Commission de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

 

du

 

mercredi 14 fÉvrier 2007

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

woensdag 14 februari 2007

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.11 heures et présidée par M. Dominique Van Roy.

De vergadering wordt geopend om 14.11 uur en voorgezeten door de heer Dominique Van Roy.

 

Le président: M. Tant m'a demandé de le remplacer en tant que président. Je demande votre indulgence.

 

Spijtig genoeg ben ik niet echt tweetalig en ik zal het dus in het Frans doen als u daarmee akkoord gaat.

 

Mme Lalieux étant excusée pour sa question n° 13973, je donne immédiatement la parole à Mme Pieters pour sa question n° 14066.

 

01 Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "de uitvoeringsbesluiten van de wet betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk" (nr. 14066)

01 Question de Mme Trees Pieters au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "les arrêtés d'exécution de la loi relative au droit de suite au bénéfice de l'auteur d'une oeuvre d'art originale" (n° 14066)

 

01.01  Trees Pieters (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 23 januari verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet houdende de omzetting in Belgisch recht van de richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement in de Raad van 27 september 2001, betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk.

 

Bij de bespreking van de wet in het Parlement was er onder meer heel wat te doen omtrent het drempelbedrag vanaf hetwelk het volgrecht zal worden toegepast. U liet de keuze aan de parlementsleden, maar ook zij konden niet tot een vergelijk komen. Een amendement dat toen werd ingediend heeft de keuze opnieuw bij de regering gelegd.

 

Ik wou met deze vraag even polsen hoever het staat met de opmaak van de uitvoeringsbesluiten. Wanneer kan het KB in werking treden en hoe hoog zal het drempelbedrag zijn, want dat is het belangrijkste?

 

01.02 Minister Marc Verwilghen: Mevrouw Pieters, zoals u aangeeft werd de wet die de omzetting van de richtlijn volgrecht heeft waargemaakt, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 januari 2007. Momenteel wordt een eerste ontwerp van uitvoeringsbesluit van het KB uitgewerkt. Aangezien heel wat praktische zaken dienen te worden geregeld, zoals de kennisgeving door de galerijen en dergelijke, zal er een consultatie van de betrokken milieus nodig zijn. Eens dit ontwerp is uitgewerkt zal de consultatieprocedure worden opgestart. We zitten dus ongeveer in die fase.

 

Ten tweede, alvorens de wet in werking kan treden moet uiteraard het regelgevend kader, in het bijzonder de administratieve aspecten daarvan –de wijze en termijn van kennisgeving, de betaling, de uitoefening van het recht op inlichtingen, enzovoort, duidelijk worden geregeld. De uitwerking daarvan, en meteen ook de inwerkingtreding van de wet, zal pas kunnen worden bepaald wanneer de praktische regeling van al deze aspecten is uitgewerkt.

 

Gelet op het grote aantal aangelegenheden dat nog moet geregeld worden, denken we dat de uitwerking van dat KB toch wel enkele maanden in beslag zal nemen. Ik probeer dat zo kort mogelijk te houden maar het moet toch wel echt op punt worden gezet.

 

Ten derde, de nieuwe tekst van artikel 12 van de auteurswet zal het volgende bepalen. Ik citeer: "Teneinde verschillen weg te werken die negatieve effecten hebben op de werking van de interne markt zal de Koning de drempel van 1250 euro kunnen wijzigen zonder evenwel een bedrag te mogen inhouden dat hoger is dan 3000 euro". Derhalve zal moeten geanalyseerd worden of die drempel van 1250 euro negatieve effecten heeft op de werking van de interne markt. Uiteraard dienen daarvoor de drempels gekend te zijn die in andere lidstaten bepaald zijn of bepaald zullen worden.

 

Een aantal kennen we; ik heb ze vorige keer opgesomd. Maar er zijn dus ook een aantal wetgevingen van onze buurlanden die kortelings op dit punt landen, wat ons zal toelaten met meer zekerheid de exacte drempel te bepalen die moet weerhouden worden.

 

01.03  Trees Pieters (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uit uw uitleg kunnen we alleen maar concluderen dat we nog niet veel verder staan en dat we nog een aantal maanden moeten wachten vooraleer we zien hoe alles evolueert en wat de hoogte van de drempel is. Ik kom hier nog op terug.

 

01.04 Minister Marc Verwilghen: Uit de contacten die ik met het betrokken milieu heb gehad, de mensen van de galerijen, blijkt dat zij eigenlijk het liefst bij die besprekingsronde betrokken worden en dat zij hun gedacht daarin kunnen zeggen. Ik denk eerlijkheidshalve dat dit makkelijker tot een oplossing zal leiden dan het eenzijdig van bovenaf op te leggen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "de plotse stijging van de tewerkstelling in het derde kwartaal van 2006" (nr. 14089)

02 Question de Mme Trees Pieters au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "l'augmentation soudaine de l'emploi au cours du troisième trimestre de 2006" (n° 14089)

 

02.01  Trees Pieters (CD&V): Mijnheer de minister, in het derde kwartaal van 2006 zou de werkgelegenheid in ons land fors toegenomen zijn. Het totaal aantal werkenden zou met 61.000 gestegen zijn tegenover het tweede kwartaal.

 

Dit werd tenminste zo op 5 en 6 februari in de media bekend gemaakt. Die cijfers zouden berekend zijn door de FOD Economie na een driemaandelijkse enquête naar de arbeidskrachten.

 

Die cijfers doen uitschijnen dat het uitstekend gaat met de Belgische arbeidsmarkt.

 

Mijn vraag is of dit wel zo is. Onmiddellijk daaraan gekoppeld is de vraag wat de link is om cijfers van twee opeenvolgende kwartalen met elkaar te vergelijken. In het derde kwartaal wordt bijvoorbeeld veel beroep gedaan op jobstudenten, waardoor het aantal werkenden tijdelijk de hoogte inschiet en verder zeggen cijfers van één kwartaal weinig over trends op de arbeidsmarkt.

 

Dezelfde jobcijfers van de FOD Economie leren dat het aantal werkenden over de eerste 3 kwartalen van 2006 met amper 8.000 is toegenomen in vergelijking met dezelfde periode in 2005 en dat de werkgelegenheidsgraad, ondanks die kleine toename van het aantal werkenden, is gedaald van 61% naar 60,6%.

 

Hoogst opmerkelijk is de stijging van het aantal 50-plussers in dat derde kwartaal met 55.000, want in de eerste twee kwartalen ging het aantal werkende 50-plussers nog met 42.000 omlaag.

 

Dit zijn merkwaardige cijfers. Ik zou niet liever hebben dan dat die cijfers klopten, maar ik heb daar mijn bedenkingen bij. Mijnheer de minister, is er een verklaring voor die plotse stijging in de cijfers? Kan de administratie hiervoor een verklaring geven? Is het correct om de cijfers van twee opeenvolgende kwartalen met elkaar te vergelijken en hieruit conclusies te trekken voor trends in de arbeidsmarkt?

 

02.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Pieters, ik geef eerst een toelichting over het instrument. De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de Federale Overheidsdienst Economie berekent sedert 1999 de kwartaalcijfers over de tewerkstelling en de werkloosheid, op basis van de Belgian Labour Force Survey. Het is een enquête naar de arbeidskrachten. Dat wordt gecoördineerd door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, het fameuze Eurostat.

 

De reeks kwartaalcijfers vanaf 1999 wordt ook door de FOD Economie gepubliceerd op zijn website statbel.fgov.be/downloads. Het is een steeds terugkerende publicatie van cijfers die een Europese vergelijking mogelijk maken voor bepaalde indicatoren.

 

De resultaten voor het derde kwartaal van 2006 zijn gebaseerd op een effectieve steekproef van een kleine 23.000 personen ouder dan 15 jaar. De methodologie bleef onveranderd ten opzichte van de vorige kwartalen, waardoor een vergelijking van twee opeenvolgende kwartalen perfect mogelijk is, en zulks om op een snelle wijze kortetermijnevoluties op de arbeidsmarkt te kunnen detecteren.

 

Uiteraard kunnen er seizoenseffecten meespelen. Dat wordt dan ook duidelijk gemeld in het persbericht. Traditioneel stijgt de werkloosheid sterker in het tweede kwartaal in vergelijking met de andere kwartalen. De invloed van de jobstudenten in het derde kwartaal is in de enquête naar de arbeidskrachten niet zo erg groot, omdat veel jobstudenten niet melden dat zij werken en zich veeleer in de groep van studenten, de inactieven, catalogeren.

 

Het aantal jobstudenten in het derde kwartaal van 2006 wordt geraamd op 30.000, ten opzichte van 7.500 in het tweede kwartaal. Dat onderstreept nogmaals de stelling die ik zojuist heb aangehaald. De cijfers van de jobstudenten komen overeen met wat de vorige jaren ook is vastgesteld.

 

Daarnaast moet ook met een tegengesteld effect rekening worden gehouden. Het aantal personen tewerkgesteld in het onderwijs daalt namelijk traditioneel tijdens het derde kwartaal, in het geval van het derde kwartaal van 2006 met min 18.000.

 

Om de trend op een arbeidsmarkt weer te geven is een breder tijdsperspectief nodig. Het persbericht besteedt uitgebreid aandacht aan de evoluties van de eerste drie beschikbare kwartalen van 2006 ten opzichte van dezelfde kwartalen in 2005. Omdat de bevolking op actieve leeftijd sterker is toegenomen dan het aantal werkende personen, daalt ook de werkgelegenheidsgraad.

 

Met andere woorden, het persbericht geeft op een neutrale manier weer wat wordt vastgesteld op basis van de enquête naar de arbeidskrachten voor het derde kwartaal van 2006, zoals dat voor elk voorafgaand kwartaal sedert 1999 is gebeurd. De gehanteerde methodologie en de resultaten zijn vrij te raadplegen op de website.

 

Het geven van verdere interpretaties behoort evenwel niet tot de bevoegdheid van de algemene directie Statistiek van de FOD Economie. Zij is toeleveraar van dit materiaal. Het zijn anderen die daarmee werkzaamheden verrichten. Zij kunnen dat in opdracht doen. Dat kan ook op een gecoördineerde manier door Eurostat gebeuren. Het belangrijkste is dat de cijfers er regelmatig zijn en dat ze een trend kunnen weergeven. Dat moet echter met de nodige omzichtigheid gebeuren omwille van de evoluties op bepaalde tijdstippen in het jaar.

 

02.03  Trees Pieters (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor de informatie. U zegt terecht dat dit in een breder tijdsperspectief moet worden bekeken. Dat lijkt mij duidelijk. Als men twee kwartalen met elkaar vergelijkt, heeft dat zin op zeer korte termijn, maar niet wanneer men een periode in een jaar vergelijkt met een periode in vroegere jaren. Hier heeft men toch een ietwat eenzijdig beeld opgehangen. Dat heeft de pers de volgende titel ontlokt: “De overheid goochelt met jobcijfers”. Het is niet goed dat de overheid cijfers de wereld instuurt die positiever zijn dan ze in werkelijkheid zijn. Ik neem aan dat de FOD Economie dat op regelmatige tijdstippen doet. U zegt dat andere instanties voor verdere interpretatie instaan, wellicht met andere argumenten.

 

Uit wat ik heb gelezen, kan men toch wel grote vraagtekens plaatsen, voornamelijk over de 50-plussers in het derde kwartaal. Dat zou plots met 55.000 zijn gestegen. Wij weten allemaal dat de 55-plussers massaal afhaken. Er is met moeite 25% aan het werk. Als wij dat vergelijken met het vorig jaar, zien wij dat er een sterke daling is. Iets daarin lijkt mij toch onlogisch. Het is niet slecht dat de FOD Economie de cijfers opmaakt voor andere instanties, maar het zou voorzichtiger moeten zijn met de publicatie ervan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "de weigering van de schuldsaldoverzekering bij chronisch zieken" (nr. 14098)

03 Question de Mme Greta D'hondt au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "le refus d'accorder une assurance de solde restant dû aux malades chroniques" (n° 14098)

 

03.01  Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de minister, ik veroorloof mij nog eens terug te komen op de schuldsaldoverzekering. Eens men die schuif opentrekt, schrikt men van de reacties die bij de mensen loskomen.

 

Begin januari, mijnheer de minister, heb ik u een vraag gesteld over de schuldsaldoverzekeringspremie, die volgens mijn informatie opliep tot 300% voor mensen die lijden aan de ziekte van Crohn. U hebt mij toen gezegd dat in het korte tijdsbestek tussen de indiening van de vraag en het antwoord uit uw gegevens bleek dat het 150% zou zijn. Ik kan u alleen zeggen, mijnheer de minister, dat sinds het stellen van die vraag bij mij een pak brieven en mails toegekomen zijn die onderstrepen dat de premies oplopen tot 300% of 400%.

 

Maar goed, eens ik daarmee bezig was, worden nog andere klachten bij mij aangekaart. Zo wordt mij gemeld dat sommige personen gewoon geen schuldsaldoverzekering kunnen krijgen. Hun wordt de schuldsaldoverzekering geweigerd.

 

Ik heb in mijn vraag al het voorbeeld gegeven van patiënten die lijden aan systeemlupus, een auto-immuunziekte waarvan men zegt dat er voldoende medicatie bestaat om ze beheersbaar te houden en dat ze niet levensbedreigend zou zijn. Toch krijgen de betrokkenen geen schuldsaldoverzekering.

 

Misschien zijn er nog andere aandoeningen waarbij de patiënt die eraan lijdt, ofwel een hogere premie moet betalen, of erger gewoon geen schuldsaldoverzekering kan krijgen.

 

Mijnheer de minister, hebt u, ten eerste, zicht op het aantal mensen aan wie een schuldsaldoverzekering wordt geweigerd wegens het bestaan van een chronische ziekte? Of is het inderdaad alleen beperkt tot die aandoening?

 

Ten tweede, wat is eigenlijk de reden waarom personen die aan systeemlupus lijden, geen schuldsaldoverzekering kunnen krijgen, hoewel die ziekte, tenminste volgens de informatie waarover ik beschik, perfect beheersbaar en zeker niet levensbedreigend is?

 

Mijn derde vraag is een principiële of fundamenteel maatschappelijke vraag. Is het aanvaardbaar of verdedigbaar dat personen worden geweigerd om een schuldsaldoverzekering aan te gaan?

 

Tot slot, begin januari hadden we het over de hoogte van de premies en vandaag over de weigering van de schuldsaldoverzekering. De schuldsaldoverzekering is toch enorm belangrijk in het kader van de verwerving van een eigendom, waarvan we allemaal voorstander zijn, al was het maar als extra verzekering tegen de oude dag. Sommige categorieën van mensen hebben het al moeilijk, gezien hun aandoening, om te sparen tijdens hun actieve loopbaan. Maken wij het op die manier voor die mensen niet bijna onmogelijk om een eigendom te verwerven?

 

03.02 Minister Marc Verwilghen: Mevrouw D’hondt, op uw eerste vraag moet ik antwoorden dat ik binnen de korte tijd waarover ik beschikte om uw mondelinge vraag te beantwoorden, geen exact zicht heb kunnen krijgen op het aantal personen dat een schuldsaldoverzekering wordt geweigerd. Ik heb die vraag ondertussen wel gesteld aan de overkoepelende organisatie van de verzekeringen. Zodra die informatie mij toekomt, zal ik u ze laten geworden.

 

Ten tweede, de principes die de problematiek beheersen, heb ik al uiteengezet naar aanleiding van de vorige vraag, waarnaar u hebt verwezen en die handelde over de ziekte van Crohn. Die principes gelden in feite bij elke ziekte of handicap die, wat de schuldsaldoverzekering aangaat, een invloed heeft op het overlijdensrisico. De toegepaste premieverhoging moet door de verzekeraar gerechtvaardigd kunnen worden aan de hand van objectieve gegevens, die aantonen dat het overlijdensrisico daadwerkelijk hoger ligt. Indien – ik kan dit alleen maar herhalen – de premieverhoging niet in verhouding staat tot het verhoogde overlijdensrisico van de zieke patiënt, dan is de verhoogde premie onrechtmatig. Het teveel betaalde door de patiënt kan eventueel retroactief worden gerecupereerd.

 

Hij kan dat doen binnen de gemeenrechtelijke termijn van verjaring, dat wil zeggen binnen de 10 jaar.

 

Een dekkingsweigering is veel moeilijker te bestrijden. Men moet een onderscheid maken tussen een verhoogde premie en de eigenlijke dekkingsweigering. Dit laatste is veel moeilijker te bekampen omdat in België deze materie wordt beheerst door de contractuele vrijheid. Dat is trouwens niet alleen eigen aan de verzekeringssector. Niemand kan worden verplicht om te contracteren, tenzij een contractweigering louter arbitrair zou zijn. De bewijslast van dit laatste rust op de persoon die beweert dat hij het slachtoffer is van een arbitraire weigering. In dit geval is dat de kandidaat-verzekeringsnemer. Indien de ziekte, zoals u voorhoudt, zeker niet levensbedreigend is – waarop ik persoonlijk geen zicht heb – dan zou de weigering van de verzekeraar om te contracteren eigenlijk kunnen worden beschouwd als arbitrair en zou dat mechanisme kunnen werken.

 

Uw derde vraag gaat over de chronisch zieken en personen met een handicap, die geen verzekering kunnen bekomen of slechts tegen een zeer hoge bijpremie die de verzekering voor hen bijna onbetaalbaar maakt. Ter zake zou ik willen herhalen wat ik ook op de vorige vraag reeds heb geantwoord, namelijk dat de overheid in deze haar verantwoordelijkheid moet opnemen. Het gaat om een maatschappelijk probleem. Het lijkt mij dan ook een primaire taak van de overheid om in dergelijke gevallen de maatschappelijke solidariteit te laten spelen en dus een aantal inspanningen te doen.

 

Uw vierde en laatste vraag. Er kan volgens mij geen recht op verzekering voor iedereen worden afgekondigd, ongeacht de gezondheidstoestand, zonder het verzekeringssysteem in gevaar te brengen. Dit betekent niet dat deze personen in de kou moeten blijven staan. Ik herhaal dat in deze de maatschappelijke solidariteit moet spelen. De Staat moet hier zijn verantwoordelijkheid opnemen en dit veronderstelt een initiatief dat door de ministers van Volksgezondheid en Begroting wordt genomen. Ik weet dat op de agenda van de Ministerraad van vrijdag aanstaande het wetsontwerp van de minister van Volksgezondheid staat, dat tegemoet probeert te komen aan dit onderdeel.

 

03.03  Greta D'hondt (CD&V): Dank u voor het antwoord, mijnheer de minister. Wij gaan vooruit. Ik kan u alleen zeggen dat naar aanleiding van de vorige vraag en uw antwoord erop in een aantal heel concrete gevallen over de verzekeringspremie ineens kon worden onderhandeld voor de betrokkenen. Ze is aanzienlijk gedaald, tot de helft of een derde van het oorspronkelijke bedrag. Eigenlijk hebben parlementaire vragen en ministeriële antwoorden dus soms toch een reële impact. Ik zeg dat heel serieus. Het is eigenlijk erg dat mensen hierop moesten wachten om de te betalen premie tot een redelijk bedrag te zien herleiden.

 

Ik hoop dus dat dit ook het geval zal zijn voor dit antwoord. Ik begrijp er twee dingen uit. Ten eerste vindt u het zelf eigenlijk maatschappelijk heel discutabel als iemand werkelijk finaal wordt geweigerd. Ten tweede komt er een ontwerp waarin de minister van Volksgezondheid deze zaak zal regelen. Ik zal dat met aandacht opzoeken en lezen. Een verzekering is een verzekering en men kan het in een vrije markt niemand verwijten dat men rekening houdt met het risico. Dat men echter iemand uitsluit in een heel belangrijk segment is erg. Dat heeft niets meer te maken met de vrije markt maar wel met het dubbel bestraffen van de ziekte van mensen. Vrije markt of niet, dat kan niet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Il semble que M. Wathelet ne pourra pas nous rejoindre. Sa question n° 14117 est donc reportée.

 

Le développement des questions et interpellations se termine à 14.34 heures.

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 14.34 uur.