Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

mardi 30 janvier 2007

 

Matin

 

______

 

 

van

 

dinsdag 30 januari 2007

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.21 uur en voorgezeten door mevrouw Martine Taelman.

La séance est ouverte à 10.21 heures et présidée par Mme Martine Taelman.

 

01 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de ingebruikname van de nieuwbouw bij het bestaande gerechtsgebouw te Ieper" (nr. 13775)

01 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la mise en service de la nouvelle annexe du palais de justice d'Ypres" (n° 13775)

 

01.01  Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mevrouw de minister, u zult zich de problematiek van de nieuwe vleugel bij het gerechtsgebouw te Ieper herinneren. Er is een nieuwe vleugel gebouwd die eigenlijk instapklaar is. De meubelen staan er, de kasten staan er, de verwarming werkt en de elektriciteit werkt. Het enige probleem is dat er geen telefonie is, zodat het gebouw eigenlijk niet in gebruik kan worden genomen.

 

Eind november, nadat ik via de minister van Financiën naar u was doorverwezen, heb ik gevraagd of de FOD Justitie bereid was de kosten van de telefooninstallatiewerken voor haar rekening te nemen. U hebt toen bevestigend geantwoord en letterlijk gezegd dat er een oplossing zou worden gezocht om bij de FOD Justitie zo spoedig mogelijk tot vastlegging van het dossier te kunnen overgaan met eventueel nog beschikbare marges op de investeringskredieten 2006. Zo niet, zou het in de loop van 2007 gebeuren.

 

Als er nog geld gevonden kon worden in 2006, zou het einde van de werken in de loop van april verwacht mogen worden. In het andere geval zou de nieuwe vleugel tegen het bouwverlof van dit jaar in gebruik worden genomen.

 

Die eerste piste is dus niet gerealiseerd kunnen worden. Er waren geen kredieten meer vorig jaar. Wij vallen dus terug op de tweede piste. Ik hoop dat het geruchten zijn maar ik vernam dat voor die installatiewerken ook op het budget voor 2007 niet in de nodige middelen zou voorzien zijn.

 

Ik wil u vandaag dan ook vragen of dat gerucht klopt, dat er voor de installatie in dat instapklare gebouw geen budgetten zijn dit jaar? Zo ja, wanneer zal de vastlegging gebeuren? Het tweede deel van mijn vraag is dan: wanneer kunnen de werken effectief starten, of wordt de ingebruikname nog altijd uitgesteld? Ik hoop dat u mij een positief antwoord kunt geven.

 

01.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Lahaye-Battheu, dit is een vraag voor minister Reynders.

 

Zoals u reeds eerder werd meegedeeld, werd het studiedossier telecommunicatie door de Regie der Gebouwen opgemaakt en aanbesteed op 30 maart 2006. De vastlegging ervan was ten laste van de Regie.

 

Het advies van de inspectie van Financiën, geaccrediteerd bij de Regie der Gebouwen, dateert van eind november 2006. De beslissing om de uitgaven voor deze nieuwe telefooninstallatie ten laste van de bezettende departementen te leggen, is er slechts gekomen na de goedkeuring van de begroting 2007. Hierdoor kon het overeenstemmende budget van ongeveer 208.000 euro voor de telefooninstallatie uiteraard niet worden voorzien bij de FOD Justitie.

 

Momenteel wordt met de Regie der Gebouwen en de beide betrokken inspecties van Financiën overlegd om de werken zo spoedig mogelijk te laten prefinancieren door de Regie en vervolgens door de FOD Justitie te laten terugbetalen zodra dit krediet tijdens de volgende begrotingscontrole in de begroting Justitie 2007 kan worden opgenomen.

 

Het spreekt voor zich dat ik er bij mijn collega Reynders, bevoegd voor de Regie der Gebouwen, op aandring om met de werken voor deze telefooninstallatie van start te gaan onmiddellijk aansluitend op de vastlegging ervan.

 

Conform het aanbestede bestek van de Regie der Gebouwen beschikt de aannemer over een termijn van zestig werkdagen om de installatie uit te voeren waarna het gebouw eindelijk in gebruik zal kunnen worden genomen. Ik hoop dat dit dankzij de voorgestelde oplossing in de loop van mei 2007 het geval zal zijn.

 

01.03  Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het wordt moeilijk te begrijpen voor de gewone burger. Immers, enerzijds staat er een volledig nieuwe, instapklare vleugel. Anderzijds antwoordde u op 20 november 2006 in de commissie dat in de begroting 2006 geld werd gezocht. Als het geld er niet was, zou het zeker in 2007 worden uitgetrokken. Het gebouw moet immers tegen het bouwverlof in gebruik worden genomen. Ik stel echter vast dat tot op vandaag geen kredieten werden ingeschreven.

 

Ik vraag u dan ook om daarvan dringend werk te maken. Het is immers niet te begrijpen.

 

01.04  Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, je répète qu'il serait intéressant que les questions concernant la Régie des Bâtiments soient posées au ministre responsable de la Régie des Bâtiments. Je veux bien y répondre mais nous avons déjà tellement de travail en commission. Si je prends en plus les compétences des autres, cela devient difficile même si, jusqu'à présent, j'ai à chaque fois fait l'effort de répondre sur base du dossier de mon collègue.

 

01.05  Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Ik heb mijn vraag ook aan de minister van Financiën gesteld. Hij verwees mij naar het akkoord binnen de Ministerraad, namelijk dat de bezettende dienst de kosten voor zijn rekening moet nemen. Daarom kom ik naar u.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de vlucht van een gedetineerde onder elektronisch toezicht" (nr. 13794)

02 Question de M. Tony Van Parys à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la fuite d'un détenu placé sous surveillance électronique" (n° 13794)

 

02.01  Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de vicepremier, de pers heeft melding gemaakt van het feit dat er opnieuw een gedetineerde onder elektronisch toezicht, onder het zogenaamde light regime, op de vlucht is geslagen.

 

U weet wel, het fameuze systeem waarbij gedetineerden op zes maanden voor het einde van de straf automatisch onder elektronisch toezicht worden geplaatst ingevolge een rondzendbrief van einde vorig jaar. Daarbij is er enkel toezicht van 20 uur 's avonds tot 6 uur 's morgens. Overdag mogen de gedetineerden doen wat ze willen, blijkbaar met alle gevolgen van dien.

 

Kunt u het nieuwe incident met dit elektronisch toezicht light regime bevestigen? Welke veroordelingen had de gedetineerde in kwestie opgelopen?

 

Is het juist dat tijdens dit elektronisch toezicht politietussenkomst nodig was ingevolge huishoudelijk geweld? Met name zou de politie in dit dossier opgeroepen zijn omdat er intrafamiliaal geweld was ten huize van de gedetineerde. De politie is moeten tussenkomen, maar men heeft de man in kwestie ongemoeid gelaten, zonder sociale begeleiding, zonder dat hij werd verontrust. Waarom werd hij toen niet opgesloten?

 

Meer in het algemeen, is het elektronisch toezicht light regime nog steeds van kracht? Hoe lang zult u dit regime nog in stand houden, daar waar het aanleiding geeft tot incidenten die allemaal voorspelbaar waren?

 

02.02  Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, pour apporter quelques informations à M. Van Parys, je dirais que le fait qu'il y ait des personnes qui ne respectent pas des conditions de libération conditionnelle ou qui ne respectent pas les contraintes d'une surveillance électronique, normale ou "light", s'est toujours produit et va continuer à se produire.

 

Pour les questions précises qui concernent le condamné auquel M. Van Parys a fait allusion, je vous fais remarquer qu'il s'agit d'un dossier individuel. La seule chose que je peux vous dire est que, confronté à une problématique concernant cette personne, le procureur du Roi qui assurait la garde a estimé qu'il n'y avait pas de mesures particulières à prendre. C'est donc au niveau judiciaire que des décisions ont été prises.

 

Pour le reste, il s'agit d'un dossier individuel et je ne peux donc répondre aux questions précises qui m'ont été posées.

 

02.03  Tony Van Parys (CD&V): Dit is de wijze waarop men dus omgaat met de controle die het Parlement moet uitoefenen op de minister van Justitie.

 

Mevrouw de minister, er is een structureel probleem met uw rondzendbrief waarbij mensen die op zes maanden van het einde van hun straf zijn, automatisch elektronisch toezicht wordt toegekend zonder enige sociale begeleiding en zelfs zonder enige controle overdag. Er zijn 16 dossiers, waarvan er nu al 2 faliekant zijn afgelopen.

 

Het kan natuurlijk niet dat u zich verschuilt achter het feit dat het om een individueel dossier gaat, want het gaat hier om een fundamenteel structureel probleem dat bovendien nieuw is: het automatisch elektronisch toezicht op zes maanden van het einde van de straf is een maatregel die nooit eerder werd genomen en die op het einde van vorig jaar door u werd genomen.

 

Bovendien antwoordt u niet op de vragen die hoe dan ook niets met individuele gevallen te maken hebben. In die zin is de vraag niet beantwoord of het elektronisch toezicht light regime nog steeds van kracht is en hoe lang u dit regime nog in stand zult houden.

 

Ik wens dus heel uitdrukkelijk een antwoord op de vraag, zowel in het individuele geval als in verband met de vraag die betrekking heeft op de structurele problemen met het regime van het elektronisch toezicht light. Ik vraag dus aan de minister om hoe dan ook te antwoorden op de vraag of dat regime op dit ogenblik nog steeds van kracht is en hoe lang het nog van kracht zal zijn.

 

Ik wil er trouwens op wijzen, mevrouw de minister, dat wij na de vraag van 19 januari in verband met de problematiek nog altijd niet in het bezit zijn gesteld van de studie van de VUB en de UCL, die was gevraagd. Bij mijn weten is die nog steeds niet ter beschikking van het Parlement gesteld. Ik vraag dus heel uitdrukkelijk nu onmiddellijk een antwoord op de vraag of het regime van het elektronisch toezicht light nog steeds van kracht is en wanneer de studie van de VUB en de UCL ons ter beschikking zal worden gesteld.

 

De voorzitter: Wat de vragen betreft, kan ik alleen nog maar eens verwijzen naar de vraag die ik als commissievoorzitter samen met die van Binnenlandse Zaken aan de voorzitter heb gesteld en waarop een heel uitgebreid antwoord is gekomen.

 

Ik stel vast dat er twee algemene vragen als laatste in de vraagstelling van de heer Van Parys zijn opgenomen. Mevrouw de minister, ik weet niet of u hier onmiddellijk op kunt antwoorden maar ze zijn inderdaad redelijk algemeen.

 

Voor het overige verwijs ik naar wat de voorzitter daarover zegt.

 

02.04  Laurette Onkelinx, ministre: Ce n'est pas la première fois que M. Van Parys m'interroge sur le sujet. Lors de la première évasion, il avait déjà posé une question au sujet du système et j'avais répondu. Ce système n'étant pas mis en cause, il se poursuit.

 

Par ailleurs, j'ai également répondu en commission à une question portant sur les études universitaires.

 

La présidente: Il semble que ces études ne soient pas disponibles pour le moment.

 

02.05  Laurette Onkelinx, ministre: Même si c'était le cas, il conviendrait de vérifier si l'exécutif en a l'exclusivité ou pas.

 

02.06  Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de voorzitter, naar aanleiding van uw schrijven aan de voorzitter van de Kamer in verband met de problematiek van de zogenaamde individuele dossiers, was het antwoord van de voorzitter dat, wanneer de dossiers betrekking hadden op structurele problemen of een element van een structureel probleem, de vragen uiteraard moesten worden beantwoord.

 

Ik leg mij dus helemaal niet neer bij de boycot van de parlementaire controle door de minister van Justitie op deze wijze. Ik zal hieromtrent met mijn fractievoorzitter een onderhoud vragen met de voorzitter van de Kamer, omdat dit absoluut te ver gaat. Ik kan niet aanvaarden dat de parlementaire controle op die manier onmogelijk wordt gemaakt. Ik zal daar een incident van maken tegenover de voorzitter van de Kamer.

 

02.07  Laurette Onkelinx, ministre: (….) Si M. Van Parys me pose une question, j'y répondrai personnellement. Je ne demanderai pas au premier ministre de répondre à ma place.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het ontbreken van magistraten en parketjuristen" (nr. 13795)

03 Question de M. Tony Van Parys à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le manque de magistrats et de juristes de parquet" (n° 13795)

 

03.01  Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, in verscheidene ressorten en arrondissementen bestaan er ernstige problemen ten gevolge van het ontbreken van magistraten en juristen, parketjuristen en referendarissen. Daarom vraag ik u naar de stand van zaken inzake de bezetting van magistraten, parketjuristen en referendarissen. Mijn concrete vragen luiden als volgt.

 

Hoeveel parketjuristen werken er per ressort en hoe verhouden die aantallen zich tot het toegelaten maximum?

 

Hoeveel parketjuristen zijn er in de arrondissementen Antwerpen, Brussel – respectievelijk Nederlandstaligen en Franstaligen –, Gent, Luik en Charleroi?

 

Kunt u mij hetzelfde meedelen betreffende de referendarissen?

 

In welke mate is het kader van de magistraten ingevuld in de arrondissementen Antwerpen, Brussel, Gent, Luik en Charleroi?

 

03.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer Van Parys, ten eerste, er zijn budgettair 246 eenheden van parketjuristen en referendarissen vastgesteld. De maximale norm van 35%, opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek, stemt overeen met een totaal van 498.

 

Op uw tweede en derde vraag over het aantal parketjuristen en referendarissen, kan ik u de volgende cijfers geven. Antwerpen: 16 parketjuristen en 7 referendarissen. Brussel: 63 parketjuristen en 27 referendarissen. Gent: 4 parketjuristen en 5 referendarissen. Luik: 15 parketjuristen en 4 referendarissen. Charleroi: 10 parketjuristen en 2 referendarissen. Dat is een totaal van 108 parketjuristen en 45 referendarissen.

 

Op uw vierde en vijfde vraag kan ik u meedelen dat de totale toekenning van het aantal parketjuristen inderdaad op grond van budgettaire normen geschiedt. De verdeling tussen parket en zetel en tussen de verschillende rechtsmachten is onder de voorgaande ministers van Justitie historisch gegroeid. Zij hebben hierbij rekening gehouden met de invulling van het kader van de magistraten, maar zij hebben ook eigen accenten gelegd, en hebben onder meer een grotere concentratie van juristen bij het parket in grootstedelijk gebied nagestreefd.

 

Om echter zo correct mogelijk de noden inzake de inzetbaarheid van de juristen vast te stellen, ben ik nu met het College van eerste voorzitters en het College van procureurs-generaal een consensusmodel overeengekomen. Bij de openstelling van een vacature is het dan de rechterlijke orde die bepaalt waar een behoefte-eenheid wordt toegekend.

 

Ten zesde, de cijfers van de vacante plaatsen van de magistraten zijn als volgt. In het arrondissement Antwerpen: 4 voor de zetel en 4 voor het parket. Brussel: 13 voor de zetel en 21 voor het parket. Gent: 4 voor de zetel en 9 voor het parket. Luik: 7 voor de zetel en 4 voor het parket. Charleroi: 5 voor de zetel en 2 voor het parket.

 

03.03  Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor de meegedeelde cijfers. Ik zal daarvan nog een diepgaandere analyse maken, maar zij tonen wel aan in welke mate er een ongelijke verdeling is ten opzichte van de Nederlandstalige arrondissementen in het voordeel van de Franstalige ressorten, want het gaat eigenlijk over de ressorten.

 

Daarbij springt de situatie van Brussel natuurlijk bijzonder in het oog. Ik wil er u trouwens op wijzen, mevrouw de minister, dat de situatie op de Nederlandstalige sectie van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel werkelijk dramatisch is, in die zin dat de Nederlandstalige sectie in Brussel over welgeteld twee juristen beschikt, terwijl de Franstalige sectie in Brussel over 14 juristen beschikt. Het resultaat daarvan is dat de Nederlandstalige sectie in Brussel een gerechtelijke achterstand heeft van 1.100 dossiers, dossiers met een fixatie van langer dan vier maanden, terwijl de gerechtelijke achterstand voor de Franstalige dossiers beperkt is tot 120 dossiers. Bovendien zijn er op de Nederlandstalige sectie van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, op dit ogenblik niet minder dan 9 magistraten onbeschikbaar. Dat is een vierde van het kader. Dat betekent dat er op die manier een werkelijke discriminatie is ten aanzien van de Nederlandstalige rechtzoekenden in Brussel, die op geen enkele objectieve grond gesteund is. Deze opmerking vertaalt zich in de cijfers die u zonet hebt meegedeeld.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Annemie Roppe aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het verzoek tot uitbreiding van het kader van de beroepsrechters bij de rechtbank van koophandel te Hasselt" (nr. 13878)

04 Question de Mme Annemie Roppe à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la demande d'extension du cadre des juges professionnels du tribunal de commerce de Hasselt" (n° 13878)

 

04.01  Annemie Roppe (sp.a-spirit): Mevrouw de minister, op 6 juni werd het verzoek tot uitbreiding van het kader van de beroepsrechters bij de rechtbank van koophandel te Hasselt ingediend door de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Hasselt, via de hiërarchische weg. In uw reactie, eind juni, beloofde u een gemotiveerd advies te vragen aan de administratie. Sindsdien heeft noch de voorzitter, noch de eerste voorzitter iets vernomen van uwentwege.

 

Met de volgende feiten wil ik u op de hoogte brengen van de acute probleemstelling. In 1998 was de rechtbank van koophandel te Hasselt de negende grootste van het land. In 2004 evolueerde Hasselt, op basis van het aantal betalende rolnummers, verhoogd met het aantal rolnummers voor het kort geding en het aantal faillissementen, naar een zesde plaats in het rijk. De cijfers van 31 mei 2006 geven de indicatie dat Hasselt ondertussen doorgeschoven is naar de vierde plaats.

 

Tot nu toe heeft de toename van het aantal zaken nog geen gerechtelijke achterstand gecreëerd. Het is echter te verwachten dat, indien de huidige samenstelling van het korps van magistraten en de griffie ongewijzigd blijft, de gerechtelijke achterstand onvermijdelijk zal worden. In die omstandigheid wordt gevraagd om de personeelsbezetting te verhogen en om het korps uit te breiden. Door het opschuiven in de rangschikking wordt de rechtbank van koophandel te Hasselt immers ongelijk behandeld, wat de personeelsbezetting betreft. Dat strekt zich niet alleen uit tot het kader van de rechtbank, maar het heeft ook gevolgen voor de griffie, waar de toestand ronduit nijpend is.

 

Ten eerste, bent u zich bewust van de feiten en de gevolgen? Zo ja, wat is de stand van zaken betreffende een oplossing voor de kwestie?

 

Ten tweede, bent u bereid om een duidelijk standpunt in te nemen?

 

Ten derde, kunt u garanderen dat de ongelijke behandeling van de rechtbank van koophandel te Hasselt zo snel mogelijk wordt opgeheven?

 

Ten vierde, kunt u hieromtrent een concreet tijdsschema vooropstellen?

 

04.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw Roppe, mijn diensten kennen het verzoek van de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Hasselt voor een uitbreiding van het kader van de beroepsrechters en hebben het bestudeerd.

 

Zonder mij nu al uit te spreken over het verzoek van de rechtbank van koophandel lijkt het mij dat er een goede verhouding moet zijn tussen de werklast en het kader van de rechtbanken. De voorzitter geeft dat aan in zijn verzoek en in het jaarverslag van de rechtbank voor 2005, en ook u wijst daarop in uw vraag.

 

Er is op dit moment geen gerechtelijke achterstand bij de rechtbank van koophandel te Hasselt. Ik ben daar ten zeerste verheugd over. Het is ongetwijfeld mee het gevolg van de grote inzet van de rechters en de medewerkers van de rechtbank.

 

Het bepalen van de juiste verhouding tussen de werklast en het kader moet natuurlijk onderbouwd zijn met juiste en vergelijkbare feiten en gegevens.

 

In antwoord op het eerste punt van uw vraag wijs ik u erop dat de rechtbank van koophandel te Hasselt in 1998 als negende grootste werd gecatalogeerd op basis van het gemiddelde van het aantal betalende zaken en kort gedingen en het aantal faillissementen over drie jaar, met name 1994, 1995 en 1996. De voorzitter stelt dat de rechtbank intussen doorgeschoven is naar de zesde plaats in 2004 en naar de vierde plaats in 2006. De rangschikking voor 2004 is enkel gebaseerd op cijfers van 2004, terwijl de voorzitter aangeeft dat in 2005 het aantal betalende zaken terugliep van 2.954 naar 2.738, en dat er een daling was van het aantal faillissementen.

 

Voor 2006 is de vierde plaats gebaseerd op cijfers van de eerste vijf maanden, die werden geëxtrapoleerd naar het hele jaar. Bovendien gaat de voorzitter uit van ongewijzigde cijfers van de andere rechtbanken.

 

Het is voor mij van het grootste belang de zaken zoveel mogelijk te objectiveren en over onbetwistbaar cijfermateriaal te beschikken. Zoals ik hier reeds eerder heb aangekondigd, hebben de FOD Justitie en de POD Wetenschapsbeleid begin dit jaar het Instituut voor de Overheid van de Katholieke Universiteit Leuven de opdracht gegeven een studie te doen naar de haalbaarheid van een werklastmetingsinstrument voor de zetel. Voor alle duidelijkheid, die studie zal niet aan werklastmeting doen maar zal bestaande werklastmetingsinstrumenten bestuderen en hun toepasbaarheid voor de hoven en rechtbanken toetsen.

 

De studie start op 2 februari 2007 en moet in de tweede helft van dit jaar worden afgerond. Het is van absoluut belang dat dit onderzoek in alle onafhankelijkheid kan verlopen.

 

Wat de concrete situatie van de rechtbank van koophandel te Hasselt betreft, moet ik u meedelen dat een uitbreiding van het kader van rechters enkel kan gebeuren via een wetswijziging, een langdurige en strikte procedure. Om een flexibelere organisatie toe te laten, wordt gebruikgemaakt van benoemingen via artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek. Zo kan de rechterlijke orde zelf een magistraat toewijzen aan een rechtbank in functie van de lokale behoeften.

 

In de rechtbanken van koophandel van het rechtsgebied van het hof van beroep te Antwerpen is tot op heden slechts een magistraat benoemd op basis van artikel 100, die gelijktijdig is benoemd voor de rechtbank van koophandel te Hasselt. Hij werkt voltijds in de rechtbank van koophandel te Tongeren.

 

Ook het systeem van toegevoegde rechters geeft de rechterlijke orde de mogelijkheid zelf een verdeling te bepalen. De situatie van het aantal toegevoegde rechters voor het rechtsgebied van het hof van beroep te Antwerpen is vandaag als volgt: van de 23 wettelijk toegelaten rechters werden er 14 toegewezen, waaronder 11 voor de rechtbank van eerste aanleg, 2 voor de rechtbank van koophandel - 1 voor Turnhout en 1 vacature - en 1 voor de arbeidsrechtbank.

 

De vacature van toegevoegd rechter voor het rechtsgebied van het hof van beroep te Antwerpen met aanwijzing voor de rechtbanken van koophandel is nagenoeg afgerond. Er werd een kandidaat voorgedragen door de Hoge Raad voor het ambt en een ontwerp van koninklijk besluit werd mij voorgelegd op 19 januari.

 

Nadat deze benoeming is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en betrokkene de eed heeft afgelegd, kan de eerste voorzitter hem aanwijzen voor de rechtbank van koophandel te Hasselt vermits betrokkene wordt aangewezen voor heel het rechtsgebied van het hof van beroep. Dit is echter een bevoegdheid van de eerste voorzitter.

 

Het kader van de griffie van de rechtbank van koophandel bestaat uit 21 personen met 1 persoon toegelaten in bovental.

 

Actueel bedraagt de tewerkstelling 21,9 voltijdse equivalenten. De personeelsbezetting is dus groter dan het kader. Ik kan u echter meedelen dat als er een toegevoegd rechter wordt toebedeeld aan Hasselt, de toestand van de griffie zal worden aangepast.

 

04.03  Annemie Roppe (sp.a-spirit): Mevrouw de minister, dank u voor het uitvoerige antwoord. Het is natuurlijk nuttig aan de hand van die gegevens na te gaan of er een oplossing op korte termijn in het vooruitzicht is voor de rechtbank van koophandel.

 

Ik wil er wel op wijzen dat het doorschuiven van de negende naar de vierde plaats blijkbaar een cijferdiscussie wordt, waarbij de negende plaats over een gemiddelde van drie jaar wordt berekend en dat bij de vierde plaats niet gebeurt. Ik hoop dat de studie die aan de K.U.Leuven is gevraagd en die met Lichtmis zal aanvatten, objectiveerbare gegevens in het vooruitzicht stelt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Walter Muls aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "'gay-bashing' in Brussel" (nr. 13890)

05 Question de M. Walter Muls à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le passage à tabac d'homosexuels à Bruxelles" (n° 13890)

 

05.01  Walter Muls (sp.a-spirit): Mevrouw de minister, in de nacht van 13 op 14 januari werd een 33-jarige man een kaakfractuur, een neusbreuk en een open lip geklopt en geschopt in de buurt van het Fontainasplein in Brussel. De man moest enige tijd worden opgenomen in het Academische Ziekenhuis te Jette.

 

Volgens de betrokkene, die homo is, ging het duidelijk om een aanval van jongeren die homo's viseren om dan over te gaan tot wat men gay-bashing noemt. Het zou geen alleenstaand geval zijn. De politie van de zone Brussel-Hoofdstad/Elsene zou weet hebben van een aantal incidenten. Het slachtoffer zelf zegt dat hij in zijn vriendenkring de laatste in de rij was die dat heeft moeten ondergaan. Er zijn dus anderen die het reeds hebben mogen meemaken.

 

Mevrouw de minister, bent u, ten eerste, ingelicht over het fenomeen van gay-bashing?

 

Ten tweede, zijn er cijfers bekend over aanvallen op holebi's in Brussel en meer bepaald in de buurt van het Fontainasplein?

 

Ten derde, op welke wijze gaat het Brussels parket met dat soort zaken om? Hoeveel vervolgingen zijn er de voorbije vijf jaar geweest? Wat is het resultaat hiervan?

 

Ten slotte, zijn er bepaalde richtlijnen voor vervolgingen binnen het Brussels arrondissement?

 

05.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer Muls, ik dank u voor uw vraag. De materie die u aanhaalt, ligt mij na aan het hart. In het verleden werden onze diensten inderdaad op de hoogte gebracht van een vermoeden van stijgende homofobe agressie in Brussel-stad. Vanuit die bezorgdheid heb ik dan ook besloten een aantal zeer concrete maatregelen met betrekking tot de strijd tegen de homofobe agressie te nemen.

 

Het gaat om duurzame maatregelen, waarop ik zeer trots ben, omdat ze ons in staat stellen het probleem in te schatten en aan te pakken. De specifieke vragen naar de cijfers met betrekking tot de materie heb ik ook mezelf gesteld. Voor ik aantrad als minister van Justitie, waren de cijfers niet bekend, hetgeen een remediëring niet vergemakkelijkt. Tot en met november 2006 liet de informaticatoepassing REA/TPI van de parketten niet toe om de motieven van die misdrijven als homofoob te preciseren, waardoor het haast onmogelijk was het homofobe karakter uit de aangiftes te kristalliseren.

 

Een omzendbrief van 14 maart 2006 van het College van procureurs-generaal over de strijd tegen homofobe daden, schrijft richtlijnen voor met betrekking tot de registratie van die zaken in het informaticasysteem van de parketten. De omzendbrief is pas in werking getreden op 1 november 2006, hetgeen het niet mogelijk maakt nu reeds gegevens mee te delen over het aantal aangegeven agressies die werden gepleegd met een homofoob karakter gedurende de voorbije vijf jaar. De parketten hebben nu dus wel een geschikt instrument in handen om de info te filtreren, waardoor we in de toekomst het probleem beter kunnen inschatten en er dus conclusies uit kunnen trekken.

 

Voor het tweede deel van uw vraag, die peilt naar het aantal gevallen in de buurt van het Fontainasplein, hebben mijn diensten contact genomen met minister Dewael, onder wiens bevoegdheid de materie valt. Er werd mij meegedeeld dat er geen cijfers beschikbaar zijn. Volgens de minister van Binnenlandse Zaken werd met verenigingen in de buurt afgesproken de cijfers niet bij te houden vanwege het discriminerend karakter ervan.

 

Voorts kan ik u ook meedelen dat het parket die zaken zeer ernstig neemt. In dat verband werd op mijn vraag een opleiding van magistraten ingericht.

 

De opleiding vond voor het eerst plaats op 8 november 2006. Er namen 65 magistraten en gerechtelijke stagiairs aan deel.

 

Tijdens de opleiding werd op vele elementen gefocust, onder andere op de rol van de magistraat ten opzichte van het slachtoffer die door zijn seksuele oriëntatie sociale problemen kan ondervinden.

 

De opleiding werd in samenwerking met het Centrum voor gelijke kansen en voor racismebestrijding ingericht.

 

Het is mijn overtuiging dat elementen uit de vorming permanent in de vorming van magistraten moeten worden ingebracht.

 

In dat verband wens ik ook melding te maken van een onderzoek dat door mij werd besteld en dat heel concreet de stand van zaken inzake homofobe agressie in Brussel-stad onderzoekt. De relevante actoren uit het veld, zoals de magistraten, de verenigingen en de prominenten uit de academische wereld sturen het onderzoek een goede richting uit, zodat de resultaten een sterke bijdrage zullen leveren aan de behandeling van het probleem van gay bashing. In het onderzoek worden onder andere de locaties van de geweldplegingen alsook het type van geweldpleging, gaande van verbale tot zware, fysieke agressie, behandeld.

 

Een team van onderzoekers van de EHSAL, de Europese Hogeschool Brussel, legt de laatste hand aan zijn rapport. De resultaten zullen halverwege april 2007 worden meegedeeld.

 

05.03  Walter Muls (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, ik dank de minister voor haar erg uitgebreide antwoord.

 

Mevrouw de minister, ik onthoud dat men op dit ogenblik bezig is het probleem in te schatten. Pas op een later ogenblik zullen conclusies worden getrokken.

 

Wat mij wel bevreemdt, is dat uw collega Dewael u blijkbaar zou hebben gezegd dat was afgesproken om over de betrokken buurt geen cijfers bij te houden. Dat zou immers een discriminerend karakter hebben. Ik geef eerlijk toe dat ik dat absoluut niet begrijp. U begrijpt het misschien ook niet. Ik zal de vraag dan ook aan uw collega Dewael stellen. Hij heeft het immers blijkbaar als dusdanig aan u meegedeeld.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Walter Muls aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de werkstraf" (nr. 13891)

06 Question de M. Walter Muls à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la peine de travail" (n° 13891)

 

06.01  Walter Muls (sp.a-spirit): Mevrouw de minister, naar aanleiding van de actuele discussie over de overbevolking van de gevangenissen – we zitten aan een populatie van ongeveer tienduizend – en naar aanleiding van uw oproep om grondig na te denken over bestraffing, over bestaande straffen en hun gebruik en over het Strafwetboek zelf, heb ik cijfers aangaande de werkstraf geraadpleegd, enkele vaststellingen gedaan en enige conclusies getrokken. Die conclusies nopen toch tot een aantal vragen.

 

Een eerste vaststelling is dat er, in het jaar 2004, 23.995 veroordelingen werden uitgesproken in de vorm van een vrijheidstraf. Van die 23.995 veroordelingen zijn er 23 vrijheidstraffen uitgesproken voor de categorie overtredingen, waarvoor de maximumstraf zeven dagen bedraagt. 23.741 vrijheidstraffen werden uitgesproken voor de categorie wanbedrijven, waarop gevangenisstraffen van acht dagen tot vijf jaar kunnen staan. En, nog steeds uit het totaal van 23.995 veroordelingen, werden er 231 vrijheidstraffen uitgesproken voor de categorie misdaden, waarop gevangenisstraffen van minstens vijf jaar staan.

 

Er zijn dus 1.922 vrijheidstraffen uitgesproken voor overtredingen en wanbedrijven, waarop een minimumstraf staat van één jaar. Dat aantal omvat 80% van de vrijheidstraffen.

 

Een tweede vaststelling is dat voor het jaar 2004 – dat zijn de meest recente cijfers die ik ter beschikking heb gekregen – 6.595 veroordelingen werden uitgesproken in de vorm van een werkstraf. Van die 6.595 werkstraffen zijn er 186 uitgesproken voor overtredingen, waarvoor de maximumwerkstraf 20 tot 45 uur bedraagt. Voor wanbedrijven werden er 6.300 werkstraffen uitgesproken, dus tussen de 46 en de 300 uur. Er werden uiteindelijk 14 werkstraffen uitgesproken voor de categorie misdaden, wat meer dan 300 uur werkstraf betekent.

 

Ik denk dat we daar een aantal conclusies uit kunnen trekken.

 

Wat meteen opvalt, is dat de overgrote meerderheid – 80% van de uitgesproken vrijheidsberovende straffen – betrekking heeft op misdrijven met een maximumstraf van een jaar.

 

Los van het feit dat die straffen toch nooit of zeer zelden effectief worden uitgezeten, kan men zich voorstellen dat dat deel van de vrijheidsberovende straffen een aandeel heeft in de overbelasting van de parketten, de hoven en de rechtbanken, zowel in de loop van het onderzoek en zeker en vast ook aangaande de uitvoering.

 

Vanuit een kritisch perspectief zou men zich kunnen afvragen wat het strafrechterlijk nut is van een vrijheidsberovende straf die maximaal een jaar bedraagt.

 

Mevrouw de minister, vindt u, ten eerste, niet dat het gerechtelijk antwoord op zulke misdrijven met een maximumbestraffing van een jaar beter en nuttiger kan, dan een toch niet uitgevoerde vrijheidstraf?

 

Ten tweede, zou het niet beter zijn voor de werking van ons rechtsysteem dat voor zulke misdrijven de werkstraf de norm wordt?

 

Ten derde, wat is uw mening daarover?

 

Op basis van de cijfers zien wij dat zowel bij de werkstraffen als bij de vrijheidstraffen de overgrote meerderheid wordt uitgesproken in de categorie wanbedrijven, dus maximumstraf vijf jaar of 300 uur. Voor de vrijheidstraffen bedraagt dat 99%, voor de werkstraffen bedraagt dat 96% van het totaal aantal uitgesproken straffen in het jaar 2004.

 

Voor elke uitgesproken werkstraf voor een wanbedrijf worden er echter toch nog vier vrijheidstraffen uitgesproken. Wij stellen vast dat de norm nog steeds de vrijheidstraf is en dat de werkstraf veeleer de uitzondering blijft.

 

Mevrouw de minister, vindt u ook niet dat er buiten het gevoerde beleid ook een mentaliteitswijziging nodig is bij de rechtsmacht, die de straf uitspreekt?

 

Denkt u dat in het licht van de actuele discussie over de overbevolking van de gevangenissen - u hebt in het begin van uw beleidsperiode gezegd dat men zowel aan de instroom als aan de uitstroom moet werken - en de achterliggende filosofie van de werkstraffen, de werkstraffen in voornoemde gevallen een betere oplossing zouden kunnen geven?

 

Indien de werkstraf de norm wordt of op zijn minst meer wordt toegepast, denkt u dan niet dat het een gevoelig effect zou kunnen hebben op de overbevolking van de gevangenissen?

 

Ten slotte, vindt u niet dat de werkstraffen meer en beter zouden moeten of kunnen worden gepromoot?

 

06.02  Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, comme M. Muls, je partage tout à fait l'idée qu'il faut continuer à développer les mesures judiciaires alternatives en général et les peines de travail en particulier. Je suis convaincue que l'emprisonnement doit être l'ultime remède.

 

Je suis aussi tout à fait d'accord avec vous pour dire qu'il est nettement plus intéressant, sur le plan pédagogique, de prononcer une peine de travail plutôt qu'une peine d'emprisonnement de courte durée. D'ailleurs, pour forcer à l'aspect pédagogique de cette peine de travail, à son exécution, à cette réalité, l'emprisonnement subsidiaire lié à une peine de travail qui n'est pas effectuée est systématiquement exécuté. C'est un signal fort important.

 

Je voudrais aussi attirer votre attention sur la loi du 17 mai 2006 définissant le statut juridique externe des condamnés, qui prévoit que le juge de l'application des peines peut transformer une peine d'un an de prison en une peine de travail. Cet article, comme tous ceux qui concernent les peines de moins de trois ans de prison, entrera en vigueur en janvier 2008. Monsieur Muls, cela va donc dans le sens de la philosophie que vous exprimez.

 

Depuis mon entrée en fonction, toute la politique que j'ai soutenue a été orientée dans le sens d'un développement des mesures alternatives. Voici quelques chiffres qui illustrent clairement l'évolution en la matière: en 2002, il y avait 3.157 nouvelles mesures probatoires, il y en a eu 4.597 en 2005.

 

Er waren 4.597 werkstraffen in 2003, 9.096 in 2005 en 11.000 in 2006. In het budget van Justitie zijn de middelen voor de subsidiëring van de instellingen voor het inrichten van begeleiding op het vlak van alternatieve gerechtelijke maatregelen de afgelopen jaren fors toegenomen. Ze gingen van 3,5 miljoen euro in 2004 naar 4,4 miljoen euro het jaar daarna en naar 4,5 miljoen euro in 2006. Voor 2007 kon ik opnieuw een substantiële verhoging verkrijgen van 23 percent, vergeleken met 2006. Het totale budget dat voor 2007 beschikbaar zal zijn, bedraagt derhalve 5,6 miljoen euro.

 

De middelen werden bovendien aanzienlijk verhoogd door de wet van 6 december 2005 betreffende de opmaak en financiering van actieplannen inzake verkeersveiligheid. De bijkomende middelen die dit meebrengt voor de alternatieve maatregelen bedragen 3 miljoen euro voor 2006 en 4,5 miljoen euro voor 2007.

 

Comme je le disais, l'évolution des mesures ou peines alternatives prononcées ces dernières années démontre que la grande majorité des acteurs judiciaires a compris cette politique et y adhère. Il faudra continuer dans ce sens et poursuivre les efforts entamés. C'est la raison pour laquelle j'ai décidé, il y a quelques mois, d'engager dans chaque maison de justice un coordinateur des mesures alternatives qui est notamment chargé, en relation avec le service d'encadrement des mesures alternatives, de développer l'ensemble des mesures alternatives dans l'arrondissement judiciaire concerné.

 

Vous devez également savoir que, dans le cadre du plan global, des conventions de subvention ont été conclues avec 86 autorités locales en 2006 afin de mettre à la disposition de ces dernières les moyens financiers leur permettant d'engager du personnel pour l'encadrement sur place des peines de travail.

 

J'espère donc que, dans les années à venir, cette politique pourra se poursuivre.

 

06.03  Walter Muls (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, ik dank de minister voor haar zeer uitgebreid antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Walter Muls aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de Regie der Gebouwen" (nr. 13895)

07 Question de M. Walter Muls à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la Régie des Bâtiments" (n° 13895)

 

07.01  Walter Muls (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, ik zie dat u lacht. Het is inderdaad een tijd geleden dat ik het daarover heb gehad.

 

Mevrouw de minister, naar aanleiding van de opschudding over de corruptie bij de Regie der Gebouwen een jaar geleden, heb ik een aantal vragen. Blijkbaar waren er recent ontwikkelingen.

 

Zoals geweten zijn er een aantal verbeteringen gebeurd naar aanleiding van de audit van Deloitte. Dat heeft minister Reynders al gezegd. De veranderingscel Regie 2005 is geïnstalleerd. Zij heeft operationele plannen uitgewerkt. Zij heeft onderzocht welke reglementaire bepalingen dienen te worden vastgelegd. De aanwerving van een nieuw managementteam werd opgestart. Blijkbaar zijn er grondige stappen ondernomen om de toestand die zich in het verleden heeft voorgedaan, te vermijden.

 

Een en ander is ook voortgekomen uit de vraag van collega Marinower, over een gelijkwaardige situatie, met name de fraude bij het leger, die ook sterk in de media kwam. Daarover hebben wij de voorbije weken nogal wat gehoord. Het antwoord van de minister op die vraag was interessant en leerrijk. Ook de corruptiezaak bij de Regie der Gebouwen kwam sterk in de media. Men kan daarover een aantal vragen stellen.

 

Ten eerste, zijn er momenteel nog andere gerechtelijke fraude- en/of corruptieprocedures betreffende de Regie der Gebouwen hangende, buiten het verhaal dat wij vorig jaar hebben leren kennen, met name de corruptie van topambtenaren?

 

Ten tweede, zo ja, hoeveel gerechtelijke procedures betreffende mogelijke corruptie en/of fraude bij de Regie der Gebouwen zijn momenteel hangende?

 

Ten derde, zijn er, aangezien de corruptiezaak van vorig jaar heel sterk de media heeft beheerst, in de loop van de jaren andere gerechtelijke fraude- en/of corruptieprocedures geweest aangaande de Regie der Gebouwen?

 

Ten vierde, zo ja, hoeveel gerechtelijke fraude- en/of corruptieprocedures aangaande de Regie der Gebouwen zijn er geweest in de loop van de voorbije jaren?

 

07.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, in het korte tijdsbestek waarbinnen de vraag diende beantwoord, was het onmogelijk om alle gegevens te bekomen van de verschillende parketten-generaal.

 

Wel kan ik u meedelen dat naast het gekende dossier inzake corruptie bij de Regie der Gebouwen waarover in de media reeds uitvoerig werd bericht en waaromtrent het onderzoek nog steeds lopende is, er in het gerechtelijke arrondissement Brussel nog drie andere dossiers werden geopend. Dit betreft dossiers die samenhang zouden vertonen met het hoofddossier. Twee dossiers werden in 2006 geopend en in een dossier werd in 2007 nog een opsporingsonderzoek gestart. Omwille van het geheim van het onderzoek kan ik u hierover geen verdere informatie verschaffen.

 

07.03  Walter Muls (sp.a-spirit): Mevrouw de minister, ik zal u niet vragen het geheim van het onderzoek te schenden. In de media kwam wel dat er ook discussie was over reparaties aan, als ik me niet vergis, het dak van de gevangenis van Sint-Gillis. Mag ik aannemen dat dit dossier nog lopende is van in 2006?

 

07.04 Minister Laurette Onkelinx: (…)

 

07.05  Walter Muls (sp.a-spirit): Ik dank u voor uw gebaar, mevrouw de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Hilde Dierickx aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de renovatie van het cellencomplex in het Justitiepaleis te Dendermonde" (nr. 13910)

08 Question de Mme Hilde Dierickx à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la rénovation du complexe de cellules du Palais de Justice de Termonde" (n° 13910)

 

08.01  Hilde Dierickx (VLD): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, sinds enkele jaren is een deel van het justitiepaleis in Dendermonde, namelijk het parket, naar de Zwarte Zusterstraat verhuisd. De eerste verdieping in het grote paleis wordt sinds twee weken gerenoveerd. Ook het cellencomplex zou worden gerenoveerd. Er zijn zeven kleine cellen die niet meer aan de huidige normen van hygiëne en comfort voldoen. Er zouden ook vier cellen bijkomen. Het is niet alleen voor de gedetineerden, maar ook voor de bewakers noodzakelijk dat het cellencomplex wordt vernieuwd, en zeker het sanitair.

 

Er was in een budget voorzien, maar wanneer de aanbestedingen binnenkwamen, bleek het prijskaartje veel hoger te liggen. Daardoor zou de renovatie nu op de lange baan worden geschoven.

 

Mevrouw de minister, vandaar mijn vragen naar de intenties en de timing. Zal het cellencomplex in het paleis binnenkort toch nog worden gerenoveerd? In welk bedrag wordt daarvoor voorzien? Kunt u een exacte timing geven?

 

08.02  Laurette Onkelinx, ministre: Comme je l'ai dit en début de séance, la Régie des Bâtiments ne relève pas de mes compétences. Je me permettrai, non pas via le président du Conseil des ministres mais moi-même, d'écrire au président de la Chambre pour qu'il soit attentif à la manière dont les questions sont dispatchées. Cela devient problématique.

 

Ceci étant dit, comme je l'ai fait pour les questions précédentes, je vais tenter de donner un maximum d'informations. Je souhaiterais cependant que l'on soit attentif à poser les questions qui concernent la Régie des Bâtiments au ministre Reynders.

 

Ik ben mij er ten zeerste van bewust dat de toestand in het gerechtshof te Dendermonde op heel wat plaatsen te wensen overlaat. Gezien de gewone beperkte investeringskredieten van de Regie der Gebouwen een verregaande renovatie slechts gefaseerd en over een langere termijn toelaten, heb ik enkele dringende renovatiedossiers voor het gerechtshof van Dendermonde opgenomen in het herwerkte meerjarenplan van Justitie dat op 20 juli 2006 door de Ministerraad werd goedgekeurd. Daardoor was het mogelijk om reeds in 2006 drie dringende dossiers bij de Regie der Gebouwen vast te leggen, namelijk de renovatie van de daken, van het cellencomplex en van de eerste verdieping.

 

De renovatiewerken van de eerste verdieping zullen binnenkort starten. De gunningprocedure voor de renovatie van de daken bij de Regie is nog lopende. Het dossier werd eind 2006 aanbesteed.

 

Wat de renovatie van het cellencomplex betreft, doen zich blijkbaar problemen voor met de prijsvorming bij de aanbesteding, zodat nog niet tot een gunning kon worden overgegaan. Ik hoop dus samen met u dat bij de Regie der Gebouwen hiervoor spoedig een oplossing zal worden gevonden.

 

Voor meer gedetailleerde informatie moet ik u doorverwijzen naar mijn collega, minister Reynders, bevoegd voor de Regie der Gebouwen.

 

08.03  Hilde Dierickx (VLD): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zal uiteraard meer attent zijn op het stellen van vragen aan de bevoegde minister, maar ik wou wel zeggen dat ik naar u werd doorverwezen. Ik zal mijn vraag opnieuw indienen bij de minister van Financiën, bevoegd voor de Regie der Gebouwen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'Exécutif des musulmans" (n° 13925)

09 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de Moslimexecutieve" (nr. 13925)

 

09.01  Zoé Genot (ECOLO): Madame la présidente, madame la ministre, l'actualité des musulmans de Belgique a récemment été quelque peu troublée suite aux difficultés rencontrées au sein de l'organe censé les représenter.

 

Ainsi, l'ancien président de l'Exécutif des musulmans de Belgique a été détenu pendant neuf jours avant d'être relâché. Cette détention est assez difficile à comprendre. Lorsque l'on parcourt les journaux, on a le sentiment qu'elle a été décidée à la suite de la disparition, notamment, d'une quantité assez importante de matériel informatique, matériel qui a réapparu comme par miracle, lors de cette détention.

 

Pendant longtemps, j'ai pensé que d'autres éléments avaient justifié la détention de cet homme. Étant donné sa remise en liberté, je suis, comme beaucoup d'autres, arrivée à la conclusion que cela ne devait pas être le cas.

 

Cette situation est assez inquiétante: quand on est administrateur d'une association, on peut être arrêté simplement parce que certains individus font preuve de malhonnêteté. Cet élément est donc réellement inquiétant pour toute personne active dans le milieu associatif.

 

Madame la ministre, quels sont les éléments pris en compte pour décider d'une mise en détention au cours d'une enquête? Dans quel cas prolonge-t-on cette détention pendant plusieurs jours? Je pensais que, vu la surpopulation dans nos prisons, la pratique était d'éviter au maximum les longues détentions en cours d'enquête.

 

Par ailleurs, je voudrais aborder la question de la gestion courante de l'Exécutif et tenter de mieux comprendre comment s'effectue le contrôle des comptes de celui-ci par le ministère de la Justice. On sait que différentes tranches de budget ont déjà été bloquées car les contrôles effectués par le ministère avaient révélé des irrégularités. Comment s'effectue ce contrôle? Y a-t-il un contrôle quant à l'opportunité des dépenses? Ou bien ce contrôle porte-t-il uniquement sur la légalité? Quels sont les éléments vérifiés?

 

Madame la ministre, vous avez fortement soutenu les dernières élections qui ont permis l'installation d'une nouvelle assemblée, qui a elle-même désigné un nouvel Exécutif des musulmans de Belgique. Toutefois, la situation demeure particulièrement floue. Ainsi, on ne connaît pas la durée du mandat actuel de l'assemblée générale des musulmans de Belgique. Aujourd'hui, des mandataires politiques sont en même temps membres de cette assemblée, ce qui n'était pas possible avec l'ancien règlement d'ordre intérieur. Tout cela - je le répète - est très flou; c'est la raison pour laquelle j'aimerais connaître votre analyse de la situation.

 

09.02  Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, je ne parlerai évidemment pas du dossier individuel mais je répondrai aux questions plus structurelles.

 

Au regard de l'article 16, §1 de la loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive, le juge d'instruction est en mesure de délivrer un mandat d'arrêt s'il existe de sérieuses raisons de craindre que l'inculpé, s'il était en liberté, commette de nouveaux délits ou crimes, se soustraie à l'action de la justice, tente de faire disparaître des preuves ou entre en collusion avec des tiers.

 

L'instruction concernant la gestion des comptes de l'ancien Exécutif des musulmans de Belgique relève de la responsabilité des autorités judiciaires et, en tant que ministre de la Justice, il ne m'appartient évidemment pas de commenter la décision prise par un juge d'instruction de priver un citoyen de liberté.

 

En ce qui concerne le contrôle de la comptabilité de l'Exécutif des musulmans de Belgique, l'administration vérifie, d'une part, que chaque dépense est accompagnée de pièces justificatives et, d'autre part, si le subside ainsi octroyé est affecté aux tâches qui relèvent de la responsabilité de l'Exécutif des musulmans de Belgique, à savoir la gestion du temporel du culte musulman. Ce subside doit être affecté au paiement des traitements du personnel administratif de l'Exécutif et à ses frais de fonctionnement, comme le paiement du loyer, de l'électricité, du chauffage, du téléphone, etc. Il ne s'agit donc pas d'un contrôle d'opportunité mais bien d'un contrôle de légalité.

 

Enfin, pour ce qui a trait à l'organisation interne de l'assemblée générale des musulmans de Belgique, en vertu du principe de la séparation Église-État, il ne m'appartient pas de prendre attitude sur ces questions. L'assemblée générale est responsable de son devenir et doit régler, par son règlement d'ordre intérieur, ces questions précises.

 

09.03  Zoé Genot (ECOLO): Madame la présidente, il est clair que la ministre ne peut se prononcer à propos d'un cas individuel qui relève de la responsabilité d'un juge d'instruction. Toutefois, je pense qu'elle adopte une politique en la matière: soit on encourage les détentions préventives de manière globale, soit on se dit que c'est un excellent outil qu'il faut utiliser sans parcimonie. Quoi qu'il en soit, j'ai été assez étonnée de la longueur de cette détention préventive.

 

Par rapport au contrôle effectué par le ministère de la Justice, si je comprends bien, on vérifie aussi que les dépenses sont justifiées par les tâches qui ont été fixées à l'Exécutif des musulmans de Belgique. Il est dès lors assez étonnant de constater qu'un camion frigorifique a pu être acheté et que cet achat était justifié par la livraison de viande en prison. Manifestement, les prisonniers n'ont pas été très souvent approvisionnés en viande! Le contrôle me semble donc parfois étonnant!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag nr. 13937 van de heer Libert wordt uitgesteld.

 

10 Vraag van mevrouw Martine Taelman aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de nationaliteit van de gevangenen in Merksplas" (nr. 13789)

10 Question de Mme Martine Taelman à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la nationalité des détenus à Merksplas" (n° 13789)

 

10.01  Martine Taelman (VLD): Mevrouw de minister, veertien dagen geleden werd een vraag gesteld in het kader van de discussie over Merksplas.

 

Er werd gevraagd naar cijfers over de nationaliteit van de gevangenen in de strafinrichtingen. Kunt u mij een overzicht geven van de nationaliteiten die in Merksplas opgesloten zitten, het aantal per nationaliteit, de verhouding in de andere strafinrichtingen en het aantal niet-Nederlandstaligen in Merksplas en respectievelijk Nederlands- of Franstaligen in de andere Belgische gevangenissen?

 

10.02  Laurette Onkelinx, ministre: Madame Taelman, en ce moment, l'établissement de Merksplas compte 639 détenus, principalement des condamnés et des internés; 354 ou 54,5% de ces détenus ont la nationalité belge. Le nombre moyen de détenus de nationalité belge s'élève, dans d'autres prisons, à 57,9%. À titre d'exemples, la prison d'Ittre compte 43% de détenus belges, Anvers: 46% et Hasselt: 54,4%.

 

Il y a à Merksplas 50 nationalités différentes. Si nous comparons avec d'autres prisons de même ampleur, les chiffres correspondent environ. Dans les prisons belges, il y a 109 nationalités différentes. Par exemple, à Anvers, il y en a 50 et à Hasselt 40.

 

Quant au nombre de détenus non néérlandophones à Merksplas, en réalité la langue maternelle des détenus n'est pas systématiquement encodée dans notre banque de données.

 

Je peux cependant vous donner des indications chiffrées sur la base de la langue parlée connue et la langue administrative du dossier du détenu.

 

In Merksplas komen wij op die manier op 482 Nederlandstaligen en 157 niet-Nederlandstaligen. Dat betekent dat er 75% Nederlandstaligen worden geteld. Ter vergelijking, op basis van dezelfde indicatoren telt Antwerpen 69%, Brugge 74%, en Hasselt 77% Nederlandstaligen.

 

10.03  Martine Taelman (VLD): Mevrouw de minister. Ik had natuurlijk meer opmerkzaam moeten zijn en nog een specificatie moeten vragen, want u geeft globale cijfers. Het aantal Nederlandstaligen bij de geïnterneerden – dat blijkt, meen ik, uit alle studies – is enorm hoog, naar schatting ongeveer 90%. Als men die samentelt met het aantal veroordeelden geeft dat natuurlijk een vertekend beeld van de toestand in Merksplas.

 

Ik heb dus nog een bijkomende vraag. Ik zal die vraag gewoon schriftelijk stellen.

 

10.04  Laurette Onkelinx, ministre: Souhaitez-vous faire la distinction entre les condamnés et les internés?

 

10.05  Martine Taelman (VLD): Disposez-vous de ces chiffres?

 

10.06  Laurette Onkelinx, ministre: Entre les condamnés et les internés?

 

10.07  Martine Taelman (VLD): Oui, on obtiendrait ainsi une tout autre image.

 

Ik zal die vraag schriftelijk stellen.

 

10.08  Laurette Onkelinx, ministre: Je vais directement me renseigner par téléphone afin de savoir si nous disposons de ces chiffres.

 

10.09  Martine Taelman (VLD): De tweede vraag die zich opwerpt, is de volgende. U zegt dat men geen systematische registratie doet van de moedertaal van de gevangenen. Het is natuurlijk belangrijk dat mensen die Franstalig zijn hoofdzakelijk in Franstalige gevangenissen worden geplaatst en mensen die Nederlandstalig zijn hoofdzakelijk in Nederlandstalige gevangenissen omdat dat voor de cipiers natuurlijk veel gemakkelijker is om te communiceren. Indien men die registratie niet doet, vraag ik mij af op welke manier – u spreekt over administratieve taal – die gevangenen dan worden geplaatst? Hoe wordt daarover beslist, als men die gegevens niet heeft?

 

10.10  Laurette Onkelinx, ministre: Je n'ai rien changé en la matière. Il en a toujours été ainsi. Il n'y a effectivement jamais eu de politique d'encodage de la langue maternelle des personnes internées ou condamnées. Lorsque j'ai posé la question, on n'a évidemment pas pu me donner les chiffres correspondants et on m'a parlé de la langue parlée connue. Des statistiques ont été faites à partir de là, en fouillant ce qu'il y avait dans les dossiers. Je reconnais qu'il ne s'agit pas d'une bonne méthode mais il n'y a rien de neuf, il en a toujours été ainsi dans les établissements pénitentiaires, ce qui ne veut pas dire que cela ne devrait pas changer. Je pense effectivement, comme vous, que si l'on veut une politique adaptée à la punition et à la réinsertion, on a aussi intérêt à travailler sur la langue parlée.

 

Je vous ferai parvenir les chiffres qui différencient les condamnés des internés dès qu'ils seront en ma possession.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de bestraffing van schijnhuwelijken" (nr. 13927)

11 Question de Mme Nahima Lanjri à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la répression des mariages de complaisance" (n° 13927)

 

11.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb een heel concrete vraag.

 

Ongeveer een jaar geleden werd de nieuwe wet over de bestraffing van schijnhuwelijken goedgekeurd. In die wet van 12 januari 2006 zit een verbod vervat voor schijnhuwelijken, maar ook voor pogingen tot schijnhuwelijk en ook voor gedwongen huwelijken, waarbij een van de twee partners niet de intentie heeft om een duurzame relatie aan te gaan. Dat is ook een vorm van schijnhuwelijk.

 

Wij zijn nu een jaar later. Ik krijg signalen in verband met de toepassing van die wet. Mevrouw de minister, kan u zeggen hoeveel vonnissen er tot op heden werden uitgesproken op basis van de wet die vorig jaar werd goedgekeurd, op basis van de wet van 12 januari 2006?

 

Hoe vaak is die wet reeds toegepast?

 

Hoeveel vonnissen zijn er geweest?

 

Hoeveel veroordelingen van pogingen tot schijnhuwelijk of van vastgestelde schijnhuwelijken of van gedwongen huwelijken zijn er geweest?

 

11.02  Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, sans vouloir être désagréable, je voudrais rappeler l'article 122 du Règlement qui dispose que les demandes qui reposent sur des renseignements statistiques doivent être formulées sous la forme d'une question écrite. Pourquoi? Parce que collecter de tels renseignements nécessite du temps.

 

Cela étant dit, comme d'habitude, j'ai le souci de trouver des solutions. J'ai donc malgré tout transmis la demande au Collège des procureurs généraux. J'espère recevoir sa réponse le plus rapidement possible. Toutefois, il faut savoir que celle-ci demandera un certain temps car nous ne disposons pas d'encodage du nombre des jugements.

 

De voorzitter: Mijnheer Van Parys, ik hoor u spreken over een ongelijke behandeling. Wij hebben het volgende in het begin van de zitting gezegd. Normaal gezien stel ik vragen naar cijfers steeds schriftelijk. De vraag over Merksplas werd twee weken geleden gesteld. Toen waren die cijfers er ook niet en werd er afgesproken, voor diegenen die het zich nog herinneren, dat die later ter beschikking zouden zijn. Ik heb deze vraag gesteld om te vermijden dat ik, dit is de reflex van veel parlementsleden, na een maand het antwoord krijg dat de cijfers zijn opgevraagd en dat ik ze na zes maanden nog niet heb. Daarom heb ik de vraag bij de mondelinge vragen laten staan.

 

Ik zou toch willen aandringen dat indien dit Parlement zelf de reflex heeft om cijfers schriftelijk op te vragen, die cijfers zo vlug mogelijk ter beschikking zouden zijn.

 

11.03  Laurette Onkelinx, ministre: Pour cette question comme pour celle concernant Merksplas, je vous transmettrai la réponse qui me sera transmise. Cela nécessite évidemment un certain temps. Je suis tributaire des informations qui me sont transmises par le Collège des procureurs généraux. Mais je répète que la demande a été faite.

 

De voorzitter: Mevrouw Lanjri, misschien kan u uw vraag over twee weken terug op de agenda laten agenderen.

 

11.04  Nahima Lanjri (CD&V): Ik zal even verduidelijken waarom ik de vraag stel. Eerst en vooral wordt in deze commissie zeer binnenkort het nieuwe wetsontwerp besproken met betrekking tot het strafbaar stellen van gedwongen huwelijken. Het is in dat kader dat ik deze vraag stel, om na te gaan hoe de toepassing was van de huidige wet. Het heeft natuurlijk geen zin om hier heel veel wetten goed te keuren die dan niet toegepast worden. Ik krijg signalen van de sector – en die wil ik natuurlijk verifiëren – dat de wet van vorig jaar niet is toegepast. Ik geef maar een cijfer. Er zijn bijvoorbeeld al heel veel pogingen onderschept van mensen die een schijnhuwelijk willen afsluiten. Alleen al voor de stad ging het in 2006, het jaar waarop dit betrekking heeft, over ongeveer 122 gevallen. Nu zou ik willen weten hoeveel van die 122 gevallen er uiteindelijk geleid hebben tot een toepassing van de wet die we goedgekeurd hebben voor we met nieuwe zaken komen. Ik zou het goed vinden als de minister dit opzoekt. Dan zal ik de vraag opnieuw stellen bij de bespreking van het wetsontwerp. Tegen dan hebben we die cijfers. Ik wil dan bekijken in welke mate de wet die is goedgekeurd ook wordt toegepast. Dat is immers de bedoeling, dat ze ook wordt toegepast. Ik wou gewoon nakijken of deze signalen inderdaad kloppen. Anders is het weinig zinvol om hier nog allerlei nieuwe wetten goed te keuren.

 

La présidente: Pouvons-nous procéder de la sorte?

 

11.05  Laurette Onkelinx, ministre: Cela peut s'inscrire dans le débat sur le projet de loi concernant le mariage forcé.

 

Par ailleurs, madame la présidente, à propos de votre question sur Merksplas, j'ai les chiffres pour ce qui concerne les Belges. 70% des condamnés sont belges et 95% des internés sont belges. Mais vous me posez une question concernant les néerlandophones.

 

La présidente: Je vais vous poser la question par écrit et j'espère obtenir une réponse dans un délai raisonnable.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Nous sommes à la recherche de Mme Galant.

 

Mevrouw Galant is niet bereikbaar. Ik neem aan dat ze haar vraag nr. 13.853 volgende week zal stellen.

 

La réunion publique de commission est levée à 11.38 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.38 uur.