Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Zaken

 

du

 

mardi 13 fÉvrier 2007

 

Matin

 

______

 

 

van

 

dinsdag 13 februari 2007

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.19 uur en voorgezeten door de heer Hans Bonte.

La séance est ouverte à 10.19 heures et présidée par M. Hans Bonte.

 

01 Vraag van de heer Guy D'haeseleer aan de minister van Werk over "de samenstelling van de PWA" (nr. 14116)

01 Question de M. Guy D'haeseleer au ministre de l'Emploi sur "la composition des ALE" (n° 14116)

 

01.01  Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, artikel 8, §1, 3° van de besluitwet van 28 december 1944 poneert dat om te worden erkend als PWA deze vereniging zonder winstoogmerk paritair moet worden samengesteld, enerzijds uit leden aangewezen door de gemeenteraad of gemeenteraden in proportionaliteit tussen meerderheid en minderheid en, anderzijds, uit leden die de organisaties die zitting hebben in de NAR vertegenwoordigen.

 

Met betrekking tot de leden die worden aangewezen door de gemeenteraad bepaalt de besluitwet dat een proportionaliteit dient te bestaan tussen meerderheid en minderheid. De politieke evoluties hebben ervoor gezorgd dat in bepaalde gemeenten momenteel monstercoalities zijn gevormd waarbij de oppositie in de gemeente bestaat uit een enkele kleine partij. Een oppositie die de meerderheid kan controleren of minstens de mogelijkheid daartoe krijgt, is, volgens mij, de basis van ons rechtssysteem.

 

Indien men het gegeven van de monstercoalities betrekt bij de verplichting van een proportionaliteit die tussen de meerderheid en de minderheid dient te bestaan met betrekking tot de leden die worden aangewezen door de gemeenteraad, moet men constateren dat dit tot gevolg kan hebben dat de oppositie buiten spel wordt gezet. Monstercoalities zorgen er immers voor dat in bepaalde gevallen, als men het systeem van proportionaliteit tussen meerderheid en minderheid hanteert, de oppositiepartijen hun controlerecht dat de basis van ons rechtssysteem is, niet meer kunnen uitoefenen. De interpretatie van de term "proportionaliteit" kan in bepaalde gemeenten leiden tot het monddood maken van de oppositie.

 

Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen.

 

Vindt u dat de term "proportionaliteit" zodanig kan of mag worden geïnterpreteerd dat dit kan leiden tot het weren van de oppositie uit de PWA's?

 

Werden initiatieven genomen die een oplossing bieden tegen de bestaande toestand waarbij in bepaalde gevallen de oppositie monddood wordt gemaakt? Zo ja, welke? Zo nee, bent u bereid en van plan dergelijke initiatieven te nemen die een oplossing bieden aan voormeld probleem?

 

01.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, mijnheer D’haeseleer, ik kan u verzekeren dat bij de samenstelling van de raden van bestuur van de PWA’s, de oppositie niet mag en kan worden geweerd. Meerderheid en oppositie moeten worden vertegenwoordigd. Zelfs waar monstercoalities zijn gevormd, mag de oppositie niet buitenspel worden gezet. Het is uiteindelijk wel de gemeenteraad die de vertegenwoordiging van de gemeente in de raad van bestuur van de PWA moet aanduiden. Waar zich op dit vlak in het verleden moeilijkheden hebben voorgedaan, is dit principe uiteindelijk steeds gerespecteerd. Ik zie dan ook niet in waarom ik vandaag nieuwe initiatieven zou moeten nemen. Het is klaar en duidelijk dat ook de oppositie in de raad van bestuur van de PWA moet zijn vertegenwoordigd.

 

01.03  Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw klaar en duidelijk antwoord.

 

Ik heb deze vraag gesteld naar aanleiding van een concreet geval in Wielsbeke, waarover u misschien hebt gehoord. Daar is er een monstercoalitie en het Vlaams Belang is er de enige oppositiepartij met een zetel en er is een meerderheid van 20 zetels. Men heeft daar de term proportionaliteit op die manier gehanteerd dat het Vlaams Belang als enige oppositiepartij, weliswaar met slechts een zetel, werd geweerd. Als ik u goed begrijp, is dit een onwettelijke toestand en kan dit de volgende zes jaar in Wielsbeke niet standhouden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Maggie De Block aan de minister van Werk over "pesten op het werk" (nr. 14118)

02 Question de Mme Maggie De Block au ministre de l'Emploi sur "le harcèlement au travail" (n° 14118)

 

02.01  Maggie De Block (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, sedert de laatste aanpassing van de wet betreffende de bescherming van de werknemers tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op de werkvloer, zijn de werkgevers verplicht maatregelen te treffen om pesterijen op de werkvloer te voorkomen.

 

Wat het preventieve luik betreft, dient de werkgever preventiemaatregelen te nemen op grond van een risicoanalyse. Het gaat hierbij onder andere over materiële en organisatorische maatregelen. Men is daaraan volop aan het werken op de werkvloeren. Er gaan heel wat vergaderingen aan vooraf. Nu blijkt dat bij de praktische uitwerking een aantal problemen rijst.

 

Het individuele dossier van de werknemers, dat door de preventieadviseur-psycholoog wordt opgesteld, bevat heel wat vertrouwelijke elementen, onder andere psychosociale elementen die eigenlijk onder het beroepsgeheim vallen. Meestal is de arbeidsgeneesheer daarvan ook wel op de hoogte, maar voor het overige blijft het beroepsgeheim. De overste in het gezondheidsteam, aan wie de psycholoog moet rapporteren, is eigenlijk een technocraat, die dus bezig is met de risicoanalyse. Hij is niet gebonden, op het vlak van het beroepsgeheim, wat betreft de psychosociale elementen. Dat is dus een probleem.

 

Wat kan er gebeuren om het medische geheim niet te schenden, indien het verslag wordt bezorgd aan iemand die niet tot het gezondheidsteam van het bedrijf behoort? De medische gegevens maken immers integraal deel uit van dit dossier. Kunnen, bijvoorbeeld, de psychosociale, medische gegevens enkel ter inzage zijn voor de bedrijfarts? Kan dat luik eventueel worden weggelaten? Kan er aan die mensen duidelijk worden gemaakt – zij zijn daarmee niet vertrouwd – dat dit deel uitmaakt van hun beroepsgeheim?

 

Mijn tweede vraag heeft betrekking op de tarificatie. De taken zijn uitgebreid en de preventieadviseur-psycholoog moet heel wat voorbereidend werk doen, als er zich een probleem voordoet. Ik denk daarbij aan intakegesprekken, het horen van getuigen en het inschatten van de ernst van de situatie op de werkvloer. De deskundige steekt dus heel wat tijd in het opstellen van het rapport. Het moet uitvoerig worden uitgeschreven. Nu is er een forfaitair loon, voor zowel de informele fase van het dossier als voor de gevallen waarin er verdere stappen worden ondernomen.

 

In deze laatste gevallen, als men werkelijk tot verdere procedures overgaat, zou het forfait niet genoeg meer zijn. Er is momenteel ook weinig duidelijkheid over de exacte vergoeding van deze prestaties. Er is ook geen eenduidigheid tussen de verschillende externe diensten. Kan iets worden gedaan aan die tariferingsmethode? Kan men bijvoorbeeld zeggen dat de prestaties tot op een zeker punt onder het forfait vallen en dat als er wordt verdergegaan, een andere manier van tariferen kan worden gehanteerd?

 

Wat het eerste punt betreft, heb ik ook nog een bijkomende vraag. Kunnen de psychologen worden toegevoegd aan de medische cel voor de gevallen die betrekking hebben op geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, dus enkel voor wat deze wet aangaat?

 

02.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Block, de preventieadviseur, gespecialiseerd in psychosociale aspecten, is inderdaad en uiteraard gebonden door het beroepsgeheim. Dit betekent dat hij niet mag onthullen wat hem ter kennis wordt gebracht in het licht van de uitoefening van zijn functie, behalve wanneer de wet hem dit toelaat. De wet laat hem in enkele gevallen ook daadwerkelijk toe om af te wijken van het beroepsgeheim. Het beroepsgeheim mag immers geen obstakel zijn in de uitoefening van zijn opdracht als preventieadviseur.

 

De preventieadviseur is een adviseur van de werkgever, die de werkgever moet inlichten over gepaste te nemen maatregelen. De werkgever blijft steeds verantwoordelijk voor het welzijn van de werknemers en beslist uiteindelijk welke maatregelen daadwerkelijk zullen worden genomen.

 

Daarom voorziet de welzijnswet er expliciet in dat de overdracht van een rapport een uitzondering vormt op de verplichting van het beroepsgeheim. De preventieadviseur schendt hiermee zijn beroepsgeheim dus niet.

 

In zijn rapport kan de adviseur dus elementen doorgeven die voortvloeien uit zijn onderzoek van de gemotiveerde klacht. Hij moet er niettemin over waken om in zijn rapport alleen strikt noodzakelijke elementen op te nemen in directe relatie tot het doel van het rapport. Hij zal dus moeten vermijden om persoonlijke gegevens van medische aard erin op te nemen.

 

De werkgever van zijn kant is niet aan het beroepsgeheim gehouden. De situaties waarin hij het rapport mag doorsturen aan de betrokken werknemers, zijn voortaan gelimiteerd, meer bepaald door artikel 32 sexies decies. Bovendien is de werkgever in elk geval gebonden door een discretieplicht. Als hij zich niet aan die plicht houdt, begaat hij een fout en kan hij burgerrechtelijk verantwoordelijk worden gesteld zodra deze fout schade veroorzaakt. Hij moet dus een zeer grote omzichtigheid aan de dag leggen als hij elementen van het rapport aan derden wil doorgeven. Ik denk dat dit alles samen de bescherming voldoende garandeert.

 

De prestaties die voor de opdrachten in het kader van de antipestwet moeten worden geleverd, inclusief de behandeling van gemotiveerde klachten, blijven gedekt door de forfaitaire bijdrage. Ik verwijs naar artikel 13ter van het KB betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming. Ik kan u zeggen dat momenteel geen enkele wijziging inzake de tarifering wordt overwogen.

 

02.03  Maggie De Block (VLD): Mijnheer de minister, ik hoop dat er door dit antwoord toch een beetje meer duidelijkheid op het veld komt.

 

Een rapport is volledig als men alle elementen erin kan opnemen. Bij de overdracht van een rapport moet men inderdaad kunnen rekenen op de discretie van degene die het ontvangt. Dat geldt niet alleen voor de overbrenger, maar ook voor degene die het ontvangt. Het blijkt daar fout te gaan. De toekomst zal het moeten uitwijzen. Door nu nog eens de punten op de i te zetten met betrekking tot de discretie en de bewaring van de persoonlijke gegevens, leert men daarmee misschien toch omgaan. Dat is inderdaad niet voor iedereen evident.

 

Wat de tarifering betreft, nu het takenpakket uitgebreider en meer omschreven is, meen ik dat men daarover in de toekomst, bij een eventuele evaluatie, toch zou moeten nadenken. Het zijn toch hooggeschoolde mensen die daar werken. Men moet er toch over waken dat het geen dode letter wordt door deze mensen onvoldoende te verlonen voor hun prestaties.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega's, mevrouw Lanjri heeft gevraagd om haar mondelinge vraag om te zetten in een schriftelijke vraag. Mevrouw Lahaye-Battheu heeft verzocht om haar vragen uit te stellen.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 10.31 uur.

Le développement des questions et interpellations se termine à 10.31 heures.