Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du mardi 5 dÉcembre 2006 Matin ______ |
van dinsdag 5 december 2006 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.26 uur en voorgezeten door mevrouw Martine Taelman.
La séance est ouverte à 10.26 heures et présidée par Mme Martine Taelman.
01 Question de M. Philippe Monfils à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les conditions de détention d'armes par les policiers" (n° 13328)
01 Vraag van de heer Philippe Monfils aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de voorwaarden inzake wapenbezit voor politieagenten" (nr. 13328)
01.01 Philippe Monfils (MR): Madame la présidente, madame la ministre, la loi sur les armes qui fixe les autorisations demande deux choses: dans certains cas, des examens médicaux et une épreuve portant sur la connaissance de la réglementation applicable aux armes. Or, un certain nombre de policiers en exercice ont passé ces examens pour obtenir la possibilité de porter leur arme de service, mais il leur arrive aussi d'avoir des armes qui sont soumises à autorisation.
Ces policiers qui ont passé un examen médical ainsi qu'un examen portant sur la connaissance technique et pratique des armes doivent-ils encore repasser de tels examens dans la mesure où ils disposeraient d'armes soumises à autorisation sur base de la nouvelle réglementation? Ou, au contraire, estimez-vous qu'il pourrait y avoir une équivalence au niveau des examens?
01.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Monfils, il y a deux questions dans votre exposé. Vous me demandez si on peut envisager une équivalence; je vous réponds que j'y suis favorable. Je vais donc examiner d'une manière concrète et pragmatique cette possibilité car je trouve que cette démarche a du sens.
Pour ce qui concerne l'arme privée et professionnelle, c'est autre chose. Vous abordez, d'une part, les conditions de détention d'une arme et, d'autre part, les possibilités d'autorisation arme par arme.
Une arme détenue à titre privé peut être très différente de celle portée à titre professionnel; je serais dès lors plus restrictive. De plus, tous les policiers ne sont pas autorisés à avoir une arme puisqu'ils n'accomplissent pas tous des missions armées. Certains n'ont donc pas à avoir de capacités théoriques ou pratiques concernant la manipulation d'une arme. Je ne vais pas dire oui pour tout; je vais voir, à chaque fois, comment je peux faciliter les choses.
Il est ridicule de faire repasser un examen de connaissance pratique à un policier qui l'a déjà passé dans le cadre sa fonction.
Ceci n'empêche évidemment pas d'examiner la possibilité pour eux de détenir à titre privé d'autres armes que les armes professionnelles. Je me fais bien comprendre?
01.03 Philippe Monfils (MR): Votre réponse est claire, madame la ministre! Le plus simple serait donc de donner une instruction aux gouverneurs de province qui déterminent au cas par cas la façon d'exempter éventuellement les policiers d'examens, notamment médicaux, dans la mesure où ils possèdent régulièrement une arme de service. Bien entendu, ils restent soumis à l'obligation de demander une autorisation pour les autres armes, cela va sans dire!
01.04 Laurette Onkelinx, ministre: Exactement!
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Patrick De Groote aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "misbruiken van de procedure tot aanstelling van een voorlopig bewindvoerder" (nr. 13172)
02 Question de M. Patrick De Groote à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le recours abusif à la procédure de désignation d'un administrateur provisoire" (n° 13172)
02.01 Patrick De Groote (N-VA): Mevrouw de vice-eerste minister, in een recent artikel over een wantoestand bij het vredegerecht van het kanton Ukkel waarbij op een vrij bizarre manier een voorlopig bewindvoerder werd aangesteld over de persoon en de goederen van een hoogbejaarde dame uit het Brusselse, lazen we dat er sprake is van veel misbruiken van deze burgerlijke procedure. Een zelfhulpgroep onbekwaamverklaarden zou bepaalde al dan niet gelijkaardige wantoestanden al jaren aanklagen en ijveren voor een aanpassing van deze procedure. Het is namelijk zo dat ze al vijftien jaar ijveren voor de afschaffing van het fameuze artikel 488bis dat er kwam in 1991. Die wet zorgt blijkbaar voor de meest cynische misbruiken.
Heeft u weet van het bestaan en de acties van deze zelfhulpgroep onbekwaamverklaarden? Heeft u daar reeds een onderhoud mee gehad? Is het u bekend dat in het rechtsgebied Brussel – dat is toch wel frappant – sommige mensen in een procedure onbekwaamheidverklaring verzeild raken die gevoerd wordt in een andere taal dan hun eigen moedertaal? Met andere woorden, sommige Nederlandstaligen worden in een Franstalige gerechtelijke procedure onbekwaam verklaard en omgekeerd en sommige Franstalige onbekwaamverklaarden krijgen een voorlopig bewindvoerder toegekend na een Nederlandstalige procedure. Zijn u daarover cijfers bekend? Zo ja, welke? Denkt u of de regering aan een verfijning, verandering of eventuele afschaffing van deze procedure? Ik dank u voor uw antwoord.
02.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, mijnheer De Groote, persoonlijk werd ik niet aangesproken door de problemen die u aanhaalt betreffende de aanstelling van een voorlopige bewindvoerder door het vredegerecht van het kanton Ukkel. Ik ondervraag echter de gerechtelijke autoriteiten en zal binnenkort met andere toelichtingen naar de commissie terugkomen.
02.03 Patrick De Groote (N-VA): Mevrouw de minister, wanneer komt u dan terug? Het kan immers echt niet dat Nederlandstaligen neuropsychologisch in het Frans worden geëvalueerd. Dat geeft immers geen correcte reflectie van het mentale potentieel. Op basis van de evaluatie zal de vrederechter een voorlopige bewindvoerder aanstellen. Ik hoop dat u de zaak ernstig neemt. Ik verwacht heel spoedig een antwoord.
02.04 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer De Groote, ik neem de zaak zeker ernstig. Ik wacht het antwoord van de gerechtelijke autoriteiten af. Ik hoop dat dit binnenkort het geval zal zijn.
02.05 Patrick De Groote (N-VA): In welke timing voorziet u, mevrouw de minister?
02.06 Minister Laurette Onkelinx: Het is niet mijn timing maar die van de gerechtelijke autoriteiten.
02.07 Patrick De Groote (N-VA): Uit ervaring weten we dat die heel traag werken.
02.08 Minister Laurette Onkelinx: Zo snel als mogelijk.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer David Geerts aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de praktijken van een aantal gokkantoren" (nr. 13254)
03 Question de M. David Geerts à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les pratiques d'un certain nombre d'agences de paris" (n° 13254)
03.01 David Geerts (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag betreft de praktijken van onder andere gokkantoren.
Ik weet dat u in deze materie al een aantal maatregelen heeft genomen, recent nog met betrekking tot internetsites. De reden waarom ik deze vraag wil stellen, is dat er op dit ogenblik wetgevend werk bestaat omtrent deze sector en dat wij daaraan nog een element kunnen toevoegen.
Ik ben op de hoogte van een concreet geval. Tijdens een rit van de Ronde van Frankrijk werd de mogelijkheid geboden om te gokken. Men kon in principe gokken tot 13 uur. De betrokken personen hebben een gok geplaatst rond 11.00 uur of 11.30 uur. Het contract tussen de gokker en de aanbieder bleek echter te zijn afgesloten om 12.30 uur en, veel belangrijker was dat de ratings waartegen men kon gokken, waren veranderd.
Men sluit een contract waarbij iemand een of meerdere euro's inzet tegen een bepaalde rating en achteraf blijkt dat de gokorganisator waarbij men het contract sloot de ratings nog kon veranderen. Dat is niet correct.
Ik pleit ervoor om de ratings te vermelden op het gokticket. Ik weet wel dat dit juridisch moeilijk afdwingbaar is, maar ik meen dat aangezien we nu toch afspraken aan het maken zijn met de sector, dit element mee kan worden opgenomen. In het kader van een conventie met de sector zou men kunnen verplichten de ratings op het ticket te vermelden.
Mevrouw de minister, bent u bereid om dit te onderzoeken zodat de sector ook voor zijn verantwoordelijkheid wordt geplaatst?
03.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, une modification de la loi sur les paris à propos des résultats sportifs devrait être discutée, je l'espère, très prochainement, à la Chambre.
Er zal in een betere controle op de weddenschappen door de kansspelcommissie worden voorzien. De wet zelf zal de algemene lijnen bepalen waaraan de weddenschappen en hun organisatoren zullen moeten voldoen. In een koninklijk besluit ter uitvoering zullen de exacte regels nader worden bepaald. Een van de elementen die in dit KB moet worden opgenomen betreft net de noteringen van de weddenschappen. Naast de inzet en de weddenschap die nu op de briefjes worden genoteerd, moet ook de notering en de mogelijke winst op het wedbriefje worden opgenomen.
De gokkantoren behouden het recht om hun weddenschappen en quoteringen te wijzigen in het geval van gewijzigde omstandigheden. In dit concreet geval zal de monstervlucht zijn voorsprong behouden, maar de reeds gedane inzetten zullen aan hun oude inzet en notering moeten worden uitgekeerd.
De gewijzigde quoteringen zullen dus alleen gelden voor de nieuwe weddenschappen die nog worden afgesloten. Deze bepaling zal zowel voor de weddenschappen afgesloten in wedkantoren, bij bookmakers als via het internet gelden.
03.03 David Geerts (sp.a-spirit): Ik dank de minister voor haar klaar en duidelijk antwoord. Ik denk, net zoals de minister, dat het tijdstip van gokken wel degelijk kan worden veranderd, maar dat eerder aangegane engagementen behouden dienen te blijven.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: Comme la question suivante
inscrite au point 2 de l'agenda est celle de M. Bacquelaine, jointe à
une question de M. Wathelet qui n'arrivera que dans cinq minutes, nous
passons à la question suivante.
04 Vraag van de heer Patrick De Groote aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het beschikbaar aantal specialisten 'islam' bij het geheel van experten 'terrorisme' bij de Staatsveiligheid" (nr. 13294)
04 Question de M. Patrick De Groote à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le nombre de spécialistes de l'islam parmi l'ensemble des experts en matière de terrorisme à la Sûreté de l'État" (n° 13294)
04.01 Patrick De Groote (N-VA): Mevrouw de voorzitter, het is een informatieve vraag.
In het kader van terroristische acties en/of allerhande bedreigingen telt onze Veiligheid van de Staat een aantal experts, waarvan – zo heb ik mij laten vertellen – het aantal de voorbije weken aan wijzigingen onderhevig was.
Onder de experts bevinden zich zonder twijfel ook mensen die in de opvolging van islamgerelateerd terrorisme zijn gespecialiseerd. Dat gaf u trouwens in vroegere commissies reeds aan.
Op hoeveel beloopt op heden het aantal experts inzake terrorisme bij de Veiligheid van de Staat?
Waren er de voorbije weken en maanden fluctuaties in hun aantal? Zo ja, waarom en in welke zin gebeurden deze fluctuaties?
Hoeveel mensen zijn specifiek en exclusief met islamgerelateerd terrorisme bezig? Hoeveel specialisten in de islam kent onze Veiligheid van de Staat?
Waren er in voornoemde subcategorie de voorbije weken en maanden extra-aanwervingen of verschuivingen? Zo ja, waarom en in welke zin gebeurden ze?
Waar zijn de specialisten in het islamgerelateerd terrorisme gestationeerd?
Hoeveel dossiers die rechtstreeks of onrechtstreeks een link met de islam of met islamgroeperingen of individuele moslims hebben, werden er de voorbij drie jaar – 2004, 2005 en 2006 – al geopend?
04.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, mijnheer De Groote, wat u hebt vernomen via open bronnen zijn de onlangs gehouden selectieproeven voor inspecteurs bij de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.
De laatste proef werd onlangs afgesloten. Voor de geslaagde kandidaten worden nu de wettelijk noodzakelijke veiligheidsonderzoeken uitgevoerd. De rekruteringen kunnen dus plaatsvinden in het voorjaar van 2007.
Voor de analysediensten waar de bestaande reserves uitgeput zijn of het einde van de validiteit naderen, is een nieuwe selectieprocedure voorzien in 2007 in samenwerking met Selor.
Voorgaand punt vormt een onderdeel van mijn inspanningen om de Veiligheid van de Staat meer menselijke en budgettaire middelen te geven teneinde alle uitdagingen en wettelijke opdrachten naar behoren te kunnen uitvoeren.
Affectaties bij de Veiligheid van de Staat zowel in de operationele diensten als bij de analysediensten gebeuren op basis van de bestaande behoeften bij de diensten en volgens de profielen van de kandidaten. Ik denk bijvoorbeeld aan diploma, ervaring, taalkennis, enzovoort. Dat zijn criteria met dewelke de directie-generaal van de Veiligheid van de Staat rekening houdt zowel bij de affectaties van het nieuw aangeworven personeel als bij de interne mutaties.
U zult begrijpen dat het correcte aantal evenals de affectatie naar opdracht en fysieke plaats behoren tot geclassificeerde informatie.
De opdrachten van de Veiligheid van de Staat zijn ook niet beperkt tot het islamisme maar strekken zich ook uit tot het ideologisch extremisme en terrorisme in de ruime zin van het woord, naast de andere wettelijke opdrachten. Deze wettelijke opdrachten strekken zich uit tot de studie van fenomenen die per definitie niet te projecteren zijn in aantallen dossiers en/of statistieken. Het gaat om een opdracht van middellange en lange termijn.
04.03 Patrick De Groote (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Stijn Bex aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de toestand van het gerechtsgebouw van Leuven" (nr. 13273)
05 Question de M. Stijn Bex à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'état du palais de justice de Louvain" (n° 13273)
05.01 Stijn Bex (sp.a-spirit): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, er zijn momenteel een aantal problemen met betrekking tot de toegankelijkheid van het gerechtsgebouw van Leuven, problemen die zowel betrekking hebben op het gebouw zelf als op het baliepersoneel.
Het gebouw is niet toegankelijk voor rolstoelgebruikers. De draaideur aan de ingang is ook defect. De bewegwijzering in de inkomhal is volledig achterhaald. Op het infobord staat onder meer te lezen: “Onderstaande gegevens zijn niet langer van toepassing. Gelieve u te wenden tot de diensten van het onthaal”. Daar rijst echter het probleem dat de medewerkster van het onthaal langdurig ziek blijkt te zijn. Volgens de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Leuven is er onvoldoende personeel om haar gedurende de hele dag te vervangen.
Volgens de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg wacht men voor het verhelpen van de verschillende gebreken aan het gebouw op een volledige restauratie. Hij voegt eraan toe dat, hoewel het plan en de offerte klaarliggen, de Regie der Gebouwen geen datum kan vooropstellen.
Uiteraard heb ik daarover ook een vraag bij minister Reynders ingediend. In zijn beleidsnota noch in de uwe vind ik echter een spoor terug van de restauratie van het gerechtsgebouw van Leuven. Vandaar volgende vragen, mevrouw de minister.
Ten eerste, bent u op de hoogte van de huidige gebreken aan het gerechtsgebouw in Leuven?
Ten tweede, welke stappen zijn reeds ondernomen om hieraan tegemoet te komen? Welke stappen zullen op korte en lange termijn nog worden ondernomen? Wanneer zullen de eventuele herstellingswerken aanvangen? Is er al een raming van de kostprijs van deze werken?
Ten derde, vindt u het opportuun om eventueel tijdelijk een onthaalmedewerkster in dienst te nemen of kan de FOD Justitie een personeelslid ter beschikking stellen? Vandaag worden mensen er echt van het kastje naar de muur gestuurd. Ik denk dat dit echt niet meer van deze tijd is. Er wordt melding gemaakt dat tot 30 mensen per dag in dat gebouw verloren lopen. Ik denk dat dit een zeer slechte indruk van het bestuur en de toegankelijkheid van Justitie daar geeft. Vandaar mijn vraag aan de minister wat wij daaraan kunnen doen.
05.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, in antwoord op de eerste twee vragen en inzake de algemene toestand van het gerechtgebouw te Leuven wijs ik erop dat het mij bekend is dat een grondige renovatie van het gebouw door de Regie der Gebouwen nodig is en met een gefaseerde aanpak ook is gepland.
Momenteel werden de kelder en de derde verdieping reeds gerenoveerd. De werken op de eerste en op de tweede verdieping werden sinds enige tijd aanbesteed. De daartoe nodige kredieten kunnen echter blijkbaar bij de Regie der Gebouwen niet worden vastgelegd op de gewone investeringskredieten, waarop in 2007 slechts de voltooiing van de lopende werven en dringende veiligheidswerken werden opgenomen.
Ik dring er bij mijn collega Didier Reynders, voogdijminister voor de Regie der Gebouwen, op aan om in een heel nabije toekomst de nodige kredieten op de begroting van de Regie der Gebouwen vrij te maken om de renovatie van het gerechtsgebouw te Leuven te kunnen voltooien.
Wat enkele specifieke problemen betreft, weet ik dat het gebouw niet volledig aan de richtlijnen inzake de toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers beantwoordt.
Momenteel moeten de rolstoelgebruikers voor de toegang tot het gebouw inderdaad een beroep doen op een oproepsysteem om bijstand te krijgen. Een voorstel om het niveauverschil aan de ingang, kant Margarethaplein, via een hellend vlak te overbruggen, werd door de dienst Monumentenzorg van de Vlaamse Gemeenschap geweigerd. Nu plant de Regie der Gebouwen de aanbesteding van een hefplatform aan de ingang Vaartstraat.
Ook binnen in het gerechtsgebouw vormen enkele niveauverschillen nog hindernissen. Zij zullen worden opgevangen door de installatie van liften in het kader van de algemene renovatie van de eerste en tweede verdieping.
Ook rijzen er bij herhaling problemen met de draaideur aan de ingang van het gerechtsgebouw.
Je réponds vraiment pour la Régie.
De Regie der Gebouwen plant binnenkort de plaatsing van bijkomende sensoren om de oorzaak van de defecten te verhelpen, die blijkbaar bij het onoordeelkundig gebruik van de draaideuren en het blokkeren van het draaimechanisme ligt. Wanneer de draaideuren defect zijn, kan het gebouw echter nog steeds via de ernaast gelegen, gewone toegangsdeur worden betreden.
Voor een gedetailleerde raming van de kostprijs van de opgesomde werken moet ik u verwijzen naar mijn collega Reynders. Ik meen echter wel te weten dat het geheel van de opgesomde bouwkundige en elektrische renovatiewerken, liften en hefplatformen op meer dan 1 miljoen euro wordt geraamd.
Ten derde, ik werd nog niet in kennis gesteld van het door u gesignaleerde personeelsprobleem aan het onthaal in het gerechtsgebouw te Leuven. Ik zal dit weliswaar laten onderzoeken, maar durf toch veronderstellen dat met het huidige personeelskader reeds in de tijdelijke vervanging van de onthaalmedewerker kan worden voorzien tijdens de drukste bezoekuren.
05.03 Stijn Bex (sp.a-spirit): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreid antwoord.
05.04 Minister Laurette Onkelinx: Dat is iets voor minister Reynders. Een volgende keer zal ik niet meer antwoorden.
05.05 Stijn Bex (sp.a-spirit): Ik heb u de vraag gesteld, mevrouw de minister, terwijl ik voor de dingen die betrekking hadden op zijn bevoegdheden, de vraag al had gesteld aan minister Reynders. Ik wil u vooral ook bedanken omdat u contact zult opnemen om te zien of er werkelijk een personeelsprobleem is om de balie te kunnen bemannen. Ik zal zelf al laten weten dat u ervan uitgaat dat er op de rechtbank van Leuven voldoende personeel zou moeten zijn om de essentiële service aan het publiek – de mensen de weg wijzen in het gerechtsgebouw zodat ze op tijd in de juiste zaal aankomen – te verzorgen en dat die mogelijkheid waarschijnlijk in Leuven zelf voorhanden is.
Het incident is gesloten.
- M. Melchior Wathelet à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le prélèvement de la capacité hypothéquée dans les zones de police suite aux grèves des agents pénitentiaires" (n° 13250)
- M. Daniel Bacquelaine à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les répercussions importantes des grèves du personnel pénitentiaire sur la capacité opérationnelle des zones de police" (n° 13299)
- de heer Melchior Wathelet aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het opnemen van de gehypothekeerde capaciteit in de politiezones ten gevolge van de stakingen van de penitentiaire beambten" (nr. 13250)
- de heer Daniel Bacquelaine aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de aanzienlijke gevolgen van de stakingen van het penitentiair personeel voor de operationele capaciteit van de politiezones" (nr. 13299)
06.01 Melchior Wathelet (cdH): Madame la présidente, je vous demande tout d'abord de bien vouloir excuser mon retard.
Madame la ministre, j'ai questionné le ministre Dewael en commission de l'Intérieur, le mercredi 8 novembre, en ce qui concerne les problèmes rencontrés par les zones de police liégeoises à la suite des différentes grèves au sein des établissements pénitentiaires présents sur leur territoire.
Comme je l'expliquais lors de cette interpellation, en cas de grève dans un établissement pénitentiaire, si la DAR et les corps d'intervention interviennent en premier lieu en soutien avec la zone de police sur le territoire de laquelle se situe l'établissement pénitentiaire en grève, lorsque la grève dure plus de 72 heures, cette zone peut faire appel à la capacité hypothéquée des autres zones de police des alentours pour venir l'aider dans le cadre de la surveillance des détenus, dans le cadre du travail de protection au sein des établissements pénitentiaires.
Il en résulte que la zone de police où se situent, par exemple, les prisons de Lantin et de Paifves est directement affectée par cette mise à disposition de son effectif policier pour effectuer un travail d'agent pénitentiaire, ceci pendant une période plus ou moins longue selon la durée de la grève. Cette situation se répercute évidemment sur les zones de police voisines lorsque cette dernière est dans l'obligation de faire appel à cette fameuse capacité hypothéquée.
Madame la ministre, d'après le ministre de l'Intérieur, il existe un accord entre les organisations syndicales du personnel pénitentiaire et vous-même. Cet accord prévoit le respect d'un délai de 48 heures de préavis de grève. Si par le passé, ce principe fut respecté, ce ne serait actuellement plus le cas. Ce délai est pourtant impératif pour permettre aux services de police de s'organiser un minimum. Quelles mesures envisagez-vous de prendre afin de faire à nouveau respecter cet accord?
Comme l'a souligné le ministre de l'Intérieur, il est regrettable que les grèves d'agents pénitentiaires requièrent d'office l'intervention des services de police locale pour pallier le manque de personnel et assurer la surveillance des établissements pénitentiaires et ce, au détriment de leur propre fonction de police de base. L'une des solutions préconisées par le ministre de l'Intérieur - solution à laquelle j'adhère - serait d'imposer aux agents pénitentiaires d'assurer un service minimal afin de ne pas hypothéquer systématiquement les services de police locale. Quelle est votre position face à cette solution?
Dans le cadre du travail non presté pendant la grève des agents pénitentiaires, le SPF Justice réalise en quelque sorte des économies puisque le travail des agents pénitentiaires est réalisé par le personnel des zones de police directement impliquées, par les corps d'intervention ou par la DAR et par les agents des zones de police dans le cadre d'Hycap. Pensez-vous qu'un mécanisme de récupération des frais du SPF Intérieur sur le SPF Justice pourrait être envisagé?
Avant de terminer mon intervention, je voudrais vous dire, madame la ministre, que le ministre de l'Intérieur était assez favorable à cette idée, ce qui est compréhensible.
06.02 Daniel Bacquelaine (MR): Madame la présidente, madame la ministre, les dernières grèves menées par le personnel de la prison de Lantin, notamment, ont à nouveau mis en évidence les difficultés que rencontrent les zones de police locale en termes de capacité opérationnelle.
Bien entendu, le droit de grève est un droit fondamental. Personne ne le conteste. Toutefois, il est indispensable de prendre les mesures permettant d'organiser correctement le maintien de la sécurité dans les établissements pénitentiaires. Il arrive encore trop souvent que le personnel opérationnel des zones de police soit mobilisé dans l'extrême urgence en cas de grève sauvage, ce qui entraîne des conséquences considérables sur le fonctionnement des zones et les empêche d'assumer correctement la fonction de police de base.
Afin d'éviter des grèves sauvages et ces interventions au pied levé, un protocole a été négocié avec les organisations syndicales. Mais il faut bien constater qu'actuellement, ce protocole n'est pas appliqué et respecté par les organisations syndicales.
Les zones de police, et plus particulièrement celles sur le territoire desquelles se trouvent les établissements pénitentiaires, doivent engager des effectifs policiers à ce point importants que certaines d'entre elles ne sont plus en mesure d'assurer le service à la population alors qu'il s'agit bien d'une obligation légale.
Je voudrais mentionner le rapport du Comité pour la prévention de la torture (CPT), qui est adressé au gouvernement et relatif à la visite effectuée en Belgique au mois d'avril 2005. Ce rapport recommandait aux autorités belges de prendre des mesures visant à l'instauration d'un service garanti dans le secteur pénitentiaire. Je me réjouis d'ailleurs d'entendre le cdH se rallier à la notion de "service minimum". C'est pour moi une première; je viens de l'apprendre et je suis particulièrement heureux car cela me semble être une nécessité évidente.
Je cite le rapport du CPT: "Au vu des circonstances passées et notamment de l'échec répété des procédures de concertation et du non-respect des règles de préavis par le personnel pénitentiaire et sans ignorer les difficultés que ne manquera pas de soulever la mise en place d'une telle mesure, le CPT est d'avis que l'instauration d'un service garanti dans le secteur pénitentiaire apparaît être la seule solution de nature à éviter des conséquences aussi graves, voire plus graves encore que celles qui sont survenues lors de la grève de septembre 2003 à Andenne. Le CPT en appelle aux autorités belges afin qu'elles prennent des mesures en ce sens."
Madame la ministre, mes trois questions sont les suivantes:
1. Ma première question concerne ce que vous avez indiqué en octobre 2005 et qui précisait que toutes les organisations syndicales n'avaient pas marqué leur accord sur ce protocole. La situation a-t-elle évolué? Des adaptations ont-elles été apportées entre-temps à ce protocole et disposez-vous des moyens vous permettant de le faire respecter?
2. Ne pourrait-on pas exiger des agents pénitentiaires qu'ils assurent effectivement un service minimum au sein de leur établissement? À tout le moins, on pourrait envisager la présence d'un nombre minimal de chefs surveillants et de surveillants afin de venir en soutien aux forces de l'ordre en cas de situation de crise. Les policiers mobilisés pour assurer la sécurité dans les prisons en cas de grève ne sont pas toujours – me semble-t-il – en mesure de gérer des incidents qui peuvent se produire. Ils n'ont effectivement pas l'expérience des agents pénitentiaires.
3. Il est à noter que la loi sur la police intégrée prévoit que le ministre de l'Intérieur peut, après concertation avec le ministre de la Justice, ordonner aux fonctionnaires de police de la police fédérale et de la police locale, qui font usage ou qui désirent faire usage du droit de grève, de continuer ou de reprendre le travail pendant la période et pour les missions pour lesquelles leur engagement est nécessaire et qu'il désigne. Il s'agit en quelque sorte de la possibilité d'instaurer un service minimum dans la police.
Si les fonctionnaires de police font partie de la direction générale de la police judiciaire, l'ordre est donné conjointement par les ministres de l'Intérieur et de la Justice. Au niveau de la police locale, le bourgmestre et le collège de police disposent de la même compétence à l'égard des fonctionnaires de police. Ne pourrait-on pas imaginer une solution similaire pour les agents pénitentiaires?
06.03 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, chers collègues, je vous remercie tous deux pour vos questions très importantes.
La situation que vous évoquez n'est pas neuve. À l'heure actuelle, la tendance est à une diminution des situations de grève, notamment de grève générale comme nous en avons connu d'importantes voilà quelques années. Pour ce faire, j'ai beaucoup discuté avec les organisations syndicales et leur ai notamment proposé un protocole sur les phases de grève, conclu en octobre 2005 et d'application depuis lors au sein des établissements pénitentiaires.
D'une manière pragmatique, seule l'ACV-CSC a signé ce protocole de grève. Le syndicat libéral l'a illico refusé en expliquant que, comme une grève sauvage et spontanée n'était pas autorisée même en cas de situation exceptionnelle, le protocole était inacceptable. La CGSP-ACOD, pourtant très constructive durant les discussions et dont nous avions accepté pas mal d'amendements, n'a pas signé vu l'absence d'unanimité syndicale. Voilà la situation du protocole.
Cela dit, ces différences d'attitude vis-à-vis de la signature n'ont pas handicapé trop sévèrement l'application du protocole "phase de grève". En effet, depuis septembre 2005, il a été globalement respecté par l'ensemble des organisations syndicales, contrairement aux informations dont semble disposer mon collègue de l'Intérieur.
J'ai donc privilégié la concertation avec les organisations syndicales et la rédaction de ce protocole a permis de rétablir un dialogue social et, dans bien des cas, de trouver des solutions permettant d'éviter le déclenchement effectif de bon nombre de grèves annoncées. C'est cette dynamique nouvelle qui a également entraîné une diminution des grèves sauvages ou spontanées.
Par ailleurs, du personnel de surveillance continue à travailler dans des circonstances de grève. Par exemple, lors de la dernière grève à Lantin, de 55 à 80 agents pénitentiaires ont, selon les jours, travaillé par pauses. La difficulté pour les forces de l'ordre en cas de grève est l'imprévisibilité du chiffre exact d'agents en service au jour le jour, ce qui ne leur permet pas en pareille situation d'anticiper le nombre de policiers nécessaires.
Je suis évidemment consciente des difficultés liées à ces mouvements de grève, qu'ils soient sauvages ou qu'ils respectent le processus des phases. Je suis également sensible aux sacrifices que ces mouvements impliquent dans le chef des policiers ainsi réquisitionnés. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle j'avais beaucoup insisté pour la signature d'un protocole "phases de grève".
Il n'est pas à l'ordre du jour d'envisager une éventuelle compensation financière entre le SPF Justice et celui de l'Intérieur. Ce n'est pas le mode actuel de fonctionnement choisi par le gouvernement. Il existe un principe de solidarité qui régit les prestations des uns et des autres. En outre, le calcul de la dotation fédérale aux zones de police tient bien évidemment compte des servitudes liées à la présence d'une prison sur le territoire de la zone conformément à l'article 41 de la loi sur la police intégrée. Le prochain gouvernement doit inscrire à son agenda un exercice de révision du financement des zones de police. Ce point pourra, à mon sens, faire partie de la réflexion.
Quant à l'exigence d'un service minimum, il impose une modification législative. J'ai bien entendu que le MR et le cdH y sont d'ores et déjà favorables. C'est une information importante.
06.04 Melchior Wathelet (cdH): Nous l'avions déjà dit!
06.05 Laurette Onkelinx, ministre: Oui, mais jamais aussi clairement! J'en prends simplement note.
À mes yeux, une telle modification nécessite un débat démocratique, qui doit aussi avoir lieu en concertation avec les organisations syndicales. Je me permettrai d'organiser une réunion avec ces dernières pour leur faire part des questions et interpellations qui ont été développées en cette commission. Je vous informerai de notre position en la matière.
06.06 Melchior Wathelet (cdH): Madame la ministre, vous avez réellement soulevé le point qui pose problème et qui place l'ensemble des zones de police situées aux alentours des prisons en difficulté. Durant les moments de grève, ces zones de police sont vraiment dans l'expectative de connaître, chaque jour, le nombre de personnes à devoir être affectées à la surveillance des établissements pénitentiaires, le nombre d'entre elles à ne plus pouvoir être sur le terrain. Comment vont-elles adresser les demandes nécessaires aux communes avoisinantes? Lorsque la zone elle-même n'est pas capable, en termes de personnel, de suppléer les membres du personnel pénitentiaire, quelle zone va devoir aider la zone directement incriminée? C'est face à ce genre de difficultés que se retrouvent les zones de police au quotidien. C'est à ce niveau que des avancées s'avèrent nécessaires.
Le protocole en était une première. Il permettait au moins d'informer clairement. Selon moi, un service minimum à garantir serait également intéressant. Cela éviterait de placer les zones dans cette perpétuelle difficulté de savoir combien de personnes doivent venir en soutien.
Madame la ministre, vous avez souligné qu'on connaissait moins de grèves généralisées qu'auparavant. Tant mieux. Néanmoins, ce problème se pose depuis longtemps, raison de plus pour avancer. Le moment est peut-être propice. On voit qu'une organisation syndicale a déjà été constructive en acceptant le protocole. Avançons dans cette voie!
Pour terminer, je reviens sur l'élément de compensation entre le SPF Intérieur et le SPF Justice. Je comprends que le ministre de l'Intérieur y soit favorable mais il faut aussi bien comprendre que, chaque fois, il faut tenir compte de toutes les zones qui sont directement préjudiciées. Ce sont elles qui supportent l'aide à apporter dans les établissements pénitentiaires.
06.07 Daniel Bacquelaine (MR): Madame la ministre, je me réjouis que vous envisagiez un débat démocratique sur l'instauration du service minimum dans les prisons, en concertation avec les syndicats. Ma seule question reste de savoir quand vous comptez programmer ce débat afin que nous puissions mener la discussion jusqu'à son terme.
06.08 Laurette Onkelinx, ministre: Je peux vous répondre tout de suite. Nous avons une concertation syndicale très régulière. Je soumettrai ce point à la prochaine concertation.
06.09 Daniel Bacquelaine (MR): Le service minimum dans le service public me semble en général nécessaire pour respecter les principes d'égalité des citoyens par rapport au service qu'ils peuvent attendre. In casu, cela me paraît encore plus important car les répercussions sur le travail des forces de l'ordre dans les zones de police sont directes.
Dans le cas de répétition de grèves, on risque de rendre un service moins efficace en matière de sécurité du citoyen dans les communes. Les deux choses sont liées. Si les ministres de l'Intérieur et de la Justice, les bourgmestres et les collèges de police peuvent faire en sorte d'assurer un service minimum en matière de maintien de l'ordre dans les zones de police, j'estime qu'il serait normal que la réciprocité existe et qu'il y ait aussi une possibilité d'assurer le service minimum dans le secteur pénitentiaire de telle façon que les policiers puissent d'abord et avant tout assurer la sécurité dans les zones dont ils sont responsables.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
La séance est suspendue de 11.09 heures à 11.15 heures.
De vergadering wordt geschorst van 11.09 uur tot 11.15 uur.
- de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het uitblijven van belangrijke herstellingswerken aan de gevangenis van Brugge" (nr. 13340)
- de heer Patrick De Groote aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het uitstel van de herstellingswerken te Brugge" (nr. 13365)
- M. Tony Van Parys à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le retard pris dans la réalisation des importants travaux de rénovation à la prison de Bruges" (n° 13340)
- M. Patrick De Groote à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le report des travaux de réparation à Bruges" (n° 13365)
07.01 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, u hebt in deze commissie op een vraag van collega's De Groote en Goutry geantwoord dat belangrijke herstellingswerken aan de elektronische installatie van de gevangenis in Brugge eind 2006 van start zouden gaan.
Het gaat om belangrijke werken. Het gaat immers om de besturingsinstallatie voor de deuren, de omroepinstallatie, het alarm en de camera's.
Nu wordt aan de personeelsleden meegedeeld dat die werken pas eind 2008 van start zullen gaan en halfweg 2009 uitgevoerd zullen zijn. Ook andere werken worden uitgesteld omdat de leveranciers niet tijdig worden betaald en dus weigeren tijdig te leveren.
Wat die besturingsinstallatie betreft, ontstaat een gigantisch probleem voor de veiligheid van het personeel en van de gedetineerden. De vraag is dus, gelet op de kritische situatie die daardoor ontstaat, wanneer de werken aan de nieuwe besturingsinstallatie van start zullen gaan. Waarom werden ze niet aangevat zoals was afgesproken?
Kunt u bevestigen dat het onderhoudscontract voor de besturingsinstallatie reeds werd stopgezet in 2004? Dat is belangrijk omdat preventief onderhoud voorkomt dat de installatie zelf snel mankementen vertoont. Wanneer zullen de andere gebreken aan de elektrische installatie hersteld zijn? Ik denk bijvoorbeeld aan de verlichting van de wandeling. Men zegt mij dat daar belangrijke mankementen zijn die dringend moeten worden hersteld. Van de negentien spots zijn er blijkbaar acht stuk. Dat betekent dat de wandeling in de winterperiode in het duister moet gebeuren wat niet ideaal is voor de veiligheid.
Ten slotte, wat is de omvang van de achterstallige facturen voor levering en werken in de Belgische gevangenissen? Over welke kredieten zou de administratie moeten kunnen beschikken om tijdig de facturen en de achterstallen te kunnen aanzuiveren?
07.02 Patrick De Groote (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, momenteel onderbreekt het bewakend personeel van het penitentiair complex te Brugge elke vrijdagavond van 20 tot 22 uur het werk. Aanleiding hiertoe zijn de aanslepende technische problemen in de gevangenis en de woordbreuk van de overheid in deze zaak.
Ik hoef u er niet aan te herinneren dat in november 2005 de veiligheid van de instelling, het personeel en de gedetineerden in het gedrang kwam door het uitvallen van het veiligheidssysteem, de subcentra, de camerabewaking en elektronische deuropeningen. In december 2005 heeft de overheid beloofd onmiddellijk van start te gaan met de voorlopige herstelling van het bewakings- en veiligingssysteem. Eind 2006 trappelt men nog steeds ter plaatse. In april 2006 verklaarde u dat tegen het eind van dit jaar zou gestart worden met de werken in de gevangenis van Brugge die ongeveer een zestal maanden zouden duren en om en bij 1 miljoen euro zouden kosten. In oktober 2006 verklaarde u dat de FOD Justitie ondertussen zelf was gestart met een gedeeltelijke oplossing die de signalisatie, het celoproepsysteem, het leveren van nieuwe racks en het aanpassen van de elektrische sloten omvat. Deze operatie is gestart in 2006 en zou tot 2008 duren.
Tijdens mijn vraag van april 2006 hebben we het even gehad over het onderhoudscontract van ongeveer 420.000 euro per jaar. Uit goede bron heb ik vernomen dat dit contract in 2004 zou zijn opgezegd zodat men thans losse interventies voor herstellingen moet betalen.
Er zouden seinlampjes worden geplaatst. Probleem is dat ze niet geleverd worden. Er wordt niet verder gewerkt aan de transformatoren omdat men te maken heeft met wanbeheer bij de betaling. Niemand is nog bereid te leveren en te werken. Wat de verlichting van de wandelzone betreft, ontbreken er lampen en er zijn geen transformatoren. Men moet in het donker gaan wandelen. Qua veiligheid is dit niet optimaal tenzij men geleide wandelingen buiten de gevangenismuren wil organiseren. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Mevrouw de minister, ik kom tot mijn vragen.
Wat is de reden waarom de regering de belofte van april 2006 niet kan waarmaken? Waren er voor de belofte geen budgettaire middelen in de begroting vrijgemaakt? Hebt u overleg gepleegd met de collega die bevoegd is voor de Regie der Gebouwen? Zo ja, wanneer? Aanvaardt u de vertraging van de Regie? Wat kunt u zelf doen zonder de Regie der Gebouwen? Wanneer zullen de problemen van het penitentiair complex Brugge eindelijk een oplossing krijgen? Hebt u zicht op het totale kostenplaatje?
Mijn vragen zijn een beetje uitgebreid omdat ik oorspronkelijk een interpellatie had ingediend, mevrouw de minister. Ik heb geprobeerd ze in te korten.
07.03 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, ik zal antwoorden op de vragen, maar het is de laatste keer. De volgende keer zal ik antwoorden dat deze aangelegenheid behoort tot de bevoegdheid van minister Reynders.
Je travaille en suffisance et je ne dois pas m’occuper du travail des autres. De plus, je n’ai pas de secrétaire d’état.
Betreffende de timing van het dossier voor de globale vernieuwing van de zwakstroominstallaties in het penitentiair complex te Brugge, werd inderdaad de aanvang van de werken vóór einde 2006 aangekondigd door de gespecialiseerde diensten van de Regie der Gebouwen. De budgettaire middelen hiertoe waren voor vastlegging in 2006 gepland op het meerjarenplan Justitie, zoals het door de Ministerraad goedgekeurd werd op 20 juli 2006. Een vastlegging van 3,1 miljoen euro was op die manier gepland voor de totale vernieuwing van de zwakstroominstallaties, overeenkomstig de opgegeven raming van de Regie der Gebouwen.
Zowat elke maand wordt met de Regie der Gebouwen overlegd over de voortgang van de verschillende dossiers die op het meerjarenplan Justitie voorkomen. Recentelijk bleek dat de Regie der Gebouwen haar studie pas in de loop van het eerste trimester van 2007 zal voltooien. Ik heb dan zelf het initiatief genomen om door de centrale arbeidsdienst van de FOD Justitie aan de Regie der Gebouwen reeds een drietal offertes te laten bezorgen die op korte termijn toelaten de meest cruciale installaties te vernieuwen. Het betreft vooral de installaties waaraan geregeld defecten gesignaleerd worden en waarvoor zelfs geen wisselstukken meer op de markt blijken te zijn. Het gaat voornamelijk om de aansturing van de elektrische sloten vanuit de subcentra, de signalisatie van de alarmen en van de oproepen van bewakers. Deze dringende aanpassingswerken zullen worden uitgevoerd in de afdelingen Vrouwen en Mannen 1 en 2.
Deze laatste dossiers worden momenteel geadviseerd door de inspectie van Financiën, geaccrediteerd bij de Regie der Gebouwen. In geval van gunstig advies zullen zij nog in 2006 vastgelegd worden en vanaf begin 2007 uitgevoerd kunnen worden. In 2007 zullen vervolgens door de Regie der Gebouwen de overige werken van het globale vernieuwingsdossier aanbesteed worden, dat met het creditsaldo op het meerjarenplan Justitie vastgelegd kan worden.
Met deze planning moet het enerzijds mogelijk zijn om de installaties maximaal operationeel te houden tijdens de vernieuwingswerken en anderzijds tegen 2009, volgens de timing door de betrokken medewerkers van de Regie der Gebouwen meegedeeld, te beschikken over een volledig vernieuwde zwakstroominstallatie voor alle elektronische beveiligingen binnen de instelling.
Het onderhoudscontract, waarin onder andere het onderhoud van de besturingsinstallatie en van de elektrische sloten begrepen is, liep weliswaar ten einde op 1 januari 2004 maar werd sindsdien stilzwijgend jaar per jaar verlengd. Deze procedure is voorzien in het oorspronkelijke contract tussen de FOD Justitie en de betrokken firma.
De kleinere mankementen aan de elektrische installatie, zoals het vervangen van defecte seinlampjes en van buitenverlichting, worden zo kort mogelijk opgevolgd door de technische diensten van de FOD Justitie. Zo werden enkele seinlampjes ondertussen besteld en zal de plaatsing ervan onmiddellijk na levering ervan eerstdaags gebeuren.
De omvang van de achterstallige facturen inzake werken en leveringen in de Belgische gevangenissen kan momenteel niet ingeschat worden. Een gedetailleerd zicht op de achterstallige betalingen kan pas opgemaakt worden na afloop van het begrotingsjaar, met andere woorden in januari 2007. De kredieten die in de begroting voor 2006 toegekend werden volstaan in principe. We moeten echter ook het ankerprincipe respecteren.
07.04 Tony Van Parys (CD&V): Ik dank de minister voor het antwoord dat weliswaar ontnuchterend is, in die zin dat uit het antwoord van de minister blijkt dat de nieuwe besturingsinstallatie effectief pas tegen 2009 volledig operationeel zal zijn. Inmiddels zal men proberen de installatie draaiende te houden – als ik dat zo mag zeggen – met enkele oplapwerken. Dat is toch wel een bijzonder hallucinante vaststelling, wetend dat het hier effectief om de besturingsinstallatie voor de deuren gaat, de omroepinstallaties, het alarm en de camera’s. Hierdoor komt de veiligheid van de personeelsleden en de gedetineerden in het gedrang.
De minister heeft eigenlijk aangeduid wat het probleem was. Er waren vastleggingskredieten vastgelegd in 2006 maar deze kredieten zijn geschrapt door de regering. Ik heb dat naar aanleiding van het begrotingsdebat aangekondigd. Het schrappen van de kredieten voor 50% in 2005 en 2006 betekent dat cruciale werken moesten uitgesteld worden.
Dit is daar de toepassing van. Dit is daar het voorbeeld van. Een cruciale installatie die belangrijk is voor de veiligheid, zal pas tegen 2009 kunnen geleverd worden.
Ik geef een andere illustratie, namelijk de seinlampjes. Dat is ook heel belangrijk in het contact tussen de gedetineerden en de penitentiaire beambten. Mevrouw de minister, u zegt dat ze besteld zijn en zullen geplaatst worden na levering. Het probleem is echter dat ze niet worden geleverd omdat de leverancier niet wenst te leveren zolang hij niet wordt betaald en hij wordt niet betaald. Men weet op dit moment zelfs niet wat het bedrag van de achterstallige facturen is.
Ik zal op deze vraag in januari 2007 terugkomen. Hier bestaat immers echt een probleem van beheer van middelen met enorme consequenties voor de veiligheid van mensen.
07.05 Patrick De Groote (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, de heer Van Parys heeft volkomen gelijk wanneer hij stelt dat in Brugge een loopje wordt genomen met de veiligheid. Wij hebben in dit hele dossier heel weinig vooruitgang in de herstellingen kunnen vaststellen. Er is geen studie gekomen, laat staan dat er een aanbesteding is geweest door de Regie der Gebouwen. Er is geen vernieuwing in 2007. Men gaat de datum nu opschuiven naar 2009.
Ik kom aan het onderhoudscontract. Dit wordt stilzwijgend verlengd. Dit heeft echter niet mogen baten, als wij de situatie waarin de cipiers momenteel moeten werken in Brugge onder de loep gaan nemen. Het is erg. Er wordt beloofd, maar er wordt niet uitgevoerd.
2009 is reeds in het vooruitzicht. Het minste dat kan gevraagd worden is dat men voorziet in een elementaire veiligheid voor het personeel en de gevangenen om zo een optimale werksfeer te creëren. Dit kan zo niet langer. Ik vraag mij af hoe lang deze situatie nog zal aanslepen.
De heer Van Parys heeft de levering van de seinlampjes reeds aangehaald. Ze zijn besteld, maar ze worden niet geleverd omdat er wanbeheer is in de betalingen.
Bij aanvang van de vraag stelde u dat u niet meer wenst te antwoord op dergelijke vragen. U hebt uw werk goed gedaan in verband met de uitbreiding van het aantal cipiers. Dat mogen wij stellen. Dat was een positieve zaak.
Wanneer het echter over andere bevoegdheden gaat, verwijst u naar de heer Reynders. Het moet voor u waarschijnlijk frustrerend zijn. Ik weet niet hoe het eraan toegaat aan de regeringstafel, maar u geeft de opdracht aan de heer Reynders en die wordt dan niet uitgevoerd. Ik weet niet of u mekaar op de vingers kunt tikken, maar ik zou hem in uw plaats – in het West-Vlaams gezegd – “op zijn bloot gat geven als hij niet doet wat u vraagt”.
L'incident est clos.
- de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de toepassing van de wapenwet" (nr. 13292)
- mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de aangiftes en aanvragen van vergunningen in het kader van de nieuwe wapenwet" (nr. 13312)
- mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "gewelddelicten waarbij vuurwapens worden gebruikt" (nr. 13313)
- mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de aangifte en de aanvraag van vergunning betreffende een wapen in onverdeeldheid" (nr. 13314)
- mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de richtlijnen aan de politiediensten voor de uitgiftes van de in de wapenwet voorziene modellen en formulieren" (nr. 13315)
- mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de wijzen van neutralisatie van wapens in de zin van de wapenwet" (nr. 13316)
- M. Servais Verherstraeten à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'application de la loi sur les armes" (n° 13292)
- Mme Liesbeth Van der Auwera à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les déclarations de détention et les demandes de permis d'armes dans le cadre de la nouvelle loi sur les armes" (n° 13312)
- Mme Liesbeth Van der Auwera à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les délits avec violence au cours desquels il a été fait usage d'armes à feu" (n° 13313)
- Mme Liesbeth Van der Auwera à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la déclaration de détention et la demande de permis pour une arme détenue en indivision" (n° 13314)
- Mme Liesbeth Van der Auwera à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les directives communiquées aux services de police en ce qui concerne les modèles et formulaires prévus dans la loi sur les armes" (n° 13315)
- Mme Liesbeth Van der Auwera à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les méthodes de neutralisation des armes au sens de la loi sur les armes" (n° 13316)
08.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de minister, in het licht van de wapenwet, die de komende dagen wellicht zal moeten worden aangepast, is er met het oog op een regularisatie een administratief dossier nodig, waarbij onder meer een medisch attest moet worden gevoegd dat door een huisarts moet worden ondertekend. Er zijn huisartsen die daarover vragen hebben, zeker omdat nog heel wat uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de wet moeten worden uitgevaardigd.
Aan welke criteria moet men voldoen om het attest te kunnen laten invullen? Zijn er gegevens bekend van omstandigheden waarin het attest moet worden geweigerd? Ik denk dan aan mensen met een strafregister, mensen met alcoholproblemen, gewelddadige personen of mensen met drugproblemen, familiale, financiële of psychische problemen zoals vroeger doorgemaakte depressies. Kan een medisch attest in voorkomend geval worden geweigerd?
Werd hierover overleg gepleegd met de artsenorganisaties of met de minister van Volksgezondheid?
Wat zijn de juridische implicaties in verband met de verantwoordelijkheden van de arts voor het afleveren van een dergelijk attest?
Wat zult u ondernemen om rechtszekerheid te bieden aan artsen die om dergelijke attesten worden gevraagd?
08.02 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik heb ook een aantal zeer concrete vragen over de toepassing van de wapenwet, die recent werd goedgekeurd.
Beschikt de minister reeds over een overzicht en cijfers van aangiftes en aanvragen van vergunningen in het kader van de nieuwe wapenwet? Kan zij de gegevens vergelijken met de thans bekende data in het Centraal Wapenregister?
Beschikt de minister voorts over recente criminaliteitsstatistieken van geweldsdelicten, waarbij gebruik werd gemaakt van wapens in de zin van de nieuwe wapenwet? Kan de minister een overzicht geven van het aantal delicten waarbij vuurwapens werden gebruikt? Kan hierbij ook een overzicht, uitgedrukt in procent, worden gegeven van de verhouding legale en illegale wapens, waarbij tevens rekening wordt gehouden met incidenten naar aanleiding van politieoptredens?
Momenteel gebeuren massaal aangiftes en aanvragen voor vergunningen. Bepaalde wapens zijn familiestukken en erfstukken. Wat gebeurt er met de vergunning als het wapen in het geval van nalatenschap nog steeds in onverdeeldheid is? Wie moet dan de aangifte of de aanvraag tot vergunning indienen?
Ook wat de nieuwe wapenwet betreft, staan de politiediensten in voor de uitgifte van de in de wapenwet opgenomen modellen of formulieren. Mijn vragen zijn dan ook de volgende, mevrouw de minister.
Welke richtlijnen werden gegeven aan de politiediensten voor de uitgifte van de in de wapenwet opgenomen modellen of formulieren? Kunt u bevestigen dat in de praktijk, meer bepaald bij de politie van Pepingen, foutieve formulieren werden uitgereikt? Kunt u in dat verband bevestigen dat door de gouverneur foutief een formulier model 2 voor erkenning van een wapenhandelaar werd bezorgd, terwijl het een formulier model 6 moest zijn?
Kunt u, mevrouw de minister, bevestigen dat die formulieren op de koop toe foutief worden gebruikt? Een formulier model 6 is enkel van toepassing voor vroegere jacht- en sportwapens en niet voor vroegere verweer- en oorlogswapens. Welk initiatief hebt u genomen tot ondersteuning, zowel didactisch als juridisch, van de politiediensten en gouverneurs?
Als laatste heb ik een vraag aangaande de neutralisatie van wapens in de zin van de wapenwet. België heeft zich aangaande die neutralisatie internationaal tot een aantal afspraken verbonden. Kunt u, mevrouw de minister, een overzicht geven van de wijzen van neutralisatie van wapens in de zin van de wapenwet? Hebt u weet van alternatieve middelen die in overeenstemming zijn met de internationale afspraken waartoe België zich heeft verbonden?
08.03 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van der Auwera, vorige week gaf ik in de commissie de cijfergegevens vrij die in mijn bezit zijn. Er zijn plusminus 47.000 afgestane wapens en plusminus 30.000 wapens die men aan het regulariseren is. Die cijfers worden maandelijks bijgewerkt door de federale wapendienst van de FOD Justitie, in samenwerking met de provinciegouverneurs.
Er zouden 714.523 wapens bij de gegevensbank van het Centraal Wapenregister geregistreerd zijn. De federale politie beschikt niet over voldoende nauwkeurige statistieken om uw vragen te beantwoorden, zowel over gewelddelicten met wapens als over het verhoudingspercentage tussen legale en illegale wapens die betrokken waren bij schietincidenten met de politie. Die vragen zouden een individuele analyse van de dossiers en de processen-verbaal vergen.
Ik ben niet zeker uw vraag in verband met de onverdeeldheid goed te hebben begrepen. In theorie moet het vrijwillig afstaan gebeuren door de eigenaar van het goed, of door de eigenaars. Is er sprake van co-eigendom, dan kan een van beiden door de andere gemachtigd worden, zowel voor het afstand doen ervan als voor de regularisatie.
Bijzondere vragen hieromtrent kunnen worden gericht tot de federale Wapendienst.
De tweede dag van de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de wapenwet verscheen ook een verklarende circulaire en brochure ter attentie van de politiediensten en de provinciediensten. Er bestaat een specifieke rubriek over deze wet op de internetsite van de FOD Justitie.
De politiediensten en de provinciediensten staan quasi permanent in contact met de leden van de federale Wapendienst of met de medewerkers van mijn kabinet. Op initiatief van de FOD Justitie werden er coördinatievergaderingen georganiseerd met de verantwoordelijken of de technici van de provinciediensten, van het Centrale Wapenregister of van de Proefbank. Ik heb vorige maand trouwens alle gouverneurs persoonlijk ontvangen om de balans op te maken van de resultaten van de periode van de wapeninzameling.
De Adviesraad voor Wapens zal vóór het einde van het jaar geïnstalleerd zijn. Hij zal het in voorkomend geval door zijn expertise mogelijk maken een reeks technische vragen te verduidelijken.
De operaties die moeten worden uitgevoerd op de vuurwapens om ze ongeschikt te maken om mee te schieten, staan niet in de wapenwet van juni 2006 maar zijn gebaseerd op het KB van 20 september 1991 inzake de wapenrekken. Bijlage 2 van dat KB geeft aan welke technische operaties er moeten worden uitgevoerd. Die kunnen alleen gebeuren door de Proefbank van de Vuurwapens, een officieel organisme dat, eens de operaties uitgevoerd zijn, een keurstempel aanbrengt waarmee gecertificeerd wordt dat de neutralisatie conform is met de wet. Het zou te lang duren om ze allemaal in het kader van een antwoord op een parlementaire vraag, zelfs summier, op te sommen.
De technische ingrepen die gerealiseerd moeten worden, verschillen naargelang het type wapen dat moet worden geneutraliseerd. Het KB onderscheidt: eenschots-, repeteer- of halfautomatische wapens; automatische wapens; revolvers en pistolen.
De uit te voeren operaties hebben betrekking op alle hoofdbestanddelen van een vuurwapen, te weten de loop, de kulas, de slagpin, de romp en de kamer. Het voornaamste doel van een dergelijke reglementering is te vermijden dat de neutralisatie ongedaan zou kunnen gemaakt worden via technische procedés die tot ieders beschikking staan.
De richtlijn 91/477 van 18 juni 1991 met betrekking tot de verwerving en het bezitten van wapens, eist alleen dat de neutralisatie gecertificeerd wordt door het officieel organisme. Elke stap die het verlichten beoogt van de neutraliseringoperaties, houdt een risico in, namelijk dat men onder de drempel komt van het technisch omkeerbaar maken door een goed knutselaar, met alle risico's voor de openbare veiligheid.
Dit gezegd zijnde, werden er contacten gelegd met de Proefbank om te bekijken welke neutralisatiepistes even betrouwbaar kunnen zijn, maar minder mutilerend voor het wapen.
Ten slotte, op uw vraag over Pepingen kan ik u nu geen antwoord geven. Ik heb mijn diensten echter gevraagd om binnen de kortst mogelijke termijn de nodige nazichten te doen bij de gouverneur van Vlaams-Brabant.
De laatste vraag is van de heer Verherstraeten, over de problemen inzake de interpretatie van het medisch getuigschrift dat gevraagd wordt in het kader van het bezitten van een wapen. De wapenwet vereist alleen een getuigschrift van de behandelende geneesheer om te preciseren dat de gezondheidstoestand van de betrokkene hem toelaat om zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen, een wapen te hanteren. Er zijn geen andere uitvoeringsbepalingen nodig. Er zullen er dus geen komen. Het is de bedoeling dat de gewone, behandelende geneesheer zich baseert op zijn kennis over zijn patiënt. Hij kan inderdaad geen rekening houden met dingen die hij niet kent, maar hij moet rekening houden met hetgeen hij uit de praktijk weet. Zijn verantwoordelijkheid gaat niet verder dan het verstrekken van zijn oordeel over bekende feiten, bijvoorbeeld deze die in het medisch dossier staan dat hij van de patiënt bijhoudt.
08.04 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik heb toch wel bedenkingen bij het antwoord van de minister.
Op een van de vragen wordt onder andere gesteld dat bij een wapen in mede-eigendom of in onverdeeldheid ingevolge een nalatenschap een van de partijen dan maar volmacht moet geven aan de andere om de nodige formaliteiten te vervullen. U weet net zo goed als ik dat dit niet altijd even evident is onder erfgenamen, zeker niet bij betwisting, om dit per volmacht te doen, hetzij voor de inlevering, hetzij voor de regularisatie van een wapen. Dit kan des te belangrijker zijn als het een heel waardevol wapen is.
Uit het antwoord leid ik af dat de praktijk toch wel wat problemen met zich meebrengt. Ik denk aan de verklarende brochure die u aan de politiediensten en de provinciediensten hebt bezorgd. De vraag over mede-eigendom of onverdeeldheid van een wapen werd mij door een politiedienst gesteld. Ik krijg van u eigenlijk geen concreet antwoord en heb dan ook vragen bij de adviezen die door de mensen van uw dienst samen met de federale Wapendienst moeten worden gegeven aan de mensen op het terrein.
U verwijst ook voor het ongeschikt maken of het neutraliseren van een wapen naar het KB van 1991, meer bepaald naar bijlage nummer 2. Inderdaad zijn verschillende technische ingrepen mogelijk, maar vaak wordt gekozen voor de meest nefaste ingreep. Zelfs voor zeldzame wapens die met goud zijn beslagen wordt soms zeer drastisch beslist de kamer waar de kogels in kunnen, open te zagen. Daardoor wordt het wapen totaal waardeloos gemaakt. U stelt dat dit gebeurt om te voorkomen dat een goede knutselaar een gevaar voor de openbare orde zou worden. Ik begrijp niet goed dat u dit kunt zeggen, omdat u mij niet kunt antwoorden op de vraag naar criminaliteitscijfers inzake geweldsdelicten met gebruik van wapens. Ik denk dat het antwoord niet in functie staat van de nefaste keuze die vaak wordt gemaakt. Ik blijf aandringen dat de Proefbank dringend alternatieven zou uitdokteren in functie van de aard van het wapen.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de beslissingen inzake voorlopige invrijheidstellingen sedert de totstandkoming van het regeringscompromis in september met betrekking tot zware delinquenten" (nr. 13306)
09 Question de M. Servais Verherstraeten à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les décisions en matière de mise en liberté provisoire prises depuis le compromis intervenu en septembre au sein du gouvernement concernant les délinquants graves" (n° 13306)
09.01 Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega Van Parys en ikzelf hebben naar aanleiding van de bespreking van uw beleidsnota en in het licht van de afspraken die de regering deze zomer heeft gemaakt, vragen met betrekking tot de problematiek van de voorwaardelijke invrijheidsstelling gesteld.
Ik heb een aantal zeer directe en concrete vragen. Hoeveel dossiers van voorlopige invrijheidsstelling van veroordeelden zonder recht op verblijf in het land, voor wie het totaal aan in uitvoering zijnde gevangenisstraffen meer dan drie jaar bedraagt, werden sindsdien door u en uw administratie behandeld?
In hoeveel van die beslissingen werd om het advies van het slachtoffer gevraagd?
In hoeveel gevallen was dat advies positief en in hoeveel gevallen negatief?
Hebben negatieve adviezen toch aanleiding gegeven tot een positieve beslissing, een voorlopige invrijheidsstelling, van u?
In hoeveel dossiers werd een positief advies gegeven van de parketinstanties en in hoeveel een negatief advies?
In hoeveel dossiers was er een verschillend advies van de parketten en de parketten-generaal?
In hoeveel dossiers hebt u een negatieve beslissing genomen en in hoeveel dossiers een positieve beslissing tot voorlopige invrijheidsstelling?
09.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Verherstraeten, de voorlopige invrijheidsstellingen met het oog op de verwijdering van het grondgebied van iedere persoon die geen verblijfsrecht in België heeft, werden behandeld en geanalyseerd volgens de vereisten van de circulaire van 17 januari 2005 en volgens de wijzigingen voor dossiers van zware gevallen, die volgden op de affaire-Hoxha.
Bij de behandeling van de dossiers is er dus meer aandacht voor de slachtoffers; de dossiers kunnen ook rekenen op een bijzondere belangstelling indien de parketten van eerste aanleg en van beroep uiteenlopende meningen hebben.
Tussen 1 september en 1 december werden 227 dossiers van veroordeelden tot meer dan drie jaar inzake de voorlopige invrijheidsstelling behandeld met het oog op de verwijdering van het grondgebied. Honderd tweeënzeventig van hen werden het voorwerp van weigering.
Deze weigeringen worden geval per geval gemotiveerd wegens een groot risico voor de fysieke integriteit van derden, het ontbreken van het reclasseringsplan of het ontbreken van slachtofferfiches.
Vijfenvijftig dossiers maakten het voorwerp uit van een beslissing tot invrijheidstelling en vier ervan moesten het voorwerp zijn van een slachtofferfiche volgens de nieuwe regels die krachtens de rondzendbrief van toepassing zijn op de voorwaardelijke invrijheidstelling. Dat werd gerealiseerd. De eenenvijftig andere dossiers houden geen verband met feiten waarvoor een slachtofferfiche vereist is. Van de vijfenvijftig dossiers was er geen enkel dossier met uiteenlopend advies tussen het parket van eerste aanleg en het parket van beroep.
09.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord.
Mevrouw de minister, uit uw antwoord blijkt dat op drie maanden tijd toch nog vijfenvijftig voorlopige invrijheidstellingen hebben plaatsgevonden met betrekking tot zware criminelen die een veroordeling van meer dan drie jaar hebben opgelopen. Dat is niet niets. Meer nog, dat er over de eenenvijftig andere dossiers geen slachtofferfiche is gevraagd, betekent niet dat er bij deze misdrijven geen slachtoffers waren. Er waren wel slachtoffers. De regelgeving die een onderscheid maakt van misdrijf tot misdrijf zorgt ervoor dat in vele van deze eenenvijftig gevallen slachtoffers van relevante misdrijven - anders krijgt men geen veroordeling van meer dan drie jaar -, niet werden gehoord.
CD&V neemt hiervan akte. Dit is duidelijk in tegenstrijd met vele boude verklaringen dat er geen vrijlatingen meer zouden mogen plaatsvinden, verklaringen die in illo tempore door sommige politici ter zake werden afgelegd. Dit geldt des te meer omdat de inwerkingtreding van de wet op de strafuitvoeringsrechtbanken voor een deel is uitgesteld tot 1 februari voor de veroordelingen van meer dan drie jaar en tot eind 2007 voor de minderjarigen. Ondertussen zal men gedetineerden blijven vrijlaten in het tempo zoals dat vandaag werd meegedeeld.
09.04 Laurette Onkelinx, ministre: Il n'a jamais été prévu qu'il ne puisse plus y avoir de libération provisoire pour expulsion, y compris pour les personnes condamnées à plus de trois ans. Il faudrait alors le prévoir dans la loi. Par ailleurs, si vous interrogez mes prédécesseurs qui connaissent bien la situation, vous constaterez qu'il ne s'agit pas d'une situation exceptionnelle.
09.05 Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de voorzitter, het Parlement heeft het laatste woord.
Mevrouw de minister, over uw uitspraak inzake de ‘prédécesseurs’ zal de heer Van Parys oordelen of hij deze uitspraak als een persoonlijk feit beschouwt. Wat mij betreft, mag hij mij nu onderbreken.
Mevrouw de minister, wat uw eerste antwoord betreft, het is niet aan de vraagsteller of aan ons om de bemerking ter zake te maken. Het zijn de collega’s van uw coalitiepartner VLD, meer in het bijzonder en heel specifiek haar voorzitter, die heel uitdrukkelijk hebben gesteld dat u vóór de inwerkingtreding van de strafuitvoeringsrechtbanken geen vrijlatingen meer mocht doen.
Wij zijn nog een paar maanden verwijderd van de inwerkingtreding van de wet op de strafuitvoeringsrechtbanken. Wij stellen vast dat op dat heel korte tijdsbestek alleen al 55 gevangenen met een gevangenisstraf van meer dan drie jaar werden vrijgelaten. Aan dat tempo zullen wij aan meer dan 75 vrijlatingen komen vóór 1 februari 2006. Dan zwijgen wij nog over de gevangenen met een straf van minder dan drie jaar, waarvoor de wetgever ter zake, behoudens bijkomend uitstel, tot eind 2007 voortgang vindt.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de opvolging van de audit over het parket te Brussel" (nr. 13332)
10 Question de M. Tony Van Parys à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les suites réservées à l'audit du parquet de Bruxelles" (n° 13332)
10.01 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de vicepremier, u zult zich herinneren dat de Hoge Raad voor de Justitie begin mei een audit heeft afgeleverd omtrent de werking van het parket van Brussel. De conclusie van de audit was dat de situatie op het parket van Brussel uiterst zorgwekkend was. Ik citeer hiermee de Hoge Raad voor de Justitie. Wij hebben u daarover ondervraagd en op 2 mei hebt u in deze commissie meegedeeld dat u eerst een reactie wou van de betrokken korpsoverste, wat uiteraard een logische reactie was.
Ondertussen is het december. Wat is op dit ogenblik de stand van zaken? Wat was de reactie van de korpsoverste? Wat is er gebeurd met de aanbevelingen van de Hoge Raad? Men zei uitdrukkelijk dat er behoefte was aan een noodplan en een managementplan. Wat is de stand van zaken betreffende het gevraagde ondersteuningsplan van het parket-generaal? Welk gevolg werd er gegeven aan het protocolakkoord dat met het parket van Brussel is gesloten op 14 maart 2004 en waarvan de Hoge Raad zegt dat verschillende verplichtingen die erin zijn opgenomen niet werden nageleefd? In verband met 800 zogenaamd gearchiveerde dossiers – de dossiers die in de lade zijn blijven liggen – wil ik u vragen om mij de lijst te bezorgen van deze dossiers, per categorie. Ik wil u eraan herinneren dat u mij dat hebt toegezegd op 7 juni 2006. Ik kan mij voorstellen dat die lijst ondertussen beschikbaar is. Ten slotte, wat is de huidige situatie inzake de gerechtelijke achterstand in Brussel?
10.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame
la présidente, je voudrais préciser que plusieurs aspects de la question de
M. Van Parys ont déjà fait l'objet de réponses de ma part lors de
questions adressées par certains de ses collègues. D'une part, pour ce qui
concerne la situation du traitement des affaires judiciaires par les juridictions
bruxelloises, je voudrais me référer aux éléments que j'ai communiqués lors des
questions posées par MM. Michel, Wathelet et Verherstraeten.
D'autre part, à la suite de la publication de l'audit réalisé par le Conseil supérieur de la justice, des échanges ont eu lieu entre les autorités judiciaires et mes collaborateurs pour me permettre de vérifier la prise de mesures adéquates.
Tout d'abord, la mission de soutien du parquet général s'est poursuivie. Les ressources humaines attribuées au parquet ont été maintenues. Il y a actuellement 61 juristes de parquet. Le gestionnaire des ressources humaines qui a quitté dans le courant de cette année est remplacé. Ces mesures ont été maintenues afin de permettre aux autorités judiciaires de poursuivre l'effort accompli au cours de ces dernières années.
En ce qui concerne l'appui mis en place par le parquet général, le plan a été établi dès 2001. Il est toujours d'application moyennant quelques adaptations. Il repose sur la constitution au sein du parquet général et sous l'autorité du procureur général, d'un groupe d'actions dont les membres assurent, en parfaite collaboration avec le procureur, un appui concret qui fait l'objet d'une évaluation permanente.
Les traits principaux du plan sont les suivants:
1. Des magistrats de référence. Chaque magistrat est responsable d'un secteur d'activités déterminé. Le premier avocat général assure la coordination générale du groupe.
2. Mission des magistrats. Elle est triple: appui, évaluation et contrôle.
- L'appui recouvre les notions d'information, de documentation et de conseil tant pour les questions de principe que pour le suivi des dossiers individuels.
- L'évaluation tend à établir un diagnostic et une attention toute particulière est réservée aux problèmes rencontrés par les services administratifs et les magistrats. Une discussion s'ensuit. Elle permet de réorienter les méthodes de travail si cela s'avère nécessaire.
- Le contrôle vise à déterminer la conformité de l'action aux directives de politique criminelle et aux exigences d'une politique cohérente de recherche et de poursuite. Chaque magistrat de référence établit un rapport de ses activités et des réunions régulières, au cours desquelles un échange de vues sur l'état d'avancement des missions a lieu.
En ce qui concerne les dossiers qui ont fait l'objet d'un archivage, les autorités bruxelloises m'ont confirmé qu'elles n'étaient pas en mesure de me communiquer un inventaire des dossiers sur la base des catégories ordinaires d'infractions. Pour répondre à cette demande, les services du parquet devraient reprendre, dossier par dossier, ce qui impliquerait une charge de travail extrêmement lourde. Par ailleurs, je tiens à réaffirmer la position que j'avais défendue le 7 juin dernier. Les autorités judiciaires me confirment que les dossiers archivés n'ont pas été réinscrits dans le circuit de traitement.
Le personnel chargé du service des audiences au palais et du transfert des détenus est constitué de 75 membres du corps de sécurité, placés sous l'autorité d'un responsable de la police locale de la zone de Bruxelles-Ixelles. Un magistrat du parquet général est responsable de cet aspect.
Il est en contact permanent avec les zones de police pour régler tous les problèmes inhérents à cette mission.
Het protocolakkoord van maart 2004 werd gesloten voor een bepaalde duur. Er werd besloten het niet te verlengen. Intussen werd er immers onderhandeld over andere protocollen. Bovendien was de regeringsperiode te ver gevorderd om aan beide zijden nog nieuwe verbintenissen aan te gaan en om ook nog de tijd te hebben die na te komen.
In de lente van dit jaar hebben de gerechtelijke autoriteiten van het Brusselse openbaar ministerie en ikzelf een laatste evaluatievergadering inzake het protocol gehad. In verband met het werk van de pool van juristen was de beoordeling van de procureur des Konings zeer positief.
Verschillende indicatoren, zoals de verhouding tussen de nieuwe onderzoeken en het aantal uiteindelijke, rechtstreekse dagvaardingen voor de correctionele rechtbank waren in de loop van 2005 gunstig geëvolueerd.
In het bijzonder is de zware achterstand betreffende de financiële en criminele afdelingen, volgens de informatie die de procureur des Konings meedeelde, sterk gedaald dankzij de inbreng van juristen.
Inzake de opleiding van de juristen konden er taalcursussen voor beperkte groepen georganiseerd worden. Er werden eveneens taalkundige uitwisselingen georganiseerd met de leden van het parket-generaal.
Het experiment van het ter beschikking stellen aan de procureur van een adviseur human resources bleek positief en toonde veel interessante mogelijkheden aan. Nadat hij een globale analyse van de situatie uitvoerde, heeft de humanresourcesadviseur geleidelijk een reeks zeer concrete punten aangebracht en voorstellen gedaan. Die werden verzameld in een uitgebreid rapport. Die eerste adviseur heeft het parket echter enkele weken geleden verlaten. Hij werd net vervangen. Men moet de persoon die hem opvolgde, dus even de tijd laten om zich in te werken.
Al het informaticamateriaal dat beloofd was in het kader van het protocol van maart 2004, werd vanaf mei 2004 reeds geleverd. Het materiaal dat op dat moment werd vervangen, zal het voorwerp van een modernisering uitmaken wanneer de diensten verhuizen naar het Portalisgebouw, zoals dat bij elke verhuis het geval is.
10.03 Tony Van Parys (CD&V): Mevrouw de vicepremier, uw antwoord is voor de werking van het parket van Brussel bijzonder ontgoochelend. Er is namelijk nergens sprake van het door de Hoge Raad voor de Justitie gevraagde noodplan of managementsplan. Dat was nochtans een van de belangrijke aanbevelingen van de Hoge Raad voor de Justitie. Bij de procureur des Konings is daar klaarblijkelijk helemaal geen werk van gemaakt.
Nog meer ontgoochelend is het feit dat er klaarblijkelijk geen enkel resultaat is op het terrein van de humanresourcesadviseur, die is aangesteld sinds 3 januari 2005. U zegt nu dat hij er niet meer is en vervangen moet worden. Dat betekent dat dat werk opnieuw begonnen moet worden. Op die manier gaat de continuïteit van die investering natuurlijk verloren.
Ik had gehoopt dat u vandaag zou kunnen zeggen hoeveel u geïnvesteerd hebt, 61 parketjuristen en wat weet ik nog allemaal en wat het resultaat is. Het resultaat is op dit ogenblik nul, nihil. Voor mij is dat bijzonder ontnuchterend.
Ten slotte, u had mij heel uitdrukkelijk toegezegd, in onze commissie, tijdens de vergadering van 7 juni 2006, dat u mij een lijst zou bezorgen per categorie van de achthonderd gearchiveerde dossiers. Ik stel vast dat u dat niet doet. Ik betreur het dat dat engagement niet nageleefd wordt. Ik constateer bovendien dat die achthonderd dossiers nog altijd niet behandeld zijn voor de onderzoeksgerechten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Claude Marinower aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "een geval van agressie tegen joodse jongeren" (nr. 13338)
11 Question de M. Claude Marinower à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "une agression dont ont été victimes de jeunes Juifs" (n° 13338)
11.01 Claude Marinower (VLD): Mevrouw de minister, op het ogenblik dat ik de vraag indiende, vrijdagvoormiddag, waren de feiten nog maar net gebeurd. U zult vaststellen dat noch de Joodse gemeenschap, noch ikzelf iets over dit incident hebben gecommuniceerd voor gisteren het nieuws bekend raakte dat mensen wel degelijk werden opgepakt en bij het parket waren voorgeleid.
Ik wil nog even de feiten op een rij zetten. Een groep van 65 Antwerpse joodsorthodoxe jongeren gaat naar Nederland. Op doorreis hebben zij een jeugdherberg afgehuurd in het Limburgse Beringen voor de nacht van donderdag op vrijdag. Binnen het half uur na hun aankomst wordt de jeugdherberg waar zij zich bevinden met stenen bekogeld. Dat waren geen kiezelstenen. Ik verwijs ter zake naar foto’s die vandaag in de pers verschenen om de omvang van sommige stukken beton of kasseien te zien die daar door het raam werden gegooid. De vraag rijst wat er zou zijn gebeurd als dat een half uur of een uur later zou zijn gebeurd en de bedden met het hoofdkussen aan de kant van het raam hadden gestaan en niet omgekeerd. Als men de omvang van de stenen ziet, kan men zich goed voorstellen dat mensen in het ziekenhuis zouden zijn beland of erger.
Mevrouw de minister, Ik heb dezelfde vraag over het politioneel optreden aan de minister van Binnenlandse Zaken gesteld. U moet daarnaar dus niet verwijzen in uw antwoord. Dat zal volgende week in de commissie worden behandeld. Ik heb gisteren nog eens navraag gedaan, nadat ik de burgemeester van Beringen hoorde verkondigen dat de groep op verzoek van de begeleiders uit Beringen is vertrokken. Niets is echter minder waar. Wie gaat midden in de nacht voor 65 jongeren die met stenen werden bekogeld een bus laten komen om terug te keren naar Antwerpen? Zelfs al zou dat het geval geweest zijn, is dat de oplossing tegenwoordig? Is het de oplossing dat, als men wordt geconfronteerd met de puurste vorm van racisme en antisemitisme, men op de vlucht moet slaan omdat de politie en de plaatselijke autoriteiten ter plaatse beslist hebben dat zij de veiligheid van Belgische burgers in België in Limburg niet meer kunnen garanderen? Dit maakt het voorwerp uit van een afzonderlijke vraag aan de minister van Binnenlandse Zaken. Dat wens ik nog eens te benadrukken.
Er blijkt vrij snel een oplossing te zijn gevonden. De daders werden voorgeleid en kregen een straf opgelegd: een gemeenschapsdienst van 30 uren, het betalen van de schadevergoeding – dat is het minste – en zij moeten hun verontschuldigingen aanbieden. Het is niet aan mij om mij uit te laten of dat een adequate straf is of niet. Die automie behoort toe aan de rechter. Ik had misschien meer gezien in een straf waarin de jongeren zouden worden geconfronteerd met waartoe dit soort van daden kan leiden.
Ik denk bijvoorbeeld aan een bezoek aan het museum van Deportatie en Verzet. Destijds is ook heel veel begonnen met het bekogelen van joodse handelszaken met stenen. Heel veel is toen ook op dezelfde manier begonnen.
Het erge aan heel het verhaal – voor zover mij bekend – is dat in Beringen, waar nooit enige joodse aanwezigheid is geweest, een aantal jongeren van Turkse afkomst, niet van 6, 7, 8, 9 of 10 jaar, maar van 15 of 16 jaar, zegt zich geprovoceerd te voelen door de klederdracht en het uiterlijk van de joodse jongeren. Daarmee is in feite alles gezegd. Het is le délit de sale gueule. Op het ogenblik waarop iemand verschijnt, vreedzaam uit een bus stapt, is de eenvoudig aanwezigheid van anders uitziende jongeren voldoende, niet om te beginnen roepen of fluiten, maar om onmiddellijk over te gaan tot antisemitische leuzen. Dat houdt in dat die jongeren niet moeten zeggen dat ze niet wisten over wie ze bezig waren. Ze brachten de nazigroet. Die nazigroet brengen ze niet naar om het even wie. Ze weten perfect naar wie ze die brengen. Het excuus dat ze niet wisten dat dit Joden waren is volgens mij dus absolute nonsens. Diegene die dat gelooft, is echt verkeerd bezig.
Ik kom dan bij mijn vraag, losstaand van het goede, snelle en adequate optreden van het parket. Nogmaals, ik spreek mij niet uit over de bestraffing. Zoals men dikwijls zegt, mevrouw de minister, une hirondelle ne fait pas le printemps. Wij weten ook dat er nog altijd een onderzoek hangende is in het Hasseltse naar een bijzonder zwaar incident tijdens een zaalvoetbalwedstrijd tweeënhalf jaar geleden. De politie in Hasselt nam toen gedurende anderhalf uur ook genoegen met de kreten die daar werden uitgekraamd. Voor zover mij bekend is dat onderzoek niet afgesloten.
Mevrouw de minister, ik weet dat de vraag die ik u stel voor een deel achterhaald is door de evenementen. Wat is uw analyse of oordeel met betrekking tot wat er gebeurd is? Ten tweede, u hebt mij vorige week in uw antwoord over de beleidsnota zelf – u noch ik konden toen vermoeden dat wij 48 uur later geconfronteerd zouden worden met dit soort daden – gewezen op de afspraken die gemaakt worden met de referentiemagistraten. Mijn vraag is of ook in dit dossier de referentiemagistraat intervenieerde, of gebeurde het buiten de referentiemagistraat om, rechtstreeks bij de jeugdrechtbank?
Ik weet dat u mij niet onmiddellijk zult kunnen antwoorden, maar wat dat andere luik betreft, mevrouw de minister, kunt u mij misschien op korte termijn schriftelijk een antwoord bezorgen met betrekking tot dat incident van tweeënhalf jaar geleden waarover het onderzoek tot op heden nog niets opgeleverd heeft. Ik herinner er toch nog even aan dat hier televisiebeelden van zijn. Er is dus geen discussie over, iedereen weet wie wat gedaan heeft.
11.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, monsieur Marinower, je voudrais tout d'abord vous dire que, tout comme vous, j'ai été écœurée lorsque j'ai appris l'agression d'un groupe de jeunes adolescents juifs hassidiques qui séjournaient à l'auberge de jeunesse "De Kompel" à Beringen. Ce groupe a été victime, le 30 novembre dernier, d'agressions verbales et physiques à connotation raciste commises par des jeunes du quartier.
Comme vous l'avez dit, ce fait a donné lieu à une réaction immédiate. Une enquête a bien entendu été ouverte. Dix personnes, dont six mineurs d'âge, ont été interpellées. Le parquet de Hasselt a immédiatement réagi en utilisant une série de mesures alternatives: le paiement de dommages et intérêts, la présentation d'excuses, la prestation de services d'intérêt général à raison de trente heures dans un service communal.
Toutefois, votre question est plus large. Elle porte notamment sur l'intervention des forces de police; je laisserai mon collègue Dewael en parler.
Pour ce qui concerne mon département, vous savez que cette problématique retient toute mon attention. À l'époque, j'avais d'ailleurs fait modifier la loi Moureaux contre le racisme et la xénophobie en incriminant la simple insulte raciste et en faisant adopter par le Parlement ce que l'on appelle en droit allemand le motif abject. Je travaille aussi au niveau européen. Ce matin, j'ai d'ailleurs rencontré ma collègue allemande qui assurera la présidence de l'Union européenne afin d'avoir enfin une directive-cadre sur la lutte contre le racisme et la xénophobie au niveau européen. Nous travaillons depuis des années sur cette problématique mais il y a manifestement de vrais blocages. Cependant, je répète que je suis vigilante en la matière.
Au niveau du parquet, comme je vous l'ai déjà dit, nous avons fait de la lutte contre le racisme et la xénophobie une priorité de politique criminelle. Nous avons désigné des magistrats de référence qui font maintenant aussi de l'enregistrement systématique. À chaque fois, nous les réunissons avec le Centre pour l'égalité des chances et avec les communautés qui le demandent, notamment la communauté juive, pour examiner si un suivi de toutes les plaintes déposées est assuré. Nous essayons de suivre ces dossiers de très près. En l'occurrence, un véritable suivi a été assuré.
Lors de la dernière séance avec les magistrats de référence – à laquelle j'ai participé voici une dizaine de jours – des formations supplémentaires, notamment des forces l'ordre, ont été demandées.
Le Centre pour l'égalité des chances s'est d'ailleurs porté candidat à offrir des formations aux magistrats – pour lesquels cela marche – comme aux forces de l'ordre pour qu'ils saisissent mieux les conséquences de l'application des lois que le législateur a votées. Nous sommes demandeurs d'une plus grande implication et d'une meilleure formation des forces de l'ordre et nous pouvons y contribuer, au niveau judiciaire comme au Centre pour l'égalité des chances.
11.03 Claude Marinower (VLD): Mevrouw de minister, zoals ik zelf al zei, kon ik vrijdag nooit vermoeden dat tegen dinsdag - dus vandaag, de dag dat ik u de vraag stel - al een oplossing zou kunnen worden gevonden en dat de daders zouden kunnen worden opgepakt. Men wist perfect om wie het ging. Dat maakt volgende week het voorwerp uit van een discussie met minister Dewael.
Toch heb ik nog twee opmerkingen.
Wij leven in een tijd waarin, op 72 uur tijd, ons land bij de eedaflegging van de gemeenteraad met twee mogelijke of waarschijnlijke incidenten wordt geconfronteerd, namelijk nieuwe gemeenteraadsleden die de eed afleggen terwijl zij de Hitlergroet brengen, met name in Jette en in Charleroi, en bovendien een tijd waarin jonge Turken nooit enig contact hadden met Joden.
Mevrouw de minister, des te pijnlijker is het dat een van de verantwoordelijken van de joodse gemeenschap in Antwerpen mij zei dat hij zo geschokt was dat het incident uitgerekend in Beringen, Limburg, was gebeurd. Ook uw familie is niet helemaal vreemd aan Limburg. Hij herinnerde zich immers dat uitgerekend in Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog de grootouders van de joodse kinderen die werden aangevallen, hulp kregen aangeboden, vriendschap vonden en konden onderduiken. Nochtans had men in Limbug nooit Joden gezien. Toch pikte men van de ene op de andere dag de Joden op en liet men ze er onderduiken. Des te pijnlijker wordt dergelijk evenement dan.
Ik wil nog een laatste opmerking maken, waarop ik niet voortdurend wil terugkomen.
Waar gaat het uiteindelijk over? Het gaat erover dat ons land te allen tijde aan elke burger, van welke afkomst, van welk ras en van welke overtuiging ook, moet garanderen dat hij of zij te allen tijde, welke ook zijn of haar leeftijd is, waar ook mag komen, zonder dat hij of zij zich bedreigd hoeft te voelen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw Genot had gevraagd nog één vraag, vraag nr. 13322, te mogen stellen. De heer Van Parys heeft aanvaard de vergadering even voor te zitten want ik had om 12 uur al op een afspraak moeten zijn.
Président:
Tony Van Parys.
12 Question de Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'indemnisation de la famille d'une victime d'acte de bravoure" (n° 13322)
12 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de schadeloosstelling van de familie van een slachtoffer van een daad van moed" (nr. 13322)
12.01 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur Van Parys, je vous remercie d'avoir accepté de présider le temps de cette question.
Mme la ministre se rappelle certainement de l'acte de bravoure du jeune Brésilien qui a plongé dans le canal pour sauver une personne qui tentait de se suicider. Malheureusement, ce jeune Brésilien est lui-même décédé des suites de son acte de bravoure. J'avais eu l'occasion de vous interroger à ce sujet le 30 mai dernier. Votre réponse de l'époque était particulièrement favorable et nous avait fait beaucoup espérer car vous disiez que toute personne ayant accompli un acte de bravoure devrait pouvoir recevoir une aide.
La famille de ce jeune Brésilien est venue pour l'enterrement, ce qui a occasionné des frais de trajet et de crémation. Or, il semble qu'il ne soit pas possible de la dédommager, même de ces frais-là. Je souhaiterais dès lors savoir ce que la ministre peut faire en l'occurrence?
12.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, effectivement, comme Mme Genot le signale dans sa question, l'aide financière accordée à ceux qui portent volontairement secours à des victimes en dehors de l'exercice d'une activité professionnelle peut être octroyée aux ayants droit du sauveteur si celui-ci est décédé des suites de son acte.
L'article 42 de la loi du 1er août 1985 définit de manière générale les catégories de personnes qui sont considérées comme des ayants droit. Cet article précise qu'en ce qui concerne les parents, ils ne peuvent être considérés comme ayants droit que s'ils apportent la preuve qu'ils bénéficiaient directement des rémunérations de la victime. Les personnes qui habitaient avec la victime sont présumées remplir cette condition.
Dans le cas très malheureux dont vous parlez, il semble qu'effectivement les parents ne répondent pas aux critères de la loi pour être considérés comme des ayants droit. Dans l'état actuel de la législation, il me paraît dès lors quasi impossible d'obtenir un dédommagement des frais dont vous parlez, les billets d'avion et la crémation, par le biais du Fonds d'indemnisation des victimes de violence ou des sauveteurs occasionnels. Compte tenu de ce qui paraît vraiment injuste et très regrettable, à savoir que la famille de M. Berte ne puisse pas bénéficier de ce remboursement dans de telles circonstances, j'ai donné instruction à mon administration d'examiner une modification de la réglementation en ce sens afin que les familles des sauveteurs occasionnels décédés suite à leur acte de bravoure ne doivent pas supporter ce type de frais. Comme on le sait, les nouvelles législations ne valent que pour l'avenir.
En conséquence, s'il y a une possibilité de régler la situation pour le cas présent, on le fait mais actuellement, je ne vois pas comment car la loi l'interdit.
12.03 Zoé Genot (ECOLO): Madame la ministre, c'est prometteur pour l'avenir. N'existe-t-il aucune caisse spéciale au sein du gouvernement pour aider les personnes qui se trouvent dans ce type de situation? C'est effectivement complètement fou! Le Belge qui a sauvé cette personne et qui a survécu a été félicité et reçu à l'hôtel de ville. Par contre, la famille de ce pauvre monsieur qui est décédé sera surendettée. C'est abominable!
12.04 Laurette Onkelinx, ministre: Madame Genot, ce type de caisse n'existe pas mais je continue à me renseigner.
12.05 Zoé Genot (ECOLO): J'espère que l'on parviendra à une solution.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: Chers collègues, les questions restantes figurant à notre ordre du jour sont reportées.
La réunion publique de commission est levée à 12.25 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.25 uur.