Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

lundi 22 janvier 2007

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

maandag 22 januari 2007

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.18 heures et présidée par M. André Perpète.

De vergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door de heer André Perpète.

 

01 Vraag van de heer Claude Marinower aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "fraude bij het leger" (nr. 13677)

01 Question de M. Claude Marinower à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "des cas de fraude à l'armée" (n° 13677)

 

01.01  Claude Marinower (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wens een vrij korte vraag te stellen naar aanleiding van de opschudding die er was gerezen ter gelegenheid van het proces in Hasselt, dat zowel qua procedure als qua personage dat werd gehoord, uitzonderlijk was.

 

Er is een punt waar veel minder aandacht aan werd besteed, met name de andere fraudedossiers met betrekking tot het leger, die tijdens de laatste jaren aan het licht zijn gekomen en werden berecht. Kunt u me inlichten hoeveel procedures er momenteel hangende zijn, hetzij berecht zijn in de loop van de jongste jaren?

 

01.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, gedurende de jongste tien jaar werden tien dossiers geopend voor fraude gepleegd bij Defensie. Deze dossiers zijn niet allemaal van dezelfde omvang, noch van dezelfde aard als deze van de gemediatiseerde rechtszaak in Hasselt. Drie van deze fraudezaken werden afgesloten in 2006. De eerste na een vrijspraak van de verdachten, de tweede na klassering zonder gevolg door het federale parket, en de derde na de vrijwillige regularisatie door de betrokkenen in het kader van een strafrechtelijke bemiddeling. De andere dossiers zijn nog steeds in handen van Justitie.

 

01.03  Claude Marinower (VLD): Dank u wel, mevrouw de minister, voor dit zeer precieze antwoord. Mag ik hieruit afleiden dat er op dit moment nog zeven dossiers in onderzoek zijn?

 

01.04 Minister Laurette Onkelinx: Ja.

 

01.05  Claude Marinower (VLD): Nog zeven dossiers zijn in onderzoek, dank u.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de M. Olivier Maingain à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le paiement des astreintes à charge de l'État fédéral dans le dossier des nuisances sonores" (n° 13704)

02 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de betaling van de dwangsommen ten laste van de federale Staat met betrekking tot het dossier van de geluidsoverlast" (nr. 13704)

 

02.01  Olivier Maingain (MR): Monsieur le président, madame la ministre, l'arrêt de la Cour de cassation du 21 décembre dernier a déjà fait couler beaucoup d'encre. C'est par cet arrêt que la Cour de cassation a définitivement mis fin à toute contestation juridique portant sur le fameux arrêté Gosuin: l'arrêté du gouvernement bruxellois du 27 mai 1999 relatif à la lutte contre le bruit généré par le trafic aérien. L'État de droit s'impose à tous, à commencer par le gouvernement bruxellois qui doit faire respecter sa propre réglementation et par le gouvernement fédéral.

 

Or, j'ai relevé dans une déclaration à la presse un propos étonnant. Alors que je tiens par ailleurs M. Vanhengel pour quelqu'un de raisonnable, j'ai été surpris de lire, sur la question de la volonté de la Région bruxelloise d'exiger le paiement des astreintes en cas de constatation d'infraction de l'arrêté Gosuin, que – je le cite -: "revendiquer l'argent de l'État fédéral qui par l'intermédiaire du programme BELIRIS apporte un financement supplémentaire à la Région bruxelloise est à mon avis une chose qui ne se fait pas". Des choses qui ne se font pas, il y en a dans la vie, bien entendu, mais faire respecter une décision de justice ne me semble pas vraiment constituer un comportement malveillant.

 

Soit M. Vanhengel a des exigences sans fondement, soit il y aurait anguille sous roche: un accord plus ou moins secret avec le gouvernement fédéral. Je ne peux interroger un autre ministre que la ministre, bruxelloise de surcroît, chargée de la mise en œuvre du programme BELIRIS. Peut-être qu'une source d'inspiration que je ne connais pas aurait pu amener M. Vanhengel à faire ce type de déclaration. Je vous demanderai si, comme tout un chacun, vous estimez que l'État de droit et la jurisprudence de la plus haute juridiction du pouvoir judiciaire doivent être respectés par toutes les autorités de ce pays, étant entendu qu'il ne revenait pas au fédéral de mettre en œuvre l'arrêté de 1999 mais à la Région bruxelloise d'agir par les voies qui s'imposent à elle.

 

02.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, monsieur Maingain, j'ai beau relire la phrase que vous reprenez dans votre question et qui a été prononcée par M. Vanhengel, je ne la comprends pas! Elle n'est pas simple à comprendre. Je l'ai relue très attentivement mais je n'y arrive pas!

 

Je peux simplement dire que pour ce qui concerne BELIRIS, c'est un programme très important de soutien au rôle de capitale de Bruxelles et que c'est un des moyens de l'État fédéral mis à disposition de Bruxelles dans le cadre d'un programme négocié et accepté par toutes les parties: au gouvernement fédéral et au gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale.

 

Pour le reste, je ne comprends pas le parallèle que M. Vanhengel fait entre BELIRIS, programme pour lequel il y a un accord complet de toutes les parties, et le dossier des nuisances sonores sur le territoire de Bruxelles.

 

02.03  Olivier Maingain (MR): Monsieur le président, il me semble que l'incompréhension de Mme la ministre est très compréhensible. Je comprends donc, comme elle, qu'il n'y a pas de lien entre les deux dossiers et que chacun gère ses compétences comme il l'entend, avec la bonne mesure qu'est le respect de l'État de droit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de oprichting van een nationale commissie voor de rechten van de mens" (nr. 13782)

03 Question de Mme Hilde Vautmans à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la création d'une commission nationale des droits humains" (n° 13782)

 

03.01  Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, België heeft het VN-verdrag tegen foltering en andere wrede onmenselijke en onterende behandelingen en bestraffingen in 1999 geratificeerd. Ik denk dat dit momenteel het beste internationale instrument in de strijd tegen foltering is. In 2002 werd door de VN een algemeen optioneel protocol bij het verdrag goedgekeurd. Dat protocol voorziet in de oprichting van een systeem van regelmatige inspecties van plaatsen waar personen van hun vrijheid zijn beroofd en die worden uitgevoerd door internationale en nationale instanties om foltering en wrede of onmenselijke behandelingen tegen te gaan. Het spreekt voor zich dat als men plaatsen inspecteert, dat de beste manier is om ook folteringen te voorkomen.

 

Wat blijkt nu? België heeft het protocol ondertekend maar nog niet geratificeerd omdat wij er niet uitgeraken aan welk nationaal mechanisme wij deze taak zouden kunnen toevertrouwen.

 

Ik heb al twee keer aan de minister van Buitenlandse Zaken gevraagd hoever het staat met de oprichting van een commissie voor de Mensenrechten. Dat staat opgenomen in ons regeerakkoord. Het is bovendien een aanbeveling van de VN en de Raad van Europa. Meer nog, reeds 13 Europese landen beschikken over een commissie voor de Mensenrechten. Ons land blijft hier haperen.

 

Uit het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken kon ik afleiden dat er bij u een werkgroep bestaat om na te gaan hoe het nationale toezichtmechanisme eruit zou moeten zien, zodat het optioneel protocol heel snel kan worden geratificeerd. Bij de eerste minister zou er ook een werkgroep hangende zijn om die commissie voor de Mensenrechten in de regering op te richten.

 

Het is mijn visie, en ik denk ook van een aantal ngo’s in ons land, dat het nationaal toezichtmechanisme perfect zou kunnen worden toevertrouwd aan de commissie voor de Mensenrechten.

 

Mevrouw de minister, wanneer denkt u dat u het protocol bij het VN-verdrag tegen foltering kunt ratificeren? Bestaat er volgens u een mogelijkheid dat het nationaal toezichtmechanisme aan de commissie voor de Mensenrechten wordt toevertrouwd? Hebt u een andere piste om dit toezichtmechanisme te ontplooien zodat wij dat optioneel protocol heel snel kunnen ratificeren?

 

03.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, België ondertekende op 24 oktober 2005 inderdaad het optioneel protocol bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering. Sindsdien maakte het werk van de bekrachtiging van voornoemd, optioneel protocol.

 

Op mijn uitdrukkelijke vraag richtte mijn administratie, meer bepaald de dienst Rechten van de Mens, een werkgroep op, samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken federale en gefedereerde entiteiten, teneinde de bekrachtiging van het optioneel protocol voor te bereiden.

 

Deze werkgroep bestudeerde de technische en juridische aspecten van de verplichting voor alle verdragspartijen, om te beschikken over een nationaal mechanisme ter voorkoming van foltering. De werkgroep stelde vast dat België momenteel niet aan de voorwaarden voldoet om het optioneel protocol nu reeds te kunnen bekrachtigen en deed een aantal voorstellen van mogelijke mechanismen die aan de voorwaarden van het optioneel protocol zouden voldoen.

 

Ten tweede, de mogelijkheid om het inspectie- en toezichtmandaat, zoals door het optioneel protocol voorgeschreven, te laten toekomen aan een eventuele, toekomstige nationale commissie voor de grondrechten, is een van de pistes die door de werkgroep werd weerhouden.

 

Ten derde, de werkgroep heeft nog twee andere pistes weerhouden.

 

De eerste betreft de oprichting van een commissie naar het voorbeeld van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind. Voornoemd nationaal, onafhankelijk orgaan zou onder anderen zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken federale en gefedereerde entiteiten.

 

Ten slotte, als derde voorstel weerhield de werkgroep de piste van de oprichting van een hybride mechanisme, bestaande uit zowel een gecentraliseerd als gedecentraliseerd systeem. Immers, in voornoemd mechanisme zou het aan elk van de betrokken federale en gefedereerde entiteiten toekomen om al dan niet een inspectie- en toezichtsysteem te ontwikkelen.

 

Een centraal coördinerend orgaan zal, naast zijn coördinerende taken, eveneens het inspectie- en toezichtmandaat uitoefenen voor die entiteiten die dat aan het centraal orgaan wensen toe te vertrouwen.

 

De federale overheid, in overleg met de Gewesten en Gemeenschappen, zal binnenkort de voorstellen van de werkgroep bestuderen en een beslissing nemen. De werkgroep zal daarna haar werkzaamheden hervatten met het oog op het verder ontwikkelen van het weerhouden inspectie- en toezichtsysteem en het met het oog op de spoedige bekrachtiging van het optioneel protocol.

 

03.03  Hilde Vautmans (VLD): Mevrouw de minister, mijn informatie was dus wel degelijk juist.

 

Gelet op de debatten die momenteel gevoerd worden over de situatie in onze gevangenissen en over de situatie van de aanhouding en opsluiting in politiecellen, is het volgens mij essentieel om vaart te zetten achter deze aangelegenheid. Foltering is een van de meest onterende omstandigheden. Ik zou heel graag hebben dat dit in België definitief tot het verleden behoort. Wij moeten dat kunnen nagaan en dadelijk kunnen ingrijpen wanneer zulke gevallen bekend zijn.

 

Ik hoop dat u heel snel tot een besluit komt. Of deze kwestie dan effectief aan die commissie voor de mensenrechten wordt toebedeeld is voor mij minder prioritair, al is dat volgens mij wel de aangewezen piste. Ik heb uiteraard niet alle elementen die de werkgroep naar voren heeft geschoven. Ik hoop heel snel nieuws van u te krijgen zodat wij heel snel het optionele protocol kunnen ratificeren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Les autres questions et interpellation étant reportées à la demande de leurs auteurs, la séance est levée.

 

03.04  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik had nog een vraag over de verkrachtingen.

 

Le président: Je ne la vois pas à l'ordre du jour, en tout cas.

 

03.05  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Dat kan toch niet? Ik ben hier speciaal omdat ze voor vandaag geagendeerd was. Ze is vorige week naar vandaag verschoven, op vraag van de minister. De minister had gevraagd om de vraag nog een week uit te stellen omdat haar informatie nog niet was aangekomen.

 

03.06  Laurette Onkelinx, ministre: Non. Je me souviens de la question que vous évoquez maintenant. Il s'agit d'une question sur les statistiques relatives aux viols.

 

La semaine dernière, je vous ai dit que je n'avais toujours pas reçu la réponse; je n'ai jamais dit que je l'aurais une semaine plus tard.

 

03.07  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Wanneer kan ik die vraag dan opnieuw stellen?

 

03.08  Laurette Onkelinx, ministre: Dès que les procureurs généraux me la transmettront.

 

03.09  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Hoe zal ik dat weten?

 

03.10  Laurette Onkelinx, ministre: Dès que je l'ai, j'en avertirai la commission. Mais je ne l'ai toujours pas, de toute façon.

 

La réunion publique de commission est levée à 14.33 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 14.33 uur.