Commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles
nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture |
Commissie voor het Bedrijfsleven, het
Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele
Instellingen, de Middenstand en de Landbouw |
du mercredi 24 janvier 2007 Après-midi ______ |
van woensdag 24 januari 2007 Namiddag ______ |
De
vergadering wordt geopend om 14.07 uur en voorgezeten door de
heer Pierre Lano.
La séance
est ouverte à 14.07 heures et présidée par M. Pierre Lano.
01 Question et interpellation jointes de
- M. Melchior Wathelet au ministre de l'Économie, de
l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "le
fonds pour l'indemnisation des directeurs de la CREG non renouvelés"
(n° 13710)
- Mme Simonne Creyf au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du
Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "la désignation des
membres du Comité de direction de la Commission de régulation de l'électricité
et du gaz (CREG)" (n° 1002)
01 Samengevoegde vraag en interpellatie van
- de heer Melchior Wathelet aan de minister van Economie, Energie,
Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "het fonds voor de
vergoeding van de CREG-directeurs wier contract niet wordt verlengd"
(nr. 13710)
- mevrouw Simonne Creyf tot de minister van Economie, Energie,
Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "de aanstelling van de leden
van het Directiecomité van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit
en het gas (CREG)" (nr. 1002)
01.01 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le ministre, il
s'agit ici d'une question que j'avais initialement posée par écrit mais étant
donné que je n'ai pas obtenu de réponse, je me suis permis de la transformer en
question orale.
Il me
revient de nombreuses sources que les directeurs de la Commission de Régulation
de l'Électricité et du Gaz (CREG), ancienne mouture si je puis m'exprimer
ainsi, ont constitué un fonds au sein de la CREG visant à indemniser celui qui
ne serait pas renouvelé dans ses fonctions – et qui entre-temps ne l'a pas été.
Les
directeurs de la CREG avaient été nommés sur base d'un contrat de travail à
durée déterminée sans prévoir d'indemnité de licenciement si, le cas échéant,
ils n'étaient pas renouvelés dans leurs fonctions.
Cependant,
contrairement à ce qui était prévu dans le texte réglementaire, un fonds aurait
été créé sur le budget de la CREG, à hauteur de 25.000 euros par an et par
directeur – ce qui représente un bas de laine de 750.000 euros – afin
d'indemniser les directeurs évincés.
Monsieur le
ministre, confirmez-vous qu'un fonds a été constitué au sein de la CREG, et sur
son propre budget, en vue d'indemniser les directeurs qui ne seraient pas
reconduits? À combien se chiffre ce fonds, si son existence est confirmée? Que
pensez-vous de ce fonds? Est-il illégal? Est-il justifié? Est-il opportun?
Vous savez
également qu'en novembre 2005, les contrats à durée déterminée des directeurs
de la CREG venaient à échéance. Nous en avons suffisamment parlé et je vous
avais interpellé, à l'époque, de manière récurrente sur le sujet. Les contrats
à durée déterminée des directeurs de la CREG venant à échéance, ces derniers
ont dû conclure un nouveau contrat de travail. Ils se seraient alors octroyés
un contrat de travail à durée indéterminée et un salaire supérieur à celui d'un
fonctionnaire équivalent. Il faut évidemment préciser que les directeurs de la
CREG ont été contraints de conclure ce contrat de travail à cause de l'absence
de réaction du gouvernement qui n'a pu prendre une décision concernant la
direction de la CREG qu'en juin 2006, alors qu'il aurait dû le faire en
novembre 2005. La décision finale a été prise il y a une semaine ou deux.
Monsieur le
ministre, est-il exact que les directeurs de la CREG qui ont été reconduits en
novembre 2005 et qui se trouvaient dans un vide juridique entre cette date et
juin 2006 bénéficient d'un contrat à durée indéterminée à des conditions très
avantageuses?
Quelles sont
les conditions contractuelles des directeurs de la CREG et en quoi
seraient-elles différentes de celles d'avant novembre 2005?
Ces contrats
à durée indéterminée impliquent une indemnité de licenciement pour tout
directeur qui ne serait pas reconduit. Cette indemnité vient-elle s'ajouter à
celle constituée dans le cadre du précédent statut que j'ai évoqué plus haut?
01.02 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister,
uit recente persartikels blijkt dat een aantal onregelmatigheden zou zijn
gepleegd door de leden van het directiecomité van de CREG.
In uitvoering van de wet van
29 april 1999 werden de zes leden van het directiecomité van de CREG
aangesteld bij koninklijk besluit voor een ambtsperiode van respectievelijk zes
jaar voor vier leden en drie jaar voor de overige twee leden. Naast het
koninklijk besluit dat deze leden heeft aangesteld, werd door de toenmalige
minister van Energie met elk van deze leden een bediendecontract afgesloten
voor bepaalde duur en dit voor een periode gelijklopend met hun door het koninklijk
besluit toegewezen ambtstermijn.
Volgens
de krantenartikels – ik verwijs voornamelijk naar De Tijd – zouden de
leden van het directiecomité eind 2002 op eigen initiatief hun contract van
bepaalde duur hebben omgezet in een contract van onbepaalde duur en dit zonder
kennisgeving of raadpleging van de bevoegde minister. Meer nog, ze zouden zich
daarbij ook nog een forse weddeverhoging hebben toegekend.
We staan
nu voor de aanstelling van een nieuw directiecomité waarvan drie leden reeds
deel uitmaakten van het vorige comité. Uit dezelfde bron vernemen we dat de
arbeidsovereenkomsten die in de maak zouden zijn een clausule zouden bevatten
waarbij aan de leden de uitbetaling van een vergoeding zou zijn toegezegd
gelijk aan de wedde over hun hele ambtstermijn, ingeval het koninklijk besluit
waardoor zij worden aangesteld door de Raad van State wordt
vernietigd.
Wat in de
krant staat, mijnheer de minister, is toch wel heel vreemd en roept toch
verschillende vragen op. Dit is ook de reden van mijn interpellatie. Ik wil
precies te weten komen wat er eigenlijk is gebeurd en wat hiervan aan is. Om
die reden, mijnheer de minister, heb ik volgens mij een aantal concrete vragen
waarop ik graag een duidelijk antwoord zou krijgen.
Ten
eerste, had de minister kennis van het feit dat de arbeidsovereenkomsten voor
bepaalde duur waarover de leden eind 2002 beschikten door de belanghebbenden op
eigen initiatief en zonder raadpleging van de minister werden gewijzigd in
overeenkomsten van onbepaalde duur?
Hebt u er kennis van dat bij die gelegenheid de leden zichzelf
belangrijke loonsverhogingen hebben toegekend? Kan het dat u, mijnheer de
minister, hiervan niet op de hoogte zou zijn geweest? Dat wordt namelijk
duidelijk aangehaald in het verslag van de programmawet aan de Kamer, waarin
rapporteur Pierre Lano letterlijk schrijft: “Er werd vastgesteld dat de
bezoldigingen van de directieleden van de CREG werden vastgelegd zonder
raadpleging van de minister”. Dat staat op pagina 23 van het document
2518/027 van 23 juni 2006 van de Kamer, het verslag van collega Lano.
Kunt u
bevestigen of logenstraffen dat de overeenkomsten die met de nieuwe leden
onderhandeld zouden zijn of in onderhandeling verkeren, een clausule bevatten
die aan belanghebbenden de volledige uitbetaling van hun wedde over de hele
ambtsperiode waarborgt, zelfs al zou het koninklijk besluit waarbij zij worden
aangesteld, worden vernietigd door de Raad van State?
Bent u
het met mij eens wanneer ik beweer dat dergelijke praktijken, als ze zich
hebben voorgedaan, zouden kunnen worden vermeden, mocht de CREG, zoals andere
parastatalen, onderworpen zijn aan het toezicht van het Rekenhof?
Deelt u
de mening dat het noodzakelijk is dat er volledige klaarheid wordt geschapen in
verband met de zaak, gelet op de belangrijke rol die de CREG te vervullen
heeft?
Meent u
niet dat het wenselijk zou zijn dat een erkend revisorenbureau eindelijk eens
een audit zou doen in het dossier?
01.03 Marc Verwilghen, ministre: Monsieur le président,
chers collègues, tout d'abord, je voudrais signaler que les rapports annuels de
la CREG présentent les comptes de la CREG sous forme d'un compte de résultats
et d'une situation de l'actif et du passif.
La provision
annuelle de 145.000 euros figure explicitement dans le dernier compte de résultats
à la rubrique "Frais de personnel – provisions indemnités de départ des
directeurs". La provision cumulée de 510.000 euros (et non pas
750.000 comme l'indique l'honorable membre) est, quant à elle, reprise au
passif des comptes de la CREG, à la rubrique "Provisions – conventions
d'emploi des directeurs".
Durant les
deux premiers trimestres 2006, la provision a été complétée de
44.500 euros.
Ik heb
vorig jaar in het kader van de voorbereiding van de nieuwe mandaten kennis
gekregen van zowel de oorspronkelijke overeenkomsten van beperkte duur als van
de arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur, die in 2002 op een ogenblik dat
ik niet de bevoegde minister was, zijn gesloten, en de daaropvolgende
aanhangsels inclusief dewelke de loonsverhogingen inhielden.
Daarbij
is mij trouwens meteen een kopie bezorgd van een brief die aan staatssecretaris
Deleuze in 2001 werd toegezonden. Daarin staat letterlijk vermeld dat "het
directiecomité voortaan zal optreden voor de CREG inzake het bepalen van de
vergoeding en de andere arbeidsvoorwaarden van zijn leden".
Ik kan
dus moeilijk beweren dat de staatssecretaris helemaal in het ongewisse is
geweest met betrekking tot de overeenkomsten en dat hij in het ongewisse is
gelaten in verband met het feit dat de CREG voortaan zelf ging optreden en hij
daaromtrent niet meer zou worden geraadpleegd.
Er werd
mij trouwens ook een kopie bezorgd van de benchmarking omtrent de renumeratie
van het topmanagement van de CREG. Die benchmarking moest aantonen dat de
bezoldigingen veeleer bescheiden waren in vergelijking met die op de
energiemarkt.
Ten slotte werd mij ook een kopie van een juridisch advies dat de
onwettigheid van de oorspronkelijke overeenkomst moest aantonen, bezorgd. Om
die reden werden er arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur gemaakt.
Ik heb
van dat alles kennisgenomen. Ik moet zeggen dat in het bijzonder die juridische
adviezen mij niet overtuigd hebben. Daarom heb ik het volgende beslist.
Ten
eerste, ik zal schoon schip maken aangaande de overeenkomsten door van nul te
starten en duidelijke overeenkomsten voor zes jaar aan te gaan, waarin bepaald
wordt dat ze elke voorafgaande overeenkomst tussen de betrokkene en de CREG,
ongeacht het voorwerp ervan, vernietigen en vervangen.
Ten
tweede, ik heb nu een nieuwe benchmarking laten doorvoeren, om mijzelf ervan te
kunnen verzekeren dat de toegekende remuneratie niet buiten het normale zou
vallen. Ik kan u verzekeren dat dat ook niet het geval is. Dat is dan toch een
geruststelling.
Ik meen
daarmee zelf gedaan te hebben wat moest gebeuren om een propere en duidelijke
toestand te creëren.
Ik moet
zeggen dat ik ter zake maar over één punt verbaasd ben. Enkele maanden geleden
bij de bespreking van het wetsontwerp omtrent de hervorming van de CREG in het
Parlement hebben verschillende leden van uw partij, mevrouw Creyf, mij
herhaaldelijk voor de voeten gegooid dat ik de autonomie van de CREG aan het
aantasten was, omdat ik toch enige, zij het zeer bescheiden, vorm van toezicht
wenste te installeren op de CREG. Nu komt men aandraven met het Rekenhof en met
een audit. Van warm en koud blazen is dat toch wel een voorbeeld, denk ik.
Wat mij
betreft, de hervormde CREG zal nu werken op basis van wettelijke bepalingen,
waaruit de kinderziekten van de eerste zes jaar zijn weggewerkt. Het
directiecomité krijgt nu een duidelijk pecuniair en rechtzeker contract. Ik zou
zeggen: laten we ze nu in de eerste plaats hun werk doen, zodat we kunnen zien
dat ze daartoe ten minste ook in staat zijn.
01.04 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le ministre, je n'ai
pas compris le contenu du courrier de M. Deleuze dont vous avez parlé.
Veuillez m'en excuser.
01.05
Minister Marc Verwilghen: Ik citeer opnieuw: "Dat het directiecomité voortaan zal optreden
voor de CREG inzake het bepalen van de vergoeding en de andere
arbeidsvoorwaarden van zijn leden”.
En d'autres mots, alors que la loi prévoyait que les décisions
concernant le revenu seraient prises par le ministre, la CREG a signalé que son
comité de direction se chargerait des décisions nécessaires. Apparemment, cette
communication aurait été faite via une lettre envoyée à M. Deleuze, qui
n'y a pas réagi. C'est pourquoi je puis comprendre que la CREG en a déduit que
son comité de direction pouvait continuer à agir de cette façon.
01.06 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le ministre, je suis
désolé de ce problème de compréhension. J'ai bien noté que vous confirmiez que
la CREG avait constitué ce "bas de laine ".
01.07 Marc Verwilghen, ministre: Il s'agit effectivement d'une
somme importante.
01.08 Melchior Wathelet (cdH): Si je ne me trompe, on arrive
à un montant de 510.000 euros plus 44.000 euros. Je comprends que le comité de
direction ait pu le faire, étant donné qu'à l'époque, il en avait avisé le
secrétaire d'État et que, de cette manière, il était couvert.
Je pensais
cependant qu'un budget alloué à un organisme tel que la CREG ne devait pas
servir à créer un "bas de laine" en cas de licenciement de directeurs
mais devait plutôt être affecté au fonctionnement de l'organisation. On parle ici
de 20 millions d'anciens francs belges!
En ce qui
concerne la légalité ou non de cette mesure, j'entends qu'il y a eu
contestation et que des avis juridiques ont été donnés. Selon vous, on peut
leur donner un mandat de six ans renouvelable, mais qui peut aussi s'arrêter
après les six ans. Il y a donc là une irrégularité. Cependant, on peut
difficilement le reprocher au comité de direction, étant donné qu'il a eu
l'aval tacite du secrétaire d'État de l'époque.
Monsieur le
ministre, vous confirmez qu'en 2005, le comité de direction s'est octroyé un
contrat de travail à durée illimitée, ce qui n'est plus le cas aujourd'hui. À
ce propos, je ne peux que rappeler les critiques que j'avais formulées à
l'époque. Si le renouvellement avait été fait en temps et en heure, en
respectant les délais initialement prévus par le gouvernement en novembre 2005,
nous n'aurions pas connu cette période de flou et de difficultés liée à la
sécurité juridique des différents contrats des membres du comité de direction
de la CREG entre novembre 2005 et ce jour.
01.09 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister,
u hebt een overeenkomst gemaakt door van nul te starten. Het zijn opnieuw
overeenkomsten voor zes jaar. Als ik het goed begrijp volgens diezelfde
bronnen, dan zou dit een van de problemen zijn: men moet terug van contracten
van onbepaalde duur naar contracten van bepaalde duur en dat zou juridisch
problemen geven. Dit zou men eigenlijk hebben ondervangen door in de
overeenkomsten die met de leden gesloten zouden zijn, een clausule op te nemen
die de volledige betaling van hun wedde over de ganse ambtsperiode waarborgt,
zelfs al zou het KB waarbij zij worden aangesteld door de Raad van State worden
vernietigd, precies omwille van het juridisch kluwen dat is ontstaan via contracten
van bepaalde duur naar contracten van onbepaalde duur naar opnieuw contracten
van bepaalde duur. U hebt niet geantwoord op de vraag of er inderdaad
dergelijke clausule in de overeenkomsten zit die bepaalt dat zij toch hun wedde
behouden in het geval het koninklijk besluit zou zijn vernietigd. Dat zou ik
toch nog graag van u weten: is dat zo of niet?
Ten
tweede, u verwijt ons dat wij tijdens de besprekingen over de CREG problemen
hadden met de autonomie daarvan. Ik wil daar duidelijk in zijn. Als wij – ik
denk ook collega Wathelet – spraken over de autonomie van de CREG, dan was dat
autonomie ten aanzien van de politiek. Wat wij nu vragen, is transparantie bij
de CREG en al wat daar gebeurt. Als wij het goed kunnen nagaan, is dat
eigenlijk een instelling die onder elkaar, op eigen houtje, voor zichzelf, een
contract onderhandelt zonder termijnbepaling, zichzelf weddeverhogingen toekent
en nu zelfs een clausule opneemt dat bij vernietiging van een benoeming men
toch verder zijn wedde zou krijgen.
Wij vragen
niet om te raken aan de autonomie van de CREG inzake haar controleopdracht. Wij
willen autonomie van de CREG tegenover de politiek. Wij willen wel
transparantie. Precies daarom vinden wij dat er klaarheid mag komen in wat er
nu allemaal wordt beweerd en gesuggereerd en wat de juridische problemen zijn.
Ik hoor zelfs dat het parket op pad zou zijn en dat men zich aan een bezoek van
het parket mag verwachten. Voor een zo belangrijke instelling als de CREG,
regulator in de belangrijke sector van elektriciteit en gas, die anderen moet
controleren, onder andere of elektriciteitsproducenten geen ongewettigde kosten
aanrekenen die niet mogen worden aangerekend, vind ik dat die moet kunnen
werken in alle transparantie.
Dat is eigenlijk de reden voor mijn vraag. Zou het toch niet goed zijn
als er eens een audit komt van wat er gebeurd is bij de CREG?
Mijnheer
de minister, ik hecht hier ook een motie van aanbeveling aan, maar ik wou er
eerst nog een vraag over stellen. Worden de rekeningen en de balansen van de CREG
jaarlijks goedgekeurd door een erkend commissaris-revisor?
01.10 Minister Marc Verwilghen: Op die laatste vraag zal ik niet onmiddellijk antwoorden, want ik kan
het u niet zeggen zonder er bevestiging van gekregen te hebben. Het komt mij
voor van wel, maar neem het niet voor “argent comptant” zoals men zegt. Ik wil
dat specifiek controleren en ik zal u laten weten wat hier exact van aan is.
01.11 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, ik wil afronden. Ik vind dat het
goed zou zijn, in het voordeel van de CREG, alsook in het belang van alle
betrokkenen, dat er klaarheid en duidelijkheid komt. Vandaar dat ik in mijn
motie van aanbeveling vraag dat de regering op korte termijn toch de opdracht
zou willen geven aan een erkend revisorenkantoor – ik denk daarbij aan
revisorenkantoren die ook grote NV’s controleren – voor een audit bij de CREG
naar aanleiding van de vermoedelijke onregelmatigheden.
Ik vraag
voorts dat er ook een erkend commissaris-revisor zou worden aangesteld, die
jaarlijks de rekeningen en de balansen van de CREG goedkeurt.
Ook vraag
ik dat de CREG zoals andere parastatalen, in de toekomst zou onderworpen worden
aan het toezicht van het Rekenhof. Dat is mijn motie van aanbeveling, in het
kader van de transparantie.
01.12 Minister Marc Verwilghen: Mevrouw Creyf, het komt mij voor dat het via een bedrijfsrevisor moet
gebeuren, maar ik wil zekerheid hebben. Ik zal u in de komende uren een
antwoord bezorgen.
01.13 Simonne Creyf (CD&V):
(…) Ik houd het wel
bij de audit en de controle door het Rekenhof.
Tot
besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En
conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie
van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Simonne Creyf en luidt als volgt:
“De
Kamer,
gehoord
de interpellatie van mevrouw Simonne Creyf
en het
antwoord van de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en
Wetenschapsbeleid,
verzoekt
de regering
- op
korte termijn opdracht te geven aan een erkend revisorenkantoor voor een audit
bij de CREG, naar aanleiding van de vermoedelijke onregelmatigheden;
- een
erkend commissaris-revisor aan te stellen die jaarlijks de rekeningen en de
balansen van de CREG goedkeurt;
- de
CREG te onderwerpen aan het toezicht van het Rekenhof zoals bij alle
parastatalen."
Une motion
de recommandation a été déposée par Mme Simonne Creyf et est libellée comme
suit:
“La Chambre,
ayant
entendu l'interpellation de Mme Simonne Creyf
et la
réponse du ministre de l’Économie, de l’Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique,
invite le
gouvernement
- à
confier à court terme à un bureau de réviseurs agréé la mission de réaliser un
audit de la CREG, à la suite des soupçons d’irrégularités;
- à
désigner un commissaire-réviseur qui approuve chaque année les comptes et
bilans de la CREG;
- à
soumettre la CREG, à l'instar de tous les parastataux, au contrôle de la Cour
des comptes.“
Een
eenvoudige motie werd ingediend door de heer Guy Hove.
Une motion
pure et simple a été déposée par M. Guy Hove.
Over de
moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur
les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
02 Question de M. Melchior Wathelet au ministre de l'Économie, de l'Énergie,
du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "l'autorisation
de transport pour la construction et l'exploitation d'une ligne directe à
Wingas et le recours de Fluxys" (n° 13711)
02 Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de minister van Economie,
Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "de aan Wingas
verleende vergunning voor de aanleg en de exploitatie van een rechtstreekse
gasleiding en het beroep van Fluxys" (nr. 13711)
02.01 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président,
monsieur le ministre, j'ai l'impression que les questions parlementaires sont
l'occasion de réaliser des feuilletons avec vous. Nous avons connu le
feuilleton sur la CREG, sur les engagements unilatéraux Pax electrica I et II.
Aujourd'hui,
je reviens avec un dossier qui me préoccupe beaucoup, celui de la ligne
Wingas-BASF. En effet, lorsque j'ai posé ma dernière question sur le sujet,
monsieur le ministre, vous m'indiquiez que rien n'empêchait les deux
compagnies, Wingas et Fluxys, de se réunir pour résoudre le problème à
l'amiable. Force est de constater que les entreprises n'ont pas suivi vos
conseils.
Fluxys a
introduit le 15 décembre 2006 un recours en suspension et en annulation auprès
du Conseil d'État contre votre arrêté ministériel du 13 novembre 2006 accordant
une autorisation de transport de gaz à Wingas. Par ailleurs, elle a interjeté
appel le 20 décembre 2006 contre la décision du juge du tribunal de première
instance d'Anvers rejetant l'interdiction de construction et d'exploitation de cette
canalisation.
Monsieur le
ministre, ce dossier me tient à cœur car il conditionne la manière dont la
Belgique va gérer son réseau. J'ai donc envie de vous faire part de mon
incompréhension totale quant à votre décision, et ce pour cinq raisons.
Premièrement,
cette décision est en totale contradiction avec la loi du 1er juin
2005. J'ai déjà développé ce point à de nombreuses reprises mais il convient de
le rappeler. Cela transparaît de la directive européenne. En effet, les États
pouvaient choisir entre un système où coexistent différents gestionnaires de
réseaux (l'Allemagne a opté pour ce système) ou choisir de désigner un seul
gestionnaire de transport. La Belgique a opté pour cette dernière solution et
pourtant, aujourd'hui, vous y dérogez en permettant à des entreprises actives
sur le marché des gestionnaires de réseau de transport de concurrencer Fluxys.
C'est d'ailleurs cet élément en contradiction avec la loi qui avait justifié le
fait que vous n'accordiez pas au départ l'autorisation à Wingas de fournir
BASF.
Deuxièmement,
le prix consommateur. Vous savez comme moi que le prix que Fluxys facture à ses
clients équivaut à ses coûts divisés par le nombre d'utilisateurs. Si vous
diminuez le nombre d'utilisateurs, le dénominateur de l'équation s'en retrouve
amoindri; par conséquent, le prix consommateur augmente. Il convient d'ailleurs
de signaler que les clients de BASF sont très nombreux. Je le dis mais c'est
également ce qu'indique la CREG.
De plus, la
ligne BASF-Wingas pourrait "faire des petits" et être utilisée par
d'autres clients comme Air Liquide et Zandvliet Power, par exemple. Ces
sociétés avaient fait la même demande que Wingas et BASF. Il ne s'agit pas de
noms envoyés en l'air! Elles voulaient pouvoir bénéficier du même système.
Si le nombre
de clients qui dépendent de Fluxys diminue, cela augurera pour ces derniers une
augmentation du prix, en tout cas au niveau du transport.
Troisièmement,
il y a l'importance de la position concurrentielle. Comme je viens de le dire,
le prix des clients autres que BASF risque d'augmenter, entraînant par là même
une diminution du prix payé par BASF. Cette analyse est partagée par la CREG.
Cette situation met BASF dans une position concurrentielle favorable, ce au
détriment des consommateurs.
BASF ne sera
pas la seule à être placée dans une position concurrentielle favorable. Ce sera
également le cas pour Wingas. Pourquoi? Parce qu'elle peut coupler l'activité
de vente et de fourniture, contrairement à Fluxys. De plus, elle n'est soumise
à aucune réglementation tarifaire, ce qui n'est pas le cas pour Fluxys. En
conclusion, BASF et Wingas ont une position concurrentielle beaucoup plus
avantageuse.
Quatrièmement,
à l'occasion d'une précédente question, vous aviez justifié votre position par
un risque de saturation de réseau. Or, BASF bénéficie d'un approvisionnement
suffisant et sécurisé. On va donc avoir deux lignes parallèles
d'approvisionnement – celle de Wingas et celle de Fluxys – qui auraient pu
toutes deux approvisionner de manière sécurisée BASF. Pourtant, seule Wingas
assurera l'approvisionnement. Fluxys est cependant tout à fait capable de
fournir de manière sérieuse BASF. Le risque de saturation du réseau que vous
évoquiez n'existe donc pas. Cet élément a été confirmé par la CREG.
Cinquièmement,
en ce qui concerne le timing de la décision, je réitère mon scepticisme quant
aux investissements que Wingas aurait consentis sans avoir de certitude quant à
l'exploitation de la ligne. Je ne pourrais pas comprendre qu'une entreprise
consente des investissements et dépose des brevets sans être certaine de
pouvoir, ultérieurement, utiliser cette ligne. Mais ce qui me surprend
davantage, c'est que l'exploitation de la ligne a été autorisée à Wingas sans
nouveaux éléments, sans nouvelle analyse de la CREG, sans justification
supplémentaire si ce n'est la saturation que vous évoquiez, et ce en sept
jours! Sa demande a été introduite le 9 octobre et, le 16 octobre, elle
recevait l'autorisation d'utiliser cette ligne.
Monsieur le
ministre, en fonction de tous ces éléments - je rappelle que la première
décision était d'interdire cette ligne -, en fonction de la contradiction de la
loi, du prix appliqué au consommateur, de la position concurrentielle, de
l'absence de risques de saturation du réseau, du timing de la décision et du
manque de know-how suffisant pour pouvoir changer de décision, comment
pouvez-vous encore justifier votre revirement de position dans le cadre de ce
dossier?
02.02 Marc Verwilghen, ministre: Monsieur le président, collègue
Wathelet, avant tout, je signale que le choix d'entamer ou non des procédures à
l'encontre de la décision de licence appartient à Fluxys. Je ne suis pas le
conseil de Fluxys: cette société est libre de se présenter devant le Conseil
d'État, à titre conservatoire ou non. Remarquez toutefois que le recours contre
la décision du juge en référé d'Anvers n'a aucun rapport avec ma décision en ce
qui concerne la licence. En effet, il s'agissait là d'une procédure entre
Fluxys et Wingas au sujet des travaux de construction.
J'en arrive
à vos cinq éléments.
Premièrement,
la soi-disant contradiction avec la loi: votre argument est complètement erroné
et contraire à la loi "gaz" et à la directive "gaz". En
effet, je répète qu'il existe une différence substantielle entre le réseau gazier
et les lignes directes. Une conduite directe n'est pas assimilable à un réseau
de transport. La loi du 12 avril 1965 définit la conduite directe
comme "toute canalisation pour le transport de gaz qui ne fait pas partie
physiquement du réseau interconnecté" (article 1.18°) et un réseau de
transport comme "tout ensemble d'installations de transport exploité par
des gestionnaires ou par une entreprise de transport, à l'exclusion des
installations en amont et des conduites directes" (article 1.10°).
C'est souligné par la partie adverse. Le réseau interconnecté est à son tour
défini comme "tout ensemble de réseaux de transport reliés entre eux"
(article 1.17°).
La loi
"gaz" n'exclut pas que différentes lignes de transport de gaz
puissent être construites et exploitées sur le territoire belge. Le fait qu'il
y ait un seul gestionnaire de réseau de transport n'exclut donc pas la
possibilité de lignes directes. Les deux éléments n'ont aucun rapport.
Deuxièmement,
au sujet du prix consommateur, je rappelle qu'il ne constitue pas un critère de
l'octroi d'une autorisation de ligne directe. Si c'était un critère, il
plairait à tout monopoliste. En outre, j'ai déjà signalé qu'il ne fallait pas
s'attendre à une augmentation des prix vu que la capacité libérée serait
aussitôt utilisée par d'autres consommateurs de gaz. Votre remarque sur l'idée
de Wingas de fournir d'autres sociétés que BASF à l'aide d'une ligne directe
n'est pas pertinente car, comme vous l'indiquez vous-même, c'est son projet
initial. Un tel approvisionnement n'est pas à l'ordre du jour.
Troisièmement,
au sujet de la position concurrentielle, une fois de plus, la loi
"gaz" et la directive "gaz" prévoient la possibilité
d'installer une ligne directe. Si le demandeur satisfait aux conditions, il
peut obtenir une autorisation indépendamment de l'effet de celle-ci sur les
concurrents. BASF ne deviendrait pas le concurrent d'autres compagnies gazières
car elle est le client final. Par contre, on ne peut que se réjouir du fait que
Wingas fournisse directement du gaz à BASF en tant qu'entreprise gazière en
concurrence avec Distrigaz, ce qui instaure une concurrence entre deux
fournisseurs de gaz.
Quatrièmement,
au sujet du risque de saturation du réseau, la ligne directe est précisément
prévue en raison de l'impossibilité pour BASF de garantir son approvisionnement
en gaz découlant de la saturation du marché belge du gaz.
Cinquièmement,
au sujet du timing de la décision, je l'aurais prise selon vous en sept jours,
sans la moindre préparation ou le moindre examen; vous semblez oublier que la
procédure devant le Conseil d'État a débuté en 2004 et que j'ai eu largement le
temps d'étudier les nouveaux éléments et arguments.
02.03 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le ministre, il y a
forcément une procédure depuis 2004, mais c'est une autre décision qui a alors
été prise; il vous a fallu deux ans pour changer d'avis. Je vous parle du
moment où BASF et Wingas ont réintroduit leur demande auprès de chez vous, à
savoir aux environs du 9 octobre. Le 15 ou le 16 octobre, elles ont
l'autorisation d'utiliser la ligne. J'ignore ce qui a changé depuis ce moment.
En tout cas, la décision change du tout au tout.
Monsieur le
ministre, vous pouvez utiliser tous les arguments que vous voulez, vous ne me
ferez pas changer d'avis. Vous me dites que mon raisonnement est erroné sur le
plan légal. Pourtant, c'est ce même raisonnement que le ministre lui-même a
utilisé en 2004.
Vous me
dites qu'une ligne directe est différente d'un approvisionnement. Or,
aujourd'hui, BASF est approvisionné par des lignes de Fluxys. On peut donc dire
que l'approvisionnement, le transport, existe par le biais de Fluxys. Imaginez
que chaque entreprise tire des lignes directes de chez elle jusqu'à une
entreprise gazière située à l'extérieur du pays. On pourrait le faire!
(…): Ce serait le rêve!
02.04 Melchior Wathelet (cdH): Effectivement, c'est le rêve!
C'est peut-être également le rêve du ministre! Dans ce cas, qu'on arrête le
système de Fluxys!
Le président: C'est le rêve d'un
entrepreneur!
02.05 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur Lano, le problème de
l'entrepreneur, c'est qu'il est trop loin de la frontière.
Le président: Monsieur
Wathelet, je n'interviens pas car l'ambiance devient hostile!
02.06 Melchior Wathelet (cdH): Les entreprises que je cite
et qui veulent tirer des lignes directes, le souhaitent uniquement parce
qu'elles sont idéalement situées, à proximité de la frontière. C'est ce qui les
met dans une situation trop concurrentielle: par leurs lignes directes, elles
sortent du marché de transport, par rapport à toutes les autres entreprises et
citoyens. Elles ont une position privilégiée.
Vous me
dites que le volet "prix" n'est pas un critère. C'est pourtant un
critère pour BASF et Wingas qui souhaitent tirer cette ligne directe; je vous
le garantis! Dans le cas contraire, elles n'en auraient pas fait la demande.
02.07 Marc Verwilghen, ministre: C'est autre chose, monsieur
Wathelet!
02.08 Melchior Wathelet (cdH): Si c'est un critère pour BASF
et Wingas, cela revient à dire que ces entreprises se trouvent dans une
position concurrentielle favorable. Vous venez de le dire!
02.09 Marc Verwilghen, ministre: Pourquoi, alors que tant de
conditions ont été posées, le législateur ne l'a-t-il pas prévu?
02.10 Melchior Wathelet (cdH): Le législateur n'a jamais
pensé qu'un ministre allait appliquer la loi comme vous le faites, à juste
titre, car, en 2004, la loi a été appliquée de bonne foi: il a été dit que
Wingas et BASF ne pouvaient pas le faire. Aujourd'hui, on tente de nous faire
croire qu'une ligne directe est tirée par Wingas jusque BASF. En 2004, on
disait autre chose. La ligne de Fluxys existe, et – si Fluxys dit vrai –, il
n'y a pas de saturation. Il n'y a donc absolument aucune raison de mettre tant
BASF que Wingas dans cette condition concurrentielle beaucoup trop avantageuse.
Il n'y a pas de raison de changer le système que l'on a voulu imposer en
matière de gaz en Belgique.
Monsieur le
ministre, je ne peux absolument pas accepter cette décision. Elle met à mal
notre système et elle crée une insécurité juridique importante. En outre, nous
ignorons ce qui se passera demain. Quelles entreprises feront également la
demande d'une ligne directe et feront partie de ce système parallèle que,
malheureusement, vous avez vous-même instauré, contrairement à ce que prévoyait
la loi?
L'incident
est clos.
03 Vraag van de heer Dirk Claes aan de minister van Economie, Energie,
Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "het sociaal tarief in
appartementsgebouwen" (nr. 13769)
03 Question de M. Dirk Claes au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du
Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "le tarif social
dans les immeubles à appartements" (n° 13769)
03.01 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, het sociaal tarief voor energie in appartementsgebouwen blijft nog
altijd voor problemen zorgen. Op drie vlakken blijft het sociaal tarief in het
algemeen nog voor problemen zorgen. Ten eerste, sociale tarieven zijn op
sommige plaatsen duurder dan de laagste commerciële tarieven. Ten tweede, het
is nog altijd zo dat er geen automatische toekenning is van het sociaal tarief
aan degenen die er recht op hebben. Ten derde, er is nog altijd het probleem
van appartementsgebouwen met een gemeenschappelijke meter.
Met
betrekking tot de gasmarkt, voorziet het ministerieel besluit van
23 september 2003 in een specifiek sociaal tarief C voor
huurders van appartementen van sociale huisvestingsmaatschappijen. Dat is ook
het geval in de elektriciteitssector. Dat is de theorie. Nochtans wordt
vastgesteld dat sommige huurders van sociale appartementen geen sociaal tarief
genieten, omdat dat in de praktijk moeilijk is en omdat er geen verrekeningen
kunnen gebeuren tussen de syndicus die de globale gasfactuur betaalt en de
rechthebbende op het sociaal tarief die van een verlaagde energiefactuur zou
moeten kunnen genieten ten opzichte van bewoners die daarop geen recht hebben.
In de praktijk lopen de rechthebbende bewoners van een appartement het sociaal
tarief mis omdat er geen verrekening plaatsvindt. Daarnaast zijn er ook nog de
rechthebbenden van een sociaal tarief die wonen in een appartementsgebouw,
gehuurd of gekocht op de privémarkt, en waar ook vaak geen verrekening met de
syndicus plaatsvindt, die de totaalfactuur betaalt, hoewel het recht op het
sociaal tarief toch bestaat.
Mijnheer
de minister, ik stel deze vragen aan u omdat het over een tarifaire
aangelegenheid gaat. Dat is een federale bevoegdheid. De federale minister is
dan ook bevoegd voor het sociaal tarief.
Mijnheer
de minister, ten eerste, bent u op de hoogte van de geschetste problematiek
voor appartementsgebouwen, al dan niet het eigendom van sociale
huisvestingsmaatschappijen?
Ten
tweede, hoe moet de verrekening gebeuren tussen de syndicus en de rechthebbende
op het specifiek tarief C?
Ten
derde, wat zult u doen om deze rechthebbenden daadwerkelijk het sociaal tarief
te bezorgen en hen dit niet langer te ontzeggen? Wordt aan een oplossing
gewerkt?
Ten
vierde, hebben rechthebbenden op een sociaal tarief die wonen in een
appartementsgebouw dat gehuurd of gekocht is op de privémarkt ook recht op een
sociaal tarief voor hun privégebruik? Geldt er een speciaal tarief of of geldt
ook hier het gewoon sociaal tarief?
Ten
vijfde, hoe moet de verrekening gebeuren als de syndicus de globale factuur
betaalt?
Ten
zesde, wat is de stand van zaken met betrekking tot de automatische toekenning
van het sociaal tarief en de oplossing van de problematiek dat het sociaal
tarief soms duurder is dan de laagste commerciële tarieven, waarop reeds sinds
mei 2005 wordt gewacht en waarover de algemene raad van de CREG zich sinds
eind oktober 2006 buigt?
03.02 Minister Marc Verwilghen: Collega Claes, wat uw eerste vraag betreft, ik ben ervan op de hoogte
dat de gemeenschappelijke tellers in een appartementsgebouw, al dan niet
eigendom van een sociale huurmaatschappij, waarin niet iedere huurder het recht
heeft op het sociaal tarief, voor bepaalde praktische problemen kunnen zorgen.
De reden daarvoor is dat, in geval van een collectieve aansluiting, alleen de
titularis van de aansluiting, in casu de huurmaatschappij of de syndicus, als
klant bekend is bij de leverancier. Momenteel kan de leverancier het sociaal
tarief alleen via de individuele tellers aanrekenen. De oplossing voor het
probleem is dat de rechthebbenden op een sociaal tarief momenteel een
individuele teller aanvragen.
Wat u
tweede vraag betreft, iedere persoon die kan bewijzen dat hijzelf, of elke
persoon die onder hetzelfde dak leeft, tot de categorie van de beschermde
consumenten behoort en dus een uitkering naar aanleiding daarvan geniet, heeft,
zoals in de ministeriële besluiten van 15 mei 2003 voor elektriciteit
en 23 december 2003 voor gas werd bepaald, recht op het sociaal
tarief. De woonplaats van de betrokkene, al dan niet de sociale woning, heeft
geen enkel belang bij de beslissing over de toekenning van het sociaal tarief.
Wat uw
derde vraag betreft, aan de automatische toekenning van het sociaal tarief
wordt momenteel gewerkt door mijn administratie. Het zal zo snel mogelijk van
toepassing zijn. Momenteel worden de nodige aanpassingen aan de wetgeving
gedaan. Het huidige systeem blijft voorlopig van kracht. Men moet een aanvraag
voor het verkrijgen van de sociale tarieven indienen, tot er kan worden
verzekerd dat de sociale tarieven in alle omstandigheden de laagste zullen
zijn. Dat is de opzet van het systeem dat momenteel door de administratie
Economie, meer bepaald de directie Energie, wordt uitgewerkt.
03.03 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de minister, ik stel
vast dat het probleem eigenlijk blijft bestaan, zeker voor
appartementsgebouwen. U zegt dat er dan maar individuele tellers moeten worden
aangevraagd, maar de plaatsing van die tellers kost natuurlijk ook geld.
03.04
Minister Marc Verwilghen: U mag niet vergeten dat hiervoor het
speciaal tarief geldt.
03.05 Dirk Claes (CD&V): Ja, maar er zijn toch
bijkomende kosten om dat aan te vragen.
03.06 Minister Marc Verwilghen: Ja, absoluut.
03.07 Dirk Claes (CD&V): Die bijkomende kosten vallen
andermaal veeleer ten laste van degenen die het wat minder goed hebben dan van
de andere burgers. Het is jammer dat hiervoor geen regeling kan worden
getroffen zonder dat een individuele meter nodig is. Betrokkenen zouden toch
een korting kunnen genieten in het andere geval.
U zegt
dat er een automatische toekenning zal komen. Daarop zijn we aan het wachten.
Dat is natuurlijk ook hoogdringend.
Ik denk
dat dit dossier nogmaals bewijst dat er dringend een ombudsman voor energie
nodig is.
03.08 Minister Marc Verwilghen: (…), maar ik geef ook toe dat de
meerderheid niet in aantal was.
03.09 Dirk Claes (CD&V): Ik denk dat die ombudsman veel
werk zal hebben met dossiers zoals die van de sociale appartementsgebouwen.
03.10 Minister Marc Verwilghen: Staat u mij toe er nog het volgende aan
toe te voegen.
Ik zie,
in de nieuwe sociale woningbouw die uitgevoerd wordt, dat men tracht te
vermijden om met collectieve aansluitingen te moeten werken. Men heeft dus
eindelijk begrepen dat het best is om in individuele aansluitingen te voorzien.
De jongste jaren gebeurt dat zo constant.
Er zijn
evenwel nog een aantal gevallen, die u terecht opsomt, waarvoor er nog geen
afdoende oplossing is gevonden, tenzij men overgaat tot individuele tellers. Ik
hoop dat de sociale woningmaatschappijen, waarop ik spijtig genoeg geen directe
invloed heb, zullen overgaan tot de plaatsing van die individuele tellers, in
de plaats van dat over te laten aan de sociale huurders van die appartementen.
03.11 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de minister, dat zou
natuurlijk beter zijn. Spijtig genoeg hebben nog heel wat sociale appartementen
een gemeenschappelijke teller. Ik vind het dan toch jammer dat er geen
overgangsmaatregelen kunnen zijn, en dat zij verplicht zijn om zelf een individuele
teller aan te vragen.
L'incident
est clos.
04 Vraag van de heer Dirk Claes aan de minister van Economie, Energie,
Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "de diverse
tariefmeters" (nr. 13768)
04 Question de M. Dirk Claes au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du
Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "les différents
compteurs" (n° 13768)
04.01 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, dit is een dossier waarin ik al een paar keer vragen heb gesteld
en waarop ik nu toch graag een antwoord zou krijgen.
Op
28 maart heb ik u in deze commissie ondervraagd over de tariefmeters. U
antwoordde mij toen dat u nog niet beschikte over de laatste cijfers in verband
met het aantal afnemers dat beschikt over een meter met enkelvoudig of
tweevoudig tarief.
U zou de
cijfers opvragen en ze mij nadien bezorgen. Ik heb ze op 19 oktober
nogmaals schriftelijk gevraagd. Ik heb ze nog steeds niet ontvangen en ik vind
dat het mijn recht als parlementslid is om de vraag hier nogmaals mondeling te
stellen.
Hoeveel
gezinnen beschikken er vandaag nog steeds over een teller met enkelvoudig
uurtarief? Hoeveel gezinnen beschikken reeds over een teller met tweevoudig
uurtarief? Kan hierbij een splitsing worden gemaakt tussen de verschillende
Gewesten?
Het
bijzonder fonds van 30 miljoen dat werd verdeeld onder de oude
intercommunales - de distributienetbeheerders -, zou niet door
alle distributienetbeheerders even nuttig gebruikt zijn. Kunt u aangeven
hoeveel procent op dit ogenblik effectief wordt gebruikt voor het
oorspronkelijke doel? Hoeveel middelen zijn er nu nog per Gewest aanwezig in
dat bijzonder fonds? Is die 30 miljoen wel voldoende? Plant u nog
bijkomende maatregelen ten gunste van de burger in verband met de
overschakeling van de tellers?
Ik moet u
niet vertellen dat dit in het kader van de nieuwe regeling met het
weekendtarief een belangrijke vraag is, zeker voor de verbruikers.
04.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, collega Claes, op uw eerste vraag kan ik een
antwoord geven dat een gedeeltelijke tegemoetkoming is aan hetgeen u verzoekt.
Het
aantal afnemers dat beschikt over een meter met enkelvoudig tarief bedraagt
3.218.400. Het aantal afnemers dat over een teller met tweevoudig tarief
beschikt bedraagt 1.744.201.
Het is
erg moeilijk om de opsplitsing per Gewest te geven. Ik heb dat gevraagd aan de
Gewesten, maar ik heb het niet kunnen bekomen. Daarvoor is er een dubbele
reden, meldt men mij uit de Gewesten. Enerzijds is het omdat de cijfers binnen
de Gewesten verschillen van streek tot streek. Anderzijds is het omdat het
aantal afnemers met een teller voor tweevoudig tarief jaarlijks voortdurend
toeneemt met 3 à 4%.
Ik kom
dan aan uw tweede vraag. Die 30 miljoen euro werd volledig gestort in het
bijzonder fonds. De aanwending ervan is gebeurd in samenspraak met de Gewesten,
vandaar de verschillen in aanwending door de netbeheerders. U dient zich voor
de details van de aanwending van dit geld, want u stelt daar toch wel een detailvraag,
te richten tot de bevoegde gewestelijke ministers. Ik kan niet in hun plaats
antwoorden. Ik kan op dat vlak ook niet meer dan een postbus zijn. Het is
perfect mogelijk om het hun rechtstreeks te vragen.
Ten
derde, dit bijzonder fonds zal in 2007 worden gestijfd met
6 miljoen euro, dat gebeurt door Electrabel en SPE, zoals trouwens in
de oorspronkelijke overeenkomst van 2004 werd bedongen. In samenspraak met de
gewestelijke overheden wordt bekeken welke verdere maatregelen ten gunste van
de overschakeling kunnen worden genomen.
Wij
zitten hier dus op een evenwichtsveld of met een grensgeval waarbij én de
Gewesten én de federale overheid tussenkomen. Ieder moet natuurlijk wel het
zijne aanleveren. Wij zijn aan het bekijken hoe dat verder kan worden
uitgevoerd.
04.03 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de voorzitter, vorige
keer heeft de minister mij wel de cijfers meegedeeld die de Gewesten gebruiken.
Toen kon dat blijkbaar wel, maar vandaag niet. Ik zal ze zelf moeten opvragen.
Kreeg u misschien nog geen antwoord, mijnheer de minister?
04.04
Minister Marc Verwilghen: Mijnheer Claes, ik vind wel dat u recht hebt op de exacte cijfers.
04.05 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, wat mij wel opvalt, is het grote aantal aangesloten
klanten in België die nog steeds over een enkelvoudige tariefmeter beschikken.
Het zijn er bijna dubbel zoveel als degenen die over een tweevoudige
tariefmeter beschikken. Ik herhaal dat hun aantal erg hoog ligt.
Na de
gebeurtenissen van 1 januari 2007 heeft dit nogal wat gevolgen voor
de gebruikers. De energieleveranciers hebben quasi allemaal hun prijs met
ongeveer 10% verhoogd. De nettarieven zijn eveneens met 15% verhoogd. Bepaalde
leveranciers hebben de nettarieven voor de nacht en het weekend met 50 tot 60%
verhoogd. Ook het dagtarief is verhoogd, maar in mindere mate. Dit geeft aan
dat de gebruikers niet ten volle kunnen genieten van de nachttarieven die
uitgebreid zijn tot de weekendtarieven. De gewone tarieven werden verhoogd om
de weekendtarieven te kunnen betalen. Dat is misschien wel begrijpelijk. Er
zijn evenwel heel veel aangeslotenen, 3,2 miljoen, die alleen over het
enkelvoudig tarief beschikken. Zij betalen twee maal. Enerzijds kunnen ze niet
genieten van het nacht-en weekendtarief. Anderzijds betalen ze het ganse jaar
door, dag in dag uit, de duurdere prijzen die het resultaat zijn van het nacht-
maar vooral van het weekendtarief. Wie zijn de mensen met een enkelvoudige
tariefmeter? Het zijn meestal de mensen die het al moeilijk hebben, onder meer
in huurappartementen, sociale woningen. Ik vind het absoluut nodig dat er
dringend werk wordt gemaakt om overal, maar vooral bij de mensen die het het
moeilijkst hebben, dubbele tariefmeters te plaatsen. Wat ik hier vernomen heb,
vind ik onaanvaardbaar. Ik betreur dit te moeten zeggen. Ik neem aan dat het
niet simpel op te lossen is en voor een deel een erfenis uit het verleden is,
mijnheer de minister.
Président: Paul Tant.
04.06
Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, ik heb drie
opmerkingen.
Ten
eerste, het waren de Gewesten die geweldig hebben aangedrongen om het
nachttarief uit te breiden tot het weekendtarief. Ik heb altijd gewaarschuwd
voor het eventuele probleem dat zich deels ook heeft voorgedaan.
Ten
tweede, de vaststelling is natuurlijk dat sinds men het nachttarief heeft
uitgebreid tot het weekendtarief ook het aantal aanvragen om dubbele meters te
bekomen vrij spectaculair is gestegen omdat de mensen beginnen in te zien dat
er wel een voordeel aan is verbonden.
Ten
derde, we delen allebei deze bezorgdheid. Ik heb natuurlijk de reactie van die
leveranciers gezien. Dat is onaanvaardbaar. Dat was ook de reden waarom ik een
klacht heb ingediend bij de Raad voor de Mededinging. Indien er prijsafspraken
werden gemaakt dan zal men dit in het onderzoek wel ontdekken. Ik weet ook wat
het gevolg daarvan zal zijn. Ik moet de diensten voor de Mededinging momenteel
hun werk laten doen. Zij zijn daarmee volop bezig. Ik kan u wel zeggen dat de
leveranciers daar niet gelukkig mee zijn.
04.07 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de minister, het is wel
erg om vast te stellen dat 3,2 miljoen mensen aangesloten zijn met een
enkelvoudige tariefmeter. Zij betalen nu eigenlijk meer dan vroeger.
L'incident
est clos.
De voorzitter: Mevrouw Avontroodt laat
zich verontschuldigen en zal dus haar vraag nummer 13.780 vandaag niet stellen.
05 Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de minister van Economie,
Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "het behalen van de
Europese doelstellingen inzake onderzoek en ontwikkeling" (nr. 13835)
05 Question de Mme Simonne Creyf au ministre de l'Économie, de
l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "la
réalisation des objectifs européens en matière de recherche et
développement" (n° 13835)
05.01 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister,
in 2000 heeft België zich ertoe verbonden om tegen 2010 3% van zijn bruto
binnenlands product te besteden aan onderzoek en ontwikkeling. Na publicatie
van de meest recente Eurostatcijfers blijkt het halen van de
Lissabondoelstelling meer dan ooit een verre droom te zijn. De statistieken van
de Europese Commissie laten namelijk zien dat de uitgaven voor onderzoek en
ontwikkeling in België tussen 2001 en 2005 structureel gedaald zijn met 1,7%,
van 2,08 in 2001 naar 1,82 in 2005. Door dat resultaat is België een van de
slechtste leerlingen in de klas en maakt de Europese Commissie zich terecht
zorgen over de evolutie van de onderzoeksuitgaven in België en de weerslag
ervan op het bereiken van de Lissabonnorm.
Ik heb
een aantal vragen, mijnheer de minister. Deelt u de bezorgdheid van de Europese
Commissie? Zal België het streefdoel halen? Of moeten we soms met de Europese
Commissie vrezen dat we dat waarschijnlijk niet zullen halen?
Kunnen de
maatregelen die het voorbije jaar door de regering zijn genomen om onderzoek en
ontwikkeling in België te stimuleren – ik denk onder meer aan de maatregelen
die u genomen hebt voor onderzoekers, instellingen die aan wetenschappelijk
onderzoek doen of bedrijven die wetenschappers hebben –, het Eurostatcijfer nog
positief beïnvloeden?
Mijnheer
de minister, bent u van plan nog andere initiatieven te nemen om de uitgaven
voor onderzoek en ontwikkeling in België weer op schema te brengen en gevoelig
te verhogen, althans voor het deel dat tot de federale bevoegdheid behoort?
05.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Creyf, vanzelfsprekend is de
Lissabondoelstelling belangrijk. Ik blijf dat ook aanzien als een
resultaatsverbintenis die moet worden gehaald door de verschillende landen.
Deze voormiddag, in de toespraak die de Koning heeft gehouden, is nogmaals
gebleken hoe belangrijk het is om de Lissabonstrategie uit te voeren.
De
federale regering heeft, zoals u weet, een aantal beslissingen genomen ten
gunste van onderzoek en ontwikkeling. Een aantal van die maatregelen zijn pas
op 1 januari 2007 in werking getreden. Ze konden dus bezwaarlijk in
Eurostat worden opgenomen.
Ik som ze
toch even op, omdat u dan ook het belang ervan zult kunnen inschatten.
De
programmawet van 26 december 2006 verlengt in het artikel 30 de
gedeeltelijke vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing ten gunste van
onderzoekers die een master bezitten, alsook industrieel ingenieurs die werken
aan onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s. Het kostenplaatje van die
maatregel wordt geschat op 31 miljoen euro.
Er is,
ten tweede, ook een voorontwerp van wet tot wijziging van het Wetboek van
Inkomstenbelastingen 1992 inzake het aanslagstelsel van bepaalde vergoedingen
betaald of toegekend aan onderzoekers. Dat voorontwerp zal worden voorgelegd op
de eerstkomende Ministerraad. Het betreft de invoering van een aanvullende
fiscale stimulans voor wetenschappelijk personeel door middel van een
afzonderlijk belastingtarief van 33% voor bepaalde inkomsten die wetenschappers
innen.
Een derde
element is de wet houdende maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid
in de sector van het fundamenteel onderzoek. De doelstelling van die wet bestaat
erin om de sociale bijdragen – zowel persoonlijke als werkgeversbijdragen – aan
te wenden voor de creatie van extra onderzoeksbanen. Het kostenplaatje van die
maatregel is eveneens op 31 miljoen euro begroot.
In het
raam van de verlenging van de vrijstelling van de werkgeversbijdrage ten gunste
van sommige werknemers, en om het onderzoek nog meer te steunen in België,
besloot de regering om de overeenkomsten afgesloten door de ministers voor
Sociale Zaken en Wetenschappelijk Onderzoek onbeperkt verlengbaar te maken
vanaf 1 januari 2007. Dat is artikel 15 van de programmawet van
15 december 2006.
Een
laatste maatregel is het voorontwerp van wet betreffende de vrijstelling van
belasting van premies en kapitaals- en intrestensubsidies, toegekend door de gewestelijke
instellingen in het raam van de steun aan onderzoek en ontwikkeling, toegekend
aan vennootschappen. Dat voorontwerp zal eveneens eerstdaags hier, in het
Parlement, worden behandeld.
Die
maatregelen, die dus allemaal kunnen ingaan vanaf 1 januari 2007,
zullen natuurlijk een invloed hebben op de cijfers. Wat betreft de bevordering
van de interactie tussen het bedrijfsleven, de academische wereld en de
onderzoeksinstellingen, wil ik naar de partnerschapsmaatregel verwijzen, die
vanaf 1 oktober 2005 in werking is. Die maatregelen mogen volgens de
Frascati-richtlijn – dat is een beetje problematisch, ik steek dat niet weg –
niet worden opgenomen in de berekening van de 3%-doelstellingen, maar ik ben
ervan overtuigd dat deze fiscale maatregelen wel een impact hebben op de
research and development output. Daarbij valt het op dat België tot nu toe te
weinig gebruik heeft gemaakt van de fiscale maatregelen, maar door de vijf
maatregelen die ik opgesomd heb en die in werking treden op 1 januari 2007, kunnen
wij onze achterstand op dat terrein wegwerken.
Ik weet
ook dat de Gemeenschappen en de Gewesten binnen hun bevoegdheden een aantal
bijkomende initiatieven nemen. Ik wil er ten slotte op wijzen dat de
3%-doelstelling ook een tweede onderdeel bevat, met name een verdeling tussen
de overheid, die 1% voor haar rekening neemt, en de industrie, die 2% voor haar
rekening moet nemen.
De eerste
cijfers wijzen erop dat de inspanning van de overheid licht blijft stijgen,
maar voor ons onvoldoende. Dat is de reden waarom wij een tandje bij steken. De
industrie stagneert echter. Ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat wij nu, via
een rondgang in de bedrijven en een bijkomende publicatie, die wij aan elk
bedrijf hebben toegestuurd, zodat zij tenminste ingelicht zijn over de
mogelijkheden waarover zij beschikken, proberen om hen toch ertoe aan te zetten
om bijkomende inspanningen te leveren.
Het
verheugt mij ook dat verschillende fiscale maatregelen, die rechtstreeks de
kosten voor het onderzoek in onze bedrijven met circa 10% verminderen, in
werking zijn getreden, in de hoop dat dit alles de nodige klik zal geven om tot
de 3% te geraken. Nogmaals, wij zullen bijzonder waakzaam moeten zijn en
bijkomende maatregelen moeten treffen, indien de maatregelen die nu zijn voorgesteld
nog altijd niet tot de gunstige kentering leiden die absoluut noodzakelijk is.
Op dat vlak kan ik alleen uw vraag van vandaag en uw stelling mee onderstrepen
en ondersteunen.
05.03 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister,
het is verontrustend dat uit de cijfers van Eurostat blijkt dat we in een
dalende trend zitten. In het begin van het decennium zat België inzake
O&O-uitgaven nog boven het Europees gemiddelde. Sinds 2001 dalen de
uitgaven voor O&O in België systematisch. De diagnose is dat de oorzaak
vooral bij de overheid ligt.
Wanneer
we die cijfers verder analyseren, zegt men dat de Belgische industrie relatief
goed scoort in vergelijking met andere bedrijven in andere landen, maar ook dat
aandeel is aan het stabiliseren, zoals u terecht hebt opgemerkt.
Eurostat
concludeert ook dat vooral de federale overheid en de Franse Gemeenschap tekort
zouden schieten, terwijl Vlaanderen voor bijna de helft van de Belgische
overheidsuitgaven voor onderzoek zorgt.
Ik hoop
dat die vaststellingen er ons ook op federaal niveau toe bewegen daaraan veel
intenser te werken. U verwijst naar de roerende voorheffing. Ik vind dat
persoonlijk een heel belangrijke maatregel en ik weet dat ook de bedrijven die
gunstig gezind zijn.
U kondigt
een aantal maatregelen aan. Ik kan alleen maar hopen dat wat u aankondigt, zich
ook kan realiseren en dat wij door een opgedreven inspanning alsnog die
doelstelling zouden kunnen halen. Het zou immers bijzonder jammer zijn indien
wij met het bijzonder slecht rapport dat we nu krijgen, aan het eind van de rit
ook een slecht rapport zouden moeten voorleggen. Dat zou bijzonder jammer zijn
voor België in het kader van de Europese Gemeenschap.
We
rekenen erop dat u vooralsnog een aantal zaken op het goede spoor kunt zetten.
Het incident is
gesloten.
L'incident
est clos.
De voorzitter: Aangezien mevrouw Lalieux
een andere commissie voorzit wordt haar vraag nr. 13850 uitgesteld.
De behandeling
van de vragen en interpellaties eindigt om 15.09 uur.
Le
développement des questions et interpellations se termine à 15.09 heures.