de staatssecretaris.
L'incident est clos.
- de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de ondertekening van een dubbelbelastingverdrag met het belastingparadijs Macau" (nr. 14558)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het dubbelbelastingverdrag met Macau" (nr. 14592)
- M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la signature d'une convention tendant à éviter la double imposition conclue avec le paradis fiscal Macao" (n° 14558)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la convention tendant à éviter la double imposition conclue avec Macao" (n° 14592)
04.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de Kamer keurde nog niet zo lang geleden en op voordracht van de heer Van der Maelen een resolutie goed met betrekking tot de strijd tegen de internationale belastingfraude alsook een aantal verklaringen ten aanzien van de belastingparadijzen.
Ik interpelleerde minister Reynders vroeger al over het dubbele belastingverdrag met Hongkong. Ik twijfel immers of het dubbele belastingverdrag ook niet het voorwerp van de door de heer Van der Maelen ingediende resolutie zou uitmaken. Hongkong staat evenwel niet op de officiële lijst van de belastingparadijzen.
Nu stel ik echter vast dat de regering een stap verder gaat. Het dubbele belastingverdrag met Macau werd ondertekend. Macau staat wel degelijk op de lijst van de belastingparadijzen. Ik verwijs naar artikel 73/4quater van het koninklijk besluit dat met het Wetboek op de inkomstenbelastingen samenhangt.
Welke doelstelling heeft de regering om met een belastingparadijs een dubbel belastingverdrag te sluiten?
Heeft de ratificatie van het verdrag met Macau tot gevolg dat deze jurisdictie van de lijst van artikel 73/4quater van voornoemd koninklijk besluit zal worden gehaald?
Welke economische belangen heeft België te verdedigen dat het met een ministaatje zoals Macau over een dubbel belastingverdrag onderhandelt en er prioriteit aan geeft?
04.02 Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het verheugt mij natuurlijk dat de heer Devlies, die tot een fractie behoort die de resolutie niet goedkeurde maar zich bij de stemming onthield, zo bezorgd is over de naleving van de resolutie.
Ik heb twee vragen voor de minister.
De voorzitter: Bekeringen zijn altijd mogelijk.
04.03 Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Late bekeringen zijn inderdaad altijd mogelijk.
Ik heb dus twee vragen voor de minister.
Ten eerste, werd artikel 26 van het verdrag dat werd ondertekend, gebaseerd op het allerlaatste model van het OESO-modelverdrag?
Ten tweede, zal in overeenstemming met de bepalingen van de resolutie ook een administratieve regeling tussen België en Macau worden afgesproken, zodat de uitwisseling van informatie vlot kan verlopen?
04.04 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, mijnheer Van der Maelen, op 19 juni 2006 werd er inderdaad een overeenkomst ondertekend tussen België en de speciale administratieve regio Macau van de Volksrepubliek China. De overeenkomst strekt ertoe dubbele belasting te vermijden en het ontgaan van belastingen te voorkomen, inzake de inkomstenbelastingen. De overeenkomst heeft tot doel de economische betrekkingen tussen België en Macau te versterken.
Gelet op het bijzonder statuut van Macau ten opzichte van China en het dynamisme van de economieën van China en Macau, opent het afsluiten van een dubbelbelastingverdrag zeer gunstige vooruitzichten voor Belgische ondernemingen die hun activiteiten naar China en Macau wensen uit te breiden. Het afsluiten van een dubbelbelastingverdrag impliceert niet dat het betrokken land wordt geschrapt van de lijst van landen zoals vermeld in artikel 73/4quater van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen ’92.
Indien niet voldaan is aan de voorwaarden voor DBI-aftrek zoals bepaald in artikel 203, §1, derde lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen ’92, worden de regels zoals bepaald in het desbetreffende dubbelbelastingverdrag toegepast. Overeenkomstig het dubbelbelastingverdrag met Macau betekent dit dat de bronheffing op dividenden die in Macau wordt geheven in België in mindering wordt gebracht van de Belgische belasting op dividenden.
Ten slotte wordt de aandacht erop gevestigd dat Macau niet is vermeld in de lijst van belastingparadijzen die door de OESO werd gepubliceerd in het raam van haar werkzaamheden op het vlak van de strijd tegen schadelijke belastingpraktijken.
Meer specifiek voor de heer Van der Maelen vermeld ik nog dat het dubbelbelastingverdrag dat op 19 juni 2006 werd gesloten met de speciale administratieve regio Macau een artikel 26 bevat met betrekking tot de uitwisseling van inlichtingen tussen de belastingautoriteiten van België en Macau. Dat artikel volgt grotendeels het soortgelijke artikel van het OESO-modelverdrag van 2005. De uitwisseling van bankgegevens valt echter niet onder de werkingssfeer van dat artikel wegens het voorbehoud dat België hieromtrent heeft gemaakt in de commentaar van het bovenvermelde OESO-model.
Ik kan er nog aan toevoegen dat over dit punt eensgezindheid bestond tussen België en Macau. Ik ben geheel bereid om een administratieve regeling inzake de uitwisseling van inlichtingen af te sluiten met Macau, zodra de overeenkomst van 19 juni 2006 in werking zal treden.
Je terminerai en disant que M. Van der Maelen sait bien tous les échanges de vues que nous avons eus à propos de ces aspects spécifiques de la résolution pour laquelle nous avons abouti globalement à un accord, ce dont je me réjouis. C'est justement la spécificité de ces négociations en cours. Néanmoins, je reste assez d'accord avec votre philosophie.
04.05 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de heer Van der Maelen merkte op dat wij zijn voorstel van resolutie inzake de belastingparadijzen niet hebben goedgekeurd. Wij hebben ons inderdaad onthouden. Daarvoor was ook een reden. De indieners behoren immers tot een regeringspartij, wiens beleid niet uitblinkt door de strijd tegen dergelijke operaties, tegen belastingparadijzen. Ik heb daarover in de loop der jaren verschillende keren geïntervenieerd. Daarom vonden wij het niet aangewezen om een resolutie goed te keuren waarvan de indieners zelf niet de naleving afdwingen van de regering waartoe ze zelf behoren. Dat is de reden waarom wij deze houding hebben aangenomen. Dat heeft niets te maken met de inhoudelijke aspecten van de resolutie.
Ik stel vast dat de staatssecretaris bevestigt dat artikel 73, ten vierde van het KB melding maakt van Macau als belastingparadijs. In onze eigen wetgeving staat dat dit een belastingparadijs is. Niettemin wordt een dubbel belastingverdrag afgesloten met Macau. Ik stel ook vast dat men daaraan prioriteit geeft. Het dubbel belastingverdrag met de Verenigde Staten is bij mijn weten immers nog altijd niet afgesloten. Ik ben verwonderd dat de voorkeur aan Macau wordt gegeven.
Het minimum is dat voldoende argumenten worden aangebracht om Macau van de lijst in dit KB te schrappen. Een verwijzing naar het OESO-model waar Macau niet als belastingparadijs fungeert, lijkt mij onvoldoende te zijn. De Belgische wetgeving is in deze immers nog altijd van belang.
Trouwens, in de motivering van de resolutie van de heer Van der Maelen lees ik ook dat men verder wil gaan. Men wil niet alleen optreden tegen belastingparadijzen, maar ook tegen staten die traditioneel niet als belastingparadijs worden bestempeld, maar wel gebruikmaken van preferentiële belastingregimes om kapitaal en investeringen aan te trekken ten koste van andere staten. De resolutie wil dus verder gaan. Ik stel echter vast dat met een land dat in het KB uitdrukkelijk als belastingparadijs is opgenomen een dubbel belastingverdrag wordt afgesloten.
Hoe dan ook dacht ik dat was overeengekomen dat we in deze commissie een globale bespreking zouden hebben met betrekking tot dubbele belastingverdragen en met betrekking tot het internationaal optreden van België op fiscaal gebied. Totnogtoe heeft dat nog niet plaatsgegrepen.
Voorzitter, het is belangrijk dat dergelijke verdragen vooraleer aan de Kamer te worden voorgelegd, ook zouden worden behandeld door de commissie voor de Financiën. Tot nu toe gebeurde dat altijd in de commissie voor de Buitenlandse Zaken, maar als het strikt fiscaal is, is het toch wenselijk dat het in deze commissie zou worden behandeld.
04.06 Hervé Jamar, secrétaire d'État: Je trouve dommage que vous n'ayez pas assisté à l'ensemble des discussions en commission Mondialisation. La Chambre a créé cette commission spéciale pour nous permettre de discuter pendant des heures, de manière très ardue et fructueuse, de tous ces aspects. Et les représentants du CD&V faisaient chaises vides, ou quasiment: ils sont venus quelques minutes au début, puis ont disparu.
Maintenant, c'est multiplier les séances pour le plaisir. M. Van der Maelen pourra confirmer que nous avons eu des échanges sur la question, notamment en matière de double imposition en cours, qui doit s'accompagner d'accords administratifs, si possible, plutôt que faire semblant d'ignorer que ces pays existent et que nous n'y investirions pas. Divers éléments sont intervenus.
J'invite donc M. Devlies à lire le rapport de cette commission Mondialisation. Il aura alors tous ses apaisements en la matière.
Le président: À défaut de signer ce type de conventions, les gens honnêtes qui investissent dans ces pays et qui déclarent leurs revenus seraient évidemment pénalisés. Pour ceux qui trichent, de telles conventions ne leur permettront pas de tricher davantage. Les gens qui ont l'honnêteté de déclarer leurs revenus dans un paradis fiscal ne doivent pas être taxés doublement. Ceux qu'il convient de pourchasser sont ceux qui profitent d'un paradis fiscal sans déclarer leurs revenus. Cette chasse n'est ni renforcée ni affaiblie par ce genre de conventions discutées en commission Mondialisation.
La tradition veut que la commission des Affaires étrangères discute ce type de conventions, mais la Chambre a renforcé le mécanisme en confiant cette tâche à la commission Mondialisation. Dès lors, en rediscuter maintenant serait superfétatoire.
Cette remarque n'engage que moi, bien sûr.
04.07 Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik wil collega Devlies in alle collegialiteit uitnodigen om het verslag van de commissie voor de Globalisering eens te lezen. Hij die anders uitblinkt in dossierkennis vergist zich in deze. U maakt er een potje van. U stelt de landen die op de lijst van artikel 73 van het KB staan, gelijk met fiscale paradijzen wat dus helemaal niet waar is. Het zijn landen die onder meer een preferentieel belastingsysteem hebben wat noopt tot het nemen van bepaalde maatregelen. Dat hoeven echter niet allemaal belastingparadijzen te zijn. Dat is het eerste wat ik wou zeggen.
Ten tweede en om in te pikken op wat de voorzitter heeft gezegd, we hebben nood aan een maximale mogelijkheid tot informatie-uitwisseling om die zogenaamde fraudeurs, zij die van Macau gebruik maken, om het kaf van het koren te kunnen scheiden. Om die reden kondig ik nu al aan dat ik als parlementslid, hierin gevolgd door mijn fractie, het akkoord met Macau niet zal goedkeuren als er op datzelfde moment geen overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de ministeries bestaat.
Ik heb een studie aangevat van de recent gesloten dubbelbelastingverdragen. Ik wil nu al zeggen dat ik van oordeel ben dat in België, zeker als we een dubbelbelastingverdrag sluiten met een land dat behoort tot de categorie van Macau, dit moeten doen volgens het meest recente OESO-model. Ik maak grosso modo drie onderscheiden: je hebt de landen die zich fiscaal normaal gedragen, je hebt de fiscale paradijzen en dan heb je de landen die in de grijze zone zitten en Macau behoort ongetwijfeld tot deze laatste categorie. Ik herhaal dat wij met die landen een dubbelbelastingverdrag moeten afsluiten volgens het allerlaatste model van de OESO. De OESO heeft op dit vlak een consensus bereikt over een hele reeks van voorwaarden die daaraan moeten verbonden zijn. Als ons land een verdrag sluit met zo'n land uit de grijze zone, moeten we, mijns inziens, het allerlaatste OESO-model volgen. Ik meen uit een eerste, vluchtige studie van het akkoord met Macau te moeten vaststellen dat dit niet het geval is voor dit akkoord.
Collega Devlies, luister goed. Indien de tekst zoals hij nu is, mij wordt voorgelegd, zal Dirk Van der Maelen die tekst niet goedkeuren omdat die niet in overeenstemming is met het laatste model van de OESO. En Dirk Van der Maelen zal, zelfs al is de tekst in overeenstemming met het laatste model van de OESO, de tekst niet goedkeuren als er op dat moment geen verdrag ter bevordering van uitwisseling van informatie tussen Macau en België bestaat. Dit zal genoteerd staan in het verslag, collega Devlies. U mag dit inlijsten. Wij zullen met mekaar nog praten op het moment dat die teksten ons worden voorgelegd.
04.08 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer Van der Maelen, uit uw reactie blijkt dat ik er toch niet helemaal een potje van heb gemaakt. Ik herinner mij goed de discussie die hier werd gevoerd over het dubbelbelastingverdrag met Hongkong. Dat is naar de letter conform aan het OESO-model, maar niet naar de interpretatie. Er is de juridische en de economische interpretatie en daarover hebben wij gediscussieerd. België heeft gekozen voor de juridische interpretatie en niet voor de economische. Daarover heb ik bemerkingen gemaakt.
Betreffende het dubbelbelastingverdrag met Macau, heb ik het gevoel dat men toch een stap verder gaat. Het artikel 73/4 van het KB lijkt mij een opsomming te zijn van belastingparadijzen of gelijkaardige landen.
Ik stel trouwens vast in de literatuur, dat Macau nog altijd als een belastingparadijs wordt omschreven. Ik stel mij de vraag, waarom men nog een stap verder gegaan is, na Hongkong, ook nog Macau. Het gaat niet om Macau zelf, dat is maar een derde land, het gaat om China, ook wat Hongkong betreft, dat maar een derde land is ten opzichte van China.
Met Macau gaat men nog een stap verder en ik denk dat men daar zeer voorzichtig moet mee zijn. Ik heb goed genoteerd dat u dat verdrag ook grondig zult lezen. Wij gaan dat zeker ook doen, en wij hopen dat het ook in deze commissie zal komen. Maar ook als het in de commissie voor de Buitenlandse Zaken zou ter sprake komen, mag u er zeker van zijn dat wij dat verdrag zeer grondig zullen nakijken.
Ik noteer dat u daar een aantal principes stelt waarmee wij ook kunnen akkoord gaan. Het zijn trouwens ook dezelfde bemerkingen, die ik vorig jaar reeds heb gemaakt met betrekking tot het dubbelbelastingverdrag met Hongkong.
04.09 Hervé Jamar, secrétaire d'État: Je pense que nous pouvons nous rejoindre sur la philosophie. Mais, et je le fais également remarquer à M. Van der Maelen, ceci était antérieur au vote de la résolution. Le 19 juin 2006 est antérieur au vote de la résolution.
Je formule le souhait – et nous avons eu de nombreux débats sur ce sujet – qu'à l'avenir les accords soient simultanés en termes d'échange d'informations par rapport au traité de double imposition. Nos discussions allaient en ce sens. Ce sera vraisemblablement le prochain ministre des Affaires étrangères – ce sera peut-être le même qu'actuellement, je n'en sais rien – qui devra gérer tout cela.
Lorsque nous avons voté cette résolution, j'avais pris la précaution de dire que c'est le ministre des Affaires étrangères qui gère ce genre de traités internationaux et de conventions. Le Parlement aura du mal à s'immiscer dans des négociations qui ont lieu avec tel ou tel pays. Mais nous devons évoluer – d'où la résolution – vers un système basé sur la dernière version de l'OCDE. Par ailleurs, dans la mesure du possible, il faudra conclure de manière simultanée un accord sur l'échange d'informations. Ce sera un des défis de la prochaine législature. Selon moi, c'est une façon légitime de travailler.
04.10 Carl Devlies (CD&V):Het akkoord over de informatie-uitwisseling is er niet. Dat betekent dat de heer Van der Maelen het niet zal goedkeuren. Ik vind het eigenaardig dat u verwijst naar de datum van de goedkeuring van de resolutie. Dit is een akkoord dat betrekking heeft op de fase voordien. Dat is wat mij heeft gestoord bij heel de bespreking van die resolutie. Enerzijds legt men een aantal grote, ronkende verklaringen af en anderzijds is men bezig met een praktijk die ingaat tegen de principes die daar zijn gesteld. Dat is ons probleem.
04.11 Hervé Jamar, secrétaire d'État: J'ai répondu d'emblée que nous étions disposés à conclure un accord. Nous allons le mettre en œuvre.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de stand van zaken van de Copernicusprojecten" (nr. 14559)
05 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'état d'avancement des projets Copernic" (n° 14559)
05.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, er werden 56 Copernicusprojecten ingediend. Ik zou graag eens vernemen hoeveel van die projecten zijn voltooid. Ik meen dat u met de grote hervorming van start bent gegaan in 2002 met eerst de benoeming van alle leden van het directiecomité, bijvoorbeeld voor de MR de heer Laes en voor de PS de heer Delporte, respectievelijk voorzitter en afgevaardigd bestuurder.
Wat is de huidige stand van zaken in die 56 projecten? Ik meen dat uw managers regelmatig rapporteren over de vooruitgang die zij maken op het terrein. Hoeveel projecten zijn er vandaag al voltooid? Hoeveel zullen er nog worden voltooid tijdens de huidige legislatuur?
Volgens bepaalde bronnen en niet de minste – er zijn zelfs bronnen die er niet aan hebben gehouden om anoniem te blijven – zijn er belangrijke vertragingen opgedaagd. Kunt u de reden van de vertragingen melden?
05.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer Devlies, er was ook een interpellatie van de heer Goyvaerts, van 6 maart 2007, met hetzelfde onderwerp. Ik zal een en ander synthetiseren.
Van eind 2001 tot en met 2003 werden de BPR-plannen van de FOD Financiën uitgetekend. In 2005 werd beslist de realisatie op het terrein aan te vatten. Aangezien de FOD Financiën de implementatie op een zeer grote schaal en in een zeer complexe organisatie moet organiseren, zonder dat hij de dagelijkse dienstverlening aan de burger in gevaar brengt, is het nodig de modernisering nauwgezet voor te bereiden en gestructureerd en in fases uit te voeren.
De door u genoemde 56 projecten werden tegelijk voorbereid onder de directe leiding van de administrateurs en de administrateurs-generaal. Bij de planning van de projectwerkzaamheden en bij het vastleggen van de implementatiekalender houden zij rekening met de omvang en de impact van de beoogde veranderingen in hun diensten en verzekeren daarbij de balans met hun dagelijkse opdrachten.
Het spreekt dan ook voor zich dat de modernisering slechts progressief kan gebeuren en dat bijgevolg het ene project verder gevorderd is dan het andere. De 12 projecten die op dit ogenblik in de steigers staan, kunnen onmiddellijk op het terrein worden gebracht. In de regering wordt trouwens deze week overlegd over de kalender van uitvoering, evenals over de noodzakelijke middelen om dat in 2007 optimaal waar te maken.
05.03 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb weinig informatie gekregen van de staatssecretaris. Wij moeten dus blijkbaar de top van Leuven afwachten om meer informatie te bekomen. Ik heb de indruk dat het nogal schraal is, na zo veel jaren hervorming. De resultaten lijken mij zeer beperkt. Ik zal er niet verder over uitweiden, aangezien er vanmiddag nog een interpellatie over wordt gehouden, en omdat wij de top van Leuven moeten afwachten.
05.04 Staatssecretaris Hervé Jamar: De top van Leuven?
05.05 Carl Devlies (CD&V): Ja, de regering komt toch bijeen?
05.06 Staatssecretaris Hervé Jamar: Ik dacht dat u tot de top van Leuven behoorde!
05.07 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik weet niet of u er bij zult zijn, volgend weekend, als de regeringstop bij elkaar komt. Wellicht, als het over Copernicus gaat, zult u er ook in worden betrokken. Wij wachten dus met spanning de beslissingen af die daar zullen worden genomen.
05.08 Hervé Jamar, secrétaire d'État: C'est une question intéressante qu'a posée M. Devlies.
Le président: M. Devlies pose toujours des questions intéressantes.
05.09 Hervé Jamar, secrétaire d'État: Plaît-il?
Le président: Il ne pose que des questions intéressantes.
05.10 Hervé Jamar, secrétaire d'État: Oui, à peu près!
Soit on peut répondre à cette question en une minute, comme je l'ai fait, soit on le fait en deux heures. Je pourrais vous donner un aperçu des 56 projets dans leurs différents stades d'avancement. Et je ne peux que confesser que certains traînent plus que d'autres. Dans toute aventure de ce type, il en est ainsi. Mais alors, c'est une matinée qu'il nous faudrait pour étudier le plan Coperfin dans le détail. Cela ne me pose aucun problème, mais ce n'est pas dans le cadre d'une telle question que l'on peut dresser un bilan de Coperfin, qui représente non seulement 56 projets, mais qui inclut aussi toute la gestion du personnel.
Je vais donc m'arrêter là, car sinon je risque de m'étendre au-delà du temps qui m'est imparti.
Le président: Nous y reviendrons certainement cet après-midi.
05.11 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik verwijs naar het verslag van 28 december 2003, dat u hier aan de commissie voorlegde. Dat is al enkele jaren geleden, maar misschien kunt u het eens vergelijken met de situatie vandaag. U was toen nog jong en enthousiast!
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de recente evolutie inzake de toepassing van de vrijstelling van vennootschapsbelasting op kapitaal en interestsubsidies (art. 193bis WIB)" (nr. 14560)
06 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'évolution récente en ce qui concerne l'application de l'exonération de l'impôt des sociétés sur les subsides en capital et en intérêts (art. 193bis CIR)" (n° 14560)
06.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik moet toegeven dat ik deze vraag al eens heb gesteld, veertien dagen geleden. Aangezien de staatssecretaris nog een en ander diende te bestuderen en hij mij geen precies antwoord kon geven, heb ik toen reeds aangekondigd dat ik veertien dagen nadien met de vraag zou terugkomen, omdat de vraag van belang is voor de fiscale praktijken van de talrijke bedrijven, die momenteel hun belastingaangifte voorbereiden.
In het Wetboek van de Inkomstenbelastingen bestaat sinds kort het artikel 193bis, dat onder meer kapitaal- en intrestsubsidies die door de Gewesten in het kader van de economische expansiewetgeving worden toegekend aan vennootschappen om immateriële en materiële vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen, vrijstelt van vennootschapsbelasting.
Wat Vlaanderen betreft, komt de groeipremie daarvoor in aanmerking. In het besluit van de Vlaamse regering wordt erin voorzien dat de aanvragende vennootschap van de groeipremie, de investering mag laten uitvoeren door een gelieerde patrimoniumvennootschap die behoort tot dezelfde groep als de aanvragende onderneming. Ik verwijs naar artikel 13, §4, van het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 2003, gepubliceerd in het Staatsblad van 10 november 2003.
Heel wat vennootschappen zijn nu bezig met het opmaken van hun jaarrekening en moeten het nieuwe artikel 193bis uit het Wetboek van de Inkomstenbelastingen toepassen. Met de aangehaalde passus duiken de problemen op. Stel dat de investering conform de subsidieaanvraag, in grond en gebouw wordt uitgevoerd door de patrimoniumvennootschap, die dan het gebouw verhuurt aan de aanvragende vennootschap van de subsidie. De aanvragende vennootschap zal dan de subsidie doorstorten aan de patrimoniumvennootschap.
Zal de fiscus het
belastingvrij karakter van de subsidie erkennen binnen de
patrimoniumvennootschap?
Wat specifiek de
inwerkingtreding van de belastingvrijstelling betreft, zal de fiscus kijken
naar het belastbaar tijdperk binnen hetwelk de betekening gebeurt voor de
aanvragende vennootschap of voor de patrimoniumvennootschap?
06.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer Devlies, ik geef u hierbij het antwoord dat mijn administratie mij heeft verstrekt.
De bedoelde groeipremie komt in principe in aanmerking voor de toepassing van artikel 193bis, §1, tweede lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, WIB 92.
Evenwel blijkt uit de samenlezing van de artikelen 193bis, §1, tweede lid, en 362, WIB 92, dat de voormelde vrijstelling uitsluitend van toepassing is ten name van de aanvragende vennootschap die de beoogde subsidie heeft verkregen en die immateriële en materiële vaste activa heeft aangeschaft of tot stand gebracht.
Artikel 13, §4, van het door het geachte lid aangehaalde besluit van de Vlaamse regering bepaalt inderdaad dat de investeringen kunnen worden uitgevoerd door een patrimoniumvennootschap die behoort tot dezelfde groep als de aanvragende onderneming.
Deze bepaling doet evenwel geen afbreuk aan de in het tweede lid bepaalde voorwaarden. Met het geheel van de tussen de betrokken vennootschappen gesloten contractuele bepalingen kan op het fiscale vlak dan ook geen rekening worden gehouden om te bepalen op naam van welk vennootschap de beoogde vrijstelling van toepassing is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het rapport van het Rekenhof inzake de patrimoniale strafuitvoering" (nr. 14568)
- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het rapport van het Rekenhof met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de patrimoniale straffen" (nr. 14607)
- M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le rapport de la Cour des comptes relatif à l'exécution des peines patrimoniales" (n° 14568)
- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le rapport de la Cour des comptes relatif à l'exécution des peines patrimoniales" (n° 14607)
07.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, wij hebben vanwege het Rekenhof een vrij omvangrijk rapport ontvangen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de patrimoniale straffen. Wat hierbij opvalt is dat, wanneer de vergelijking wordt gemaakt met de studie die het Rekenhof reeds uitvoerde in april 2000, dus zeven jaar geleden, erg weinig vooruitgang, zelfs helemaal geen, geboekt is met betrekking tot de organisatie van de invordering van de penale boeten.
In de loop van de voorbije jaren heb ik een aantal malen bij mondelinge en schriftelijke vragen, deze problematiek aangeraakt. Het niet-invorderen van de penale boeten geeft uiteraard aanleiding tot een zekere normvervaging. Bovendien realiseert men zich in bepaalde arrondissementen dat het niet-betalen van de penale boeten, niet wordt gesanctioneerd.
Ik herinner mij zeer goed dat bijvoorbeeld in het gerechtelijk arrondissement Hoei, u welbekend, dat daar gedurende meerdere jaren, geen enkel dossier werd toevertrouwd aan een gerechtsdeurwaarder voor uitvoering. Dat betekent dat er een totale straffeloosheid is. Diegene die de boete niet betaalt, kan zonder meer de boete naast zich neerleggen en met een gerust hart weten, dat hij niet zal lastig gevallen worden door een gerechtsdeurwaarder.
Ik heb daar herhaaldelijk bemerkingen bij gemaakt, zowel ten aanzien van uzelf, als ten aanzien van de minister. Ik stel nu vast – er zijn ook verschillende andere collega’s in de commissie tussengekomen op dit domein – dat het rapport van het Rekenhof alleen maar alle bemerkingen bevestigt, die hier in de commissie werden gemaakt en dat er geen enkele vooruitgang gerealiseerd is.
Ik wou u toch vragen, mijnheer de staatssecretaris, hoe dat dit komt. Terwijl u de problemen kent, en ze duidelijk bepaald zijn geworden, dat ze door het Rekenhof overgemaakt zijn geworden in 2000, slaagt u er niet deze administratie, die toch niet de grootste is van uw departement, te stroomlijnen.
07.02 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, wij hebben vorige week inderdaad kennis kunnen nemen van het uitvoerig rapport van het Rekenhof over de tenuitvoerlegging van de patrimoniale straffen. Ik heb dat rapport dit weekend gelezen. Blijkbaar heeft het Rekenhof zich ook deze keer niet ingehouden om op een ongezouten manier de waarheid en de werkelijkheid naar voren te brengen.
Ik maakte mij de bedenking dat als dat de modelstaat is waarmee deze regering van socialisten en liberalen zo hoog mee oploopt, ik dringend mijn inzicht over een goede samenwerking tussen de administraties moet herzien. Eerlijk gezegd, wat in dit rapport staat, is hallucinant. Misschien kunnen wij daaraan ook eens een voormiddag spenderen, mijnheer de voorzitter. Bovendien is het betreurenswaardig als het gaat over het informeren van het Parlement op een correcte manier. In een van zijn conclusies schrijft het Rekenhof immers dat de antwoorden die aan het Parlement werden verstrekt in het kader van parlementaire vragen, berusten op fragmentaire en zelfs twijfelachtige informatie. Zover zijn wij gekomen.
Teneinde een beter inzicht te krijgen in de samenwerking tussen Justitie en Financiën en vooral inzicht te krijgen in de manier waarop uw departement omgaat met de afhandeling van de penale boetes en de bijzondere verbeurdverklaringen, heb ik u een aantal punctuele vragen bezorgd. Dat dekt niet de hele lading, maar moet ons toch een beter zicht geven op de manier waarop uw kabinet daartegen aankijkt. Ik geef toe dat het negen uitvoerige vragen zijn. Dat laat u toe zeer stipt en nauwkeurig te antwoorden.
Ten eerste, hoe komt het dat aan de aanbevelingen van het Rekenhof van het jaar 2000 tot op heden een beperkte of helemaal geen opvolging is gegeven?
Ten tweede, hoe komt het dat er geen globaal beleid in de FOD Financiën is om de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van penale boetes op een doelmatige manier aan te pakken?
Ten derde, hoe komt het dat daartoe geen doelstellingen binnen de FOD Financiën worden geformuleerd?
Ten vierde, hoe komt het dat tussen de FOD Justitie en de FOD Financiën nooit een eindverantwoordelijke voor de daadwerkelijke uitvoering van boetes werd vastgelegd, zodat de FOD Financiën – dat zou men toch verwachten –als dienstverlening een verslag kan opmaken van de werkzaamheden met betrekking tot haar activiteiten in het raam van de penale boetes en de bijzonder verbeurdverklaring?
Ten vijfde, hoe komt het dat de algemene directie Financiën het proces van de tenuitvoerlegging van penale boetes niet onder controle heeft, zowel inzake het beheer als inzake de interne controle?
Ten zesde, hoe komt het dat er tot op heden geen fiscale staten zijn? Fiscale staten zouden moeten toelaten om het invorderingspercentage van de niet-fiscale schuldvorderingen en de penale boetes te berekenen, een werkwijze die wel wordt gebruikt bij fiscale aangiftes?
Ten zevende, hoe komt het dat tot op heden de nodige omkadering binnen de FOD Financiën ontbreekt en er sinds het jaar 2000 geen fundamentele veranderingen optraden? Dat is een vaststelling die het Rekenhof maakt.
Ten achtste, het Rekenhof stelt dat de niet-fiscale invordering van penale boeten binnen de FOD Financiën geen prioriteit is. Wat zijn daarvan de redenen?
Ten slotte, mijn laatste vraag is een cruciaal element in de hele discussie rond de afhandeling van de penale boeten. Hoe komt het dat tot op heden nog steeds geen geïntegreerd en eengemaakt informaticasysteem bestaat om de tenuitvoering op te volgen?
Mijnheer de voorzitter, het is een hele waslijst met vragen, maar het document van het Rekenhof is belangrijk genoeg om op mijn vragen een antwoord te krijgen.
De voorzitter: Vooraleer aan de staatssecretaris het woord te geven, zou ik de heren Devlies en Goyvaerts erop willen wijzen dat morgen de subcommissie Rekenhof het verslag van het Rekenhof zal behandelen betreffende het onderwerp dat wij nu bespreken. Het was dus beter geweest om de vragen na het debat van morgen te stellen. Wij doen nu immers dubbel werk. Het is echter uw recht om vragen te stellen.
07.03 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, de antwoorden bieden misschien de mogelijkheid om morgen gedetailleerder op het verslag te kunnen ingaan.
De voorzitter: Dat is nog beter. U wil dus efficiënter zijn. Laten wij het hopen. Op die manier hebben wij vandaag onze tijd niet verloren.
07.04 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, ik zal hier morgen effectief aanwezig zijn op de vergadering van de subcommissie met het Rekenhof.
Sedert de audit van het Rekenhof in 2000 heeft het departement zich vol overtuiging op de weg van de modernisering begeven aangaande de structuren en werkmethodes, dankzij het programma Coperfin.
Na een eerste fase waarbij iedere entiteit zijn strategische visie mocht geven en de processen beschrijven, zijn wij thans in de fase van de implementatie. De administrateur van de niet-fiscale invorderingen heeft in zijn managementplan een aantal doelen gesteld en beschrijft daarbij de nodige werkingsmiddelen om deze over een periode van meerdere jaren progressief te bereiken. Het geheel van de aanbevelingen gedaan door het Rekenhof komt trouwens voor in dit beleidsplan.
De op stapel staande wijzigingen: het project STIMER. Op 30 september 2006 heeft de Ministerraad beslist een buitengewoon budget toe te kennen met het oog op de ontwikkeling van een nieuw informaticasysteem STIMER - Système de Traitement Intégré et Multi-Entités Recouvrement. Het doel van STIMER is het invoeren van een geïntegreerd verwerkingssysteem voor het transversaal beheer van de boekhouding, de inning en de invordering van alle rechten en de schuldvorderingen, zowel fiscale als niet-fiscale. Op 11 december 2006 werd de firma Unisys aangewezen om dit project te realiseren. Inmiddels heeft op 29 januari 2007 de kick-off van het project plaatsgevonden.
Wat betreft de automatisatie, het volgende. In afwachting van STIMER werd door de stafdienst ICT beslist dat het niet opportuun was te investeren in een tussenoplossing. Er werd ook aan gedacht een van de informaticatoepassingen, ontwikkeld door een ontvangkantoor, over te nemen om de grootste nood te lenigen. Er is echter gebleken dat deze toepassingen niet beveiligde query's en macro's bevatten, zodat bij een verkeerde handeling gehele bestanden konden worden gewijzigd of vernietigd. Een tussenoplossing kan vandaag worden gevonden bij de gerechtsdeurwaarders. Zij beschikken over een toepassing waarvan de administratie in het kader van een samenwerkingsakkoord gebruik zou kunnen maken.
Ik kom thans tot het risicobeheer. Dit is een procedure die de administratie de mogelijkheid moet geven haar activiteiten te organiseren in functie van de risicoprofielen.
Het heeft tot doel de efficiëntie van de ondernomen acties tot invordering te verhogen, niettegenstaande de vermindering van het aantal effectieve personeelsleden.
Ik kom, ten slotte, tot de samenwerking tussen Financiën en Justitie. Met betrekking tot de aanbevelingen van het Rekenhof voor een nauwe samenwerking tussen Financiën en Justitie, wens ik er uw aandacht op te vestigen dat er in het rapport Coperfin 1 sprake is van een shared service waarbij de administratie Niet-fiscale invorderingen ten dienste zou staan van andere overheden. Zo zouden er met de FOD Justitie overeenkomsten kunnen worden gesloten aangaande de te bereiken doelstellingen, de zogenaamde service level agreements. Er moet ook een overleg- en coördinatieorgaan worden opgericht. Dit zal echter maar ten volle kunnen werken wanneer zowel de FOD Justitie als de FOD Financiën voldoende zijn geautomatiseerd.
Momenteel bestaan er contacten op plaatselijk niveau tussen de ontvangkantoren belast met de invordering van de penale boeten en de parketten en de griffies. De administratie is te allen tijde bereid tot een samenwerking met de FOD Justitie, om te komen tot een systematische uitwisseling van informatie tijdens de verschillende stadia van het proces. Deze uitwisseling van informatie kan bestaan uit het op elkaar afstemmen van de activiteiten van iedere deelnemer aan het proces en de harmonieuze integratie van elektronische informatiesystemen van ieder van hen.
07.05 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, op pagina 90 van het verslag van het Rekenhof vind ik een brief van de minister, die schrijft dat hij het ontwerpverslag van het Rekenhof met grote aandacht heeft gelezen. Het is alvast positief dat de minister het heeft gelezent.
Hij schrijft verder: “Het verslag legt de vinger op een aantal problemen en lacunes.” Het is positief dat de minister zich dat realiseert. “Men blijft optimistisch voor de toekomst. Sinds de audit van 2000 is het departement met het Coperfinprogramma resoluut de weg ingeslagen van de modernisering van zijn structuren en werkmethodes.”
Wij hebben daarnet al iets gehoord over Coperfin.
Bovendien zal de minister het Parlement zo spoedig mogelijk op de hoogte brengen van de nieuwe maatregelen die hij zal nemen. Ik meen dat dit het positieve is. Voor het overige is het allemaal kommer en kwel.
De voorzitter: Dit incident kan dus worden gesloten.
07.06 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik wens nog kort te repliceren. Misschien bent u te veel bezig met het wetsvoorstel over sport en fiscaliteit.
Mijnheer de staatssecretaris, de bedoeling van mijn expliciete vragen is morgen wat beter voorbereid te zijn.
Uw antwoorden hebben mij echter niet overtuigd. Beleidsplannen opstellen en grote lijnen uitzetten is een zaak, maar de concrete realisatie op het terrein is blijkbaar een andere zaak.
Tussen 2000 en 2007 zijn er zeven jaren voorbijgegaan. Dan komt u met zo'n rapport van het Rekenhof voor de dag! Eerlijk gezegd, ik zou een aantal tekenen vertonen van eerlijke schaamte.
Een tweede element is het volgende. Unisys komt weer boven. Dat is de derde keer. Ik heb de indruk dat dit bedrijf goed heeft onderhandeld met de federale regering, want daar worden nagenoeg alle applicaties, zowel bij Justitie als bij Financiën, geschreven. Dat een en ander fout loopt, kan ik stilaan begrijpen.
Ik kijk dus zeker uit naar de discussie die wij morgen zullen voeren in de subcommissie Rekenhof.
Het is echter zoals collega Devlies zegt, voor de rest is het allemaal kommer en kwel en is het bij wijze van spreken weer een van die puinhopen van paars die achterblijven tegen de verkiezingen.
07.07 Staatssecretaris Hervé Jamar: De heer Boelaert die verantwoordelijk is voor dit dossier zal hier morgen aanwezig zijn.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de financiering van de voorschotten inzake alimentatievergoedingen" (nr. 14581)
08 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le financement des avances en matière de créances alimentaires" (n° 14581)
08.01 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, vandaag sluiten de vragen goed bij elkaar aan. Ik denk dat diezelfde heer Boelaert voorzitter is van de commissie tot evaluatie van de Dienst voor alimentatievorderingen.
Afgelopen dinsdag hadden wij in de commissie een bespreking van het jaarverslag 2005 van de evaluatiecommissie van de Dienst voor alimentatievorderingen. Uit de evaluatie en de bespreking van het rapport bleek dat er onduidelijkheid was over de financiering van de voorschotten inzake alimentatievergoedingen.
De financiering zou momenteel gebeuren via algemene middelen. Dat deed bij mij een lampje branden, in die zin dat er in de begroting is gewerkt met een begrotingsfonds. Zowel in de begroting van 2006 als in de begroting van 2007 was daarvoor 15 miljoen euro ingeschreven. Welnu, ik was een beetje verward. Ofwel werkt men met een begrotingskrediet, schrijft men daarvoor een getal in en werkt men als dusdanig voor de financiering, ofwel werkt men met een begrotingsfonds, en dat is een ander mechanisme.
Omdat zelfs de voorzitter van oordeel was dat DAVO momenteel werd gefinancierd vanuit de algemene middelen, was ik een beetje in verwarring.
Ik zou graag weten hoe het nu zit met de financiering van het DAVO. Hoe gebeurt dat in de praktijk? Is dat wel degelijk met een begrotingsfonds of gebeurt dat vanuit de algemene middelen?
Mijnheer de staatssecretaris, het lijkt misschien een dwaze vraag, maar ik zou er graag een antwoord op krijgen.
08.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, om de betaling van de voorschotten op onderhoudsgelden te financieren, heeft de programmawet van 11 juli 2005 een budgettair fonds gecreëerd, veeleer dan te voorzien in een budgettair krediet op het uitgavenbudget van de Staat.
Momenteel worden de ontvangsten van het fonds in hoofdzaak gespijsd door: ten eerste, de bijdrage in de werkingskosten ten laste van de onderhoudsgerechtigden voor 5% en de onderhoudsplichtigen voor 10%; ten tweede, door de invordering van de voorschotten en de interesten op onderhoudsgelden. Dat komt neer op een budgettaire raming van 1.270.000 euro voor het jaar 2007.
De uitgaven die betrekking hebben op de voorschotten op de onderhoudsgelden, kunnen per jaar worden geraamd op 14.380.000 euro. Dat betekent dat de uitgaven groter zijn dan de ontvangsten, hetgeen verboden is door artikel 45, §4, van de wet op de rijkscomptabiliteit.
Het fonds bevindt zich in een debetsituatie. De voorschotten moeten niettemin worden betaald. Het te financieren saldo wordt gedicht door regulariseerbare thesaurievoorschotten. De debetsituatie, evenals de uitgaven, dat wil zeggen de voorschotten, zijn toegestaan door de wet van 11 juli 2006 houdende de eerste aanpassing van het algemene budget van de uitgaven van het begrotingsjaar 2006.
Twee oplossingen zijn bijgevolg mogelijk. Ten eerste, de ontvangsten van het fonds verhogen. Ten tweede, de voorschotten financieren via een algemene budgettair uitgavenkrediet. Dat wil zeggen dat het budgettair fonds niet meer nodig zou zijn.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
09 Question de Mme Zoé Genot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'annulation de la dette des pays non PPTE" (n° 14584)
09 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de schuldkwijtschelding van de niet-HIPC-landen" (nr. 14584)
09.01 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le président, nous avions déjà eu l'occasion de discuter avec le ministre Reynders de la politique de la Belgique à l'égard des pays particulièrement pauvres et endettés. Je me propose ici d'élargir la question, dans la mesure où le gouvernement a décidé des remises de dette en faveur de pays n'entrant pas dans cette catégorie: l'Irak, le Liban, le Pakistan.
J'aurais donc souhaité faire le point sur la politique de la Belgique envers ces pays-là. De plus, j'aimerais que nous puissions bénéficier de données semblables à celles qui nous avaient été distribuées et qui s'étaient révélées particulièrement intéressantes au sujet des pays les moins développés.
Le président: Merci pour votre esprit de synthèse.
09.02 Hervé Jamar, secrétaire d'État: Madame Genot, la politique d'annulation de la dette menée par la Belgique en faveur des pays non PPTE (pays pauvres très endettés) était principalement guidée par la politique internationale, c'est-à-dire qu'elle reposait sur les lignes directrices dessinées par les Nations unies, l'Union européenne et les institutions financières internationales.
La Belgique a toujours pris une position réaliste et ferme en tenant compte des besoins de financement de ces pays, ainsi que de la bonne gouvernance de ceux qui en bénéficiaient. Dans la pratique, les annulations de la dette des pays qui ne sont pas éligibles à l'initiative PPTE ont été chaque fois négociées au sein du Club de Paris. Sur la base d'une analyse des besoins de financement, le caractère soutenable de la dette constituant le critère principal, les créanciers décident collégialement des pays qui seront invités à une session de négociations ayant pour objet de rééchelonner des échéances, voire d'annuler une partie de leur dette extérieure.
Le Club de Paris rencontre uniquement les pays débiteurs affichant un réel besoin d'allégement du fardeau de leur dette et qui ont appliqué ou qui se sont engagés à mettre en œuvre des réformes destinées à restaurer une situation économique et financière saine.
Concrètement, ceci implique que le pays doit avoir préalablement signé un programme avec le FMI accompagné de déboursements du type: accord de précaution, plus grande souplesse d'accès, facilités pour la réduction de la pauvreté et la croissance.
Pour votre deuxième question, en ce qui concerne les dettes des pays non PPTE, les chiffres vous seront transmis dès qu'ils seront disponibles. Je ne les possède pas pour l'heure, mais j'espère que je pourrai en disposer sous peu afin de vous les transmettre immédiatement, si vous le voulez bien.
09.03 Zoé Genot (ECOLO): Je vous remercie et j'espère que votre promesse de nous transmettre les chiffres pourra être tenue.
Le président: Toutes les promesses faites
en commission sont tenues, madame Genot. En tout cas, pour cette commission; je
ne sais pas ce qu'il en est pour les autres.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Luc Gustin au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le statut fiscal des étudiants" (n° 14591)
10 Vraag van de heer Luc Gustin aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het fiscaal statuut van de studenten" (nr. 14591)
10.01 Luc Gustin (MR): Monsieur le ministre, ma question porte sur le statut fiscal des étudiants et le montant net des ressources d'une personne à charge. Le contrat de travail étudiant permet chaque année à des dizaines de milliers de jeunes d'acquérir une première expérience professionnelle et de gagner un complément de revenu souvent bien utile à la poursuite de leurs études. Conscient des avantages incontestables de cette formule, le gouvernement a souhaité offrir un statut fiscal attrayant pour ce genre de contrat.
Celui-ci suscite cependant une importante difficulté d'interprétation quant à la portée des articles 136 et 143 du Code des impôts sur les revenus. Depuis l'exercice d'imposition 2006, l'article 143 du Code des impôts sur les revenus prévoit que pour déterminer le montant net des ressources des personnes à charge, il est fait abstraction des rémunérations perçues par des étudiants visés au titre VII de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, à concurrence de 1.500 euros non indexé par an.
Monsieur le ministre, confirmez-vous que ce montant de 1.500 euros non indexé n'est pas pris en considération pour établir le montant net des ressources de l'étudiant, et ce sans conditions attachées à une durée précise du contrat d'occupation d'étudiant tel qu'il est défini au titre VII de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail? En d'autres termes, confirmez-vous que la règle des "deux fois 23 jours" ne vaut que pour l'application des règles relatives à la retenue d'un précompte professionnel?
10.02 Hervé Jamar, secrétaire d'État: Monsieur Gustin, je peux vous rassurer au sujet de l'interprétation qu'il y a lieu de donner à la règle des "deux fois 23 jours" pour les étudiants. Le fait de poser cette question maintenant, à quelques mois des grandes vacances, est une bonne idée. Cette règle est applicable pour la retenue éventuelle du précompte professionnel et le paiement de la cotisation de solidarité (cotisation sociale) sur les revenus d'un étudiant.
En revanche, elle ne s'applique pas à la non-prise en considération comme ressource de l'étudiant du montant de 1.500 euros nets non indexés lorsque celui-ci est occupé dans le cadre de son contrat d'occupation tel qu'il est défini au titre VII de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail (chapitre relatif au contrat étudiant). Par conséquent, un étudiant occupé toute l'année dans le cadre de ce contrat bénéficiera ainsi toujours de cette disposition qui n'a d'autre but que de déterminer s'il reste ou non à charge de ses parents. Les rémunérations de l'étudiant restent bien entendu imposables en principe, comme pour n'importe quel autre travailleur. Je peux ainsi confirmer votre point de vue.
10.03 Luc Gustin (MR): Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'estimation de prix relatif à des terrains privés par les comités d'acquisition" (n° 14593)
11 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de raming van de prijs voor private gronden door de aankoopcomités" (nr. 14593)
11.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, pour se développer, les pouvoirs publics sont amenés régulièrement à solliciter auprès des comités d'acquisition une estimation de prix pour des terrains privés.
M. le ministre pourrait-il me faire savoir les critères utilisés par l'estimateur lorsque ces terrains privés sont repris en zone de services publics et d'équipements communautaires au plan de secteur en vigueur et ce, souvent depuis 25 ans?
Pareille zone est en effet destinée exclusivement aux activités d'utilité publique ou d'intérêt général.
Dès lors, dans quels cas un comité d'acquisition peut-il fixer un prix correspondant à la valeur d'un terrain à bâtir de type privé, sachant que toute urbanisation des parcelles de cette zone ne saurait être conçue et réalisée que dans le cadre de la gestion d'un service public ou de la promotion de l'intérêt général?
11.02 Hervé Jamar, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur Chabot, votre question est importante. Beaucoup de services publics des communes notamment peuvent se la poser.
Les estimations sont réalisées sur la base de points de comparaison présentant le plus de similitudes avec le bien estimé. Elles tiennent compte des caractéristiques physiques et juridiques du bien estimé dont notamment sa destination urbanistique.
Il est cependant fait abstraction de la plus-value ou de la moins-value causée par la destination urbanistique du bien estimé lorsqu'il s'agit de l'exproprier en vue de la réalisation de la zone prévue par le plan d'aménagement. En effet, dans cette hypothèse, l'article 64 du CWATUP prévoit que pour le calcul de la valeur de l'immeuble exproprié, il n'est pas tenu compte de la plus-value ou moins-value qui résulte des prescriptions du plan d'aménagement.
Dans le cas d'une estimation effectuée en vue de la réalisation de la zone prévue au plan d'aménagement, il peut donc arriver qu'en faisant abstraction de la destination urbanistique du bien, celui-ci présente toutes les caractéristiques d'un terrain à bâtir et doive être estimé comme tel.
Telle est la réponse que je peux vous communiquer.
Je précise qu'elle se base sur le CWATUP et donc sur la situation en Wallonie. Nous sommes au niveau fédéral mais, étant donné que vous posiez votre question dans un cadre davantage wallon, je devais préciser cet élément.
11.03 Jacques Chabot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de verzending van briefwisseling naar rechtspersonen na zetelverplaatsing" (nr. 14603)
12 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'envoi de courrier aux personnes morales après le déplacement du siège" (n° 14603)
12.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, vennootschappen en verenigingen zijn verplicht de verplaatsing van hun zetel neer te leggen bij de griffie van de rechtbank van koophandel. Vervolgens wordt in de bijlage van het Belgisch Staatsblad bij uittreksel de wijziging gepubliceerd.
De reden waarom ik u deze vraag stel, is dat ik opmerk dat de fiscale administratie erin slaagt om anderhalf jaar na datum van publicatie in de bijlage van het Belgisch Staatsblad nog briefwisseling te versturen naar de oude zetel. Ik zal u een voorbeeld overhandigen dan kunt u dat controleren. Ik zal u een bewijs van neerlegging op de griffie van de rechtbank van koophandel in Antwerpen overhandigen en dit op 10 november 2005. Dit werd kort nadien gepubliceerd, terwijl de betrokken belastingplichtige enkele dagen geleden nog een brief heeft ontvangen op het oude adres.
Ik geef u dat bij wijze van voorbeeld. Het is mijn bedoeling om u behulpzaam te zijn zodat u ervoor kunt zorgen dat een aantal zaken op punt worden gesteld.
Mijn vraag is de volgende. Wat zijn de gevolgen ten aanzien van de geadresseerde belastingplichtige, in het bijzonder wat betreft de naleving van de vervaltermijnen? Men mag er immers niet van uitgaan dat de brief wordt doorgezonden of teruggezonden naar de afzender.
Waar ligt volgens u de oorzaak voor het feit dat zelfs na een redelijke termijn na de bekendmaking in de bijlage van het Belgisch Staatsblad, de administratie haar briefwisseling blijft versturen naar een oude zetel?
Worden de wijzigingen in de bijlage van het Belgisch Staatsblad systematisch en centraal verwerkt bij de FOD Financiën of doet zij een beroep op een databank die onder de bevoegdheid van een andere minister ressorteert?
Is het niet in het belang van een juiste en een efficiënte taxatie, en de bescherming van de privacy van de geadresseerde dat de briefwisseling naar de actuele zetel van de rechtspersoon wordt verzonden?
Le président: Voilà les pièces à conviction, monsieur le ministre!
12.02 Carl Devlies (CD&V): Die bemerking maken wij regelmatig: met de UV-verzending is er geen dagstempel en dat is een probleem. Maar u kunt hem opendoen en dan zult u de datum zien.
12.03 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, voor een vlot verloop van de taxatiewerkzaamheden is het van belang dat de briefwisseling gericht aan de belastingplichtige, aan het juiste adres wordt bezorgd. Daar wordt dan ook te allen tijde naar gestreefd.
De AOIF gebruikt de gegevens van de Kruispuntbank Ondernemingen als basis voor haar adressenbestand. De plaatselijke diensten kunnen evenwel andere correspondentieadressen gebruiken, indien zij dit nodig achten of op verzoek van de rechtspersoon. Zo wordt de briefwisseling aan de belastingplichtige steeds gericht aan zijn fiscale domicilie, wat verschillend kan zijn van de maatschappelijke zetel.
De parlementaire vraag nr. 138 van mevrouw Pieters gaat volledig over deze aangelegenheid, mijnheer Devlies.
Indien de belastingplichtige de nodige maatregelen heeft genomen om zijn adreswijziging kenbaar te maken en indien de briefwisseling toch aan een foutief adres zou worden geadresseerd, dan worden deze poststukken in principe aan de afzender terugbezorgd. De betrokken taxatiediensten zullen dan de briefwisseling opnieuw versturen naar het juiste adres, waarbij de eventuele proceduretermijn opgenomen in dat document, opnieuw begint te lopen.
12.04 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik gaf u een voorbeeld waaruit blijkt dat de betrokken belastingplichtige meerdere brieven ontving van verschillende diensten van Financiën. Ik denk dat het belangrijk is dat dit op punt wordt gesteld. Ik zal er niet verder over uitweiden. Het is een oproep om dit door uw diensten beter te laten organiseren.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 11.33 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.33 uur.