Commission des Finances et du Budget |
Commissie
voor de Financiën en de Begroting |
du mardi 27 fÉvrier 2007 Matin ______ |
van dinsdag 27 februari 2007 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.10 uur en voorgezeten door de heer Luk Van Biesen.
La séance est ouverte à 10.10 heures et présidée par M. Luk Van Biesen.
01 Question de M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les avantages en nature en immobilier au regard de la TVA et l'interprétation administrative" (n° 14222)
01 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de voordelen in natura in de vorm van onroerend goed in het licht van de btw en de interpretatie van de administratie ter zake" (nr. 14222)
01.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, en matière de TVA, les avantages en nature sont visés par l'article 19, §2 du Code. Cette disposition permet la taxation à la TVA d'avantages en nature comme la mise à disposition gratuite de véhicules pour le personnel, par exemple. L'introduction du mot "meubles" dans cette disposition par la loi-programme du 27 décembre 2006 a mis fin à une problématique antérieure. Le législateur a en effet exclu, d'une part, du champ d'application de l'article 19 l'utilisation de biens immeubles, en limitant celui-ci à l'utilisation de biens meubles et supprimé, d'autre part, dans l'article 44 du Code l'exonération de "l'utilisation de biens immeubles dans les conditions de l'article 19".
Certains auteurs, notamment Me Françoise Baltus, avocate au Barreau de Bruxelles et chargée de conférences à Solvay, pensent que la question n'est pas réglée pour autant. Certes, le droit belge ne permet plus d'assimiler à une opération économique à la sortie, l'utilisation d'immeubles à des fins étrangères à l'activité économique de l'entreprise.
Mais, tant selon la jurisprudence que selon la doctrine, le droit à la déduction reste intact et cela en vertu du droit communautaire. C'est l'obligation de payer la taxe sur l'utilisation hors entreprise qui correspond au droit de déduire la taxe sur le bien et ce n'est pas le droit de déduire qui correspondrait à l'obligation – supprimée en droit belge – de payer la taxe.
Monsieur le ministre, quelle est la position de votre département sur ce droit à la déduction? Quelle est l'interprétation administrative suite aux arrêts Backsi du 8 mars 2001, Seeling du 8 mai 2003 et Charles du 14 juillet 2005 de la Cour de Justice des Communautés européennes qui, selon Me Baltus, sont clairs à ce sujet? "Un assujetti qui choisit d'affecter la totalité d'un bâtiment à son entreprise et qui utilise, par la suite, une partie de ce bâtiment pour ses besoins privés a le droit, d'une part, de déduire la TVA acquittée en amont sur la totalité des frais de construction dudit bâtiment et, d'autre part, a l'obligation y correspondant de payer la TVA sur le montant des dépenses engagées pour l'exécution de ladite utilisation."
Sans préjuger de ce que les juridictions nationales et européennes penseront de tout ceci, cet aspect de la loi-programme du 27 décembre 2006 sera-t-il revu ou corrigé et, dans l'affirmative, dans quel sens et sous quel délai?
01.02 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Monsieur Chabot, l'objectif de la modification apportée à l'article 19, §1er du Code de la TVA est d'assurer la neutralité fiscale et de ne pas traiter différemment un assujetti qui utilise un bâtiment à des fins étrangères à son entreprise et notamment à des fins privées et celui qui utilise ce même bâtiment à des fins de location immobilière, opération exemptée ne lui ouvrant aucun droit à déduction des taxes ayant grevé l'acquisition ou la construction dudit bâtiment.
L'égalité de traitement est ainsi assurée, à savoir aucune taxation de la location du bâtiment ou de son utilisation à des fins privées et, corollairement, pas de déduction des taxes en amont nonobstant, dans le second cas, une éventuelle affectation totale du bâtiment au patrimoine de l'entreprise.
À cet égard, j'attire l'attention sur le fait qu'il ressort clairement d'une jurisprudence constante de la Cour de justice que pour ouvrir un droit à déduction, les biens ou les services fournis à l'assujetti doivent présenter un lien direct et immédiat avec des opérations en aval taxables, ce qui n'est dorénavant plus le cas en l'occurrence.
En outre, contrairement aux situations et aux législations concernées par les arrêts que vous venez d'évoquer, la Belgique connaît un système de révision des déductions qui permet des régularisations par rapport aux déductions initialement opérées lorsque des variations interviennent ultérieurement au cours de la période de révision de quinze ans dans les proportions d'utilisation privée et économique. Il faut se référer notamment à l'article 10, 1° de l'arrêté royal n° 3 du 10 décembre 1969 relatif aux déductions pour l'application de la TVA.
La modification proposée s'inscrit par ailleurs dans la ligne des arrêts européens qui soulignent la nécessité d'initiatives législatives permettant de limiter la déduction initiale à la partie utilisée à des fins professionnelles. De la réflexion entreprise à cet égard par la Commission européenne, il ressort que la législation belge actuelle répond à l'esprit et aux objectifs des débats en cours en la matière. Nous n'avons donc pas l'intention de revoir le nouveau texte.
L'incident est clos.
Voorzitter:
Bart Tommelein.
Président:
Bart Tommelein.
02 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het gerechtsgebouw van Kortrijk" (nr. 14249)
02 Question de M. Roel Deseyn au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le palais de justice de Courtrai" (n° 14249)
02.01 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, collega’s, ik had graag minister Reynders vandaag ondervraagd over de situatie van het gerechtsgebouw in Kortrijk, vanwege de verantwoordelijkheden die hij draagt, natuurlijk, als voogdijminister van de Regie der Gebouwen. Ik meen dat het inzake dit dossier hoog tijd wordt dat het in het Parlement aan bod kan komen en dat de minister effectief werk maakt van het renovatiedossier voor het gerechtsgebouw in Kortrijk. Dat blijft aanslepen.
Het is niet alleen noodzakelijk dat het gebouw onder handen wordt genomen, het is ook in een situatie terechtgekomen dat men er amper fatsoenlijk kan werken. Het gebouw heeft een grondige opknapbeurt nodig. Het moet aangepast worden aan de noden van vandaag inzake veiligheid, maar ook inzake transport van gevangenen en inzake energienormen. Er is al heel wat voorbereidend werk gebeurd, mijnheer de staatssecretaris. Er werd een grondige studie gemaakt door de Regie der Gebouwen, maar wegens een gebrek aan middelen werden die plannen afgevoerd.
Waarom is de situatie vandaag zo schrijnend? U moet weten, mijnheer de staatssecretaris, dat in 2001 bij de uitvoering van een programma voor asbestverwijdering, de plafonds, vloeren en wanden werden opengebroken. Sindsdien is men daar niet kunnen komen tot een fatsoenlijke werksituatie. U moet het zich voorstellen: die mensen moeten daar eigenlijk werken tussen het puin. Er is een renovatiedossier geopend, er is een studie gemaakt, maar er is geen geld voor de uitvoering, dus het heeft ook geen zin voorlopige oplapwerken te doen, maar de mensen werken daar intussen wel tussen muren en plafonds zonder bepleistering, in een halve bouwwerf.
Ten gronde kunnen bij die werkwijze toch heel wat vragen worden gesteld. Het gebouw is immers niet meer aangepast aan deze tijd, ook wat betreft elektriciteit, schrijnwerk, verwarming en ventilatie. Vandaar mijn vragen aan de minister.
Ten eerste, waarom werden de verfraaiingswerken van 2006 nog niet uitgevoerd? Is daarvoor in 2007 wel in een budget voorzien? Ten tweede, welke plannen heeft de minister nog voor een volledige renovatie van het gerechtsgebouw? Vindt de minister nog dat deze renovatie moet worden uitgevoerd? Zo ja, in welke tijdsspanne? Ten derde, zullen de bepleisteringswerken die gepland waren achteraf geen nutteloze kosten blijken te zijn, daar het hele gebouw toch gerenoveerd moet worden? Men zou kunnen komen tot een situatie waar men heel vlug wat oplapt met een minimaal budget, wat eigenlijk de problemen in de toekomst slechts zou vergroten.
02.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Deseyn, ten eerste, er werd overleg gepleegd in 2006 met de betrokken dienst teneinde vast te stellen welke werken prioritair moesten worden uitgevoerd. Op dit moment wordt het dossier aanbestedingsklaar gemaakt. De aanbesteding zal in de loop van 2007 worden uitgeschreven.
Ten tweede, met de voor 2007 aan de Regie der Gebouwen toegekende gewone investeringsmiddelen is het onmogelijk om in 2007 de geplande volledige renovatie aan te vatten. De renovatie van het Kortrijkse gerechtshof werd niet opgenomen in het meerjarenplan van Justitie. De prioriteiten die in het meerjarenplan werden opgenomen werden door de FOD Justitie zelf bepaald.
Gelet op de hoge kostprijs van de renovatie en de verbouwing, in totaal geraamd op 13,5 miljoen euro, technieken inbegrepen, zal er eventueel gezocht moeten worden naar een alternatieve oplossing, bijvoorbeeld een privaat-publieke samenwerking of een alternatieve financiering. Omdat daarvoor geen tijdsspanne bepaald kan worden is het wellicht verantwoord de huidige situatie toch te verbeteren met een minimum aan uitgaven.
Ten derde, er wordt met de huidige geplande verfraaiingwerken geen verbetering aangebracht aan de hedendaagse comforteisen. Het gaat om een herstelling van het gebouw na de asbestverwijdering waardoor het onder meer aanvaardbare voorwaarden kan gebruikt worden in afwachting van de grondige renovatie waarvoor geen middelen beschikbaar zijn binnen een concrete termijn. Ik wil toch ook opmerken dat een groot deel van de gerechtelijke diensten nu reeds een aantal jaar geniet van het hedendaags werkcomfort in het nieuwe gerechtsgebouw dat werd opgericht.
02.03 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, eigenlijk kan ik concluderen dat men nu na enkele jaren met lapmiddelen komt en dat die mensen eigenlijk voor niets hebben gewacht. Men kon de situatie van de bouwwerf als werkplaats tijdelijk accepteren omdat men dacht dat er vooruitgang was en dat er verbetering in het vooruitzicht was. Eigenlijk heeft men nu echter voor niets gewacht. U zegt het zelf, met de beperkte oplapfase zal men niet komen tot tegemoetkomingen inzake de comforteisen.
Dit is terug naar af. Het zit niet in een meerjarenplanning noch in een budget voor dit jaar. Dat is heel vreemd aangezien er vroeger een plan werd gemaakt en er in februari 2004 een aanbesteding was voor 10 miljoen euro aan bouwkundige werken, 1 miljoen euro voor centrale verwarming en 1,4 miljoen euro aan elektriciteitswerken. Men houdt dus helemaal geen rekening met de eisen en de plannen die toen zijn geformuleerd. Ik vind het jammer dat er zo weinig continuïteit is in het beleid van de Regie der Gebouwen, zeker wat het dossier van het gerechtsgebouw van Kortrijk betreft.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la taxation comme un avantage en nature de l'utilisation d'une voiture par certains fonctionnaires et par des chauffeurs de mandataires politiques" (n° 14284)
03 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het belasten als een voordeel in natura van het gebruik van een wagen door bepaalde ambtenaren en chauffeurs van politieke mandatarissen" (nr. 14284)
03.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, il me revient qu'il existe de sérieuses divergences d'interprétation d'un bureau de taxation à l'autre pour la taxation au titre d'avantage en nature dans les deux cas suivants.
Premièrement, quel est le sort fiscal qui sera réservé lorsqu'un chauffeur vient le matin prendre un mandataire politique et le reconduit le soir à son domicile? Y a-t-il avantage en nature si le chauffeur ne dispose pas de la voiture de fonction le week-end, par exemple? Qu'en est-il si le chauffeur se rend au domicile du mandataire avec sa propre voiture, qu'il utilise la voiture de fonction uniquement pour le déplacement professionnel et qu'il reprend sa voiture au retour?
Certains mandataires préfèrent que leur chauffeur garde la voiture de fonction en soirée car ils sont appelables à tout moment et qu'ils peuvent profiter des heures creuses pour s'occuper de l'entretien ou de la réparation du véhicule. Cela a-t-il une incidence sur le plan fiscal?
Deuxièmement, il arrive, essentiellement dans les grandes villes, que l'un ou l'autre fonctionnaire soit de garde et puisse être appelé de jour comme de nuit. Je pense, par exemple, aux agents des services de voirie d'urgence. Dans ce cas, il est fréquent que l'agent garde la voiture de fonction mais de manière occasionnelle, voire exceptionnelle. Quel régime sera appliqué en pareil cas?
Enfin, de sorte que la même position administrative soit adoptée dans l'ensemble du Royaume, des instructions seront-elles données à ce sujet? Votre département compte-t-il apporter des précisions à la circulaire administrative qui traite de la question?
03.02 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Monsieur Chabot, pour votre première question, dans un avis joint à une instruction du 31 mai 2000, il est stipulé que dans la mesure où les chauffeurs des titulaires de charges, de fonctions ou de mandats publics n'utilisent pas le véhicule de fonction pour leurs déplacements privés proprement dits, par exemple durant leur temps libre, aucun avantage imposable ne doit être retenu dans leur chef. Les chauffeurs exercent en effet leur profession lorsqu'ils véhiculent les intéressés et ce, non seulement pour les déplacements de service mais aussi pour les déplacements à caractère personnel des titulaires. Cela vaut également pour les trajets que les chauffeurs effectuent avec un véhicule de fonction entre leur domicile et l'endroit où ils prennent et déposent les titulaires concernés puisque ces déplacements sont inhérents à l'exercice de leur profession de chauffeur.
Cet avis a été envoyé par l'administration aux autorités qui mettent les véhicules à disposition: les Services publics fédéraux, les institutions et organismes qui en dépendent, les administrations locales ainsi que les autorités des Régions, des Communautés et des Commissions communautaires.
En ce qui concerne votre deuxième question, pour autant que le véhicule soit utilisé par le travailleur à des fins personnelles, à savoir pour des déplacements du domicile au lieu de travail ou des déplacements privés, le minimum de 5.000 kilomètres prévu à l'article 18, §3, 9° du Code des impôts sur les revenus 1992 est applicable. Toutefois, au numéro 38/27.13° du commentaire du Code 1992, il est précisé que l'utilisation purement occasionnelle d'un véhicule de l'employeur par le travailleur pour un court déplacement constitue un avantage social exonéré. Cette position est rappelée au numéro 2, 3ème tiret de la circulaire du 1er avril 1999.
En outre, la circulaire du 5 février 2004 qui fixe forfaitairement le nombre de kilomètres à retenir pour déterminer le montant de l'avantage de toute nature imposable (7.500 ou 5.000 selon que la distance entre le domicile et le lieu fixe de travail dépasse ou non 25 kilomètres) permet de déroger à cette méthode d'évaluation, notamment dans des circonstances exceptionnelles.
Une circulaire complémentaire en matière d'avantages de toute nature pour mise à disposition de véhicules est actuellement en cours d'élaboration auprès des services compétents de l'administration.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het gerechtsgebouw van Ieper" (nr. 14300)
04 Question de M. Roel Deseyn au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le palais de justice d'Ypres" (n° 14300)
04.01 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat mijn vragen u ook na aan het hart liggen.
Mijnheer de minister, de renovatie van het gerechtsgebouw in Ieper sleept reeds meerdere jaren aan. Dit dossier werd immers al gestart in 1998. Men heeft moeten wachten tot 2004 vooraleer de technische loten werden opgeleverd. In 2000 was men begonnen met de werken, in 2003 was de ruwbouw voltooid en in 2004 sprak men van de voltooiingswerken.
Zelfs nadat het gebouw helemaal werd voltooid in het najaar van 2005 kan men het nog niet gebruiken. Er is blijkbaar een dispuut over de telecommunicatie, met name op welke begrotingsposten deze financiering moet worden ingeschreven.
Volgens een beslissing van de Ministerraad zal de Regie der Gebouwen de kosten voor telecommunicatie, begroot op 207.000 euro, prefinancieren en zal de uiteindelijke gebruiker, de FOD Justitie, dit bedrag terugbetalen. De minister heeft eind vorig jaar verklaard dat op die manier de nieuwe vleugel in gebruik kan worden genomen tegen het bouwverlof van 2007.
U moet zich inbeelden hoe men in de streek reageert. Dat gebouw werd volledig opgeleverd en men kan het niet gebruiken. Men kan niet efficiënt werken binnen Justitie omdat er een dispuut is rond telecommunicatie, omdat de telefoon niet werkt.
Vandaar mijn vragen aan u. Ten eerste, welke concrete stappen werden ondertussen in dit dossier ondernomen? Waar staan we nu? Wanneer kan eindelijk het gebouw in gebruik worden genomen? Wanneer kan de telefoon worden aangesloten? Zijn de nodige kredieten vastgelegd op het budget 2007 van de Regie? Is er al een aanbesteding gebeurd? Indien dit niet het geval is, dan zou het interessant zijn te weten waarom niet en hoe u dan uw planning ziet om te komen tot de uiteindelijke ingebruikname van het gebouw. Indien dit wel het geval is, dan zou het heel interessant zijn om de planning te kennen en te weten of de belofte dat het gebouw in gebruik wordt genomen tegen het bouwverlof van 2007 kan worden gehouden. Ten slotte, een heel belangrijke vraag. Is er een akkoord met het departement Justitie over de terugbetaling van de kosten? Daarover blijkt immers een dispuut te bestaan binnen de regering.
04.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Deseyn, uw eerste vraag is welke concrete stappen er intussen in dit dossier werden ondernomen. De Inspecties van Financiën en Justitie en de Regie der Gebouwen werden omtrent de tenlasteneming van de kosten geïnterpelleerd. De Inspectie van Financiën, geaccrediteerd bij de Regie der Gebouwen, bevestigde haar standpunt. In gehuurde gebouwen moet de bezettende dienst instaan voor de kosten van de actieve telefoonapparatuur. De passieve apparatuur - de bekabeling - blijft ten laste van de Regie der Gebouwen.
Naar analogie hiermee vindt de Inspectie dat dezelfde kostenverdeling dient te gelden in de gebouwen die eigendom zijn van de Staat. Teneinde de werken te kunnen prefinancieren, heeft de Regie der Gebouwen de FOD Justitie verzocht mee te delen of hij bereid is de kosten terug te betalen.
Wat uw tweede en derde vraag betreft, kan ik meedelen dat de aanbesteding reeds gebeurd is. Zonder positief visum van de Inspectie van Financiën kan de Regie der Gebouwen de uitgave niet budgetteren. Zij kan wel de werken prefinancieren op voorwaarde dat de FOD Justitie schriftelijk akkoord gaat om later tot terugbetaling over te gaan.
Wat de vierde en vijfde vraag betreft, kan ik meedelen dat de Regie der Gebouwen tot op heden de schriftelijke bevestiging van Justitie tot terugbetaling van de kosten nog niet heeft ontvangen. Zodra deze bevestiging voorhanden is, kan de prefinanciering onmiddellijk vastgesteld worden en kunnen de werken besteld worden. Mocht de Regie het akkoord van Justitie binnen afzienbare tijd ontvangen, dan is een ingebruikname van het bijgebouw tegen het bouwverlof van 2007 mogelijk.
04.03 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het is dus wachten op de brief van 207.000 euro, het restbedrag op de kostprijs van zo'n project! Ik zal de minister van Justitie ondervragen over de reden waarom die brief nog niet verzonden is door Justitie.
Wat de discussie over de kosten van de telefoon betreft, kan ik begrijpen dat men een onderscheid maakt tussen de kabelinfrastructuur en de eindapparatuur. Het is goed om weten dat principieel budgetten zijn vrijgemaakt zodat de Regie kan prefinancieren. De schriftelijke bevestiging tot terugbetaling ontbreekt in dit concreet geval. Ik hoop dat de FOD Justitie zich snel kan engageren en conformeren met de traditie die in het verleden binnen de Regie werd gevoerd en waarbij de eindapparatuur door de gebruikers van het gebouw wordt betaald.
Mijnheer de staatssecretaris, ik dring er bij u op aan uw collega van Justitie hierover aan te spreken opdat op het terrein de zaken kunnen opgeleverd worden en na maar liefst vijf jaar in gebruik kunnen worden genomen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 10.36 uur tot 10.41 uur.
Le développement des questions et interpellations est suspendu de 10.36 heures à 10.41 heures.
05 Question de M. Jean-Marc Delizée au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la vente du Centre de Physique du Globe à Dourbes" (n° 14214)
05 Vraag van de heer Jean-Marc Delizée aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de verkoop van het Geofysisch Centrum te Dourbes" (nr. 14214)
05.01 Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d’État, cette commission a déjà connu une question concernant Fedimmo II, lorsque la presse a fait connaître une liste de biens immobiliers appartenant à l'État, susceptibles d'être vendus. Je n'ai pas découvert l'opération Fedimmo et pourtant, s'il est question de Fedimmo II, c'est qu'une première phase Fedimmo I a existé. Parlementaire de la majorité, je vote les budgets et ce n'est donc pas la question.
Ce qui m'a surpris dans cette liste, c'est d'y découvrir deux sites sur la recherche scientifique: le patrimoine de l'IRM à Uccle, institution scientifique reconnue et de haute valeur en Belgique, et le Centre de Physique du Globe, moins connu du grand public et du parlement, situé à Dourbes, dans la commune de Viroinval, province de Namur, centre scientifique de renommée mondiale dépendant de l'IRM.
Ma surprise est due au fait que ce centre propose une activité scientifique de haute valeur, qui existe depuis 50 ans. Ce centre et l'IRM effectuent des études relatives au changement de climat, sujet d'actualité s'il en est, sans pour autant intituler ma question "Une vérité qui dérange". Ils s'intéressent aussi à la géophysique. De telles études nécessitent l'établissement de longues séries d'observations, lesquelles doivent être réalisées dans un environnement non perturbé. Ces observations sont uniques en Belgique et même souvent en Europe.
D'un point de vue scientifique, le fait de proposer à la vente ces deux fleurons scientifiques de notre pays pose question quant à la pérennité des activités qui y sont réalisées.
Le directeur de l'IRM a appris par la presse la présence de ces deux biens de l'État sur la liste Fedimmo II. Cela indique donc l'absence de tout dialogue, d'informations préalables, de communication et de concertation avec la direction de l'IRM. Cette option me paraît discutable.
Par le biais de la presse, M. Malcorps déclare, outre le fait de mettre en évidence la réputation mondiale du Centre de Physique du Globe à Dourbes, que "son implantation a été minutieusement choisie à l'abri des perturbations magnétiques et environnementales.
Les recherches qui y sont menées sur le magnétisme terrestre y sont très pointues et riches d'applications, telle notre participation au projet Galileo ou la création en cours d'une "spin-off" dans le cadre d'une vallée magnétique.
Voilà 50 ans, ce fut déjà difficile de trouver un tel endroit. Aujourd'hui, il serait impossible de trouver une autre implantation pour un tel centre.
De manière plus spécifique en ce qui concerne le centre de Dourbes, je précise qu'il s'agit d'un site de 52 hectares dont environ 9.000 m² bâtis. Les trois axes de l'activité présente sur ce site sont les observations et instruments géomagnétiques qui permettent notamment de déterminer le nord – il est important dans notre pays de ne pas perdre le Nord! –, le magnétisme environnemental qui étudie le comportement du champ magnétique dans le passé et les profils ionosphériques qui étudient l'atmosphère supérieure.
Cette annonce faite par les médias a mis en émoi le personnel des deux institutions que j'ai mentionnées.
Il faut en effet obtenir des garanties quant à la pérennité de l'activité. L'État ne trouvera plus un site équivalent à l'abri des perturbations magnétiques et environnementales. Comment le gouvernement, le ministre des Finances qui est également compétent pour la Régie des Bâtiments, peut-il donner ces garanties à ces institutions scientifiques?
Quelle serait la nature du bail conclu éventuellement en cas de vente?
Quelle serait la durée de ce bail et donc la garantie de pérennité?
Monsieur le secrétaire d'État, quel est le calendrier pour cette opération Fedimmo? À ce stade, le gouvernement a-t-il déjà des contacts? Quelle est la procédure enclenchée? Y aura-t-il une opération de vente et de relocation immédiate dans le courant de l'année 2007?
Y aura-t-il un risque de délocalisation des activités de recherche?
Si le site devient privé, le personnel craint également que l'adjonction d'activités commerciales nuise aux activités de recherche. Le gouvernement pourra-t-il donner des garanties en la matière?
La direction de l'IRM sera-t-elle consultée pour les négociations relatives à la vente et la location?
Un cahier des charges a-t-il été fixé?
En ce qui concerne les charges de l'éventuel futur propriétaire, quelle sera leur répartition?
Si des travaux doivent être effectués, quel sera le processus de prise de décision et de financement?
Par ailleurs, autant je comprends le mécanisme financier de Fedimmo dans le budget de l'État, autant je suis inquiet car les sites visés sont des institutions scientifiques de renom dont le travail est indispensable dans notre pays.
En vertu de quels critères le gouvernement a-t-il inscrit ces deux sites sur la liste des bâtiments à vendre par l'État? Le gouvernement envisage-t-il d'octroyer à la recherche scientifique et à l'IRM une partie des moyens dégagés par la vente de ces bâtiments? Autrement dit, compte-t-il soutenir les projets en cours, dont le projet Galiléo qui est la "spin-off" vallée magnétique pour le centre de Dourbes? À ce stade-ci, avez-vous déjà une information sur la valeur de ces biens? Le comité d'acquisition a-t-il déjà livré ses estimations tant pour l'IRM d'Uccle que pour le Centre de Physique du Globe à Dourbes?
Je précise, pour être complet, qu'en termes de plan de secteur, ces deux sites se trouvent en zone d'intérêt public. Cela signifie qu'un promoteur privé ne pourrait réaliser le site pour d'autres fins. C'est très important, notamment pour Uccle, car on connaît la pression foncière dans pareille commune.
En termes de communication, par rapport au personnel et à la direction de l'IRM, l'absence de concertation préalable pose question. Quelle est la philosophie du ministre des Finances et de la Régie des Bâtiments en matière d'informations données aux départements concernés par la vente de ces différents biens?
Voilà, monsieur le président, une série de questions auxquelles j'espère obtenir des réponses très concrètes et très précises.
05.02 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Monsieur Delizée, je vous remercie pour cette question importante.
Je confirme tout d'abord l'existence du dossier Fedimmo II, qui est en voie d'instruction pour l'instant.
Conformément à la décision du conclave budgétaire du 17 octobre 2006, une nouvelle opération de valorisation du patrimoine immobilier de l'État est envisagée. Elle portera effectivement sur un portefeuille d'immeubles encore à définir – tous les mots revêtent leur importance –, à expertiser et à évaluer.
Afin d'établir la liste définitive des biens de l'État, la Régie des Bâtiments compte s'adjoindre, dans les prochains jours, les services de conseillers immobiliers juridiques, chargés d'assister l'État dans cette opération. Afin de préciser l'étendue de la mission de ces conseillers, le Conseil des ministres a approuvé, le 19 janvier dernier, une présélection d'un ensemble d'immeubles constituant une base de travail, composé de bâtiments de type administratif classique et spécifique, parmi lesquels seront sélectionnés les bâtiments concernés par l'opération.
La liste définitive tiendra compte de la possibilité d'apport des bâtiments dans la société à constituer ainsi que des besoins des occupants de ces bâtiments en vue de leur location. Cette liste sera également soumise à un groupe de travail inter-cabinets avant toute aliénation des biens qui y seront inscrits.
Telle est la situation aujourd'hui.
Monsieur Delizée, vous avez posé une série de questions légitimes quant à des plannings éventuels, etc. Nous n'en sommes pas encore là! Ce dossier est toujours en cours d'examen avec comme base un ensemble d'immeubles présélectionnés; l'analyse doit être affinée et réfléchie avec des experts avant d'arrêter une liste définitive en Conseil des ministres. Néanmoins, celle-ci ne pourra l'être qu'après la tenue de réunions inter-cabinets qui devront être soigneusement préparées.
Je propose, puisque votre question est bien charpentée et argumentée, qu'elle soit jointe au dossier. Sans pouvoir préjuger de la décision qui sera prise, je crois qu'il est bon de faire valoir tous les arguments que vous venez de développer. Il faudra rester attentif quant à l'évolution de ce dossier mais je ne peux pas vous en dire plus à ce stade car nous sommes au début de son instruction.
05.03 Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le président, je remercie M. le secrétaire d'État pour ses réponses.
Effectivement, l'objet de ma question ou de mon "interpellation" est d'attirer l'attention du gouvernement sur le caractère très spécifique de ces deux institutions qui se trouvent dans la liste. Vous nous dites que c'est une présélection, que c'est comme l'équipe nationale et qu'il faut partir de cela.
S'agissant d'une concertation au sein du gouvernement, j'imagine que M. Verwilghen, compétent en matière de Politique scientifique, a été mis au courant. Mais je vais lui poser une question spécifique car, je le répète, les activités du Centre de Dourbes ne sont pas transposables ailleurs. Il faut donc être très vigilant sur la pérennité des activités.
Le problème se pose aussi en ce qui concerne des bâtiments très spécifiques compte tenu des observations qui sont faites. Ce ne sont pas des bâtiments "traditionnels"; dès lors, tout travail à réaliser par le propriétaire ne peut être effectué n'importe comment.
J'attirerai donc l'attention du ministre Verwilghen sur la nécessité d'être très attentif à ces deux éléments lors du débat qui aura lieu sur la base de cette présélection.
L'équilibre financier de l'État – je vote les budgets –, je le connais et je le comprends, mais il ne peut aller dans le sens d'une mise à mal de deux institutions scientifiques essentielles pour notre pays.
Monsieur le secrétaire d'État, je ferai donc valoir cet argument auprès du ministre Verwilghen. Comme vous l'avez dit, j'imagine que vous pourrez verser mes arguments dans le dossier, de sorte à sensibiliser M. Reynders qui est doublement compétent, tant pour les Finances que pour la Régie des Bâtiments.
À ce stade-ci, nous n'avons pas de réponse plus précise. Il n'est pas certain que des promoteurs seront spécifiquement intéressés parce qu'il ne s'agit pas d'un bien immobilier ordinaire; on ne se bousculera probablement pas au portillon pour ce type d'infrastructures.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Magda De Meyer aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de maandelijkse Intrastat-aangiften en de vermelding van goederencodes op facturen" (nr. 14260)
06 Question de Mme Magda De Meyer au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la déclaration mensuelle Intrastat et la mention du code de marchandise sur les factures" (n° 14260)
06.01 Magda De Meyer (sp.a-spirit): Mijnheer de staatssecretaris, ongeveer een jaar geleden heb ik uw collega Verwilghen ondervraagd over hetzelfde thema, namelijk de maandelijkse Intrastat-aangiften. Dankzij het systeem van Intrastat verstrekken de ondernemingen inlichtingen over hun intra-EU-goederenstroom. De Intrastat-aangifte is de wettelijk verplichte aangifte van de goederenbewegingen tussen België en de andere lidstaten van de Europese Unie.
De gegevens van deze aangifte dienen voor het opstellen van de maandelijkse statistieken over de handel van België met andere lidstaten binnen de Europese Unie. Deze statistieken worden daarnaast ook gebruikt door regionale en federale overheden, beroepsfederaties, de Europese Commissie, internationale organisaties, privébedrijven en dergelijke en uiteraard ook door de eigen ondernemingen. Deze statistieken maken het immers mogelijk om marktaandelen te berekenen, een vergelijking te maken van hoeveelheden, prijzen en waarde van producten die een onderneming in- of uitvoert en nieuwe markten of bevoorradingsmogelijkheden op te sporen. Elke exporteur krijgt van de Nationale Bank een algemeen overzicht van zijn marktaandeel voor zijn tien belangrijkste producten.
Een onderneming die goederen factureert in een andere EU-lidstaat dient bij het overschrijden van een drempel een Intrastat-aangifte in te dienen. Die wordt dan gebaseerd op goederencodes, de zogeheten GN8, de goederennomenclatuur waaronder elk goed kan gecatalogeerd worden. Wanneer deze goederencodes op de factuur worden vermeld, bestaat voor elke aangifteplichtige de mogelijkheid om een correcte en juiste aangifte in te dienen. Bij gebrek aan deze goederencodes wordt het invullen van deze Intrastat-aangifte echter wel een heel tijdrovende bezigheid.
Daar knelt nu precies het schoentje. Mensen uit de dagelijkse praktijk vertellen mij immers dat heel wat bedrijven uit de nieuwe EU-landen geen goederencodes vermelden op de facturen. Wat is het gevolg daarvan? Dit leidt ertoe dat heel wat Belgische bedrijven heel wat tijd moeten investeren in het invullen van de maandelijkse Intrastat-aangifte. Bij gebrek aan vermelding van de correcte code moeten ze immers zelf al die codes gaan opzoeken wat niet evident is, zeker niet wanneer de factuur is opgesteld in een of andere Oost-Europese taal.
De minister van Economie wist mij te melden dat de verplichte vermelding op de facturen bepaald wordt volgens de in de verschillende lidstaten van de EU geldende btw-regelgeving. In onze Belgische btw-wetgeving is de vermelding van de goederencodes op de uitgaande factuur inderdaad niet verplicht. In de geldende Intrastat-verordeningen wordt het verplicht vermelden van de goederencode beperkt tot de Intrastat-aangifte zelf en niet daarbuiten.
De minister van Economie leerde van het Instituut voor de Nationale Rekeningen ook dat het verplicht maken van de vermelding op de uitgaande facturen niet enkel een administratieve verlichting betekent voor de invoerders maar ook voor het Statistisch instituut zelf. Concreet zou door een uniforme Europese invoering een betere kwaliteit van het statistisch basismateriaal gegarandeerd kunnen worden. De minister van Economie ging dat in april 2006 in een brief aan u signaleren, daar u toch bevoegd bent voor de btw-regelgeving.
Ik had dan ook graag van u, als de bevoegde minister, antwoord gekregen op een aantal vragen. Eén, bent u zich bewust van de geschetste problematiek? Twee, hebt u deze problematiek al besproken met uw EU-collega’s teneinde te bekomen dat in iedere factuur inzake intracommunautair verkeer de goederencodes daadwerkelijk verplicht zouden worden opgenomen?
Zo zal de afhandeling voor de bedrijven aanzienlijk worden verlicht en kunnen de Europese statistische instituten komen tot kwalitatief beter statistisch basismateriaal.
06.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mevrouw, het is inderdaad juist dat de huidige regelgeving inzake btw niet voorziet in de verplichte vermelding van de goederencodes, de 8-cijferige codes die de goederen beschrijven volgens de goederennomenclatuur, op de verkoopfacturen. Het staat de klant van de handeling evenwel vrij om in de relatie met zijn leverancier te bedingen dat de laatstgenoemde de goederencodes moet vermelden op de uit te reiken factuur.
Ten aanzien van de door u voorgestelde maatregel die zou inhouden dat op grond van de fiscale regelgeving de goederencode een verplichte factuurvermelding wordt in geval van een intracommunautaire levering, heb ik de volgende bemerkingen.
Momenteel worden de goederencodes slechts vermeld in een beperkt aantal gevallen. In uw voorstel zouden de goederencodes ook bij occasionele intracommunautaire leveringen moeten worden vermeld op de factuur, en dat ongeacht het feit of de leverancier en/of de klant gehouden zijn tot de naleving van de verplichtingen inzake Intrastat. Het is dus duidelijk dat een dergelijke maatregel in hoofde van de leveranciers binnen de Europese Unie en dus ook voor onze Belgische exporteurs een verzwaring inhoudt van de administratieve lasten, zonder dat op algemene wijze vaststaat dat elke economische operator er ook baat bij heeft.
Bovendien stel ik vast dat, niettegenstaande deze problematiek in algemene zin al dateert van 1 januari 1993, de goederencodes niet werden opgenomen in de geharmoniseerde lijst van verplichte factuurvermeldingen zoals bepaald in de Europese Richtlijn 2001/115 EG van de Raad van 20 december 2001.
Ik ben derhalve geen voorstander om het opgeworpen probleem nu nog aan te kaarten bij de Europese instanties.
06.03 Magda De Meyer (sp.a-spirit): Mijnheer de staatssecretaris, ik betreur uw antwoord, dat volgens mij ook volledig in tegenstelling is met het antwoord van minister Verwilghen ter zake, die als minister van Economie een totaal andere inschatting maakt van dat dossier. Hij volgde mijn redenering dat de bedrijfswereld precies vragende partij is voor dat soort zaken; iets wat u betwist. Ik zal dat dus opnieuw opnemen met de minister van Economie. Ik denk dat een overleg tussen beide excellenties aangewezen zou zijn om tot een uniform standpunt te komen.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Karine Lalieux au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la contribution de solidarité sur les billets d'avion" (n° 14149)
07 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de solidariteitsbijdrage op vliegtuigtickets" (nr. 14149)
07.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai posé la même question, il y a deux semaines, à votre collègue en charge de la Coopération au Développement, M. De Decker. C'est ce dernier qui m'a vivement conseillé de poser la question à M. Reynders. Je me permets donc de vous interroger, monsieur Jamar.
Monsieur le secrétaire d'État, comme vous le savez, les chiffres de fréquentation de nos aéroports viennent d'être publiés par la BIAC. Ainsi, pour 2006, ce ne sont pas moins de 19.479.684 passagers qui ont été dénombrés. Il s'agit donc d'un beau résultat pour notre aéroport. Un tel chiffre ne prend pas en considération les transits ou les transferts; il donne un ordre de grandeur des montants que nous aurions pu récolter pour renforcer la coopération au développement si notre pays avait eu, à l'instar de la France, le courage de mettre sur pied la contribution de solidarité sur les billets d'avion.
Ces chiffres font amèrement regretter notre absence d'audace et l'attentisme qu'affiche la Belgique lorsqu'il s'agit, plutôt que de discourir sur le monde du partage, d'agir pour trouver des moyens additionnels et supplémentaires au financement de la coopération. J'ai d'ailleurs fait remarquer cet état de chose à votre collègue, M. De Decker, qui m'a fait part de tous les investissements consentis dans la coopération.
Je suis tout à fait d'accord pour dire que le gouvernement investit correctement dans la coopération au développement. Nous atteindrons les 0,7% et c'est très bien. Toutefois, nous savons que cela n'est pas suffisant. Il est question ici de recettes complémentaires et additionnelles aux 0,7%.
Monsieur le ministre, avec mon collègue du sp.a, j'avais proposé une contribution de 1 à 4 euros par billet d'avion pour les voyageurs de classe normale et de 10 à 40 euros pour ceux qui choisissent la classe business. Cela aurait permis de récolter près de 20 millions destinés à un fonds (le FIAM) en vue de lutter contre les maladies pandémiques et notamment le sida. Selon moi, il n'y a jamais assez d'argent pour lutter contre ce type de maladie dans les pays du Sud.
Je souhaiterais donc simplement et amèrement – si je puis m'exprimer ainsi - faire le point sur l'état d'avancement de la position belge. M. De Decker n'a pas répondu à mes questions et n'a donc pas fait avancer les choses.
Monsieur le ministre, la Belgique va-t-elle, a-t-elle ou pense-t-elle modifier sa position par rapport à cette contribution sur chaque ticket d'avion?
Dans le cadre des rencontres, des forums, des groupes d'études, continue-t-on à défendre la position d'observateur? Quelle position est-elle adoptée par le représentant du gouvernement belge lors de ces réunions? Existe-t-il réellement une position de notre gouvernement sur cette question?
Je vous remercie d'ores et déjà pour votre réponse, monsieur le secrétaire d'État.
07.02 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Monsieur le président, madame Lalieux, comme vous l'avez fait remarquer, la même question a été posée au ministre de la Coopération, lors de la réunion de la commission des Relations extérieures de la Chambre du 6 février 2007.
Je peux donc me référer à la réponse de M. De Decker qui, contrairement à ce que vous semblez dire - mais il s'agit ici d'une question d'interprétation -, me semble relativement complète.
La Belgique, comme beaucoup d'autres pays, est consciente du fait que les pays en voie de développement ont besoin de plus de ressources pour atteindre les objectifs du Millénaire.
Deux pistes sont ouvertes: une augmentation de l'aide officielle via le budget ou la mobilisation de nouvelles ressources via des mécanismes alternatifs. Afin de promouvoir et d'étudier cette nouvelle piste, le groupe pilote sur des contributions de solidarité en faveur du développement a été créé. Aujourd'hui, 46 pays sont membres de ce groupe pilote, dont la Belgique. Parmi ces pays, seule une minorité a introduit effectivement des mécanismes alternatifs de financement.
Au sujet des deux pistes mentionnées, le gouvernement a toujours été très clair: l'augmentation des ressources d'aides officielles via le budget est prioritaire. Quand nous atteindrons les 0,7% d'aide officielle en 2010, nous rejoindrons un petit club de pays respectant un engagement vieux de trois décennies. Ceci représentera également une augmentation considérable des ressources que la Belgique investit dans le développement des pays en voie de développement. Si tous les autres pays riches suivaient cet exemple, il ne faudrait même plus discuter de financement alternatif.
Cela veut-il dire que nous négligeons les mécanismes de financement alternatifs? Non, mais il faut être clair sur les priorités: les mécanismes alternatifs ne peuvent pas devenir un alibi permettant de ne pas réaliser les efforts nécessaires pour arriver aux 0,7% dans les délais prévus.
Pour ce qui concerne la taxe de solidarité sur les billets d'avion, notre position reste inchangée. Le ministre préfère un système de contribution volontaire et une action coordonnée au niveau européen. Il constate que la Belgique n'est pas le seul pays à étudier le dossier sans avoir pris encore de décision définitive. Jusqu'à présent, en Europe, seule la France a introduit une nouvelle contribution sur les billets d'avion. D'autres pays, comme le Royaume-Uni et la Norvège, utilisent les taxes existantes pour augmenter les ressources dédiées au développement. La Belgique continuera à suivre l'évolution des mécanismes alternatifs en ne se limitant pas à la seule contribution sur les billets d'avion. Il y a d'autres possibilités, comme l'a expliqué M. De Decker.
07.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, je crois qu'il existe deux mécanismes qui ne s'excluent pas mutuellement. C'est l'un et l'autre parce qu'il n'y a pas assez d'argent pour le Sud. La Banque mondiale montre que même si tous les pays y consacrent 0,7% du PIB, ce ne sera pas encore suffisant pour atteindre les objectifs du Millénaire. Vous l'avez bien rappelé, monsieur le ministre: cela fait 30 ans qu'on aurait dû atteindre ce chiffre. Cela fait donc 30 années de perdues. Les 0,7% ne représentent presque plus rien par rapport aux besoins de ces pays en développement. Pour moi, c'est donc l'un et l'autre et pas l'un ou l'autre. Par ailleurs, j'ai toujours reconnu les efforts accomplis par la Belgique dans ce domaine.
Encore une fois, notre proposition ne coûte pas un sou au budget: la France l'applique et cela n'a pas entraîné de baisse du transport aérien à partir de Paris. Un euro par billet, qu'est-ce que c'est quand un Coca-Cola sur un vol Virgin coûte 2,50 euros? Les gens continueraient à payer et à prendre ces billets d'avion. C'est surtout une question d'audace de la part du gouvernement belge. Quant à la contribution sur une base volontaire, nous ne sommes pas là pour faire la charité et pour placer des boîtes dans les aéroports où les gens déposent leur petite pièce. Nous sommes là pour recueillir de l'argent pour de vrais problèmes: le sida et la malaria – comme cette dernière arrive en Europe à cause du réchauffement climatique, on s'en souciera peut-être davantage à l'avenir.
Je suis une nouvelle fois très déçue et je constate que le gouvernement n'a toujours pas adopté de position commune, chaque ministre venant nous dire ce qu'il en pense lui. J'aimerais qu'un jour, il y ait une discussion au sein de ce gouvernement portant sur la contribution de solidarité.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: La question no 14152 de Mme Lalieux est transformée en question écrite.
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het gebouw van de FOD Financiën te Poperinge" (nr. 14276)
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het behoud van de diensten van de FOD Financiën in Poperinge" (nr. 14277)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le bâtiment du SPF Finances à Poperinge" (n° 14276)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le maintien des services du SPF Finances à Poperinge" (n° 14277)
08.01 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn eerste vraag handelt over het gebouw waarin de FOD Financiën in Poperinge is ondergebracht. Het gebouw is eigendom van de Regie der Gebouwen, de FOD Financiën is huurder. Het gelijkvloers van het gebouw heeft als eigenaar De Post.
Nagenoeg alle overheidsgebouwen in West-Vlaanderen zijn per 31 december 2006 al dan niet verkocht of ingebracht in de vastgoedbevek Befimmo.
Een paar jaar geleden, in 2005, was er sprake van de renovatie van het gebouw in Poperinge. Uiteindelijk bleek er in 2005 geen geld hiervoor ter beschikking te zijn. In 2006 was dit evenmin het geval. Voor 2007 zijn er nieuwe meubelen beloofd die zullen worden ondergebracht in dat gebouw dat nog steeds eigendom is van de Regie der Gebouwen. De parking aan de achterkant van het gebouw en de groenzone aldaar, bevinden zich in erbarmelijke en zelfs gevaarlijke staat.
Mijnheer de staatssecretaris, ik kom tot mijn vragen.
Het gebouw waarin de FOD Financiën te Poperinge is gehuisvest, werd in tegenstelling tot andere overheidsgebouwen niet verkocht. Blijft de Regie der Gebouwen eigenaar of zijn er plannen tot verkoop of inbrenging in de vastgoedbevak in de toekomst?
De renovatie van het gebouw en de heraanleg van de parking en de groenzone achter het gebouw worden reeds een aantal jaren in het vooruitzicht gesteld. Komt de beloofde renovatie er nog? In welke mate zal er gerenoveerd worden en wat is de timing?
08.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lahaye-Battheu, ten eerste, de federale overheid blijft voorlopig eigenaar. Het gebouw komt niet voor op de ontwerplijst van de binnenkort geplande verkopen, de Fedimmo 2-operatie.
Het renovatiedossier wordt thans op punt gesteld. Het zal binnenkort aanbesteed worden. De raming van de werken bedraagt 650.000 euro, inclusief btw en technieken. Wat de parking en het plaatsen van een slagboom betreft, kan ik meedelen dat deze dossiers werden opgemaakt. De Post moet evenwel een deel van deze kosten dragen volgens een verdeelsleutel. De Post weigert bij te dragen in de kosten en antwoordt dat beide dossiers zonder gevolg konden worden afgesloten. Dit betekent dat de werken aan de parking niet kunnen worden uitgevoerd. We moeten wachten tot De Post in dit dossier een andere houding aanneemt.
08.03 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de staatssecretaris, u zegt dat de overheid eigenaar blijft van het gebouw. De aanbesteding zal binnenkort gebeuren, als ik dat goed heb gehoord. Zou dat dit jaar al kunnen? Is er daarvoor in middelen voorzien op de begroting van dit jaar?
08.04 Staatssecretaris Hervé Jamar: Het woord “binnenkort” betekent voor mij dat het dit jaar mogelijk is.
08.05 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Wat het probleem van de parking betreft, zal ik mijn licht opsteken bij de bevoegde minister.
De voorzitter: U hebt uw tweede, samengevoegde, vraag nog niet gesteld, mevrouw Lahaye-Battheu? Ik dacht dat u ze samen gesteld had.
08.06 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de voorzitter, de samengevoegde vraag gaat over de tewerkstelling in het gebouw waarover ik daarnet een vraag heb gesteld.
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb al een aantal keren gevraagd of in het kader van het Coperfin-plan de tewerkstelling in Poperinge zal kunnen behouden blijven voor de diensten van Financiën. Het laatste antwoord dat de minister mij gaf, dateert van juni vorig jaar. Toen verklaarde hij letterlijk: "Er is geen beslissing tot de afschaffing van het kantoor in Poperinge. Er is integendeel in een nieuw contactcentrum voorzien in Poperinge. Het is dus een zeer positieve beslissing”. Dat waren de woorden van de minister vorig jaar.
Wat is de situatie vandaag? Er zijn 41 mensen aan de slag bij de FOD Financiën te Poperinge, verdeeld onder controle personenbelasting, controle kadaster, controle registratie, controle douane en accijnzen, het economaat en een refter die verbonden is aan de sociale dienst Diksmuide/Brussel.
De FOD huurt het gebouw van de Regie der Gebouwen en De Post is eigenaar van het gelijkvloers.
Het voorwerp van mijn geactualiseerde vraag is het volgende. Naar aanleiding van de betoging van de ambtenaren van Financiën, eind januari, werd er een brief verspreid waarvan de inhoud toch verontrustend is. In de brief stond dat Poperinge een van de gemeenten is waar een sterke vermindering zal optreden van het aantal tewerkgestelde ambtenaren. Meer nog, de diensten van douane en accijnzen, van het kadaster en van de registratie, zouden zelfs wegvallen.
Ik zou dan ook willen vragen of de minister zijn belofte om de diensten van de FOD Financiën in Poperinge te behouden, handhaaft. Zullen bepaalde diensten helemaal verdwijnen, zoals vermeld in de brief die ik juist heb geciteerd? Klopt die informatie of is dat gewoonweg verkeerde informatie?
Als er iets zou veranderen, wat zullen dan de concrete gevolgen zijn voor de 41 mensen die nu tewerkgesteld zijn op de dienst in Poperinge? Welke timing wordt vooropgesteld?
08.07 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, ik wens het geachte lid te verwijzen naar mijn uiteenzetting in de Kamer van volksvertegenwoordigers in maart 2004 over de resultaten van de Coperfin-studies, met een overzicht van de locaties waar in de toekomst de diensten van de FOD Financiën zullen georganiseerd worden. In dit overzicht staat Poperinge op de lijst van de op te richten contactcentra. Deze contactcentra zullen onder andere frontofficediensten voor particulieren en invorderingen aanbieden. Tot op heden is de uitvoering van dit plan nog niet aan de orde van de dag. Bovendien zal elke uitvoering vooraf het onderwerp zijn van een omstandig overleg met de verschillende besturen.
De vraag van het geachte lid is bijgevolg voorbarig. In Poperinge blijven de diensten van de FOD Financiën georganiseerd zoals vandaag om in de toekomst, bij uitvoering van het Coperfin-plan, te evolueren naar een meer volledige en gediversifieerde dienstverlening aan de belastingplichtigen.
08.08 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn toch wel geruststellend antwoord in die zin dat er thans nog geen sprake is van de uitvoering van het plan en dat er bijgevolg nog geen sprake is van het verdwijnen van diensten.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Marleen Govaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de gecertificeerde opleidingen in de FOD Financiën" (nr. 14259)
09 Question de Mme Marleen Govaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les formations certifiées au SPF Finances" (n° 14259)
09.01 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, graag kreeg ik meer informatie over de testen die uw overheidsdienst heeft afgenomen in het kader van de Copernicus-logica dat iemand die zich permanent bijschoolt meer zal verdienen.
In een aantal belangrijke departementen is meer dan de helft van de deelnemers niet geslaagd voor het examen. Ik heb vernomen dat er een herkansing zou komen. Is dit correct en zo ja, wanneer zal die herkansing plaatsvinden? Zal het nieuwe examen meer gebaseerd zijn op "kunnen" dan op "kennen"? Dit was een van de kritieken van de deelnemers. In sommige administraties zoals Douane en Accijnzen was er een soort openboekexamen en slaagde ongeveer 95%. In andere diensten waar men geen syllabus mocht raadplegen is meer dan de helft gebuisd.
Mevrouw Dreesen, de personeelsdirecteur, geeft toe dat er een probleem was bij de vraagstelling en dat er onduidelijkheid was bij de meerkeuzevragen. Bij sommige vragen was helemaal geen correct antwoord opgenomen in de drie keuzemogelijkheden; bij andere vragen waren twee of drie correcte antwoorden mogelijk. De verantwoordelijke voor de opleiding binnen de FOD Financiën daarentegen stelt dat er niets aan de hand was en dat het examen correct was opgesteld. Wie van beiden heeft gelijk, mijnheer de staatssecretaris?
Hebt u enig idee of er onder de gebuisden ook universitair opgeleiden waren? Deze vraag heb ik niet schriftelijk gesteld. Hebt u reeds overleg gepleegd met minister Dupont, bevoegd voor Ambtenarenzaken? Wat is het resultaat? Wanneer komt er een nieuwe test? Zullen de mensen die dan slagen de premie ontvangen met terugwerkende kracht?
09.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Het geachte lid beoogt wellicht de resultaten voor taxatie vennootschapsbelasting en voor invorderingssector btw. Ik wens er eerst en vooral aan te herinneren dat het globale slaagpercentage voor heel het departement oploopt tot meer dan 82% van de ambtenaren die hebben deelgenomen aan de in 2006 georganiseerde tests. Dit percentage is meer dan bevredigend. Het staat alleszins zeer ver af van het rampzalige resultaat waarover sommige media sinds kort berichten.
Zulke resultaten worden echter niet overal behaald, meer bepaald in de domeinen die het geachte lid ter sprake brengt. Het lijkt mij evenwel nodig deze in herinnering te brengen opdat iedereen over objectieve informatie zou beschikken. Wat de vennootschapsbelasting betreft, gaan de vermelde resultaten over de ambtenaren van niveau B. Ik wens eerst en vooral te benadrukken dat de bewering, dat de helft van de ambtenaren niet geslaagd is voor de test, niet juist is want het slaagpercentage is hoger dan 60%. Er moet echter een onderscheid worden gemaakt tussen de financiële deskundigen waar het slaagpercentage 51% bedraagt en de fiscale deskundigen waar het slaagpercentage 71% bedraagt.
Bij de invorderingsector btw geef ik toe dat het globale slaagpercentage laag is aangezien het slechts 42% bedraagt. Ik heb de administratie verzocht een volledige analyse van de resultaten te maken. Die analyse wordt nu uitgevoerd. Vanaf nu zullen de verantwoordelijken voor de opleidingen een opleiding organiseren om de betrokken ambtenaren op een hoger niveau te tillen. Deze opleidingen zouden hen moeten toelaten om een volgende keer met meer kans op slagen aan de gecertificeerde opleidingen deel te nemen.
Ik wens er tot slot aan te herinneren dat ik een brief tot mijn collega van Ambtenarenzaken, de heer Dupont, heb gericht om de herkansing van de niet-geslaagde ambtenaren in overweging te nemen.
09.03 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, als ik u goed begrijp, hebben de kranten overdreven, maar waar rook is, is vuur. Er zal toch wel iets van waar zijn. Het is niet goed dat de belastingplichtigen, die al veel reden tot klagen hebben, nu ook niet meer kunnen geloven dat hun controleur het beter weet. Ik betreur dat alles verkeerd werd gepercipieerd in de media.
Is er al overleg geweest met uw collega Dupont of gaat het enkel om een brief? Werden er reeds concrete afspraken gemaakt?
09.04 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Madame Govaerts, nous sommes un des départements dont on parle le plus, probablement parce que nous sommes les plus avancés en la matière. Aussi faisons-nous exception, dans le cadre de la Fonction publique, avec ces certifications. J'ai personnellement participé à plusieurs réunions syndicales. Je rappelle qu'une somme très importante a, à juste titre, été octroyée en décembre dernier, dans le cadre des primes qu'ont pu obtenir les différents agents ayant réussi.
L'organisation d'un second test, souhaité là où des difficultés se sont présentées, nous ramène à un régime d'exception pour lequel un accord gouvernemental s'avère nécessaire, en tout cas celui de la Fonction publique, qui pourrait estimer que ce qui est d'application au niveau des Finances doit valoir pour tous, etc.
Il est évident que ceux qui ont raté souhaiteraient obtenir une seconde chance, mais il faut également prendre conscience que nous sommes véritablement les premiers à nous être lancés dans cette possibilité. Ce n'est que récemment, en janvier, que cette lettre a été adressée au ministre Dupont. Des rencontres ont eu lieu avec les ministres Dupont et Reynders, lors des différentes manifestations qui ont eu lieu voici quelques semaines. Les syndicats suivent ce dossier de très près et nous espérons obtenir une réponse très prochainement.
09.05 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Het is duidelijk dat de herkansing en ook de premie er komen.
Het is slecht voor het vertrouwen van de burgers in de overheid, wanneer de Fiscus gedemotiveerd is of niet goed kan werken.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Benoît Drèze au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'application des mesures fiscales de l'AIP 2007-2008 dans le secteur non marchand, le secteur public et les ALE" (n° 14327)
10 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de toepassing van de fiscale maatregelen van het IPA 2007-2008 in de non-profitsector, de openbare sector en de PWA's" (nr. 14327)
10.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, l'accord interprofessionnel (AIP) 2007-2008 vise tant le secteur marchand que le secteur non marchand. Cet AIP prévoit notamment des mesures fiscales qui allègent le coût du travail, en particulier un renforcement des réductions de charges fiscales pour les heures supplémentaires.
Une réduction est accordée sur les salaires payés pour les 65 premières heures prestées en dehors des limites normales pour lesquelles un sursalaire légal est dû.
Par ailleurs, cet accord prévoit un non-versement par l'employeur du précompte professionnel à concurrence de 0,25% des salaires bruts déclarés avant retenue de la cotisation personnelle à la sécurité sociale, sans que cette correction puisse influencer le précompte professionnel ou l'impôt du travailleur individuel.
En tant que parlementaires, nous avons reçu une copie d'un courrier adressé au premier ministre le 13 février dernier par la fédération des CPAS de l'Union des villes et communes qui s'inquiète de l'application de ces dispositions.
Monsieur le ministre, ces deux mesures fiscales seront-elles appliquées de la même manière dans l'ensemble du secteur non marchand privé, des pouvoirs locaux et des ALE et dans le secteur marchand privé?
10.02 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Monsieur Drèze, je vous remercie pour votre question. Cependant il nous semble prématuré d'y répondre de manière définitive car le débat parlementaire en la matière n'a pas encore eu lieu.
Je peux confirmer que le projet de loi au sujet duquel le Conseil d'État vient de remettre son avis sera déposé dans les prochains jours au Parlement.
En ce qui concerne les points évoqués dans la question, ce projet comporte les caractéristiques suivantes.
Quant aux mesures relatives aux heures supplémentaires, les avantages en termes de pourcentages afférents aux mesures existantes sont renforcés. L'avantage "employeur" reste applicable au secteur marchand. L'avantage "travailleur" est applicable aux secteurs marchand et non marchand.
En ce qui concerne la mesure structurelle de dispense du versement du précompte professionnel de 0,25% du salaire brut, celle-ci s'applique aux secteurs marchand et non marchand, plus précisément définis comme étant les employeurs compris dans le champ d'application de la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires. Le champ d'application de la mesure structurelle diffère donc sur ce point de celui relatif aux heures supplémentaires, volet "employeur".
Je le répète, le débat aura lieu dans les prochains jours, d'abord en commission, puis en séance plénière. C'est surtout en commission que nous pourrons évoluer sur le terrain des explications plus précises sur ce sujet. Si cela s'avère nécessaire, nous pourrons envisager les amendements qui conviendraient.
10.03 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le secrétaire d'État, je ne suis pas rassuré totalement. Si vous renvoyez au débat parlementaire, c'est que vous reconnaissez qu'il existe des différences de traitement entre les secteurs marchand et non marchand.
J'entends que vous êtes ouvert à des amendements si ces différences se révélaient lors du travail parlementaire.
10.04 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Vous allez un peu vite!
Il s'agit d'un projet. De manière globale, il arrive que l'on se rende compte, en commission, que des difficultés ponctuelles, techniques ou autres se posent pour telle ou telle application. Il nous appartiendra d'envisager les choses de manière sereine. Nous devrons analyser le courrier de l'Union des CPAS de Wallonie – si mes souvenirs sont bons –, notamment à la lumière de votre question et nous préparer à mener un bon débat en commission et, ensuite, en séance plénière.
10.05 Benoît Drèze (cdH): En fait, il s'agit d'un courrier de l'ensemble des fédérations de CPAS de Wallonie, de Flandre et de Bruxelles. Nous y reviendrons lors du dépôt de votre projet au Parlement.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Benoît Drèze au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la fiscalité des travailleurs frontaliers Belgique/France" (n° 14328)
11 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de fiscaliteit van de grensarbeiders België/Frankrijk" (nr. 14328)
11.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, dans les médias et lors de débats publics, ainsi qu'à l'occasion du débat organisé jeudi passé par le secteur de la construction lors de l'ouverture de Batibouw en présence du ministre Reynders, votre collègue Rudy Demotte, ministre des Affaires sociales, a manifesté un intérêt particulier – sans doute parce qu'il n'habite pas loin de la frontière – pour les travailleurs frontaliers Belgique/France. M. Demotte a relevé notamment l'effet ciseaux de cotisations sociales personnelles plus basses dans notre pays et de cotisations fiscales plus basses en France. Cette situation amène un grand nombre de Français à travailler en Belgique et un beaucoup plus petit nombre de Belges à travailler en France. De ce fait, la France bénéficie de recettes fiscales plus importantes pour des postes de travail établis chez nous. En outre, cette situation tend à augmenter le chômage de nos compatriotes.
Par ailleurs, la Fédération des Entreprises de Belgique (FEB), dans le dernier numéro de sa newsletter INFOR FEB datée du 22 février 2007, fustige la situation fiscale sous ce titre: "Stratégie de la terre brûlée?". La FEB relève que "les négociations relatives à la modification de la convention préventive de la double imposition conclue avec la France ont, une nouvelle fois, échoué. Après l'échec des négociations en 2003-2004, une nouvelle stratégie avait été développée pour ramener la France à la table des négociations. La règle dite des 45 jours a ainsi été supprimée rétroactivement et sans concertation préalable et, depuis lors, l'action dure et inflexible du SPF Finances sur le terrain crée une situation jugée intenable. Cette stratégie n'ayant visiblement pas abouti, force est de constater que le pourrissement de la situation qui en résulte risque bien de mener à un scénario dans lequel il n'y aura plus que des perdants en Belgique."
Pour la FEB, "la situation actuelle est intenable. Elle paralyse le développement des entreprises, crée de graves tensions sur le marché du travail et aboutira à des délocalisations importantes d'activités vers les zones frontalières des pays voisins, lesquels manifestent précisément, et au même moment, la volonté d'en faire de réels pôles de développement trans-régionaux."
Monsieur le ministre, quelles sont, à ce stade, votre analyse et votre stratégie en la matière?
11.02 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Monsieur le président, monsieur Drèze, nous sommes évidemment conscients des problèmes que vous évoquez dans votre question. J'ai d'ailleurs été fréquemment interrogé à ce sujet. Ces problèmes sont dus essentiellement au régime frontalier prévu par l'actuelle convention franco-belge et à la forte différence de niveaux d'imposition entre la France et la Belgique, surtout en ce qui concerne les revenus professionnels peu élevés.
Une diminution de l'impôt belge des personnes physiques applicable à ces revenus – je parle surtout des moins élevés – permettrait de résoudre en grande partie ces problèmes. Comme nous avons déjà eu l'occasion de le dire, tant le ministre des Finances que moi-même sommes évidemment personnellement favorables à une telle diminution.
En attendant, nous continuons à penser que la solution des problèmes de la zone frontalière belgo-française doit passer par une révision de la convention et par la suppression de l'actuel régime frontalier. Deux rencontres entre les représentants des administrations fiscales belge et française le 15 décembre 2006 et le 14 février 2007 – le jour de la Saint-Valentin, on aurait pu penser que cela aurait pu produire de l'effet – n'ont toutefois pas permis d'aboutir à un accord.
D'autres rencontres seront nécessaires en vue d'arrêter les modalités d'application d'un régime transitoire pour les travailleurs frontaliers français occupés en Belgique et de déterminer la hauteur d'une compensation financière que la France verserait à la Belgique. Il est donc prématuré, à ce stade, de dire que les négociations ont échoué. Du côté belge, en tout cas, on continue à explorer toutes les possibilités de parvenir à un accord sur ces points.
11.03 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, sans vouloir polémiquer, les négociations ont échoué à ce stade!
Cependant, je suis heureux de constater que vous ne lâchez pas le dossier et que vous comptez le finaliser. Je voudrais souligner avec la FEB que plus le temps passe et plus la situation devient intenable. Aux yeux de certains, elle risque même de pourrir. Si le dossier n'est pas réglé avant les élections, il sera reporté fin de l'année et ce sera encore pire qu'aujourd'hui.
11.04 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Monsieur Drèze, le ministre Reynders, qui est en place depuis huit ans, a eu sept interlocuteurs dans ce dossier. Sept ministres des Finances se sont succédé en France et la reprise de ce dossier n'a pas été aisée. Nous le suivons toujours, mais quelques retards sont inévitables.
11.05 Servais Verherstraeten (CD&V): Si le premier ministre continue à assumer cette fonction, nous aurions certainement sept chefs de cabinet! C'est la même chose!
L'incident est clos.
De voorzitter: Wij komen thans aan vraag nr. 14282 van de heer Verherstraeten, punt 12 van onze agenda.
11.06 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, deze vraag heb ik ooit schriftelijk ingediend. Maanden later ben ik genoodzaakt om ze toch mondeling in te dienen om een antwoord te krijgen. Als de minister mij het antwoord schriftelijk wil bezorgen, wil ik ze nu terug in een schriftelijke vraag omzetten. Dan is dat voor mij afgehandeld.
De voorzitter: Vraag nr. 14282 van de heer Verherstraeten wordt in een schriftelijke vraag omgezet.
12 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de projecten van de Regie der Gebouwen die stilliggen of vertraging kennen" (nr. 14283)
12 Question de M. Servais Verherstraeten au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les projets de la Régie des Bâtiments à l'arrêt ou accusant un retard" (n° 14283)
12.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, vanwege budgettaire redenen zijn er in het kader van begrotingscontroles doorschuivingen geweest van investeringen die op langere termijn werden geschoven.
Ik had dan ook graag een overzicht gekregen van de projecten van de Regie der Gebouwen die stilliggen of vertraging hebben opgelopen.
Kunt u aangeven wat de oorzaak is van de vertraging of onderbreking?
Wat zal de timing van die vertraging zijn? Hoe zal dit verholpen worden?
12.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verherstraeten, volgende werken liggen stil of hebben vertraging opgelopen.
Ten eerste, renovatiewerken aan het administratief centrum in Diest. De ruwbouwwerken zijn voltooid. Men wacht nu reeds enige tijd bij gebrek aan voldoende middelen. Uit de verkoop van Fedimmo 1 wordt voor de Regie 60 miljoen euro ter beschikking gesteld. De Regie zal deze voltooiingswerken en de technieken voorstellen op de lijst van dringende werken.
Ten tweede, nieuwbouw van het rijksarchief in Leuven, in het Carnoygebouw. De ruwbouw is voltooid en wacht op de voltooiingswerken en de installatie van de technieken wegens gebrek aan voldoende kredieten. De Regie zal de voltooiingswerken voorzien op de lijst van werken die met de hierboven vermelde middelen uit de verkoop van onroerende goederen zullen worden uitgevoerd en de technieken op de prioriteitslijst van het eerste trimester van de gewone investeringsmiddelen voor 2007.
Ten derde, nieuwbouw voor de uitbreiding van het gerechtsgebouw te Ieper. Deze werken zijn volledig gerealiseerd. Na discussie moet de telefooninstallatie nu door de bezetter ten laste genomen worden. De Regie wacht op het antwoord van de FOD Justitie. Deze installatie werd reeds aanbesteed en wacht op vastlegging.
Ten vierde, het plaatsen van veiligheidsnetten tegen het werpen van voorwerpen in de gevangenis van Andenne. Dit werd voorlopig geweigerd door stedenbouw. Intussen werd er een beroep ingesteld.
Ten vijfde, herinrichting van twee vredegerechten in Mons. De technieken zijn in vertraging. De studie van het lot verwarming wordt afgewerkt.
Ten zesde, het vredegerecht van Enghien. De werken zijn vertraagd in afwachting van het vastleggen van de elektriciteitswerken. De vastlegging is voorzien voor het eerste trimester van 2007, met de gewone investeringsmiddelen.
Ten slotte, de inrichting van de zolderverdieping van de Kanselarij in de Wetstraat 16 te Brussel. De werken worden vertraagd omdat de draagkracht van de vloer is aangetast door ongecontroleerde boringen door onderaannemers. Verstevigingswerken worden uitgevoerd en de verantwoordelijkheden worden vastgesteld.
12.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het gaat hier, mijns inziens, om een structureel probleem. Veel zaken die u hier hebt opgesomd, zaten in het verleden reeds in de pipeline en hadden reeds lang moeten zijn afgerond. De schuchtere beloften dat dit in de loop van 2007 zal gebeuren, zijn uiterst twijfelachtig. Dat heeft te maken met een minder goede voorbereiding, een slechte budgettering en eenzijdige beslissingen in de begrotingscontrole.
In oktober, na de opmaak van de begroting 2007, heeft men nog de beslissing genomen om bijkomende investeringen te doen in onder meer de jeugdinstelling in Florennes, in een instelling voor halve vrijheden in Herentals en prefabgebouwen voor zestig geïnterneerden in Merksplas. Ik stel vast dat hiervoor niet in kredieten is voorzien in de begroting. Men wil dit eigenlijk politiek realiseren. Men heeft hieraan zoveel ruchtbaarheid gegeven. Als hierin in de begrotingscontrole van maart extra zal worden voorzien, zal dit weer ten koste van lopende dossiers gaan, onder meer de dossiers die u hier hebt vernoemd. Ik vind dit minder behoorlijk bestuur. Ik dank u evenwel voor het antwoord.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën over "de onafhankelijkheid van de fiscale bemiddelaars" (nr. 14329)
13 Question de M. Carl Devlies au secrétaire d'État à la Modernisation des Finances et à la Lutte contre la fraude fiscale, adjoint au ministre des Finances sur "l'indépendance des médiateurs fiscaux" (n° 14329)
13.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik verwijs naar mijn vraag nr. 13.980. U hebt mij toen meegedeeld dat er voor de nieuwe bemiddelingsdienst intern zou gerekruteerd worden. Aanvankelijk was er door de staatssecretaris nochtans gesproken over rekrutering van de helft externe medewerkers. Nadien is hij daar echter op teruggekomen.
U weet dat de Raad van State erg negatief is over deze nieuwe dienst omdat men oordeelt dat men niet tegelijk rechter en partij kan zijn. Zo kan men ook niet tegelijk bemiddelaar en partij zijn. De Raad van State verwijst trouwens naar de bemiddelingsopdracht van de federale ombudsmannen. De benoeming van de federale ombudsmannen gebeurt door het Parlement, wat garant staat voor hun onpartijdigheid, terwijl de bemiddelaars hier door de regering worden benoemd.
Ondanks de kritiek van de Raad van State en nu ook van de media blijft de staatssecretaris de samenstelling van de nieuwe dienst uit alleen fiscale ambtenaren verdedigen. In een interview in L’Echo van 23 februari jongstleden werpt hij op dat een gemengde samenstelling zoals in Frankrijk tot gevolg zou hebben dat heel ons juridisch arsenaal grondig zou moeten herzien worden.
Kan de staatssecretaris mij verduidelijken met wie de onderhandelingen werden gevoerd om tot het besluit te komen dat alleen fiscale ambtenaren deel zouden uitmaken van de fiscale bemiddelingsdienst? Wat bedoelt de staatssecretaris met een grondige herziening van ons juridisch arsenaal? Welke delen van onze wetgeving staan in de weg om een gemengde samenstelling mogelijk te maken?
U zegt ook dat er veel klachten zijn en dat de bemiddelingsdienst hieraan dient tegemoet te komen. Kan de staatssecretaris mij uitleggen door wie klachten worden behandeld binnen de FOD Financiën? Is dat de hiërarchische overste, de interne inspectie, de interne audit of nog een andere dienst? Hoe kan een fiscale bemiddelingsdienst tegemoetkomen aan de klachten door middel van een verslag wanneer de oprichting beantwoordt aan de voortdurende complexiteit van de fiscale wetgeving en aan de noodzaak om de belastingplichtigen akkoord te laten gaan met de heffing waaraan zij worden onderworpen? Ik verwijs naar de memorie van toelichting, parlementaire stukken van de Kamer 2006-2007, nr. 2873/1, pagina 87.
13.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, het is de opdracht van de fiscale bemiddelingsdienst om de aanvragen tot bemiddeling die hem worden voorgelegd in alle objectiviteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid en met inachtneming van de wet te onderzoeken. Verschillende pistes waren mogelijk om de onafhankelijkheid van deze dienst te waarborgen.
Na analyse is gebleken dat de werving van externe medewerkers slechts moeilijk kon worden verwezenlijkt en dat zulks een wijziging en/of een afwijking vereiste van de verschillende koninklijke besluiten met betrekking tot het statuut van het rijkspersoneel, de selectieprocedure, enzovoort.
Daarom werd beslist de onafhankelijkheid te waarborgen door de dienst rechtstreeks te laten afhangen van de voorzitter van de FOD Financiën, zoals bepaald met betrekking tot de dienst Voorafgaande Beslissingen.
In het licht van zijn opdracht probeert deze dienst de standpunten van de partijen met mekaar te verzoenen. Bij een succesvolle bemiddeling zal de administratieve beslissing die in het kader van het door de verzoeker ingestelde beroep werd genomen, deze vaststellen.
In andere gevallen leidt de complexiteit van de wetgeving ertoe dat de burger de genomen administratieve beslissingen niet altijd begrijpt. De tussenkomst van een autonome derde die de draagwijdte van de door de administratie genomen beslissingen uitlegt, zal ervoor zorgen dat de burger gemakkelijker instemt met de door de administratie genomen beslissingen.
Deze situaties vinden vandaag de dag reeds plaats, bijvoorbeeld op het niveau van de contactcel invordering, die, zoals de naam ervan aangeeft, de aanvragen behandelt van burgers die moeilijkheden kunnen ondervinden op het vlak van de invordering. De bemiddelingsdienst is een veralgemening van die dienst, die voortaan over een rechtsgrond beschikt.
Pour terminer, j'indiquerai que, voici une quinzaine de jours, nous avons eu tous les débats lors de la discussion avant le vote sur les dispositions diverses, chapitre par chapitre, pour aboutir ce matin au vote global. Le vote a fait l'unanimité moins deux abstentions: j'entends donc vos réserves à cet égard, mais je conclus malgré tout à un large consensus global pour cette nouvelle institution du conciliateur fiscal.
13.03 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, de dienst van de fiscale bemiddelaars doet mij wat denken aan de historiek van het kiwimodel. Men haalt een goed idee uit het buitenland maar bij de uitvoering wordt het van zijn doeltreffendheid ontdaan. Ik zou in dit verband toch even willen pleiten voor de oprichting van een Comité F. Het wetsvoorstel zal trouwens deze of volgende week in overweging worden genomen.
Dit Comité F zou zoals de Comités P en I in de schoot van het Parlement moeten worden opgericht. Het moet garant staan voor de onpartijdigheid en de onafhankelijkheid van de leden. Bovendien wordt het voorgezeten door een magistraat en zal er ook in onverenigbaarheden worden voorzien. Het Comité zal voor de helft samengesteld zijn uit ambtenaren van de FOD Financiën, politiediensten, fiscalisten van buiten de administratie en zal over een ruime onderzoeksbevoegdheid beschikken. Men zal ook zelf een dossier in handen kunnen nemen, wat vandaag niet mogelijk is. Een ombudsman kan vandaag geen dossier in handen nemen. Hij moet zich altijd wenden tot de administratie.
Ik heb het gevoel dat u tot een hervorming overgaat waarbij een hele reeks bemiddelingen mogelijk worden met betrekking tot de hoogte van de belastingen. Er is de rulingcommissie die u hebt opgericht. Er zijn de bemiddelaars. Er is het onbeperkte uitstel. Met betrekking tot al deze maatregelen ontbreekt in feite de democratische controle. Ik denk dat het hoog nodig is dat dit wordt verholpen en dat men een aantal essentiële taken voorbehoudt aan de administratie zelf. Deze administratie dient uiteraard te worden gestroomlijnd.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de verschillende toepassing van de wet door de dienst Voorafgaande Beslissingen en de Administratie van de belastingen" (nr. 14330)
14 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les divergences dans l'application de la loi entre le Service des décisions anticipées et l'Administration des impôts" (n° 14330)
14.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, in een ruling oordeelde de dienst Voorafgaande Beslissingen dat hij niet gebonden is door circulaires, maar enkel door de tekst van de wet. Concreet ging het over de vraag of twee raamovereenkomsten voor de productie van een film, gespreid over twee boekjaren, in aanmerking komen voor de tax shelter. De dienst Voorafgaande Beslissingen volgt niet de interpretatie van de circulaire, maar een eigen interpretatie die volgens de tekst van de wet niet verboden is. Het gaat over nr. 500.245 van 27 oktober 2005.
Op 24 oktober 2006 heeft het hof van beroep te Antwerpen nog een arrest uitgesproken waarin het stelt dat de beginselen van behoorlijk bestuur vereisen dat de fiscus zijn eigen circulaires toepast. Bijgevolg binden zowel de beslissingen van de dienst Voorafgaande Beslissingen als de circulaires de ambtenaren van de FOD Financiën. Door de dienst Voorafgaande Beslissingen buiten de administratie op te richten, rechtstreeks onder het gezag van de voorzitter van het directiecomité, heeft men een probleem inzake de gelijkheid van taxatie van belastingplichtigen gecreëerd. Sommige belastingplichtigen zullen een ruling hebben aangevraagd, de meeste anderen niet.
Creëert de regering geen klassefiscaliteit? Zij die kennis of geld hebben voor advies, komen bij de rulingcommissie terecht. De anderen ondergaan de minder gunstige circulaires, in casu in verband met de tax shelter.
Hoe garandeert de staatssecretaris de gelijkheid van taxatie van alle belastingplichtigen, wanneer verschillende interpretaties van de wet binnen de FOD Financiën worden gehanteerd?
Wat moeten de taxatieambtenaren doen indien de tot hen gerichte circulaires tegenstrijdig zijn met een voorafgaande beslissing?
Is men op deze manier, met een rulingcommissie die buiten de administratie van de belastingen en invorderingen werd opgericht en door de wijze waarop de fiscale bemiddelingsdienst zal worden opgericht, niet bezig met een parallelle administratie?
Zou men de klassieke administratie niet beter versterken in plaats van de ambtenaren met veel ervaring weg te zuigen naar die bijzondere diensten, waar extra vergoedingen worden toegekend?
Ware het niet beter de dienst Voorafgaande Beslissingen binnen de FOD Financiën onder te brengen in plaats van erbuiten?
14.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, de dienst Voorafgaande Beslissingen, de DVB, beschikt effectief over een gehele autonomie ten opzichte van de andere diensten van de FOD Financiën. Het is juist door de autonomie dat de dienst erkend wordt als snel en efficiënt werkend. Indien de DVB van mening is dat hij in een beslissing dient af te wijken van reeds eerder door de administratie ingenomen standpunten, neemt hij steeds contact met de centrale diensten om de mogelijke afwijkingen te bespreken.
Ook indien een standpunt dient ingenomen te worden ten opzichte van nieuwe wetgeving, heeft de DVB overleg met de centrale dienst. Het is juist om te vermijden dat er een klassefiscaliteit zou ontstaan, dat de beslissingen van de DVB op geanonimiseerde wijze op de website van de FOD Financiën gepubliceerd worden.
Hoewel de voorafgaande beslissingen in principe niet als precedenten kunnen worden gebruikt, kan men toch zeggen dat zij een kader aangeven waarbinnen belastingplichtigen hun geplande verrichtingen kunnen aftoetsen en eventueel ook een aanvraag over een voorafgaande beslissing kunnen indienen.
Wettelijk zijn alle andere diensten van de FOD Financiën gebonden door de beslissingen van de DVB, conform artikel 23, tweede lid van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, ook als in die beslissingen wordt afgeweken van bestaande rondzendbrieven en of commentaar op het WIB 1992.
Toen de DVB nog functioneerde als een dienst binnen de administratie, was er eind 2004 gemiddeld een termijn van 186 kalenderdagen nodig om tot een beslissing te komen. Op 1 januari 2005 is de vernieuwde DVB van start gegaan. Vandaag bedraagt de gemiddelde termijn voor het nemen van een beslissing 95 kalenderdagen. Ik meen dat dat toch een aanzienlijke verbetering inhoudt. Ik ben dan ook de mening toegedaan dat het niet opportuun is om de DVB weer binnen de FOD Financiën te plaatsen.
14.03 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, ik stel vast dat het werkelijk om een parallelle administratie gaat. De beste mensen worden naar die administratie overgebracht. Men kan dan inderdaad wat sneller werken, maar het legt wel een hypotheek op het geheel van het departement. Men zou moeten streven naar een goede werking van de FOD Financiën in zijn geheel in plaats van medewerkers weg te zuigen. Ik stel vast dat er nog altijd overleg met de centrale dienst moet gebeuren. Ik begrijp niet goed waarom men de dienst van de centrale dienst afzondert.
Ik stel ook vast dat de rulingcommissie beslissingen overruled door nieuwe uitspraken te doen. De vraag rijst dan of de gelijkheid van de belastingplichtige wel voldoende wordt gerespecteerd. Iemand die werkt op basis van een klassieke behandeling van het dossier, is wel onderworpen aan de rondzendbrief. Iemand die zijn dossier aan de rulingcommissie heeft voorgelegd, kan een overruling van de rondzendbrief genieten. Ik denk dat dat geen logische en juridisch veilige gang van zaken is.
14.04 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Je prends acte du fait que M. Devlies, s'il a la chance de devenir ministre des Finances, va supprimer le conciliateur, supprimer le ruling et supprimer la surséance indéfinie. Je le prends au mot. Il faut savoir aussi prendre ses responsabilités. Dans un nouveau service, il y a toujours des risques, des maladies de jeunesse et la critique est inévitable. Je prends acte de la décision de M. Devlies et j'en ferai part à tous ceux qui bénéficient du ruling, de la surséance indéfinie. Il faut prendre ses responsabilités quand on critique un organe qui fonctionne correctement.
14.05 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil de beleidsverklaring die wordt voorbereid, toch corrigeren. De kritiek heeft betrekking op het feit dat er een parallel systeem naast het bestaande systeem wordt gemaakt.
Het is beter om ervoor te zorgen dat men een geïntegreerd systeem heeft en dat de geïntegreerde administratie globaal tot goede resultaten komt. Twee administraties naast mekaar laten werken, een elitaire en een andere, heeft geen zin.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de belastingvermindering voor roetfilters" (nr. 14331)
15 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la réduction fiscale pour les filtres à particules" (n° 14331)
15.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, vorig jaar werd er volgens de Vlaamse Milieumaatschappij meer fijn stof in de Vlaamse lucht gemeten dan het jaar voordien. Fijn stof in de lucht is afkomstig van verwarming van gebouwen en van het dieselverkeer.
De regering verleent vanaf dit jaar een belastingvermindering voor uitgaven die tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald om een personenauto, een auto voor dubbel gebruik of een minibus met dieselmotor in nieuwe staat te verwerven, voor zover die motor standaard is uitgerust met een roetfilter en met een uitstoot van minder dan 130 gram CO2 per kilometer.
De maatregel gaat minder ver dan dat wij in ons wetsvoorstel nr. 2023 tot wijziging van het WIB 1992 teneinde een belastingvermindering toe te kennen bij de verwerving van een voertuig met dieselmotor met een lage uitstoot van verontreinigende deeltjes, hebben voorgesteld.
In Nederland heeft men ook een fiscale ondersteunende maatregel. Zo krijgt iedere Nederlander die op zijn nieuwe dieselauto het optievakje roetfilter aanvinkt, meteen 600 euro korting op de BPM, wat wij hier kennen als de BIV, de belasting op inverkeersstelling.
Niet alleen is het bedrag beduidend hoger, maar bij ons wordt er bovendien de voorwaarde aan gekoppeld dat de wagen niet meer dan 130 gram CO2 per kilometer mag uitstoten. In de praktijk blijft de gunstmaatregel voorbehouden voor modellen als de Peugeot 207, de Smart fortwo en nog wat andere compacte modellen. Ietwat grotere gezinswagens komen niet in aanmerking.
Mijnheer de staatssecretaris, kunt u mij verduidelijken waarom de regering een beperking van CO2-uitstoot koppelt aan de belastingvermindering voor de roetfilter? Wat hebben de uitstoot van fijn stof en broeikasgassen met elkaar gemeen? Moet men niet vooral grote diesels aan de roetfilter helpen? Op hoeveel nieuwe dieselwagens met roetfilter die in aanmerking komen voor de belastingvermindering, rekent de regering voor het jaar 2007?
15.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, de regering heeft een belastingvermindering ingevoerd voor de aankoop van nieuwe wagens met een lage CO2-uitstoot en de aankoop van nieuwe dieselwagens uitgerust met een roetfilter.
Beide maatregelen kaderen binnen het streven van de regering om de fiscaliteit ecologischer te maken. Weliswaar is de beperking van de uitstoot van fijn stof door middel van een roetfilter veeleer een maatregel ten gunste van de volksgezondheid, terwijl de terugdringing van de CO2-uitstoot in hoofdzaak het broeikaseffect moet helpen tegen te gaan.
Het belastingvoordeel voor roetfilters geldt enkel voor wagens met een beperkte CO2-uitstoot, omdat de regering, gelet op de beperkte budgettaire ruimte, vooral het uitrusten van kleinere wagens met een roetfilter heeft willen aanmoedigen.
Terwijl grote nieuwe dieselwagens vaak standaard uitgerust zijn met een roetfilter is de roetfilter bij kleinere modellen meestal een optie. Net voor die kleine wagens is de impact van de bijkomende kosten voor een roetfilter op de aankoopprijs belangrijker dan voor grote wagens.
15.03 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, u zegt dat het voor grote wagens meestal zo is. U geeft geen cijfers. Maar in elk geval, zelfs indien het meestal zo is, zijn die grotere wagens grotere vervuilers en zou alles eraan gedaan moeten worden om daarvoor ook resultaten te bekomen. Ik meen dat uw maatregel meer geïnspireerd is door de bekommernis omtrent een soort imagobuilding voor de regering, waarbij veeleer symbolisch aan milieupolitiek wordt gedaan, dan om tot effectieve resultaten te komen.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de verkoop en de wederinhuring van eigendommen van de Belgische Staat" (nr. 14335)
16 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la vente et la prise en location de propriétés de l'État belge" (n° 14335)
16.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, deze vraag slaat op de operaties die de regering doet rond de verkoop van eigendommen. We hebben de operatie Fedimmo 1 gekend. Fedimmo 2 is momenteel in opbouw. Minister Reynders heeft ook al gesproken over Fedimmo 3 en wellicht volgt ook Fedimmo 4.
Mijn vraag luidt of ook het plan bestaat om de verkoop van gevangenissen te integreren in die Fedimmo-operaties of in soortgelijke operaties.
Ik heb dat gerucht opgevangen en ben erin geïnteresseerd te weten of de gevangenissen van de stad Leuven ook daartoe behoren. Er zijn twee belangrijke gevangenissen in Leuven: de centrale gevangenis en de hulpgevangenis.
Mijnheer de staatssecretaris, ik had graag vernomen of het tot uw intenties behoort om ook die gevangenissen op de verkooplijst te plaatsen.
16.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, de Leuvense gevangenis is niet opgenomen in de voorselectie die de Ministerraad van 19 januari 2007 heeft goedgekeurd.
16.03 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, het gaat over Fedimmo 2. We kennen die lijst. Ik weet dat de Leuvense gevangenis niet is opgenomen in die lijst.
Minister Reynders heeft echter aangekondigd dat er nog bijkomende operaties zullen gebeuren.
Mijn vraag luidt of er gevangenissen zullen staan op die bijkomende lijsten. Bestaat de principiële bereidheid om al dan niet ook gevangenissen te verkopen?
Ten tweede, als dat dan gebeurt, hoe zit het dan met de Leuvense gevangenissen? Er zijn twee gevangenissen in Leuven, maar u hebt slechts over één ervan gesproken. Komen die twee gevangenissen dan ook mogelijkerwijze op die lijst voor? Mijn vraag gaat over de toekomstige operaties.
16.04 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Il y a eu l'opération 1. Quant à l'opération 2, elle a fait l'objet d'une présélection.
Tout à l'heure, vous n'étiez peut-être pas présent à ce moment-là, j'ai été interrogé à propos de l'IRM. J'ai expliqué globalement la procédure qui a été retenue: il y a d'abord une présélection – je vous rassure, la prison de Louvain n'y est pas reprise –, puis il y a le travail des experts qui se terminera par des réunions inter-cabinets et par une décision du Conseil des ministres, qui aura soupesé tous les dossiers afin de déterminer les immeubles qui feront l'objet de Fedimmo II. Voilà où nous en sommes à l'heure actuelle.
Je ne peux rien vous dire de plus si ce n'est que la prison de Louvain ne figure même pas dans la première liste, ce qui devrait être de nature à vous rassurer.
16.05 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, mijn bekommernis gaat eerder uit naar de volgende lijsten die in voorbereiding zijn. U ontkent ook niet dat die gevangenissen mogelijkerwijze op de volgende lijsten zullen staan. Ze staan niet op de lijst Fedimmo 2 – dat weet ik –, maar het is niet uitgesloten dat ze wel op de volgende lijsten zullen staan. Dat ontkent u ook niet.
16.06 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Le dossier est à l'instruction pour l'instant.
16.07 Carl Devlies (CD&V): Goed, dan blijft mijn bekommernis aanwezig. Ik ben niet gerustgesteld.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de toepassing van de vrijstelling van vennootschapsbelasting op kapitaal- en interestsubsidies (art. 193bis WIB)" (nr. 14336)
17 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'application de l'exonération de l'impôt des sociétés sur les subsides en capital et en intérêts (art. 193bis CIR)" (n° 14336)
17.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in het Wetboek voor inkomstenbelastingen bestaat sinds kort artikel nr. 193bis dat onder meer kapitaal- en intrestsubsidies die door de Gewesten in het kader van de economische expansiewetgeving worden toegekend aan vennootschappen om immateriële en materiële vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen, vrijstelt van vennootschapsbelasting.
Voor Vlaanderen komt de groeipremie daarvoor in aanmerking. In het besluit van de Vlaamse regering wordt erin voorzien dat de aanvragende vennootschap van de groeipremie de investering mag laten uitvoeren door een gelieerde patrimoniumvennootschap die behoort tot dezelfde groep als de aanvragende onderneming. Dat staat in artikel 13 §4 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 2003, gepubliceerd in het Staatsblad op 10 november 2003.
Heel wat vennootschappen zijn nu bezig met het opmaken van een jaarrekening en moeten het nieuwe artikel 193bis van het Wetboek van inkomstenbelastingen toepassen. Met de geciteerde passus duiken problemen op.
Stel dat de investering conform de subsidieaanvraag in grond en gebouw wordt uitgevoerd door de patrimoniumvennootschap die dan het gebouw verhuurt aan de vennootschap die de subsidie aanvroeg. De aanvragende vennootschap zal dan de subsidie doorstorten aan de patrimoniumvennootschap. Zal de fiscus dan het belastingvrije karakter van deze subsidie erkennen binnen de patrimoniumvennootschap?
Wat de inwerkingtreding van de belastingvrijstelling betreft, zal de fiscus kijken naar het belastbaar tijdperk binnen hetwelk de betekening gebeurt in hoofde van de aanvragende vennootschap of in hoofde van de patrimoniumvennootschap?
17.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, mijn administratie deelt mij mee dat bepalingen opgenomen in artikel 193bis §1, tweede lid, WIB 92, van toepassing zijn ten name van de vennootschap die recht heeft op de door het Gewest toegekende kapitaal- of intrestsubsidie.
Gelet op de beperkte tijd waarover mijn administratie beschikte, was het niet mogelijk om een grondig onderzoek naar alle fiscale gevolgen in te stellen.
Ik verzoek mijn administratie in overleg met het Vlaamse Gewest alle fiscale gevolgen van artikel 13 §4 van het besluit van 10 oktober 2003 van de Vlaamse regering binnen het kader van artikel 193bis van het WIB 92, te onderzoeken en mij dringend een gemotiveerd standpunt dienaangaande mee te delen.
Zodra ik in het bezit ben van de gemotiveerde zienswijze van mijn administratie, zal ik niet nalaten u die ter beschikking te stellen.
17.03 Carl Devlies (CD&V): Men is momenteel in veel bedrijven bezig met het opmaken van de jaarrekeningen. Dit is dus erg dringend. Kunt u een termijn vermelden binnen dewelke u mij zou kunnen antwoorden?
17.04 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Je n'en connais pas la date: je ne suis pas Madame Soleil et je n'ai pas de boule de cristal. J'ai répondu à la question pour l'instant.
17.05 Carl Devlies (CD&V): Ik stel geen vragen aan madame Soleil. Ik meen dat deze gerechtvaardigde vraag mag gesteld worden. Ik kan aannemen dat u niet onmiddellijk kunt antwoorden. U zou mij echter toch moeten kunnen verzekeren dat u binnen een termijn van laten we zeggen veertien dagen een volledig antwoord zult kunnen geven.
17.06 Hervé Jamar, secrétaire d’État: Je voudrais apporter une précision, monsieur le président. Hier, une minute avant le délai de clôture des questions, nous en avons reçu dix! À l'impossible, nul n'est tenu. On reçoit les questions à la dernière minute, comme si on se disait "Plus tard on dépose les questions, moins de temps il aura pour y répondre et mieux ce sera pour nous". Je ne sais pas ce qu'on recherche comme effet positif de cette manière. Je ne pensais pas en parler mais puisque vous me poussez dans mes derniers retranchements, je vous demanderai de me transmettre vos questions dès que vous les connaissez. La réponse sera peut-être plus fournie.
17.07 Carl Devlies (CD&V): De vragen worden natuurlijk binnen het kader van het Reglement gesteld. Nu zegt u dat ik wel een antwoord had gehad als ik de vraag drie dagen vroeger had gesteld. Vermits u geen termijn wilt geven, zal ik zelf een termijn van veertien dagen bepalen. Ik zal deze vraag opnieuw laten agenderen binnen veertien dagen. Men weet dus nu al dat deze vraag dan zal worden gesteld en men heeft dus voldoende tijd om zich voor te bereiden.
L'incident est clos.
De voorzitter: Rest thans de laatste vraag op deze agenda toe te vertrouwen aan collega Marinower. De vragen nrs. 14231 en 14350 van de heer Bogaert en vraag nr. 14306 van de heer Van den Eynde vervallen daar deze leden niets hebben laten weten. U mag dus in schoonheid eindigen, mijnheer Marinower met uw vraag over het nieuwe Justitiepaleis van Antwerpen.
17.08 Carl Devlies (CD&V): Ik dacht dat de heer Bogaert zijn vraag had laten uitstellen?
18 Vraag van de heer Claude Marinower aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het onderhoud van het nieuwe justitiepaleis van Antwerpen" (nr. 14207)
18 Question de M. Claude Marinower au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'entretien du nouveau palais de justice d'Anvers" (n° 14207)
18.01 Claude Marinower (VLD): Mijnheer de staatssecretaris, iets meer dan een jaar geleden is het nieuwe Antwerpse justitiepaleis plechtig geopend. Het nieuwe gebouw heeft op dat jaar tijd ruimschoots zijn nut bewezen. Als gebruiker ervan kan ik u verzekeren dat het een enorme vooruitgang is.
Een jaar van intensief gebruik heeft echter ook een aantal mankementen aan het licht gebracht. Zo is bijvoorbeeld de monumentale toegangstrap bij vriesweer af te raden omdat men anders boven of beneden een soort Europ Assistance moet gaan installeren. De passage van de glazenwassers heeft op verschillende plaatsen tot schade geleid die nog steeds niet is hersteld. Er schijnen problemen te zijn met verschillende toegangsdeuren en er is onenigheid over het wel of niet verlichten van het monumentale gebouw – een beetje indruisend tegen de huidige trend van het opmaken van lichtplannen in de steden. Ik ga niet alle details opsommen. U weet ook dat er problemen zijn geweest als de overstroming van het cellencomplex van het gebouw.
Mijn vragen zijn de volgende. Eerst en vooral, wat is de situatie van de oplevering van het gebouwencomplex? Zijn de euvels die ik zonet beschreef, en die nog intensiever beschreven zijn in bepaalde krantenknipsels die uw diensten zeker bekend zijn, daarin wel of niet betrokken? Hoe worden het courante onderhoud en de kleine herstellingen van het gebouw geregeld? Wat is de rolverdeling daarbij van enerzijds, de Regie der Gebouwen en anderzijds, Justinvest?
Zijn er inzake het onderhoud afspraken gemaakt over de timing? Op hoeveel wordt het courante jaarlijks onderhoud voor het gebouw begroot? Wat zijn de reële onderhoudskosten? Wat zijn de kosten van avondverlichting? Bestaat de mogelijkheid om die poort te verlichten, die toch de ingangspoort tot Antwerpen is voor de mensen die van de autostrade komen? Het is een monumentaal en schitterend gebouw. Alleen is daar ’s avonds gewoon geen zicht meer op.
Ten slotte wil ik u het volgende vragen. Ik heb nog net voor het weekend twee aanvullende kleine vraagjes opgestuurd, die naar ik aanneem ook in uw bezit zijn, of die in het bezit van uw diensten zijn, omdat ik heel toevallig toen ik er vorige week was, een van de verantwoordelijken van het gebouw zag.
Hij vroeg mij heel uitdrukkelijk of er wel in een budget voor het onderhoud is voorzien en wie dat budget beheert. De kleine euvels, die zich nu manifesteren, kunnen zich op korte of middellange termijn immers ontwikkelen tot vrij ernstige problemen.
Ik dank u voor uw antwoord.
18.02 Staatssecretaris Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, wat betreft de eerste vraag, de definitieve oplevering is gepland op 28 oktober 2007. Ter voorbereiding hiervan starten eerstdaags rondgangen door de Regie der Gebouwen, ter controle van het gegeven gevolg aan de opmerkingen gemaakt bij de voorlopige oplevering op 28 december 2005.
De in de vraag vermelde euvels hebben, op twee items na, niets te maken met de opleveringsprocedure. Ten eerste, de problematiek van de toegangstrap is gekend en in onderzoek bij de ontwerper. Zout strooien biedt een oplossing maar er wordt gewerkt aan een duurzamer voorstel zoals het plaatsen van metalen roosterelementen op de treden ter hoogte van beide trapleuningen.
Ten tweede, ook de problematiek van de toegangsdeur is gekend. Het onderzoek waarbij, na diagnose, een remedie per deur wordt bepaald, is aan de gang. De herstellingswerken zullen volgen.
De overige mankementen betreffen de tienjarige aansprakelijkheid rond de dakdichting - een expertise met onder andere SECO-technische controle is in uitvoering – en een verzekeringskwestie rond schade in de binnentuinen. Wat de nachtverlichting betreft, is alles uitgevoerd en geplaatst zodat het enkel een kwestie is van wie de elektriciteitsrekening zal betalen. De FOD Justitie meent terecht dat die kosten niet uitsluitend te haren laste kunnen worden gelegd.
Ten tweede, het onderhoud tot en met de definitieve oplevering zit grotendeels vervat in de offertes van de diverse aannemers die de werken hebben uitgevoerd en zullen uitvoeren. Daarna dienen onderhoudscontracten te worden afgesloten. Hiervoor zal een aanbestedingsprocedure worden georganiseerd door de Regie der Gebouwen voor de FOD Justitie. Dat is gepland voor het tweede trimester van 2007. In de opleveringsfase dienen de kosten voor de kleinere herstellingen door de diverse bouwpartners worden gedragen en dit in het kader van de oorzaak. Na de oplevering van het gebouw dient de eigenaar van het gebouw in te staan voor het eigenaarsonderhoud en de bezettende dienst voor het huurdersonderhoud, zoals wordt bepaald in de huurwetgeving.
Ten derde, de timing van het onderhoud zal in de bestekken van de onderhoudscontracten zijn vermeld, afhankelijk van de specifieke onderhoudsvoorschriften, de as built-dossiers en de richtlijnen ter zake uit het postinterventiedossier.
Ten vierde, vermits de aanbestedingen voor alle onderhoud nog moeten gebeuren, zijn de totale reële onderhoudskosten niet gekend. Als raming wordt een bedrag van 1,3 miljoen euro vooropgesteld.
Ten vijfde, de nachtverlichting is volledig uitgevoerd, maar wordt slechts sporadisch in werking gesteld, gelet op de onbeantwoorde vraag wie de rekening dient te betalen. Alleen de dakverlichting een jaar lang gedurende gemiddeld acht uur per nacht laten branden, kost 5.500 euro. Dit bedrag zal aanzienlijk verhogen als men ook de hele verdieping, la salle des pas perdus en zelfs de monumentale buitentrap wil verlichten. Voor het betalen van de energierekening wordt uitgekeken naar eventuele sponsors, want de FOD Justitie is geenszins bereidt die kosten alleen te dragen. Recent werd daarover een vraag aan de stad Antwerpen gesteld.
18.03 Claude Marinower (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het uitvoerig antwoord. Ik denk dat de zoektocht naar de sponsors nog een interessant verhaal kan worden. U zou de sponsors kunnen onderverdelen naar degenen die het cellencomplex willen sponsoren en naar wie wat wil sponsoren. Alle gekheid op een stokje, ik hoorde een aantal interessante zaken in uw antwoord naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen.
Ik hoor echter vooral dat er met betrekking tot een zeer ruim aantal problemen nog discussie bestaat over wie de rekeningen zal betalen. Dit zal wellicht aanleiding geven tot een aantal bijkomende vragen aan u of aan uw collega van Justitie opdat op de gestelde vragen een antwoord zou komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.23 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.23 heures.