Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

mercredi 14 février 2007

 

Matin

 

______

 

 

van

 

woensdag 14 februari 2007

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.08 uur en voorgezeten door mevrouw Martine Taelman.

La séance est ouverte à 10.08 heures et présidée par Mme Martine Taelman.

 

De voorzitter: Aan de orde komt de vraag van de heer Van Parys over "het tekort aan speurders van de federale gerechtelijke politie in het arrondissement Charleroi".

 

 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijn vraag is samengevoegd met een andere vraag van collega Salvi. Mag ik een voorafgaande vraag stellen?

 

 Laurette Onkelinx, ministre: Mme Salvi n'est pas là, madame la présidente?

 

La présidente: Elle nous a avertis de ce qu'elle ne pouvait être présente qu'à 11 heures. Or, à cette heure-là, nous aurons terminé les questions.

 

Wij zullen proberen mevrouw Salvi te verwittigen.

 

 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik had nog een andere vraag ingediend, maar die staat niet op de agenda. Het is met name een vraag met betrekking tot gratis heroïneverstrekking in Luik. Ik heb met de diensten contact genomen en men heeft mij meegedeeld dat de minister van Justitie de vraag zou doorschuiven naar de minister van Volksgezondheid.

 

Mevrouw de voorzitter, dat lijkt mij absoluut ondenkbaar. Het verstrekken van heroïne en het gecontroleerd verstrekken van heroïne is immers een gelegenheid die behoort tot de bevoegdheid van de minister van Justitie. Het heeft weliswaar iets te maken met Volksgezondheid, maar de problematiek is alleszins een problematiek die in onze commissie ter sprake moet kunnen komen. Daarom vraag ik de minister of zij bereid is die vraag te beantwoorden.

 

 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, je répondrai sans aucun problème.

 

J'indique simplement que des questions seront transmises au ministre de la Santé publique car elles concernent avant tout une expérience médicale.

 

Je le répète, je suis prête à donner le point de vue de la Justice mais pas aujourd'hui.

 

 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik had mijn vraag nochtans tijdig ingediend. Ik heb dat gisterenochtend om 9.00 uur gedaan. Ik blijf dus op mijn honger zitten.

 

De voorzitter: Ik krijg de vragen die het voorzitterschap aan onze commissie toewijst. De desbetreffende vraag staat niet op de agenda.

 

 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik verwijt u niets.

 

De voorzitter: Ik zal inlichtingen nemen. Meer kan ik daarover vandaag echter niet zeggen.

 

 Tony Van Parys (CD&V): Het probleem is dat als de vraag vandaag niet aan bod kan komen, ze pas na de krokusvakantie kan worden gesteld.

 

De voorzitter: Tenzij u de vraag in de plenaire vergadering zou stellen.

 

 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, je n'ai pas l'impression que la diacétylmorphine sera distribuée pendant les vacances de carnaval!

 

 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de minister, u kunt het natuurlijk ridiculiseren!

 

 Laurette Onkelinx, ministre: Le cdH a marqué son accord à Liège pour attendre un peu.

 

 Tony Van Parys (CD&V): De minister kan dit natuurlijk ridiculiseren!

 

De voorzitter: Mijnheer Van Parys, ik zal mij daarover inlichten. Ik begrijp het probleem, maar het staat niet op de agenda. Ik heb die beslissing niet genomen.

 

 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de voorzitter, als de minister het zo licht opneemt en zegt dat er tijdens de carnavalweek geen heroïne zal verstrekt worden in Luik, dan wil ik daarop toch even reageren.

 

Mevrouw de minister, als wij vaststellen dat u zich boven de wet stelt door beslissingen te nemen om in Luik heroïne te verstrekken en daarvoor 3,3 miljoen euro uittrekt, waarmee u twaalfhonderd verslaafden zou kunnen behandelen zoals men dat in Vlaanderen bij De Sleutel doet, dan geloof ik dat er nood is om daarover dringend een debat te hebben in deze commissie.

 

De voorzitter: Mijnheer Van Parys, u kent de wegen hier waarschijnlijk beter dan ik. U hebt de mogelijkheid om die vraag, als ze dringend is, morgen in de plenaire vergadering te stellen.

 

Ik zal mij inlichten over wat er precies is gebeurd en wiens bevoegdheid dat is.

 

 Melchior Wathelet (cdH): Madame la présidente, j'avais aussi déposé deux questions dans les délais concernant la sanction de jeunes à La Louvière, la problématique qui en a découlé et les déclarations du bourgmestre de La Louvière. J'ai pu lire dans la presse que la ministre avait demandé un rapport. J'aurais voulu obtenir plus d'informations sur ce sujet.

 

La présidente: Ces questions ne sont pas reprises sur l'agenda.

 

 Melchior Wathelet (cdH): Non, elles ne figurent pas à l'ordre du jour, tout comme d'ailleurs ma question concernant la justice eupenoise, qui me tient particulièrement à cœur.

 

 Laurette Onkelinx, ministre: Pour cette dernière question, au plus tard vous la poserez, au mieux ce sera!

 

 Melchior Wathelet (cdH): Du moment que ce n'est pas après le 1er mai, cela va!

 

Je suppose que si ces questions ne figurent pas à l'agenda, la ministre n'a pas préparé de réponses.

 

 Laurette Onkelinx, ministre: Je n'ai effectivement de réponses que pour les questions qui étaient à l'ordre du jour.

 

 Melchior Wathelet (cdH): Je conviens qu'il ne s'agit pas de questions urgentes et je les postpose après les vacances. Je le regrette simplement.

 

01 Vraag van de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het tekort aan speurders van de federale gerechtelijke politie in het arrondissement Charleroi" (nr. 14155)

01 Question de M. Tony Van Parys à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le nombre insuffisant d'enquêteurs à la police judiciaire fédérale dans l'arrondissement de Charleroi" (n° 14155)

 

01.01  Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, wat de situatie in Charleroi betreft, kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat het Parlement vorige week niet volledig ingelicht is. Ondertussen zijn de statistieken voor 2006 bekend en blijkt bovendien dat 2006 wat criminaliteit betreft een aantal karakteristieken heeft dat zeer verontrustend is. Er zijn niet alleen tigerkidnappings, er zijn ook agressies op bejaarde personen, met geweld en met foltering. Er zijn zelfs twee overlijdens genoteerd en twee hospitalisaties. Er zijn afrekeningen geweest tussen rivaliserende bendes. Er zijn negen feiten te noteren wat dat betreft. Er zijn strafexpedities geweest, zo blijkt uit de documenten. Drie feiten hebben trouwens geleid hebben tot doodslag of poging tot doodslag.

 

Zelfs de veiligheidsadviseur van de eerste minister heeft in de media een bijzonder somber beeld opgehangen van de strijd tegen de criminaliteit in Charleroi. Ik wil even citeren wat professor De Ruyver zegt: “Criminelen gaan daar waar het water het laagst is, waar zij kunnen schuilen in de totaliteit van de sociaaleconomische problemen.” En hij zegt er bij: “De politieke destabilisatie in Charleroi heeft dat in de hand gewerkt.” "Wij zitten opnieuw in de situatie van 2001, zegt hij. “In de jaren nadien boekten wij mooie resultaten, maar nu opereren rondtrekkende bendes weer vanuit Charleroi.” “Wij moeten reageren” zegt hij: “In een klein land als het onze kunnen wij het ons niet veroorloven dat er een plaats is van waaruit criminelen ongestraft kunnen opereren.”

 

Thans blijkt dat er heel wat speurders te kort zijn bij de federale gerechtelijke politie. Professor De Ruyver zegt daarover: “De federale gerechtelijke politie is bijna helemaal platgewalst. Speurwerk naar andere vormen van criminaliteit valt daardoor bijna volledig op de nek van de lokale politie.”

 

Ik lees ook de berichten van Sypol. Volgens hen zijn er in Charleroi 60 speurders te kort. “Zonder deze versterking zal de waarheid nooit aan het licht kunnen komen.” Ik heb trouwens vastgesteld dat er ook een stakingsaanzegging is. Volgens de jongste publicatie van Sypol zijn in 2006 7.000 telefonische oproepen onbeantwoord zijn gebleven.

 

Er is dus reden om heel ongerust te zijn. Ik zou daarom de volgende vragen willen stellen aan de minister van Justitie.

 

Mevrouw de minister, deelt u de analyse van professor De Ruyver over de criminaliteit in Charleroi? Is er daar inderdaad een tekort aan speurders van de federale politie?

 

Over welke bijkomende speurders zou men moeten kunnen beschikken, wil men de strijd tegen de politiek-financiële criminaliteit enerzijds en de geweldcriminaliteit anderzijds in Charleroi aankunnen?

 

Waar is die bijkomende capaciteit voorhanden?

 

01.02  Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, permettez-moi tout d'abord de mettre quelques éléments sur la table en ce qui concerne les chiffres de criminalité à Charleroi, car M. Van Parys a cru bon de se répandre dans la presse en m'accusant de propager des chiffres orientés. Il n'a pas pris la peine de vérifier ses sources au préalable. S'il l'avait fait, il aurait pu constater que les chiffres que j'ai cités étaient les chiffres officiels, tels qu'ils m'ont été fournis par les services du directeur judiciaire de l'arrondissement de Charleroi.

 

Je ne commenterai évidemment pas les propos de quelque expert ou collaborateur de cabinet que ce soit. J'en viendrai directement à la question des renforts judiciaires et policiers. Il n'est d'ailleurs jamais trop tard pour évoluer, M. Van Parys en conviendra, lui qui s'était résolument opposé, en début de législature, dans cette même enceinte, à la proposition d'augmentation des cadres judiciaires que je proposais pour Charleroi.

 

Pour ma part, j'essaye d'éviter de tomber dans l'émotionnel, ce qui me permet de garder une ligne cohérente. Je veux m'en tenir aux faits et rien qu'aux faits. Des efforts conséquents ont déjà été réalisés ces derniers mois pour renforcer les effectifs de la police judiciaire de Charleroi, compte tenu du nombre de dossiers politico-financiers en cours. C'est ainsi qu'une trentaine de policiers, analystes et encodeurs, issus des polices judiciaires francophones wallonnes, bruxelloises et des services centraux de la police fédérale sont venus renforcer leurs collègues carolos.

 

En ce qui concerne la remarque de Mme Salvi - on lui transmettra ma réponse - relative au non-engagement depuis plus de six ans d'enquêteurs spécialisés, c'est-à-dire des gradués du niveau 2+, elle n'est pas spécifique à Charleroi, mais il est exact que la complexité des enquêtes et techniques d'investigation désormais mises en œuvre nécessite un renforcement de la formation du personnel policier. Une réflexion en ce sens est en cours au sein du pilier judiciaire fédéral et des propositions pourraient être faites sous peu.

 

Le personnel de l'Office central de lutte contre la corruption n'a pas diminué, mais une partie de son personnel a été reventilé, dès 2001, au sein des polices judiciaires francophones, afin d'appuyer sur le terrain les enquêteurs dans le traitement des dossiers Ecofin.

 

Enfin, toujours en réponse aux questions de Mme Salvi, les solutions aux problèmes vécus dans l'arrondissement de Charleroi ne se trouveront pas dans une comparaison sans fin entre les réalités et les moyens existant à Liège et ceux présents à Charleroi.

 

Pour le surplus, comme j'ai déjà eu l'occasion de le dire, nous analyserons avec le premier ministre et le ministre de l'Intérieur, la situation de Charleroi, en dialoguant avec les autorités communales, policières et judiciaires de Charleroi. Nous tenterons d'y apporter à bref délai une réponse adaptée et ce, en fonction des moyens disponibles.

 

01.03  Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de minister, ik neem het niet dat u zegt dat ik niet de moeite heb genomen om de cijfers die in de pers zijn verschenen te controleren. Ik heb hier het document waaruit deze cijfers blijken. Ik wil ze toch even citeren vermits u ze zelf in twijfel trekt. Voor 2006: carjacking 84 feiten of plus 14% ten opzichte van 2005, homejacking 4 feiten of plus 33% ten opzichte van 2005, holdup 83 feiten of plus 19% ten opzichte van 2005, gewelddelicten ten aanzien van mensen op oudere leeftijd 345 feiten of plus 28%, tiger kidnapping plus 100%, 12 feiten in 2006, met de specifieke geweldcriminaliteit zoals ik die daarnet heb geciteerd. Het slechtste wat we kunnen doen met betrekking tot de situatie in Charleroi is dus ze negeren of minimaliseren.

 

Het was daarom heel duidelijk dat de veiligheidsadviseur van de eerste minister de vinger op de wonde heeft gelegd. Hij heeft gezegd dat de situatie onhoudbaar is. De problematiek van de rondtrekkende dadergroepen is precies een prioriteit van het nationaal veiligheidsplan. Wat zien wij? Het is precies daar van waaruit de criminaliteit wordt georganiseerd dat die rondtrekkende dadergroepen zich opnieuw inplanten. Ik denk dat het daarom absoluut noodzakelijk is om crisismaatregelen te nemen.

 

Ik verwijs naar wat Sypol heeft gezegd. Er zijn 60 speurders te weinig wat betreft de financieel-politieke criminaliteit. Men zegt dat als we die niet hebben, de waarheid zelfs niet aan het licht zal kunnen komen. Het probleem in 2006 was natuurlijk dat men heeft moeten investeren in de politiek-financiële criminaliteit en dat er op die manier te weinig mensen waren voor de geweldcriminaliteit. We zitten dus in een spiraal van steeds toenemende criminaliteit. Hierbij is de uitspraak van professor De Ruyver toch wel heel belangrijk, met name dat de politieke destabilisatie dit in de hand heeft gewerkt. Ik denk dat de politieke verantwoordelijkheid daar bijzonder groot is.

 

01.04  Laurette Onkelinx, ministre: Je répète qu'au début de la législature - chacun s'en rappellera -, alors qu'on avait noté que la situation à Charleroi était extrêmement difficile, M. Van Parys s'est permis ici de contester les efforts que nous voulions faire pour l'arrondissement judiciaire de Charleroi. Heureusement, nous l'avons fait malgré tout.

 

Deuxièmement, M. Van Parys s'est permis de contester des chiffres alors qu'ils avaient été officiellement déposés à la commission.

 

Je sais que la démagogie est souvent de mise mais je tiens à répondre à cette démagogie en rappelant les faits: la contestation de M. Van Parys, en début de législature, alors qu'il y avait un problème à Charleroi et qu'il fallait soutenir les efforts judiciaires et la contestation des chiffres qui m'ont pourtant été déposés officiellement par la zone de police.

 

01.05  Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik wil formeel protesteren tegen wat de minister van Justitie zegt. Als zij de officiële cijfers neerlegt, kan ik ze ook neerleggen. Deze cijfers zijn officieel en komen uit de gerechtelijke kringen in Charleroi. Zij zijn bijzonder duidelijk en bijzonder scherp.

 

Als mevrouw de minister hier de indruk wekt alsof wij ons zouden hebben verzet tegen een crisisplan voor Charleroi dan wil ik haar toch even herinneren aan de motie van aanbeveling die wij in 2002 met de CD&V-fractie in de plenaire vergadering van de Kamer van Volksvertegenwoordigers hebben ingediend en die door alle andere partijen werd weggestemd. In die motie drongen wij aan op een taskforce met alle partners in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit, op gewapend bestuur, op een multidisciplinaire en geïntegreerde aanpak en op een herwaarderingsproject voor de regio. Dit was een geïntegreerd actieplan dat door de CD&V-fractie in 2002 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers werd ingediend en dat onder meer door de PS werd weggestemd. Dit is de reële waarheid.

 

Over demagogie gesproken, mevrouw de minister, wij hebben vandaag van u een staaltje demagogie gekregen.

 

La présidente: Les chiffres ont-ils déjà été déposés ou vont-ils l'être?

 

01.06  Laurette Onkelinx, ministre: (…)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de beslissingen inzake voorlopige invrijheidstellingen sedert 1 december 2006" (nr. 14020)

02 Question de M. Servais Verherstraeten à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les décisions relatives aux libérations provisoires prises depuis le 1er décembre 2006" (n° 14020)

 

02.01  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, voor de inwerkingtreding van de wet op de strafuitvoeringsrechtbanken gebeurden de voorlopige invrijheidstellingen nog onder uw bevoegdheid. Naar aanleiding van de affaire- Hoxha zijn er in de regering afspraken gemaakt met betrekking tot deze invrijheidstellingen.

 

Er was uitdrukkelijk het volgende gesteld. Ik citeer uit het document dat de eerste minister aan de Kamer heeft bezorgd: "In afwachting zullen onmiddellijk bijkomende waarborgen worden ingebouwd voor beslissingen die zware criminelen betreffen en hogere risico's inhouden. Zo zal voortaan voor het toekennen van het eerste penitentiaire verlof ook aan de slachtoffers advies worden gevraagd. Er komt ook geen voorlopige invrijheidstelling meer van vreemdelingen met het oog op hun verwijdering uit het land zonder rekening te houden met het advies van de slachtoffers of hun familie. Tevens zal een overlegd advies van de parketinstanties worden opgevraagd over de veiligheidsrisico's."

 

Mevrouw de minister, ik heb u hieromtrent begin december reeds een vraag gesteld inzake de cijfers tussen 1 september en 1 december. Toen hebt u mij geantwoord dat in toepassing van de wet en van de circulaire en in het licht van de afspraken 55 vrijlatingen plaatsgevonden hadden tussen 1 september en 1 december, waarvan 4 met een slachtoffer.

 

Mijn vragen zijn nu voor een stuk geactualiseerd.

 

Hoeveel voorlopige invrijheidstellingen hebben tussen 1 december en 1 februari plaatsgevonden van veroordeelden zonder recht op verblijf in het land die een totaal aan in uitvoering zijnde gevangenisstraffen heeft gehad van meer dan drie jaar? 1 februari is immers de datum van de inwerkingtreding van de wet op de strafuitvoeringsrechtbanken.

 

In hoeveel van die beslissingen werd om het advies van het slachtoffer gevraagd?

 

In hoeveel gevallen was dat advies positief en in hoeveel gevallen negatief?

 

Hebben negatieve adviezen toch aanleiding gegeven tot een positieve beslissing van uwentwege voor voorlopige invrijheidstelling?

 

In hoeveel dossiers werd een positief advies gegeven van de parketinstanties en in hoeveel een negatief advies?

 

In hoeveel dossiers was er een verschillend advies van de parketten en het parket-generaal?

 

In hoeveel dossiers hebt u een negatieve beslissing en in hoeveel dossiers een positieve beslissing genomen tot voorlopige invrijheidstelling?

 

Mevrouw de minister, ten slotte het volgende. Deze vraag is net dezelfde vraag als de vraag van toen waar u toen volledige cijfergegevens bij hebt gegeven. Hoe omschrijft u de definitie van zware gevallen? Is het een definitie van meer of minder dan 3 jaar gevangenisstraf of is het een andere definitie en welke is deze definitie dan?

 

02.02 Minister Laurette Onkelinx: Tussen 1 december 2006 en 31 januari 2007 werden er 252 dossiers van veroordeelden tot meer dan 3 jaar behandeld inzake de voorlopige invrijheidstelling met het oog op de verwijdering van het grondgebied. 200 van hen zijn het voorwerp van weigering. Deze weigeringen worden geval per geval gemotiveerd, omwille van een groot risico voor de fysieke integriteit van derden, het ontbreken van het reclasseringsplan of het ontbreken van slachtofferfiches.

 

52 waren het voorwerp van een beslissing tot invrijheidstelling. Van deze 52 dossiers moesten er 5 het voorwerp zijn van een slachtofferfiche volgens de nieuwe regels die van toepassing zijn op het regelmodel van toepassing op de voorwaardelijke invrijheidstelling – krachtens de nieuwe circulaire – hetgeen gerealiseerd werd.

 

De 47 andere dossiers houden geen verband met feiten waarvoor een slachtofferfiche vereist is. Van deze 52 dossiers was er geen enkel dossier met uiteenlopend advies tussen het parket van eerste aanleg en het parket van beroep.

 

02.03  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor het antwoord. U hebt wel nog niet geantwoord op de vraag over de definitie wat als zware gevallen wordt omschreven. In elk geval omschreef de circulaire destijds…

 

02.04 Minister Laurette Onkelinx: Ik heb alle antwoorden…

 

02.05  Servais Verherstraeten (CD&V): Madame la ministre, vous pouvez répondre en français.

 

02.06  Laurette Onkelinx, ministre: Je pense qu'à l'occasion d'une question que vous m'aviez posée ou lors d'une discussion générale, je vous avais répondu qu'on reprenait les mêmes définitions que celles qui existaient auparavant.

 

02.07  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de minister, ik heb u naar aanleiding van de vlucht van El Azzouzi een vraag in dat verband gesteld, maar toen ging het erover in welke gevallen u de beslissing neemt en in welke gevallen de administratie. U hebt toen gezegd dat een dossier wordt doorgestuurd wanneer het bij het publiek als zwaar wordt ervaren, en in dat geval neemt u als dusdanig een beslissing. In die zin hebt u toen dus wel een definitie gegeven.

 

De definitie uit de circulaire van 2005 in verband met vreemdelingen die geen recht hebben op verblijf in het land met straffen van plus drie jaar, is dezelfde gebleven voor en na de affaire-Hoxha. Het enige verschil bestaat erin dat bij bedrijven met slachtofferfiche de slachtoffers nu extra worden betrokken alvorens u een beslissing neemt.

 

In ieder geval stel ik het volgende vast. Na de affaire-Hoxha zijn er grote en boude verklaringen afgelegd dat er geen vrijlatingen meer zouden gebeuren. Welnu, tussen 1 september en 1 februari zijn er honderd en zeven vrijlatingen gebeurd. Honderd en zeven, waarvan vijfenvijftig tussen 1 september en 1 december en nog eens tweeënvijftig tussen 1 december en 31 januari. Honderd en zeven vrijlatingen in plaats van geen vrijlating, zoals sommigen verklaard hebben.

 

Van die honderd en zeven vrijlatingen waren er negen met een slachtofferfiche, wat niet wil zeggen dat in de andere gevallen geen slachtoffers betrokken waren.

 

Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wij nemen akte van die cijfers.

 

02.08  Laurette Onkelinx, ministre: Je suppose que vous ne parliez pas de mes déclarations. J'ai toujours été cohérente!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Vraag van de heer Luc Goutry aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het verrichten van politionele opdrachten door huisartsen" (nr. 14051)

03 Question de M. Luc Goutry à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'accomplissement de missions de police par des médecins généralistes" (n° 14051)

 

03.01  Luc Goutry (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, ik zou een vraag willen stellen in verband met een aantal taken en wisselwerkingen tussen politionele diensten en artsen in het kader van eventuele aanhoudingen, incidenten enzovoort.

 

Nogal dikwijls bij alcoholcontroles, ongevallen of aanhoudingen is een bloedproefonderzoek nodig van de dader of de veroorzaker van het ongeval of van wie het voorwerp is van de controle. Men doet dan nogal eens beroep op huisartsen van wacht. Een huisarts van wacht zit natuurlijk in een wachtprocedure en is verantwoordelijk om mensen hulp te verlenen bij dringende tussenkomsten. Als zij worden geconvoceerd door politiediensten, zijn zij niet meer ter beschikking van hun patiënten, hoewel het vervullen van de wachtdienst voor huisartsen een opdracht is van openbaar belang.

 

Wat gebeurt er nu? Op het ogenblik dat zij worden opgeroepen door de politie voor het afnemen van bloed, is dat relatief dringend. Zij moeten hun bezigheden van dat ogenblik stopzetten en kunnen dan geen patiënten meer verzorgen. Bovendien is er ook een probleem van verloning. Zij krijgen voor dergelijk nachtbezoek bij de politie 42 euro, terwijl volgens het RIZIV en de nomenclatuur een normaal nachtbezoek bij een patiënt 71 euro oplevert. Zelfs de verloning voor dergelijke opdrachten is dus ondergewaardeerd.

 

Dokters vragen zich daarom meer en meer af of zij wel altijd oproepbaar moeten zijn voor dergelijke opdrachten, of het wel evident is dat zij tijdens hun wachtdienst dergelijke gedwongen opdrachten moeten doen en of de verloning wel billijk is gezien de uit te voeren opdracht.

 

Ik geef als voorbeeld een arts die onlangs weigerde om op politiebevel tussen te komen en een patiënt te onderzoeken. Hij zei dat hij er was om wachtdienst te doen, dat hij er was voor zijn patiënten en niet om zich met gedwongen contacten bezig te houden.

 

Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Bent u zich bewust van de moeilijkheden die dergelijke opdrachten voor artsen betekenen, vooral wanneer zij van wacht zijn? Bent u op de hoogte van het feit dat er dan een reëel risico bestaat dat de wachtdiensten worden verstoord? Vindt u dat de povere verloning die de artsen hiervoor krijgen, moet worden opgetrokken? Bent u van plan dergelijke opdrachten te laten evalueren, in samenwerking met de syndicale vertegenwoordigers van de huisartsen?

 

03.02  Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, je vais peut-être sortir de mon rôle.

 

Monsieur Goutry, je suis effectivement consciente des problèmes et des dangers que vous soulevez. Vous savez, par exemple, que dans le courant de cette législature, pour les hommes et les femmes qui travaillent au service du public, nous avons augmenté le niveau des peines car ces personnes doivent être spécifiquement protégées. C'est dire si je partage votre analyse.

 

Le gros problème réside dans le fait que, selon les informations que j'ai pu récolter à la suite de votre question, il ressort que ni le service des frais de justice, ni le Collège des procureurs généraux n'ont enregistré de plaintes particulières quant à la situation que vous décrivez.

 

Niemand kan echter uitsluiten dat er zich bepaalde moeilijkheden zouden voordoen tijdens massale controle ter gelegenheid van de lokale actieplannen.

 

Rekeninghoudend met deze vaststelling is het voor mij moeilijk om op de verschillende vragen te antwoorden. Ik denk dat u mijn collega's van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid moet ondervragen. Zij beschikken misschien over andere elementen.

 

Je suis tout à fait disponible pour travailler spécifiquement sur le sujet. Je pense que vous avez raison, c'est un sujet extrêmement sérieux. Je contacterai d'ailleurs mes deux collègues pour voir comment nous pourrons travailler de concert à ce propos.

 

Pour ce qui concerne le tarif, je pense qu'il s'agit de 23,49 euros par prestation, somme portée à 46,98 euros s'il s'agit d'une prestation nocturne. Là aussi, j'examinerai les possibilités de revoir à la hausse ces tarifs.

 

Pour le moment, il n'y a pas, semble-t-il, de revalorisation en vue mais cela peut peut-être faire partie du plan d'ensemble qui permettra de mieux protéger et soutenir ces médecins.

 

03.03  Luc Goutry (CD&V): Mevrouw de minister, toen ik de vraag aan het stellen was, besefte ik ook dat ze misschien beter aan uw collega’s van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid kon worden gesteld. Ik zal dat trouwens ook doen. Niettemin denk ik dat we toch bij u alle drie zullen uitkomen en dat hierover interministerieel overleg nodig zal zijn gezien de verwevenheid tussen politionele opdrachten, opdrachten in het kader van gerechtelijke onderzoeken en alles wat te maken heeft met de volksgezondheid. Ik zal de vraag in die zin ook aan uw beide collega’s stellen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Questions jointes de

- M. Melchior Wathelet à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les conséquences de l'abandon du certificat de bonnes vie et moeurs" (n° 14164)

- M. Olivier Maingain à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les extraits de casier judiciaire" (n° 14188)

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Melchior Wathelet aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de gevolgen van het niet meer gebruiken van het getuigschrift van goed zedelijk gedrag" (nr. 14164)

- de heer Olivier Maingain aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "uittreksels uit het strafregister" (nr. 14188)

 

04.01  Melchior Wathelet (cdH): Madame la ministre, les médias ont répercuté à bon droit, me semble-t-il, les inquiétudes du délégué général aux Droits de l'enfant à la suite de l'abandon du certificat de bonnes vie et mœurs.

 

En décembre, le Conseil d'État a déclaré illégales les circulaires ministérielles de la Communauté française obligeant la délivrance de tels certificats de modèle 2 réservés aux professionnels de l'enfance.

 

On peut comprendre que la mise en œuvre de ces circulaires par les polices communales appelées à émettre un avis allaient parfois trop loin en termes d'atteinte aux droits et libertés individuels. Toutefois, ces certificats constituaient de bons filtres pour écarter les personnes arrêtées ou inculpées pour faits de mœurs lorsqu'elles postulaient dans des établissements scolaires ou des centres de jeunesse par exemple.

 

Depuis vendredi, une nouvelle circulaire substitue au certificat de bonnes vie et mœurs les seuls extraits du casier judiciaire. Un modèle de casier étendu pour les professions en rapport avec les enfants est prévu mais seules les condamnations définitives y figureront pour les enquêtes en cours. Je comprends que cette réponse ait été trouvée en raison de l'urgence; je suppose donc qu'elle sera transitoire.

 

Madame la ministre, pouvez-vous m'indiquer si les articles 9 et 10 de la loi du 8 août 1997 entreront prochainement en vigueur? Si non, pour quelles raisons?

 

Ne pensez-vous pas que les extraits du casier judiciaire tels que prévus dans la circulaire constituent un filtre insuffisant, notamment pour les personnes arrêtées ou inculpées pour faits de mœurs?

 

Quelle solution préconisez-vous pour qu'un filtrage correct des recrutements dans les professions en rapport avec les enfants puisse être réalisé?

 

04.02  Olivier Maingain (MR): Madame la présidente, veuillez excuser mon retard.

 

Madame la ministre, vous venez d'adresser aux communes une circulaire relative à la délivrance par les administrations communales des extraits de casier judiciaire aux particuliers en exécution de la loi du 8 août 1997 relative au casier judiciaire central.

 

Cette nouvelle circulaire fait suite à l'arrêt du Conseil d'État du 22 décembre dernier qui a annulé votre circulaire du 3 avril 2003, prise conjointement avec le ministre de l'Intérieur. L'ancienne circulaire distinguait deux modèles, selon que l'intéressé qui en faisait la demande entendait accéder ou non à une activité qui relève de l'éducation, de la guidance psycho-médico-sociale, de l'aide à la jeunesse, de la protection infantile, de l'animation et de l'encadrement des mineurs.

 

Dans la nouvelle circulaire, vous stipulez en page 2: "Il n'est en outre plus prévu d'enquêtes à effectuer par le chef de corps ou l'officier de police, ni d'avis et d'observations du bourgmestre ou de son délégué, qui étaient mentionnés sur les anciens certificats de bonnes conduite, vie et mœurs, dont la circulaire réglementant ces documents vient d'être annulée par le Conseil d'État du 22 décembre".

 

En dépit du fait qu'il s'agit d'objectiver au maximum la délivrance d'extraits de casier judiciaire et qu'il faut faire preuve de prudence dans des dossiers sensibles, j'aimerais connaître votre position sur les questions suivantes afin de permettre l'exécution par les communes de votre nouvelle circulaire dans les meilleures conditions.

 

Pourriez-vous dès lors me faire savoir les justifications de droit et de fait liées à la non-intervention d'officiers de police et du bourgmestre en toute circonstance, pour toute délivrance de casier judiciaire; si ces derniers disposent encore d'un quelconque pouvoir d'appréciation dans l'hypothèse où ils auraient connaissance des faits non encore judiciarisés; si, conformément à la réponse formulée en séance plénière le 1er février dernier, les communes pourront prochainement être directement connectées au casier judiciaire central?

 

04.03  Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, je partage le souci des intervenants. Je suis persuadée que la situation actuelle pose un certain nombre de problèmes.

 

Comme vous l'avez dit, le 22 décembre dernier, le Conseil d'État a non seulement annulé la circulaire attaquée d'avril 2003 mais également toutes les circulaires existantes portant instructions générales relatives au certificat de bonnes vie et mœurs. Depuis, une nouvelle circulaire a été publiée au Moniteur belge le 9 février dernier et a été adressée aux administrations communales pour combler le vide juridique actuel, à titre temporaire, en permettant la délivrance par les communes d'un extrait du casier judiciaire. Je dis bien "à titre temporaire" car une circulaire ne peut combler le vide juridique créé par l'arrêt du Conseil d'État.

 

Cette circulaire a pour effet de mettre en œuvre de facto les articles 595 et 596 du Code d'instruction criminelle, en fixant les documents à délivrer aux particuliers reprenant les informations du casier judiciaire. Il n'est plus prévu d'enquête effectuée par le chef de corps ou l'officier de police ni d'avis ou d'observation du bourgmestre ou de son délégué, qui étaient mentionnés sur les anciens certificats de bonnes conduite, vie et mœurs afin de s'en tenir à des informations objectives, comme recommandé par la Commission de Protection de la vie privée. On ne peut faire plus au moyen d'une circulaire.

 

Faire entrer en vigueur aussi rapidement que possible les articles 595 et 596 du Code d'instruction criminelle reste donc bien à l'ordre du jour. Il faut toutefois se rendre compte que faire du casier judiciaire central la source unique en matière d'antécédents judiciaires pénaux est un projet qui réclame du temps et des moyens.

 

La connexion directe des administrations communales au casier judiciaire central requiert notamment l'alimentation par voie informatique de cette banque de données par l'ensemble des greffes des juridictions.

 

Cela dit, je partage votre souci en ce qui concerne la nécessité de garanties supplémentaires à l'égard des personnes exerçant une profession les amenant à avoir des contacts réguliers avec des mineurs. C'est pourquoi mon administration a élaboré, à ma demande, un avant-projet de loi visant à rétablir l'équilibre entre la sécurité juridique, le respect de la vie privée et la protection de la société.

 

Il convient, à mon estime, de prévoir, dans ces situations, un régime spécifique permettant d'ajouter aux informations relatives aux condamnations définitives reprises au casier judiciaire d'autres informations objectives, comme par exemple, le fait que des poursuites judiciaires soient en cours pour atteinte à l'intégrité des mineurs.

 

Autrement dit, je vais essayer - c'est en tout cas les indications que j'ai données à mon administration et à mon staff - de déposer très rapidement cet avant-projet de loi au Conseil des ministres, de manière à pouvoir encore le voter d'ici la fin de cette législature. Il vaut mieux que ce soit une première étape. Nous ne saurions aller au-delà des critères objectifs, sous peine de devoir consulter la Commission de Protection de la Vie privée et nous n'en aurions pas le temps. Ce n'est qu'une première étape, certes, mais elle est indispensable à mes yeux.

 

04.04  Melchior Wathelet (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, en effet, il convient pour l'instant d'apporter la réponse la plus optimale possible tout en sachant que nous ne disposons pas du temps voulu. La solution que vous proposez semble être la moins mauvaise actuellement, sans être la solution la meilleure et vous en convenez vous-même, mais il s'avère indispensable de trouver une solution. Comme vous l'exprimez très bien, il s'agit de trouver ce degré de proportionnalité entre le respect de la vie privée et la liberté individuelle, mais aussi une juste information et une précaution maximale vu que ces dossiers ne sont pas anodins.

 

Pour le moment, c'est encore disproportionné. Des administrations ou des institutions en contact avec des enfants ne disposent pas des informations suffisantes pour prévenir avec certitude un maximum de méfaits ou de conséquences regrettables.

 

J'espère simplement qu'il pourra être remédié à cette situation le plus rapidement possible. C'est indispensable.

 

04.05  Olivier Maingain (MR): Madame la présidente, je remercie Mme la ministre pour sa réponse. Elle se trouve à présent confrontée au problème de trouver une base légale permettant de poursuivre les objectifs qui avaient fondé la précédente circulaire, annulée par le Conseil d'État.

 

Il reste que toutes ces démarches prendront un minimum de temps, même si vous avez l'intention de faire en sorte de pouvoir déposer votre projet de loi à temps pour être voté avant la fin de la législature, constituant ainsi une première étape.

 

Je m'interroge néanmoins sur les pouvoirs que pourraient garder les bourgmestres, plus particulièrement lorsque, dans le cadre du recrutement de personnel pour des services communaux, notamment du personnel enseignant, du personnel d'accompagnement, des moniteurs de plaines de jeux, de vacances en tout genre pour des enfants et des jeunes. Ils demanderaient alors à leur chef de zone de leur apprendre à tout le moins, sans apporter d'informations plus détaillées, si des poursuites existent ou non à charge de la personne à recruter, pour des délits qui porteraient atteinte à l'intégrité des jeunes, comme vous l'avez dit.

 

Je pense donc que les bourgmestres et les administrations communales - d'autres organismes n'auraient pas nécessairement cette information - peuvent, par mesure de précaution et pour prévenir tout risque, demander néanmoins comme information préalable aux services de police, sans interroger le casier judiciaire central mais sous la responsabilité du chef de corps et de l'autorité du bourgmestre, si des poursuites sont à charge de la personne qu'on se propose de recruter. Je crois tout simplement que c'est une précaution que les bourgmestres et les autorités communales peuvent prendre.

 

D'autres autorités ne sont peut-être pas à même d'avoir la même information auprès des services de police mais, à tout le moins, les autorités communales doivent garder cette démarche préalable.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 11.03 uur.

Le développement des questions et interpellations se termine à 11.03 heures.