Commission de la Défense nationale |
Commissie voor de
Landsverdediging |
du mardi 12 dÉcembre 2006 Matin ______ |
van dinsdag 12 december 2006 Voormiddag ______ |
La séance
est ouverte à 10.37 heures et présidée par M. Philippe Monfils.
De
vergadering wordt geopend om 10.37 uur en voorgezeten door de heer
Philippe Monfils.
01 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging
over "de 'blue flight' tijdens de oefening in Kaapverdië"
(nr. 12665)
01 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur
"le 'blue flight' organisé lors de l'exercice au Cap-Vert"
(n° 12665)
01.01 Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, door omstandigheden kan ik deze vraag pas nu stellen,
hoewel ze al een tijdje geleden werd ingediend.
U weet
dat ik nogal begaan ben met de blue flights; het terugsturen van militairen
naar huis wegens wangedrag. Tijdens de maand juni was er een oefening op de
Kaapverdische eilanden. Ongeveer 7.000 NAVO-militairen, behorend tot de NATO
Responce Force, waaronder 450 Belgische militairen, namen eraan deel. Tijdens
deze oefening zouden militairen naar huis gestuurd zijn door middel van een
blue flight. In de nota’s van Defensie vindt men echter terug dat blue flights
enkel in laatste instantie en enkel bij buitenlandse opdrachten, zoals in
Afghanistan en Kosovo, worden toegekend. Dat gebeurt niet zo vaak tijdens
oefeningen. Daarom heb ik de volgende vragen.
Ten
eerste, welk storend gedrag werd er door de militairen vertoond? Vormde dit een
belangrijk risico voor het goede verloop van de opdracht? Zou het gedrag de
opdracht geschaad kunnen hebben? Zo ja, op welke manier?
Ten
tweede, werd er ter plaatse een grondige motivering gegeven? Werden de partijen
ter plaatse gehoord?
Ten
derde, werd Acos Ops-Trg geïnformeerd over de motivering, zoals opgelegd in de
nota?
Ten
vierde, wat zijn de mogelijke nadelige gevolgen?
Voor alle
duidelijkheid, ik ben absoluut niet tegen blue flights, maar ik meen dat men er
voorzichtig mee moet omgaan. Men moet de rechten van de betrokken partijen
erkennen en men moet de betrokkenen horen, alvorens een – toch wel heel zware –
beslissing te nemen op het terrein.
01.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, tijdens een
opdracht in het buitenland – oefening of operatie – wordt altijd aan onze
militairen gevraagd een voorbeeldig gedrag te hebben want zij zijn ook
ambassadeurs van ons land. Elk gebrek aan deze regels kan de goede naam, de
reputatie en het imago van België in het gedrang brengen bij zowel de lokale
bevolking als bij de buitenlandse deelnemende partners.
De
terugzending uit operaties bij wijze van ordemaatregel, genaamd blue flight,
wordt geregeld met een nota van 12 februari 2004. Van de 450
Belgische militairen die deelnamen aan deze buitenlandse oefening werden er 6
bij wijze van ordemaatregel teruggestuurd. Ik wens uitdrukkelijk te onderlijnen
dat de overige 444 zich op een onberispelijke en professionele wijze hebben
ingezet.
Een
militair verliet na de voorziene timing en zonder toelating de compound van de
employing zone. Twee militairen hadden een agressieve attitude ten overstaan
van de pelotoncommandant. Drie militairen hebben zich niet gehouden aan de
strikte gedragsregels opgelegd door Defensie met betrekking tot het
alcoholverbruik.
Wat
betreft de motivering heb ik reeds een antwoord gegeven.
Al de
betrokkenen werden ter plekke gehoord door hun respectievelijke
detachementcommandanten. Vier militairen werden ter plekke ook gehoord door de
federale politie en een gerechtelijk onderzoek hieromtrent werd gestart. Het
Centrum voor Operaties (COps) dat voor zijn training rechtstreeks afhangt van
ACOS werd telkens gewaarschuwd bij de terugkeer van de betrokken militairen.
Voor de
werking van de dienst en het personeel ter plaatse heeft de terugzending van
drie militairen, mits enige interne aanpassingen, geen verdere nadelige
gevolgen opgeleverd. Voor bepaalde van deze militairen zijn nog interne en
zelfs gerechtelijke onderzoeken lopend. Naar gelang van de ernst van de feiten
op tucht- of gerechtelijk niveau en het verleden van de betrokkenen kunnen er
min of meer nadelige gevolgen zijn: vertragingen in de bevordering, tijdelijke
of definitieve ambtsontheffing. Dit moet uiteraard in het licht van de
omstandigheden worden bestudeerd.
01.03 Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik begrijp het niet zo goed. U zegt dat een gerechtelijk
onderzoek gestart is. Kunt u dat toelichten?
01.04 André Flahaut, ministre: Pas pour tous!
01.05 Hilde Vautmans (VLD): Est-ce normal? Fait-on cela souvent?
01.06 André Flahaut, ministre: Prenons un exemple. Il y a un
règlement. Conformément à celui-ci, il est interdit de sortir après une
certaine heure. Lorsqu'un militaire sort après cette heure et est intercepté
dès sa rentrée, il s'agit d'une mesure disciplinaire. S'il sort, boit et
provoque un accident de voiture, les faits feront forcément l'objet d'une
procédure judiciaire.
Chacun des
six cas est particulier. Sans doute des militaires ont-ils été surpris à
l'extérieur en dehors des heures. Des cas se sont présentés en Lituanie lors
des précédentes missions relatives aux avions. Des militaires sont sortis et
sont allés se bagarrer dans un café de la capitale. La police est arrivée et a
dressé un procès-verbal de même que la police fédérale. Donc, il y a eu des
suites. Il n'y a pas automatiquement poursuite pénale mais si, à un moment
donné, l'intervention de la police fédérale s'avère nécessaire et que celle-ci
dresse un procès-verbal, la matière relève de la justice belge et non plus de
la justice militaire.
Je rappelle
que pour chaque opération extérieure, pratiquement deux policiers fédéraux sont
présents et même parfois un représentant du parquet. Si des faits sont
constatés, on envoie immédiatement un magistrat sur place, lequel peut dresser
un procès-verbal. Les règles du jeu sont établies de façon claire au départ. Si
des militaires transgressent ces règles, qu'ils soient en mission ou non, ils
s'exposent à des sanctions, qui peuvent être uniquement d'ordre disciplinaire
ou à la fois disciplinaires et relever d'un autre niveau. Il en va de même pour
n'importe quel citoyen. C'est peut-être une différence depuis la suppression de
la justice militaire: le militaire, qu'il soit en Belgique ou à l'étranger, est
soumis à la même justice que les citoyens belges.
01.07 Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, met mijn vraag wilde ik het volgende duidelijk maken. Is
het voor de militair op het terrein altijd duidelijk wat zijn rechten en
plichten zijn? Ik heb de indruk dat sommigen wel heel erg verwonderd waren dat
er voor bepaalde gedragingen een blue fight volgde. Misschien moet hieraan nog
iets meer aandacht worden besteed. Dat is mijn bekommernis.
01.08 André Flahaut, ministre: Madame Vautmans, lorsqu'une
personne a une attitude agressive à l'égard d'un chef comme il semble que cela
ait été le cas – je ne connais pas les dossiers –, il est préférable pour elle
et pour le chef de la ramener. Dans le cas contraire, cela crée un climat
exécrable; le chef perd son autorité et la personne en question pourrit
l'atmosphère. De plus, il est parfois préférable de la ramener pour la protéger
de ses camarades car il se pourrait qu'une compagnie entière soit punie par la
faute d'une personne qui ne respecte pas l'ordre.
L'incident
est clos.
02 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging
over "de aanwezigheid van arbeidsgeneesheren binnen de Krijgsmacht"
(nr. 13140)
02 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur
"la présence de médecins du travail au sein des Forces armées"
(n° 13140)
02.01 David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, ik wil graag een korte vraag
stellen over de aanwezigheid van arbeidsgeneesheren, omdat mij daarover
tegenstrijdige berichten bereiken.
Volgens
mijn informatie zouden er enerzijds, onvoldoende mensen het beroep van
arbeidsgeneesheer kunnen uitoefenen en anderzijds zouden er ook onvoldoende
stagemeesters zijn om arbeidsgeneesheren op te leiden. Vandaar dat ik van de
minister zou willen vernemen of er inderdaad een probleem is en welke
maatregelen genomen worden om dat euvel te verhelpen?
02.02 Minister André Flahaut: In Defensie bestaan er 23
kwartiergroeperingen. Dat zijn instellingen die meerdere nabijgelegen
kwartieren groeperen en vanuit het standpunt van preventie en bescherming op
het werk gezien worden als een entiteit met een eigen preventiestructuur.
Aan elke
kwartiergroepering is een arbeidsgeneeskundige cel verbonden, en twee in
Leopoldsburg, gezien de omvang van het personeelsbestand. Dat betekent dus dat
Defensie over 24 arbeidsgeneesheren moet beschikken in die 24 cellen van de 23
kwartiergroeperingen.
In de
huidige toestand zijn 19 arbeidsgeneesheren werkzaam in Defensie om het geheel
van het personeel op te volgen. In 1 van de 5 onbemande cellen zal er vanaf
januari van volgend jaar een militaire arbeidsgeneesheer in plaats gesteld
worden. De 4 overige plaatsen zullen zo snel mogelijk bezet worden door arbeidsgeneesheren
uit de burgersector in het kader van een contractuele overeenkomst met een loop
van 2 jaar, tweemaal verlengbaar voor 1 jaar. De selectieprocedure is
gelanceerd via SELOR.
Om erkend
te worden als stagemeester moet men voldoen aan de vereisten vermeld in het
ministerieel besluit van 5 september van dit jaar tot vaststelling van de
bijzondere erkenningcriteria voor artsen die houder zijn van de bijzondere
beroepstitel van geneesheer-specialist in de arbeidsgeneeskunde, evenals voor
stagemeesters en stagediensten in de arbeidsgeneeskunde.
Omdat het
ministerieel besluit, dat van recente datum is, enkele aanpassingen heeft
aangebracht aan de vereisten waaraan stagemeesters moeten voldoen, wordt
momenteel met de juridische diensten nagekeken in hoeverre Defensie beantwoordt
aan de gestelde vereisten.
02.03 David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident
est clos.
03 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging
over "de invoering van management- en staffuncties binnen de ION's onder
zijn voogdij" (nr. 13304)
03 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur
"la création de fonctions de management et d'encadrement dans les OIP sous
sa tutelle" (n° 13304)
03.01 Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, de Ministerraad van 19 mei jongstleden heeft
een ontwerp van KB goedgekeurd waarmee management- en staffuncties in elf
instellingen van openbaar nut (ION) worden ingevoerd. Van deze instellingen
werden het Nationaal Geografisch Instituut, de Centrale Dienst voor Sociale en
Culturele Actie en het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders
en oorlogsslachtoffers onder uw voogdij geplaatst. De beoogde functies zijn:
administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal.
Over het
ontwerp van KB werd op 24 en 31 mei jongstleden in het Comité B onderhandeld.
Het ontwerp werd nadien voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Na dat
advies werd het ontwerp op heel wat punten gewijzigd. Als gevolg hiervan vielen
de ION’s onder uw voogdij buiten het toepassingsgebied van het ontwerp van KB,
dat tenslotte door de Ministerraad op 8 en 15 september werd goedgekeurd.
Voor de
drie ION’s onder uw voogdij werd de FOD Ambtenarenzaken belast met de
voorbereiding van een wetsontwerp houdende een aantal bepalingen inzake
ambtenarenzaken. Deze nieuwe wet, of meer waarschijnlijk sommige bepalingen van
de volgende programmawet, zal de oprichtingswetten van deze ION’s wijzigen om
de management- en staffuncties in te voeren.
Ik heb
vernomen dat binnen het NIOOO het onmogelijke wordt gedaan om de benoeming van
de nieuwe adjunct-administrateur-generaal, die al enkele maanden vastzit, bij
gebrek aan een personeelsplan en taalkaders, nog vóór de invoering van de
nieuwe wet te bekrachtigen. In die context werden het directiecomité van het
NIOOO en het basisoverlegcomité in aller haast op respectievelijk
16 oktober en 8 november samengeroepen om de zoveelste – de vijfde
vermoed ik – versie van het personeelsplan en de taalkaders te laten
goedkeuren.
Op basis
daarvan heb ik enkele vragen.
Wat zijn
uw intenties inzake de benoeming van de nieuwe adjunct-administrateur-generaal
van het NIOOO? Zult u wachten tot de nieuwe wet van kracht wordt en tot er via
een assessment een manager kan worden aangeduid of overweegt u veeleer een
politieke benoeming te doen vóór het van kracht worden van deze wet?
Schorsen
de principiële beslissingen van de Ministerraad van 9 mei en 8 en
15 september jongstleden de huidige aanwervingsprocedure waarvoor de
oproep aan de kandidaten in het Belgisch Staatsblad van
19 oktober 2005 verscheen? Ik kijk uit naar uw antwoord.
03.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, zoals ik reeds heb
aangegeven, zal de benoemingsprocedure van de leidende ambtenaren van het
Instituut voor Veteranen - Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden,
Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers de wettelijke en de reglementaire
bepalingen die van toepassing zijn strikt naleven.
Je
rappellerai simplement qu'on n'interroge pas le gouvernement sur ses
intentions.
03.03 Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de
voorzitter, ik begrijp dat de minister heimwee heeft naar vergaderingen waarop
geen oppositie aanwezig is. Helaas, mijnheer de minister, ik wil u dergelijke
vergadering zoveel mogelijk gunnen, maar ik moet ook mijn taak van oppositielid
vervullen.
Ondertussen
heb ik vernomen dat de heer Jaupart erop aandringt om 100.000 euro over te
hevelen. Blijkbaar echter heeft uw logebroeder, de heer Godin, daarmee
problemen. Defensie wil immers duidelijk nog een aanwerving doen op de kap van
de contractuelen. Kwestie dat u weet dat ik het weet.
Mijnheer
de minister, het verbaast mij dat u op vragen van uw meerderheid uitgebreid
antwoordt, maar op mijn vragen niet. Dat is ook de reden waarom ik telkenmale
terug moet komen op dat punt en op de instelling, die mij na aan het hart ligt.
Blijkbaar ligt ze u ook na aan het hart. U hebt immers destijds zelf het
probleem gecreëerd en u wordt steeds meer ermee geconfronteerd.
Ik heb
ook begrepen dat u binnenkort de heer Godin op bezoek zal krijgen om het
probleem ernstig te bespreken. Mijnheer de minister, zorg ervoor dat het
probleem opgelost geraakt, zodat ik u niet telkens daarover moet ondervragen.
L'incident
est clos.
04 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging
over "de verhuizing van de Luchtcadetten uit Vlaanderen"
(nr. 13305)
04 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur
"la délocalisation des Cadets de l'air hors de la Flandre"
(n° 13305)
04.01 Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, de Koninklijke Vereniging Luchtcadetten van
België is sinds 2002 een door de luchtmacht omkaderde en gesponsorde VZW met
een toelage van 75.000 euro per jaar.
Deze VZW
wil bijdragen tot de fysieke, morele en technische ontwikkeling van de jongeren
door middel van een opleiding van zweefvliegtuigpiloot en wil een latere
loopbaan als militaire piloot aanmoedigen.
Er zijn
momenteel ongeveer driehonderd luchtcadetten, onderverdeeld in vier smaldelen:
Oostmalle, Weelde, Florennes en Goetsenhoven. De opleiding duurt drie jaar
en wordt tijdens het paasverlof gegeven in Koksijde, Weelde en Oostmalle,
tijdens de zomermaanden in Weelde en Oostmalle en in de weekends tijdens het
schooljaar in Weelde, Oostmalle, Florennes en Goetsenhoven.
Als
gevolg van de reorganisatie van Defensie zullen de installaties van Oostmalle
en wellicht ook van Weelde sluiten en heeft de staf van de Luchtcomponent een
studie uitgevoerd naar andere mogelijke locaties voor de activiteiten van de
Luchtcadetten.
Uit mijn
informatie blijkt dat de sluiting van Oostmalle al vaststaat en dat het
paaskamp van de cadetten al in Bertrix wordt gepland.
Wat
Weelde betreft, is de situatie niet heel duidelijk, maar toch verontrustend
genoeg gezien de onverwachte sanitaire keuring die deze zomer plaatsvond. De
geruchten rond de sluiting van het vliegveld doen al langer de ronde, maar
werden volgens mij nog steeds niet bevestigd.
In die
context werd de verhuis van Oostmalle naar Brasschaat bestudeerd, doch
afgewezen wegens belangrijke beperkingen inzake de landingsbaan, de wind en de
aanwezigheid van de Koninklijke Aero Club Brasschaat. De eerste twee
beperkingen lijken mij wat eigenaardig en zelfs bij de haren getrokken. De
zweefvliegtuigen van de KACB gebruiken de infrastructuur van Brasschaat al
jaren zonder enig probleem. Waarom zou dat voor de Luchtcadetten niet mogelijk
zijn?
Op basis
van deze studie werd onlangs beslist de vroegere activiteiten van de
Luchtcadetten van Oostmalle naar Bertrix te verhuizen. Voor Weelde werd naar
mijn weten nog geen beslissing genomen.
Deze
verhuis wordt echter slecht onthaald door de cadetten en het omkaderingspersoneel.
De verbindingen naar Bertrix zijn barslecht: meer dan twee uren treinen vanuit
Brussel, meer dan drie uur vanuit Antwerpen en meer dan vier uur
vanuit Oostende. Bovendien beschikt Bertrix niet over een geschikte
infrastructuur en moeten de cadetten er in wooncontainers logeren.
De
infrastructuur van het vliegveld van Brasschaat daarentegen is perfect geschikt
voor de activiteiten van de Luchtcadetten. Het ligt bovendien niet ver van
Oostmalle wat de aanpassing bij de cadetten en het omkaderingspersoneel zeer
gering maakt.
Het
vliegveld wordt al jaren gebruikt voor identieke activiteiten van de KACB en
daar is de militaire horeca-infrastructuur wel aanwezig. De verhuis naar
Bertrix lijkt mij dus onbegrijpelijk als men het op een nuchtere en afstandelijke
manier bekijkt.
Mijnheer
de minister, welke objectieve criteria hebt u gehanteerd om de activiteiten van
de Luchtcadetten naar Wallonië over te hevelen? Waarom konden deze activiteiten
niet in Vlaanderen blijven? Waarom werd het vliegveld van Brasschaat niet
geschikt geacht voor de activiteiten van de Luchtcadetten terwijl, zoals ik heb
gezegd, het wel geschikt is voor de KACB? Moet deze verhuis worden beschouwd
worden als een zoveelste communautaire scheeftrekking?
Een
laatste opmerking is dat op het vliegveld van Goetsenhoven onlangs opmetingen
werden uitgevoerd voor de bouw van een jeugdgevangenis. Kunt u deze informatie
bevestigen?
Wat bent
u momenteel aan het uitwerken omtrent dit probleem?
04.02
Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, een interne studie
is lopende binnen het departement. Ik ben nog niet op de hoogte van de
resultaten van de studie. Bijgevolg is er nog geen beslissing genomen.
De studie
is nu bij de Staf van de landcomponent. Ik heb niets ontvangen. Ik heb nog geen
beslissing genomen. Het probleem om die jongeren van Bertrix naar Weelde te
laten verhuizen, of omgekeerd is precies hetzelfde. De infrastructuur in
Bertrix is goed. Ik weet dat de infrastructuur in Brasschaat ook goed is. Voor
mij is de beste oplossing degene die het best is voor de jongeren.
04.03 Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Dat is een zeer
hoopvol antwoord. Als u dan rekening houdt met het probleem van de verplaatsing
meen ik dat Brasschaat nog in aanmerking kan komen. Ik hoop het ten zeerste. Ik
hoop dat u enkel objectieve criteria zult laten meespelen.
Mijnheer
de minister, u hebt blijkbaar nog geen interventie gedaan in het dossier. Als
iedereen met dezelfde positieve ingesteldheid als u werkt in dit dossier dan
ziet het er volgens mij zeer hoopvol uit. Ik ben in blijde verwachting.
Le président: Je suppose que nous
reviendrons sur ce point lorsqu'une décision sera prise.
L'incident
est clos.
Het incident
is gesloten.
Je vous
signale que M. De Crem a déposé hier une question sur le même sujet que
celle de M. De Groote. Nous avions convenu de ne prendre que les questions
anciennes puisque tout le monde n'était pas au courant de la réunion
d'aujourd'hui mais je vous propose de joindre la question de M. De Crem à
celle de M. De Groote puisque le sujet est identique.
- de heer Patrick De Groote aan de minister van Landsverdediging
over "de stand van zaken wat betreft de inschakeling van werkloze jongeren
als vrijwilliger in het leger" (nr. 13293)
- de heer Pieter De Crem aan de minister van Landsverdediging over
"de vrijwillige burgerdienst" (nr. 13472)
- M. Patrick De Groote au ministre de la Défense sur "la
situation concernant l'insertion professionnelle de jeunes chômeurs par le
biais d'un service volontaire au sein de l'armée" (n° 13293)
- M. Pieter De Crem au ministre de la Défense sur "le
service civil volontaire" (n° 13472)
05.01 Patrick De
Groote (N-VA):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een aantal maanden geleden
kondigde u aan dat werkloze jongeren op vrijwillige basis zouden kunnen
bijklussen in het leger. Jonge werklozen tussen 18 en 25 zouden zich vrijwillig
mogen melden voor een soort burgerdienst bij het leger en maximum 1 jaar kunnen
helpen onder meer bij het onderhoud van het wagenpark, de oorlogsgraven en
zandzakjes vullen bij overstromingen. Uw lovenswaardige bedoeling was jongeren
op die manier voor te bereiden op een echte job. De jongeren zouden boven op de
werkloosheidsuitkering een vergoeding van 68 tot 150 euro per maand
ontvangen – een extra motivatie – maar zouden hun vrijwillige burgerdienst in
geen geval kunnen inroepen om een echte job te weigeren. Dat lijkt mij ook
logisch.
Het is
reeds een tijdje geleden dat ik over dit project nog iets gehoord heb. Graag kreeg
ik een actuele stand van zaken en wat uitleg over hetgeen men in verband met
dit initiatief nog mag verwachten.
05.02 Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag is gelijklopend. Ik houd het kort.
Het is
niet de eerste keer dat over dit initiatief wordt gesproken. Ik herinner me dat
in het hervormingsplan-Charlier, opschorting en afschaffing van de legerdienst,
in de eerste helft van de jaren ‘90 heel wat sprake was van het concept
vrijwillige gemeenschapsdienst. Nu gaat het meer over vrijwillige burgerplicht.
In mei
2006 werden uw inzichten over dit project meegedeeld aan de media. We staan 6
maanden verder. Uw project zou initieel op 1 september 2006 van start
gaan.
CD&V
vindt dat er veel voor het project te zeggen is maar zou graag de stand van
zaken kennen.
05.03
Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, collega's, de
administratieve voorbereiding betreffende de vrijwillige dienst van collectief
nut is afgewerkt wat de staf van Landsverdediging betreft. De nodige wetgevende
initiatieven en de bijhorende KB's moeten nog afgewerkt worden. Ik ben nog niet
klaar. Het is niet gemakkelijk. We leven immers in een zeer moeilijk land met
heel veel partijen en met heel veel regelgevingen.
05.04 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, in tegenstelling tot het project is dit wel een bijzonder
kort antwoord. Het is een jammerlijke zaak dat dit blijft aanslepen.
We zijn
een ingewikkeld land. Dat is de reden waarom N-VA probeert de structuren te
vereenvoudigen.
Is er in
een timing voorzien?
05.05 Minister André Flahaut:
Neen. Oud-regeringsleider Dehaene zei altijd "ne jamais donner un
échéancier".
05.06 Pieter De Crem (CD&V): Il y en a un pour 2009.
05.07 André Flahaut, ministre: Aurait-il écrit un livre? Nog
niet?
05.08 Pieter De Crem (CD&V): Non, pas encore! Il aurait
beaucoup de lecteurs et de lectrices mais peu d'amis.
L'incident
est clos.
06 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging
over "de Belgische militaire aanwezigheid in Kosovo" (nr. 13310)
06 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur
"la présence militaire belge au Kosovo" (n° 13310)
06.01 David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een vraag over de militaire
aanwezigheid in Kosovo. In het kader van een opdracht voor het Parlement heb ik
immers de mogelijkheid gehad om met Kosovaarse politici te praten en ook een
aantal Belgische militairen te zien. Uit die gesprekken met voornamelijk de
Kosovaarse politici blijkt dat de aanwezigheid van KFOR essentieel is om het
transitieproces verder te begeleiden. De politieke agenda en de timing van de
status talks zijn immers nog steeds niet duidelijk. Dat heeft natuurlijk een
invloed op het Kosovaarse politieke leven en op onze aanwezigheid.
Zelfs
wanneer die final status is gerealiseerd, denk ik dat er toch nog een
internationale aanwezigheid zal moeten zijn om het transitieproces verder te
begeleiden. De discussie die hier maar ook in andere landen zal moeten worden
gevoerd, is wat de invulling van die aanwezigheid zou zijn.
Ik heb
hierover de volgende vragen, mijnheer de minister.
Ten
eerste, houdt de defensiestaf er rekening mee dat er nog een aanwezigheid moet
zijn na de sluiting van de gesprekken en na het akkoord omtrent de final
status?
Ten
tweede, hoe zou die militaire bijdrage er kunnen uitzien?
Ten
derde, denkt u dat het nuttig is om de liaison en monitoring teams te
versterken, dus de kleinschalige initiatieven, die meer op de bevolking gericht
zijn?
06.02
Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, Defensie is zich
wel degelijk bewust van de vraag om troepen in Kosovo te houden na de
goedkeuring en de toepassing van de final status. Bovendien heeft de NAVO
bekendgemaakt dat, zodra de verklaring over het statuut zou zijn aangekondigd,
een termijn van zes maanden zou worden gerespecteerd voor de vermindering van
de effectieven en alvorens over te gaan naar de deterrent presence fase.
De
huidige bijdrage van België tot KFOR bestaat uit een compagnie binnen een Frans
bataljon, drie liaison and monitoring teams, LTM’s, en ook personeel in de
verschillende hoofdkwartieren. Die opdracht zal verder lopen tot maart 2007,
conform de beslissing van de Ministerraad van 1 december 2006. Momenteel
is er geen beslissing om onze bijdrage in Kosovo te verminderen. Wij hebben
vandaag 180 Belgen en 36 militairen uit Mongolië. Vanaf 3 december zijn
zij daar voor vier maanden, tot maart 2007.
Het is
momenteel nog te vroeg om zich uit te spreken over de eventuele Belgische
deelname na goedkeuring van de final status. Bovendien zal de deelname het
voorwerp uitmaken van een akkoord in de Belgische regering. Momenteel zijn er
35 LMT’s, die geleverd worden door 20 verschillende landen. België levert 2
LMT’s, bestaande uit zes personen en een regionale LMT bestaande uit twee
personen. Vandaag is er geen behoefte of vraag van de NAVO om meer LMT’s in te
zetten of om het aantal mensen in de teams te verhogen.
06.03 David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de
voorzitter, wanneer er meer zicht is op de gesprekken en op het statuut van
Kosovo, zal ik opnieuw een vraag stellen.
06.04 Minister André Flahaut: (…)
L'incident
est clos.
De openbare
commissievergadering wordt gesloten om 11.09 uur.
La réunion
publique de commission est levée à 11.09 heures.