Commission des Finances et du Budget

Commissie voor de Financiën en de Begroting

 

du

 

samedi 9 dÉcembre 2006

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

zaterdag 9 december 2006

 

Namiddag

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 17.07 heures. La réunion est présidée par M. François-Xavier de Donnea.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 17.07 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.

 

01 Vraag van mevrouw Anne-Marie Baeke aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de fiscaliteit van de kleine vergoedingsregeling" (nr. 13218)

01 Question de Mme Anne-Marie Baeke au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le règlement fiscal relatif au régime des petites indemnités" (n° 13218)

 

01.01  Anne-Marie Baeke (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 1 juli 2003 trad het nieuwe sociaal statuut van de kunstenaars in werking.

 

Omdat dit statuut niet toepasbaar was voor kunstenaars die slechts sporadisch en kleinschalig werken, heeft men bij koninklijk besluit van 3 juli 2005 met ingang van 1 juli 2004 de zogenaamde kleine vergoedingsregeling ingevoerd. Dit systeem houdt in dat aan kunstenaars onder bepaalde voorwaarden forfaitaire vergoedingen kunnen worden betaald die vrijgesteld zijn van sociale bijdragen.

 

Reeds op 16 juli 2004 beloofde u in antwoord op een schriftelijke vraag van mevrouw Pieters dat de wettelijke en reglementaire aanpassingen om de aan artiesten met beperkte activiteiten betaalde vergoedingen te beschouwen als forfaitaire onkostenvergoedingen waarop geen bijdrage voor sociale zekerheid noch belastingen verschuldigd zijn, zo snel mogelijk zouden worden doorgevoerd.

 

Op de website van de federale regering stond op dat moment eveneens te lezen dat de eerste minister op de Ministerraad van 9 juli 2004 de goedkeuring had aangekondigd van een koninklijk besluit betreffende het sociaal statuut van sommige kunstenaars, hoofdzakelijk wie beperkte artistieke activiteiten uitoefent.

 

Twee jaar later, op 4 juli 2006, verklaart u opnieuw in deze commissie, in antwoord op een vraag van mevrouw Pieters, dat binnen de regering een tekst van wetsontwerp circuleert dat de fiscale regeling aanpast.

 

We zijn intussen vier maanden verder en de sector wacht al twee jaar op duidelijkheid omtrent die fiscale regeling. Daarom verneem ik graag of het wetsontwerp omtrent de fiscale regeling van de kleine vergoedingsregeling nog dit jaar wordt ingediend. Indien ja, worden de forfaitaire onkostenvergoedingen die onder de kleine vergoedingsregeling vallen daarin vrijgesteld?

 

01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Baeke, mijn administratie heeft een wetsontwerp opgesteld om de vrijstellingsregeling voor kunstenaars op sociaal vlak - de zogenaamde kleine vergoedingsregeling - om te zetten in fiscale regelgeving.

 

Dit ontwerp werd nog niet behandeld door de Ministerraad. Het wordt nog besproken in een werkgroep met de verschillende kabinetten. Ik heb tot nu toe negatieve reacties gekregen van een of twee kabinetten, onder andere van het kabinet Begroting. Ik kan dat begrijpen.

 

Ik ben echter van plan deze maatregel opnieuw ter tafel te leggen op de Ministerraad, des te meer omdat die maatregel net zoals de sociale maatregelen geen budgettaire impact zou hebben.

 

Ik zal proberen om dit de komende weken ter sprake te brengen op de Ministerraad, misschien vóór 21 december of anders in de eerste vergadering van januari.

 

01.03  Anne-Marie Baeke (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, blijft u bij het standpunt dat u hebt ingenomen in antwoord op de vraag van mevrouw Pieters, met name dat de vergoeding fiscaal wordt vrijgesteld?

 

01.04 Minister Didier Reynders: Ik probeer dat te doen met de steun van al mijn collega’s in de regering.

 

01.05  Anne-Marie Baeke (sp.a-spirit): Ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Aan de orde komt vraag nr. 13276 van de heer Devlies over het Justitiepaleis van Leuven.

 

01.06  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zie dat de heer Bex niet aanwezig is. Misschien kan die vraag worden uitgesteld.

 

De voorzitter: Mijnheer Devlies, u mag uw vraag stellen. De heer Bex heeft geen teken van leven gegeven en is niet verontschuldigd.

 

Mijnheer Devlies, wenst u dat deze vraag wordt uitgesteld?

 

01.07  Carl Devlies (CD&V): Ja.

 

02 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de effectisering van de achterstallige schulden" (nr. 13277)

02 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la titrisation des arriérés de dettes" (n° 13277)

 

02.01  Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de verkoop van een pakket achterstallige belastingschulden heeft uiteindelijk 715 miljoen euro opgebracht.

 

Nadat ik dit eerst in de pers heb vernomen, heb ik nu ook in de programmawet gelezen dat de regering heeft beslist om 7,5% van dit bedrag, of 50 miljoen euro, te investeren in een betere inning van de belastingen.

 

Mijnheer de minister, werd al beslist hoe men die 50 miljoen zal aanwenden? Indien ja, hoe zal dit dan gebeuren?

 

02.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, ter ondersteuning van de inspanningen die worden geleverd om de invordering te verbeteren, werd beslist om aan het departement bijkomende middelen toe te wijzen met het oog op zijn modernisering door middel van de oprichting van een effectiseringsfonds. Dit staat in de programmawet.

 

Er werd beslist om dit fonds te stijven met 7,5% van de opbrengst van de effectiseringsoperatie 2006 met - jammer genoeg voor het departement - een maximum dat op 50 miljoen euro werd vastgelegd. Gezien het succes van de operatie en aangezien de effecten voor 715 miljoen werden verkocht, werd het effectiseringsfonds gestijfd met het afgesproken maximumbedrag van 50 miljoen euro.

 

In de begroting 2007 werd slechts een gedeelte van die 50 miljoen euro aangewend. Het gaat om de 28,5 miljoen die voor het project MKDV, Multikanaal Dienstverlening, is uitgetrokken. Dit project beoogt een reorganisatie van de informatiestromen tussen de belastingplichtigen en de administratie waarbij de huidige communicatiekanalen - internet, telefoon, brieven en fax - in aanmerking worden genomen en een geïntegreerde dispatching in de plaats wordt gesteld. Dit project zal bijdragen tot de uitvoering van het Coperfinplan.

 

De rest van het effectiseringsfonds werd nog niet aangewend, maar ik zal een aantal projecten voorstellen om dat te doen.

 

02.03  Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Interpellatie van de heer Carl Devlies tot de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de datum van verzending van aanslagbiljetten en de voorlegging van de kohieren" (nr. 977)

03 Interpellation de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la date d'expédition des avertissements-extraits de rôle et la production des rôles" (n° 977)

 

03.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijn interpellatie is samengevoegd met die van de heer De Groote. Ik zou normaal gezien uitstel vragen omwille van het kartel, maar ik heb begrepen dat de minister volgende week niet aanwezig kan zijn.

 

De voorzitter: Daarom heb ik gezegd dat u ze vandaag kunt stellen.

 

03.02  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, naar aanleiding van mijn mondelinge vraag nr. 6027 van 15 maart 2005 hebt u verklaard dat de datum van verzending op het aanslagbiljet een vooraf vastgestelde datum van verzending is. Dat is een belangrijke verklaring in het licht van het arrest van 15 maart 2001 van het Hof van Cassatie. Het Hof oordeelde dat de datum van verzending op het aanslagbiljet, behoudens bewijs van het tegendeel, de op het aanslagbiljet vermelde verzendingsdatum is. De belastingplichtige wordt bijgevolg geconfronteerd met een datum van verzending die losstaat van de werkelijke datum van verzending.

 

Volgens die rechtsspraak komt het dus aan de belastingplichtige toe om het bewijs van het tegendeel te leveren. Die bewijslast is in hoofde van de belastingplichtige problematisch. U weet dat er geen poststempel wordt aangebracht op de briefomslagen waarmee de aanslagbiljetten worden verzonden. Zij worden per UV-zending, per uitgestelde vergoeding, verzonden. Gewezen minister van Overheidsbedrijven, Johan Vande Lanotte, achtte het evenwel te duur om een datumstempel of UV-stempel aan te brengen. Nochtans werden in 1992 de aanslagbiljetten nog per aangetekende zending verstuurd.

 

Indien alles perfect zou lopen bij de FOD Financiën, zouden wij daarmee kunnen leven, om zo veel mogelijk werkingskosten te besparen en zo de belastingdruk laag te houden. Spijtig genoeg is dat niet het geval: wij herinneren ons nog dat uw collega, de minister van Begroting, recent om een crisismanager verzocht. Ik verwijs verder naar het aanslagjaar 2005, waarbij 123.705 aanslagbiljetten wel werden ingekohierd in de personenbelasting maar niet werden verzonden wegens een fout bij de drukkerij van de FOD Financiën.

 

Dit jaar werden opnieuw belastingplichtigen eerder aangemaand tot betaling door de ontvanger zonder hun aanslagbiljet te hebben ontvangen. Volgens u, op 31 mei in deze commissie, zou de oorzaak ditmaal bij De Post liggen.

 

Ondanks alle problemen van niet en laattijdige verzending van aanslagbiljetten, weigert u de procedures aan te passen. Wel wijst u erop dat een onmiddellijke kennisgeving aan het belastingbestuur van een anomalie tussen de vermelde verzendingsdatum op het aanslagbiljet en de datum van ontvangst ervan de bewijslast kan verlichten die op de belastingplichtige rust.

 

Wij vertrouwen die werkwijze niet volledig en wel om volgende redenen.

 

Ten eerste, van de belastingplichtige wordt vereist dat hij ageert, terwijl de Staat faalt.

 

Ten tweede, hij zal kosten moeten maken teneinde die kennisgeving bij een later geschil te kunnen bewijzen, terwijl de Staat kosten bespaart door na te laten een poststempel op de UV-zendingen aan te brengen.

 

Ten derde, volgens de minister verlicht de kennisgeving de bewijslast die op de belastingplichtige rust, maar biedt de kennisgeving aan de belastingplichtige geen zekerheid, terwijl de Staat zich een bewijs verschaft los van enige werkelijke datum van verzending. Laat staan dat de belastingplichtige die als individu zou beweren dat de modelstaat het aanslagbiljet niet heeft verzonden, geloofd zou worden.

 

Ik kan alleen maar besluiten dat de overheid de belastingplichtigen in de onmogelijkheid stelt om de werkelijke datum van verzending feitelijk te bewijzen. Daardoor ontneemt de Staat de belastingplichtige zijn rechten op een volledige termijn. De bezwaartermijn en betaaltermijn worden ingekort wanneer de vooraf vastgestelde datum van verzending zoals vermeld op het aanslagbiljet, niet overeenstemt met de werkelijke datum van verzending.

 

De reden van deze interpellatie is dat de problemen met de verzending van de aanslagbiljetten geen eenmalig voorbijgaand feit vormen. Ik heb bij mij van een ontvanger een brief, gedateerd 24 oktober 2006, waarbij de ontvanger meedeelt dat wegens bijzondere omstandigheden een aanslagbiljet aangaande de personenbelasting op naam van de belastingplichtige, uitvoerbaar verklaard in juli 2006, vermoedelijk niet op de aangeduide datum bezorgd werd. Ik heb een tweede brief bij mij waarin het volgende aan de belastingplichtige vennootschap wordt meegedeeld: “U hebt op 11 of 12 oktober 2006 van de Federale Overheidsdienst Financiën een aanslagbiljet in de vennootschapsbelasting ontvangen over het aanslagjaar 2006. Dat aanslagbiljet vermeldt als datum van uitvoerbaarverklaring 20 oktober 2006 en als datum van verzending 25 oktober 2006. Het werd u derhalve te vroeg toegezonden.”

 

Mijnheer de minister, u weet dat zodra het kohier uitvoerbaar verklaard is aan de betrokken belastingschuldige, een aanslagbiljet wordt verzonden overeenkomstig artikel 136 van het koninklijk besluit op het WIB. Een aanslagbiljet is een uittreksel uit het kohier en kan dus nooit voor de uitvoerbaarverklaring worden verzonden. De administrateur belastingen raadt de betrokken vennootschap in hoofdletters aan dat derhalve geen actie ondernomen dient te worden.

 

Mijnheer de minister, u weet ook dat de administratie met het kohier zichzelf een uitvoerbare titel verschaft. Het kohier is een authentieke akte die een bijzondere bewijskracht verleent aan de gegevens erin vervat. Dat vereist natuurlijk wel dat de akte bestaat en dat de gegevens erin zijn opgenomen.

 

Mijn vragen zijn de volgende.

 

Bent u bereid om de werkelijke datum van verzending te laten aanbrengen op de enveloppe bij het versturen van de aanslagbiljetten? Of wenst u terug te keren naar de tijd dat, omwille van de rechtszekerheid, de aanslagbiljetten per aangetekende zending werden verstuurd?

 

Welke stappen zult u zetten?

 

Verplicht u uw administratie om, op het verzoek van een belastingplichtige, het origineel kohier voor te leggen? In de hiervoor vernoemde gevallen is dat een volledig bewijs voor het feit of de datum van verzending op het aanslagbiljet ook de werkelijke datum is.

 

03.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, blijkbaar werken wij nu te vlug. Na de modernisering van Financiën is de nieuwste kritiek dat onze administratie te snel werkt.

 

De datum van verzending van het aanslagbiljet moet begrepen worden als de uiterste datum waarop de verzending aan de postdiensten wordt aangeboden. Indien de aanslagbiljetten verzonden worden vóór de datum van verzending, vermeld op het aanslagbiljet, wordt de bezwaartermijn van de belastingplichtige de facto verlengd en gaat die pas in op de verzendingsdatum die vermeld is op het aanslagbiljet. De rechten van de belastingplichtige worden dus op geen enkele wijze geschaad. In zo’n geval gaat het dus om een langere termijn. Het vermelden van de verzendingsdatum door De Post op de briefomslag met het aanslagbiljet heeft dus geen praktisch nut.

 

Om organisatorische redenen worden de verzendingen van de aanslagbiljetten vóór de effectieve uitvoerbaarverklaring van het kohier in gereedheid gebracht. Een menselijke fout bij de voortijdige aanbieding van de verzending per post valt nooit geheel uit te sluiten. Om evenwel juridische problemen te vermijden, in de zaak die u aanbrengt, werd het betrokken kohier door de bevoegde ambtenaar uitvoerbaar verklaard op de datum die vermeld is op het aanslagbiljet, namelijk 20 oktober 2006, in aanwezigheid van gerechtsdeurwaarder Jacqueline Buisseret te Ukkel.

 

De belastingplichtigen die zouden twijfelen aan de vaste datum van het kohier, en dus aan zijn authenticiteit, kunnen, indien zij hierom verzoeken, een kopie krijgen van het proces-verbaal dat door de gerechtsdeurwaarder ter zake werd opgesteld. Het originele kohier dient slechts aan de belastingplichtige te worden voorgelegd indien hij een gegronde reden heeft om aan zijn authenticiteit te twijfelen, hetgeen na proces-verbaal van de administrerende gerechtsdeurwaarder niet meer aan de orde is. Er is dus geen echt probleem betreffende de termijnen voor de belastingplichtige, maar er is toch een procedure om het originele kohier te zien.

 

03.04  Carl Devlies (CD&V): Men kan uiteraard geen aanslagbiljet verzenden vooraleer het kohier gevestigd is.

 

03.05 Minister Didier Reynders: U vraagt om zo snel te gaan. Zo kan er soms een fout gemaakt worden.

 

03.06  Carl Devlies (CD&V): Het probleem is natuurlijk – de bewijslast ligt bij de belastingplichtige – de datum waarop men de zending ontvangt. Zonder de aanwezigheid van een datumstempel op de briefomslag is dat natuurlijk heel moeilijk. U zegt dat de termijn verlengd wordt. Dat is misschien het geval, als men welwillend is, maar de belastingplichtige beschikt in feite over geen enkel bewijs om aan te tonen wanneer hij de zending van het aanslagbiljet ontvangt. Dat is het probleem. Het aanbrengen van een dagstempel op de briefomslag zou een sterke verbetering zijn.

 

Anderzijds zegt u dat de belastingplichtige over de mogelijkheid beschikt om de informatie te verkrijgen met betrekking tot het kohier en dat hij een kopie kan krijgen van het proces-verbaal dat door de gerechtsdeurwaarder opgemaakt werd. Dat is interessante informatie. Voor dit gedeelte van het antwoord dank ik u. Voor het overige blijft er een probleem, zolang u niet overgaat tot het door De Post laten aanbrengen van een dagstempel. Dat kan toch geen al te grote kosten teweegbrengen? Er blijft dus een probleem voor de belastingplichtige, omdat hij moeilijk kan aantonen wanneer hij het aanslagbiljet heeft ontvangen.

 

Moties

Motions

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Carl Devlies en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Carl Devlies

en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Financiën,

vraagt de minister

- de werkelijke datum van verzending aan te brengen op de aanslagbiljetten in plaats van een vooraf vastgestelde datum van verzending en een poststempel te doen aanbrengen op de enveloppe;

- de belastingplichtigen het originele kohier voor te leggen wanneer zij hierom verzoeken teneinde de authentieke bewijskracht van de erin opgenomen gegevens, waaronder de datum van uitvoerbaarverklaring, te kunnen controleren."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Carl Devlies et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Carl Devlies

et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances,

demande au ministre

- de faire apposer sur les avertissements-extraits de rôle la date réelle d'expédition au lieu d'une date d'expédition fixée au préalable et de faire apposer un cachet postal sur l'enveloppe;

- de présenter le rôle original aux contribuables qui en font la demande afin de permettre le contrôle de la force probante authentique des données qui y figurent, dont la date exécutoire du rôle.“

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren Luc Gustin, Luk Van Biesen en Dirk Van der Maelen.

 

Une motion pure et simple a été déposée par MM. Luc Gustin, Luk Van Biesen et Dirk Van der Maelen.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

04 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de inkohieringen voor het aanslagjaar 2006" (nr. 13320)

04 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les enrôlements de l'exercice d'imposition 2006" (n° 13320)

 

04.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, kunt u mij, inzake de personenbelasting, voor het aanslagjaar 2006 meedelen wat de resultaten waren voor de maanden oktober en november 2006, namelijk het totale aantal inkohieringen per maand en de resultaten, per maand, ten voordele van de belastingplichtige en ten voordele van de fiscus? Kunt u mij ook dezelfde gegevens meedelen voor de vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar 2006, voor de maanden oktober en november 2006?

 

04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, de inkohieringen hebben vanaf het aanslagjaar 2006 hun normale ritme teruggevonden, en dat voor zowel de personen- als voor de vennootschapsbelasting.

 

Onderstaande tabel geeft een indicatie en biedt een overzicht van de inkohieringssituatie voor het aanslagjaar 2006 tot en met november 2006.

 

Ik geef u, ten eerste, een overzicht van de maandelijkse inkohieringen inzake de personenbelasting voor het aanslagjaar 2006. In oktober 2006 waren er 9.990 inkohieringen met een positief bedrag van 1.463.171,19 euro en met een negatief bedrag van 6.868.617,94 euro. In november 2006 waren er 532.593 inkohieringen met een positief bedrag van 111.212.266,28 euro en met een negatief bedrag van 25.096.452,02 euro. Ik heb ook een totaal.

 

04.03  Carl Devlies (CD&V): Bedoelt u dat het een positief bedrag ten voordele van de Belgische Staat is?

 

04.04 Minister Didier Reynders: Ja.

 

Ik geef u nu een overzicht van de maandelijkse inkohieringen inzake de vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar 2006. Ik ben minister van Financiën. Positief betekent dus positief voor mijn departement, ook inzake de vennootschapsbelasting.

 

In oktober 2006 waren er 14.084 inkohieringen met een positief bedrag van 79.821.806,60 euro en met een negatief bedrag van 50.865.634,16 euro. Voor november 2006 waren er in totaal 103.354 inkohieringen voor een positief bedrag van 1.076.186.776,66 euro en met een negatief bedrag van 345.259.496,86 euro.

 

Op het vlak van de personenbelasting herinner ik eraan dat de Staat over het algemeen meer aan de belastingplichtige terugbetaalt dan dat ze ontvangt. De terugbetaling bedroeg 3,2 miljard euro in 2006. Ze is in 2006 trouwens fors gestegen, sinds de belastinghervorming op kruissnelheid is gekomen. De inkohiering versnellen, betekent dus voornoemde sommen sneller aan de belastingplichtige teruggeven.

 

Verscheidene instellingen hebben reeds benadrukt hoe met de belastinghervorming de koopkracht kon worden verhoogd en op die manier de groei kon worden ondersteund. Mijnheer Devlies, een versnelling van terugbetaling aan de belastingplichtige werd mij vaak door uw politieke partij gevraagd.

 

Ik herinner er eveneens aan dat iedere belastingplichtige vanaf de uitvoeringsdatum twee maanden de tijd heeft om de bij de inkohiering berekende belasting te betalen. Op die manier zal de Staat in december 2006, indien alle termijnen worden nageleefd, 1,4 miljard euro ontvangen. Ze zal in elk geval 6,8 miljoen euro terugbetalen.

 

Ten slotte, ik ben iemand die in alle mogelijkheden waarmee ik te maken krijg, mogelijkheden tot verbetering ziet. Het is gebleken dat een van de oorzaken van het probleem van het tekort van meer dan 800 miljoen euro het tekort aan tijd was om binnen de laatste week vóór 30 juni 2006 te inkohieren. Bijgevolg was het mijn plicht te reageren en alles in het werk te stellen om te vermijden dat het probleem zich nog zou voordoen.

 

04.05  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal de cijfers nader bekijken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Luc Gustin au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la réduction d'impôt pour dépenses exposées en vue d'une utilisation plus rationnelle de l'énergie, prévue par l'article 145/24 CIR 92" (n° 13346)

05 Vraag van de heer Luc Gustin aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de belastingvermindering voor uitgaven met het oog op een rationeler energiegebruik, zoals bepaald in artikel 145/24 WIB 92" (nr. 13346)

 

05.01  Luc Gustin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question concerne la réduction d'impôt pour dépenses exposées en vue d'une utilisation plus rationnelle de l'énergie.

 

L'article 145/24 du Code des impôts sur les revenus prévoit une réduction d'impôts pour les dépenses exposées en vue d'une utilisation plus rationnelle de l'énergie dans une habitation, notamment pour l'installation de panneaux photovoltaïques pour transformer l'énergie solaire en énergie électrique ainsi que pour l'installation d'un système de chauffage de l'eau par le recours à l'énergie solaire.

 

Cette disposition est commentée dans plusieurs circulaires administratives. Il semble toutefois que l'administration fiscale n'accepte la réduction d'impôt que si les panneaux solaires ou photovoltaïques sont installés sur l'habitation même, généralement en toiture.

 

Une orientation défavorable de l'immeuble peut toutefois justifier un placement de ces éléments en dehors de l'immeuble, par exemple sur un pylône ou au sol afin de bénéficier d'une meilleure exposition au soleil.

 

Or la lecture attentive de cet article 145/24 montre que ni la loi elle-même ni l'article 63/13 de l'arrêté royal d'exécution n'exigent que les travaux soient effectués sur l'habitation même, mais bien que l'utilisation rationnelle de l'énergie ait lieu dans l'habitation, et ce, indépendamment de la localisation du support générateur de l'énergie.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous confirmer que l'installation de panneaux solaires ou photovoltaïques en dehors de l'habitation, mais destinés à une utilisation plus rationnelle de l'énergie dans l'habitation, est prise en considération pour la réduction d'impôt?

 

05.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Gustin, conformément à l'article 145/24, alinéa 1er, 2° et 3° du Code des impôts sur les revenus 1992, il est accordé une réduction d'impôt sur les dépenses faites pour l'installation d'un système de chauffage de l'eau par le recours à l'énergie solaire ainsi que pour l'installation de panneaux photovoltaïques pour transformer l'énergie solaire en énergie électrique, qui sont effectivement payées pendant la période imposable en vue d'une utilisation plus rationnelle de l'énergie dans une habitation dont le contribuable est propriétaire, possesseur, emphytéote, superficiaire, usufruitier ou locataire.

 

Dans ce cadre, il n'est pas exigé que les panneaux solaires ou photovoltaïques soient installés sur l'habitation dont le contribuable est propriétaire, possesseur, emphytéote, superficiaire, usufruitier ou locataire pour pouvoir être pris en considération pour la réduction d'impôt précitée pour autant que l'énergie de ces panneaux alimente exclusivement cette habitation du contribuable.

 

Il n'y a donc aucune raison de se montrer plus restrictif que le texte lui-même. Vous avez donc raison dans votre interprétation: les travaux peuvent donc se faire ailleurs que sur l'habitation elle-même à condition que l'énergie alimente exclusivement l'habitation du contribuable.

 

05.03  Luc Gustin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, votre réponse est tout à fait satisfaisante en cette période de Saint-Nicolas, mais cette précision est importante.

 

Le président: On peut d'ailleurs se demander comment certains fonctionnaires peuvent interpréter autrement les textes. Monsieur Gustin, voilà qui rassurera beaucoup de personnes.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het dubbelbelastingverdrag met Hongkong" (nr. 13356)

06 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la convention tendant à éviter la double imposition conclue avec Hong Kong" (n° 13356)

 

06.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een vraag die ik graag stel in aanwezigheid van de voorzitter van de bijzondere commissie voor de Globalisering, die van zeer nabij alle dubbelbelastingverdragen opvolgt.

 

Toevallig las ik in een interessant krantenartikel, waarin de staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging de deugden van de stadstaat Hongkong bezong en Hongkong als model stelde voor België, een verklaring van de heer Kenneth Chang van het ministerie van Financiën van Hongkong. Hij deelde mee dat de door België gesloten dubbelbelastingverdragen normaal gezien een bepaling bevatten waardoor de belastingadministraties onderling gegevens kunnen uitwisselen. In het verdrag tussen België en Hongkong dat werd afgesloten net voor de Europese regels strenger werden, is deze bepaling echter afgezwakt, aldus de heer Chang.

 

Is deze informatie juist? Bevat het dubbelbelastingverdrag met Hongkong een bepaling die niet conform is met de Europese regels? Waarom werd in voorkomend geval deze Europese bepaling afgezwakt? Het krantenartikel geeft mij de indruk dat met kennis van zaken die overeenkomst snel werd besloten, vooraleer de verstrenging van de wetgeving intrad. Is het dubbelbelastingverdrag met Hongkong afwijkend van andere – ik denk bijvoorbeeld aan Nederland, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten – dubbelbelastingverdragen? Zo ja, op welke punten en waarom?

 

06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, de overeenkomst tussen België en Hongkong werd in december 2003 gesloten.

 

De bepaling uit de overeenkomst die betrekking heeft op de uitwisseling van inlichtingen, stemt in heel ruime mate overeen met de bepaling uit de toenmalige versie van het modelverdrag van de OESO. Het enige verschil bestaat erin dat de overeenkomst enkel in een uitwisseling van inlichtingen op het vlak van directe belastingen voorziet, terwijl de uitwisseling in het OESO-modelverdrag tot niet door de overeenkomst beoogde belastingen werd uitgebreid.

 

Mijnheer Devlies, dienaangaande ben ik zo vrij te verwijzen naar het antwoord dat ik op vraag nr. 1156 van de heer Van der Maelen, gepubliceerd in het nummer 112 van het Bulletin van Vragen en Antwoorden van de Kamer, heb gegeven.

 

Ik kan daaraan toevoegen dat de overeenkomsten die momenteel van kracht zijn tussen België en de door de heer Devlies geciteerde landen, niet in een ruimere uitwisseling van inlichtingen voorzien.

 

Anderzijds zie ik niet goed in in welk opzicht de overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting met Hongkong niet in overeenstemming met de geldende, Europese regels inzake de uitwisseling van inlichtingen zou zijn. De instrumenten van het gemeenschapsrecht zijn immers enkel van toepassing op de lidstaten van de Europese Unie.

 

Hoe dan ook, op het gebied van directe belastingen is de bepaling inzake de uitwisseling van inlichtingen in de overeenkomst met Hongkong in overeenstemming met Richtlijn 77/799/EEG, die de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van directe belastingen, bepaalde accijnsrechten en belastingen op verzekeringspremies regelt.

 

Tot slot, wat de strengere, Europese regels betreft waarop de heer Devlies toespeling maakt, veronderstel ik dat hij het heeft over de regels die in de spaarrichtlijn werden opgenomen. Dienaangaande ben ik zo vrij eraan te herinneren dat België momenteel niet verplicht is om de regels toe te passen waarin de Richtlijn voorziet op het gebied van de uitwisseling van inlichtingen, vermits werd gekozen voor het systeem van inhouding aan de bron.

 

Voor Hongkong komt het aan de Autoriteit van dat land toe om zich uit te spreken over de wenselijkheid om met de Europese Unie een verdrag te sluiten waarbij de toepassing van de Richtlijn tot zijn grondgebied zal worden uitgebreid. Het is evenwel pas in oktober 2006 dat de Raad van de Europese Unie de Europese Commissie heeft uitgenodigd om verkennende besprekingen met Hongkong aan te vatten met het oog op het eventuele sluiten van een dergelijk verdrag.

 

06.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb het verdrag met Hongkong eens nagekeken en in artikel 25 vind ik een passage die niet aanwezig is in het OESO-modelverdrag, en die blijkbaar ook niet terugkomt in andere dubbelbelastingverdragen. Ik verwijs naar Nederland, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten. Ik citeer de passage: “Om geen enkele reden worden verkregen inlichtingen ter kennis gebracht van een derde rechtsgebied, zonder de toestemming van de overeenkomstsluitende partij die de inlichtingen oorspronkelijk heeft verstrekt.” Dat is blijkbaar een passage die niet voorkomt in het OESO-modelverdrag. Het lijkt mij toch een nogal belangrijke passage te zijn.

 

06.04 Minister Didier Reynders: Ik heb gezegd dat er in zeer ruime mate overeenstemming is met het OESO-modelverdrag. Ik heb niet gezegd dat elke paragraaf gelijk is. Een dergelijk verdrag is een zeer goede zaak voor vele Belgische bedrijven die actief willen zijn in Hongkong en andere landen. Het is ook een zeer goede zaak om meer investeringen vanuit Hongkong, en misschien ook uit China, naar België te halen. U kunt pleiten voor een andere regeling en een ander akkoord, mijnheer Devlies.

 

Wij hebben veel nieuwe dubbelbelastingverdragen met Europese landen, maar ook met Hongkong en bijvoorbeeld de Verenigde Staten die vanaf 1 januari 2008 zullen worden toegepast. Dit kan zeer positieve gevolgen hebben, niet alleen voor de buitenlandse investeringen in België, maar ook voor de Belgische investeringen in het buitenland. U kunt misschien een andere regeling vragen.

 

06.05  Carl Devlies (CD&V): De dubbelbelastingverdragen zijn in het algemeen zeer positief…

 

06.06 Minister Didier Reynders: Dank u!

 

06.07  Carl Devlies (CD&V): … maar het is eigenaardig dat hierin een clausule is opgenomen die afwijkt van de andere dubbelbelastingverdragen en die niet in het OESO-modelverdrag voorkomt. Ik stel ook vast dat België nog altijd het enige Europese land is dat met Hongkong een dubbelbelastingverdrag heeft.

 

06.08 Minister Didier Reynders: De andere landen proberen misschien om er een af te sluiten.

 

06.09  Carl Devlies (CD&V): Misschien heeft het te maken met deze passage.

 

06.10 Minister Didier Reynders: Misschien zijn wij de eersten met een dergelijk verdrag met Hongkong. Wij zijn ook de eersten die een dergelijk dubbelverdrag hebben inzake de sociale bijdragen, met India. Het is toch goed om de eerste te zijn, als het gaat om een goede samenwerking met andere landen en om meer investeringen in België te krijgen?

 

06.11  Carl Devlies (CD&V): Ik meen dat in het verdrag met India deze zin niet voorkomt.

 

06.12 Minister Didier Reynders: U hebt gezegd dat wij de eersten zijn die een dergelijk verdrag hebben met Hongkong. Er zijn veel andere Europese landen die zoeken naar oplossing met een dergelijk akkoord.

 

06.13  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, dat is heel positief.

 

06.14 Minister Didier Reynders: Dank u.

 

06.15  Carl Devlies (CD&V): Ik denk dat u moet proberen om zo veel mogelijk dergelijke verdragen te sluiten. Tegelijkertijd moet u toch ook proberen om de Europese regels…

 

06.16 Minister Didier Reynders: Er zijn geen Europese regels in dat verband.

 

06.17  Carl Devlies (CD&V): U hebt gelijk; ik bedoel het OESO-modelverdrag.

 

06.18 Minister Didier Reynders: Ja, ik heb u gezegd dat wij in zeer ruime mate dat model proberen te volgen.

 

06.19  Carl Devlies (CD&V): Ik wil suggereren om dat zo veel mogelijk te volgen. Ik denk dat de voorzitter van de commissie voor de Globalisering, hier aanwezig, dat niet zal tegenspreken.

 

Le président: Je crois que nous pouvons nous réjouir: il est évident que, vu la sécurité juridique encore offerte par Hong Kong aux investisseurs par rapport à la sécurité juridique moindre offerte par le reste de la Chine, il est heureux de pouvoir favoriser les investisseurs belges vis-à-vis de cette porte d'entrée de la Chine que constitue Hong Kong. Même si, pour ce faire, il convient de tailler un petit costume sur mesures.

 

Le mieux est parfois l'ennemi du bien, monsieur Devlies.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "een mogelijk schepenambt voor de voorzitter van de FOD Financiën" (nr. 13358)

07 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'exercice éventuel d'un mandat d'échevin par le président du SPF Finances" (n° 13358)

 

07.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik vernam in een krantenbericht dat de voorzitter van de FOD Financiën schepen zou worden in de gemeente Sint-Pieters-Woluwe.

 

Kunnen uitvoerende mandaten worden opgenomen zonder de toestemming van de minister? Indien u daarover een standpunt moet innemen of uw akkoord moet geven, wat is dan uw standpunt? Zorgt het cumuleren van een voorzitterschap van een overheidsdienst met 30.000 werknemers met een zwaar uitvoerend mandaat van schepen in een toch vrij belangrijke gemeente niet voor problemen voor de werking van de dienst?

 

Er loopt momenteel ook een interne audit binnen uw departement. Was het niet raadzaam eerst het resultaat daarvan af te wachten, resultaat dat volgens u eind december zal worden bekendgemaakt?

 

07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, u hebt een aantal vragen gesteld.

 

Met betrekking tot het eerste punt in uw schriftelijke vraag, dient te worden opgemerkt dat het Rekenhof sinds de inwerkingtreding van de bijzondere en de gewone wet van 26 juni 2004 tot uitvoering en aanvulling van de bijzondere en de gewone wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen alsmede een vermogensaangifte in te dienen, periodiek alle inlichtingen in de aard van wat u in de pers tracht te zoeken, verzamelt.

 

Deze inlichtingen worden overigens regelmatig bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Die gegevens worden dus gecommuniceerd.

 

Wat betreft de feiten in de kwestie die u in uw tweede punt ter sprake brengt, kan ik enkel verwijzen naar het gedetailleerd antwoord dat de minister van Ambtenarenzaken gaf op de vraag nr. 2593 die volksvertegenwoordiger Arens op 26 mei 2004 stelde. Het spreekt voor zich dat het departement van Financiën waakt over de naleving van de bepalingen van de wet van 18 september 1986 waarnaar het antwoord van de minister van Ambtenarenzaken verwijst en de weddeverminderingen toepast die daarbij zijn voorzien.

 

Wat het derde punt betreft, kan ik enkel verwijzen naar wat ik reeds heb gezegd in antwoord op uw interpellatie nr. 798 van 21 februari 2006. In het licht van het tussentijds verslag van de interne auditcel dat op 10 oktober 2006 bij het secretariaat van uw commissie werd ingediend, komt het mij voor dat de laatst gestelde vraag duidelijk van elke grondslag gespeend is, althans wat betreft de persoon aan wie u herhaaldelijk aandacht besteedt.

 

Eind dit jaar zal ik het resultaat van de audit voorleggen en ik zal mogelijk begin 2007 een aantal besprekingen voeren in dat verband.

 

07.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal met bijzondere belangstelling het eindrapport van de interne audit afwachten.

 

Voor het overige is het aan u om te beoordelen wat voor de operationaliteit van uw departement de beste houding is.

 

07.04 Minister Didier Reynders: Ik was in het verleden voorzitter van de NMBS. Ik heb toen gezien dat het mogelijk was om tegelijk baas van de NMBS en burgemeester van een heel belangrijke gemeente te zijn, na de mogelijkheid om eerste schepen van de gemeente te zijn. Het is altijd een keuze om dat al dan niet te doen. Het was niet voor mijzelf, maar voor een ander directielid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.50 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.50 heures.