Commission
de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du mardi 27 fÉvrier 2007 Après-midi ______ |
van dinsdag 27 februari 2007 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.40 heures et présidée par M. André Perpète.
De vergadering wordt geopend om 14.40 uur en voorgezeten door de heer André Perpète.
01 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de traagheid van het gerecht inzake verkrachtingsdossiers" (nr. 13593)
01 Question de M. Bart Laeremans à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la lenteur de la justice en ce qui concerne les dossiers de viol" (n° 13593)
01.01 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is even geleden dat deze vraag werd ingediend. Op uw verzoek, mevrouw de minister, werd zij uitgesteld omdat u extra informatie had aangevraagd bij het parket. Ik heb daar begrip voor. Wij zijn beter met een volledig antwoord dan met een nietszeggend antwoord.
Ik hoop dat u vandaag een aantal nuttige verklaringen kunt geven voor de zeer merkwaardige cijfers die reeds op 30 december in de kranten zijn verschenen. Enerzijds stijgt het aantal gerechtelijke onderzoeken in verkrachtingszaken sterk, anderzijds daalt het aantal vervolgingen en seponeringen. Bij de onderzoeksgerechten en de parketten is een enorme opstopping inzake verkrachtingszaken. Er is geen enkele andere verklaring mogelijk. Vraag is waarom dit zo is.
Mevrouw de minister, kunt u verklaren waarom een stijging van de aangiften en een verlaging van de seponeringen uiteindelijk niet leiden tot een toename van de vervolgingen, maar veleer tot een forse daling ervan?
Is het correct dat een groot deel van de dossiers onaangeroerd blijft liggen? Is dit het gevolg van prioriteitskeuzes van de parketten? Zijn er verschillen merkbaar tussen de diverse parketten?
Beschikt u over cijfers per parket en per ressort? Kunt u bij benadering het percentage meedelen van verkrachtingen in een relatie versus verkrachtingen door derden? Bestaat hierover cijfermateriaal?
01.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, dat de stijging van het aantal klachten en de daling van het aantal seponeringen niet onmiddellijk leiden tot een toename van de vervolgingen is te verklaren door de duur van de onderzoeken in verkrachtingsdossiers. Door de aard zelf van de dossiers, vergen deze immers relatief veel onderzoek, onder meer psychiatrische analyse van de dader en DNA-onderzoek. Het klopt dus niet dat deze dossiers onaangeroerd blijven.
Momenteel kunnen nog geen cijfers over het percentage verkrachtingen binnen een relatie versus verkrachting door derden worden meegedeeld, aangezien een dergelijke registratie pas sinds april 2006 wordt uitgevoerd ingevolge mijn omzendbrief over het strafrechtelijk beleid inzake partner- en intrafamiliaal geweld.
Over de cijfers heb ik een verslag van het College van procureurs-generaal.
Ce rapport a été fait au départ par le parquet d'Anvers le 5 janvier. Il a été validé par le Collège des procureurs généraux et je l'ai reçu le 23 février.
Monsieur le président, comme il y a énormément de chiffres, je vais le mettre à la disposition de la commission.
01.03 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat nog heel wat vragen oproept. Ik zal uiteraard de meegedeelde nota bekijken.
Het blijft in elk geval eigenaardig dat het aantal onderzoeken stijgt, dat tegelijkertijd het aantal seponeringen daalt, maar dat – ondanks het feit dat ook de aangiften gestegen zijn tussen 2003 en 2005 – het aantal dagvaardingen en vervolgingen enorm gedaald is tussen 2003 en 2005. In 2003 waren er nog 554 dagvaardingen en vervolgingen, in 2005 slechts 159. Dat kan natuurlijk betekenen dat men de zaken ernstiger wil aanpakken, maar juist dan moeten wij vaststellen dat er bij de parketten, bij de onderzoeksrechters, een enorme flessenhals ontstaat, uitgerekend in dossiers waar Justitie en de rechtsonderhorigen gebaat zijn bij een snelle opvolging en bij een snel onderzoek van de betrokken zaken. Wat heeft een verkrachte persoon eraan om 3 of 4 jaar later voor de rechtbanken te komen getuigen van wat er allemaal is gebeurd?
Mevrouw de minister, ik dring er ten zeerste op aan dat u bij alle parketten erop toeziet dat men in die zaken een tandje of zelfs een heel tandwiel bijzet, dat men sneller te werk gaat en dat men de klachten op een ernstigere manier aanpakt. Het zal ongetwijfeld impliceren dat er een versterking moet komen van de parketten, maar dat vragen wij al jaren. Wij vinden en blijven vinden dat de parketten en de onderzoeksgerechten zwaar stiefmoederlijk worden behandeld door uw diensten.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n°14169 de M. Marinower est reportée, de même que la question n° 14241 de M. Muls. Nous en arrivons donc aux questions jointes de MM. Muls et De Groote.
- de heer Walter Muls aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de Batasuna-afluisterzaak" (nr. 14242)
- de heer Patrick De Groote aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het Batasuna-afluisterschandaal" (nr. 14348)
- M. Walter Muls à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le dossier de la mise sous écoute de Batasuna" (n° 14242)
- M. Patrick De Groote à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le scandale de la mise sur écoute de Batasuna" (n° 14348)
02.01 Walter Muls (sp.a-spirit): Mevrouw de minister, ik heb u in de plenaire vergadering van veertien dagen geleden reeds ondervraagd over de afluisterapparatuur die is gevonden in een appartement aan de Elsensesteenweg hier in Brussel. Ik heb nog een aantal bijkomende vragen. Het is ondertussen geweten dat de afluisterapparatuur niet van het Belgische gerecht of de Belgische politie komt aangezien er geen enkel gerechtelijk onderzoek loopt tegen de personen en de partij die dat appartement gebruiken.
Het is ook geweten dat men door de technische samenstelling van de apparatuur te onderzoeken voor een groot deel kan achterhalen waar die apparatuur is gefabriceerd. Ik heb het dan over de componenten en over de mineralen die men kan analyseren. Men kan bijgevolg achterhalen in welke richting men de identiteit van de dader moet gaan zoeken. Op het toestel staat trouwens ook een serienummer. Mijn eerste vraag is dus of de minister al resultaten heeft van het gerechtelijk onderzoek naar de oorsprong van het apparaat. Kan zij die meedelen?
Een tweede gegeven. Als die apparatuur inderdaad afkomstig zou zijn van een buitenlandse dienst en als onze Veiligheid van de Staat daar niets van wist, dan kan men zich afvagen of de contraspionageactiviteiten van onze Veiligheid van de Staat wel degelijk werken. Een van de wettelijke opdrachten is immers het beschermen van onze wetenschappelijke, economische en industriële potentiëlen. Vandaar de vraag hoe groot het personeelsbestand is van de Veiligheid van de Staat dat bevoegd is voor de contraspionageactiviteiten. Kunt u zeggen hoeveel gevallen van buitenlandse spionageactiviteiten onze inlichtingendiensten de laatste drie jaar hebben gerapporteerd? Was OCAD ervan op de hoogte dat er een afluisteroperatie aan de gang was aan de Elsensesteenweg?
Een derde gegeven is het feit dat België een serieuze aantrekkingspool is voor tal van inlichtingendiensten, veiligheidsdiensten, gerechtelijke diensten en politiediensten en dus buitengewoon interessant is voor het vergaren van informatie. Ik denk hierbij vooral aan Brussel en Antwerpen. Antwerpen heeft een rol als wereldhaven en in sommige gevallen ook als doorvoerhaven voor drugs. Anderzijds is er natuurlijk Brussel met al die Europese en internationale instellingen. Ik wil focussen op Brussel.
Wat mij toch een beetje bevreemd is het feit dat niet is geweten hoe lang de apparatuur al in het gebouw aanwezig was en de gedachte dat mogelijks een Europees parlementslid werd afgeluisterd, nog wel tijdens de uitvoering van zijn mandaat, doet mij sterk denken aan de recente ontdekking dat de Europese Commissie gedurende lange tijd door een buitenlandse inlichtingendienst is afgeluisterd.
Daarover gaan mijn vragen.
Is de Belgische Veiligheid van de Staat genoeg gewapend om de kennis, de informatie en de inlichtingen van onze politieke instellingen in Brussel voldoende te beschermen? Kunt u zich in dat verband nader verklaren aan de hand van gegevens over personeel, budgetten en de beschikbaarheid van inlichtingen?
Ten slotte, als blijkt dat het soevereiniteitsbeginsel werd geschonden, voor zover men dat al te weten zal komen, zult u de overheid van de desbetreffende dienst interpelleren over de handelingen die op Belgisch grondgebied werden gesteld?
02.02 Patrick De Groote (N-VA): Mevrouw de minister, er werd inderdaad in Elsene afluisterapparatuur gevonden in een woning van een lid van de Baskische, politieke partij Batasuna. In de woning was vóór 2004 ook een Europarlementslid woonachtig.
Tijdens de plenaire vergadering ondervroegen de heer Muls en ikzelf u, mevrouw de minister, daarover. Ik toonde u toen reeds een foto met de bewuste apparatuur. Ik heb toen ook reeds het serienummer opgegeven dat op de apparatuur te vinden was. U antwoordde, ten eerste, dat het parket ontkent dat de apparatuur in het kader van een federaal dossier zou zijn geplaatst of gebruikt. Ten tweede, mocht desgevallend de plaatsing door een buitenlandse inlichtingendienst zou zijn georganiseerd, zou het op het eerste gezicht gaan om een schending van ons soevereiniteitsbeginsel. U zou de conclusies afwachten, zo stelde u, mevrouw de minister.
Op basis van uw antwoorden van de vorige keer en aansluitend op de vraag van de heer Muls heb ik een aantal bijkomende vragen. Ten eerste, welke acties hebben u of de gerechtelijke autoriteiten ondernomen na de vondst van de afluisterapparatuur? Zijn er al resultaten?
Ten tweede, hebben de Belgische autoriteiten reeds informatie of uitleg bij de Spaanse autoriteiten gevraagd over hun – ik zeg wel – mogelijke betrokkenheid bij het dossier?
Hebben de Belgische autoriteiten reeds informatie bij hun Franse collega’s ingewonnen over de resultaten van hun onderzoek naar aanleiding van de vondst van een gelijkaardig afluisterapparaat in Bayonne?
Mocht bij het gerecht enige vertraging zijn opgelopen – wij weten immers hoe het werkt –, zullen de Belgische autoriteiten dan informatie en uitleg aan het betrokken land vragen?
Ten derde, hoe zal België reageren bij een niet-bevredigend antwoord van de Spaanse autoriteiten?
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
02.03 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, als gevolg van de parlementaire vragen die mij hierover werden gesteld, heb ik aan de gerechtelijke autoriteiten gevraagd mij mee te delen op welke wijze dit dossier werd opgevolgd.
Het federaal parket deelde mij mee dat er bij de lokale politie van Elsene een klacht werd ingediend door de persoon die het appartement bezat waar het afluistersysteem op 13 februari 2007 werd ontdekt. Er werd een proces-verbaal van de feiten opgesteld. Hieruit zou blijken dat het afluistersysteem door deze persoon werd ontdekt op 23 januari laatstleden. De lokale politie van Elsene heeft het afluistersysteem in beslag genomen zodat het in een ad-hoclaboratorium kan worden geanalyseerd. Bij het parket van Brussel werd een opsporingsonderzoek geopend.
Zoals ik enkele dagen geleden in het Parlement heb gezegd, kan de Veiligheid van de Staat een dergelijk systeem niet gebruiken, aangezien hij niet beschikt over een wettelijke tekst die toelaat een beroep te doen op deze technische methode. Ik heb een voorontwerp van wet, waarvoor we een advies hebben gekregen en waarvan ik hoop dat het Parlement het binnenkort zal behandelen.
Men kan dus niet zeggen dat de Veiligheid van de Staat momenteel uitgerust is om op een efficiënte manier het hoofd te bieden aan elk type van dreiging, inclusief de spionageactiviteiten ten voordele van buitenlandse entiteiten die op ons grondgebied kunnen plaatsvinden. Ik durf zelfs zeggen dat vandaag de dag de Veiligheid van de Staat in grote mate afhankelijk is van de buitenlandse inlichtingendiensten die doen wat hij niet kan. Deze situatie is onduldbaar geworden en in strijd met onze rechtsstaat.
Om veiligheidsredenen kan ik u niet meedelen hoeveel beambten van de Veiligheid van de Staat zijn aangewezen voor de contraspionage of voor het beschermen van ons economisch en wetenschappelijk potentieel. Ik kan u wel meedelen dat tussen 2003 en 2007 het budget voor de Veiligheid van de Staat met ongeveer 66 procent is verhoogd en dat de personeelskredieten het mogelijk maakten om ongeveer 270 personen in dienst te nemen.
Deze menselijke middelen zijn belangrijk, maar ze volstaan niet. Ook technologie is onmisbaar. Ik hoop dat het voorontwerp van wet waarover ik het daarnet had nog tijdens deze regeerperiode ter stemming zal kunnen worden voorgelegd, want anders zal de Veiligheid van de Staat al haar wettelijke opdrachten niet met een zeker resultaat kunnen uitvoeren.
Ten slotte, het lopende gerechtelijke onderzoek zal het misschien mogelijk maken dat er klaarheid komt inzake dit afluistersysteem. Misschien komen wij ook te weten wie aan de oorsprong ervan ligt. Indien een buitenlandse dienst hiervoor verantwoordelijk zou zijn, is het duidelijk dat ik de bevoegde buitenlandse autoriteiten hierover zal interpelleren in naam van onze soevereiniteit en van onze rechtstaat.
02.04 Walter Muls (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik kan alleen maar mijn verwondering blijven uitspreken over de actie van het parket. Ik heb dat in de plenaire zitting ook gezegd.
U zegt dat men dat toestel heeft ontdenkt op 23 januari. Dat is toen in de pers gekomen. Het is pas toen er vragen aan u werden gesteld dat die mensen een bericht hebben gekregen van de lokale politie dat ze eens moesten langskomen. Er werd hun dan de vraag gesteld of ze geen klacht wilden neerleggen. Mij lijkt het dat het parket sowieso een opsporingsonderzoek had moeten beginnen. Ik stel vast dat dit niet is gebeurd. Ik vind het een eigenaardige manier van werken.
Ten tweede, ik stel samen met u vast dat de Veiligheid van de Staat op dit ogenblik niet gewapend is om degelijk haar taak te volbrengen, zeker op dit gebied. Wij kunnen geen betere reclame maken voor buitenlandse diensten die op ons grondgebied willen opereren. Ik hoop dat binnen de kortste keren zowel de parketten als de Veiligheid van de Staat wel zullen gewapend zijn en dat zij, als zij gewapend zijn, die wapens – ik bedoel hiermee wettelijke wapens – ook zullen hanteren.
02.05 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit mij voor een groot deel aan bij hetgeen de heer Muls zei, toch zeker over wanneer het parket zelfstandig moet gaan optreden.
Mevrouw de minister, ik zou toch nog wel volgende opmerking willen maken. Men is nu reeds acht jaar bezig en nu pas spreekt men over een voorontwerp van wet dat dringend moet besproken worden in het Parlement. Het kadert een beetje in het vele beloven van de paars regering om dan af te wachten hoe het loopt. Op het vlak van timing haalt u dat nooit meer. Dat betekent dus, u hebt het zelf gezegd, dat de Veiligheid van de Staat afhankelijk is van de buitenlandse diensten.
Ik vind het een erge zaak dat het zo loopt. Ik ben er minder en minder van overtuigd dat de Belgische Veiligheid van de Staat genoeg gewapend is om de knowhow, informatie en kennis van al onze instellingen voldoende te gaan beschermen. U hebt het daarnet zelf aangekondigd.
Het is jammer en betreurenswaardig dat men na acht jaar regeren nu pas aan een voorontwerp van wet toe is.
Ik besluit, mevrouw de minister. De Franse gerechtelijke politie heeft wat het incident in Bayonne betreft…
02.06 Laurette Onkelinx, ministre: Il est un peu facile de jeter la pierre à la seule ministre de la Justice qui ait déposé un projet de loi! Aucun de mes prédécesseurs n'a jamais réussi! C'est la vérité! À chacun sa vérité!
02.07 Patrick De Groote (N-VA): Elk zijn bevoegdheid, nietwaar. U kunt nu natuurlijk geen paraplu uitsteken naar de heer Demotte, want daarover gaat het nu niet zoals vanmorgen.
02.08 Laurette Onkelinx, ministre: Je n'utilise pas de parapluie, je prends mes responsabilités! J'ai constaté une situation et j'ai déposé un projet de loi, ce que mes prédécesseurs n'ont pas fait!
02.09 Patrick De Groote (N-VA): Mevrouw de minister, wij zijn zeer verheugd dat het voorontwerp er is, maar het komt zeer laat.
02.10 Laurette Onkelinx, ministre: (…)
02.11 Patrick De Groote (N-VA): Ik heb het niet over de heer Van Parys en ik zou mijn betoog willen beëindigen.
Ik rond af met het volgende. Wat het incident in Bayonne betreft, heeft de Franse gerechtelijke politie na vier jaar nog steeds geen resultaat. Er is nog hoop voor ons land of moet ik die hoop ook laten varen?
Le président: Vous provoquez M. Van Parys qui se tenait relativement calme.
02.12 Patrick De Groote (N-VA): Let op, hij is zeer kwaad!
02.13 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik voel mij inderdaad aangesproken door de huidige minister van Justitie die klaarblijkelijk een aantal zaken over het hoofd heeft gezien. Tijdens de vorige legislatuur is een wet goedgekeurd die de militaire inlichtingendiensten de mogelijkheid geeft om telecommunicatie af te luisteren. De CD&V-fractie had toen een amendement ingediend waarbij de burgerlijke inlichtingendiensten, de Veiligheid van de Staat eveneens de mogelijkheid kreeg om deze bijzondere opsporingsmethodes te gebruiken. Tot mijn grote verrassing heeft de partij van de huidige minister van Justitie dit amendement weggestemd. Ik zeg dit om aan te tonen, mijnheer de voorzitter, dat mevrouw de minister niet zo goed is ingelicht toen ze dacht een steentje in een of andere richting te moeten gooien. CD&V heeft haar verantwoordelijkheid genomen. De PS heeft het amendement verworpen. Mocht ons amendement zijn goedgekeurd, had het incident niet kunnen plaatsvinden.
Naar aanleiding van allerlei aanbevelingen heeft CD&V in de begeleidingscommissie van het Comité I ettelijke malen nadrukkelijk gevraagd dat de minister van Justitie initiatieven zou nemen. Tijdens deze legislatuur hebben wij een eigen wetsvoorstel ingediend waarvoor de hoogdringendheid in de plenaire vergadering werd geweigerd. Wij vroegen die hoogdringendheid omdat het dringend was. Het resultaat was dat opnieuw de PS ervoor heeft gezorgd dat de hoogdringendheid niet werd goedgekeurd.
Ter elfder uur zal men een voorontwerp van wet indienen dat deze commissie bij nacht en ontij zal moeten bespreken. Van kapitaal belang zal zijn, na te gaan in welke mate er een evenwicht is gevonden tussen de verschillende belangen die op het spel staan en vermoedelijk ook in de adviezen van de Raad van State en andere instanties op het spel zullen staan. Ons amendement en het latere wetsvoorstel waren bijzonder evenwichtig opgesteld, getoetst aan de diensten die hiermee bezig zijn en de inzichten van het Vast Comité van Toezicht.
02.14 Laurette Onkelinx, ministre: Je ne répliquerai pas. Je ne veux pas vous donner la possibilité de monopoliser l'après-midi entière.
On pourrait parler de votre année en tant que ministre plutôt que de vos années en tant que parlementaire. Ce serait intéressant!
02.15 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de minister, u vergist zich opnieuw. U zegt dat ik het zou kunnen hebben over de jaren dat ik minister ben geweest. Welnu, ik ben gedurende veertien maanden minister van Justitie geweest.
Ik moet bovendien vaststellen dat de Parti Socialiste op dat ogenblik deel uitmaakte van de regering. U bent dat wellicht vergeten aangezien u toen eventjes in een andere omgeving politiek actief was. De huidige partijvoorzitter van de Parti Socialiste was toen vice-eerste minister van die regering.
Mevrouw de minister, uw partij heeft dit amendement verworpen. Uw partij heeft de hoogdringendheid verworpen van het wetsvoorstel dat de mogelijkheid moest bieden om de bijzondere opsporingsmethodes toe te vertrouwen aan de inlichtingendiensten. U bent dus bijzonder slecht geplaatst om in een of andere richting …
(De minister maakt een gebaar)
(La ministre gesticule)
02.16 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik weet niet wat de minister bedoelt met dat gebaar. Misschien kan dat door de tolken worden vertaald.
Le président: Je crois que la ministre va s'efforcer de se taire. Son geste signifie qu'elle va "prendre sur elle" et se taire suite à votre intervention.
Monsieur Van Parys, je vous demande de conclure! Je vous ai donné la parole parce que la ministre a cité votre nom mais il ne faut pas que votre intervention soit plus longue que celles des deux questionneurs!
02.17 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, indien de minister van Justitie bewust een reactie uitlokt, dan moet zij onvermijdelijk aanvaarden dan men reageert op deze uitlating. Het is niet aan de minister om te suggereren dat een parlementslid zwijgt.
Wij zijn nogal geënerveerd door het feit dat de praktijken van de Parti Socialiste nogal verregaand zijn in deze. Men suggereert hier dat parlementsleden moeten zwijgen terwijl men in andere commissies suggesties doet om parlementsleden te schorsen. Als dit de methodes zijn die worden aangewend dan weten wij voor welke soort van democratie wij staan.
Ik wil alleen reageren op het ogenblik dat men mij hier op een of andere manier ter sprake brengt, mijnheer de voorzitter. U zult willen begrijpen dat wanneer dit niet in overeenstemming is met de waarheid, het parlementslid gerechtigd is om te reageren. Dat was de enige bedoeling, mijnheer de voorzitter, van mijn interventie die wat dat betreft als afgesloten mag worden beschouwd. Tenzij er uiteraard een nieuwe interventie zou zijn van de minister.
L'incident est clos.
Le président: La question n° 14253 de M. Malmendier est reportée.
03 Vraag van de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de inwerkingtreding van de nieuwe wapenwet" (nr. 14256)
03 Question de M. Tony Van Parys à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'entrée en vigueur de la nouvelle loi sur les armes" (n° 14256)
03.01 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, de inwerkingtreding van de nieuwe wapenwet doet serieuze problemen rijzen. Het is een heel puzzelwerk om de combinatie te maken tussen de artikelen van de oude wet die op dit ogenblik van kracht zijn, en de artikelen van de nieuwe wet die van kracht zijn.
Als men die puzzel in elkaar legt – dat vergt inderdaad nogal wat studie –, dan komt men tot een nogal hallucinant landschap. Men komt dan bijvoorbeeld tot de constatering dat het dragen van vuurwapens op dit ogenblik niet meer strafbaar is. Hoe komt dat? De verbodsbepaling met betrekking tot het dragen van verweerwapens is de bepaling van de oude wet en niet van de nieuwe wet. De oude wet is nog altijd van kracht. Welnu, men heeft bij de inwerkingtreding van de wapenwet de categorie van de verweerwapens afgeschaft, wat dus, ten eerste, betekent dat de verbodsbepaling zonder voorwerp is. Ten tweede, men heeft de strafbepalingen van de oude wet opgeheven, wat dus betekent dat de verbodsbepaling niet alleen zonder voorwerp is, maar ook geen strafbepaling heeft en dat er dus geen sancties zijn op het dragen van een verweerwapen, dat nu een vuurwapen geworden is.
Het argument dat de sancties van de nieuwe wet toepasselijk zijn op de bepalingen van de oude wet, dat hier en daar gebruikt is, houdt geen steek. De nieuwe wet bepaalt namelijk uitdrukkelijk en heel expliciet dat de strafbepalingen van toepassing zijn op de bepalingen van de nieuwe wet. De strafbepalingen zijn dus niet van toepassing en het dragen van een vuurwapen is op dit ogenblik niet strafbaar.
Er is echter meer. Ook het bezit van wapens en munitie is op dit ogenblik niet strafbaar, want de bepaling met betrekking tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, waarvoor dus in principe een vergunning noodzakelijk is, is weliswaar van kracht geworden, maar ingevolge artikel 3 van de wet van 9 januari 2007 is er een amnestieregeling ingevoerd tot 30 juni 2007 voor degenen die in het bezit gevonden worden van wapens en munitie, maar zeggen dat zij een vergunning hebben aangevraagd. Dat betekent dus – mensen uit de politiediensten hebben mij erop gewezen – dat, wanneer de politie bij een huiszoeking wapens en munitie aantreft, de betrokkene vrijuit zal gaan, zodra hij beweert dat hij daarvoor een vergunning heeft aangevraagd, omdat het artikel 3 van de wet van 9 januari 2007 in een amnestiemaatregel voorziet tot 30 juni 2007.
Er is, ten slotte, nog een probleem. Degene die vuurwapens vervaardigt, herstelt of opslaat – dat zijn meestal de fabrikanten van wapens – moet daarvoor normaal een vergunning hebben. Dat is in de nieuwe wapenwet bepaald. Dat artikel is ook van toepassing, maar ook wat dat betreft zijn de strafbepalingen opgeheven en kunnen de nieuwe strafbepalingen nog niet worden toegepast. Er is dus een driedubbel probleem. Het dragen van vuurwapens is toegelaten, het in het bezit zijn van wapens en munitie is niet strafbaar en het vervaardigen, herstellen of opslaan van vuurwapens is evenmin strafbaar.
Mevrouw de minister, u begrijpt dat die situatie niet lang mag blijven duren.
Wij vragen dus wat u zou willen doen om te voorkomen dat dat nog een tijdje zou blijven duren.
03.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, de in mei vorig jaar goedgekeurde wapenwet was oorspronkelijk niet bedoeld om direct in werking te treden. Dat zou pas gebeuren na het nemen van de nodige uitvoeringsbesluiten en na de nodige voorbereiding.
Gelet op de bijzondere omstandigheden die voorafgingen aan de goedkeuring door het Parlement, werd unaniem geopteerd voor een onmiddellijke inwerkingtreding van de artikelen die dringend noodzakelijk waren. Daaronder vallen de nieuwe indeling van de wapens in categorieën, de algemene vergunningsplicht voor het bezit van vuurwapens en de strengere regeling voor de afgifte van die vergunningen. Ook de nieuwe, strengere strafbepalingen werden van kracht. De overeenstemmende bepalingen van de oude wet zijn opgeheven.
Het nieuwe artikel 14 over de wapendrachtvergunningen werd, net als het artikel 5 over de erkenning van de wapenhandelaars, nog niet in werking gesteld, om een catastrofale werkoverlast voor de gouverneurs te vermijden. De gouverneurs moeten nu immers al alle nog niet geregistreerde vuurwapens regulariseren en de wapenbezitvergunningen ouder dan vijf jaar hernieuwen. De hernieuwing van de wapendrachtvergunningen en de erkenningen van de wapenhandelaars zouden te veel van het goede zijn geweest en bovendien is de nieuwe wet op dat stuk niet fundamenteel veranderd.
Bepaalde parketten beweren nu dat, wanneer zij worden geconfronteerd met iemand die een vuurwapen draagt zonder vergunning, zij die persoon niet kunnen vervolgen bij gebrek aan een strafbepaling. Uiteindelijk komt het de strafrechter toe om daarover uitspraak te doen, maar ik ben het alvast niet eens met dat standpunt. De wapenwetgeving vormt een geheel en de strafbaarstelling in de nieuwe wet slaat ook op de artikelen van de oude wet, die voorlopig nog van toepassing zijn.
Zelfs al is de kwestie voor interpretatie vatbaar en komt het mij niet toe definitief uitsluitsel te geven, dan zijn er nog argumenten om te zeggen dat er geen probleem hoeft te zijn. Het koninklijk besluit van september 1991 ter uitvoering van de oude wapenwet is immers nog van kracht. De uitvoeringsbesluiten van de oude wet zijn overgenomen door de nieuwe wet en zij werden recent aangepast aan de terminologie van de nieuwe wet. Artikel 17 verplicht iedereen die een vuurwapen draagt, om daarvoor een vergunning en een wettige reden te hebben.
Hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit regelt de erkenningprocedure voor wapenhandelaars. Wie die bepalingen niet naleeft, pleegt een inbreuk op het uitvoeringsbesluit en dat is strafbaar krachtens de nieuwe wet. Het is dus, enerzijds, niet nodig nu snel de ontbrekende artikelen van de nieuwe wet in werking te stellen via een koninklijk besluit en zo de werklast van de gouverneurs onbeheersbaar te maken. Anderzijds, zal de huidige ingewikkelde situatie niet langer dan nodig worden aangehouden.
Een andere zaak is het voorhanden hebben van illegale wapens, zoals bedoeld in artikel 44, §1, van de nieuwe wet. Het gaat om een bewust gekozen amnestiemaatregel, die mensen ertoe moet aanzetten aangifte te doen van hun wapens. Het is niet de bedoeling voor 30 juni 2007 vervolgingen te starten op grond van eenvoudig illegaal bezit van wapens, maar het blijft altijd mogelijk te vervolgen wanneer een andere inbreuk zou worden vastgesteld: dracht, gebruik, of misbruik van wapens.
03.03 Tony Van Parys (CD&V):, Mevrouw de minister, u bevestigt alleszins in grote mate dat de problematiek toch wel bijzonder schrijnend is. U zegt, ten eerste, dat vooral wat het bezit van wapens betreft, er inderdaad een amnestiemaatregel geldt voor degenen die beweren dat zij een regularisatie hebben aangevraagd. Dat betekent zeer concreet dat de politiemensen die mij hadden gesignaleerd dat wanneer bij een huiszoeking wapens en munitie worden aangetroffen, geen enkele vervolging kunnen uitlokken, dat de parketten niet kunnen vervolgen, en dat er geen bestraffing is, wanneer die munitie of die wapens worden aangetroffen. Dat is natuurlijk een bijzonder ontmoedigende vaststelling voor onze politiediensten. Er is een amnestiemaatregel tot 30 juni 2007 – stel u voor – bij een huiszoeking.
Ten tweede, wat het dragen van vuurwapens betreft, zegt u toch al minstens dat een aantal parketten u heeft gesignaleerd niet te vervolgen, dat het de strafrechters zal toekomen om daarover beslissingen te nemen en dat het niet aan u is om daarover uitsluitsel te geven. Ik vind dat een merkwaardige uitspraak.
Als een minister verneemt van politiediensten envan parketten, dat het dragen van vuurwapens mogelijkerwijze niet kan worden vervolgd, en zegt wel te zullen zien wat de strafrechter daarmee doet en op welke wijze men daarmee in de gerechtelijke onderzoeken omgaat, is dit minstens een situatie van absolute rechtsonzekerheid. Bovendien klopt de argumentatie die u hebt gegeven niet, want u zegt dat de nieuwe strafbepalingen van toepassing zijn op de oude wet. Welnu, dat is manifest onjuist. In artikel 23 van de nieuwe wordt bepaald dat die strafbepalingen van toepassing zijn op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, dus niet op de oude wet en evenmin op de uitvoeringsbesluiten van de oude wet.
Concreet betekent dit dat het dragen van vuurwapens, het bezit van vuurwapens en munitie en het vervaardigen, herstellen of opslaan van vuurwapens op dit ogenblik niet strafbaar is. Uit het antwoord van de minister van Justitie blijkt dat dit nog een hele tijd zo zal zijn, omdat men niet van plan is daaraan iets te doen omdat dit te veel werkoverlast voor de gouverneurs met zich meebrengt.
Dit kan tellen, mijnheer de voorzitter. Een verwittigde vrouw is er drie waard. Wij kunnen de minister alleen verwittigen. Als de politiediensten en de parketten wijzen op een fundamenteel probleem van vervolging en bestraffing, moet er, mijns inziens, dringend worden ingegrepen. Het Parlement kan alleen maar op dit probleem wijzen en signaleren dat dit een onverantwoordelijke situatie is.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het rapport over de gerechtelijke achterstand" (nr. 14257)
04 Question de M. Tony Van Parys à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le rapport relatif à l'arriéré judiciaire" (n° 14257)
04.01 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de vice-eerste minister, u hebt heel recent de korpsoversten van de hoven en de rechtbanken een dringend rapport gevraagd over de gerechtelijke achterstand in hun rechtsgebied. Die vraag is nogal dwingend en dringend. Ik citeer even uit uw brief aan de korpsoversten: “Het is essentieel dat u zich schikt naar dit verzoek. Het is weliswaar veeleisend maar het is noodzakelijk om een vergelijkende analyse van de gerechtelijke achterstand te kunnen uitvoeren. Dit verzoek zal zeker een bijkomende werklast met zich meebrengen want het loopt enkele weken vooruit op uw activiteitenrapport van 2006. Ik hoop echter dat het uw activiteit niet zal verstoren”.
De minister heeft dus een heel dringende vraag gericht aan de korpsoversten van de hoven en de rechtbanken om een rapport af te leveren in verband met de gerechtelijke achterstand. Dat is een merkwaardig gegeven omdat we hier nog maar net het wetsontwerp inzake de gerechtelijke achterstand hebben besproken. Ik kon best begrijpen dat de minister in functie van de besprekingen in het Parlement een rapport zou vragen. Maar nee, zij vraagt dat op een ogenblik waarop het wetsontwerp reeds in de commissie is besproken.
De vraag is dan wat de finaliteit is van deze hoogdringende vraag aan de korpsoversten van de hoven en de rechtbanken. Het moet zo dringend gebeuren dat het zelfs moet worden afgeleverd voor de datum van het jaarlijks rapport dat de korpsoversten moeten afleveren. Wat betreft de rechtbanken is dat tegen 1 april 2007 en wat betreft de hoven is dat tegen 1 mei 2007. Normaal zou de minister dus over deze documenten kunnen beschikken in de jaarrapporten van 1 april en 1 mei. Nu moet dit echter nog dringender gebeuren, in een afzonderlijk rapport.
De vraag is dus wat nu werkelijk de zin is van deze vraag van de minister van Justitie. Waarvoor moeten deze rapporten dienen? Waarom was deze informatie dan niet beschikbaar op het ogenblik waarop wij het probleem van de gerechtelijke achterstand hebben besproken? Wat is de reden voor de bijkomende werklast die hier aan de korpsoversten wordt berokkend?
04.02 Laurette Onkelinx, ministre: Tout simplement parce que les réponses à ces questions m'intéressent, monsieur le président.
04.03 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, u zal begrijpen dat ik even op het antwoord wil reageren. Het is toch wel ongelooflijk.
Ik neem akte van het antwoord van de minister van Justitie.
Als de minister van Justitie op een bepaald ogenblik denkt dat zij geïnteresseerd is in een of ander rapport van de korpsoverste, volstaat het dus een dwingende brief te sturen. Immers, “u wordt niet alleen verzocht, het is essentieel dat u zich schikt naar het verzoek”. Het is dus werkelijk een dwingende brief naar de korpsoverste, omdat het dossier de minister interesseert.
Mijnheer de voorzitter, dat is een manier van werken waarbij niet alleen de korpsoversten op een onzinnige manier bijkomende werklast wordt bezorgd, enkele weken vóór zij hun jaarrapport moeten afleveren. Het is ook mijn aanvoelen dat de finaliteit van het verzoek een politieke finaliteit is met als doel van de rapporten in de ene of andere zin op een politieke manier gebruik te maken.
Het kan immers niet dat het wordt gevraagd in het kader van het wetsontwerp van de gerechtelijke achterstand. Dat werd hier immers besproken. In functie waarvan het dan wel wordt gevraagd, hebben wij het raden naar. Wij kunnen het alleen maar vermoeden.
Het feit dat de minister van Justitie hier op deze manier antwoordt, is werkelijk een kaakslag voor alle korpsoversten, die plots met bijkomende werklast worden geconfronteerd. Daardoor zal de gerechtelijke achterstand waarschijnlijk nog toenemen. Het gaat om onzinnige, bureaucratische opdrachten en onzinnige rapporten, een paar weken vóór de korpsoversten het grote jaarrapport ter beschikking moeten stellen.
Mijnheer Casaer, u zou u eens in de plaats moeten stellen, wanneer u een brief krijgt met een dringend verzoek om een rapport te laten opmaken, omdat de minister in die zaak geïnteresseerd is.
L'incident est clos.
Le président: La question no 14278 de M. Bart Tommelein est reportée, tout comme la question no 14287 de Mme Sabien Lahaye-Battheu et la question no 14292 de M. Francis Van den Eynde.
05 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het gerechtsgebouw van Ieper" (nr. 14299)
05 Question de M. Roel Deseyn à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le palais de justice d'Ypres" (n° 14299)
05.01 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil u een vraag stellen over de stand van zaken met betrekking tot het gerechtsgebouw van Ieper.
Dit is bijna een trieste saga. Dit project werd nog ingeleid en opgestart door een van uw voorgangers. Het zal u verwonderen, maar het was niet collega Van Parys.
In 2003 was de ruwbouw reeds voltooid en in 2004 werden de technische loten van het gerechtsgebouw afgewerkt. De bedoeling was het gebouw in 2005 volledig afgewerkt op te leveren.
Alles is nu rond, behalve wat betreft de telecommunicatieapparatuur. Er zijn problemen met de internet- en telefoonverbindingen omdat niemand van de federale departementen de financiering op zich wil nemen. Er was een dispuut tussen de Regie en Justitie en er was ook een dispuut over het al of niet installeren van een analoge of digitale telefooncentrale.
Ik heb de recente evolutie van het dossier gevolgd. Wij stellen nu vast dat de Regie der Gebouwen de werken wel kan prefinancieren wat die laatste telecomfase betreft indien de FOD Justitie schriftelijk akkoord gaat om later tot terugbetaling over te gaan.
Ik ben uitermate verheugd dat ik u hierover vanmiddag kan ondervragen. Vanochtend heb ik met betrekking tot dit dossier ook enkele vragen gericht aan minister Reynders. Hij heeft, bij monde van staatssecretaris Jamar, heel duidelijk gesteld dat de schriftelijke bevestiging van Justitie met betrekking tot de terugbetaling van de kosten niet werd ontvangen door de Regie der Gebouwen. U hebt met andere woorden de sleutel voor het dossier in handen.
De minister voegde er expliciet aan toe, en ik citeer: "Zodra dit voorhanden is, kan de prefinanciering onmiddellijk worden vastgelegd en kunnen de werken worden besteld."
Ik lees in eerdere parlementaire verslagen dat u verwijst naar de Regie en zegt dat er daar nog het een en ander moet worden uitgeklaard. Uw collega spreekt dat zeker tegen.
Hij voegt eraan toe: "Mocht de Regie het akkoord van Justitie binnen afzienbare tijd ontvangen, dan is een ingebruikname van het bijgebouw tegen het bouwverlof 2007 mogelijk".
Mevrouw de minister, u begrijpt dat dit toch vragen oproept. Dit is het sluitstuk in de financiering van het gerechtsgebouw en het gaat maar om een bedrag van 207.000 euro. Het is dus belangrijk dat Justitie zich engageert.
U hebt vorig jaar verklaard dat de nieuwe vleugel in gebruik zou worden genomen tegen het bouwverlof 2007. Vandaar mijn concrete vragen. Welke stappen werden recent genomen? Is er een akkoord? Is er een schriftelijke toezegging gericht aan de Regie der Gebouwen en aan Financiën? Is in het budget 2007 van Justitie voldoende geld voorzien voor de terugbetaling aan de Regie? Wat moet er nog worden gedaan vooraleer de concrete uitvoering van de werken met betrekking tot de telecommunicatie kan beginnen?
Ten slotte, wanneer kunnen de werken in die planning volledig worden beëindigd zodat de nieuwe vleugel eindelijk in gebruik kan worden genomen? Probeer in de streek immers maar eens uit te leggen waarom in dit prachtige gebouw de telefoonstekker niet in het stopcontact kan worden gestopt en waarom het leegstaat.
05.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, met de Regie der Gebouwen en de beide betrokken inspecties van Financiën werd de procedure overlegd om de werken zo spoedig mogelijk te laten prefinancieren door de Regie der Gebouwen en ze vervolgens door de FOD Justitie te laten terugbetalen. Een formele toezegging van deze terugbetaling kan echter slechts aan de Regie der Gebouwen worden gegeven zodra het overeenstemmende krediet tijdens de komende begrotingscontrole in de begroting Justitie 2007 zal worden opgenomen. Een voorstel van aanpassing van de kredieten werd aan de Inspectie van Financiën voorgelegd. Ik meen dat er voldoende middelen beschikbaar zullen komen in het budget 2007 van Justitie om deze werken ten laste te nemen.
Ik blijf er vanzelfsprekend bij de Regie der Gebouwen op aandringen om de werken voor deze telefooninstallatie onmiddellijk na vastlegging van het dossier te starten. Aangezien het bestek van de Regie der Gebouwen in een termijn voorziet van 60 werkdagen om de installatie uit te voeren, moet het gebouw, met inbegrip van de telefooninstallatie, nog voor het bouwverlof 2007 in gebruik kunnen worden genomen.
05.03 Roel Deseyn (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind het wel een beetje straf dat u blijft verwijzen naar de Regie der Gebouwen, alsof zij het dossier zouden blokkeren. Het is wel degelijk Justitie die nu een schriftelijk engagement moet nemen, ook indien daarvoor in de volgende begrotingsronde nog supplementaire inspanningen moeten worden gedaan.
Ik zie het natuurlijk gebeuren. U zult komen in maart of april en het zal showtime zijn in Ieper. Ik zie u en uw gevolg al neerstrijken, wellicht vergezeld van de eerste minister, om dan te kunnen zeggen dat de paarse regering het gerechtsgebouw van Ieper mooi voor elkaar heeft gekregen, dat zij het dossier heeft gedeblokkeerd. U hebt het al beloofd in 2003, 2004, 2005 en 2006. Uiteindelijk zegt u nu, begin 2007, dat het toch voor iets later op het jaar zal zijn. Dat is allesbehalve een goed gebouwenbeleid. Dat is allesbehalve een goede bekommernis voor het personeel van de FOD Justitie.
In 2003 heeft huidig minister-president Yves Leterme nog aan uw collega Reynders en aan u, mevrouw de minister van Justitie, gezegd dat hij u met de nodige égards zou ontvangen in 2005, wanneer u het gebouw zou inhuldigen. Ik vrees dat het aanbod in 2007 niet meer geldig zal zijn.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 14333 de M. Melchior Wathelet est reportée, ainsi que la question n° 14343 de Mme Sabien Lahaye-Battheu.
06 Question de M. Melchior Wathelet à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les perquisitions opérées le 16 février 2007 par la police fédérale dans les milieux islamiques radicaux" (n° 14349)
06 Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de huiszoekingen die op 16 februari 2007 door de federale politie in radicale moslimkringen werden verricht" (nr. 14349)
06.01 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, les 14 et 15 février 2007, une filière de recrutement "jihadiste" a été démantelée en France, dans la région de Toulouse. À l'occasion de cette opération, une série d'interpellations ont eu lieu à Verviers, Nivelles et Bruxelles. Les perquisitions ordonnées en Belgique dans les milieux islamistes radicaux ont conduit les services de police et les unités spéciales de la police fédérale à mener une opération d'envergure dans le quartier de la gare du Midi à Anderlecht. Certains médias ont évoqué la "brutalité inouïe" de cette opération.
Madame la ministre, il semblerait que les neuf personnes interpellées à l'occasion des perquisitions ordonnées par les autorités concernées aient toutes été relaxées immédiatement en attendant un complément d'enquête. Confirmez-vous cette information? À première vue, cela peut sembler étonnant vu l'importance de cette opération. Pouvez-vous nous informer à ce sujet? Disposez-vous d'informations plus précises sur les conditions dans lesquelles se sont déroulées ces perquisitions? À votre connaissance, des plaintes ont-elles été déposées dans le cadre de cette opération? Dans l'affirmative, auprès de qui et pour quels motifs?
06.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, je confirme que ces opérations se sont déroulées dans le cadre d'une équipe commune d'enquête mise en place par le parquet fédéral et le procureur de la République de Paris à propos d'une filière d'acheminement de personnes notamment vers l'Irak.
C'est la première fois qu'une telle équipe est mise sur pied avec un État membre de l'Union européenne, sur la base notamment de notre loi du 9 décembre 2004 sur l'entraide judiciaire internationale en matière pénale.
Des perquisitions ont eu lieu dans la région bruxelloise, à Nivelles et à Verviers. Huit personnes ont été interpellées et toutes ont été remises en liberté. Une neuvième personne a été interpellée le 26 février.
Lors de ces perquisitions, des documents, des ordinateurs et des cassettes vidéos ont été saisis et font actuellement l'objet d'une analyse.
La procédure suivie lors de ces perquisitions renforcées tend à prendre toutes les précautions pour protéger, non seulement les agents de la DSU qui sont chargés d'intervenir, mais aussi les tiers qui sont à proximité des lieux perquisitionnés. Nous sommes dans un contexte de suspicion d'une filière irakienne avec des finalités terroristes.
De telles opérations sont scrupuleusement préparées et les moyens mis en œuvre sont déterminés en fonction notamment de la dangerosité des personnes concernées, de la force de résistance de celles-ci et si une ou des arrestations doivent intervenir.
Le Comité permanent de contrôle des services de police se charge actuellement d'une enquête à ce propos et vérifiera si les opérations justifiaient de telles mesures.
En tout état de cause, les dommages matériels occasionnés lors de ce type d'opérations sont répertoriés par les enquêteurs qui adressent un procès-verbal au magistrat en charge du dossier. Sur base de celui-ci, le magistrat peut considérer que les frais ainsi occasionnés doivent être couverts par les frais de justice. En toute hypothèse, le propriétaire du bien peut toujours saisir le tribunal civil en invoquant la responsabilité de l'État pour obtenir réparation.
06.03 Melchior Wathelet (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse. Il faut pouvoir répondre à ce type d'actions de la manière la plus proportionnée possible. C'est l'attitude que vous semblez adopter.
Peut-on être tenu au courant de la suite de ce dossier, notamment à propos des rapports sur la manière dont les arrestations se sont déroulées? Il serait intéressant de pouvoir être informé de ces différents éléments, si c'est possible.
06.04 Laurette Onkelinx, ministre: Étant donné que le Comité permanent de contrôle des services de police examine la question pour l'instant, et qu'il dépend du parlement…
06.05 Melchior Wathelet (cdH): Je ne siège pas au Comité P.
06.06 Laurette Onkelinx, ministre: J'essaierai de vous informer au mieux.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De behandeling van de vragen en
interpellaties eindigt om 15.32 uur.
Le développement des questions et
interpellations se termine à 15.32 heures.