Commission de la Justice |
Commissie voor de Justitie |
du mardi 16 janvier
2007 Matin ______ |
van dinsdag 16 januari 2007 Voormiddag ______ |
De
vergadering wordt geopend om 10.27 uur en voorgezeten door mevrouw
Martine Taelman.
La séance
est ouverte à 10.27 heures et présidée par Mme Martine Taelman.
De voorzitter: Mevrouw de
minister, collega's, de heer Laeremans heeft een vraag ingediend over de
traagheid van het gerecht inzake verkrachtingsdossiers.
Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, ik ben nog steeds
niet in het bezit van de gegevens en kan bijgevolg niet antwoorden.
Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de
minister, ik vraag u aan te dringen op enige spoed. Antwoorden heeft alleen zin
als u over de nodige informatie beschikt. Ik zal mijn vraag nog een week
uitstellen.
De voorzitter: Werd de vraag reeds een
keer uitgesteld?
Bart Laeremans (Vlaams Belang): Inderdaad,
mevrouw de voorzitter, vorige week.
- de heer Bart Laeremans aan de vice-eerste minister en
minister van Justitie over "de uitspraken van de directeur-generaal van
het Bestuur van de Strafinrichtingen over het cellentekort"
(nr. 13681)
- de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister
van Justitie over "de uitspraken van de directeur-generaal van het Bestuur
van de Strafinrichtingen" (nr. 13691)
- de heer Dylan Casaer aan de vice-eerste minister en minister
van Justitie over "de uitspraken van het hoofd van de Belgische
Strafinrichtingen en de reacties hierop" (nr. 13727)
- M. Bart Laeremans à la vice-première ministre et ministre de
la Justice sur "les déclarations du directeur général de l'Administration
des Établissements pénitentiaires concernant le manque de cellules"
(n° 13681)
- M. Tony Van Parys à la vice-première ministre et ministre de
la Justice sur "les déclarations du directeur général de l'Administration
des Établissements pénitentiaires" (n° 13691)
- M. Dylan Casaer à la vice-première ministre et ministre de
la Justice sur "les déclarations du patron des établissements
pénitentiaires belges et les réactions qu'elles ont provoquées"
(n° 13727)
01.01 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de
minister, in een interview in de krant De Morgen stelt de heer Hans Meurisse,
het hoofd van de Belgische strafinrichtingen, dat er een enorm groot
cellentekort is en dat daar nu prioriteit aan moet worden gegeven, aangezien de
alternatieve sancties geen oplossing brengen, hoezeer men dat ook had gehoopt.
Ik citeer even wat hij heeft gezegd in De Morgen. Ik vond het een heel
treffende uitspraak, want ik kan mij daar voor de volle honderd procent achter
scharen. Het gaat om iets wat wij altijd al hebben gezegd, al jaren. Hij zegt:
“Ik weet dat het tegenwoordig bon ton is om zo’n reductionistisch beleid te
prediken maar tegelijkertijd is er nood aan repressie. In tegenstelling tot het
discours van de criminologen vind ik dat we de nodige consequenties moeten
verbinden aan de overbevolking. De capaciteit vergroten is de boodschap want de
alternatieven blijken eindig te zijn. Ik zeg waar het op staat en stop mijn kop
niet in het zand”.
Ik vind
dat heel verhelderende taal. Het doet mij enorm plezier en het klinkt mij als
het ware als muziek in de oren want wij zeggen dat al jaren en wij waren
roependen in de woestijn. Hij stelt onder meer ook dat de oudere
gevangenisgebouwen die de komende jaren zullen worden vervangen, een nieuwe
bestemming zouden moeten krijgen binnen de sector. Hij geeft expliciet het
voorbeeld van Dendermonde, waar bijvoorbeeld gedetineerden in halve vrijheid of
vrouwen terecht zouden kunnen komen. Ook daarover zijn wij bijzonder verheugd,
want dat is exact wat wij – en tot nu toe wij alleen meen ik – hebben gezegd
over Dendermonde. Het zou verschrikkelijk zonde zijn dat het bestaande gebouw,
eens het wordt vervangen door een grote nieuwe gevangenis over vier à vijf
jaar, geen penitentiaire bestemming meer zou krijgen. Er is een enorme nood aan
extra cellen. Denk ook maar aan de Vlaamse compensatie die nodig is voor
Florennes. Het is immers al heel duidelijk dat er in Florennes alleen maar een
Franstalige instelling zal kunnen komen. Wij hebben in Vlaanderen nood aan heel
wat extra capaciteit.
Mevrouw
de minister, ik had van u dan ook graag vernomen wat uw reactie is op het
voorstel van uw eigen diensten. U kunt daar toch niet zomaar naast kijken?
Hoeveel gevangenissen zullen er de komende jaren naast die van Dendermonde
worden vervangen? Hoeveel capaciteit zal er hierdoor extra vrijkomen?
Wordt
overwogen om de oude gebouwen ook in de toekomst een penitentiaire bestemming
te geven? Wat zal bijvoorbeeld het lot zijn van de oude gevangenis van
Dendermonde? Zijn er nog andere leegstaande militaire gebouwen die in
aanmerking komen om tot een penitentiaire instelling te worden omgevormd? Ook
daarvoor zijn wij al lang vragende partij. Dat stond zelfs in het
regeerakkoord, maar men heeft tot nu toe enkel en alleen dergelijke plannen met
Herentals. Dat is natuurlijk veel te weinig en veel te klein. Ook daarop had ik
graag een antwoord gekregen.
01.02 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de vicepremier, de vorige baas van de Strafinrichtingen van
ons land had reeds ontslag genomen. Thans pakt de nieuwe directeur-generaal van
het gevangeniswezen uit met een aantal opvallende uitspraken. Ik denk dat de
man met de rug tegen de muur staat. Hij wordt geconfronteerd met zijn
directeurs, met zijn personeelsleden, met de mensen van de administratie, die
inderdaad geen weg meer weten met de huidige situatie in het gevangeniswezen.
De uitspraken
liegen er niet om. De directeur-generaal wil de overbevolking in de
gevangenissen aanpakken door meer cellen te bouwen. Hij spreekt van een
chronisch tekort van pakweg 1.000 cellen. Ik lees in de krant de titel van het
interview met de heer Meurisse: “Ik ben zeker niet tegen alternatieve sancties
maar ze lossen het probleem van de overbevolking niet op”. Ik citeer verder:
“De capaciteit verhogen is de boodschap, want de alternatieven blijken eindig
te zijn”.
Die
uitspraken staan in schril contrast met de visie van de minister van Justitie,
toen ze op het departement aantrad. Ik heb er nog even de beleidsnota van 2003
bij genomen. Daarin stond: “Een verdere uitbreiding van de capaciteit wordt
niet opportuun geacht. Deze brengt een belangrijke financiële kost met zich
mee. De recente uitbreiding heeft opnieuw aangetoond dat hiervan geen
structurele oplossing mag worden verwacht”.
De vraag
is evident. Mevrouw de minister van Justitie, deelt u de standpunten en de
stelling van de directeur-generaal van het Bestuur van de Strafinrichtingen?
01.03 Dylan Casaer (sp.a-spirit): Mevrouw de
vice-eerste minister, de problematiek die door de collega’s werd geschetst,
maakt ook het voorwerp van mijn vraag uit. Het is echter belangrijk om ook de
achtergrond te bekijken en een en ander te kaderen. Er zijn de klachten in de
instelling van Merksplas. Daarover zullen straks nog andere vragen worden
gesteld.
Naar
aanleiding van die klachten, naast een aantal andere incidenten in de
gevangenissen de voorbije maanden, reageert de heer Meurisse. De collega’s
citeren een deel van zijn uitspraken, maar niet alles. Ik vind dat hij op
zichzelf wel een heel evenwichtige boodschap geeft.
Enerzijds
heeft hij het inderdaad over een capaciteitsuitbreiding. Dat zat reeds vervat in
het plan van de regering van eind oktober.
Anderzijds
zegt hij ook – dit is misschien een iets andere klemtoon – dat de rechters nu
onaangepaste straffen uitspreken, omdat ze ervan uitgaan dat de veroordeelde
toch de wet-Lejeune kan genieten. Hij hoopt dat men met de invoering van de
strafuitvoeringsrechtbanken tot een andere, realistischere straftoemeting en
-uitvoering zal komen.
Enerzijds zijn er dus de uitspraken van de heer Meurisse, anderzijds de
reacties daarop van een aantal mensen uit de academische wereld, die vinden dat
er geen fetisj mag worden gemaakt van het bijbouwen van cellen, want het aantal
gevangenen volgt in een snel tempo het bijbouwen. Op zichzelf is bijbouwen dus
ook niet de grote oplossing. Die academici zeggen ook dat er de voorbije jaren
een klemtoonverschuiving is geweest van preventie naar repressie.
Een derde
element is ook het voorwerp van een aantal vragen die straks op de agenda
staan, maar ik had dat al in mijn vraag verwerkt. Het gaat over de noodkreet,
bij wijze van spreken, van de Vlaamse gevangenisdirecteurs, die een oproep doen
om de bepalingen uit de wet-Dupont, waarvan gisteren in de inwerkingtreding was
voorzien, nog even uit te stellen.
De voorzitter: Dat onderwerp komt straks
aan bod.
01.04 Dylan Casaer (sp.a-spirit): Mevrouw de
voorzitter, dat zei ik al, maar het punt staat wel in mijn vraag ingeschreven.
Ik zal het in ieder geval te berde brengen. Ik weet niet of het antwoord van de
minister erop is voorzien, anders heb ik geen probleem om straks nog even het
woord te voeren bij de verdere vraagstellingen.
Mevrouw
de minister, concreet heb ik de volgende vragen.
Uiteraard
wil ik weten wat de reacties zijn van u op de uitspraken van de heer Meurisse
enerzijds en op de uitspraken van de academici anderzijds, vooral wat betreft
hun uitspraak dat de klemtoon in plaats van op preventie steeds vaker op
repressie ligt.
Zit het
plan inzake het gevangeniswezen, dat de regering eind oktober had aangekondigd,
ondertussen op schema? Ik weet wel dat het nog maar drie jaar geleden is, maar
is er toch al enig inventaris van de maatregelen die de voorbije maanden reeds
zijn genomen en is er zicht op die die de volgende maanden zijn gepland?
Ik denk
dat we zouden moeten komen tot een totaalaanpak. Ik vrees dat we nu een beetje
van het ene incident naar het andere aan het hollen zijn en telkens oplossingen
ad hoc bieden. Ik denk dat het belangrijk is dat we zouden komen tot een beleid
inzake gevangeniswezen dat op een of andere objectieve manier de noden allemaal
duidelijk in kaart brengt, veeleer een beleid zoals nu het geval is dat is
gestoeld bij wijze van spreken op het gezegde wie het hardst roept, nog wat
geld bij krijgt. Daarvoor moeten we toch een beetje opletten.
Bovendien,
samen met het plan van eind oktober werd ook de intentie uitgesproken om de
onderzoeksrechters te sensibiliseren in verband met de overbevolking. In onze
gevangenissen zitten namelijk bijzonder veel mensen in voorlopige hechtenis,
ongeveer 40%, als ik mij niet vergis. Uiteraard betekent dat voor de capaciteit
van ons gevangeniswezen een bijkomende last. De vraag rijst of er telkens wel
even oordeelkundig van het middel van de voorlopige hechtenis wordt gebruik
gemaakt.
Werden de onderzoekrechters ter zake reeds gesensibiliseerd? Heeft het
overleg resultaat opgeleverd?
Ten
slotte, wat is uw reactie op de oproep van de Vlaamse gevangenisdirecteurs?
De voorzitter: Collega's, ik
vermoed dat de minister haar antwoord met betrekking tot het punt over de
gevangenisdirecteurs zal geven naar aanleiding van de volgende vragen.
Misschien kunt u op dat moment met uw stuk aansluiten bij dat punt.
01.05 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente,
chers collègues, je vais m'en tenir aux réactions que les déclarations de M. le
directeur général Meurisse ont suscitées tout en ajoutant quelques compléments
d'information à ce qui vient d'être dit.
Je souhaite
également me référer aux nombreuses réponses que j'ai déjà données au sein de
cette commission concernant la réalité et l'avenir du secteur pénitentiaire.
C'est d'ailleurs ce dossier qui a fait l'objet du plus grand nombre de
questions. Vous me permettrez donc d'être brève et d'en venir à l'élément
nouveau.
Inderdaad, in zijn interview heeft de directeur-generaal het probleem
van de overbevolking aangekaart. Die overbevolking in onze gevangenissen is
geen recent fenomeen en doet zich niet alleen in België voor.
De
overbevolking in de gevangenissen is een complex sociaal probleem dat niet bij
toverslag kan worden opgelost. De bouw van cellen is één mogelijkheid, maar we
beperken ons daartoe niet. Er is de uitbreiding van de capaciteit qua cellen,
maar ook het zoeken naar alternatieven voor de gevangenisstraf en het evenwicht
tussen de instroom en de uitstroom. Dat is ook wat de directeur-generaal heeft gezegd.
Ik nam
reeds een aantal maatregelen die u zeer goed kent. Ik zal daar dus niet in
detail op terugkomen.
Het
aantal gedetineerden onder elektronisch toezicht steeg tot zeshonderd. De
werkstraffen vermenigvuldigden met 20 in vier jaar tijd, om het aantal van
11.000 te bereiken in 2006. De overbrenging van buitenlandse gevangenen die hun
straf in hun land van oorsprong kunnen uitzitten, is bezig. Enzovoort.
Het
probleem van de overbevolking is zelfs het voorwerp van een maandelijkse
opvolging door het kernkabinet, omdat het verder reikt dan alleen maar de
bevoegdheid van de minister van Justitie. Het belangt ook de voogdijminister
van de Regie der Gebouwen aan en ook de minister van Buitenlandse Zaken.
In
antwoord op uw vraag inzake de uitbreiding van de capaciteit wil ik preciseren
dat naast de reeds voorziene bouw van nieuwe gevangenissen in de provincie
Namen en in Dendermonde, er ook een nieuwe instelling voor geïnterneerden
voorzien is in Gent en Antwerpen. Er zijn tevens nog uitbreidingen van de capaciteit
in de gevangenissen van Lantin, Sint-Hubert, Mechelen en Paifve. Al die
maatregelen zullen tot een verhoging met 1.637 plaatsen leiden.
Van zodra
de nieuwe gevangenis die voorzien is in Namen, operationeel is, zal het oude
gebouw ook een penitentiaire bestemming krijgen. Zodra de nieuwe gevangenis van
Dendermonde af is, zal men evalueren wat men met de oude zal doen.
Tijdens
een speciale Ministerraad met de minister van Defensie werd besloten om de
kazernes van Herentals en Florennes om te vormen tot gevangenissen.
Wat de
buitengewone maatregelen betreft die het kernkabinet van 25 oktober 2006 heeft
genomen over de overbevolking, zijn de programma’s over de nood aan gebouwen en
personeel afgerond. De kern buigt zich momenteel over de staat van voortgang
van alle dossiers.
Wat het
aantal aanhoudingsbevelen betreft, wordt het afgeleverde aantal per
arrondissement elke maand bezorgd aan de voorzitters van de rechtbank van
eerste aanleg.
01.06 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de
minister, uw antwoord bevat weinig nieuws. Inderdaad, sinds de zomer en
eigenlijk daarvoor ook al, doen wij niet anders dan over het gevangenisbeleid
vragen stellen en interpelleren omdat het helemaal faalt natuurlijk. Zelfs na
deze heel duidelijke uitspraken van uw eigen administratie zegt u niets nieuws
en geeft u een lijstje van zaken die wij al wisten.
Wat de
oude gevangenis van Dendermonde betreft, is het nog niet eens zeker dat die
opnieuw een penitentiaire bestemming zal krijgen. Ik vind het heel mager. U zegt
dat u voorziet in een uitbreiding, maar die 1.637 extra plaatsen zijn eigenlijk
net genoeg om de gevangenen die er nu te veel zijn, behoorlijk te huisvesten.
Dan doet men nog niets aan het enorme probleem van de veel te snelle
vrijlatingen die men nu noodgedwongen moet doen.
Mevrouw
de minister u zit helemaal op het verkeerde spoor. U zegt dat er opnieuw naar
alternatieven moet worden gezocht. Wij zitten nu al aan een ondergrens. Vroeger
was het twee derde bij recidive en een derde bij gewone gedetineerden. Nu wordt
het in de meeste gevallen ook bij recidive een derde. Zelfs die een derde wordt
omlaag gehaald doordat men mensen via een enkelband nog veel vroeger vrijlaat.
Men verhindert zelfs dat mensen die drie jaar cel hebben gekregen, hun celstraf
uitzitten.
In die
context pleiten en blijven spreken van bijkomende alternatieven, vind ik
hemeltergend en onbegrijpelijk als wij weten dat wij aan een absolute
ondergrens zitten. Wij steunen uw beleid op dit vlak allerminst, mevrouw de
minister. Er kunnen alleen maar nieuwe perspectieven komen als wij drastisch
aan snelle capaciteitsuitbreiding doen. Als we gaan van 4.000 of 5.000 naar
13.000 cellen, dan is er een mogelijkheid om de zaken te beheersen, maar niet
vandaag.
01.07 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, het is bijzonder jammer dat de regering pas nu
heeft begrepen dat er inderdaad moet worden geïnvesteerd in bijkomende
gevangeniscapaciteit, en dit onder druk van de omstandigheden en allerlei
incidenten. Er is een ontslag nodig geweest van een directeur-generaal van de
Strafinrichtingen. Er is een reeks van incidenten nodig geweest. De heer
Meurisse moest de regering ertoe dwingen, met de rug tegen de muur, om af te
stappen van het taboe dat er geen uitbreiding van de gevangeniscapaciteit kon
komen. Het is een beetje eenvoudig om nu allerlei maatregelen aan te kondigen,
terwijl de middelen hiertoe zullen moeten worden gevonden door de volgende
regering in de volgende legislatuur.
Men kan nu wel zeggen dat er nieuwe gevangenissen komen in Namen en
Dendermonde. De eerste stap in het dossier moet evenwel nog worden gezet.
Volgens het meerjarenplan zal de nieuwe gevangenis in Dendermonde er in de
volgende legislatuur zelfs nog niet zijn. Het meerjarenplan voorziet immers alleen
in de aankoop van de gronden maar nog niet in de gelden voor de nieuwbouw. We
worden hier werkelijk met een kluitje in het riet gestuurd. Men draagt de
verantwoordelijkheid voor de dingen die men niet heeft gedaan. Paars heeft
gedurende acht jaar geen beslissingen genomen waarmee men de problematiek zou
kunnen aanpakken. Ik denk dat de vaststellingen van directeur-generaal Meurisse
zeer terecht zijn en op deze wijze op een scherpe manier aantonen wat de status
quaestionis – de stand van zaken – is met betrekking tot het beleid inzake de
strafuitvoering.
01.08 Dylan Casaer (sp.a-spirit): Mevrouw de
voorzitter, ik noteer dat de minister zegt dat het kernkabinet het dossier van
de gevangenissen heel geregeld opvolgt en dat er ook een plan is waarin alle noden
en investeringen zijn opgenomen. Misschien zou het interessant zijn om eens
inzage te krijgen van dat plan of om daarvan op een of andere manier kennis te
nemen.
Ten
tweede, ik vind het belangrijk dat de minister zegt dat het overzicht van het
aantal aanhoudingen per arrondissement ook geregeld naar de voorzitters van de
rechtbanken van eerste aanleg wordt doorgestuurd. Ook dat is een belangrijk
element waarvan ik graag kennis zou willen nemen omdat het een zicht geeft op
welke manier in de verschillende ressorten met de voorlopige hechtenis wordt
omgesprongen, of daar enige eenvormigheid in is of, integendeel, heel weinig
eenvormigheid.
L'incident
est clos.
02 Vraag van de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister
van Justitie over "de werking van de Moslimexecutieve van België"
(nr. 13702)
02 Question de M. Tony Van Parys à la vice-première ministre et
ministre de la Justice sur "le fonctionnement de l'Exécutif des Musulmans
de Belgique" (n° 13702)
02.01 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, de voorbije tijd zijn er opnieuw
heel wat geruchten over de werking van de Moslimexecutieve van België.
In het
Belgisch Staatsblad van 14 oktober 2005 werd reeds aangekondigd dat
een reglement van inwendige orde zou worden aangenomen dat de praktische
regeling van de werkzaamheden van de algemene vergadering en van het Executief
van de Moslims van België zou uitwerken. Het reglement van inwendige orde zou
ervoor moeten zorgen dat zowel de algemene vergadering als het Executief van de
Moslims van België op een behoorlijke manier zou kunnen functioneren. Vooral
zou het reglement ervoor moeten zorgen dat de werking van het Executief van de
Moslims van België in een Nederlandstalig en in een Franstalig college zou
kunnen worden georganiseerd. Dat was een heel uitdrukkelijke afspraak. Er was
binnen het Executief van de Moslims van België immers een absolute suprematie
van de Franstaligen.
Thans
blijkt dat het reglement van inwendige orde nog altijd niet bestaat. Daarom zou
ik u een aantal vragen willen stellen.
Hoe komt
het dat het reglement van inwendige orde er nog niet is? Wanneer zal het
Executief van de Moslims van België in twee colleges, een Nederlandstalig en
een Franstalig college, werken? Tot op heden is daarvan immers in geen enkele
mate sprake.
Voorts
zou ik u, naar aanleiding van een aantal persberichten, willen vragen of de
aanwending van overheidsmiddelen die aan het Executief van de Moslims van
België ter beschikking werden gesteld, werd gecontroleerd. Stemmen de ter
beschikking gestelde subsidies overeen met stavingstukken? Werden er
vaststellingen gedaan van malversaties of van betalingen voor persoonlijke
doeleinden?
Loopt er
een strafonderzoek ten laste van leden van het huidige Executief van de Moslims
van België? Wat zijn desgevallend de tenlasteleggingen?
02.02
Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, zoals u weet, mag
de regering zich, krachtens het beginsel van de scheiding van Kerk en Staat,
niet mengen in de interne organisatie van een eredienst.
Het
koninklijk besluit van 7 oktober 2006 bepaalt in dat verband dat het
Executief van de Moslims van België uit een Nederlandstalig en uit een
Franstalig college is samengesteld. Het Executief van de Moslims van België
heeft voor zijn werking dus rekening willen houden met enige, communautaire
dimensie.
Volgens
de inlichtingen die mij ter kennis werden gebracht, functioneert het Executief
van de Moslims van België inderdaad op die manier.
Het
huishoudelijk reglement bevindt zich in een voorbereidende fase. Het was reeds
het voorwerp van besprekingen, zowel in de algemene vergadering als binnen het
Executief van de Moslims van België.
Ik
herhaal dat ik, omwille van het beginsel van de scheiding tussen Kerk en Staat,
op dit punt niet tussenbeide kan komen.
Wat de administratieve controle van de boekhouding van het Executief
betreft het volgende. Die kan op dit ogenblik onmogelijk worden uitgevoerd
aangezien de bewijsstukken van de uitgaven werden overgemaakt aan de
gerechtelijke instanties. Het gaat om de boekhoudkundige stukken voor de
begroting 2004 en 2005 en gedeeltelijk voor 2006. Bij wijze van toelichting kan
ik u zeggen dat de gerechtelijke overheden op mijn verzoek werden gevat door de
boekhouding van het vroegere Executief van de Moslims van België ingevolge een
controle van een expert-boekhouder.
Ik heb
geen weet van een hangend gerechtelijk onderzoek omtrent de huidige leden van
het Executief van de Moslims van België. Wel werd er een lid ondervraagd door
de onderzoeksrechter maar hij werd er verder niet door verontrust. Bovendien
kan ik onmogelijk tussenbeide komen in de loop van een gerechtelijke procedure.
02.03 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de minister,
wanneer u zegt dat het Executief van de Moslims op dit ogenblik effectief
functioneert in een Nederlandstalig en een Franstalig college, heeft men u
onjuist ingelicht. Ik heb een delegatie ontvangen van groepen van
Nederlandstalige moslims die betrokken zijn bij de algemene vergadering. Zij
zeggen heel uitdrukkelijk dat er geen sprake is van een werking in twee
colleges, een Nederlandstalig en een Franstalig.
Ik heb de
indruk en het is mijn overtuiging dat op dit ogenblik de dominantie van de
Franstaligen binnen de representatieve organen dermate is dat de
Nederlandstalige moslimgemeenschap zich niet terugvindt in de representatieve
organen. Ik wens u dat heel uitdrukkelijk te signaleren. Ik heb zelfs de indruk
dat deze klanken op dit ogenblik bij de minister van Justitie niet overkomen ofwel
geen gehoor krijgen. Vandaar dat ik het u vandaag wil zeggen om u toe te laten
hieromtrent een ernstig onderzoek in te stellen.
De
werking van het Nederlandstalige college bestaat niet en wordt gehinderd of
zelfs onmogelijk gemaakt door de dominantie van bepaalde Franstalige kringen
binnen de moslimgemeenschap. Ik zou u dit uitdrukkelijk willen signaleren en u
willen vragen hieromtrent de nodige initiatieven te nemen om na te gaan of wat
men u hieromtrent meedeelt juist is of niet.
Ten
tweede, wat betreft de administratieve controle zegt u dat we die controle niet
kunnen doen omdat de bewijsstukken voor 2004, 2005 en 2006 bij het gerecht
zijn. Ik kan dat aannemen maar ik kan mij ook wel voorstellen, vermits het
gerecht belangstelling voor deze bewijsstukken betoont. Klaarblijkelijk is er
toch iets aan de hand is. Er zal op moeten worden toegezien dat de middelen
worden aangewend voor het algemeen belang van de moslimgemeenschap en niet voor
het individuele belang van sommigen zoals er klaarblijkelijk ernstige geruchten
gaan.
Ik zou alleszins willen vragen aan uw administratie geen toelagen meer
toe te staan – ik denk dat in de loop van januari de eerste schijf moet worden
uitbetaald – zolang er geen zekerheid is over de goede aanwending van de
middelen. Anders zou dit getuigen van onbehoorlijk bestuur.
02.04
Minister Laurette Onkelinx: Vraagt u de regionalisering van de
erediensten?
02.05 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de minister,
ik heb al lang gepleit voor de werking in een Nederlandstalig en een Franstalig
college. U had dit ook toegezegd.
02.06 Minister Laurette Onkelinx: Voor alle erediensten?
02.07 Tony Van Parys (CD&V): Ik heb u dat toen ook
gezegd. Dat is dan ook in de regelgeving tot stand gekomen, maar in de feiten
maken de Franstaligen dit onmogelijk. Wanneer men dit onmogelijk maakt, zullen
we inderdaad een nieuwe stap moeten zetten, ook met betrekking tot de
erediensten en de organisatie van de erediensten. Als dit geldt voor de ene,
zal dat ook gelden voor de andere. Wat mij betreft, is dat geen enkel probleem.
Het kan voor u leuk zijn om dit te zeggen. Ik zeg u alleen dat de
Nederlandstalige moslimgemeenschap zich op dit ogenblik niet thuis voelt in de
representatieve organen. Dat is bijzonder jammer omdat wij met de allochtone
gemeenschap en met de moslimgemeenschap goede relaties moeten opbouwen. Er
ontstaan frustraties bij de Nederlandstalige moslimgemeenschap, mevrouw de
minister. Dat zal u waarschijnlijk koud laten, maar die frustraties zullen
aanleiding geven tot nieuwe problemen inzake de goede verhoudingen die absoluut
noodzakelijk zijn in een materie die hypergevoelig ligt.
L'incident
est clos.
03 Vraag van de heer Georges Lenssen aan de vice-eerste minister en
minister van Justitie over "de uithuiszetting van huurders"
(nr. 13655)
03 Question de M. Georges Lenssen à la vice-première ministre et
ministre de la Justice sur "les expulsions de locataires"
(n° 13655)
03.01 Georges Lenssen
(VLD):
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de huur en de
uithuiszetting. De uithuiszetting werd gehumaniseerd door de wet van
30 november 1988. Dat wil het volgende zeggen.
Ten
eerste, alle dagvaardingen waarin de uithuiszetting van de huurder wordt
gevorderd, moeten verplicht vermelden dat een afschrift van de inleidende akte
aan het OCMW moet worden gezonden. In de dagvaarding wordt tevens vermeld dat
de huurder zich tegen de mededeling aan het OCMW kan verzetten. Hij kan dit
doen door zijn verzet aan de deurwaarder kenbaar te maken binnen een termijn
van twee dagen na de betekening van de dagvaarding.
Het
voorgaande is ook van toepassing als het een handelshuurovereenkomst betreft
waarbij een natuurlijke persoon de overeenkomst heeft gesloten en men tevens
officieel gedomicilieerd is in het handelspand.
Ten
tweede, bij een zuivere handelsovereenkomst daarentegen, gesloten met een
vennootschap, wordt bij de betekening van het vonnis een afschrift van de
betekening toegezonden aan het OCMW. Hier gebeurt het dus pas bij het vonnis.
Ook hiertegen kan verzet worden aangetekend binnen de twee dagen na de
betekening van het vonnis.
Voorts
verwijs ik naar de programmawet I, titel V "Maatschappelijke
Integratie", gepubliceerd op 31 december 2002 en in werking
getreden op 1 januari 2003. Hierin staat dat een minnelijke
verzoening bij huurzaken verplicht is. Met andere woorden, er is reeds een
huurachterstal en dan is de verhuurder verplicht om de huurder in verzoening op
te roepen. Soms, maar heel zelden, komt er een schikking, doch in de meeste gevallen
houdt de huurder zich hier niet aan. Soms komt er geen schikking en dan kan men
pas dagvaarden. Deze dagvaarding moet echter worden ingeleid binnen een maand
na een poging tot verzoening. Hierdoor gaat heel wat kostbare tijd verloren.
De geest
van de wet is inderdaad wel zo om de huurder te beschermen, maar wij moeten ook
voorkomen dat er misbruiken gebeuren. Als er reeds een achterstal is, moet er
volgens mij geen verzoening meer gebeuren. Men zou sneller moeten kunnen
overgaan tot ingebrekestelling.
Mijn
vragen zijn de volgende.
Ten
eerste, heeft de mededeling aan het OCMW wel zin? Met andere woorden, wordt het
nodige gevolg gegeven door de OCMW's? Wordt daarop gereageerd of niet?
Bovendien,
tussen de betekening van de dagvaarding en de uithuiszetting van een
natuurlijke persoon verloopt minimaal twee maanden. Bij een handelshuur kan de
uithuiszetting reeds zijn gebeurd vooraleer het OCMW een afschrift van
betekening heeft ontvangen.
Daarom
stel ik mij de vraag of het niet beter is dat het OCMW door de
gerechtsdeurwaarder in kennis wordt gesteld enkele dagen voor de effectieve
uithuiszetting.
Ten
tweede, heeft de kennisgeving aan het OCMW wel zin bij een handelshuur door een
vennootschap? Is het OCMW wel bevoegd om iets te ondernemen voor
handelsvennootschappen?
Ten
derde, hebt u er weet van dat een gedaagde of betekende zich zou hebben verzet
tegen de mededeling aan het OCMW?
Ten vierde, heeft de bepaling in de programmawet haar nut bewezen? Met
andere woorden, hebt u er weet van dat er positieve verzoeningen tot stand
komen? Kan er geen andere oplossing worden gehanteerd, bijvoorbeeld de
ingebrekestelling na 1 maand huurachterstal?
03.02
Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer Lenssen, in antwoord op uw eerste
vraag kan ik preciseren dat uit een rapport van de Vereniging van Vlaamse
Steden en Gemeenten blijkt dat de OCMW’s minimaal een bepaalde
standaardprocedure hanteren. Wanneer een melding tot vordering van
gerechtelijke uithuiszetting bij het OCMW binnenkomt, gaat men na of de betrokken
huurder reeds gekend is. Indien dat het geval is, wordt hij of zij persoonlijk
gecontacteerd door de betrokken maatschappelijk werker. Indien de huurder niet
gekend is door het OCMW wordt een brief verstuurd waarin de huurder op de
hoogte wordt gebracht van het hulpverleningsaanbod van het OCMW en waarin hij
wordt uitgenodigd met het OCMW contact op te nemen.
Indien u
meer informatie wenst, stel ik voor dat u zich richt tot mijn collega die
bevoegd is voor Maatschappelijke Integratie.
Over de
grond van de zaak ben ik er echter van overtuigd dat de OCMW’s bijzonder goed
geplaatst zijn om de rol te vervullen die de wet hen toevertrouwde. In dat
opzicht ben ik bereid elk voorstel te onderzoeken dat het mogelijk zal maken de
vaak rampzalige menselijke gevolgen te verminderen die uithuiszettingen kunnen
teweegbrengen.
In
antwoord op uw tweede vraag komt het mij voor dat de betekening van de
vonnissen van uithuiszetting in het raam van een handelshuurovereenkomst
pertinent blijft omdat in vele gevallen in werkelijkheid een natuurlijke
persoon rechtstreeks wordt beoogd door de uithuiszetting. In dergelijke
omstandigheden is een actie van het OCMW gerechtvaardigd, zelfs indien enige
reflectie zich opdringt over het beter preciseren van de gevallen waarbij de mededeling
moet gebeuren.
Inzake uw
derde vraag beschik ik niet over die informatie. Ik stel u nogmaals voor u tot
mijn collega Dupont te wenden.
Tot slot,
wat de verplichte verzoening betreft, zou het onjuist zijn niet te erkennen dat
de talrijke verzoeningen het mogelijk maakten tot een minnelijke schikking te
komen om huurconflicten op korte termijn en met lage kosten te regelen, en dat
in het voordeel van alle partijen.
Het systeem is niettemin niet het meest efficiënte. Daarom hebben we in
het kader van de drie proefprojecten van de paritaire commissies in een luik
bemiddeling voorzien.
Bij het
einde van het proces zullen we evalueren of het de moeite loont dit systeem te
veralgemenen en om dus de verplichte verzoening voor de vrederechter te
vervangen door een facultatieve bemiddeling.
03.03 Georges Lenssen (VLD): Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, ik ben blij dat u een evaluatie wil uitvoeren. Ik denk dat
men daardoor een klare kijk op de zaak zal krijgen.
Wat de
mededeling aan de OCMW's betreft, ik denk dat er in de praktijk geen gevallen
gekend zijn waarbij de gedaagden zich verzetten tegen een mededeling ten
opzichte van het OCMW.
Ik wil in
het algemeen benadrukken dat wanneer de termijn erg lang wordt gerekt of een
bepaalde termijn wordt overschreden, de bedragen zowel voor de huurder als de
verhuurder alsmaar groter zullen worden. De achterstand van de huurder blijft
ook groeien wanneer de termijn lang wordt aangehouden en de verhuurder heeft
dan uiteraard ook een gebrek aan huurinkomsten. Het zal in hun beider belang
zijn dat er naar een oplossing wordt gezocht waarin een afhouding zo snel
mogelijk kan gebeuren.
L'incident
est clos.
04 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de vice-eerste minister en
minister van Justitie over "de verkoop van bestaande gevangenisgebouwen en
de bouw van nieuwe" (nr. 13706)
04 Question de M. Bart Laeremans à la vice-première ministre et
ministre de la Justice sur "la vente de bâtiments pénitentiaires existants
et la construction de bâtiments neufs" (n° 13706)
De voorzitter: Ik heb hier een
gelijkaardig probleem als daarnet met de vraag van de heer Casaer over de
strafinrichtingen. Ik heb in mijn vraag over Merksplas, specifiek met
betrekking tot de infrastructuur van Merksplas, ook een vraag gesteld over de
plannen van minister Reynders voor PPS.
Ik maak daar geen probleem van. Ik zal zien wat het antwoord is van de
minister. Dan kom ik daar eventueel nog later op terug. Bij de volgende vraag
hebben we weer hetzelfde probleem.
04.01
Minister Laurette Onkelinx: Ik zal aan mijn collega Reynders de vraag
stellen.
De voorzitter: Dat heb ik ook gedaan,
mevrouw de minister.
04.02 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Minister
Reynders heeft er inderdaad mee te maken, maar niet alleen minister Reynders.
Uit krantenberichten van 12 januari, onder meer in De Tijd, blijkt dat de
regering nog een bijkomende reeks gebouwen zou willen verkopen. Ook de verkoop
van gevangenisgebouwen behoort tot de mogelijkheden. Dat staat letterlijk in
dat artikel. U zou ter zake op de rem staan. Dat is een van de goede dingen die
u zou doen. We zijn het er helemaal mee eens dat de verkoop van gebouwen niet
decent en niet geschikt is. Daarmee legt men alleen maar de lasten op de
volgende generaties. Het helpt de regering tijdelijk uit de problemen, maar het
zorgt er ook voor dat de overheid en wij allemaal later veel meer zullen
betalen.
Anderzijds
– dan zitten we op een ander vlak – zou voor de nieuwe gebouwen een
publiekprivate samenwerking kunnen leiden tot een veel snellere realisatie.
Indien de overheid alles meteen moet bekostigen, zou men moeten wachten tot
2014 of 2015 voor de ingebruikname van de nieuwe gevangenissen.
Klopt het
dat overwogen wordt om gevangenisgebouwen te verkopen? Zo ja, welke? Heeft de minister
zich daartegen tot op heden verzet? Dat is een vraag aan u, niet aan minister
Reynders. U kunt er zich dus niet vanaf maken door te zeggen dat het een
bevoegdheid van minister Reynders is.
Klopt
volgens u het tijdspad van uw collega Reynders in verband met de bouw van de
nieuwe gevangenissen, met name dat we moeten wachten tot 2014 vooraleer de
nieuwe gevangenissen – bijvoorbeeld in Dendermonde – in gebruik kunnen worden
genomen, tenzij men een beroep doet op PPS? Over welke nieuwe gevangenissen heeft
men het nog, naast Dendermonde? Kan voor elke geplande gevangenis of
penitentiaire instelling – denk ook aan de twee psychiatrische instellingen van
Gent en Antwerpen – het tijdspad worden aangegeven zoals dat nu voorzien is in
de meerjarenplanning? Is daarin volgens uw informatie in PPS voorzien?
04.03
Minister Laurette Onkelinx: De heer Reynders is bevoegd voor het
antwoord op deze vraag.
04.04 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Dat is het
antwoord dat ik weeral verwachtte. We zullen de vraag dus aan de heer Reynders
stellen, maar dat is heel goedkoop. De heer Reynders verwijst naar u en zegt
dat u op de rem gaat staan. Hij wijst erop dat er een probleem is met de
ingebruikname, pas in 2014 en 2015. U zegt enkele maanden geleden dat het al
voor 2010 of 2011 is. De instellingen van Gent en Antwerpen zijn voor 2010. Dat
is het tijdspad. Nu wordt u tegengesproken door Reynders en zegt u dat de heer
Reynders bevoegd is. Eigenlijk bevestigt u, door niets te zeggen, dat de heer
Reynders gelijk heeft en dat we alle gebouwen die u op stapel hebt staan, maar
kunnen verwachten halfweg het volgende decennium, tegen 2015. Ik vind het heel
erg dat u daarover niets meer kunt zeggen dan dat. Het typeert nog maar eens
hoe dramatisch het gesteld is met het strafuitvoeringsbeleid in dit land.
L'incident
est clos.
05 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister
en minister van Justitie over "de drie bijkomende
strafuitvoeringsrechtbanken" (nr. 13713)
05 Question de M. Servais Verherstraeten à la vice-première
ministre et ministre de la Justice sur "les trois tribunaux de
l'application des peines supplémentaires" (n° 13713)
05.01 Servais
Verherstraeten (CD&V):
Mevrouw de minister, u had de commissie beloofd mee te delen waar de drie
strafuitvoeringsrechtbanken zouden komen. Daarnaast kwam bij mij de vraag op
wat de objectieve criteria zijn voor de keuze van deze drie plaatsen, gezien er
vijf ressorten zijn.
05.02
Minister Laurette Onkelinx: Zoals u terecht opmerkt, zullen er op
1 februari 2007 effectief negen kamers van de
strafuitvoeringsrechtbanken zijn. De drie bijkomende kamers werden toegewezen
aan Gent, Brussel en Luik. De verdeling van de hele werklast tussen de
verschillende strafuitvoeringsrechtbanken was het voorwerp van een akkoord in
de werkgroep die ik heb opgericht met het oog op de installatie van de
strafuitvoeringsrechtbanken met alle Nederlandstalige en Franstalige
magistraten van de huidige commissies voor voorwaardelijke invrijheidstelling,
zowel van de zetel als van het openbaar ministerie, met de vertegenwoordigers
van de hoven van beroep en de rechtbanken van eerste aanleg en van het College
van procureurs-generaal.
Het
criterium dat in de werkgroep in overweging werd genomen is het volgende: het
betreft het aantal gedetineerden dat definitief werd veroordeeld tot straffen
van meer dan drie jaar gevangenis. Dit criterium werd door allen aangezien als
het meest objectieve. U weet dat in eerste instantie de
strafuitvoeringsrechtbanken alleen effectief bevoegd zullen zijn voor de
straffen van meer dan drie jaar. Er werd dus een lijst opgesteld met per
penitentiaire inrichting het aantal veroordeelden tot straffen van meer dan
drie jaar. Aan de hand van deze cijfers werden de penitentiaire inrichtingen daarna
verdeeld onder de verschillende strafuitvoeringsrechtbanken, zodat elke kamer
van een strafuitvoeringsrechtbank een gelijkwaardige werklast krijgt: ongeveer
vijfhonderd dossiers per kamer van een strafuitvoeringsrechtbank. De verdeling
van de gevangenissen tussen de verschillende strafuitvoeringsrechtbanken is het
voorwerp van een KB dat voor 1 februari 2007 zal worden gepubliceerd.
05.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, het is misschien interessant om de chronologie
van de cijfers van het aantal strafuitvoeringsrechtbanken nog eens samen met u
te overlopen.
U hebt
immers destijds op het kernkabinet één strafuitvoeringsrechtbank per provincie
hebt gevraagd. Uiteindelijk hebt u dat toen op het kernkabinet niet verkregen.
De toenmalige minister van Begroting heeft het verzoek geblokkeerd. Tijdens de
bespreking van de wetsontwerpen op de strafuitvoeringsrechtbanken hebben wij er
altijd op gewezen dat het aantal te laag was. Het veld zei dat toen en zegt dat
nu nog. Daarover komt straks nog een vraagstelling.
Ik stel
nu vast dat er drie extra strafuitvoeringsrechtbanken komen. Ik juich toe dat u
deels tegemoetkomt aan datgene waarvoor wij toen waarschuwden.
Mevrouw
de minister, u komt echter nog altijd niet aan het rato dat u toen zelf als
noodzakelijke achtte, zijnde één rechtbank per provincie. Dat zal onder meer
implicaties hebben op het ressort van het hof van beroep van Antwerpen, waar er
twee rechtbanken zouden zijn gepland en u het er met één moet doen voor heel
veel penitentiaire instellingen.
Mevrouw
de minister, wij hebben uw ontwerp met betrekking tot de geïnterneerden
uiteraard nog niet gezien, Uit verklaringen die u hebt afgelegd, ook hier in de
commissie, blijkt dat u ook de geïnterneerden onder het toepassingsgebied van
de strafuitvoeringsrechtbanken wil laten vallen. Zeker voor het ressort
Antwerpen zal u zich in dat geval in de problemen vast rijden.
05.04
Minister Laurette Onkelinx: Er komen drie nieuwe kamers voor
gedetineerden.
05.05 Servais Verherstraeten (CD&V): Voor Gent, Brussel en
Luik lijkt mij dat niet meer dan logisch en noodzakelijk. U was van deze
noodzaak reeds overtuigd vóór de wet op de strafuitvoeringsrechtbanken hier in
de Kamer werd goedgekeurd. U werd toen echter door de minister van Begroting
teruggefloten.
Mevrouw
de minister, dat is echter duidelijk niet voldoende voor het ressort Antwerpen.
Op het ressort Mons heb ik minder zicht. Voor het ressort Antwerpen zal u zeker
niet toekomen met het aantal penitentiaire instellingen. Wanneer men ook de
geïnterneerden nog onder het toepassingsgebied van de wet wenst te laten
vallen, wat toch uw ambitie was, zal men zich in het licht van de instellingen
en van het aantal geïnterneerden dat in het ressort Antwerpen en meer in het
bijzonder in de provincie Antwerpen zit, faliekant vast rijden op het terrein,
met allerlei spanningen in de penitentiaire instellingen tot gevolg.
Mevrouw
de minister, ik zou er echt bij op willen aandringen om incidenten te voorkomen
en om de gemaakte wetgeving, waar ik volledig achter stond, heel goed uit te
voeren en dus ook in de andere ressorten in uitbreiding te voorzien.
L'incident
est clos.
- de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister
van Justitie over "de noodkreet van de Federatie van Vlaamse
Gevangenisdirecteurs" (nr. 13717)
- de heer Bart Laeremans aan de vice-eerste minister en minister
van Justitie over "de vraag van de Vlaamse gevangenisdirecteurs om de
vernieuwingsprojecten voorlopig op te schorten" (nr. 13718)
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en
minister van Justitie over "de noodkreet van de Federatie van Vlaamse
Gevangenisdirecteurs" (nr. 13737)
- M. Tony Van Parys à la vice-première ministre et ministre de
la Justice sur "le cri d'alarme lancé par la fédération des directeurs de
prison flamands" (n° 13717)
- M. Bart Laeremans à la vice-première ministre et ministre de
la Justice sur "la demande de suspension provisoire des projets de
rénovation formulée par les directeurs de prison flamands" (n° 13718)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la vice-première ministre et
ministre de la Justice sur "le cri d'alarme lancé par la fédération des
directeurs de prison flamands" (n° 13737)
De voorzitter: Zoals daarnet
afgesproken, kan de heer Casaer, indien hij dat wenst, zich bij deze reeks
vragen aansluiten voor het gedeelte van zijn vraag met betrekking tot de
noodkreet van de Federatie van Vlaamse Gevangenisdirecteurs.
Er werd mij meegedeeld dat de vraag van de heer Laeremans eerst werd
ingediend. Ik ben dat nagegaan en dat blijkt correct te zijn. Hij mag zijn
vraag dus als eerste stellen.
06.01 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, het is absoluut geen toeval dat wij vandaag
opnieuw zoveel vragen moeten stellen over het gevangeniswezen. Strafuitvoering
is inderdaad het meest rampzalige onderdeel van uw beleid.
De
Vlaamse gevangenisdirecteurs hebben vrijdag aan de alarmbel getrokken. Ze gaven
te kennen dat ze allerminst klaar zijn voor de invoering van de wet-Dupont en
voor de strafuitvoeringsrechtbanken en vragen zelfs de stopzetting - het werd
in die termen gesteld - van de vernieuwingsprojecten.
De
verwijten zijn niet min. Ik citeer even De Standaard van zaterdag:
"De wijze waarop de minister deze projecten doet realiseren, legt een
zware last op dit proces van vernieuwing en het dreigt de goede werking van de
penitentiaire instellingen op zijn minst te verstoren". In De Morgen staat
het volgende: "We pikken het niet dat we weer maar eens voor een voldongen
feit worden geplaatst".
Dat werd
gezegd door de voorzitters van alle Vlaamse gevangenissen. Dat is niet min. Dat
is trouwens precies hetzelfde als wat wij hier vorige week hebben gezegd in het
kader van het elektronisch toezicht. Mevrouw de minister, u voert een politiek
van het voldongen feit. U houdt geen rekening met uw eigen personeelsleden en u
voert een heel autoritair beleid zonder overleg te plegen en samen te werken
met de mensen onder u.
Inzake de
strafuitvoeringsrechtbanken wordt gesteld dat de werklast voor de directeurs,
de bedienden en de medewerkers van de psychosociale diensten aanzienlijk zal
verhogen, terwijl de kaders niet werden aangepast en er nog helemaal geen
vorming is geweest voor de personeelsleden. Er zijn ook geen rondzendbrieven
verschenen in verband met de werking van de nieuwe rechtbanken.
Wat de
wet-Dupont betreft, hebben wij u van bij het begin gewaarschuwd dat die veel te
ver gaat. Het is bijvoorbeeld helemaal absurd dat mensen die verdacht zijn in
alle omstandigheden, ook in geval van betrapping op heterdaad of van evidente
bewijsvoering, gescheiden moeten worden van de andere gedetineerden. Er is geen
enkele reden om dat zo extreem te doen. Er worden ook veel te veel
formaliteiten opgelegd aan de directeurs. Zij moeten nu alles motiveren. Op die
manier worden de personeelsleden en de directeurs de speelbal van de
gedetineerden.
Er worden
veel te veel eieren gelegd onder de gedetineerden. Dat moet duidelijk zijn. Het
is niet alleen een slechte wet, maar bovendien wordt hij nu ook zeer slecht
uitgevoerd. Dat zeggen alle Vlaamse gevangenisdirecteurs. Er is geen
voorbereiding, geen overleg, geen vorming. Het is beneden alle peil.
Ik heb de
commissievoorzitter gevraagd om nog deze week een hoorzitting te houden met de
gevangenisdirecteurs zodat het voor iedereen duidelijk is wat hun verzuchtingen
zijn en waar de problemen zich situeren, zodat er kan worden ingegrepen. Op die
manier kan het absoluut niet meer verder.
Mevrouw
de minister, ik heb de volgende concrete vragen. Wat zijn de concrete gevolgen
van de strafuitvoeringsrechtbanken voor het personeel en het management van de
gevangenissen? In welke mate zal dit de werklast verhogen? Klopt het dat er
hiervoor helemaal geen kaderuitbreiding is gepland? Is er hierover inderdaad
geen overleg geweest met de directies?
Klopt het
dat er helemaal geen vorming is voorzien voor de personeelsleden? Klopt het dat
de rondzendbrieven over de werking van de strafuitvoeringsrechtbanken nog
steeds niet werden gepubliceerd? Zij gaan normaal gezien op 1 februari van
start. Hebben de gevangenisdirecties nog geen kennis van de inhoud ervan?
Hoe is
zoiets mogelijk, mevrouw de minister? Hoe kunt u in deze omstandigheden de
start van de strafuitvoeringsrechtbanken op 1 februari verzekeren?
Ik heb
gelijkaardige vragen inzake de wet-Dupont. Wat zijn de gevolgen hiervan voor de
werklast van de gevangenisdirecties? Klopt het dat er helemaal geen
kaderuitbreiding is gepland? Werd daarover niet overlegd met de directies? Wat
antwoordt u op de kritiek dat de nieuwe controlemaatregel in de gevangenissen
de strijd tegen het binnensmokkelen van verboden voorwerpen zal bemoeilijken?
Bent u bereid gevolg te geven aan de vraag van de directeurs om de
vernieuwingen voorlopig op te schorten tot zij beter zijn voorbereid?
06.02 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, de directeurs van de gevangenissen
zijn zowat de meest loyale ambtenaren die ik ken. Het zijn loyale ambtenaren
ten opzichte van de overheid en de regering. Het is daarom een heel opvallend
feit dat de Federatie van de Vlaamse Gevangenisdirecteurs het stilzwijgen heeft
doorbroken en aan de buitenwereld de reële situatie in haar gevangenissen kenbaar
heeft gemaakt.
Ik citeer
even uit de persmededeling van de Federatie. Er wordt onomwonden gezegd dat de
wettelijke verplichting om bij de detentie de waardigheid van de mens te
eerbiedigen niet is gegarandeerd in onze gevangenissen. Dat zeggen de Vlaamse
gevangenisdirecteurs. Zij zeggen dat de noodzakelijke investeringen uitblijven
en dat de uitvoering van de wetgeving op een drafje dreigt te gebeuren en op
die manier het gevangeniswezen en het gevangenismanagement zelf verstoort. Dat
zijn toch wel heel opvallende vaststellingen die worden gedaan door degenen die
op dit ogenblik de leiding hebben in de Vlaamse gevangenissen. Precies ten
opzichte van die nieuwe wetgeving, de strafuitvoeringsrechtbanken en de
wet-Dupont, zeggen zij heel scherp dat de inwerkingtreding op zo’n korte
termijn gewoon onmogelijk is.
Als deze
mensen dit zeggen, dan is dat een signaal waaraan men niet voorbij kan. Zowel
de gevangenisdirecteurs als het personeel van de psychosociale diensten zullen
hierin immers een cruciale rol spelen, zowel bij de beslissing, bij de
informatie als bij de uitvoering. Zonder deze actoren kunnen die
strafuitvoeringsrechtbanken niet functioneren en kan de wet-Dupont niet
functioneren. Als deze centrale actoren op dit moment zeggen dat u dit niet moet
doen omdat het niet zal lukken, mevrouw de minister, dan denk ik dat u de
verantwoordelijkheid hebt om daar ook effectief rekening mee te houden.
Ik geef u
drie voorbeelden. Wat betreft de strafuitvoeringsrechtbanken is er geen enkele
kaderuitbreiding voor de directeurs en het personeel van de psychosociale
diensten, ondanks het feit dat wij weten dat deze twee categorieën van mensen
een zeer belangrijke bijkomende rol zullen spelen in de
strafuitvoeringsrechtbanken.
Er is
vandaag geen omzendbrief die de praktische organisatie van de
strafuitvoeringsrechtbanken regelt. Zij zouden nochtans op 1 februari
operationeel moeten zijn.
Ook
omtrent de wet-Dupont geef ik u een voorbeeld. Vrijdag is de omzendbrief
gepubliceerd die gisteren had moeten ingaan. Op vrijdag kreeg men dus een
omzendbrief die de maandag erop moest ingaan waarin werd gezegd dat beklaagden
en veroordeelden niet meer in één cel mogen zitten.
Ik sta achter het idee, maar dat vrijdag meedelen om dat maandag
operationeel te maken, is natuurlijk al te gek in een situatie waarin de
gevangeniscapaciteit dat helemaal niet toelaat. Sommige gevangenissen hebben
afgelopen weekend de personeelsleden de opdracht moeten gegeven om een
inventaris te maken van de beklaagden en de veroordeelden om te zien welke
initiatieven zouden moeten worden genomen om die mensen te scheiden. De
directeurs en het personeel van de psychosociale diensten zitten werkelijk met
de handen in het haar.
De vraag
is dan ook evident om de nieuwe wet pas uit te voeren op het moment dat in de
mensen en de middelen daarvoor voorzien is. Zo niet dreigt een catastrofe. Ik
meen dat echt. Als de strafuitvoeringsrechtbanken vanaf 1 februari niet
voluit operationeel zijn, zal er een bijzonder probleem van overbevolking
ontstaan. Als de beslissingen in dossiers niet snel kunnen worden opgevolgd, is
de uitstroom uit de gevangenissen niet meer verzekerd en zal het probleem van
de overbevolking onbeheersbare vormen aannemen. Ik zou u met volle overtuiging
willen vragen, niet als oppositielid maar vanuit de situatie van de Vlaamse
directeurs van het gevangeniswezen en het personeel van de psychosociale
dienst, om minstens met hen rekening te houden. Zij hebben u gevraagd om het
niet te doen, omdat het aanleiding zal geven tot catastrofale gevolgen. Wij
weten ondertussen wat de situatie in onder meer Merksplas is. Daarom wil ik u
echt vragen om rekening te houden met de heel opvallende noodkreet van de
Vlaamse gevangenisdirecteurs.
06.03 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mevrouw de minister, de
problematiek is ondertussen al geschetst. Ik zou vanuit liberale hoek toch nog
de volgende nuances willen aanbrengen.
De
Federatie van Vlaamse Gevangenisdirecteurs erkent en onderstreept het belang
van nieuwe initiatieven zoals de strafuitvoeringsrechtbanken en de invoering
van de basiswet gevangeniswezen. Dat hebben wij ook in de krant en het
persbericht kunnen lezen, maar dat werd hier nog niet gezegd. Ik denk dat dat
een belangrijk uitgangspunt is.
De
opmerkingen van de federatie betreffen de manier waarop de initiatieven worden
uitgevoerd. Dat is natuurlijk uw verantwoordelijkheid, mevrouw de minister. Men
kaart aan dat de bijkomende werklast die het operationeel worden van de
strafuitvoeringsrechtbanken met zich zal meebrengen, niet gepaard gaat met een uitbreiding
van het personeelskader. Er zou nog niet in vorming voor personeelsleden zijn
voorzien. Er zou ook nog geen rondzendbrief zijn.
Wat de
verdere invoering van de basiswet gevangeniswezen betreft, zeggen de Vlaamse
gevangenisdirecteurs dat er nu slechts een ontwerp van rondzendbrief is, er zou
ook geen vorming zijn gepland en er zou – ik ben voorzichtig – pas op
24 januari 2007 een informatievergadering zijn aangekondigd.
Wat ons
als liberalen het meest verontrust en in welk verband wij vandaag door u
gerustgesteld zouden willen worden, is het feit dat de Vlaamse
gevangenisdirecteurs het volgende stellen. Door de wijze waarop de initiatieven
werden ingevoerd die de meerderheid in het Parlement heeft goedgekeurd en die –
ik herhaal het – de volle ondersteuning kregen van de directeurs, zou het
management van de penitentiaire instellingen onder een onwerkbare druk komen te
staan. Dat willen wij te allen prijze vermijden. Wij hopen dat u ons op dat
punt zult kunnen geruststellen.
De vragen
die zich aandienen en waarop wij een antwoord zouden willen, zijn de volgende.
Is er een
realistische werklastmeting gebeurd naar aanleiding van die bijkomende
opdrachten die worden gegeven aan de gevangenissen?
Klopt het
dat de kaders nog niet werden opgevuld met het oog op het operationeel worden
van de strafuitvoeringsrechtbanken?
Wat met
de vorming, waarvan wordt gezegd dat die er nog niet is geweest? Klopt dat
laatste al dan niet?
Hoe
reageert u op de vraag van de Vlaamse gevangenisdirecteurs om de invoering van
de strafuitvoeringsrechtbanken uit te stellen?
De voorzitter: Mijnheer Casaer, wenst u
nog aan te sluiten?
06.04 Dylan Casaer (sp.a-spirit): Ja, heel kort,
mevrouw de voorzitter. Uiteraard is er al veel gezegd, en ik wil niet in
herhaling vallen.
Mevrouw
de minister, het is belangrijk om een en ander concreet te horen. Er wordt
gereageerd op artikels in de pers en op een persbericht. Ik neem aan dat er ook
een concrete vraag werd gesteld door de federatie van de Vlaamse
gevangenisdirecteurs en dat er ook overleg is geweest – of minstens is gepland
– ingevolge hun oproep. Wat is uw reactie minister daarop?
Ik moet
ook het volgende zeggen. De gevangenisdirecteur van Dendermonde, die een beetje
als woordvoerder blijkt op te treden, heb ik naar aanleiding van de incidenten
van de voorbije maanden een paar keer kunnen ontmoeten. Hij is een ernstig en
redelijk persoon. Hij is, denk ik, geen tafelspringer. De vraag van de
gevangenisdirecteurs moet volgens mij dus wel degelijk in overweging worden
genomen.
Graag had
ik uiteraard, samen met de collega’s, gehoord wat de concrete maatregelen
inzake budget, infrastructuur en personeel zijn, die gepland zijn om de
invoering van de wet-Dupont mogelijk te maken.
06.05
Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, de
strafuitvoeringsrechtbanken zullen effectief ingesteld zijn op
1 februari 2007. Zoals u weet, betreft het hier een essentiële
hervorming van diverse onderwerpen in onze gerechtelijke geschiedenis: betere
rechtszekerheid; rekening houden met de adviezen van de slachtoffers;
exclusieve bevoegdheid van de rechterlijke macht ter zake, enzovoort.
Het werk
dat van de gevangenisdirecteurs wordt gevraagd, zal daarentegen vanaf die datum
niet fundamenteel veranderen.
De directeurs nemen thans deel aan de personeelsconferentie van de
gevangenis. Het is die laatste die de beslissing neemt om de beslissing van een
verzoek om toekenning van een modaliteit van de strafuitvoering aan de
Commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling te bezorgen. Het zijn uiteraard
de directeurs die in de conferentie een hoofdrol vertolken, evenals bij de
opstelling van het advies. De wet van 17 mei 2006 betreffende de
externe rechtspositie heeft de rol van de personeelconferentie facultatief
gemaakt. Het is voortaan de directeur van de gevangenis die rechtstreeks een
advies verstrekt over een verzoek voor het toekennen van een modaliteit van de
strafuitvoering, op basis van de elementen die hij verzamelt, onder meer het
psychosociaal verslag van de PSD van de gevangenis.
U herinnert
u zeker dat de wet twee keer van kracht zal worden: eerst vanaf
1 februari 2007, betreffende de straffen van meer dan drie jaar
gevangenis, en vanaf 2008, voor de straffen van minder dan drie jaar. Inzake de
straffen van minder dan drie jaar is het correct dat de aard van het werk van
de gevangenisdirecteurs zal veranderen, aangezien zij adviezen zullen moeten
geven bij situaties die zij thans niet behandelen. De nodige kaderuitbreiding
zal derhalve worden ingeschreven in de begroting voor 2008. Hetzelfde geldt
voor de psychosociale teams.
Zodra de
wet was goedgekeurd, werden er informatiesessies georganiseerd voor de
gevangenisdirecteurs: vier halve dagen in juni 2006. De documenten die tijdens
deze sessies werden voorgesteld, werden daarna ter beschikking gesteld van alle
directies. Op 29 november 2006 werden aan de directeurs richtlijnen
gegeven om het beheer van de dossiers mogelijk te maken tijdens de
overgangsperiode tussen de Commissies voor de voorwaardelijke
invrijheidstelling en de strafuitvoeringsrechtbanken.
De directeurs kregen toen onder meer het model waarop ze vanaf nu hun
advies moeten uitbrengen. Het is juist dat ze de eerstkomende dagen nog een
definitieve rondzendbrief moeten ontvangen. Daaraan wordt nu de laatste hand
gelegd en die herneemt de zeer belangrijke bepalingen die werden goedgekeurd in
de wet houdende diverse bepalingen gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van
28 december. Ter informatie, het betreft onder meer de bepaling dat de
uitstelbeslissingen van zowel de personeelsconferenties als van de commissies
Voorwaardelijke Invrijheidstelling geldig blijven na het van kracht worden van
de wetten van 17 mei 2006. Die bepaling werd precies opgesteld om te
vermijden dat de gevangenisdirecteurs in een zeer korte tijdsspanne zeer veel
adviezen zouden moeten geven.
Ten
derde, zodra de wet was goedgekeurd, heb ik een werkgroep opgericht met de
magistraten van de huidige commissies Voorwaardelijke Invrijheidstelling,
inclusief het openbaar ministerie, met alle betrokken gerechtelijke actoren
evenals met de vertegenwoordigers van de betrokken directoraten-generaal, dus
met inbegrip van het directoraat-generaal van de strafinrichtingen. De
werkgroep komt geregeld samen om de instelling van de
strafuitvoeringsrechtbanken voor te bereiden.
Ik kan u
dus meedelen dat, omdat ik die voor het welslagen van de hervorming
noodzakelijke dialoog wens te behouden, ik besloten heb om in dezelfde zin
verder te gaan door de oprichting van het begeleidingscomité, waarin alle
terreinactoren – strafuitvoeringsrechtbanken, directoraten-generaal van de
FOD, penitentiaire inrichtingen, justitiehuizen – zullen betrokken zijn,
teneinde regelmatig een evaluatie uit te voeren van de implementatie van de
nieuwe beschikkingen en van de eventuele problemen die aan het licht zouden
komen.
Ten
vierde, inzake de basiswet zijn op 15 januari titel 2: de fundamentele
principes, de artikelen 4 tot 13 uitgezonderd artikel 7, dat betrekking heeft
op de overlegorganen, titel 6 inzake de orde en de veiligheid uitgezonderd
artikel 118, §10, dat betrekking heeft op de mogelijkheid om in beroep te
gaan bij de centrale toezichtsraad, en titel 10, die onder meer de
wijzigingen bevat van de wet op de voorlopige hechtenis, in werking getreden.
Deze titels hebben betrekking op de harmonisering en de verplichting tot
motivering van alle speciale regimes in onze penitentiaire inrichtingen.
Ten
vijfde, inzake de informatie voor de directies hierover, deel ik u mee dat in
de loop van mei 2005 studiedagen werden georganiseerd in Merksplas en in
Marneffe. Sedert de wet werd goedgekeurd, werden er acht werkgroepen opgericht
om de inwerkingtreding ervan voor te bereiden. Hierbij werden alle
personeelscategorieën betrokken. Een informatiewebsite wordt ter zake geregeld
aangevuld.
De circulaires
die op 9 januari werden verstuurd preciseren stap voor stap en op een
didactische wijze welke procedures moeten worden gevolgd. Sedert begin januari
kan men zich voor elke dringende vraag tot de administratie wenden. Daar
antwoordt men nog dezelfde dag op de vragen met een dringend karakter van de
directeurs. De directeurs kunnen bovendien op 24 januari deelnemen aan een
nieuwe studiedag gewijd aan de basiswet en aan de wet op de externe
rechtspositie. Ik wens er ook aan te herinneren dat de verplichting om de
beperkingen die worden opgelegd aan het algemeen detentieregime niet helemaal
nieuw is gelet op de wet van 1991 betreffende formele motivering van de
administratieve akten en op de jurisprudentie die ter zake steeds
gespecialiseerder wordt.
Ten
zesde, voor de toepassing van het disciplinaire luik werd in 2006 een
kaderuitbreiding gebudgetteerd, zes bijkomende directeurs en zes penitentiaire
assistenten. Het globaal kader van de directeurs ging dus naar 121 fulltime
equivalenten. Effectief zijn er nu 114,4 fulltime equivalenten. Er ontbreken
dus 5 fulltime equivalenten aan Nederlandstalige zijde, dit wegens een gebrek
aan kandidaten. Alles wordt in het werk gesteld om dit te verhelpen. Tussen 15
februari en 1 maart zullen er immers hogere functies worden toegekend aan
de beambten van niveau A die voldoen aan de voorwaarden om een post als
directeur te bekleden.
Ten
zevende, ik verbaas mij over uw vragen betreffende de fouilleringen. De
basiswet spruit voort uit een parlementair initiatief en er werd in het
Parlement ook langdurig over gedebatteerd. Over de kwestie van het fouilleren
werd een lange discussie gevoerd en de bepalingen die thans worden toegepast,
werden door alle democratische partijen goedgekeurd.
Zoals u
dus heel goed weet, beletten deze bepalingen absoluut niet dat het fouilleren
zeer strikt wordt toegepast wanneer dat gemotiveerd is.
Wat
verder de scheiding tussen verdachten en veroordeelden betreft, is het evident
dat men rekening zal moeten houden met de interne organisatie van de
penitentiaire inrichtingen en met problemen inzake infrastructuur. Er is daarom
echter toch geen personeelsuitbreiding nodig.
Ten
slotte, afsluitend wil ik onderstrepen dat de wetten de interne en externe
rechtspositie van de gedetineerden goed definiëren en zeer belangrijke
hervormingen zijn die eindelijk grondig verschillende problemen aanpakken
waarmee de gevangenissen sedert al te veel jaren worstelen.
Het is
mijn verantwoordelijkheid om deze wetten uit te voeren. Ik word trouwens
geregeld in het Parlement geïnterpelleerd door sommige van uw collega's die
vinden dat de zaken op dat vlak niet snel genoeg vooruitgaan.
Het is
begrijpelijk dat al die veranderingen vragen oproepen en onrust wekken, maar ik
kan u verzekeren dat ik in overleg met alle betrokken actoren alles in het werk
zal stellen om ervoor te zorgen dat deze hervormingen op een positieve wijze
tot een goed einde worden gebracht.
06.06 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, wat de strafuitvoering en de gewijzigde
wet-Dupont betreft, het zal zo zijn dat het enkel de uitzondering zal zijn die
in de gevangenis blijft zitten.
Het is de
uitdrukkelijke bedoeling geweest dat ze zullen leiden tot een veel snellere
vrijlating. Alle mogelijke filters en alle mogelijke criteria om mensen in de
gevangenis te houden, zijn weggeslagen. De rechters in de
strafuitvoeringsrechtbanken zullen het dus veel moeilijker hebben om mensen
achter de tralies te houden.
Voor het
overige zegt u dat er op het terrein niet zoveel zal veranderen want dat de
directeurs nu al een centrale rol spelen. Dat is niet zo. Er is wel degelijk
een groot verschil. Tegenwoordig is er in de wetgeving in allerlei sancties
voorzien voor de directeurs. Dat is wel degelijk een fundamentele wijziging
want die mensen worden vanaf 1 februari voortdurend geconfronteerd met
tijdslimieten waarbinnen zij dossiers moeten klaarmaken. Anders dreigen zij
gesanctioneerd te worden.
Het zal
dus allemaal veel sneller moeten verlopen, bijvoorbeeld omdat de personeelscommissie
van de gevangenissen het recht niet meer zal hebben om gevangenen vast te
houden of om de procedure voor 6 maanden te schorsen. Dat valt allemaal weg.
Het zal allemaal veel sneller moeten gaan. Er is dus daardoor veel meer werk
voor de gevangenisdirecteurs. Daar staat blijkbaar helemaal geen
personeelsuitbreiding tegenover. Ik begrijp dat niet. Ik begrijp niet dat u
niet hebt gezien dat wat nu op til is voor 1 februari, wel degelijk extra werk
met zich zal brengen. Dat betekent dat u een veel te gebrekkig overleg hebt
gehad, als er al overleg is geweest, met de gevangenisdirecteurs.
U zegt
ook dat in de komende dagen de rondzendbrief definitief is en dat hij dan zal
worden verzonden. Het is 16 januari. Ik stel vast dat u nu pas begint te spreken
over een begeleidingscomité en over de problemen. Over 14 dagen moeten die
strafuitvoeringsrechtbanken van start gaan en u bent duidelijk veel te laat met
uw instructies en uw rondzendbrief.
U wordt
volmondig tegengesproken door hetgeen wij zaterdag hebben kunnen vernemen, op
televisie en via de kranten, van de directeurs. Die zeggen dat er essentiële
problemen zijn en dat zij het werk niet aankunnen. Zij vragen uitstel. U zegt
hier echter dat er nauwelijks problemen zijn. Het is des te belangrijker daarom
dat wij de gevangenisdirecteurs kunnen horen. Ik heb u dat gevraagd, mevrouw de
voorzitter. Ik hoop dat wij vanmiddag bij de regeling van de werkzaamheden
kunnen beslissen die directeurs zo snel mogelijk, liefst deze week nog, te
horen.
Wat de
basiswet betreft, mevrouw de minister, spreekt u over studiedagen en
dergelijke. Daar wil ik het allemaal mee eens zijn. Er is inderdaad wat vorming
geweest. Maar de wet zelf zit fundamenteel fout want men geeft veel te veel
basisrechten, van in het begin, standaard, aan alle gedetineerden, zonder dat
er enige opbouw is. Daarover bestaat een zeer grote ongerustheid, zowel bij de
cipiers als bij de directies, dat men meer en meer de speelbal zal worden van
de gedetineerden. Ik heb met verschillende cipiers gesproken, zij kennen de wet
ook, en zij spreken met huiver over die wet-Dupont. Zij vrezen – ik rond af,
mevrouw de voorzitter – dat zij alle gezag zullen verliezen ten aanzien van de
gedetineerden.
In plaats
van cipiers dreigen zij een soort kamerdienaars te worden van de gevangenen,
mevrouw de minister. Dat zal ervoor zorgen dat er niet één Merksplas is met
rellen maar binnenkort wel 37 en dat u moeilijkheden zult hebben in al uw
gevangenissen.
06.07 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, het is natuurlijk juist dat de hervormingen
inzake de strafuitvoeringsrechtbanken en de basiswet-Dupont essentieel zijn,
maar ze moeten ook lukken. Dat is wat er nu op het spel staat. Die wetten
moeten in de praktijk, in de realiteit werken, als ze operationeel worden. De
magistraten, de Hoge Raad voor de Justitie, en nu de directeurs en de leden van
het psychosociale dienst zeggen u nu dat het op 1 februari niet zal lukken. U
hebt daarin natuurlijk een enorme verantwoordelijkheid door daarmee geen rekening
te houden. U houdt obstinaat vast aan de datum van 1 februari 2007.
Dat kan fataal worden voor de goede implementatie van de zo cruciale
hervormingen. Er is immers geen kaderuitbreiding geweest voor de directeurs en
het personeel van de psychosociale dienst. U gaat nu toch niet zeggen dat zij
geen uitgebreide, cruciale rol te vervullen hebben bij de
strafuitvoeringsrechtbanken. U zegt zelf dat de rondzendbrief er niet is. Die
bestaat niet, en op 1 februari wordt dit van kracht.
Op dit
ogenblik zijn er gevangenissen die niet weten onder welke
strafuitvoeringsrechtbanken ze zullen ressorteren. Er zijn directeurs die
daarvan niet op de hoogte zijn. Dan zegt u dat er een begeleidingscomité met de
mensen van het terrein zal worden opgericht. Ik moet u echt zeggen, u bijna
smeken: hou alstublieft rekening met degenen die ermee moeten werken. De
magistraten hebben het u gezegd. De mensen van de psychosociale diensten zeggen
het u. De directeurs zeggen het u. De Hoge Raad voor de Justitie heeft u ook
gezegd dat het niet zal lukken. Als het niet lukt, zit u onmiddellijk met het
probleem van de uitstroom. Als die uitstroom er niet is, zit u zonder enig
probleem onmiddellijk aan 10.000 gedetineerden met alle gigantische gevolgen
van dien.
Nog eens
over de directeurs. Als men het geheel van de wetgeving bekijkt, de
tuchtprocedure, de basiswet en de strafuitvoeringsrechtbanken, is de toename
van opdrachten gigantisch. Ik denk aan de fouilles. De directeur moet nu
telkens motiveren waarom er een fouille zou moeten zijn. Dat gebeurde in het
verleden automatisch. Ik neem aan dat dit moet worden gemotiveerd. Als men
echter vrijdag de instructie krijgt om dat maandag uit te voeren, als men
vrijdag de instructie krijgt dat de veroordeelden en de beklaagden op maandag niet
meer samen mogen zitten, en dat in een situatie van overvolle gevangenissen,
dan zeg ik u dat er een gigantisch probleem in de uitvoering van de wet is. Dan
stelt men vast dat er inderdaad vijf tot zes Nederlandstalige directeurs te
weinig zijn, ondanks de toename van alle opdrachten. Dat zijn trouwens de enige
cijfers die u geeft. In de plaats van 121 directeurs zijn er 114. Dat is de
realiteit op het terrein. U zegt dat u ze niet vindt. Ik weet niet hoe het
komt. Daarom slaakt men een noodkreet.
Wat mij
bijzonder ontgoochelt, is dat u dat zomaar naast u neerlegt. De gevolgen zullen
aanzienlijk zijn. De gevolgen zijn reeds merkbaar op het terrein. Dat zal
blijken uit een aantal vragen en interpellaties die straks over onder meer
Merksplas zullen worden gesteld.
06.08 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mevrouw de minister, u
hebt een aantal maatregelen opgesomd die werden genomen in uitvoering van de
twee nieuwe initiatieven, namelijk de strafuitvoeringsrechtbanken en basiswet.
Een aandachtspunt is natuurlijk dat u voor de invoering van de basiswet hebt
gezegd dat er langs Nederlandstalige kant vijf voltijdse equivalenten te kort
zijn. U hebt echter gezegd dat daarvan werk zal worden gemaakt.
Tot slot
wil ik een vraag stellen in verband met de noodkreet van de Vlaamse
gevangenisdirecteurs die we hebben gelezen en waarover we via de pers hebben
gehoord. Is voorzien in overleg met u als verantwoordelijke minister of hebben
zij toenadering tot u gezocht?
06.09 Dylan Casaer (sp.a-spirit): Mevrouw de
minister, het is belangrijk dat, zoals gezegd door onze collega, er inderdaad
permanent overleg zou zijn met de gevangenisdirecteurs over de volgende te
nemen stappen.
06.10
Minister Laurette Onkelinx: Het antwoord op de vraag van mevrouw
Lahaye-Battheu is nee; er werd geen vraag gesteld vanwege de
directeurs-generaal. Ik heb hun reacties gelezen in de pers.
L'incident
est clos.
07 Vraag van de heer Stijn Bex aan de vice-eerste minister en minister
van Justitie over "de interpretatie van de rondzendbrief van
25 januari 2005 omtrent de vaststelling, registratie en vervolging
van de inbreuken inzake het bezit van cannabis" (nr. 13556)
07 Question de M. Stijn Bex à la vice-première ministre et ministre
de la Justice sur "l'interprétation de la circulaire du
25 janvier 2005 relative à la constatation, l'enregistrement et la
poursuite des infractions en matière de détention de cannabis"
(n° 13556)
De voorzitter: Mevrouw de minister, de
diensten hebben nagegaan of er over dit onderwerp vragen werden gesteld in de
plenaire vergadering. Dat is inderdaad het geval. De heer Bex heeft
uitdrukkelijk de keuze gemaakt om zijn vraag niet in de plenaire vergadering te
stellen, maar wel vandaag, wat blijkbaar, volgens het Reglement, perfect kan.
07.01 Stijn Bex (sp.a-spirit): Mevrouw de
voorzitter, dat klopt. Vorige week werd me gevraagd me aan te sluiten bij de
vraag van de heer Germeaux in de plenaire vergadering. Ik denk dat het
onderwerp van mijn vraag verschillend is. Ik verkoos dus om mijn vraag in de
commissie te stellen. Ik zal proberen om het kort te houden.
Mevrouw
de minister, eind vorig jaar heeft de vzw Trekt Uw Plant in Antwerpen
een actie gehouden waarbij enkele leden van die vereniging één plant, een
cannabisplant, op een gemeenschappelijke locatie had ondergebracht.
Het doel van die actie bestond erin om na te gaan of die actie zou
vallen binnen het toepassingsgebied van de rondzendbrieven, waarop u trouwens
ook op een actuele vraag in de plenaire vergadering van
14 december 2006 hebt geantwoord dat het hoe dan ook illegaal is om
een cannabisplantage in ons land op te starten. Dat was ook al duidelijk
vooraleer die actie plaatsvond.
Mevrouw
de minister, mijn vraag luidt of zo’n actie zou kunnen vallen onder het
toepassingsgebied van de richtlijn die aan de parketten vraagt om de laagste
prioriteit te geven aan dossiers waarin sprake is van een beperkt gebruik
zonder overlast voor de openbare orde.
Ik wil
die problematiek met een concreet voorbeeld schetsen. Ik veronderstel dat de
rondzendbrief – volgens dewelke men één plant voor persoonlijk gebruik mag
bezitten – van toepassing is. Ik veronderstel dat die rondzendbrief ook van
toepassing is wanneer twee mensen samenwonen en elk één plant hebben.
Ik
veronderstel ook dat de laagste vervolgingsprioriteit blijft gelden wanneer
pakweg vijf studenten samenwonen die elk over een plant beschikken en die zij
bijvoorbeeld in de keuken op een gemeenschappelijke plaats zetten. Veronderstel
nu dat een andere student dat studentenhuis regelmatig bezoekt, en het toch
gemakkelijker vindt om die plant toch maar op die veilige locatie, onder de
lampen van de andere studenten, onder te brengen.
07.02
Minister Laurette Onkelinx: Ik ben geen procureur des Konings!
07.03 Stijn Bex (sp.a-spirit): Vandaar, mevrouw
de minister. Ik stel die vraag ook om voor de mensen voldoende duidelijk te
maken wat er binnen die rondzendbrief valt en wat niet.
Is uw
rondzendbrief van toepassing – en zo neen, waarom niet – ten eerste, wanneer
één individu beschikt over zo’n plant; ten tweede, wanneer twee mensen
samenwonen die elk één plant hebben; ten derde, wanneer vijf studenten
samenwonen die elk één plant hebben; ten vierde, wanneer die regelmatige
bezoeker zijn plant onderbrengt bij die vijf samenwonende studenten en tot slot,
wanneer, zoals in het voorbeeld van Trekt Uw Plant, meerdere personen elk hun
eigen plant samenbrengen op een gemeenschappelijke locatie?
07.04 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, de ministeriële
richtlijn van 25 januari 2005 omtrent de vaststelling, registratie en
vervolging van de inbreuken inzake het bezit van cannabis, bepaalt dat aan het
bezit door een meerderjarige van een hoeveelheid cannabis voor persoonlijk
gebruik, de laagste prioriteit in het vervolgingsbeleid wordt gegeven,
uitgezonderd wanneer het bezit gepaard gaat met verzwarende omstandigheden of
verstoring van de openbare orde.
Het
criterium om uit te maken welke prioriteit er dient te worden gegeven aan het
bezit van cannabis door een meerderjarige, in afwezigheid van openbare overlast
of verzwarende omstandigheden, is dat het bezit voor persoonlijk gebruik is.
Het bezit van één geteelde plant wordt geacht voor persoonlijk gebruik te zijn,
zonder dat aan het bezit van één geteelde plant echter automatisch de laagste vervolgingsprioriteit
dient te worden gegeven. Determinerend is het persoonlijk gebruik en de
afwezigheid van openbare overlast of verzwarende omstandigheden.
Wanneer
men dit als uitgangspunt neemt bij de beoordeling van de in uw vraag
aangehaalde voorbeelden, is het duidelijk dat wanneer één individu één plant
bezit, de laagste vervolgingsprioriteit geldt, voor zover de hierboven vermelde
voorwaarden vervuld zijn. Zodra meer dan één plant in een woning aanwezig is,
wordt het moeilijk om deze stelling te handhaven, aangezien het bezit van één
plant niet automatisch de laagste vervolgingsprioriteit met zich brengt, maar
slechts een richtsnoer vormt bij het beoordelen of het bezit voor persoonlijk
gebruik is, waaraan de laagste vervolgingsprioriteit onder de hiervoor
beschreven voorwaarden wordt toegekend.
Ik moet
daar ook aan toevoegen dat het strafrecht autonoom is en geen rekening houdt
met begrippen uit het privaatrecht.
Il s'agit
ici des notions de "propriétaire" ou de "détention" de
cannabis. Peu importe! Au niveau du droit pénal, cela n'a pas d'incidence.
Het zal dan ook aan de bevoegde procureur des Konings zijn om in
dergelijke gevallen te oordelen over de graad van prioriteit die aan de andere
door u aangehaalde gevallen moet worden gegeven. De criteria openbare overlast
en afwezigheid van verzwarende omstandigheden, zullen daarbij bepalend zijn.
Met de
bestaande wettelijke regeling is er geen sprake van rechtsonzekerheid. Het
verbouwen van cannabis, zelfs al is het maar één plant voor persoonlijk gebruik,
is strafbaar. De rondzendbrief kan daar geen afbreuk aan doen en beoogt dat
geenszins.
De voorzitter: Ik hoop maar dat wij in
echtscheidingsprocedures geen discussies krijgen over het hoederecht over die
planten, mijnheer Bex.
07.05 Stijn Bex (sp.a-spirit): Ik ben alleszins
niet getrouwd, mevrouw de voorzitter. Dat probleem zal niet meteen rijzen.
Ik wil de
minister bedanken voor haar antwoord. Ik meen dat het duidelijk is dat het nog
altijd bijzonder moeilijk in te schatten is voor mensen die bijvoorbeeld met
twee samen een plant kweken, of zij wel of niet vervolgd zullen worden. Ik meen
dat dit toch duidelijk maakt dat het ter zake nodig is nog duidelijkere
rechtsregels op te stellen. In het concrete geval van Trekt Uw Plant moet ik
vaststellen dat men tot dusver nog niet tot vervolging is overgegaan. De
planten zijn wel in beslag genomen, zoals de minister in december zei in het
Parlement. Ik vermoed dat die mensen opnieuw zullen proberen hun “plantage” op
te starten.
07.06 Bart Laeremans (Vlaams Belang): (…)
De voorzitter: Mijnheer Laeremans, de heer
Bex heeft het woord.
07.07 Stijn Bex (sp.a-spirit): Mijnheer
Laeremans, als wij al die cannabisgebruikers in de gevangenis moeten stoppen
zal het debat van daarnet zeker nog minder gemakkelijk een oplossing vinden.
L'incident
est clos.
08 Vraag van de heer Stijn Bex aan de vice-eerste minister en minister
van Justitie over "de opsluitingen in politiekantoren"
(nr. 13682)
08 Question de M. Stijn Bex à la vice-première ministre et ministre
de la Justice sur "les incarcérations dans les locaux de police"
(n° 13682)
08.01 Stijn Bex (sp.a-spirit): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, ik heb vorige week de minister van
Binnenlandse Zaken ondervraagd over een aantal elementen die terugkwamen in het
jaarverslag van het comité-P, met betrekking tot het opsluiten van mensen in
politiekantoren.
Er doet
zich daar een aantal problemen voor. Ik zal er hierover niet uitweiden. De
minister van Binnenlandse Zaken antwoordde vorige week dat momenteel een
uniform koninklijk besluit met betrekking tot de opsluitmogelijkheden in
politiekantoren in opmaak is. Om dat koninklijk besluit te kunnen nemen,
ontbreekt volgens hem enkel nog het advies van de minister van Justitie.
Mevrouw
de minister, wanneer mogen wij dit advies verwachten?
08.02
Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Bex, ik
ben hiervan niet op de hoogte. Mijn collega Dewael heeft in geen enkel opzicht
mijn advies gevraagd over een uniform besluit dat de opsluiting in
politiekantoren regelt.
Ik heb
daarentegen reeds verschillende maanden geleden, halfweg 2006, een gemotiveerd
advies bezorgd aan mijn collega, inzake een ontwerp van koninklijk besluit
betreffende de minimumnormen voor de vestiging en het gebruik van
detentieplaatsen die worden gebruikt door de politiediensten, dat hij mij via
de federale politie voorlegde.
Zou het
kunnen dat het hier om een verwarring gaat?
08.03 Stijn Bex (sp.a-spirit): Mevrouw de
minister, ik zal uw antwoord bezorgen aan de minister van Binnenlandse Zaken.
Misschien is het gemakkelijker als u of een kabinetsmedewerker daarover even
overleg plegen.
L'incident
est clos.
Voorzitter: Tony Van Parys.
Président: Tony Van Parys.
- de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en
minister van Justitie over "de toestand in de gevangenis van
Merksplas" (nr. 13716)
- de heer Bart Laeremans aan de vice-eerste minister en minister
van Justitie over "de acties van het gevangenispersoneel van
Merksplas" (nr. 13721)
- mevrouw Martine Taelman aan de vice-eerste minister en minister
van Justitie over "de gevangenis te Merksplas" (nr. 13728)
- M. Servais Verherstraeten à la vice-première ministre et
ministre de la Justice sur "la situation dans la prison de Merksplas"
(n° 13716)
- M. Bart Laeremans à la vice-première ministre et ministre de
la Justice sur "les actions menées par le personnel de la prison de
Merksplas" (n° 13721)
- Mme Martine Taelman à la vice-première ministre et ministre
de la Justice sur "la prison de Merksplas" (n° 13728)
09.01 Servais
Verherstraeten (CD&V):
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, we hebben vorige week reeds de
gelegenheid gehad om met elkaar van gedachten te wisselen inzake de
problematiek van Merksplas. Dat hebben we ook in het verleden meermaals gedaan.
Het deed mij genoegen dat u toen aankondigde dat er een administratief
onderzoek plaats zou vinden naar aanleiding van wat in de media verscheen over
mogelijk gedrag van personeelsleden daar. Dit is op zijn plaats. Het
gerechtelijk onderzoek loopt. Als er laakbare gedragingen plaats hebben
gevonden, dienen daaraan de nodige gevolgen te worden verbonden en dient niet
iedereen mee in het bad gesleurd te worden, zoals dreigde te gebeuren. Vandaar
mijn begrip voor de reacties van het personeel.
Vorige
week hadden we het ook over de onvoldoende invulling van personeelskaders. Ik
heb de geschiedenis nog eens bekeken en een vraag uit 2005 aan u hierover bekeken
inzake cijfers. Er was toen een probleem inzake cipiers: een tekort van een
dertigtal. Vooral was er ook een tekort aan personeel op sociaal en medisch
vlak: sociaal assistenten, psychologen en dies meer. Dat probleem blijft en
vandaag staan we dus ongeveer even ver als twee jaar geleden wat betreft de
bijstand van psychologen, sociaal assistenten en paramedici in deze gevangenis.
We hebben
het ook gehad over de containerblokken die er extra komen in Merksplas,
waardoor er tegen het einde van het jaar blijkbaar 120 gedetineerden vanuit
Antwerpen extra naar Merksplas zullen komen en in containerblokken worden
gestoken. U beloofde dat er extra personeel zou komen. Lopen er daarvoor reeds
aanwervingsprocedures in het licht van uw antwoord van vorige week, namelijk
dat u voorzag dat dit tegen het einde van het jaar zou kunnen worden
gerealiseerd?
We zijn
het met elkaar eens dat de situatie in Merksplas inzake gebouwen zeer ernstig
is. Ik ben blij dat sommige collega's de gevangenis bezoeken: hoe meer, hoe liever.
Ik doe dit zeer geregeld en de situatie is inderdaad schrijnend. Het is goed
dat er een omheining komt aan de voorkant. Ik heb nooit begrepen dat er een
omheining kwam rond het asielcentrum met mensen die niets fout hebben gedaan en
die alleen uitgeprocedeerd zijn en dat rond de gevangenis zelf, waar uiteraard
gevaarlijke personen aanwezig zijn, niet in een omheining was voorzien.
U zei
vorige week dat u daar 1,5 en 2,5 miljoen investeert aan sanitair en douches de
komende jaren. Ik ben er niet dieper op ingegaan, maar het trof mij dat de
bedoeling was een aantal gedetineerden van Merksplas tegen 2010 deels naar
Antwerpen en Gent te verhuizen, naar nieuw te bouwen instellingen.
U sprak
toen over 2010. Als ik het meerjarenplan voor Gent bekijk, is de voorlopige
timing van het einde van de werken het eerste trimester van 2011 en voor
Antwerpen het vierde trimester van 2011. Dan zullen wij grondig moeten
analyseren wat wij met Merksplas gaan doen. Wij zijn vandaag begin 2007. Over
vier jaar zullen wij dan gaan analyseren wat wij gaan doen.
Wat mij
trof, was het slot van uw antwoord. Ik wil dat citeren voor de collega’s: “In
2002” – dus vijf jaar geleden – “heeft de Regie der Gebouwen een schetsontwerp
uitgewerkt om nieuwe cellenvleugels met een totale capaciteit van 400 tot 450
gedetineerden te bouwen op de binnenkoer van de strafinrichting van Merksplas”.
Ik meen dat de haalbaarheid van dat project spoedig opnieuw zal moeten worden
afgewogen in het licht van een globale herbestemming van de strafinrichting.
Mevrouw
de minister, ik heb eens navraag gedaan. De plannen waren uitgetekend in 2002,
vijf jaar geleden, voor een nieuw cellencomplex op de binnenkoer. Raming: 45
miljoen euro voor 400 tot 450 gedetineerden. Aan de straatkant in het oude,
bestaande en beschermde gebouw zouden administratieve activiteiten
plaatsvinden. Mijn vraag is waarom dit project, dat geraamd en gepland was,
werd stopgezet en wij ons vandaag in deze toestand bevinden?
Vandaag
las ik in de pers dat u zegt dat in het meerjarenplan voor Merksplas iets
voorzien is. Dan is mijn vraag: waarin wordt extra voorzien, in het licht van
de investeringen die u vorige week in antwoord op mijn vraag hebt meegedeeld?
Wat is er extra bijgekomen? Om welke bedragen gaat het? Sinds wanneer is dat in
het meerjarenplan terechtgekomen? Over welk meerjarenplan hebben wij het?
Wanneer? Om welke bedragen en over welke extra werken gaat het?
09.02 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, het is inderdaad niet de eerste keer dat wij
hierover vragen stellen. Wij zijn tijdens de vorige legislatuur Merksplas met
de commissie gaan bezoeken. Ik kan bevestigen dat toen inderdaad werd gesproken
over een nieuw complex op de binnenkoer. De gebouwen zelf zijn immers
beschermd. Sindsdien heb ik ook talrijke vragen gesteld, zowel aan minister
Verwilghen als aan u, over de situatie van de geïnterneerden, die abominabel
is. Zij worden in zeer slechte omstandigheden gehuisvest. Ook in uw nieuwe
plannen krijgen zij nog altijd niet dezelfde psychiatrische omkadering als in
Wallonië in de instelling van Paifve. Ik begrijp nog altijd niet waarom u ter
zake met twee maten en twee gewichten meet.
Bovendien heeft uw collega het nu over 2011. Dat is inderdaad nog vier
jaar. Als ik minister Reynders nu echter hoor - ik heb u er daarstraks over
ondervraagd - dan zegt hij zelfs dat de nieuwe instellingen pas in 2014, als
het even tegen zit 2015, klaar zullen zijn. Ik denk dus dat we nog jaren met
die absoluut verouderde toestanden en gebouwen in Merksplas zullen zitten. Ook
al komen er binnenkort twee containertjes bij, dat is absoluut onvoldoende.
Het
personeel van de gevangenis is in staking gegaan. Aanvankelijk was het alleen
maar zondagsdienst. Ze hadden beslist niet voor de poort te gaan staan maar in
het gebouw te blijven. Precies nadat de personeelsverantwoordelijken met u
hadden gesproken, hebben zij echter beslist om volledig in staking te gaan. Het
gesprek met u op uw kabinet is zodanig tegengevallen, men was zodanig
ontgoocheld over wat u daar allemaal hebt gezegd, dat men beslist heeft dat
niet langer te pikken en volledig in staking te gaan. U heb eigenlijk gewoon
voorgesteld dat het hele dossier zou worden bevroren in een of andere werkgroep
en dus voor weken of misschien maanden zonder resultaat zou blijven.
Mevrouw
de minister, u had die cipiers de steun moeten geven die ze verdienen. Die
cipiers hebben daar niets misdaan. Volgens de directeur van de
strafinrichtingen is er één enkel geval van een klacht die hij in zijn bezit
heeft. Dat is alles. Dat wordt dan opgeblazen alsof het daar een absolute hel
is. U had die cipiers daar op uw kabinet de steun moeten geven die ze vroegen.
U hebt dat geweigerd. Ik vind dat werkelijk heel erg en ik vraag mij dan ook af
wat uw bedoeling is. Wil u daar de zaken nog verder laten exploderen en
escaleren, mevrouw de minister? Ik begrijp het niet, als minister van Justitie
moet u…
09.03
Minister Laurette Onkelinx: (…)
09.04 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Dat is mogelijk,
mevrouw de minister, maar ik zie wat ik zie en ik hoor wat ik hoor. De cipiers
zijn, nadat u met hen had gesproken, van zondagdienst naar een volledige
staking gegaan.
Ik heb
dan ook een aantal vragen, mevrouw de minister.
Ten
eerste, hebt u ondertussen het rapport van de commissie van toezicht ontvangen?
Kan dat worden meegedeeld aan de parlementsleden?
Wat zijn
de resultaten van het administratief onderzoek in verband met de klachten?
Wat
hebben de gesprekken met de personeelsverantwoordelijken dan wel opgeleverd?
Waarom zijn ze daarover zo verbolgen, mevrouw de minister? Welke
tegemoetkomingen hebt u kunnen doen?
Kunt u
een toelichting geven over het doorspelen van de namen van cipiers aan
ex-gevangenen? Er speelt immers duidelijk een veiligheidsprobleem. Worden er
daadwerkelijk cipiers bedreigd of gechanteerd? Wat kan daartegen worden gedaan?
Het is immers zeer ernstig dat dit gebeurt.
Ten
slotte, welke initiatieven worden er genomen om de veiligheid van de cipiers te
verzekeren?
09.05 Martine Taelman (VLD): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, de gevangenis van Merksplas is de laatste tijd niet meer
uit het nieuws geweest. Vanmorgen, op weg naar hier, hoorde ik over de radio
dat er deze voormiddag een gesprek zou zijn met een afvaardiging van uw
diensten en de cipiers. Ik sluit mij dan ook aan bij de vragen van de collega’s
om te vernemen wat daarvan het resultaat is.
Deze
commissie is inderdaad al herhaaldelijk op bezoek geweest in Merksplas. Als ik
mij niet vergis, mevrouw de minister, bent u in november op bezoek geweest in
de gevangenis van Merksplas. Daar hebben wij kunnen vaststellen dat de
infrastructuur totaal onaangepast is aan de eisen van een moderne gevangenis.
Een
andere vaststelling is dat in Merksplas het hoogst aantal anderstalige
gevangenen zou zitten van heel België. In 2003 en 2004 is reeds een rapport
gemaakt door de Koning Boudewijnstichting, meer bepaald door professor Snacken,
waarin dat ook al wordt vastgesteld. Daarin staat dat de hoogste concentraties
zich in Merksplas, Antwerpen en Turnhout bevinden. Momenteel zou Merksplas in
het bijzonder met deze problematiek worden geconfronteerd. Dit rapport vermeldt
dat dit natuurlijk bijzondere problemen met zich meebrengt. Ik citeer: “Het
communicatie- en taalprobleem leidt logischerwijze tot frustraties bij zowel
het personeel als de gedetineerden. De eerste groep voelt zich machteloos,
terwijl de tweede groep het gevoel heeft nergens terecht te kunnen met vragen
of problemen en door niemand te worden begrepen. Dit taalprobleem binnen de
gevangenissen houdt tevens een gevaar en bedreiging in, namelijk dat een deel
en toch wel een aanzienlijk en toenemend deel van onze gevangenispopulatie,
onzichtbaar dreigt te worden”. Men heeft dus op een hele groep minder vat.
Er zijn
dus twee vaststellingen. Enerzijds is de infrastructuur nog negentiende-eeuws,
zoals u zelf hebt kunnen vaststellen. Tot minister Wathelet in 1995 de wet op
de landloperij heeft afgeschaft, moest de gevangenis zelfbedruipend zijn. Er
waren geen investeringen op federaal niveau. U begrijpt dat de toestand in meer
dan 100 jaar nog altijd niet veel is veranderd. De infrastructuur en de hoge
concentratie van anderstalige gevangenen brengen wrijvingen met zich mee.
Een
tweede aspect van mijn vraag ging over de basiswet-Dupont. Dat zal ik
achterwege laten. U hebt daarop reeds geantwoord.
Zoals ik
al zei, dateert dit gebouw van 1823. Het gebouw werd geconcipieerd voor
landlopers, dus voor een gemeenschapsregime. In de hier gevoerde discussie, ik
kijk naar de heren Verherstraeten en Van Parys, over de basiswet-Dupont was
oorspronkelijk een cel per gevangene de beoogde doelstelling. Dat werd niet
aangehouden.
U hebt dat ook kunnen vaststellen. Daar zit men met zalen. Daar zit men
in een gemeenschapsregime.
Het is
dus geklasseerd. Dat is ook al gezegd. Waarschijnlijk is dat ook de reden,
mijnheer Verherstraeten, waarom een tekening over een bijkomend cellencomplex
midden op de koer niet kan. Ook de prefabs – dat is ons duidelijk gezegd –
mogen daar maar tijdelijk staan. Elke keer als er investeringen moeten
gebeuren, moet er dus een overleg komen met Monumenten en Landschappen en deze
laatste instelling zal niet toelaten dat op die mooie binnenplaats, met heel
mooie, oude bomen, een cellencomplex wordt gebouwd.
De
2,5 miljoen aan sanitaire voorzieningen en het 1,5 miljoen dat dit
jaar aan de veiligheid is besteed, zijn geen peanuts. Dat zijn grote investeringen,
maar ik vrees een beetje dat het in Merksplas een druppel op een hete plaat is,
vanwege die negentiende-eeuwse toestand.
Er is ook
een positief bericht. Men is in Merksplas zeer tevreden over de manier waarop
de gesprekken zijn gevoerd over de nieuwe prefabs op het binnenplein. Naar
aanleiding van die gesprekken werd u tevens een behoefteplan met betrekking tot
het benodigde kader toegezonden. U hebt inderdaad vorige week gesteld dat tegen
eind 2007 de gebouwen klaar moeten zijn.
Vandaar,
mevrouw de minister, de volgende vragen.
Wat is
momenteel de toestand met betrekking tot de gesprekken met de cipiers?
Kunt u
cijfers geven over het aantal niet-Nederlandstaligen in de Vlaamse instellingen
en het aantal niet-Franstaligen in de Waalse gevangenissen? Wat is de toestand
in Brussel? Wat is de toestand, meer specifiek, in Merksplas? Klopt het dat
daar het hoogste aantal anderstalige gevangenen zit van heel België?
Is deze
infrastructuur wel aangepast aan de noden van de moderne gevangenis? Is er al
nagedacht over de gevergde investeringskosten om een dergelijk gebouw aan te
passen aan de moderne noden? Is daarom een nieuwbouw niet veel goedkoper? In
die zin sluit ik mij aan bij de idee van minister Reynders om de bouw van
nieuwe gevangenissen te versnellen via PPS-projecten. Ik denk dat Merksplas een
voorbeeld is dat daarvoor in aanmerking zou kunnen komen. Wat is uw mening
daarover?
Ten
slotte, wanneer wordt het nieuwe personeelskader bekendgemaakt? Zal er rekening
worden gehouden met de behoeften die zijn opgemaakt door de instelling zelf?
Wat is de timing voor de indiensttreding van deze nieuwe personeelsleden?
09.06 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Taelman,
ik heb gisteren het rapport van de commissie van toezicht van de gevangenis van
Merksplas ontvangen. Ik heb aan mijn administratie gevraagd om zo snel mogelijk
de inhoud van dit rapport te onderzoeken. Daarenboven werd vorige week reeds
een administratief onderzoek ter plaatse uitgevoerd, gezien de onthullingen in
de pers.
Gisteren
zijn de leden van het gemeenschappelijk vakbondsfront, de lokale
gevangenisdirectie van Merksplas en de regionale directie op mijn kabinet
ontvangen. Het was een heel constructieve vergadering. Er is afgesproken dat
omtrent hun vragen over het onveiligheidsgevoel, de bescherming van de privacy
van personeelsleden en de juridische bijstand, er binnen de 14 dagen een
werkgroep zal worden samengesteld. Deze werkgroep zal concrete oplossingen
proberen uit te werken voor hun vragen. De eerste vergadering zal donderdag
plaatsvinden.
Over het
doorspelen van namen van penitentiaire beambten en ex-gedetineerden is mij
niets bekend. Wat de huidige vooruitzichten van de prefabgebouwen in de
strafinrichting te Merksplas betreft, deze gebouwen zouden volgens de huidige
planning tegen het einde van 2007 in gebruik kunnen worden genomen. De
behoefteanalyse betreffende het personeel is gemaakt. De aanwerving zal worden
gepland op basis van de detailplanning die door de Regie der Gebouwen nog moet
worden meegedeeld.
Wat de
vraag over niet-Nederlandstalige en niet-Franstalige gedetineerden betreft, kan
ik, gezien de korte termijn, geen gedetailleerd antwoord geven. Gelieve
hiervoor een schriftelijke vraag te stellen of een nieuwe mondelinge vraag
volgende week.
Wat het
voorstel van minister Reynders betreft, inzake de PPS-projecten, heb ik van hem
nog geen concreet voorstel ontvangen. Het is dan ook moeilijk te oordelen of
Merksplas daarvoor in aanmerking komt.
Ten
slotte, bevestig ik dat er nu in Merksplas een vergadering met de vakbonden, de
directeur en mijn medewerkers aan de gang is.
09.07 Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de minister,
ten eerste, ik meen dat in verband met het gevangeniswezen in het algemeen en
Merksplas in het bijzonder, u van incident naar incident surft. Telkens vinden
dan constructieve gesprekken plaats, telkens worden er door u loze beloften
gedaan en een half jaar of een jaar later zien wij dat, wat de invulling
betreft, u uw beloften niet kunt nakomen.
Ik
herhaal bijvoorbeeld dat wat personeel betreft, sociaal personeel, sociaal
assistenten, psychologen, de raad van toezicht, u twee jaar geleden reeds heeft
gezegd dat de personeelskaders niet waren ingevuld. Er was onvoldoende
personeel. Wij zijn twee jaar verder en er is nog steeds onvoldoende personeel.
U belooft alweer een en ander, maar ik vrees dat die beloften eens te meer niet
hard worden gemaakt.
Ten tweede,
mevrouw de minister, wat mij verbaast en waarop u niet antwoordt, is het
meerjarenplan. Wat gaat u met Merksplas doen? Wat zult u doen aan de
schrijnende toestand? Volgens collega’s van de meerderheid moet Merksplas
worden gesloten, maar in het meerjarenplan zie ik daarover niets staan. Ik heb
naar aanleiding van uw antwoord van vorige week het meerjarenplan nog eens
bestudeerd. Het kan zijn dat ik een verouderde versie heb; ik heb de versie van
eind augustus 2006 – eind augustus 2006! – die voor een stuk ook de basis is
geweest voor de begrotingsbesprekingen van deze regering bij de
begrotingsopmaak van 2007. Welnu, geen eurocent werd er weerhouden voor
Merksplas! Wat is er sedertdien gebeurd? Het kan zijn dat u dat meerjarenplan
sedertdien hebt gewijzigd, maar op die vraag krijg ik van u geen antwoord. Ik
had nochtans graag vernomen in hoeveel eurocenten er extra zou zijn voorzien?
Ik begrijp de directeur-generaal wanneer hij zegt dat Merksplas niet
dicht kan maar dat er intenties zijn om in Antwerpen en in Gent iets nieuws te
zetten. Reeds nu moet een start worden gemaakt met de aanduiding van een
architect voor de nodige verbouwingswerken. Als er vleugels verdwijnen of leeg
komen te staan omwille van verhuizingen, kan er vleugel per vleugel worden vernieuwd.
Wat ik
totaal niet begrijp, is dat wanneer er in 2002 plannen en ramingen klaar zijn,
men vervolgens niets doet en vijf jaar stilzit. Dan wordt men vandaag
uiteraard geconfronteerd met de problemen die men heeft gecreëerd door dit
stilzitten. Ik betreur dat.
09.08 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, ik stel vast dat we opnieuw in twee werelden
zitten.
Daarnet
was er met betrekking tot de gevangenisdirecteurs geen enkel probleem, want de
Vlaamse gevangenisdirecteurs overlegden zelfs niet met u. U maakt alleen maar
verwijten in hun richting.
Nu zegt u
wat Merksplas betreft dat er geen probleem is en dat alles heel constructief is
verlopen. Wij moeten vaststellen dat na uw gesprek de staking verhard is en is
overgegaan naar een algemene staking.
09.09
Minister Laurette Onkelinx: … vóór de vergadering.
09.10 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Dat is mogelijk.
Ik stel echter vast dat ze nadien hebben gezegd dat de staking zeker tot
woensdag zal duren en dat de standpunten in de loop van maandag verhard zijn.
Men heeft dus heel weinig vertrouwen in hetgeen u zegt. U hebt heel weinig
perspectieven gegeven. U hebt het enkel over een werkgroep gehad, maar alles
moet daar nog uit komen en het is helemaal niet duidelijk waar u daarmee
naartoe wil.
Als u
gisteren het rapport van de commissie van toezicht kreeg, kan ik aannemen dat u
daarover vandaag nog niet veel kunt zeggen. Ik hoop dat de commissieleden zo
snel mogelijk een kopie kunnen krijgen van dit rapport.
U hebt
zelf een administratief toezicht bevolen. Dat toezicht is afgerond en u had ten
minste daarover iets kunnen vertellen. Uw eigen directeur-generaal van de
strafinrichtingen heeft zondag in De Zevende Dag nog verklaard dat er
maar één geval van een ernstige klacht bekend is. U had minstens daarover
vandaag iets kunnen zeggen. Ik begrijp niet dat u het Parlement al die
informatie onthoudt.
Wat
betreft de gebouwen, deel ik de mening van mijn collega die daarnet het woord
nam. Het gaat veel te traag en er zijn veel te weinig perspectieven.
Wat de
aanpak van de geïnterneerden betreft, die blijft schrijnend. Nog altijd bent u
niet bereid om dezelfde normen toe te passen in Paifve als in Vlaanderen.
In Vlaanderen blijft het veel moeilijker om psychiatrische patiënten te
omkaderen en moeten wij wachten op de psychiatrische instellingen van 2011 of
2015, vooraleer we tot die normen overgaan. Ik vind het schabouwelijk. Ik vind
dat zeer ernstig voor de geïnterneerden. Er moet iets gedaan worden aan die
situatie. Die mensen moeten veel beter worden omringd door de nodige
psychologische en psychiatrische zorgen. Ik begrijp niet dat u ter zake met
twee maten en twee gewichten blijft meten.
09.11 Martine Taelman (VLD): Mevrouw de minister, ik
denk dat het belangrijk is dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over die
klachten over geweld in Merksplas. Gisterenavond hebben wij gezien dat de
toestand escaleerde. De directeur zei ons vrijdag al dat de situatie explosief
was. Ik vrees voor de gevolgen, zolang de klachten niet duidelijk worden
ontkracht, of zolang niet duidelijk is of de klachten gegrond blijken voor een
beperkt aantal cipiers. Eens en voor altijd moet er een duidelijk antwoord
worden gegeven. De cipiers verdienen dat. Er zijn vijfhonderdvierentwintig cipiers,
maar de klachten zouden naar verluidt slechts over één of twee cipiers gaan. U
hebt nu de rapporten bij u. Indien die onderzocht zijn en als er een resultaat
is, vraag ik dat u zo snel mogelijk bevestigt dat er eigenlijk geen probleem is
voor de cipiers die – ik herhaal het – in bijzonder moeilijke omstandigheden
werken ter plaatse.
Ten
tweede, aangaande het behoefteplan zou ik u willen vragen om zeer duidelijk
rekening te houden met het door de mensen ter plaatse opgestelde behoefteplan
voor de nieuwe prefabgebouwen.
Ten
derde, ik noteer met genoegen dat u niet a priori tegen het voorstel van
minister Reynders bent om ook voor Merksplas uit te zoeken of het niet
goedkoper is – en ook gemakkelijker, gelet op de staat van het beschermd gebouw
– om in PPS-projecten een nieuwe gevangenis te bouwen.
Nogmaals, de investeringen die gebeuren zijn belangrijk, maar zij
gebeuren in een museum, zoals ik in de krant al heb gezegd. Dikwijls zijn zij
een druppel op een hete plaat. Er zou een kostenanalyse moeten worden gemaakt
en moeten worden nagegaan wat het goedkoopste is, een nieuwbouw met PPS of
verdere investeringen in het gebouw te Merksplas.
Mevrouw
de minister, over cijfers stel ik meestal schriftelijke vragen. Ik dring er
toch op aan en denk ook dat die cijfers beschikbaar moeten zijn op uw
administratie. Ik zal die vraag misschien opnieuw stellen volgende week. Voor
een keer kan er dan toch wel een antwoord worden gegeven op korte termijn, want
schriftelijk duurt dat toch allemaal wat langer.
09.12 Laurette Onkelinx, ministre: Nous sommes bien
d'accord. Il ne s'agit pas du nombre de détenus étrangers mais bien de ceux qui
ne parlent ni français, ni néerlandais. C'est différent et, pour cette raison,
c'est plus compliqué.
De voorzitter: Men zal in de
commissie wellicht nog wel terugkomen op deze discussie, maar voor vandaag
sluiten wij het debat af.
Het incident
is gesloten.
L'incident
est clos.
Ik geef
dan het woord terug aan de enige echt en ware voorzitter van de commissie,
mevrouw Taelman.
Voorzitter: Martine Taelman.
Présidente: Martine Taelman.
10 Vraag van de heer Dylan Casaer aan de vice-eerste minister en
minister van Justitie over "de procedure inzake de verbeurdverklaring van
voertuigen" (nr. 13729)
10 Question de M. Dylan Casaer à la vice-première ministre et
ministre de la Justice sur "la procédure relative à la confiscation de
véhicules" (n° 13729)
10.01 Dylan Casaer (sp.a-spirit): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, gelet op het vergevorderde uur zal ik het kort
houden.
Het
politieparket van Dendermonde liet vorige week weten dat het was overgegaan tot
inbeslagname van twee voertuigen waarvan de verbeurdverklaring wordt gevraagd
aan de politierechter. De tijdelijke oplegging van voertuigen als
beveiligingsmaatregel wordt wel vaker toegepast, maar een verbeurdverklaring
van een voertuig als dusdanig is iets dat in de wet voorzien is, maar niet vaak
wordt gevraagd.
Ik vind
dit op zich wel positief. Het kan immers de ultieme sanctie zijn tegen mensen
die getuigen van heel gevaarlijk en roekeloos rijgedrag, bijvoorbeeld mensen
die deelnemen aan straatraces en dergelijke meer. Daarom heb ik volgende
vragen.
Mevrouw
de minister, bent u van oordeel dat asociaal, ongeoorloofd en onaangepast
rijgedrag inderdaad kan beteugeld worden met een verbeurdverklaring van het
voertuig?
Is er
misschien geen nood aan een circulaire om een uniforme behandeling tussen de
parketten mogelijk te maken?
Wat
indien het voertuig geen eigendom is van de overtreder, zoals dat soms gaat met
bedrijfswagens of uitgeleende voertuigen?
Mevrouw
de minister, lijkt het u evident dat een tijdelijk of definitief verval van het
recht op sturen ook betekent dat er een onmogelijkheid wordt gecreëerd voor het
bezit van een wagen voor de periode van het verval van het recht tot sturen?
Kan de wetgeving in die zin worden bijgestuurd?
10.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, de inbeslagname
waarvan sprake, kon geschieden met het oog op een verbeurdverklaring op basis
van de artikelen 50 en 51 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de
politie over het wegverkeer, wat de bestuurder onder invloed betreft, en op
basis van artikel 50 van dezelfde wet, wat de roekeloze chauffeur betreft.
De wet
voorziet in de mogelijkheid tot verbeurdverklaring.
Artikel
50 verwoordt de algemene regel, namelijk dat verbeurdverklaring mogelijk is,
wanneer de rechter een verval van het recht tot sturen van ten minste zes
maanden uitspreekt, voor zover het voertuig eigendom is van de dader van het
misdrijf.
Artikel
51 somt een aantal bijkomende gevallen op waarin de rechter de
verbeurdverklaring kan uitspreken.
Ingevolge
artikel 52 is het regime inzake verbeurdverklaring uit het Strafwetboek
niet van toepassing in de materie van het wegverkeer. De verbeurdverklaring van
het voertuig wegens overtreding van de wet van 16 maart 1968 wordt
enkel uitgesproken in de gevallen bepaald in titel IV, hoofdstuk 7, dat over
het immobiliseren en verbeurdverklaring van voertuigen gaat.
Een andere wijze om het voertuig waarmee het misdrijf is gepleegd ten
aanzien van de overtreder te beperken is de immobilisering van het voertuig als
beveiligingsmaatregel. Omtrent de hierboven besproken problematiek bestaat er
geen ministeriële omzendbrief.
Gelet op
het feit dat de verbeurdverklaring op basis van artikel 50 actueel enkel
mogelijk is wanneer de veroordeelde tevens de eigenaar van het voertuig is, is
een verbeurdverklaring van het voertuig niet mogelijk ingeval het gaat om
bedrijfswagens of geleende voertuigen. Ik zal evenwel aan de expertisecel van
het College van procureurs-generaal vragen om in het licht van het
eigendomsrecht een advies uit te brengen over de opportuniteit van eventuele
aanpassingen aan de bestaande regeling op dit vlak.
10.03 Dylan Casaer (sp.a-spirit): Ik dank de minister
voor haar antwoord. Ik denk dat de verbeurdverklaring inderdaad in een aantal
extreme gevallen van straatraces of iets dergelijks wel degelijk mogelijk moet
zijn. Het is eigenlijk ook een goede manier om het voorwerp van het misdrijf –
het moordwapen in sommige gevallen – of minstens het favoriete speelgoed van
een aantal roekeloze chauffeurs af te nemen.
L'incident
est clos.
De openbare
commissievergadering wordt gesloten om 12.34 uur.
La réunion
publique de commission est levée à 12.34 heures.