Commission
de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de
l'Agriculture |
Commissie
voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw |
du mercredi 13 décembre 2006 Matin ______ |
van woensdag 13 december 2006 Voormiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.04 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Paul Tant.
Le développement des questions et interpellations commence à 11.04 heures. La réunion est présidée par M. Paul Tant.
De voorzitter: Collega's, wij hervatten onze vergadering met aan de agenda een indrukwekkende reeks interpellaties en vragen in verband met de brief van de regering aan Suez.
01.01 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, u weet dat ik respect heb voor het Parlement. Ik ben zelf lang genoeg parlementslid geweest om te weten dat in de Kamer een aantal regels worden gerespecteerd. Ik weet ook dat het de taak van de oppositie is om oppositie te voeren. Ik keer echter heel even naar vorige week terug.
Vorige week zijn wij op het einde van de vergadering uitdrukkelijk akkoord gegaan met het voorstel dat wij met het enige amendement op de wet diverse bepalingen, dat ik heb toegelicht maar dat nog moet worden besproken, zouden starten en dat de vragen - ik had op dat ogenblik alleen vragen en heb tot op heden alleen nog maar vragen - nadien worden gesteld. Mits dat engagement heb ik de missie met de kroonprins in Bulgarije onderbroken en ben ik vannacht naar België teruggereisd. Dat was de afspraak die wij maakten.
Ik begrijp natuurlijk dat een aantal documenten van aard zijn om vragen te laten stellen die in een veel ruimere context zitten dan de aardgaskorting, waarover het in de amendementen in kwestie gaat.
Ik vraag dus dat uw commissie de oorspronkelijke agenda hoe dan ook handhaaft. Ik meen dat ik dat recht heb. Het gaat om een afspraak die wij vorige week hebben gemaakt. Ik houd mij aan de afspraak.
Mijnheer de voorzitter, ik had een perfect alibi. Ik had hier afwezig kunnen zijn. De regering had iemand kunnen sturen die het amendement in mijn plaats kwam uitleggen. Ik was immers met niets anders bezig dan met het uitvoeren van een taak die mij wettelijk is opgedragen. Uit respect voor het Parlement ben ik echter naar België teruggereisd. Ik wens dus dat de gemaakte afspraak ook wordt nagekomen.
Ik vraag over mijn wens desgevallend de stemming in deze commissie.
De voorzitter: Mijnheer de minister, het Reglement zegt in alle klaarheid dat als er interpellaties worden ingediend die betrekking hebben op de bevoegdheid die de uwe is op het moment dat de begroting en de diverse bepalingen besproken worden, zij eraan worden toegevoegd. We zitten bijgevolg binnen een strikt reglementair kader.
Er was één probleem dat ik in alle openheid gisteren aan de commissie voorlegde waarover ze met eenparigheid besliste. Ik ben niet van plan om een genomen beslissing opnieuw aan de commissie voor te leggen. De commissie werd gisteren in kennis gesteld van het feit dat de interpellatieverzoeken weliswaar waren ingediend, maar dat de Conferentie van voorzitters in principe eerst moet interveniëren om deze interpellaties naar een bepaalde commissie te verwijzen.
Geconfronteerd zijnde met dit dilemma, heb ik tijdens de commissievergadering contact opgenomen met de voorzitter van de Kamer die mij gezegd heeft dat ik ze, volgens de voorschriften van het Reglement, aan de bespreking moest toevoegen. Op mijn vraag of er al dan niet moties ingediend konden worden, was het antwoord positief.
Het spijt mij, mijnheer de minister, ik wens daar niet meer emoties aan te verbinden dan nodig is, maar ten eerste schrijft het Reglement het zo voor en is het ook in ruggespraak met de voorzitter en vooral op basis van een beslissing van de commissie gebeurd. Ik wens mij daaraan te houden.
01.02 Minister Marc Verwilghen: Ten eerste, de commissie is heer en meester over haar werkzaamheden. Zij kan een beslissing die ze genomen heeft herzien of wat dan ook.
Wat mij stoort in deze zijn twee zaken. De interpellaties zijn niet aan mij gericht. Ze hebben wel betrekking op bevoegdheden die de mijne zijn. Ik heb trouwens de opdracht gekregen van de premier om in zijn naam te antwoorden. Ik kan mij dus inbeelden dat daar misschien opmerkingen over zullen bestaan. Dat is het eerste punt.
Bij het tweede punt knelt het schoentje, mijnheer de voorzitter. De gang van zaken is dat wij afspraken maken. Ik maak afspraken met u en soms contacteert u mij voor afspraken. Ik heb u echter niet gehoord. De minister moest hier dus niet in gekend worden. De minister moet echter wel vandaag antwoorden. U verandert de agenda op een andere wijze dan u het voorstelt. U voegt het punt er niet toe, nee, u zet het vooraan. U komt dus eerst met punt 3 – kijk in uw gewijzigde agenda – en dan met punt 4 met de rest van de agenda. Mijnheer de voorzitter, dit is een manier van werken die niet in overeenstemming is met het Reglement.
Het was een koud kunstje voor u om mij daarover te contacteren. Mijn telefoon heeft steeds aangestaan. Alleen tijdens de vlucht was hij uitgeschakeld, om redenen die u zeer goed kent. Als het op die manier is dat een minister moet behandeld worden, dan moet ik u eerlijkheidshalve zeggen dat ik daar mijn twijfels bij heb. Ik heb er dan bijzonder veel spijt van dat ik mij vorige week heb laten leiden door het respect voor het Parlement bij mijn beslissing om terug te keren.
01.03 Pierre Lano (VLD): Mijnheer de voorzitter, de minister heeft al gezegd dat de commissie meester is van haar agenda. We gaan hier geen spel maken. Ik vraag het aan de heer Wathelet en hij zegt dat er niets dringends is. Waarom gebruiken we ons gezond verstand niet? Laat de gemoederen niet oplopen en laten wij terugkeren naar onze initiële agenda. Dat is de wijsheid, voorzitter.
01.04 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, de toute façon, un problème de taille se pose. En effet, les interpellations n'ont pas été adressées à M. Verwilghen. Elles l'ont été au premier ministre. J'estime que ce dernier est le seul à pouvoir nous répondre puisque c'est lui qui exige que la lettre engageant son gouvernement et le gouvernement suivant reste confidentielle.
Je voudrais que l'on obtienne une date certaine à laquelle le premier ministre viendra répondre lui-même à mon interpellation. Je n'ai pas du tout envie de mettre M. Verwilghen en porte-à-faux puisque cela concerne une lettre qu'il n'a pas signée et qu'il n'a d'ailleurs peut-être pas vue.
01.05 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je souscris tout à fait aux propos tant de Mme Gerkens que du ministre.
Comme le dit le ministre, il s'agit d'interpellations qui concernent un courrier signé par le premier ministre en personne, avec en-tête de la Chancellerie. C'est le premier ministre qui a fait parvenir ce courrier au Parlement. C'est lui qui a statué sur la confidentialité de ce courrier. Quand le ministre Reynders a été interpellé sur ce point, il a indiqué qu'il s'agissait d'un engagement du premier ministre lui-même. M. Verwilghen nous a communiqué qu'il ne connaissait que l'engagement de Suez. On ne va donc pas lui demander de répondre à propos de quelque chose qu'il ne connaît pas!
Mon interpellation est adressée directement au premier ministre. Je fais mien l'argument du ministre Verwilghen qui refuse de répondre au sujet d'un courrier du premier ministre.
Monsieur le président, le message à adresser aujourd'hui au président de la Chambre doit être très clair. Selon la commission de l'Économie, selon le ministre de l'Énergie, il s'agit clairement d'une interpellation adressée au premier ministre et une date doit être fixée avec lui pour qu'il y réponde. Cela arrangera ainsi l'agenda du ministre et celui de la commission. Les trois orateurs inscrits pourraient ainsi interpeller la personne qu'ils voulaient interpeller. Cela me semble tellement logique!
Je comprends que vous n'ayez pas eu le choix si le président de la Chambre vous a indiqué que le ministre Verwilghen répondrait à ces interpellations. Néanmoins, aujourd'hui, une position unanime et claire se dessine au sein de la commission de l'Économie et vous permet de répondre au président de la Chambre.
01.06 Minister Marc Verwilghen: Ik heb ondertussen de premier gecontacteerd. Hij heeft mij meegedeeld dat hij bereid is om zelf op de interpellaties te antwoorden, maar hij kan dat pas begin volgende week doen.
01.07 Muriel Gerkens (ECOLO): Nous nous attendions de toute façon à ce que cette demande d'interpellation passe d'abord en Conférence des présidents avant d'être orientée vers une commission. Si le premier ministre peut y répondre au début de la semaine prochaine, c'est parfait!
De voorzitter: Mijnheer de minister, om het puntje op de i te zetten, u moet uw opmerkingen aan de eerste minister doorspelen. De interpellatieverzoeken werden gericht tot de eerste minister. Die verzoeken zijn aan het secretariaat van onze commissie doorgespeeld. Er kon worden verwacht dat de eerste minister daarop zou antwoorden. Ik heb gisterenmiddag, na het akkoord in de commissie, contact laten opnemen door het secretariaat van de commissie met het kabinet van de premier. Ik heb daar voor de rest niets meer over gehoord. Voor mij was het niet uitgemaakt wie hier ten tonele zou verschijnen. Ik heb het laatste half uur een brief gekregen van de heer Debeuf, adviseur van de eerste minister, waarin hij laat weten dat de eerste minister aan de minister van Economie… Ik citeer: "… gezien meerdere vragen en interpellaties, gesteld aan de eerste minister en aan de minister van Economie, over hetzelfde onderwerp gaan - namelijk Suez -, heeft de eerste minister in de lijn van artikel 131.8 aan minister Verwilghen gevraagd om namens de regering in de commissie voor het Bedrijfsleven op 13 december 2006 een gecoördineerd antwoord te verschaffen."
Het steunt klaarblijkelijk op een misverstand anders begrijp ik er niets meer van. U richt zich tot mij en zegt dat ik met u had moeten overleggen. Welnu, als ik even cru mag zijn, ik had met u niets te overleggen omtrent dit punt. Ik werd gevat door een aantal interpellatieverzoeken die normaal in deze commissie aan bod moesten komen. Er is gisterenmiddag contact opgenomen met het kabinet van de eerste minister. Dat raakt ons niet omdat wij niet konden weten aan wie de eerste minister zou vragen om in zijn plaats te antwoorden.
01.08 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, stop toch eens met dergelijke zaken te vertellen. Daar gaat het niet om. Het gaat erom dat wij – u, de commissieleden en ikzelf - vorige week een afspraak hebben gemaakt. Als u daarop wilt terugkomen dan kan u dat voor mij doen maar dan moet u mij daarover vooraf inlichten. U hebt dat niet gedaan. Dat is waar ik mij aan stoor. De rest is een ander paar mouwen.
01.09 Georges Lenssen (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik heb u gisteren gezegd dat de minister op zending was in het buitenland en ik heb gevraagd of hij vandaag hier zou zijn. U hebt gezegd: "Hij zal er morgen zijn". Wij ging dus uit van de veronderstelling dat de minister vandaag aanwezig zou zijn.
De voorzitter: Dat is verdorie toch juist ook!
01.10 Georges Lenssen (VLD): Wij waren in de veronderstelling dat u contact had gehad met de minister. Ik vroeg u of de minister hier zou zijn vermits hij in het buitenland was. U hebt geantwoord dat hij hier zou zijn. Dat heb ik u gisteren gevraagd.
De voorzitter: Mijnheer Lenssen, u vertelt een hoeveelheid nonsens! Dat spijt mij heel erg.
01.11 Georges Lenssen (VLD): Dat zijn geen nonsens. Dat is de waarheid.
De voorzitter: Mijnheer Lenssen, gisteren hebt u mij de vraag gesteld of de minister hier zou kunnen zijn. Ik heb hem dat vorige week gevraagd, of niet soms? Als u spijkers op laag water zoekt, moet u niet schrikken dat de golven over uw hoofd slaan.
Voor alle duidelijkheid, er was een afspraak en dus was er geen enkel probleem om de minister hier te hebben om 11.00 uur. Zo was het afgesproken. Als wij gevat worden door interpellatieverzoeken, dan worden die daaraan toegevoegd. Om ervoor te zorgen, in afspraak met de voorzitter van de Kamer, dat er moties kunnen ingediend worden, moeten zij afzonderlijk op de agenda staan.
U moet niet naar mij wijzen, mijnheer de minister. U moet zich richten tot uw eerste minister die klaarblijkelijk nagelaten heeft om u op tijd te verwittigen. De afspraak om het wetsontwerp houdende diverse bepalingen verder te behandelen wordt nagekomen. Alleen vallen die interpellaties ertussen, dat is alles. Daaraan kan niemand iets doen.
01.12 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, wij hebben er alle belang bij om rustig te blijven.
De voorzitter: Mijnheer de minister, dat is voor mij geen probleem.
01.13 Minister Marc Verwilghen: U hebt hier net gehoord dat de eerste minister ten aanzien van de drie interpellanten heeft gezegd dat hij volgende week zelf antwoord komt verschaffen op die drie interpellaties. Hij heeft dat gezegd. Ik heb het trouwens daarnet ook hier gezegd. Voor mij is het probleem met betrekking tot de interpellaties dus van de baan.
Mijnheer de voorzitter, ik vraag u om nu met het wetsontwerp houdende diverse bepalingen te beginnen. Daarna zal ik antwoorden op de vragen die aan mij gericht zijn.
De voorzitter: Ik richt de vraag aan de interpellanten, zoals het hoort. Het zijn er een viertal. De twee eerste leden heb ik al gehoord.
01.14 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb mijn interpellatie ook aan de eerste minister gericht, in de veronderstelling dat de eerste minister zou antwoorden. Wij hebben ook maar de agenda gekregen waarin staat dat minister Verwilghen zou antwoorden. Wat mij betreft, ik ga ermee akkoord als mijn interpellatie zou uitgesteld worden. Ik heb ook vragen aan minister Verwilghen. Die kunnen dan wel beantwoord worden. Ik ben echter ook bereid om mijn vragen eventueel te koppelen aan mijn interventie in het debat over het amendement.
Ik wil ook nog iets zeggen omdat er hier beschuldigingen geuit worden door collega Lenssen. Vorige week dinsdag heeft de minister hier zelf verklaard dat hij vervroegd van zijn missie zou terugkeren om antwoorden te verstrekken. Dat hebt u toen gezegd, nietwaar, mijnheer de minister? U hebt gezegd dat u liever 11.30 uur had dan 11.00 uur maar dat u toch vervroegd zou terugkomen van uw missie om hier te antwoorden. Mijnheer Lenssen, dat is iets helemaal anders dan wat u nu in de schoenen van de voorzitter probeert te schuiven. Dat de minister aanwezig zou zijn is hier vorige week door hem zelf verklaard. Daar was u bij.
01.15 Pierre Lano (VLD): (…) Moesten we naar alles luisteren wat u zegt, dan worden we volkomen zot in het Parlement.
De voorzitter: Dan denk ik dat u al te veel gesproken hebt, want ik vrees dat we er niet ver vanaf zijn. Als iedereen het eens is, dan zullen wij het daarbij houden.
Mijnheer Goyvaerts, u had ook een vraag ingediend. Ik moet u dus ook vragen wat uw zienswijze is in deze kwestie.
01.16 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik heb de vraag aan de heer Verwilghen gesteld, omdat ik wel verwacht had dat de eerste minister niet zou opdagen. Ik verwijs naar het debat in de plenaire vergadering van vorige week, als ik mij niet vergis. Ik heb er geen probleem mee om mijn vragen te stellen in het licht van de bespreking van het amendement. Als de minister hier dan toch is, neem ik aan dat hij ondertussen, via zijn kabinet, een antwoord op de verschillende vragen heeft kunnen formuleren. Ik stel dus voor dat wij dat kunnen doen in het raam van het amendement, want het heeft geen zin om volgende week die vragen nog eens specifiek te stellen als er daarvoor überhaupt al tijd is.
De voorzitter: Ik laat het aan de vraagstellers over. U gaat ermee akkoord om de interpellaties en eventueel uw vraag, te laten uitstellen? Ik neem akte, mijnheer de minister, van het engagement van de eerste minister.
01.17 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, ik leid hieruit af dat men de eerste minister persoonlijk wenst te interpelleren. De eerste minister zal dus antwoorden aan de vier interpellanten. Wat de vragen betreft, ik zal de vragen beantwoorden. Mijn werk is klaar en ik zal daarop antwoorden.
De voorzitter: Het is duidelijk dat de vraagstellers hun vraag kunnen stellen bij de behandeling van het bewuste amendement dan wel tijdens het vragenuurtje – als ik mij zo mag uitdrukken – dat na het stemmen over het wetsontwerp houdende diverse bepalingen volgt. Dat zijn de twee mogelijkheden. Uiteraard kan men de vragen stellen die men wenst te stellen in het raam van de behandeling van het amendement in kwestie.
Mijnheer de minister, ik voel mij in deze heel goed op mijn gemak. Er is gebeurd wat er moest gebeuren, niet meer of minder. Ik denk dat we dit soort incidenten in de toekomst beter kunnen vermijden. U moet echter begrijpen dat ik mij als voorzitter niet op mijn kop laat zitten als het niet nodig is. Ik neem echter aan dit een misverstand was. Ik wil dus het incident daaromtrent sluiten.
La discussion des questions et interpellations est interrompue de 11.22 heures à 12.55 heures.
De bespreking van de vragen en interpellaties wordt onderbroken van 11.22 uur tot 12.55 uur.
02 Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "de Pax Electrica II en het lot van de wederzijdse engagementen van Suez/Electrabel en de Belgische regering bij het niet doorgaan van de fusie tussen Gaz de France en Suez" (nr. 13427)
02 Question de Mme Simonne Creyf au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "la Pax Electrica II et le sort réservé aux engagements mutuels pris par Suez/Electrabel et le gouvernement belge en cas d'échec de la fusion entre Gaz de France et Suez" (n° 13427)
02.01 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister, we zijn natuurlijk niet helemaal verwijderd van het debat van daarstraks. Dit gaat toch over een meer specifieke kwestie.
Er zijn berichten en geruchten dat er een kans bestaat dat de fusie tussen Suez en Gaz de France wordt afgeblazen, niettegenstaande verklaringen in de pers dat beide partners willen doorgaan met de fusie. Er zijn toch een aantal aandeelhouders die niet meer zo overtuigd zijn van het nut van het samengaan van Gaz de France en Suez/Electrabel.
In die veronderstelling wil ik u een aantal vragen stellen, mijnheer de minister. Wat blijft er over van de engagementen van Suez/Electrabel ten overstaan van de Belgische regering en vice versa, indien de fusie niet doorgaat? Wat zijn de afspraken? Ik maak een onderscheid omdat dit onderscheid misschien wel belangrijk is. Wat blijft er over van de engagementen van Suez/Electrabel in verband met de liberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkt? Wat blijft er over van de beloften van Suez/Electrabel om de prijzen te bevriezen tot 2009? Wat zal er gebeuren met de 100 miljoen euro die Suez/Electrabel wil betalen aan de Belgische regering tot dekking van de energie-uitgaven van de Belgische Staat betreffende gaskorting aan gezinnen? Wat blijft er over van de garanties van de Belgische overheid om tot 2009 het reglementaire en fiscale kader van de groep Suez/Electrabel te stabiliseren?
02.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, u zult zich herinneren dat ik vorige week op vragen heb geantwoord dat het einde van het parcours in het fusiedossier op dat ogenblik nog niet was bereikt. Het einde van het parcours houdt in dat de raad van aandeelhouders van de twee fusiemaatschappijen instemmen met de fusie. Dat is het absolute einde van de procedure. Dit werd toen weggehoond maar ik heb samen met u in de kranten van het voorbije weekend, in het bijzonder in De Tijd van vorige zaterdag, gelezen dat er nu al wordt gedacht aan vormen van kruisparticipatie indien de fusie niet zou doorgaan in de vorm zoals oorspronkelijk werd beoogd. Op dat ogenblik zal in elk geval de beweging in de markt worden voortgezet.
Ook in dat geval zal België de toestand van nabij blijven volgen en het nodige moeten doen om onze bevoorradingsveiligheid te verzekeren. Dit lijkt mij normaal. Ik mag er overigens op wijzen dat in de voorlaatste alinea van de lijst van verbintenissen die Suez wil aangaan, als voorwaarde is gesteld dat de Europese Commissie het fusieproject goedkeurt. De Europese Commissie heeft dit intussen al gedaan.
Uw derde vraag betreft de wettelijke basis van de inning van de 100 miljoen. Zoals u weet, werd dit opgenomen in het wetsontwerp houdende diverse bepalingen. Ook het onderdeel "niet-benutte sites" werd voordien bij wet geregeld.
In elk geval, als er een kink in de kabel zou komen - maar we bevinden ons nog niet in dat scenario - zal voor een stuk moeten worden teruggegrepen naar wat in het eenzijdig engagement staat en naar het feit dat de Europese Commissie het heeft goedgekeurd. Er zal dan opnieuw een aantal gesprekken moeten worden gevoerd.
02.03 Simonne Creyf (CD&V): Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Natuurlijk is het een vraag van “indien dat zou gebeuren”. Ik stel die vraag omdat ik vernomen heb dat, indien de fusie niet zou doorgaan, de engagementen van Suez-Electrabel ten aanzien van de liberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkt niet zouden doorgaan. In dat geval zou Suez-Electrabel haar beloften om de prijzen te bevriezen tot 2009 niet houden, maar hoogstens akkoord gaan met een bevriezing van de prijs tot 2007. Daartegenover verneem ik dat de 100 miljoen euro die Suez-Electrabel wil betalen, wel zou doorgaan en dat de garanties van de Belgische overheid tot 2009 om een reglementair en fiscaal kader over te houden ook zouden doorgaan. Dit doet mij weer besluiten, mijnheer de minister, dat er een relatie is tussen de 100 miljoen euro en de beloftes van de Belgische overheid in verband met het reglementair en fiscaal kader.
02.04 Minister Marc Verwilghen: Ik kan enkel herhalen wat ik ook daarstraks gezegd:
"La présente déclaration suppose que la Commission européenne approuve le projet de fusion de Suez et Gaz de France sur la base des engagements proposés le 20 septembre et le 5 octobre et que les mesures qui sont envisagées dans la présente déclaration soient entièrement conformes au droit communautaire. Si cette hypothèse ne se confirme pas, les mesures en question pourront être revues en concertation avec le gouvernement belge."
Zij zijn ondertussen goedgekeurd. Wij zullen verder zien wat de evenementen inhouden.
L'incident est clos.
- mevrouw Simonne Creyf aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "de brief van de eerste minister aan Suez" (nr. 13428)
- de heer Hagen Goyvaerts aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "de bijkomende uitleg die EU-commissaris Kroes vraagt aangaande de toezeggingen van Suez in ruil voor een fiscaal gunstregime" (nr. 13460)
- de heer Hagen Goyvaerts aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid over "de schriftelijke bevestiging door de regering van de engagementen aan Suez" (nr. 13461)
- Mme Simonne Creyf au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "la lettre du premier ministre à Suez" (n° 13428)
- M. Hagen Goyvaerts au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "les précisions demandées par la commissaire européenne, Mme Kroes, à propos des promesses faites par Suez en contrepartie d'un régime fiscal préférentiel" (n° 13460)
- M. Hagen Goyvaerts au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique sur "la confirmation écrite des engagements pris par le gouvernement à l'égard de Suez" (n° 13461)
03.01 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister, na inzage van de documenten waarover we het al hebben gehad, de engagementen van Suez-Electrabel ten overstaan van de Belgische regering en de brief door de eerste minister ondertekend aan de heren Mestrallet en Hansen blijkt wel degelijk dat de regering een engagement is aangegaan tegenover Suez.
Mijnheer de minister, ik heb een vraag voor u. We hebben u ook ondervraagd in het Parlement en u hebt altijd gesproken over eenzijdige engagementen van Suez. Met andere woorden, u heb altijd en bij herhaling geloochend dat de regering ook een engagement is aangegaan. De eerste minister heeft iets anders verklaard. Hij heeft gesproken over wederzijdse unilaterale engagementen. Er zijn dus engagementen maar ze zijn niet aan elkaar gekoppeld. U hebt echter gezegd dat er nooit een engagement is geweest van de Belgische regering. Minister Reynders heeft in de openbare vergadering op een vraag van collega Nollet geantwoord dat er inderdaad overeengekomen was dat er geen discriminatoire maatregelen zouden mogen worden genomen ten aanzien van Electrabel-Suez. U hebt dat nooit gedaan. U hebt altijd bij hoog en laag staande gehouden dat er geen engagement was. Het enige, mijnheer de minister, dat wij daaruit moeten concluderen – mevrouw Gerkens heeft het daarjuist ook gezegd – is dat u niet op de hoogte was of dat u deze brief nooit gezien hebt.
Daarom, mijnheer de minister, is mijn vraag of u die brief inderdaad niet gezien had. Wist u dat niet? Wist u wel af van deze brief en dit engagement? Waarom bent u dan altijd blijven beweren dat er geen enkel engagement was van de Belgische regering ten aanzien van Suez-Electrabel?
De voorzitter: Mijnheer de minister, een ogenblik. De heer Goyvaerts zegt mij dat zijn vraag eigenlijk hetzelfde voorwerp heeft.
03.02 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat de eraan gekoppelde vragen allemaal hetzelfde voorwerp hebben.
Hebt u een apart antwoord geformuleerd, mijnheer de minister?
03.03 Minister Marc Verwilghen: Ik heb een apart antwoord voor u.
03.04 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Heeft het geen zin om dit te groeperen? Het gaat immers over hetzelfde. De interpellatie van vorige week in de plenaire vergadering heeft een aantal vragen doen rijzen met betrekking tot die brief.
03.05 Minister Marc Verwilghen: Het is wel hetzelfde type vraag. Stel ze, dan zal ik u de twee antwoorden geven.
03.06 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de nasleep van het debat van zo-even over uw amendement, mijnheer de minister, aangaande de 100 miljoen euro van de gassector en in de nasleep van de plenaire vergadering van vorige week waar we de eerste minister ondervraagd hebben over de onduidelijkheid over het engagement – al dan niet wederzijds – tussen de regering en Suez-Electrabel zijn we in kennis gesteld van een document via de griffie van deze Kamer. Ik moet er alleen aan toevoegen dat dit document van Suez niet het predicaat van vertrouwelijkheid heeft. Er was ook de begeleidende brief van de eerste minister, die namens de Belgische staat de engagementen bevestigt. Die brief heeft ons wat argwanend gemaakt niet alleen ten aanzien van zijn verklaringen in de plenaire vergadering maar ook ten aanzien van een aantal eerdere verklaringen die u hier in deze commissie op 22 november jongstleden hebt afgelegd naar aanleiding van een vraag van mevrouw Creyf.
In de brief van begin oktober 2006 bevestigt de eerste minister een aantal engagementen tussen de Belgische Staat en Suez-Electrabel. Dat bevestigt ons vermoeden dat het engagement wel degelijk wederzijds is. U hebt dat altijd ontkend.
Ik neem aan dat u ondertussen van de brief en van de inhoud ervan kennis hebt genomen. Blijft u bij uw standpunt dat het om een unilateraal engagement gaat, zoals eerder werd verkondigd?
Bovendien is in de brief van de eerste minister sprake van een wettelijk kader voor een langdurig, reglementair en fiscaal engagement. Op basis van welk wettelijk kader ging de regering het engagement aan?
Met betrekking tot het bedrag van 100 miljoen euro, waarover wij zojuist uitvoerig hebben kunnen debatteren, is de vraag wat tegenover dat bedrag staat. U maakte zelf de vermelding dat de regering bij aanvang van de zomer 2006 in dat verband een engagement van Electrabel-Suez had. Dat werd ergens in september 2006 geprotocolleerd. De brief van Verhofstadt, die in oktober 2006 aan het protocol werd toegevoegd, doet onze argwaan over de sequentie van de feiten alleen maar toenemen.
Bijgevolg, wat is voor u nu in feite de waarde van de engagementen?
Bovendien staat in de overeenkomst met Suez ook een bepaling over compensaties voor nucleair onderzoek. Klopt het dat er compensaties zijn voor nucleair onderzoek om de nucleair-technologische kennis in ons land te houden?
Mijnheer de voorzitter, in globo is dat mijn verhaal. Ik zal er ook mijn laatste vraag aan toevoegen. Zij ligt immers in dezelfde lijn.
Ik heb de indruk dat vorige week donderdag tijdens de plenaire vergadering de oren van de Europese Commissie werden gespitst.
Mijnheer de minister, ik lees immers in de pers, met name in De Tijd van zaterdag jongstleden, waarin u ook het artikel over het al dan niet doorgaan van de fusie tussen Suez en Gaz de France hebt gelezen, dat ook voor de Europese Commissie, met name voor mevrouw Kroes, een en ander niet duidelijk was. Zij heeft de regering duidelijkheid gevraagd over het vermoeden van een mogelijk, fiscaal gunstregime en over de mogelijke overheidssteun, waarvoor de Europese Commissie erg gevoelig is, in ruil voor toezeggingen van de Franse energiegroep op de Belgische energiemarkt.
Werd de Europese Commissie destijds volledig en tijdig van de engagementen op de hoogte gebracht? Had zij kennis van de engagementen tussen de Belgische Staat en Electrabel-Suez?
Welk argument zult u, in allerlaatste instantie misschien, naar voren schuiven om de EU-commissaris ervan te overtuigen dat de aangegane engagementen met Suez geen overheidssteun omvatten?
03.07 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Creyf, ik zal herhalen wat ik altijd al heb gezegd.
Ten eerste, er bestaat wel degelijk een document met engagementen van Suez, dat alleen is ondertekend door de heren Mestrallet en Hansen, en door niemand anders. Het is dus eenzijdig, zoals ik altijd al gezegd heb.
Ten tweede, ik heb hier op 29 november inzake het engagement van de regering uitdrukkelijk uitgelegd, zoals dat ook gebeurd is voordien door minister Reynders en nadien door de eerste minister, dat men een stabiel kader wou dat erin bestaat dat er geen asymmetrische en discriminatoire maatregelen ten opzichte van de groep worden gneomen. U kunt dat verifiëren in mijn antwoord.
Die vragen werden ook door u gesteld, mijnheer Goyvaerts.
De toezegging van de groep Suez om de gaskorting ten belope van 100 miljoen euro te financieren – dat is ook een van uw vragen die afwijken van de vragen van mevrouw Creyf – was al eerder verkregen. Zoals ik daarnet heb gezegd, werd die toezegging door Suez in haar tekst, die u ondertussen ook al hebt kunnen inzien, alleen nog eens schriftelijk bevestigd.
Wat het ondersteunen van het nucleaire onderzoek betreft, Suez heeft gesteld – dit hebt u normaal gezien ook kunnen lezen in het document – dat het onderzoek de eerstkomende jaren extra gesteund zal worden en dat ervoor gezorgd zal worden dat die steun nooit beneden het huidige niveau zal dalen.
Wat betreft uw bijkomende vraag met betrekking tot de Europese Commissie, die werd te gepasten tijde volledig op de hoogte gebracht van alles wat in het kader van de procedure nodig was, zodat zij kon vaststellen dat de door Suez aangeboden engagementen zich niet op haar terrein begaven. Aangezien de aangegane engagementen bestaan uit de belofte geen asymmetrische en discriminatoire maatregelen te nemen ten nadele van de groep, kan er bezwaarlijk van staatssteun worden gesproken. In plaats van over steun wordt er enkel gesproken over niet nadeliger behandeld worden in vergelijking met anderen.
03.08 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U verwijst naar het document met de engagementen van Suez-Electrabel en u zegt dat enkel de handtekeningen van Mestrallet en Hansen daaronder staan. Dat is hetgeen zij beloven. Zij beloven bijvoorbeeld 500 megawatt en nucleaire productie ter beschikking te stellen, enzovoort. Dat zijn inderdaad engagementen van Suez-Electrabel.
Daaraan toegevoegd is er een brief van de eerste minister, ook daterend van 6 oktober, met engagementen. Die beide documenten zijn aan elkaar toegevoegd. Het andere is ondertekend door de eerste minister.
Die spitsvondigheid, te blijven zeggen: het zijn wederzijdse unilaterale documenten, wederkerig, maar toch apart, en zij hebben met elkaar niets te maken… Mijnheer de minister, dat zijn spitsvondigheden die, meen ik, ook de Europese Commissie toch wel de wenkbrauwen zullen doen fronsen. Immers, er is een brief van de eerste minister. En die brief, mijnheer de minister, hebt u nooit vermeld.
Ik lees nog een keer wat u ooit in deze commissie hebt gezegd: “Mevrouw Creyf vraagt of er nog andere afspraken zijn gemaakt. Ik herhaal dat het hier enkel gaat om een aanbod van de fusiegroep. In dat aanbod worden ook andere zaken behandeld, zoals Synatom.”
03.09 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Gelet op hetgeen mevrouw Creyf zei, kan ik mij daar alleen bij aansluiten. Ik bedoel, het is bijna niet mogelijk vol te houden dat het over unilaterale engagementen zou gaan. Beide brieven liggen hier in de Kamer op de griffie. Ieder zinnig mens moet begrijpen dat zij aan elkaar gekoppeld zijn.
Bovendien, dat is ook logisch. Ik bedoel, de engagementen die Suez neemt ten aanzien van de Belgische Staat, neemt zij niet zomaar voor niets. Daar staat iets tegenover. En wat er tegenover staat, wordt bevestigd in de brief van de eerste minister. U zult het met mij eens zijn dat Suez-Electrabel geen liefdadigheidsinstelling is en zeker niet in het licht van het Sinterklaasfeest dat voorbij is of het Kerstfeest dat komt opkomen voor liefdadigheid, zeker niet met de bedragen van de engagementen waartoe zij zich hebben geëngageerd.
De voorzitter: Mijnheer Goyvaerts, u krijgt opnieuw het woord voor uw vraag nr. 13461.
03.10 Minister Marc Verwilghen: Hij heeft de twee vragen tegelijkertijd gesteld, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter: Hij heeft de twee tegelijkertijd gesteld. Oké.
L'incident est clos.
Vraag nr. 13278 van de heer Chevalier beschouw ik als ingetrokken. Vraag nr. 13384 van de heer Wathelet wordt op zijn verzoek ingetrokken.
03.11 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de voorzitter, de vraag van de heer De Coene werd omgezet in een schriftelijke vraag. (…).
De voorzitter: Mijnheer de minister, op dat punt zegt het Reglement dat, indien de indieners zich verontschuldigen, de vraag wordt uitgesteld.
(…): (…).
De voorzitter: Uit de nota die hij mij heeft bezorgd, heb ik begrepen dat hij ook de eerste minister over de kwestie wil ondervragen, tenzij u – ik durf het bijna niet uit te spreken – loco zou moeten antwoorden. Ik druk mij voorzichtig uit.
04 Question de M. François Bellot à la vice-première ministre et ministre du Budget et de la Protection de la consommation sur "le refus par certaines banques d'octroyer un prêt hypothécaire aux salariés dits sous 'contrat intérimaire'" (n° 13389)
04 Vraag van de heer François Bellot aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Consumentenzaken over "de weigering van sommige banken om werknemers met een 'interimcontract' een hypothecaire lening te verstrekken" (nr. 13389)
04.01 François Bellot (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, vous n'êtes pas sans savoir que la plupart des économistes considèrent qu'une plus grande flexibilité de l'emploi, en facilitant l'adéquation entre l'offre et la demande de travail, rend l'économie d'un pays plus efficace, plus compétitive et est donc de nature, selon eux, à dynamiser à terme la croissance et l'emploi. Mais les droits de ces salariés doivent être préservés!
Il faut en particulier créer les conditions leur permettant de développer de vrais parcours professionnels mais également leur donner la possibilité de s'épanouir en ayant un projet d'avenir.
En effet, je veux ici attirer votre attention sur le statut des travailleurs intérimaires car, étant soumis à un contrat à durée déterminée – même si parfois ils sont intérimaires depuis dix ou quinze ans –, cette catégorie de salariés a bien du mal face à certaines banques qui leur refusent l'octroi d'un prêt hypothécaire.
Monsieur le ministre, êtes-vous informé de ces pratiques? Est-il dans vos intentions d'intervenir afin de permettre à cette catégorie de travailleurs d'accéder, eux aussi, au droit à la propriété?
04.02 Marc Verwilghen, ministre: Monsieur le président, monsieur Bellot, votre question a trait à la politique d'acceptation des banques. À cet égard, j'ai sollicité des informations tant auprès de mon département que de la CBFA.
S'agissant du crédit à la consommation, mon département signale que nous n'avons reçu aucune plainte jusqu'à présent. L'article 15 de la loi sur le crédit à la consommation impose au prêteur de vérifier si le consommateur est raisonnablement en mesure d'honorer ses obligations. L'exposé des motifs indique que le prêteur doit tenir compte des garanties données, notamment l'hypothèque. En d'autres termes, une certaine prudence est de mise mais l'octroi du crédit doit finalement être évalué au cas par cas. Nous n'avons pas connaissance d'un refus systématique de prêts hypothécaires aux travailleurs sous contrat intérimaire.
En vertu de l'article 9 de la loi du 10 août 2001 relative à la Centrale des crédits aux particuliers, le prêteur consulte, préalablement à la remise d'une offre en crédit hypothécaire, la Centrale des crédits. Ceci lui permet d'avoir des informations financières sur le candidat emprunteur et d'apprécier sa solvabilité.
Les formulaires de demande que les entreprises hypothécaires sont tenues d'établir en vertu de l'article 47, §3 de la loi du 4 août 1992 relative aux crédits hypothécaires et de l'article 4, §5 de l'arrêté royal du 5 février 1993 portant diverses dispositions d'exécution de la loi précitée, bien qu'ils ne soient pas réglementés sur les aspects relatifs à l'emploi, comportent en général des questions relatives à la situation professionnelle de l'emprunteur.
Par ce biais, l'entreprise hypothécaire est donc informée si le candidat emprunteur est un salarié intérimaire. La CBFA ne dispose d'aucun élément permettant d'apprécier la pratique des prêteurs de refuser ou non l'octroi d'un crédit hypothécaire à ce type de candidat emprunteur.
Monsieur Bellot, vous pouvez toujours me transmettre les informations dont vous disposez en la matière afin que, le cas échéant, je puisse demander à la CBFA de se pencher plus particulièrement sur le cas cité.
04.03 François Bellot (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je ne manquerai pas de vous documenter sur l'une ou l'autre situation qui m'a été rapportée.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.18 uur.
La réunion publique de commission est levée à 13.18 heures.