Commission des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Zaken |
du mardi 5 décembre 2006 Matin ______ |
van dinsdag 5 december 2006 Voormiddag ______ |
De
behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.23 uur. De
vergadering wordt voorgezeten door de heer Hans Bonte.
Le
développement des questions et interpellations commence à 10.23 heures. La
réunion est présidée par M. Hans Bonte.
01 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de minister van Werk over
"Volkswagen Vorst" (nr. 13353)
01 Question de Mme Greta D'hondt au ministre de l'Emploi sur
"Volkswagen Forest" (n° 13353)
01.01 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben de voorbije weken, in deze
commissie, maar ook in de plenaire vergadering, de gelegenheid gehad over het
dossier-Volkswagen te spreken op een ogenblik dat het allemaal nog niet heel
duidelijk was. Vandaag is het misschien ook nog niet heel duidelijk. Mijnheer
de minister, u hebt toen gezegd dat wij dit dossier in deze commissie op de voet
zouden blijven volgen. Daarom heb ik dan ook deze vraag ingediend.
Mijnheer
de minister, sinds de vorige discussie is er heel veel gebeurd en gezegd.
Misschien is er zoveel gezegd dat het niet meer duidelijk is waarover er al dan
niet afspraken gemaakt zijn, waarover al dan niet gesproken is, enerzijds
tussen de regering en de Duitse directie en anderzijds tussen de regering en de
sociale partners in België en misschien ook tussen alle betrokken partijen
samen.
Wie
onderweg hierheen – dat heeft lang geduurd omdat men alweer opstopping na
opstopping tegenkwam – naar Radio 1 geluisterd heeft, heeft de mensen van
Volkswagen aan de fabriekspoorten aan het woord gehoord. Men hoort daar, naast
alle zekerheden die men vraagt over loon en arbeidsduur en dergelijke, de vraag
om te zeggen waar het op staat, om te zeggen of er toekomst is, voor hoeveel
mensen er toekomst is en wat de voorwaarden zijn voor die toekomst.
Mijnheer
de minister, de regering heeft vrij intensief contact gehad met de directie van
Volkswagen, niet alleen in de loop van de voorbije veertien dagen of drie
weken, maar ook reeds voordien, voor zover ik begrepen heb. Heel wat ministers
hebben zich de voorbije dagen uitgelaten over de situatie. Zaterdag was er de
manifestatie voor solidariteit met de werknemers van Volkswagen.
Mijnheer
de minister, vandaar een aantal vragen. Naast mijn vragen en de antwoorden erop
zijn er wellicht nog belangrijke zaken te zeggen. Mijn doel is slechts om via
een aantal vragen het debat te kunnen voeren en om betrokkenen, in zoverre dit
mogelijk is, een aantal zekerheden te geven in verband met dit moeilijke
probleem, alsook om het Parlement intensief betrokken te houden bij dit debat.
Ten
eerste, welke concrete toezeggingen heeft de directie van Volkswagen reeds
gedaan voor de korte en de middellange termijn, zowel in aantal werknemers als
in aantal te produceren wagens? Mijnheer de minister, heel de zaak rond het
nieuwe model van Audi in 2009 is volgens mij zeer belangrijk.
Zijn daar vaste toezeggingen over? Staat daar iets van op papier? De
premier heeft de voorbije dagen de nuance gelegd dat de Golf maar geleidelijk
zal verdwijnen, dus niet zo brutaal als eerst gezegd; de Golf zou de brug maken
naar de Audi in 2009.
Ten
tweede en daaraan gekoppeld, gaat het om intenties of om garanties, of om iets
dat het midden daartussen houdt? Dat is een duidelijke vraag van de mensen.
Ten
derde, in het licht van al wat daarover de voorbije dagen is gezegd, had ik
graag vernomen welke eisen de Volkswagendirectie heeft gesteld ten aanzien van
de Belgische regering? Welke toezeggingen werden door de Belgische regering
gedaan? Dit gaat vooral over punten waarop de regering rechtstreeks kan
ingrijpen, namelijk elementen van loonkosten zoals ploegenpremies en
dergelijke. Heeft de regering ook toezeggingen gedaan in naam van de
werknemers, inzake arbeidsduur en loon?
Zullen er
vervolgens in de toekomst bijkomende lastenverlagingen komen? Wordt er
gesleuteld aan het systeem van tijdelijke werkloosheid? Bestaat daarover consensus
in de regering? Mijnheer de minister, we moeten niet technisch worden; u kent
het stelsel van gedeeltelijke werkloosheid met de beperkingen daaraan verbonden
en ik ken het ook. Met die beperkingen in de tijdelijke werkloosheid kan men
geen twee jaar overbruggen, tenzij inderdaad de Golf of een deel van de Golf
hier blijft en er eventueel meer Polo's komen. Nogmaals, met ons stelsel van
gedeeltelijke werkloosheid dat toch al grote flexibiliteit biedt, kan men geen
twee jaar overbruggen.
Met welke
eisen zal Volkswagen naar eventuele onderhandelingen met de vakbonden stappen?
Zijn er concrete percentrages of bedragen vermeld in verband met het verlagen
van de loonkosten of het optrekken van de arbeidstijd? Tussen het indienen van
de vraag en nu hebben wij daarover al concrete cijfers gehoord. Wij hebben
vernomen dat men van 35 uur naar 38 uur moet en naar een
loonkostenvermindering van 20%. Klopt dit? Zijn dit de eisen die Volkswagen op
tafel heeft gelegd en die dus het voorwerp zullen moeten uitmaken van
onderhandelingen met de sociale partners?
Ik heb mijn documentatie er de voorbije dagen nog eens over opengeslagen
en ik heb ook herhaaldelijk in de media gezien – tenzij u dit ontkent – dat
Volkswagen de fabriek van Vorst wil spiegelen, niet aan Wolfsburg in
West-Duitsland, maar wel aan een bedrijf in Oost-Duitsland, dat natuurlijk
merkelijk goedkoper was dan België en véél goedkoper dan Wolfsburg. In heel dat
pijnlijke kader rijst de vraag waarmee zal worden vergeleken in een volgende
herstructurering: met India of met Brazilië. Zo kunnen we ons natuurlijk altijd
met de laatste vergelijken. Mijn vraag luidt dus wat er op tafel ligt.
Mijn
voorlaatste vraag is de volgende. Wie coördineert dat dossier in de regering?
Is er daaromtrent een communicatiestrategie afgesproken? Nu vind ik dat dat
vrij goed beheerst is – dit bedoel ik zeker niet verwijtend, integendeel –,
maar toch voelen we al een paar tegenstellingen in de communicatie opduiken.
Conform onze ervaring met andere dossiers, is het toch wel belangrijk dat er
uit een mond gesproken wordt als er vanuit België gereageerd wordt.
Tot slot,
wat is de verdere agenda voor gesprekken en onderhandelingen met de regering,
de vakbonden en de directie van Volkswagen?
De voorzitter: Mevrouw D’hondt, u had dezelfde
vraag gericht tot de eerste minister. Er zijn afspraken gemaakt, waardoor de
minister van Werk zal antwoorden.
De heer
D’haeseleer had soortgelijke vragen ingediend, maar hij heeft ons laten weten
dat hij zijn vragen wenst uit te stellen. Aangezien die vragen gekoppeld zijn,
zullen de vragen nrs. 13344 en 13345 van de heer D’haeseleer vandaag
vervallen. Dat geldt ook voor de vragen nrs. 13246 en 13296
respectievelijk van de heer Drèze en mevrouw De Permentier.
01.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, zoals ik inderdaad
bij een vorige gelegenheid al zei, houd ik mij graag ter beschikking om hier,
in de commissie, de jongste stand van zaken te komen toelichten, voor zover er
natuurlijk nieuwe zaken te melden zijn.
Na de
aankondiging van de Volkswagen-directie zou er een drastische herstructurering
gebeuren in Vorst. De premier en ikzelf hebben voortdurend besprekingen gevoerd
op alle mogelijke niveaus, die wij belangrijk achten. Dat betekent dat wij
vanaf het begin de Belgische vakbonden hebben gezien en ook heel nauw met hen
overlegd hebben.
Wij hebben ook heel snel, reeds de dag van de aankondiging, de
Volkswagen-directie van Vorst gezien. Daarna hebben wij de belangrijkste
aandeelhouders van Volkswagen gezien, namelijk de top van IG Metall, de
minister-president van Neder-Saksen en, afgelopen vrijdag, de absolute top van
de groep Volkswagen.
Na ons
gesprek met de top hebben wij eraan gehouden, zelfs vóór wij naar de pers zijn
gegaan om toelichting te verschaffen, onmiddellijk de vakbonden opnieuw bij ons
te roepen om hen de recentste stand van zaken te geven. Het is van groot belang
dat zij als eersten geïnformeerd zijn, op de manier waarop ook wij werden
geïnformeerd.
Afgelopen
vrijdag hebben wij de heren Piëch en Winterkorn gezien. Zij hebben ons
bevestigd dat vanaf 2009 de Audi A1 in Vorst zou worden geproduceerd, op
voorwaarde dat het nieuwe model gebouwd zou worden met aanzienlijk lagere
kosten dan vandaag. Het benchmark waarover men het had, was niet het benchmark
met de fabriek in Wolfsburg, maar het benchmark met de fabriek in Mosel, waar
de loonkosten ongeveer 32 euro per uur bedragen. In Vorst bedragen ze ongeveer
41 euro per uur. Het gaat dus om een verschil van ongeveer 20%, waarvan
ook sprake was in de pers.
Op die
voorwaarden zal het model in exclusiviteit in Vorst worden gebouwd. Er zal dus
maar één fabriek zijn waar de Audi A1 gemaakt zal worden, namelijk in
Vorst. Men zegt dat men nog niet weet over hoeveel voertuigen het zou gaan,
maar men zegt wel – zij hebben het ook met zoveel woorden geschreven in een
perscommuniqué – dat het gaat om heel wat meer dan 100.000 per jaar. Dat is het
minimum om de leefbaarheid van de autofabriek te kunnen verzekeren. Om dat
aantal voertuigen te bouwen heeft Audi – wij hebben het wellicht over Audi en
niet over Volkswagen – een 3.000-tal werknemers nodig.
De
directie van Volkswagen heeft ook onmiddellijk laten verstaan dat die 3.000
werknemers niet allemaal in dienst zullen zijn van Volkswagen/Audi, maar dat
een belangrijk aantal onder hen bij onderaannemers en toeleveranciers zal
werken. Men heeft er wel aan toegevoegd dat het de bedoeling is om die 3.000
mensen op de site van Vorst te laten werken, maar dat ze niet allemaal op de
payroll van Volkswagen/Audi zullen staan. Een belangrijk deel onder hen zullen
op de payroll van de toeleveranciers staan.
De vraag
is natuurlijk of die voorwaarden zullen worden gehaald. In de eerste plaats
hangt dat natuurlijk af van het sociaal overleg. Laat duidelijk zijn dat de
werknemers fors zullen moeten inleveren om te voldoen aan de gestelde
voorwaarden. Dit betekent ook dat een aanzienlijk aantal van hen, dat vandaag
nog een arbeidscontract bij Volkswagen heeft, een andere werkgever moet zoeken
of krijgt en dus ook andere arbeidsvoorwaarden zal krijgen, ook al blijft men
op dezelfde werkvloer. Uiteindelijk betekent dit dat er meer dan 2.000 mensen
hun huidige job zullen verliezen zelfs als we 3.000 mensen aan het werk kunnen
houden.
In de
eerste plaats hangt dit natuurlijk af van het sociaal overleg en in de tweede
plaats hangt het ook af van de hulp die de regering daarbij kan bieden. Er moet
inderdaad een overbrugging worden gemaakt naar 2009. Voor een deel zal die brug
vanzelf ontstaan omdat de productie van de huidige Golf niet van de ene op de andere
dag kan worden verplaatst. Er zal in ieder geval meer nodig zijn en ook op dat
vlak moet het overleg een rol spelen. Wij hebben ook met de vakbonden
afgesproken dat het overleg parallel zou verlopen en dat het overleg tussen
bedrijfsleiding en de vakbonden een beetje zou vooruitlopen op verdere
besprekingen met de regering.
Op welke
terreinen kan de regering helpen? In de eerste plaats gaat het over de
tijdelijke werkloosheid. Bij de sluiting van Renault bleven de werknemers
gedurende twee jaar in het systeem van tijdelijke werkloosheid. Het was toen de
bedoeling om hen vanuit dat statuut naar een nieuwe job te leiden. In het geval
van Volkswagen kan eenzelfde statuut worden gebruikt om de overbrugging te
realiseren.
Dan komt het erop neer dat de beschikbare arbeid verdeeld wordt over de
overblijvende werknemers. De huidige wetgeving hoeft daarvoor niet te worden
aangepast. Het overleg tussen de bedrijfsleiding en de vakbonden zal in ieder
geval moeten uitmaken over hoeveel mensen het gaat. Men kan zich voorstellen
dat een dergelijk systeem ook wordt toegepast bij sommige onderaannemers. Voor
die onderaannemers lijkt de catastrofe iets minder groot dan iedereen eerst had
gedacht. Volgens de laatste berekeningen zouden er maximaal 1.100 Belgische
arbeidsplaatsen hierbij betrokken zijn. Niet alle 1.100 plaatsen zijn bedreigd.
Een
tweede element waar de regering eventueel kan bijspringen is de versterkte
ploegenpremie. U weet dat de ploegenpremie voor de werkgevers op
1 april 2007 opnieuw goedkoper wordt. Zelfs indien in de
overgangsperiode de nacht- en weekendploegen worden afgeschaft, zal Volkswagen
nog steeds van een goedkoper tarief kunnen genieten. Het is duidelijk dat deze
maatregel niet alleen voor Volkswagen Vorst geldt maar ook voor alle bedrijven
waar ploegendiensten worden ingericht.
Een derde
maatregel is de zogenaamde vierdagenweek. U weet dat het vandaag reeds mogelijk
is om een verlaging van de patronale lasten te bekomen wanneer het werk over
vier dagen wordt georganiseerd of wanneer de arbeidsduur verminderd wordt.
Misschien is dit een mogelijkheid voor het bedrijf om een deel van het probleem
op te lossen, ook al moet het systeem wellicht een beetje worden aangepast.
Een
vierde maatregel is de plusminusconto. Deze maatregel laat ondernemingen toe op
een collectieve wijze af te wijken van de normale grenzen van de arbeidsduur.
Het gemiddelde moet over een periode van zes jaar gepresteerd worden. Of die
maatregel in Vorst kan worden toegepast, hangt ook volledig af van het overleg
tussen sector en bedrijf.
Na
uitvoerige besprekingen met de sociale partners is op de Ministerraad van
29 november een ontwerp van wet over de plusminus goedgekeurd. Dit werd
als regeringsamendement ingediend op de wet inzake dringende diverse bepalingen
die we straks of in de loop van de komende dagen verder zullen bespreken.
Ik denk dus dat de regering voorlopig haar werk heeft gedaan. Voor
verdere stappen moeten we nu eigenlijk wachten op het sociaal overleg. Er is
vandaag een beetje hoop op een oplossing, maar het is duidelijk dat we er nog
lang niet zijn en dat er nog heel wat werk zal moeten gebeuren. De sociale
partners zullen nu rond de tafel moeten gaan zitten om tot een oplossing te
komen. De eerste minister en ik zullen het proces van de onderhandelingen op de
voet volgen en, waar nodig, bijstand verlenen. Er is trouwens ook bijstand
toegezegd door de regionale ministers van Werk, die ook betrokken partij zijn.
Ik denk
dat men inderdaad moet hopen – daar ging toch ook een stuk van uw vraagstelling
over – dat Volkswagen de eigen werknemers zo spoedig mogelijk de nodige
duidelijkheid geeft. Vandaag weten wij inderdaad niet hoeveel Golfs er volgend
jaar nog geproduceerd kunnen worden. Vandaag weten we nog steeds niet hoe
Volkswagen zelf de overbruggingsperiode van twee jaar ziet. Er zijn dus nog
onduidelijkheden, die vandaag toch wel verhinderen dat men onmiddellijk met de
onderhandelingen kan beginnen.
Hoe dan
ook, iedereen die het dossier volgt, krijgt de indruk dat hier toch stap voor
stap een bepaald vooropgesteld scenario wordt gevolgd. Wil het overleg enig
resultaat hebben, dan denk ik dat het bedrijf er werk van zal moeten maken om
snel de nodige info te geven en snel het geschokte vertrouwen van de werknemers
te herstellen. Ik denk dat dat nu de eerste opdracht is. Ik heb begrepen dat er
vandaag overleg is met de directie van Volkswagen in België en de top van
Volkswagen in Duitsland. Hopelijk zullen daar wat meer concrete gegevens
uitkomen en kan men de mensen in het bedrijf snel meer informeren.
We moeten
dus alle mogelijkheden uitputten om de mensen zo snel mogelijk weer aan het
werk te krijgen. Zoals gezegd staan de federale regering alsook de regionale
regeringen wat dat betreft klaar om ook voor de groep van de onderaannemers en
zeker voor de mensen die effectief bij Volkswagen zullen moeten vertrekken en
dus niet bij de 3.000 zitten die zouden kunnen blijven, aan oplossingen mee te
werken.
Het
spreekt voor zich dat een dossier vervroegd brugpensioen op de nodige
welwillendheid zal kunnen rekenen. Anderzijds is het natuurlijk te vroeg om van
de zijde van de regering over de leeftijd te spreken. Daarvoor moet in de
eerste plaats een goed dossier worden ingediend, waaruit ook blijkt dat de
werkgever zelf voldoende inspanningen levert om de mensen te begeleiden naar
een nieuwe job en hen te helpen bij hun zoektocht. Ik denk in elk geval dat de
nieuwe regels, waarmee we vandaag moeten werken, ook nieuwe en positieve
mogelijkheden bieden.
Ik ga
ervan uit dat iedereen, ook alle sociale partners, daarop maximaal willen
inspelen.
01.03 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de minister,
ik dank u voor uw antwoord. Een aantal zaken die wij konden vernemen via de
media en de sociale partners op het terrein worden dus bevestigd. Ook een
aantal vragen die leven op het terrein worden bevestigd. Wat de Audi A1 en de
toezeggingen voor 2009 – meer dan 100.000 wagens per jaar – betreft, ik meen
dat het meer dan dat moet zijn, als wij de capaciteit van 3.000 of meer mensen
optimaal willen inzetten in een aangepast Volkswagen-bedrijf.
Wat u ook
bevestigt, en wat mij enigszins ongerust maakt, is dat men als benchmark Mosel
gebruikt en niet Wolfsburg. Dat betekent dat er een grote loonkloof gaapt, in
vergelijking met het huidige inkomen van de werknemers in Vorst. Daarbij aansluitend
bevestigt u ook wat wij al konden opvangen via de media en op het terrein: als
men de productie van de Audi A1 in 2009 naar hier zou brengen, dan zal dit
niet gebeuren in de constructie Volkswagen Vorst, zoals wij het bedrijf nu
kennen. Waarschijnlijk zal het model dat Volkswagen in Duitsland al eens
uitgeprobeerd heeft onder de naam Auto 5000 naar hier komen. Daarom heerst
er bij de mensen natuurlijk grote onrust.
Als men
zich spiegelt aan de loonkosten en men wil van 35 uur naar 38 uur
gaan, dan moet dat nog verteerbaar zijn voor de werknemers. Bovendien zou de
komst van Auto 5000 de overgang naar een ander paritair comité betekenen,
alsook andere arbeids- en loonvoorwaarden. De combinatie van deze twee factoren
zou wel eens een brug te ver kunnen zijn om de constructie aanvaardbaar te
maken voor de sociale partners.
Mijnheer
de minister, ik meen dat niemand er belang bij heeft om de zaken op te
schroeven. Toch wil ik twee zaken duidelijk stellen. Ik zou de regering willen
vragen om in haar contacten erop aan te dringen, of zelfs te eisen, dat de
directie van Volkswagen heel snel uitleg zou geven over haar plannen op korte
termijn, vóór 2009. Hoeveel Polo’s en Golfs zullen er in een uitdovend scenario
in Volkswagen Vorst nog gemaakt kunnen worden? Anders haalt men 2009 zelfs
niet.
Het zou menselijk onverantwoord zijn om de werknemers van Volkswagen de
kerstdagen in te sturen zonder daarover een minimale zekerheid te geven.
Ten
tweede, mijnheer de minister, werk is "duurbaar" en ik ben een van de
grote verdedigers van het behoud van maximale werkgelegenheid. We mogen echter
ook niet ons hemd en broek tegelijkertijd afgeven. De directie van Volkswagen
moet ook beseffen dat de wijze waarop zij de beslissingen heeft genomen, van
een economische brutaliteit getuigt, waar men toch vraagtekens bij mag
plaatsen. Hoe "duurbaar" de werkgelegenheid ook is, toch denk ik dat
we ervoor moeten zorgen dat het een sociaal verantwoorde werkgelegenheid
blijft. Bovendien mag men de sociale consequenties voor de werknemers die er
toch uit zullen gaan – zelfs al mogen er 3.000 blijven, dan nog moeten er 1.500
weg – en zij die in de toeleveringsbedrijven weg moeten, niet vergeten. Men
moet ook voor hen een degelijk sociaal plan afdwingen.
Tot slot,
voorzitter, we hebben het debat gevoerd naar aanleiding van een mondelinge
vraag en dat is wellicht niet de beste manier. Dat kan alleen maar worden
vermeden, mochten wij in de commissie de afspraak maken dat de minister op de
momenten dat hij naar onze commissie komt, ons verslag uitbrengt, zodat de
commissie het dossier-Volkswagen kan opvolgen. We zouden dat telkens als eerste
of laatste punt kunnen nemen. Ik heb over de regeling van de werkzaamheden
niets te zeggen. Ik heb enkel vragen te stellen. Ik zou willen voorstellen het
gewoon als punt op de agenda te zetten, zodat wij niet allemaal individueel een
vraag hoeven in te dienen. Zolang het probleem aanhoudt, meen ik dat wij vragen
zullen blijven stellen. Het is onze plicht die vragen te stellen. Het zou
misschien goed zijn, mocht het dossier-Volkswagen als vast punt op de agenda
staan. Dat zou tonen dat onze commissie niet alleen het regeringswerk doet en
eigen voorstellen formuleert, maar ook de actualiteit op de voet volgt.
De voorzitter: Vooraleer het
woord te verlenen aan de minister, wil ik erop wijzen dat diverse collega's
hieromtrent vragen hebben ingediend, maar zoals zo dikwijls het slachtoffer
zijn van de hele reeks afmeldingen en uitstellen en omzettingen in
schriftelijke vragen. De regels zijn de regels. In die optiek – ik merk dat
mevrouw De Permentier binnenkomt – zou ik de minister de souplesse willen
vragen om het antwoord dat hij heeft voorbereid, aan de collega te
overhandigen.
Mijnheer
de minister, u hebt het woord.
01.04
Minister Peter
Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, het is tof te vernemen dat
ik als verslaggever van de commissie wordt aangezocht. Ik ga graag in op de
suggestie om op geregelde tijdstippen verslag te komen uitbrengen. We moeten
ons er evenwel goed van bewust zijn dat de regering, zeer terecht, mijns
inziens, het standpunt heeft ingenomen dat het nu aan de sociale partners is om
te onderhandelen. De regering heeft zich als het ware in beetje in de schaduw
gezet van de eerste onderhandelingen die op bedrijfsniveau van start moeten
gaan. Ik ben bereid elke week de recentste stand van zaken te komen meedelen.
De regering heeft evenwel niet de ambitie om los van het sociaal overleg op
bedrijfsniveau nog eigen initiatieven te nemen. Elkeen moet zijn rol spelen.
Het zou wel eens kunnen dat ik twee à drie opeenvolgende weken geen nieuws te
melden heb. Dat zou vervelend zijn. Ik ben beschikbaar om verslag te komen
uitbrengen.
De
duidelijkheid, waar u en ik het over hebben, werd vrijdag expliciet gevraagd
tijdens de ontmoeting met de VW-top. We hebben hun meegedeeld dat wachten tot
januari bijna onbegonnen werk is en de sociale onrust op de site van Vorst
hierdoor alleen maar zal toenemen. De top heeft ons meegedeeld dat hij met het
vervelend probleem zit dat de heer Winterkorn, de huidige topman van Audi, pas
vanaf 1 januari 2007 de topman van VW wordt. Voor hem is het moeilijk de
planning van VW van tevoren mee te delen. Er is dus daar intern een probleem.
Desalniettemin heeft de regering erop aangedrongen zo snel mogelijk, eventueel
via de huidige topman, de plannen voor VW Vorst voor 2007 en 2008 op
papier te zetten om de sociale onderhandelingen op het bedrijf op zijn minst te
kunnen laten beginnen.
De voorzitter: Mevrouw
D’hondt, ik wil even reageren op uw suggestie. Het is een beetje moeilijk om
een soort automatisme tot stand te brengen in de commissiewerkzaamheden in die
zin dat wij, telkens de minister van Werk in de commissie aanwezig is, wij hem
automatisch een en ander kunnen vragen omtrent Volkswagen Vorst. Ik stel
evenwel voor dat wij maximale souplesse aanhouden. Indien leden van de
commissie of niet-leden die zich betrokken voelen bij dat dossier, vragen
willen stellen, of indien de minister informatie heeft die hij, rekening
houdend met het engagement ten opzichte van deze commissie, wil meedelen, dan
kan er contact worden opgenomen met het secretariaat, zodanig dat wij onze
agenda kunnen organiseren.
01.05 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, mijn voorstel bestaat er niet in om daarover uit den treure te
blijven praten, maar wel om alles stap voor stap mee te volgen en te voorkomen
dat vijf of zes collega’s elk een vraag zouden moeten indienen.
Daarenboven
wordt ook van ons, als volksvertegenwoordigers, verwacht dat wij antwoorden
kunnen geven wanneer mensen ons vragen stellen. Het is de laatste van mijn
doelstellingen om het sociaal overleg te “court-circuiteren”, op zijn “schoon
Vlaams” gezegd.
Ik wil
even aangeven waarom het belangrijk is te weten wat er gaande is. Ik lees een
artikel voor. Ik weet niet of dit artikel ook in andere kranten staat, maar
alleszins niet in de kranten die ik vanmorgen doorgenomen heb, misschien wel in
Metro. Er staat: “De woorden van Verhofstadt worden in twijfel getrokken. De
vakbonden waren gisteren erg ontgoocheld na afloop van de onderhandelingen met
de directie. Premier Verhofstadt sprak het afgelopen weekend over het
produceren van de Golf tot in de herfst en drieduizend voltijdse banen, maar de
directie viel volledig uit de lucht”, aldus Stefaan Van Bockstaele van de
liberale vakbond. “De woorden van Verhofstadt werden hier in twijfel
getrokken”, zegt de heer Van Cauwenberghe van het ACV. “De vakbonden
kregen ook te horen dat de arbeiders langer zullen moeten werken.” Over die
laatste uitspraak hadden wij het daarnet.
Mijnheer
de minister, ik wil alleen het volgende aantonen. Hoe zit het nu? Wat is waar
en wat is niet waar? De zaak is mij te dierbaar en ze is te pijnlijk om daar
als oppositie garen van te spinnen, dus dat zal ik niet doen, vandaag niet,
gisteren niet en morgen niet. Maar het volgende geldt wel. Als onze regering
iets zegt, dan hoop ik dat dat klopt. Ik hoop echt dat er niet aan profilering
wordt gedaan op het kerkhof, want dat zou meer dan een schande zijn. Ik zal dat
niet doen en ik hoop dat niemand dat doet.
Het incident
is gesloten.
L'incident
est clos.
- mevrouw Annelies Storms aan de minister van Werk over
"controles op de werkuren en verloning van geneesheren-specialisten in
opleiding" (nr. 13078)
- de heer Jacques Germeaux aan de minister van Werk en de minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de opleiding van
kandidaat-specialisten" (nr. 13082)
- Mme Annelies Storms au ministre de l'Emploi sur "le contrôle
des heures de travail et de la rémunération des médecins-spécialistes en
formation" (n° 13078)
- M. Jacques Germeaux au ministre de l'Emploi et au ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "la formation de candidats
spécialistes" (n° 13082)
De voorzitter: De heer Germeaux is nog niet
toegekomen.
02.01 Annelies Storms (sp.a-spirit): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, via de media, Het Laatste Nieuws meer
bepaald, vernam ik dat de voorzitter van de Leuvense Vereniging van
Geneesheer-Assistenten de hoge werkdruk en de lage verloning aanklaagt van de
geneesheer-specialisten in opleiding.
Dat
probleem is natuurlijk niet nieuw. Ik heb trouwens al verschillende keren
minister Demotte over dat probleem ondervraagd en hij heeft mij onder andere
geantwoord dat uit een steekproef die in 2002 georganiseerd werd bij 1.655
geneesheer-specialisten in opleiding blijkt dat zij wekelijks gemiddeld
5 uur en 30 minuten werken, exclusief wacht. Dat betekent, mijnheer
de minister, 2 uur en 30 minuten boven het wettelijk toegelaten
maximumaantal werkuren.
Het
gemiddelde van de wekelijkse prestaties inclusief wacht bedroeg toen maar
liefst 67 uur en 18 minuten, of 19 uur en 18 minuten boven
het toegestane maximumaantal van 48 werkuren. Niet enkel het probleem van de
niet-naleving van de arbeidstijdenwet werd door de voorzitter van de Leuvense
Vereniging van Geneesheer-Assistenten aangeklaagd, ook het probleem van de
verloning werd aangeklaagd. Zo was er een anesthesist, die in het artikel
anoniem wilde blijven, die erover klaagde dat de geneesheer-specialisten in
opleiding nauwelijks vergoed worden voor hun overuren en wachtdiensten. Hij
sprak over een bedrag van amper 1 of 2 euro netto per wachtuur, wat
eigenlijk zeer weinig is.
Volgens
die anonieme getuigenis in de krant zou een collega assistent zelfs door zijn
stagemeester verplicht worden de wachtdienst van de stagemeester over te nemen
op de spoedafdeling, en dat tegen de betaling van 100 euro. De rest van de
600 euro die de stagemeester voor de wachtdienst ontvangt, zou hij in eigen
zak steken.
Mijnheer
de minister, het is een gekend probleem, oververmoeide artsen en zelfs
oververmoeide geneesheren in opleiding. Ik heb daarover toch een aantal vragen.
Wordt er
toezicht uitgeoefend op de naleving van de arbeidsduur? Die arbeidsduur wordt
wettelijk bepaald in het ministerieel besluit van 30 april 1999. Indien
dat niet het geval zou zijn, waarom gebeurt dat niet?
Hoeveel
personen zijn er gelast met die controle? Zijn er de afgelopen drie jaar bij uw
diensten klachten toegekomen over die lange arbeidsduur? Welk gevolg werd
daaraan verleend?
Zijn er inbreuken vastgesteld door uw diensten? Welk gevolg werd hieraan
verleend?
Bent u
van plan om maatregelen te nemen om het ministerieel besluit beter te laten
naleven?
Zal u
eventueel initiatieven nemen om het aantal uren dat de oververmoeide artsen,
specialisten en geneesheer-assistenten in opleiding mogen presteren, te
beperken? Zo neen, waarom niet?
Bent u op
de hoogte van de misbruiken inzake de verloning van de geneesheer-specialisten
in opleiding? Oefenen uw diensten ook daarop controle uit? Zijn er bij uw
diensten eventueel klachten binnengekomen omtrent de verloning? Zijn er
inbreuken vastgesteld omtrent de verloning?
02.02
Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega, het toezicht
op de arbeidsduur is een bevoegdheid van de directie Toezicht op de Sociale
Wetten van de FOD WASO. Die dienst bestaat momenteel uit
240 controleurs. Ook het toezicht op de arbeidsduur, zoals bepaald in het
ministerieel besluit van 30 april 1999, behoort dus tot de gewone
bevoegdheden van de dienst.
Onder
meer naar aanleiding van hetgeen in de pers verschenen is, heb ik inlichtingen
ingewonnen bij de dienst. De dienst meldt mij dat er de jongste tijd geen
klachten in verband met de materie zijn genoteerd. Er werden ook geen
specifieke acties georganiseerd op initiatief van de inspectie zelf.
Uiteraard
kunnen wij met anonieme klachten geen rekening houden. Als er effectief
klachten bij de inspectie binnenkomen, zullen die uiteraard aanleiding geven tot
verder onderzoek. Dergelijke klachten zijn echter niet binnengekomen bij de
inspectiediensten. Op dit moment zijn er dan ook geen plannen om specifiek op
dat domein maatregelen te nemen.
Ik wil
nog iets zeggen over de problematiek, die veel ruimer is dan de Belgische
problematiek. Door de vernietiging van het KB van 16 juni 2003 zijn
de loontrekkende geneesheren en de kandidaat-specialisten in opleiding niet
onderworpen aan de maximale wekelijkse arbeidsduur, zoals bepaald in hoofdstuk
3 van de arbeidswet.
Artikel
3ter van de arbeidswet voorziet wel in de mogelijkheid om via een KB de
bepalingen over arbeidstijd geheel of gedeeltelijk op hen van toepassing te
maken.
Het koninklijk besluit van 16 juni 2003 bepaalde daarom de
maximale wekelijkse arbeidsduur op 48 uur en neutraliseerde bepaalde
wachttijden, in casu de nachtdiensten, voor de berekening van de arbeidsduur.
Ondertussen zijn er twee Europese arresten tussengekomen – SiMAP Jaeger van het
Hof van Justitie – die voor problemen zorgen in alle Europese lidstaten op twee
na, omdat die arresten bepalen dat de wachttijden ook meetellen als
arbeidstijd. We kunnen dus geen wachttijden meer neutraliseren via koninklijk
besluit door beide arresten.
Legt men
de maximale wekelijkse arbeidsduur vast op 48 uur, dan komen de
ziekenhuizen ongetwijfeld in organisatorische problemen, met alle gevolgen van
dien voor de medische dienstverlening en de financiering van de sociale
zekerheid. Dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn, maar niettemin is het
evident dat we de betrokken beroepsgroepen maximaal moeten beschermen.
Op
Europees niveau zijn we al enige tijd met dat probleem bezig. Dit is, denk ik,
al het vijfde voorzitterschap waaronder we proberen de Europese richtlijn aan
te passen zodat ze in overeenstemming is met beide arresten van het Hof van
Justitie. Het is immers nooit de bedoeling geweest van de ontwerpers van de
richtlijn dat ook wachttijden tot arbeidstijd zouden worden gerekend.
Wat is de
stand van zaken onder het Finse voorzitterschap? Op de laatste Europese raad is
er nog een poging geweest om tot een nieuwe richtlijn te komen. De standpunten
van de lidstaten liggen daar bijzonder ver uiteen. Wij zijn er opnieuw niet in
geslaagd om tot een consensus te komen. De voorbije week donderdag heb ik de
Duitse staatssecretaris voor Werk gezien die het programma kwam voorstellen
voor het Duitse voorzitterschap. Hij heeft laten verstaan dat de problematiek
van de arbeidstijd niet zal behandeld worden tijdens het Duitse
voorzitterschap. Dat betekent dat we er niet op moeten hopen om op korte
termijn de problematiek opgelost te zien via Europese regelgeving.
Dat is
ook de reden waarom ik na de vorige Europese Mnisterraad mijn administratie de
opdracht heb gegeven om de teksten voor te bereiden, zodat we via intern
Belgisch recht de nodige teksten klaar zouden maken om onze eigen regelgeving
aan te passen aan de twee Europese arresten. Mijn administratie werkt daaraan
en probeert op die manier de hele problematiek in een keer opgelost te krijgen.
Jammer genoeg kan dat niet op Europees niveau. Wij zullen dat op Belgisch
niveau moeten regelen.
02.03 Annelies Storms (sp.a-spirit): Mijnheer de
minister, ik was op de hoogte van het feit dat er onder het Fins
voorzitterschap geen vooruitgang is geboekt inzake die Europese richtlijn. Het
ziet er blijkbaar niet goed uit onder het Duits voorzitterschap. Het probleem
blijft natuurlijk wel.
Het wordt
wel in de kranten aangeklaagd door de geneesheer-assistenten in opleiding, maar
blijkbaar durven ze geen klacht indienen, ook niet bij hun stagemeester, wat
blijkbaar ook zou kunnen. Minister Demotte heeft mij ooit geantwoord dat zij
bij hun stagemeester een klacht kunnen indienen, maar wie gaat er nu een klacht
indienen bij de mensen die een oordeel moeten vellen over het verloop van de
stage en eigenlijk de mentor of begeleider zijn van de stage aldaar? Daar klopt
iets niet.
Er worden
ook geen klachten ingediend bij het Toezicht op de Sociale Wetten. Ik vind de
oververmoeidheid van de artsen en de geneesheer-assistenten in opleiding echt
wel een probleem, vooral omdat al uit verschillende studies is gebleken dat het
concentratievermogen enorm daalt, dat zij op een bepaald ogenblik in een
toestand verkeren die vergelijkbaar is met dronkenschap. Dat blijkt uit een
studie die gepubliceerd is in medische tijdschriften. Wij verbieden natuurlijk
wel aan dronken chauffeurs om op de baan te rijden, maar geneesheren die mensen
opereren en in eenzelfde toestand van verminderde alertheid verkeren als
dronken chauffeurs, laten wij wel toe in de operatiekamer. Ik vind dat echt een
probleem. Ik weet niet of de aanpassing van de richtlijn daarvoor een oplossing
zal kunnen bieden, maar we moeten er met de politieke klasse wel verder over
blijven nadenken hoe we dat probleem kunnen opvangen omdat het gevaar voor
patiënten heel reëel is.
De voorzitter: De heer Germeaux wil ook
kort repliceren, zonder vragen te stellen.
02.04 Jacques Germeaux (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik
meen dat mijn vraag heel goed aansluit bij wat collega Storms heeft gevraagd.
Het antwoord van de minister was ook heel ruim en duidelijk, maar ik zou even
willen inpikken op de laatste opmerking van de collega. Er is inderdaad sprake
van overlast, niet alleen bij kandidaat-specialisten, maar ook bij
specialisten.
Een
andere problematiek die u naar voren hebt gebracht, is het middelengebruik.
Niet alleen bij sportmensen, studenten, mensen uit de horeca of
vrachtwagenchauffeurs is middelengebruik, zoals amfetamines, een welbeproefd
middel om langer en "beter" te kunnen werken. Ik meen mij te
herinneren dat er nog niet lang geleden op een of ander programma een
getuigenis is geweest van jonge assistenten anesthesie, die op dat ogenblik een
heel groot probleem hadden in een universitair ziekenhuis, waarbij 20, 24 of
meer uren werden geklopt.
Ik hoop u
even het beeld te kunnen schetsen. In de eerste plaats worden heel wat
producten gebruikt om wakker te kunnen blijven. Die kennen wij allemaal. Het
andere probleem is dat men ook moet kunnen slapen en men voor men het weet geconfronteerd
wordt – dit was binnen het kader van de opleiding anesthesie – met een probleem
van overdreven middelengebruik bij artsen. Dat is uiteindelijk een problematiek
die hierbij aansluit en die zeker gekend is, in die zin dat het aantal
zelfmoorden, maar ook de problematiek van het gebruik bij artsen, vier maar
hoger ligt dan de incidentie bij de gewone bevolking. Deze problematiek is daar
niet vreemd aan omdat daar dikwijls de start ligt, niet alleen inzake
pepmiddelen, maar ook inzake kalmerende middelen. Als men stelt dat dit alleen
een probleem zou zijn inzake kwaliteit van werk, denk ik dat dit op termijn een
probleem is inzake de gezondheid van artsen voor de verdere toekomst. Dit enkel
om even aan te sluiten bij de problematiek die u zeer terecht hebt aangehaald.
Een belangrijk centrum in Tienen, de Broeders Alexianen, heeft, onder leiding
van professor Ansoms, een zeer grote knowhow uitgebouwd over deze problematiek,
voornamelijk binnen het artsenkorps.
L'incident
est clos.
03 Vraag van mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de minister van Werk
over "de erkenning van de EHBO-opleidingen binnen het systeem van het
betaald educatief verlof" (nr. 13204)
03 Question de Mme Liesbeth Van der Auwera au ministre de l'Emploi sur
"la reconnaissance des formations de secourisme dans le cadre du système
du congé-éducation payé" (n° 13204)
03.01 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, jaarlijks worden voor de bevolking
verschillende gezondheidscampagnes gevoerd. Echter, het thema
eerstehulpverlening komt in voornoemde campagnes zelden aan bod.
In
Vlaanderen worden op dit ogenblik per jaar ongeveer 10.000 personen
opgeleid in eerstehulptechnieken. Een hulpverlener per gezin zou een gezond
uitgangspunt zijn. Eerstehulpverlening betekent immers dat menselijk leed kan
worden verminderd en zou ook de kosten voor curatieve zorgen kunnen drukken.
Gelet op
het feit dat ook niet-artsen automatische, externe defibrillatoren mogen
gebruiken, wordt het nut en de noodzaak van eerste hulp bij ongevallen nog
groter en is sensibilisering van de bevolking belangrijk.
Door een
erkenning van EHBO-opleidingen binnen het systeem van betaald, educatief verlof
zouden geïnteresseerden extra kunnen worden gestimuleerd om de opleiding te
volgen, uiteraard op voorwaarde dat de getuigschriften EHBO eerst officieel
worden erkend met de nodige kwaliteitseisen aan de organisaties inzake
leerstof, aanpak en lesgevers.
Graag had
ik daaromtrent uw zienswijze gekend.
03.02
Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega, laat ik
beginnen met in herinnering te brengen dat het stelsel van betaald, educatief
verlof als voornaamste doelstelling de opleiding van werknemers heeft. Het gaat
om opleidingen die de beroepsperspectieven van werknemers verruimen, zonder dat
de opleiding bij het door de werknemer uitgeoefende beroep hoeft aan te
sluiten.
Daarom
werd ook de gesolidariseerde financiering ingevoerd. De ene helft is voor
rekening van de Staat en de andere helft is voor rekening van de werkgever, die
het bedrag door middel van een werkgeversbijdrage aan de RSZ stort.
In 1993
was er een grote operatie waardoor alle opleidingsvormen die niet direct
beroepsgericht waren, uit de terugbetaalbare opleidingen werden weggesneden. De
EHBO-opleidingen, die veelal door vrijwillige dienstverleners worden gevolgd,
hebben niet tot doel het beroepsperspectief te verruimen. Daardoor maakt de
opleiding geen deel uit van de categorie van opleidingen die automatisch voor
betaald, educatief verlof in aanmerking komen.
Wel legde
de wetgeving twee mogelijkheden vast om een dergelijke opleiding binnen het
stelsel van betaald, educatief verlof te erkennen.
Ten
eerste, erkenning kan via de daartoe opgerichte erkenningscommissie. Reeds bij
de start van het stelsel in 1985 werd door het Belgische Rode Kruis een
aanvraag tot erkenning van dergelijke opleidingen ingediend. De
erkenningscommissie, waarin de sociale partners zetelen, weigerde toen de
aanvraag. Ze was van oordeel dat een erkenning van de EHBO-opleiding gericht
naar vrijwilligers, niet prioritair was voor het educatief verlof.
Recent
werd een aanvraag tot erkenning voor de EHBO-opleiding van het Vlaams Kruis
ingediend. Ook die aanvraag werd door de erkenningscommissie geweigerd.
Een
tweede mogelijkheid tot erkenning kan via het paritair comité. Opleidingen die
naar een specifieke groep werknemers zijn gericht, kunnen via de sector worden
erkend.
In de
sector van de gezondheidszorgen bijvoorbeeld worden dergelijke opleidingen wel
erkend.
Gelet op
het feit dat enerzijds deze opleidingen niet onmiddellijk kaderen in de
doelstellingen van het betaald educatief verlof en anderzijds, zoals u weet, de
budgettaire moeilijkheid waarin het stelsel verkeert, meen ik dat het momenteel
niet aangewezen is dit op te nemen in het stelsel van het betaald educatief
verlof. Dit hebben ook de sociale partners tot op vandaag niet gewenst.
U weet
ook dat de sociale partners recent de opdracht hebben gekregen om in het kader
van de IPA-besprekingen een voorstel te formuleren over de centrale parameters
van het stelsel educatief verlof zoals de bijdragevoet, de verdeling van het
budget over de opleidingstypes, het aantal terugbetaalbare uren per werknemer,
maar ook het aantal terugbetaalbare opleidingen. Dat is een van de opdrachten
die zij hebben gekregen van de regering. Ik denk dat in eerste instantie de
sociale partners zich moeten uitspreken over uw vraag om in EHBO-opleidingen te
voorzien in het stelsel van het betaald educatief verlof.
03.03 Liesbeth
Van der Auwera (CD&V):
Mijnheer de minister, ik maak op uit uw antwoord dat de sociale partners aan de
hand van die erkenningscommissies wel degelijk op de hoogte zijn van de vraag
die wordt gesteld door zowel het Vlaams Kruis als het Rode Kruis. Ik neem aan
dat zij dit zullen opnemen in hun opdracht en dat wij later kunnen terugkomen
op hun verantwoording voor het al dan niet opnemen in het stelsel.
Het incident
is gesloten.
04 Question de M. François-Xavier de Donnea au ministre de l'Emploi sur
"la lutte contre le travail occasionnel au noir par le logiciel
'Dimona'" (n° 13235)
04 Vraag van de heer François-Xavier de Donnea aan de minister van Werk
over "de strijd tegen het gelegenheidswerk in het zwart door middel van
het 'Dimona'-programma" (nr. 13235)
04.01 François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président,
monsieur le ministre, je souhaite faire le point avec vous sur les efforts
menés dans la lutte contre le travail occasionnel au noir grâce au logiciel
Dimona.
Comme vous
le savez mieux que moi, Dimona est un système dans lequel l'heure du début et
l'heure de fin des prestations des travailleurs occasionnels du secteur horeca
sont transmises directement aux pouvoirs publics et ce par téléphone,
ordinateur ou gsm. À votre demande, monsieur le ministre, ainsi qu'à celle de
la BEMORA, l'organisation horeca qui représente les chaînes de restaurants en
Belgique, Dimona a fait l'objet d'un avis rendu par la commission paritaire
302.
Mes
questions sont alors les suivantes.
Premièrement,
où en sommes-nous avec la réglementation des travailleurs occasionnels? Le
projet Dimona vient-il de voir le jour? Va-t-il voir le jour? Si oui, quand?
Deuxièmement,
si le projet Dimona voit le jour, comptez-vous concrétiser le projet de cotisation
ONSS favorable aux travailleurs occasionnels? Ce projet de cotisation ONSS
favorable va-t-il être étendu à d'autres catégories de travailleurs?
04.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président,
cher collègue, il n'est pas question de reporter l'instauration de la
déclaration Dimona. Cette obligation a démarré le 1er juillet 2006
pour les travailleurs occasionnels, entre autres dans le secteur horeca.
Toutefois,
pour des raisons pratiques, une période de transition a dû être prévue car les
formulaires occasionnels nécessaires n'étaient pas encore disponibles. C'est
pourquoi le gouvernement a décidé pour l'horeca d'assimiler le registre de
présences au formulaire occasionnel jusqu'à la fin de l'année 2006.
Il a en
outre été décidé de prendre un certain nombre de mesures d'accompagnement
supplémentaires durant cette période de transition. En première instance,
c'est-à-dire avant la fin 2006, le service d'inspection sociale ne dressera pas
de procès-verbal. Cela n'empêche toutefois pas que des avertissements puissent
être donnés et que l'on pourra intervenir en cas de fraude évidente. Les
employeurs n'ayant pas effectué la déclaration Dimona perdent de toute façon
l'avantage du tarif ONSS intéressant.
Il a été
offert la possibilité aux partenaires sociaux de négocier une alternative dans
les trois mois après l'instauration de l'obligation Dimona à la réglementation
actuelle, c'est-à-dire une réglementation sur une base forfaitaire. Ce délai
courait jusqu'au 1er octobre 2006 et il n'a pas été prolongé.
Il a été demandé aux partenaires sociaux de négocier une alternative à la
réglementation actuelle du travail occasionnel, mais, étant donné qu'il n'a pas
été proposé d'alternative, les obligations restent inchangées. Ainsi, depuis le
1er juillet 2006, l'obligation de déclaration Dimona
s'applique au personnel occasionnel dans les secteurs concernés.
J'ai demandé
à mes collaborateurs d'étudier de manière approfondie les raisons de ce
non-accord pour éventuellement parvenir à une solution.
04.03 François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, je
remercie le ministre pour ces précisions. Si j'ai bien entendu, tout devrait
être opérationnel dès le 1er janvier 2007, tant sur le
plan de la communication des données que sur le plan de l'accompagnement et des
mesures ONSS.
L'incident
est clos.
De voorzitter: Aangezien de heer Drèze en
mevrouw Gerkens niet aanwezig zijn, kan ik de werkzaamheden hier afronden.
De openbare
commissievergadering wordt gesloten om 11.22 uur.
La réunion
publique de commission est levée à 11.22 heures.