Commission des Finances et du Budget

Commissie voor de Financiën en de Begroting

 

du

 

mercredi 14 fÉvrier 2007

 

Matin

 

______

 

 

van

 

woensdag 14 februari 2007

 

Voormiddag

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 10.34 heures. La réunion est présidée par M. François-Xavier de Donnea.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.34 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.

 

01 Vraag van de heer Bart Tommelein aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de btw toegepast op het wegschenken van stocks" (nr. 14036)

01 Question de M. Bart Tommelein au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le régime de TVA applicable aux dons de stocks" (n° 14036)

 

01.01  Bart Tommelein (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wou u graag een vraag stellen in verband met btw die wordt toegepast op het wegschenken van stocks. Een stock die gratis wordt weggegeven, wordt gelijkgesteld met een levering belastbaar met btw. Dit principe is logisch, aangezien de btw die werd betaald aan de leverancier, kan worden afgetrokken. Indien men de btw niet zou aanrekenen op hetgeen wordt weggegeven, zou er sprake zijn van onttrekking.

 

In 1984 – al een tijdje geleden – heeft senator Vermeiren een parlementaire vraag gesteld over de schenking van een voorraad aan een goed doel. De toenmalige minister van Financiën bevestigde dat de btw is verschuldigd op een bedrag, rekeninghoudend met de normale aankoopprijs van de weggeschonken goederen op het tijdstip van de onttrekking aan de voorraad.

 

In de praktijk lossen sommige boekhouders-fiscalisten dit op door een factuur op te maken voor een heel klein bedrag. Ik geef een voorbeeld. Een kledingwinkel heeft een stock kleren die inmiddels hopeloos uit de mode zijn. Omdat hij ze niet meer verkocht krijgt, wil hij ze aan een plaatselijk weeshuis schenken. Hij zou dan theoretisch een factuur kunnen opmaken voor een bedrag van 1 euro. Dit moet dan worden verantwoord door te zeggen dat niemand anders die kleren wou kopen.

 

Houdt de fiscale administratie nog steeds vast aan het standpunt uit 1984? Wat doet de fiscale administratie met een factuur voor zo'n klein bedrag?

 

01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Tommelein, wanneer een belastingplichtige goederen onttrekt aan zijn voorraad om ze aan een liefdadigheidsinstelling te schenken, is die onttrekking krachtens artikel 12, §1, 1e lid, 2° van het btw-Wetboek gelijkgesteld met de belastbare levering. Uit de algemene beginselen die de belasting op de toegevoegde waarde beheersen, volgt immers dat een goed niet in de verbruikssfeer mag worden gebracht zonder met die belasting te zijn bezwaard, uitgezonderd de gevallen waarin het btw-Wetboek uitdrukkelijk in een vrijstelling voorziet.

 

Op grond van artikel 33, 1° van het btw-Wetboek moet de omwille van die onttrekking verschuldigde btw worden berekend volgens de maatstaf van heffing die gelijk is aan de aankoopprijs van het goed of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, de kostprijs.

 

Bij het bepalen van de maatstaf van heffing dient rekening te worden gehouden met de staat en de ouderdom van de goederen op het tijdstip waarop ze worden onttrokken. De vaststelling van deze waarde wordt door de belastingplichtige gedaan, in dit geval onder controle van de fiscale administratie.

 

De principes waarnaar u verwijst, blijven dus ongewijzigd van toepassing. Indien de goederen niet worden geschonken aan een erkende organisatie met een menslievend, liefdadig of opvoedkundig doel kan de onttrekking van de belasting worden vrijgesteld op grond van artikel 42, §3, 1e lid, 8° van het btw-Wetboek op voorwaarde dat de organisatie in het kader van haar hiervoor bedoeld werk bedoelde goederen uitvoert uit de Europese Gemeenschap.

 

Wanneer een belastingplichtige echter onder bezwarende titel goederen verkoopt uit zijn voorraad, wordt de belasting berekend op al wat de leverancier als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen.

 

Wanneer de levering van goederen niet onder bezwarende titel wordt verricht, dit wil zeggen gratis of tegen een belachelijk lage prijs, dient de leverancier onttrekking te verrichten zoals bedoeld in artikel 12, §1, 1e lid, 2° van het btw-Wetboek volgens de aangehaalde principes.

 

De vraag of het gaat om een belachelijk lage prijs is een feitenkwestie die geval per geval moet worden beoordeeld. Het staat de betrokkenen vrij om vooraf contact op te nemen met de lokale dienst van de btw-administratie teneinde in volledige transparantie de impact van de voorgenomen transactie te bepalen. Het is geen echte ruling, maar het is mogelijk een informele ruling te hebben door een vraag te stellen aan de lokale dienst.

 

Het spreekt voor zich dat indien u een concreet geval zou beogen, ik bereid ben om dit dossier door mijn dienst te laten onderzoeken.

 

01.03  Bart Tommelein (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mijnheer Goyvaerts, u hebt het woord voor uw vraag nr. 14065.

 

01.04  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, vergis ik mij, wanneer ik zeg dat vraag nr. 14102 van de heer Devlies hetzelfde onderwerp heeft?

 

De voorzitter: Ik zal ze samenvoegen. Mijnheer Goyvaerts, ik dank u voor uw opmerking.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de stand van zaken met betrekking tot de invoering van een algemene verpakkingsheffing" (nr. 14065)

- de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de algemene verpakkingsheffing" (nr. 14102)

02 Questions jointes de

- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la situation en ce qui concerne l'instauration d'une cotisation générale d'emballage" (n° 14065)

- M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la cotisation générale d'emballage" (n° 14102)

 

02.01  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, het minste wat kan worden gezegd, is dat het credo van paarsgroen en zeker van paars – paarsplus is misschien het vervolgverhaal –om werk te maken van de verschuiving van lasten op arbeid en productie naar een heffing op milieu, niet van een leien dakje loopt.

 

Ik hoef u enkel te herinneren aan de taks op drankverpakkingen, de zogenaamde Reynderstaks. U werd in dat dossier al verschillende keren door het Arbitragehof teruggefloten, in die mate zelfs dat de huidige wet momenteel volledig kaduuk is. Om de meubelen en ook om uw begroting 2007 te redden, hebt u een ontwerp moeten indienen dat blijkbaar vanmiddag op de agenda staat en dat tot doel heeft een veralgemeende heffing op herbruikbare verpakkingen in te voeren.

 

In mijn vraag van vandaag zou ik het over de andere, ecologisch-fiscale maatregel willen hebben, met name de invoering van een algemene verpakkingsheffing, de zogenaamde Al Gore-taks. De heffing wordt daarbij afhankelijk gemaakt van de hoeveelheid CO2 die bij de productie van een verpakking wordt uitgestoten.

 

Ook voor deze maatregelen is er een aanzienlijke, budgettaire impact. U schreef op jaarbasis 640 miljoen euro in. Voor het eerste jaar, 2007, bent u van oordeel dat de maatregel pas vanaf 1 juli zal ingaan. Voor 2007 schreef u dan ook 320 miljoen euro in.

 

Net als bij de Reynderstaks blijkt de invoering van de heffing op verpakkingen niet echt evident te zijn. Uit de informatie waarover ik beschik en uit de verschillende vergaderingen die over de heffing hebben plaatsgevonden, onder andere met de sector, haal ik de stellige overtuiging dat de ambtenaren zich momenteel suf denken over de manier om het voorstel op een samenhangende en op een technisch realiseerbare of technisch haalbare manier uit te voeren of te concretiseren. Dat staat bovendien los van de administratieve rompslomp die de overheid aan de verschillende bedrijven zal opleggen. U weet ook dat in een grootwarenhuis gemakkelijk 10.000 producten in de rekken staan. Als de heffing voor alle producten moet worden gekwantificeerd, dan wens ik de ondernemers veel succes.

 

Mijnheer de minister, wat is nu mijn vraag? Vermits 1 juli 2007 als datum van inwerkingtreding werd vooropgesteld – een datum die relatief snel nadert –, had ik graag van u een stand van zaken in het dossier gekregen.

 

Wat is bovendien uw timing om met een ontwerp naar de Kamer te komen?

 

02.02  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal niet in herhaling vallen.

 

Ik verwijs naar de regeringsverklaring van oktober 2006. Er werd toen gesproken over een nieuwe heffing die een jaarlijkse opbrengst zou hebben van 640 miljoen euro. Voor het begrotingsjaar 2007 zou dat 320 miljoen euro zijn, vermits de nieuwe heffing zou ingaan vanaf 1 juli.

 

Het jaar is reeds redelijk ver gevorderd. De ontbinding van het Parlement is niet meer zo veraf. De tijd om nog nieuwe wetgeving te realiseren wordt dus erg beperkt.

 

Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken vandaag?

 

Wat zijn de intenties van de regering?

 

Het is ook erg onduidelijk of deze nieuwe heffing in de plaats zal komen van de heffing voor de drankverpakking die u vanmiddag aan de commissie voorlegt. Zal deze nieuwe wetgeving worden vervangen door een algemene verpakkingsheffing, waaronder ook de drankverpakkingen vallen? Dat is nog wat onduidelijk. Ik had graag dat u daarover precies zou zijn.

 

Er is nog een tweede aspect waarover discussie is. Het CO2-karakter zou aan de basis ligggen van de tarieven. Er is ook het aspect van de distributie. Ook in de distributie komt CO2 vrij. Zal men de distributie-CO2 ook in rekening brengen of zal men zich beperken tot de productie-CO2?

 

02.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Goyvaerts, mijnheer Devlies, ik bevestig de verklaring van de regering van oktober 2006. Wij gaan naar in die richting, maar na overleg met de verschillende sectoren. Wij hebben het overleg gestart met een aantal verenigingen uit de verschillende sectoren. Misschien zal ik in de volgende weken meer commentaar kunnen geven over de modaliteiten van de nieuwe milieumaatregel.

 

Totnogtoe heb ik geen ander elementen dan, ten eerste, de bevestiging van de inhoud van de verklaring van de regering van oktober 2006 over de begroting 2007, en ten tweede, het overleg. Dat is overigens echt nieuw. Bij de vorige wetgeving ter zake, bijvoorbeeld die van 1993 wat de ecotaksen betreft, werd geen overleg gepleegd met de sectoren. Nu hebben wij een overleg gestart. U moet toch wachten op de laatste vergadering en op de laatste commentaren van dat overleg.

 

02.04  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, op 26 april wordt de Kamer voor de laatste keer in plenaire vergadering bijeengeroepen. Het wordt dus stilaan kort dag. U komt met een antwoord dat in feite nietszeggend is, waarschijnlijk omdat het helemaal niet rondgeraakt tegen die tijd en dat het voor de volgende regering zal zijn om dat probleem op te lossen. U verwijst naar het vroegere ontbreken van overleg met de sector. Herinner u dat u voor uw eigen wetgeving inzake de ecotaksen de discussie hebt gehad met de sector over wat wel of niet een gerecycleerde verpakking was, met de microcontaminaties en weet ik veel wat allemaal. Dat was allemaal zeer technisch.

 

Ik heb stilaan de indruk dat u met dit ontwerp precies dezelfde weg opgaat. U gaat er gewoon niet uitgeraken. Maar u hebt natuurlijk voor een stuk voor een ontsnappingsroute gezorgd door uw ecotakswetgeving, waarop u bent teruggefloten, te veralgemenen zodat u dan toch nog uw begroting en uw meubelen kunt redden langs die weg. Wij zullen nog moeten zien wat er van die CO2-taks of die Al Gore-taks komt, maar ik heb daar een slecht voorgevoel over en ik vermoed dat het niks wordt. Dat was waarschijnlijk weer een mooie aankondiging, maar die hele fiscalisering van de ecologie lijkt mij helemaal niet te lukken.

 

02.05  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de minister heeft ons een belangrijke nieuwigheid meegedeeld: hij zal overleg plegen met de sector. Dat overleg is nieuw, zegt hij. Hij is acht jaar minister van Financiën, maar hij zegt dat het overleg nieuw is.

 

Mijnheer de minister, proficiat dus, omdat u nu overleg pleegt met de sector. Ik moet u trouwens het volgende signaleren. Als u dat overleg goed gevoerd had tijdens de voorbije jaren, dan had u wellicht de problemen met het Arbitragehof niet gehad en dan waren die vernietigingsarresten wellicht niet uitgesproken.

 

Ik zie dat u, zoals in andere dossiers, probeert om de vragen te ontlopen. In één zaak zou u toch duidelijkheid moeten verschaffen. Er is de algemene verpakkingsheffing, die u nu aan het voorbereiden bent, en daarnaast de drankverpakkingsheffing. Dat zijn, momenteel, twee verschillende zaken. Zult u in de toekomst met twee verschillende heffingen blijven werken, of zult u die drankverpakkingsheffing integreren in de algemene verpakkingsheffing? Dat zou u toch moeten weten als u gaat praten en onderhandelen met de sector. De sector zal u toch vragen dat u íets zou zeggen ter inleiding. Of zult u alleen maar naar de sector luisteren en vervolgens een ontwerp van wet maken zoals de sector u dat vraagt? U zult toch wel íets moeten zeggen. Ik vind het nogal essentieel dat wij en de bedrijven weten wat op dat vlak uw intentie is.

 

02.06 Minister Didier Reynders: Mijnheer Devlies, ik heb een heel groot respect voor het overlegproces. Ik zal dus een antwoord geven na het overleg, en niet ervoor. Dat lijkt me normaal.

 

Misschien hebt u niet de intentie tot een echt overleg te komen, dat was al het geval in 1993. Ik wil echter overleggen en zal dus antwoorden na het overleg, dat is toch normaal. Ik heb veel respect voor de actoren van de economische een socio-economische samenleving.

 

02.07  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het feit dat de minister het woord respect uitspreekt, duidt op een belangrijke evolutie in het denken. Als men respect heeft voor de onderhandelingen, moet men vooraf weten waarover men zal praten en onderhandelen. Blijkbaar weet de minister zelfs niet waarover men zal onderhandelen. Hij weet immers niet dat er zal worden onderhandeld over een algemene verpakkingsheffing die alles omvat, ook de drankverpakkingen, en dat men dus niet afzonderlijk met de drankverpakkingen zal doorgaan. Ik vind het essentieel dat dat bekend zou zijn voor men naar de onderhandelingen gaat, zodat de sector zich daarop kan voorbereiden. Dat is vandaag niet het geval.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le régime fiscal et juridique des certificats fonciers" (n° 14068)

03 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het fiscaal en juridisch regime van de vastgoedcertificaten" (nr. 14068)

 

03.01  Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, selon la définition donnée par maître Igalson, avocate au barreau de Bruxelles, le certificat foncier est une technique d'investissement collectif en immeubles permettant de détenir des droits mobiliers sur les revenus et produits d'un ou plusieurs immeubles sans passer par le système complexe de la copropriété. Le régime juridique des certificats fonciers ne semble pas organisé par la loi. La pratique remonterait à 30 ans environ. Il existe bien quelques règles usuelles mais auxquelles il est parfaitement licite de déroger en raison de l'absence de réglementation en la matière.

 

Dès lors, monsieur le ministre, est-il exact qu'il soit juridiquement et fiscalement possible:

 

1. de procéder à l'émission de certificats fonciers pour des terrains?

2. de prévoir qu'après la vente, la société ne doit pas immédiatement distribuer la plus-value mais peut également la placer en un autre investissement immobilier ou en des investissements mobiliers?

3. de prévoir que des bénéfices peuvent être distribués avant d'être réalisés, par exemple dès lors qu'on constate que l'immeuble a acquis de la valeur avant que la vente ne soit réalisée? Il ne s'agirait pas d'une distribution de dividendes et rien n'interdirait donc à la société de procéder à une distribution avant réalisation des bénéfices;

4. de disposer qu'il n'y aura pas d'assemblée générale des porteurs de certificats?

5. de fixer au profit des porteurs de certificats une garantie d'intérêt minimale moyennant par exemple une contrepartie consistant en une réduction du pourcentage de la plus-value qui leur est attribuée?

6. de disposer qu'une partie du capital des certificats est remboursable annuellement?

7. de donner des certificats en gage au profit d'une banque?

 

Enfin, est-il possible actuellement de transformer de manière légale des revenus professionnels, par exemple des bénéfices sur la revente d'un appartement, en revenus mobiliers, par exemple des intérêts, en se basant sur le régime des certificats fonciers?

 

03.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Chabot, il convient tout d'abord de préciser qu'en application de la loi du 16 juin 2006 relative aux offres publiques d'instruments de placement, aux admissions d'instruments de placement et à la négociation sur les marchés réglementés, les certificats immobiliers sont définis comme des titres de créance incorporant des droits sur les revenus, produits et prix de réalisation d'un ou plusieurs biens immobiliers déterminés lors de l'émission des certificats (article 5, §4 de la loi du 16 juin 2006).

 

Cette définition n'empêche cependant pas l'émission ou l'admission à la négociation en bourse d'autres instruments d'investissement dont l'actif sous-jacent serait un bien immobilier alors même que ces instruments ne présenteraient pas les caractéristiques des certificats immobiliers comme défini par cet article 5, §4.

 

Dans les deux cas, ces certificats immobiliers et instruments de type financier sont considérés comme des instruments de placement au sens de l'article 4, §1er de la même loi.

 

Dans les conditions visées dans cette loi, l'offre publique ou l'admission à la négociation sur un marché réglementé de ces instruments de placement nécessitera, le cas échéant, la publication d'un prospectus. Depuis l'entrée en vigueur de la loi du 20 juillet 2004 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement, les émetteurs de certificats immobiliers ne font plus l'objet d'un contrôle continu de la part de la Commission bancaire, financière et des assurances (CBFA) sous réserve de l'approbation du prospectus en cas d'offre publique de ces instruments et du contrôle des obligations d'information de l'émetteur en cas de cotation des certificats immobiliers sur un marché réglementé (arrêté royal du 31 mars 2003 relatif aux obligations des émetteurs d'instruments financiers admis aux négociations sur un marché réglementé belge).

 

Enfin, il est important de rappeler que les relations entre les investisseurs et les émetteurs de certificats immobiliers reposent exclusivement sur un cadre contractuel dont les modalités seront, le cas échéant, reprises dans le prospectus.

 

J'en viens maintenant aux questions précises. En ce qui concerne vos première et deuxième questions, il est contractuellement possible de procéder à l'émission publique de certificats immobiliers portant sur des terrains. Selon l'usage et la pratique actuelle en matière d'émission de certificats immobiliers, les modalités contractuelles de ces instruments ne prévoient généralement pas la possibilité de réinvestir les plus-values dans un autre investissement immobilier ou dans des investissements mobiliers Cependant, sous réserve de l'appréciation du caractère déterminé ou déterminable de l'objet du contrat, une telle possibilité ne semble pas exclue sur le plan contractuel.

 

Je suppose que la distribution évoquée dans votre troisième question est celle réalisée par les détenteurs de titres de créances. Sous cette réserve, j'estime que le mode de distribution des sommes revenant aux investisseurs fait partie des dispositions contractuelles liées à l'émission des instruments de placement. Le prospectus relatera ces dispositions de manière précise ainsi que tout risque financier lié à la distribution de sommes ou produits avant leur réalisation effective.

 

Quant à votre quatrième question, la création, l'organisation et les compétences de l'assemblée générale des porteurs de certificats sont régies par les dispositions contractuelles liées à la certification. Elles reposent souvent sur l'usage et la pratique financière en la matière.

 

Pour répondre à vos cinquième et sixième questions, je renvoie à la réponse que je viens de donner à votre troisième question relative à la distribution.

 

En réponse à votre septième question, rien ne semble empêcher un détenteur de certificats de donner ceux-ci en gage au profit d'une banque.

 

Sur le plan des impôts sur les revenus, je rappelle que les certificats immobiliers sont rangés parmi les titres analogues visés à l'article 2, §1er, 8°, alinéa 1er du CIR 1992. Les revenus de tels certificats constituent des intérêts imposables conformément à l'article 19 du même Code. Les sommes qui, au moyen d'une certaine quotité de loyer, sont affectées au remboursement de la partie convenue d'avance du prix de souscription desdits certificats ne constituent pas des intérêts imposables.

 

Quant à la question sur la nature professionnelle ou mobilière des revenus, il ne peut être exclu que la technique des certificats immobiliers soit utilisée afin de distribuer sous la forme d'intérêts le bénéfice de la vente d'un bien immobilier. Il est toutefois entendu que les principes généraux du CIR 1992 relatifs à la qualification d'un revenu trouveront naturellement à s'appliquer comme, par exemple, le principe d'attraction découlant de l'article 32, alinéa 1er du Code selon lequel "toutes les sommes et avantages qui sont alloués ou attribués à un dirigeant d'entreprise par sa société sont considérés comme des rémunérations de dirigeant d'entreprise".

 

Cette situation pourrait notamment être observée dans le cas de l'acquisition par une société d'un bien immobilier financé au moyen d'une émission privée de certificats immobiliers souscrits par un administrateur de cette société. Schématiquement, à l'échéance du certificat, la société en cause percevrait le montant du prix des réalisations de l'immeuble et dégagerait à cette occasion une plus-value. Elle procéderait alors au remboursement des certificats immobiliers par l'attribution du prix de réalisation de l'immeuble à son administrateur porteur des certificats immobiliers. Compte tenu de la qualité de ce dernier au sein de la société, les intérêts qui lui sont alloués seraient alors imposables à titre de revenus professionnels, conformément au principe d'attraction.

 

03.03  Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, je remercie M. le ministre pour ses réponses.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la notion d' 'entreposage de biens' en matière de TVA" (n° 14069)

04 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het begrip 'opslaan van goederen' inzake btw" (nr. 14069)

 

04.01  Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme l'écrit maître Baltus, avocate au barreau de Bruxelles, "il existe plusieurs opérations, qualifiées de prestations de services, qui ne répondent pas à la définition du bail immobilier et qui, tout en s'y apparentant de près ou de loin, sont soumises à la TVA.

 

On citera notamment les mises à disposition d'emplacements pour véhicules, pour l'entreposage de biens, pour le camping, etc.

 

En matière de location d'entrepôts, l'administration va jusqu'à estimer que l'exonération s'applique dès que les entrepôts ne sont pas conçus et exclusivement utilisés pour l'entreposage de biens, avec une tolérance lorsque la location d'entrepôts s'accompagne de la location de bureaux ne dépassant pas 10% de la surface totale."

 

Cette position administrative restrictive semble mise de plus en plus à mal par la jurisprudence. Je citerai les jugements du tribunal civil de Bruxelles du 19 mai 2004 et du tribunal civil d'Anvers du 12 septembre 2005.

 

Monsieur le ministre, votre département a-t-il l'intention de corriger sa position de principe à cet égard à la suite des avis émis tant par les tribunaux que par la doctrine? Par ailleurs, quel serait le sort fiscal dans le cas où il y aurait scission d'un immeuble avec, d'une part, l'entrepôt à proprement parler et, d'autre part, des bureaux qui seraient loués à une autre société? Compte tenu de la position administrative actuelle, faut-il considérer ou non que le critère retenu est celui de l'utilisation exclusive du bien?

 

04.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, M. Chabot conviendra avec moi qu'une jurisprudence aussi restreinte ne suffit pas à remettre en cause une position administrative. Je l'invite du reste à prendre connaissance du jugement du 12 septembre 2005 auquel il se réfère et qui ne me paraît pas relever de cette matière. Il s'agit peut-être d'une erreur sur le document lui-même ou de date. C'est néanmoins la réaction de mon administration quant à la citation du jugement de septembre 2005.

 

Si les bureaux et l'entrepôt d'un ensemble immobilier font l'objet de contrats distincts avec des personnes différentes, la mise à disposition de ces deux parties de l'ensemble immobilier suit le régime fiscal qui lui est propre. La location des bureaux est exemptée de la taxe par l'article 44, §3, 2°, a) du Code de la TVA tandis que la location de l'entrepôt est soumise à la taxe, conformément à l'exception prévue par ce même article.

 

En revanche, si un bâtiment est utilisé à la fois pour l'entreposage de biens et comme bureau ou espace de vente et loué à une même personne, l'opération constitue une seule opération économique exemptée de la taxe pour le tout. Cette distinction est conforme à la position de la Cour de Justice des Communautés européennes, affaire C-173/88 Skatteministeriet/Morten Henriksen du 13 juillet 1989, au regard de la location d'emplacements pour le stationnement de véhicules selon que celle-ci est ou non étroitement liée à la location de biens immeubles destinés à un autre usage.

 

Je dispose bien entendu d'une copie de cette réponse, si vous le souhaitez.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Wij komen aan vraag nr. 14101 van de heer Devlies over de veroordeling van de Belgische aannemersregistratieregeling door het Hof van Justitie.

 

04.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik stel voor om deze vraag om te zetten in een schriftelijke vraag omdat het gaat om een vrij technische aangelegenheid.

 

De voorzitter: Dat is in orde.

 

05 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de eindaudit rond de rekenfout van 883 miljoen euro" (nr. 14104)

05 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'audit final concernant l'erreur de calcul portant sur un montant de 883 millions d'euros" (n° 14104)

 

05.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de leden van de commissie voor de Financiën hebben eindelijk de gelegenheid gekregen om kennis te nemen van het eindverslag met betrekking tot de rekenfout van de 883 miljoen euro. Dat resultaat wordt een beetje in geheimzinnigheid gewikkeld, net als de wijze waarop wij dit verslag moeten nalezen. Het secretariaat doet nochtans maximale inspanningen om de parlementsleden ter wille te zijn. Het is toch wel eigenaardig dat men geen kopie van dit verslag kan bekomen en dat men dit verslag moet inkijken en zelf notities nemen.

 

Ik stel vast dat er eindelijk een officiële oorzaak werd bepaald. De oorzaak van het falen van het departement en de diensten van de minister is enerzijds gelegen in een menselijke fout bij een directie van de AOIF. Deze directie had beslist om de veiligheidsfilters te deactiveren. Anderzijds is er nog een menselijke fout van de buitendiensten die inkohieringen hebben gevalideerd die niet mochten worden gevalideerd. Een derde oorzaak vormen de informaticafouten in het programma van het inkohieringssysteem.

 

Verder benadrukt men dat de nodige communicatie, op basis van foutieve gegevens is verlopen. De communicatie is met andere woorden niet verlopen zoals men dat had gewenst. Hiervoor wordt de verantwoordelijkheid dan weer gelegd bij de administrateur-generaal van de belastingen en de invorderingen. Hij zou niet hebben gerapporteerd aan het directiecomité.

 

U hebt in afwachting van de definitieve audit een aantal maatregelen genomen, mijnheer de minister, op basis van de voorlopige audit. Wij kennen nu de definitieve audit. Ik zou graag vernemen welke maatregelen u zult treffen, welke conclusies u trekt uit deze audit. Als we de audit lezen, stellen we ook vast dat de werking van de FOD Financiën toch op heel wat essentiële punten belangrijke gebreken vertoont. De aanbevelingen die worden gedaan met betrekking tot de werking van de FOD Financiën zijn werkelijk zeer essentieel. Het gaat om basisprincipes die als aanbeveling worden gegeven, precies alsof het departement nog van nul moet worden opgebouwd. Ik stel dit vast na lezing van het verslag.

 

Wat zijn de conclusies van de minister? Hoe zit het nu in feite met de nummers 1 en 2 van het departement? Zijn dat nog altijd dezelfde mensen? Zo ja, kunnen wij die mensen eens horen in deze commissie?

 

05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Devlies, ten eerste, ik heb al twee documenten gestuurd naar de commissie. Het was mogelijk een consultatie te organiseren bij het secretariaat van de commissie, zonder enig probleem.

 

Ten tweede, ik begrijp uw vraag niet in verband met de nummers 1 en 2. Wij gaan voort met dezelfde personen. Ik heb daarover niets gehoord, gezien of gelezen. Maar goed, u beschikt misschien over andere informatie dan ik.

 

Ten derde, wij hebben beslist een hoorzitting te houden met de heer Six op 28 februari. Daarna kunnen misschien nieuwe maatregelen met betrekking tot het departement worden genomen. Nu functioneren alle inkohieringen zeer goed. Dat is een taak voor de heer Six.

 

05.03  Carl Devlies (CD&V): Ik hoor nu dat men een hoorzitting organiseert met de heer Six. Dat is niet de nummer 1 of 2 van uw administratie.

 

De voorzitter: We beginnen om 10 uur. De heer Jamar zal dan de minister vervangen.

 

05.04  Carl Devlies (CD&V): Ik dacht dat de voorzitter van het directiecomité de heer Laes van de MR was en dat de tweede man van het directiecomité de heer Delporte van de PS was. Het zou nuttig zijn die personen, die de eindverantwoordelijkheid dragen en samen met u verantwoordelijk zijn voor de fouten, te horen. Ik denk dat u uw verantwoordelijkheid probeert te ontlopen en dat u het Parlement belangrijke informatie ontzegt. Wanneer men de audit leest, is de situatie op het departement bijzonder slecht. Ik kan u zeggen wat er allemaal…

 

De voorzitter: Het is geen interpellatie en dus moet u de tijdslimieten respecteren. Met alle respect voor u, laten wij de tijdslimieten respecteren. U bent vrij een interpellatieverzoek in te dienen. Dan hebt u meer tijd.

 

05.05  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zie dat de heer Wathelet, hier ook aanwezig, evenmin tevreden is met het antwoord dat de minister geeft. (…)

 

05.06 Minister Didier Reynders: Het is altijd al zo geweest in de commissie, al gedurende vele jaren.

 

De voorzitter: Mijnheer Devlies, de heer Wathelet mag het woord niet voeren bij een vraag. U hebt een vraag ingediend, geen interpellatie. De heer Wathelet moet nu in alle talen zwijgen, want het is geen interpellatie. U hebt het woord.

 

05.07  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, u suggereert ons om een interpellatie in te dienen, wat we waarschijnlijk dan ook wel zullen doen.

 

De voorzitter: Goed.

 

Collega’s, ik herinner u er nogmaals aan dat de commissie wel hoorzittingen mag vragen, maar dat zij de naam van de te horen ambtenaren niet mag opleggen aan de minister. Dat bepaalt het Reglement.

 

05.08  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, on m'interpelle régulièrement sur le manque de personnel au département, mais si je le fais tout le temps venir au parlement pour répondre à des questions, le département va encore travailler beaucoup moins bien!

 

Le président: On peut peut-être faire l'inverse et mettre des parlementaires en stage au département?

 

05.09  Didier Reynders, ministre: Je n'ai que 32.000 fonctionnaires, comme on me le répète souvent!

 

05.10  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, we begrijpen dat de minister een rekenfout van 883 miljoen niet zo belangrijk vindt in het licht van alle andere vergissingen die gebeuren. Ik dacht dat het toch in het belang van de democratische controle was dat de personen die uiteindelijk in het rapport verantwoordelijk worden gesteld, hier ook zouden worden gehoord.

 

De voorzitter: Mijnheer Devlies, op 28 februari hebben wij een hoorzitting. Na die hoorzitting kunt u nog altijd beslissen of u wenst te interpelleren om meer details te krijgen. Natuurlijk, dat is het Reglement. Vandaag hebt u ruimschoots de tijd gehad om uw vraag te stellen en te repliceren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de M. Melchior Wathelet au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la taxation des plus-values sur actions" (n° 14087)

06 Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het belasten van de meerwaarden op aandelen" (nr. 14087)

 

06.01  Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je m'attendais à voir le ministre des Finances avec son bouquet de fleurs étant donné qu'il ne va pas vous quitter de la journée.

 

06.02  Didier Reynders, ministre: Je le lui ai déjà offert.

 

06.03  Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le ministre, vous me rassurez.

 

Cette question sera courte car j'ai déjà lu pas mal de réponses dans la presse.

 

Monsieur le ministre, la presse a relaté un préaccord entre le VLD et le sp.a en vue de taxer les plus-values sur actions. On connaît la volonté de votre gouvernement de continuer à taxer les plus-values. Vous aviez commencé avec les sicavs et je sais que le VLD et le MR sont particulièrement enclins à vouloir taxer les plus-values. Mais il y a eu un démenti le lendemain.

 

Dans cet article, on parlait d'un impôt à un taux de 10%. Certains ont même avancé une entrée en vigueur au 1er mars 2007.

 

Y a-t-il eu une quelconque concertation ou une quelconque discussion sur ce sujet?

D'où viendrait cette information?

Pouvez-vous nous rassurer et démentir le plus fermement possible tout type de taxation sur les plus-values, surtout à un taux de 10%, tel que cela transparaissait dans cet article?

 

06.04  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Wathelet, je vais peut-être vous rassurer et, si j'ai bien compris, je vais inquiéter ou décevoir M. Viseur, qui a malheureusement quitté notre assemblée et, probablement aussi, votre présidente de parti: il n'entre en rien dans nos intentions de taxer les plus-values, malgré leurs demandes répétées.

 

J'espère que vous transmettrez et que nous aurons dès lors un soutien actif et moins de demandes en la matière venant de votre présidente ou du nouvel échevin des Finances de Charleroi qui, si j'ai bien compris - mais c'est pour votre information - envisage de vendre 200 bâtiments sur les 600 que compte la ville. C'est uniquement pour vous informer sur la suite des procédures.

 

Comme le premier ministre et les deux formations incriminées l'ont confirmé, il n'entre pas du tout dans leurs intentions d'aller dans cette direction.

 

Pour ce qui me concerne, cela fait huit ans que je fais en sorte que cette exonération des plus-values reste un avantage compétitif important de la Belgique par rapport à d'autres pays. Je n'ai donc pas l'intention de modifier cette situation.

 

Je sais, depuis longtemps, que je peux compter sur votre soutien et j'espère que vous pourrez convaincre d'autres membres de votre formation de nous appuyer.

 

Le président: Monsieur Wathelet, je suppose que vous êtes rassuré.

 

Je me réjouis d'apprendre que M. Viseur, qui a été un excellent membre de cette commission, y a aussi appris des choses puisqu'il applique à Charleroi la politique du gouvernement en matière de bâtiments.

 

J'ai toujours pensé que M. Viseur était un homme intelligent et qu'il pouvait changer d'avis: on peut être Viseur et avisé!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de inkohieringen tijdens de maand januari 2007" (nr. 14176)

07 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les enrôlements effectués au mois de janvier 2007" (n° 14176)

 

07.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, kan de minister mij meedelen hoeveel belastingaanslagen in de personenbelasting werden gevestigd in de loop van de maand januari 2007?

 

Hoeveel aanslagen waren er met bijbetaling aan de Belgische Staat? Hoeveel waren er met terugbetalingen door de Belgische Staat? Wat waren de respectieve globale bedragen? Wat was het eindresultaat?

 

Kan de minister mij dezelfde gegevens meedelen voor de vennootschapbelasting, dus met betrekking tot de periode van 1 tot 31 januari 2007?

 

07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, voor de personenbelastingen voor het aanslagjaar 2006 werden in de loop van de maand januari 2007 in totaal 1.285.672 aanslagen gevestigd. Daarvan waren er 314.627 aanslagen met bijbetaling voor een bedrag van 234.325.964, 94 euro en 653.522 aanslagen met terugbetaling voor een bedrag van min 689.726.484,47 euro. Het eindresultaat bedroeg dus min 455.400.519,53 euro.

 

Voor de vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar 2006 werden in 2007 tot op heden 18.429 aanslagen gevestigd voor een totaalbedrag van min 225.871.035,79 euro. Dit bedrag is als volgt samengesteld. Voor de aanslagen met bijbetalingen ging het om een bedrag van 11.833,91 euro en voor de aanslagen met terugbetalingen ging het om een bedrag van min 225.882.869,70 euro. Hierbij heb ik u alle cijfers gegeven.

 

07.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het douanepersoneel" (nr. 14124)

08 Question de M. Servais Verherstraeten au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le personnel douanier" (n° 14124)

 

08.01  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, om de kennis bij het douanepersoneel rendabel te maken, is shiftwerk onvermijdelijk. Het douanepersoneel voert het werk dus in ploegen uit en ontvangt voor het ploegwerk extra vergoedingen. Er zou 10 uur worden uitbetaald, terwijl effectief maar 8 uur wordt gepresteerd.

 

Klopt het dat de uitbetalingen zonder rechtsgrond plaatsvonden?

 

Bestaan er dan geen wettelijke shiftvergoedingen?

 

Hoe werden de vergoedingen uitbetaald?

 

Over hoeveel personeelsleden gaat het?

 

Hoeveel werd in totaal zonder rechtsgrond uitbetaald? Hoeveel bedraagt de gemiddelde vergoeding per ambtenaar?

 

Moeten ten onrechte ontvangen vergoedingen worden terugbetaald?

 

Zal de minister het probleem regulariseren? Hoe zal hij het oplossen?

 

Mijnheer de minister, klopt het dat de uitbetaling van shiftvergoedingen enkel in de haven van Antwerpen en niet in de zeehaven van Zeebrugge een gangbare praktijk zou zijn?

 

08.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verherstraeten, in de haven van Antwerpen gebeurt de werking van de verificatiedienst buiten de normale diensturenregeling door vrijwilligers. Sinds 2002 werd bij de Administratie der Douane en Accijnzen in de Antwerpse haven nieuw detectiemateriaal in gebruik genomen, meer bepaald vaste en mobiele scanners zoals u hebt gezegd. Voor de bediening van de scanners is personeel aangetrokken uit de klassieke verificatiediensten.

 

Voor de hierbij tewerkgestelde ambtenaren bestaat er op dit ogenblik geen ploegenstelsel en bijgevolg ook geen vergoeding voor werken in ploegen. Evenwel gebeuren de werkzaamheden van het scanteam volgens een beurtrol. De uren gepresteerd buiten de normale diensttijd worden betaald in een overurenregeling. Op grond van een lokaal bestaande regeling worden dagelijks twee overuren aan 100% uitbetaald. Momenteel zijn er 38 personeelsleden tewerkgesteld, wat op jaarbasis een totale kost van 385.000 euro bruto en 202.000 euro netto vertegenwoordigt.

 

Uiteraard dient bij een verdere uitbreiding van deze werkzaamheden te worden overwogen om het werk in ploegen te organiseren met een adequaat ploegenpremiestelsel. Ik heb de vakbond gezegd dat we tot overleg moeten komen over een dergelijke evolutie.

 

08.03  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, uit uw antwoord leid ik af dat er volgens u eigenlijk niets aan de hand is en dat mensen een paar overuren doen waarvoor ze – wellicht conform de wettelijke regels – uitbetaald krijgen. Ik meen begrepen te hebben dat deze mensen in realiteit geen overuren kloppen – of misschien af en toe overuren maken die ze terecht uitbetaald krijgen – maar dat ze aangezien er geen shiftvergoeding bestaat uren betaald of gehonoreerd krijgen die niet effectief zouden zijn gepresteerd. Men zou dit als praktische oplossing hebben gekozen omdat er geen shiftvergoedingen bestaan. Men werkt blijkbaar in twee shiften bij die scanners, twee keer acht uur. Aangezien men geen shiftvergoeding krijgt, heeft men gesteld dat men twee uur extra zou betalen hoewel die in realiteit niet worden gepresteerd. Ik meen dat er daaromtrent op dit ogenblik problemen zijn.

 

Laat mij heel duidelijk zijn, mijnheer de minister. Ik vind dat deze mensen heel belangrijke werkzaamheden verrichten die extra moeten worden gehonoreerd. Hiervoor dient echter hoe dan ook een rechtsgrond te bestaan. Op dit ogenblik rijzen er blijkbaar problemen omdat hiervoor geen rechtsgrond voorhanden zou zijn. Dat houdt in dat de verantwoordelijken die de beslissing ter zake hebben genomen eigenlijk valsheid in geschrifte zouden hebben gepleegd. Ik spreek mij uit in de voorwaardelijke wijze.

 

Hoe dan ook, er bestaan risico’s voor de mensen die deze werkzaamheden verrichten omdat er eigenlijk geen rechtsgrond is voor die extra vergoedingen. Ik wil er hoe dan ook voor pleiten dat dit wordt geregulariseerd als dit het geval is. Net zozeer als het bij wijze van spreken kan worden geregulariseerd voor de ambtenaren die werkzaam zijn voor de Europese Commissaris of voor gewezen minister Vande Lanotte, vind ik dat het ook voor deze ambtenaren moet kunnen worden geregulariseerd. Ik dring erop aan dat dit zo snel mogelijk gebeurt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mijnheer Verherstraeten u hebt een vraag nr. 14140 over ‘de kosten die gepaard gingen met de oorspronkelijk in 2006 voorziene oprichting van een een bevak’.

 

08.04  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik word ook verwacht in een andere commissie. Als de minister geen bezwaar heeft, zou ik deze vraag willen uitstellen. Of als de minister mij het antwoord schriftelijk geeft, ben ik daarmee akkoord.

 

De voorzitter: U hebt ook een vraag nr. 1441 over ‘Fedimmo’.

 

08.05  Servais Verherstraeten (CD&V): Kan de minister mij ook daarover een schriftelijk antwoord bezorgen?

 

09 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de vennootschapsbelasting op regionale subsidies" (nr. 14183)

09 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'impôt des sociétés sur les subventions régionales" (n° 14183)

 

09.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag heeft ook betrekking op discussies die we reeds in de commissie hebben gevoerd, over de vennootschapsbelasting op de regionale subsidies, onder meer voor de landbouw.

 

Vorige week hebben we in de commissie nog een discussie gehad over dit onderwerp. Ik was dan ook vrij verrast om in de pers te lezen dat de regering vorige vrijdag een beslissing zou hebben genomen met betrekking tot deze materie, terwijl daarover in deze commissie vorige week woensdag met geen woord is gerept.

 

Men heeft dat vorige week absoluut niet aangekondigd.

 

Het gaat over de vennootschapsbelasting op regionale subsidies, meer bepaald voor de landbouw, waarover nog onduidelijkheid bestaat. Vorige week hebben we dit onderwerp ook even behandeld in de commissie voor de Financiën, met de heer Jamar. Er is absoluut niet aan de commissie meegedeeld dat de regering zich vorige week vrijdag zou beraden over dat onderwerp en daarover een beslissing zou nemen. Wij waren wat verwonderd om dat via de pers te vernemen.

 

Bovendien heb ik in persartikels ook het volgende gelezen: "De federale Ministerraad heeft vrijdag beslist de vennootschapsbelasting af te schaffen. Het schrappen van de belasting op premies voor ondernemerschap en landbouwsubsidies kan 72,2 miljoen euro opbrengen voor de bedrijven, berekende het kabinet van premier Guy Verhofstadt."

 

Die artikels hebben tot gevolg gehad dat in de landbouwsector de overtuiging groeide dat ook de landbouwsubsidies onder de regeling zouden vallen. Dat blijkt uiteindelijk niet het geval.

 

Ik verneem dus graag wat de stand van zaken is met betrekking tot de verschillende componenten van de regionale subsidies. Zijn die al of niet belastbaar voor de aanslagjaren 2007 en 2008?

 

09.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, ik heb uw tekst gelezen en uw vraag gehoord, maar de Ministerraad heeft nog niet beslist om de vennootschapsbelasting af te schaffen. Dat komt misschien nog, maar tot nu toe heb ik zo’n beslissing nog niet gezien.

 

09.03  Carl Devlies (CD&V): U haalt de zaken uit hun verband.

 

09.04 Minister Didier Reynders: Ik heb de volgende zin gelezen: “De federale Ministerraad heeft vrijdag beslist de vennootschapsbelasting af te schaffen”. Dat gaat te ver. Wij komen van meer dan 40%, naar minder dan 34% nu en misschien 25%, via de notionele intrest, maar wij zijn nog niet tot 0 gekomen.

 

Ik ben natuurlijk wel voorstander van een verdere verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting teneinde de concurrentiepositie van België te verbeteren en investeringen in België nog aantrekkelijker te maken.

 

In verband met de gewestsubsidies kan ik u meedelen dat artikel 193bis §1, 2de lid van het Wetboek van Inkomstenbelastingen reeds bepaalde kapitaal- en intrestsubsidies die uitsluitend door de Gewesten aan de vennootschappen zijn toegekend in het kader van de economische expansiewetgeving, vrijstelt. Dat werd ingevoerd door de artikelen 117 tot 119 van de wet van 23 december 2005 betreffende het Generatiepact.

 

Ook het wetsontwerp houdende diverse bepalingen, dat thans in de commissie voor de Financiën en Begroting ter bespreking ligt, voorziet in een maatregel houdende vrijstelling van vennootschapsbelasting van premies en kapitaal- en intrestsubsidies toegekend door gewestelijke instellingen in het kader van steun aan onderzoek en ontwikkeling.

 

Naar aanleiding van de federale beleidsverklaring 2006-2007 van 17 oktober 2006 heeft de Ministerraad van 9 februari 2007 een werkgroep belast met het opstellen van een lijst van de nog niet vrijgestelde gewestelijke premies en subsidies toegekend aan bedrijven onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Bovendien zal die werkgroep voorstellen formuleren op welke wijze eventueel vrijstellingen van die premies en subsidies budgettair zullen worden gecompenseerd.

 

Mijnheer Devlies, ik heb ook een aantal vragen gekregen vanuit de Gewesten. Er was een vraag over de vrijstelling van vennootschapsbelasting op een aantal subsidies, bijvoorbeeld voor de landbouwsector.

 

Er was echter ook een vraag over de aftrekbaarheid van een aantal milieutaksen in verband met de vennootschapsbelasting. Ik was verrast over die vraag. Het was een vraag van het Waalse Gewest. Het is toch niet zo evident om een aftrekbaarheid van de milieutaks te bereiken en tegelijkertijd een zeer groot debat te organiseren over de klimaatverandering. Het is zeer moeilijk om op zo'n vraag een positief antwoord te geven.

 

Ten slotte heb ik ook nog een vraag gekregen van de Vlaamse regering om verder te gaan met het btw-compensatiefonds. Wij zijn dus bezig met een aantal zaken.

 

Wij hebben een aantal beslissingen genomen in verband met een verlaging van de vennootschapsbelasting. Wij hebben ook een aantal beslissingen genomen over de vrijstelling van de vennootschapsbelasting. Het gaat niet over de vennootschapsbelasting zelf. Wij zijn bereid om verder te gaan. Er is nu een werkgroep bezig op dat vlak. Het is misschien mogelijk om door de volgende programmawet, na de begrotingscontrole, iets te doen.

 

09.05  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil nog iets zeggen over het tarief van de vennootschapsbelasting, om geen misverstand te laten groeien. Het is enerzijds zo dat het tarief werd verlaagd. Anderzijds is de belastbare basis verbreed geworden waardoor de feitelijke belastingdruk is gestegen.

 

De vraag had in feite betrekking op de regionale subsidies. Ik stel vast dat er geen definitieve beslissingen meer zullen worden genomen in deze legislatuur vermits er een overlegprocedure werd opgestart.

 

Ik verneem dat de Vlaamse regering ook heeft gevraagd om te spreken over het btw-compensatiefonds. Dat is een heel goede zaak, want steden en gemeenten hebben het de laatste tijd bijzonder moeilijk, vooral ingevolge de liberalisering van gas en elektriciteit, dat een enorme daling van de inkomsten met zich meebrengt.

 

Die daling van de inkomsten loopt vandaag op tot 7% à 8% van het reële inkomen van een gemeente. In het verleden bestonden er dividenden gas en elektriciteit. Die waren goed voor ongeveer 10% van de inkomsten van de gemeente. Nu evolueren wij naar 2% à 3%. Dat is natuurlijk een stevige deuk in de gemeentelijke budgetten.

 

Mijnheer de minister, u hebt ook een nieuwe belasting opgelegd ten aanzien van de gemeenten, namelijk de nieuwe btw-heffing, die op 1 juli in voege gaat.

 

Ik denk dat men deze zaken ook moet meenemen bij de besprekingen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.31 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11.31 heures.