IC1106_FIN.doc

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

cdH

centre démocrate Humaniste

CD&V

Christen-Democratisch en Vlaams

ECOLO

Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales

Front National

Mouvement réformateur

N-VA

Nieuw-Vlaamse Alliantie

Parti socialiste

sp.a-spirit

Socialistische Partij Anders Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht

Vlaams Belang

VLD

Vlaamse Liberalen en Democraten

Abréviations dans la numérotation des publications :

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de

base et du n° consécutif

DOC 51 0000/000

Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer

QRVA

Questions et Réponses écrites

QRVA

Schriftelijke Vragen en Antwoorden

CRIV

version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV

voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)

CRABV

Compte Rendu Analytique (couverture bleue)

CRABV

Beknopt Verslag (blauwe kaft)

CRIV

Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu inté-
gral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions ; les annexes se trouvent dans une brochure
séparée (PLEN: couverture blanche; COM: couverture
saumon)

CRIV

Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken; de
bijlagen zijn in een aparte brochure opgenomen
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)

PLEN

séance plénière

PLEN

Plenum

COM

réunion de commission

COM

Commissievergadering

MOT

motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT

moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :

publications@laChambre.be

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :

publicaties@deKamer.be

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

SOMMAIRE

INHOUD

Interpellation de M. Joseph Arens au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "la
déduction fiscale des frais de logement des
étudiants" (n° 954)

Interpellatie van de heer Joseph Arens tot de
vice-eerste minister en minister van Financiën
over "de fiscale aftrekbaarheid van de
verblijfkosten voor studenten" (nr. 954)

Orateurs: Joseph Arens, Didier Reynders,
vice-premier ministre et ministre des Finances

Sprekers: Joseph Arens, Didier Reynders,
vice-eerste minister en minister van Financiën

Motions

Moties

Question de M. Jacques Chabot au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "la
récupération des primes de bilinguisme par les
bureaux de recettes domaniales" (n° 12964)

Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over
"het recupereren van de tweetaligheidspremies
door de ontvangkantoren der domeinen"
(nr. 12964)

Orateurs: Jacques Chabot, Didier Reynders,
vice-premier ministre et ministre des Finances

Sprekers: Jacques Chabot, Didier Reynders,
vice-eerste minister en minister van Financiën

Question de M. Jean-Marc Delizée au vice-
premier ministre et ministre des Finances sur
"l'interprétation administrative en matière
d'exonération de précompte immobilier pour
activités pédagogiques" (n° 12965)

Vraag van de heer Jean-Marc Delizée aan de
vice-eerste minister en minister van Financiën
over "de administratieve interpretatie inzake
vrijstelling van onroerende voorheffing voor
pedagogische activiteiten" (nr. 12965)

Orateurs:

Jean-Marc Delizée, Didier

Reynders, vice-premier ministre et ministre
des Finances

Sprekers:

Jean-Marc Delizée, Didier

Reynders, vice-eerste minister en minister
van Financiën

Question de M. Benoît Drèze au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "la
démolition des bâtiments des Finances à
Liège" (n° 13020)

Vraag van de heer Benoît Drèze aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over "de
sloop van de gebouwen van Financiën in
Luik" (nr. 13020)

Orateurs: Benoît Drèze, Didier Reynders,
vice-premier ministre et ministre des Finances

Sprekers: Benoît Drèze, Didier Reynders,
vice-eerste minister en minister van Financiën

Question de M. Bart Tommelein au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "l'application
de l'article 129 du Code des droits
d'enregistrement" (n° 13035)

Vraag van de heer Bart Tommelein aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over "de
toepassing van artikel 129 van het Wetboek van
Registratierechten" (nr. 13035)

Orateurs: Bart Tommelein, Didier Reynders,
vice-premier ministre et ministre des Finances

Sprekers: Bart Tommelein, Didier Reynders,
vice-eerste minister en minister van Financiën

Question de M. Luc Gustin au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "les
conséquences de l'article 45 §2 du Code de la
TVA pour les véhicules de remplacement utilisés
par la clientèle des professionnels de
l'automobile" (n° 13053)

Vraag van de heer Luc Gustin aan de vice-eerste
minister en minister van Financiën over "de
gevolgen van artikel 45 §2 van het btw-Wetboek
voor de vervangvoertuigen die worden gebruikt
door de klanten van de autoprofessionals"
(nr. 13053)

Orateurs: Luc Gustin, Didier Reynders, vice-
premier ministre et ministre des Finances

Sprekers: Luc Gustin, Didier Reynders, vice-
eerste minister en minister van Financiën

Question de Mme Marie-Christine Marghem au
vice-premier ministre et ministre des Finances sur
"la directive 92/12/CEE du 25 février 1992 relative
au régime général, à la détention, à la circulation
et aux contrôles des produits soumis à accise"
(n° 13054)

Vraag van mevrouw Marie-Christine Marghem
aan de vice-eerste minister en minister van
Financiën over "de richtlijn 92/12/EEG van
25 februari 1992 betreffende de algemene
regeling voor accijnsproducten, het voorhanden
hebben en het verkeer daarvan en de controles
daarop" (nr. 13054)

Orateurs: Marie-Christine Marghem, Didier
Reynders, vice-premier ministre et ministre
des Finances

Sprekers: Marie-Christine Marghem, Didier
Reynders, vice-eerste minister en minister
van Financiën

Question de M. Melchior Wathelet au vice-premier 17

Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de vice-

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

ministre et ministre des Finances sur "les
difficultés entourant le traitement des dossiers de
régularisation fiscale" (n° 13056)

eerste minister en minister van Financiën over "de
moeilijkheden in verband met de behandeling van
de dossiers inzake fiscale regularisatie"
(nr. 13056)

Orateurs: Melchior Wathelet, président du
groupe cdH, Didier Reynders, vice-premier
ministre et ministre des Finances

Sprekers: Melchior Wathelet, voorzitter van
de cdH-fractie, Didier Reynders, vice-eerste
minister en minister van Financiën

Question de Mme Marleen Govaerts au vice-
premier ministre et ministre des Finances sur "la
compensation fiscale pour les ménages de
travailleurs frontaliers à un seul revenu"
(n° 13070)

Vraag van mevrouw Marleen Govaerts aan de
vice-eerste minister en minister van Financiën
over "de fiscale compensatie van
grensarbeidersgezinnen met slechts één
inkomen" (nr. 13070)

Orateurs:

Marleen Govaerts, Didier

Reynders, vice-premier ministre et ministre
des Finances

Sprekers:

Marleen Govaerts, Didier

Reynders, vice-eerste minister en minister
van Financiën

Questions jointes de

Samengevoegde vragen van

- M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "les formations
certifiées 'Personnel & Organisation'" (n° 13077)

- de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste
minister en minister van Financiën over "de
gecertificeerde opleidingen 'Personeel &
Organisatie'" (nr. 13077)

- M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "les formations
certifiées 'Personnel & Organisation'" (n° 13113)

- de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste
minister en minister van Financiën over "de
gecertificeerde opleidingen 'Personeel &
Organisatie'" (nr. 13113)

Orateurs: Jacques Chabot, Didier Reynders,
vice-premier ministre et ministre des Finances

Sprekers: Jacques Chabot, Didier Reynders,
vice-eerste minister en minister van Financiën

Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-
premier ministre et ministre des Finances sur
"l'application du projet 'Douane en Accises
Paperless'" (n° 13088)

Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de
vice-eerste minister en minister van Financiën
over "de toepassing van 'Paperless Douane en
Accijnzen'" (nr. 13088)

Orateurs: Dirk Van der Maelen, président du
groupe sp.a-spirit, Didier Reynders, vice-
premier ministre et ministre des Finances

Sprekers: Dirk Van der Maelen, voorzitter van
de sp.a-spirit-fractie, Didier Reynders, vice-
eerste minister en minister van Financiën

Question de Mme Nathalie Muylle au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "la
déductibilité en cas de mortalité pour les éleveurs
de porcs ayant conclu un contrat garantissant le
prix de vente" (n° 13115)

Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over "de
aftrek in geval van sterfte voor varkenshouders
met een verkoopprijs-garantiecontract"
(nr. 13115)

Orateurs: Nathalie Muylle, Didier Reynders,
vice-premier ministre et ministre des Finances

Sprekers: Nathalie Muylle, Didier Reynders,
vice-eerste minister en minister van Financiën

Question de M. Jean-Claude Maene au vice-
premier ministre et ministre des Finances sur "la
construction annoncée du nouveau palais de
justice de Dinant" (n° 13123)

Vraag van de heer Jean-Claude Maene aan de
vice-eerste minister en minister van Financiën
over "de aangekondigde bouw van het nieuw
gerechtsgebouw van Dinant" (nr. 13123)

Orateurs:

Jean-Claude Maene, Didier

Reynders, vice-premier ministre et ministre
des Finances, Hendrik Bogaert

Sprekers:

Jean-Claude Maene, Didier

Reynders, vice-eerste minister en minister
van Financiën, Hendrik Bogaert

Question de M. Hendrik Bogaert au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "les
mesures de compétences organisées pour les
fonctionnaires" (n° 13157)

Vraag van de heer Hendrik Bogaert aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over
"competentiemetingen georganiseerd voor
ambtenaren" (nr. 13157)

Orateurs: Hendrik Bogaert, Didier Reynders,
vice-premier ministre et ministre des Finances

Sprekers:

Hendrik Bogaert, Didier

Reynders, vice-eerste minister en minister
van Financiën

Question de M. Hendrik Bogaert au vice-premier
ministre et ministre des Finances sur "l'imposition

Vraag van de heer Hendrik Bogaert aan de vice-
eerste minister en minister van Financiën over "de

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

COMMISSION DES FINANCES ET

DU BUDGET

COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN

EN DE BEGROTING

MERCREDI

NOVEMBRE

2006

Après-midi

______

van

WOENSDAG

NOVEMBER

2006

Namiddag

______

La séance est ouverte à 14.52 heures et présidée par M. François-Xavier de Donnea.
De vergadering wordt geopend om 14.52 uur en voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.

01 Interpellation de M. Joseph Arens au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la

déduction fiscale des frais de logement des étudiants" (n° 954)

01 Interpellatie van de heer Joseph Arens tot de vice-eerste minister en minister van Financiën over

"de fiscale aftrekbaarheid van de verblijfkosten voor studenten" (nr. 954)

01.01 Joseph Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le

ministre, je me permets de revenir sur une mesure qui me tient
particulièrement à coeur et qui concerne les parents d'étudiants
obligés de quitter le domicile familial et de loger à l'extérieur pour
poursuivre des études universitaires ou supérieures.

Pour l'évolution et le développement d'un pays, la formation des
jeunes est fondamentale. Vous n'êtes pas sans savoir que pour les
citoyens habitant des régions périphériques des centres universitaires
ou d'études supérieures, les frais sont bien plus élevés que pour ceux
qui ont la chance d'habiter à proximité de ces institutions
universitaires ou des grands centres dans lesquels se retrouvent ces
institutions.

Pour les habitants des régions périphériques tant du Nord que du Sud
de notre pays, un logement d'étudiant coûte entre 2.500 et 3.000
euros par an. J'estime qu'il y a discrimination entre celles et ceux qui
habitent près de ces établissements universitaires et celles et ceux
qui en sont éloignés et qui se trouvent donc dans l'obligation de louer
un kot pour poursuivre leurs études. Certaines familles ne peuvent
pas inscrire tous leurs enfants aux études supérieures parce qu'elles
n'ont pas les moyens pour les financer ou doivent accepter de vivre
modestement pour pouvoir payer des études à leurs enfants. Je
pense ici à quelqu'un qui nous sensibilise en permanence sur ce
dossier: M. Harzée de Bastogne, que vous avez déjà rencontré.

Une piste que j'avance depuis longtemps est une réduction d'impôt
via la quotité exemptée d'impôt avec un crédit d'impôt pour les
familles les moins favorisées. Ce mécanisme, bien sûr, ne règlera
pas tous les problèmes mais permettra d'atténuer le coût des études
supérieures.

D'après mes informations, monsieur le ministre, vous êtes favorable à
une telle mesure.

Mes questions sont très claires.

01.01 Joseph Arens (cdH): Ik

ben van mening dat er een
discriminatie bestaat tussen zij die
in de buurt van een universitaire
instelling wonen en zij die verderaf
wonen en bijgevolg verplicht zijn
een kot te huren om verder te
studeren. Een
belastingsvermindering via de
belastingvrije som met een
belastingskrediet voor de minder
gegoede gezinnen kan een
hulpmiddel zijn om die financiële
meerkost te helpen dragen.

Volgens mijn informatie bent u
voorstander van een dergelijke
maatregel. Bent u van plan om in
het kader van de begroting voor
2007 hiervoor op federaal vlak
maatregelen te treffen?

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

- Envisagez-vous de prendre, dans le cadre du budget 2007, des
mesures au niveau fédéral?
- Quand comptez-vous aller de l'avant dans ce dossier puisque vous
semblez être favorable à cette proposition?

01.02 Didier Reynders, ministre: En ce qui concerne l'enseignement

de façon générale ou la recherche, comme je l'ai déjà dit dans cette
commission, il s'agit d'une compétence dépendant des
Communautés, voire en partie des Régions.

Le gouvernement fédéral ne reste pas pour autant inactif. Je rappelle
notamment que, dans le cas des universités ou des centres de
recherche, nous sommes très fortement intervenus par des
exonérations de précompte pour l'ensemble des chercheurs. Cela
équivaut à un refinancement à la majorité simple de l'ensemble de
nos universités pour des montants non négligeables. En effet, les
aides en matière de recherche, entreprises comprises, vont aller
jusqu'à 80 millions d'euros. Quand on met à disposition sept, huit ou
neuf millions d'euros pour chaque université complète, c'est un
refinancement qui ne peut être ignoré.

Du côté des étudiants eux-mêmes, nous sommes conscients des
difficultés qu'ils peuvent rencontrer, en ce compris ceux qui se
décident à exercer une activité pendant les périodes de vacances
pour financer une partie de leurs études. Nous avons mis en place
des mesures au niveau fédéral à travers le statut social des étudiants
jobistes qui a été fortement amélioré. Sur le plan fiscal, je vous
rappelle qu'il est fait abstraction, depuis l'exercice d'imposition 2006,
des rémunérations perçues par les étudiants à concurrence de
2.170 euros par an, montant indexé pour l'exercice d'imposition 2007,
revenus 2006, pour déterminer le montant net des ressources. Cette
dernière mesure permet à un étudiant qui souhaite intervenir dans le
financement de ses études, que ce soit à travers la location d'un kot
ou à travers d'autres mécanismes, d'aider sa famille à financer ces
frais, tout en restant fiscalement à charge de celle-ci.

Pour ce qui concerne le financement direct d'aides à l'égard des
étudiants, il est évident que l'on entre là dans le domaine des bourses
d'étude et des prêts d'étude, qui relève directement des
Communautés. Je serais assez disposé à tenter d'avancer dans cette
voie, mais il conviendrait à tout le moins que les ministres en charge
de ces matières dans les Communautés prennent également des
initiatives. Dans le cadre d'un accord avec les Communautés, je
verrais volontiers une démarche où les Communautés s'engageraient
à accroître les moyens comme je l'ai déjà dit à Mme Simonet, en
charge de ce problème à la Communauté française , en modifiant
les critères d'octroi de bourses et de prêts d'étude, pour mieux
rencontrer la situation que vous mettez en avant. Si un effort de cette
nature est fait par les Communautés, pourquoi pas alors un effort en
parallèle de la part du fédéral.

Pour conclure, je dois attirer votre attention sur un élément qui figure
évidemment dans les documents. Comme pour beaucoup d'autres
propositions, la commission a souhaité obtenir une estimation
budgétaire émanant de la Cour des comptes. Selon l'hypothèse de
départ retenue, écrit la Cour, le coût budgétaire de cette proposition
pourrait se situer entre 200 et 300 millions d'euros. Je vous avoue que

01.02 Minister Didier Reynders:

De regering levert wel degelijk
inspanningen op het gebied van
onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek, ook al ressorteren die
aangelegenheden voor het
grootste gedeelte onder de
Gemeenschappen. Wij zijn ons
bewust van de moeilijkheden
waarmee studenten soms worden
geconfronteerd. Wij hebben
maatregelen op federaal vlak
uitgewerkt met betrekking tot het
sociaal statuut van jobstudenten
en wij hebben ook vooruitgang
geboekt op fiscaal gebied. De
rechtstreekse financiering van
steunmaatregelen voor studenten
houdt verband met de kwestie van
de studiebeurzen en
studieleningen, die rechtstreeks
onder de bevoegdheid van de
Gemeenschappen valt. Als de
Gemeenschappen een inspanning
leveren om de toegekende
middelen te verhogen, kan
daarnaast ook een inspanning van
de federale overheid worden
overwogen.

Volgens het Rekenhof schommelt
de begrotingskost van het voorstel
tussen de twee en de driehonderd
miljoen euro. We dachten niet aan
een inspanning van die omvang,
maar als de Gemeenschappen - in
het bijzonder de Franstalige
Gemeenschap bereid zouden
zijn, door middel van
studiebeurzen en lenings-
voorwaarden, de toegekende
middelen fors te verhogen, dan
kunnen wij wel onderzoeken op
welke manier we deze maatregel
met een voordelige fiscale regeling
kunnen aanvullen.

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

nous ne pensions pas à un effort de cette ampleur.

Je le répète: si les Communautés - en particulier la Communauté
française - devaient nous faire parvenir une proposition visant à
augmenter fortement les moyens alloués, au travers des bourses
d'études et des conditions de prêt, nous pourrions examiner la
manière de compléter cette mesure grâce à un dispositif fiscal
favorable.

01.03 Joseph Arens (cdH): Je remercie le ministre pour sa réponse.

Il est vrai que les Communautés doivent jouer leur rôle dans ce
dossier, mais il ne faut pas négliger non plus ce que nous pouvons y
accomplir au moyen de la fiscalité. Vous en êtes conscient, puisque
vous l'avez dit.

D'ailleurs, j'ai sous les yeux un document où il est écrit: "Ce lundi 25
septembre, à Libramont, le vice-premier ministre Didier Reynders
annonce qu'il soutient totalement la déductibilité des frais de kot". Je
me suis basé sur cette annonce formulée dans la province du
Luxembourg, puisque celle-ci est fort concernée, en me disant qu'il
s'agissait peut-être d'un oubli. Au moment où le budget fédéral est en
train d'être confectionné, cette question vaut la peine d'être posée.

En effet, j'estime qu'un effort important peut être accompli dans le
domaine fiscal. Cet effort profitera tant aux citoyens du Nord que du
Sud du pays, relativement au coût des études supérieures.

Je dépose une motion en conclusion de cette interpellation et espère
que le ministre des Finances et vice-premier ministre fera le
maximum pour que ce dossier puisse évoluer.

01.03 Joseph Arens (cdH): De

Gemeenschappen hebben een rol
te spelen in dit dossier, maar we
moeten ook niet onderschatten
wat we op fiscaal vlak kunnen
verwezenlijken. Het loont de
moeite deze vraag te stellen op
het moment van de opmaak van
de federale begroting. Tot besluit
van deze interpellatie dien ik een
motie in.

01.04 Didier Reynders, ministre: Dès que je recevrai une

proposition concernant l'accroissement du financement par les
Communautés, le dossier sera mis sur la table; rassurez-vous.

01.04 Minister Didier Reynders:

Ik zal het dossier opnieuw ter tafel
brengen zodra ik een voorstel over
de verhoging van de financiering
door de Gemeenschappen
ontvang.

01.05 Joseph Arens (cdH): L'opération fiscale du gouvernement

fédéral n'est pas liée en quoi que ce soit à une proposition
communautaire ou régionale.

01.05 Joseph Arens (cdH): De

fiscale maatregel van de federale
regering heeft niets te maken met
een voorstel van de
Gemeenschappen of de
Gewesten.

01.06 Didier Reynders, ministre: Si, si.

01.07 Joseph Arens (cdH): Il faut être clair à ce sujet: la fiscalité est

une prérogative fédérale.

Motions
Moties

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

Une motion de recommandation a été déposée par M. Joseph Arens et est libellée comme suit:
"La Chambre,

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

ayant entendu l'interpellation de M. Joseph Arens
et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances,
demande au gouvernement
de favoriser l'accès à l'enseignement supérieur en mettant rapidement en oeuvre une réduction de l'impôt
par le biais d'une majoration de la quotité exemptée d'impôts couplée à un crédit d'impôt pour chaque
jeune ayant atteint l'âge de 18 ans qui poursuit des études supérieures."

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Joseph Arens en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Joseph Arens
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Financiën,
vraagt de regering
het hoger onderwijs toegankelijker te maken door snel een belastingverlaging in te voeren via een
verhoging van de belastingvrije som gekoppeld aan een belastingkrediet voor elke jongere die de leeftijd
van 18 jaar heeft bereikt en hoger onderwijs volgt."

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Marie-Christine Marghem et par MM. Jacques Chabot,
Luc Gustin, Éric Massin, Luk Van Biesen et Dirk Van der Maelen.

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Marie-Christine Marghem en door de heren Jacques
Chabot, Luc Gustin, Éric Massin, Luk Van Biesen en Dirk Van der Maelen.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

02 Question de M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la

récupération des primes de bilinguisme par les bureaux de recettes domaniales" (n° 12964)

02 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het

recupereren van de tweetaligheidspremies door de ontvangkantoren der domeinen" (nr. 12964)

02.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, monsieur le

ministre, il me revient que les bureaux de recettes domaniales
procèdent à la récupération de certaines primes de bilinguisme,
notamment à l'égard de vos fonctionnaires détachés dans des
cabinets ministériels ou mis à disposition d'un groupe politique à la
Chambre des représentants ou dans d'autres assemblées.

Tout d'abord, n'est-il pas regrettable de la part de votre département
de procéder de la sorte et cela vis-à-vis d'agents qui ont fourni de
sérieux efforts, non seulement pour apprendre la seconde langue
mais aussi pour réussir les difficiles épreuves du Selor?

Dans certains cas, la prescription normale de cinq ans est acquise.
De manière unilatérale, le service "Automatisation-Personnel" du
secrétariat général se base alors sur l'article 106 de l'arrêté royal du
17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de
l'État. Cet article établit une distinction selon que la perception indue
résulte ou non de manoeuvres frauduleuses ou de déclarations
fausses ou sciemment incomplètes. Vos services décident
systématiquement, sans motivation et sans la moindre notification
préalable aux intéressés, que la prescription est de dix ans. Quelle est
la base légale de ces méthodes? N'y a-t-il pas violation des principes
de bonne administration et de l'obligation légale de motivation?

Enfin, les courriers adressés par l'administration du Cadastre, de
l'Enregistrement et des Domaines aux personnes concernées
stipulent qu'à défaut de paiement, "le dossier sera remis à un huissier
de justice pour recouvrement par toutes voies de droit et notamment,

02.01 Jacques Chabot (PS): Ik

heb vernomen dat de
ontvangkantoren der domeinen
tweetaligheidspremies zouden
terugvorderen van ambtenaren die
naar ministeriële kabinetten
werden gedetacheerd of ter
beschikking van politieke fracties
werden gesteld.

In sommige gevallen is de
verjaringstermijn van vijf jaar
echter overschreden. Op welke
wettelijke grondslag berusten die
praktijken dan? Worden de
principes van het deugdelijk
bestuur en van de wettelijke
motiveringsplicht hier niet
geschonden? Op welke manier zal
de invordering gebeuren en
hoeveel zal een en ander kosten
wanneer daarvoor
gerechtsdeurwaarders worden
ingeschakeld?

Zal u instructies geven om ervoor
te zorgen dat de procedure beter
gereglementeerd wordt en dat de

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

pour saisie immobilière et/ou mobilière" et "que cette procédure
coûtera des frais supplémentaires évalués à plus ou moins
250 euros".

Pourquoi votre département a-t-il recours à des huissiers alors qu'il
s'agit de récupérer, à tort ou à raison, des primes versées à vos
propres agents? Quel est le nombre d'huissiers de justice avec
lesquels votre département travaille aujourd'hui? Quel en est le coût?
Quel est le montant des résultats enregistrés?

Des instructions seront-elles données, d'une part, pour que cette
procédure soit mieux réglementée et appliquée correctement et,
d'autre part, pour que vos agents ne soient pas démotivés pour
apprendre la seconde langue?

Enfin, les personnes concernées, en tout cas celles dont l'échéance
est supérieure à cinq ans, seront-elles remboursées et dans quel
délai?

betrokkenen gemotiveerd blijven
om de andere landstaal te leren?

02.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur

Chabot, l'attribution de la prime de bilinguisme est régie par l'arrêté
royal du 16 mai 2003 accordant des primes linguistiques aux
membres du personnel de la Fonction publique administrative
fédérale, pris en exécution de la législation sur l'emploi des langues
en matière administrative.

Si cette prime a été payée indûment à un agent de mon département
et qu'il est toujours en service, le montant est retenu d'office sur son
traitement.

Si l'agent n'est plus en service, il est invité par un courrier simple, suivi
d'un rappel en recommandé, à rembourser les primes indues. Si le
remboursement n'est pas effectué, l'ordre de recouvrement est
transmis au Service des Domaines. En effet, sur la base de l'article 94
des lois coordonnées sur la comptabilité de l'État, les bureaux de
recettes domaniales peuvent être chargés de recouvrer des primes
indûment perçues par des agents du département.

Le bureau de recettes domaniales envoie deux nouveaux rappels au
débiteur. Faute de paiement et ne disposant pas de titre exécutoire, le
bureau doit, le cas échéant, décerner une contrainte qu'il doit faire
signifier par exploit d'huissier de justice. Sur la base de cette
contrainte, des saisies peuvent être pratiquées sur le patrimoine du
débiteur (revenus, véhicule, etc.).

Chaque receveur des domaines est libre de choisir l'huissier de
justice avec lequel il entend collaborer. Actuellement, l'administration
de la Documentation patrimoniale ne dispose pas de statistiques
permettant de déterminer les sommes recouvrées via l'huissier ou
autrement. Mais j'ai demandé que l'on puisse vous communiquer les
renseignements.

À propos de la prescription, les délais varient selon que l'agent
est/était statutaire ou contractuel. Pour les statutaires, il y a deux
délais. Le premier est le délai endéans lequel la créance doit être
notifiée par lettre recommandée à La Poste: 5 ans ou 30 ans lorsque
la perception résulte de manoeuvres frauduleuses ou de déclarations
fausses ou sciemment incomplètes. Le second est le délai pour

02.02 Minister Didier Reynders:

De toekenning van de
tweetaligheidspremie wordt bij
koninklijk besluit van 16 mei 2003
geregeld.

Indien de premie onterecht is
betaald, wordt het bedrag ervan
ambtshalve ingehouden op de
wedde van de in dienst zijnde
ambtenaar. Indien dit niet zo is,
wordt de betrokkene bij gewoon
schrijven gevolgd door een bij
aangetekende brief verstuurde
rappel verzocht de premie terug te
betalen. In geval van niet-
terugbetaling wordt het
invorderingsbevel door de
ontvangkantoren der domeinen
gegeven op grond van artikel 94
van de gecoördineerde wetten op
de Rijkscomptabiliteit.

Een mogelijk dwangbevel wordt
met een deurwaardersexploot
betekend en kan tot
inbeslagnemingen leiden.

Wij beschikken nu niet over
statistieken terzake.

Wat de verjaringstermijnen betreft,
zijn er verschillende
mogelijkheden. Als de ambtenaar
statutair was, bedraagt de termijn
waarbinnen de vordering bij
aangetekend schrijven moet
worden betekend, vijf jaar of dertig
jaar wanneer de premie werd

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

récupérer l'indu: 30 ans (article 106 des lois coordonnées). Ce délai
court à partir du dépôt de la lettre recommandée dont je viens de
parler.

Pour les contractuels, si l'indu a été perçu durant le contrat: 1 an à
dater de la cessation du contrat ou 5 ans à partir du délai qui a donné
naissance à l'action sans que ce dernier délai puisse excéder un an
après la cessation du contrat (article 15 de la loi du 3 juillet 1978
relative aux contrats de travail). Si l'indu a été perçu après la fin du
contrat, le délai est de 10 ans (article 2262bis du Code civil).

Enfin, si vous l'estimez nécessaire, vous pouvez évidemment me
communiquer l'identité des personnes qui pourraient être concernées
par ces récupérations afin d'examiner leur dossier, de vérifier si les
récupérations se font correctement en application de la loi. Pour le
reste, le département applique les différentes dispositions légales que
je viens d'évoquer.

toegekend ten gevolge van
frauduleuze handelingen of valse
verklaringen, en bedraagt de
termijn om de onterecht
uitbetaalde premie terug te
vorderen, dertig jaar.

Voor de contractuele ambtenaren
wordt in de volgende regeling
voorzien. Als de betrokkene de
niet-verschuldigde premie in de
loop van zijn arbeidsovereenkomst
ontvangt, bedraagt de termijn één
jaar vanaf de afloop van de
arbeidsovereenkomst of vijf jaar
vanaf de termijn die de vordering
heeft doen ontstaan. Indien de
onterecht uitbetaalde premie geïnd
werd na afloop van de
arbeidsovereenkomst, bedraagt de
termijn tien jaar (artikel 2262bis
van het Burgerlijk Wetboek).

U kunt mij de naam meedelen van
de personen van wie die premies
zouden kunnen worden
teruggevorderd zodat ik hun
dossier onder de loep kan nemen.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

03 Question de M. Jean-Marc Delizée au vice-premier ministre et ministre des Finances sur

"l'interprétation administrative en matière d'exonération de précompte immobilier pour activités
pédagogiques" (n° 12965)

03 Vraag van de heer Jean-Marc Delizée aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over

"de administratieve interpretatie inzake vrijstelling van onroerende voorheffing voor pedagogische
activiteiten" (nr. 12965)

03.01 Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le président, monsieur le

ministre, un précompte immobilier est retenu sur le revenu cadastral
de biens immobiliers situés en Belgique. Certaines exonérations sont
cependant prévues, notamment pour les bâtiments servant à des
activités liées à l'enseignement. Les articles 12 et 253 du Code des
impôts sur les revenus 1992 prévoient que: "les revenus cadastraux
exonérés du précompte immobilier sont ceux des biens immobiliers
ou des parties de biens immobiliers qu'un contribuable ou un
occupant a affectés sans but de lucre à l'exercice public d'un culte ou
de l'assistance morale laïque, à l'enseignement, à l'installation
d'hôpitaux, de cliniques, de dispensaires, de maisons de repos, de
homes de vacances pour enfants ou personnes pensionnées ou
autres oeuvres analogues de bienfaisance".

La question se pose, monsieur le ministre, de savoir si, pour ce qui
concerne le domaine de l'enseignement, il s'agit d'une affectation
exclusive ou non. Il faut savoir que la frontière entre l'activité
d'enseignement au sens strict et d'enseignement au sens dérivé n'est
pas toujours facile à définir. Ainsi, par exemple, dans un jugement du

03.01 Jean-Marc Delizée (PS):

Op het kadastraal inkomen van in
België gelegen onroerende
goederen wordt een onroerende
voorheffing geheven. Er bestaat
een aantal vrijstellingen, onder
meer voor gebouwen waarin
onderwijsgebonden activiteiten
plaatsvinden.

In dat verband rijst, wat het
onderwijs betreft, de vraag of het
al dan niet om een exclusieve
bestemming gaat, bijvoorbeeld in
verband met de kleine particuliere
musea. Terwijl de openbare
musea een vrijstelling genieten, is
dat niet het geval voor de
particuliere musea. De ten dele

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

25 mars 2005, le tribunal de Bruxelles décide que le bâtiment qui
abrite un centre PMS et dans lequel celui-ci assure notamment un
encadrement des études aux élèves et à leurs parents, entre en
considération pour l'exonération. Dans un premier examen,
l'administration considère qu'il n'y a pas lieu d'exonérer. Le tribunal a
quant à lui une autre interprétation. Cela pose la question de la
frontière entre l'enseignement et les matières pédagogiques. Où
s'arrête l'enseignement et où commence une activité de type
pédagogique?

Le problème se pose, par exemple, pour les petits musées privés qui
ont un public essentiellement scolaire. Les musées publics sont
exonérés alors que les musées privés ne le sont pas. Les musées
partiellement en plein air sont évidemment imposés en fonction de
leur superficie. Cela représente bien entendu des sommes
relativement importantes pour des musées qui n'ont, comme vous le
savez, pas énormément de moyens.

Je comprends que l'administration doit appliquer la loi; mais dans ce
domaine, elle l'interprète de manière restrictive. Elle exige, par
exemple, un rapport de maître à élève. Quand la loi mentionne
l'enseignement, exige-t-elle l'existence de ce rapport de maître à
élève. L'administration n'ajoute-t-elle pas une condition
supplémentaire en exigeant l'existence d'un tel rapport? Quelle est la
base légale et jurisprudentielle en ce domaine? Comment définir ce
critère? Un rapport direct avec la communication du savoir est-il
nécessaire? Ce critère est-il suffisant pour définir la notion
d'enseignement figurant dans le Code dont j'ai cité un extrait?

Un musée privé, qui accueille essentiellement des groupes scolaires,
qui dispose d'un personnel professionnel spécialisé en matière de
travail pédagogique tel les cahiers pédagogiques à destination des
enseignants, les fiches didactiques ou autres matériels, se trouve
dans une situation où l'exonération est refusée.

Quel est votre avis à ce sujet?

N'y aurait-il pas lieu de faire évoluer l'interprétation du Code en ce
domaine?

openluchtmusea worden belast op
grond van hun oppervlakte en daar
zijn aanzienlijke bedragen mee
gemoeid, voor musea die slechts
over beperkte middelen
beschikken.

Wat is de wettelijke en
jurisprudentiële basis van die
beslissingen? Hoe kan het door
uw administratie gehanteerde
criterium betreffende een
"verhouding van meester tot
leerling" nader worden
omschreven? Is een rechtstreekse
band met de kennisoverdracht
noodzakelijk? Volstaat dat
criterium om het begrip "onderwijs"
te omschrijven?

03.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur

Delizée, examinons d'abord la situation d'aujourd'hui. En vertu de
l'article 253, 1° du Code des impôts sur les revenus 1992, "est
exonéré du précompte immobilier le revenu cadastral des biens
immobiliers ou des parties de biens immobiliers visé à l'article 12 §1
du même CIR 1992". L'article 12 §1 dispose qu'"est exonéré le revenu
cadastral des biens immobiliers qu'un contribuable ou un occupant a
affecté sans but de lucre à l'exercice public d'un culte ou de
l'assistance morale laïque, à l'enseignement, à l'installation
d'hôpitaux, de cliniques, de dispensaires, de maisons de repos, de
homes de vacances pour enfants ou personnes pensionnées ou
d'autres oeuvres analogues de bienfaisance."

Il convient de bien souligner que l'article 12 §1 énonce une exception
à la règle d'imposabilité des biens immobiliers visés à l'article 7 du
même CIR 1992 et doit par conséquent être interprété de manière
restrictive. Pour pouvoir être exonérés, les biens immobiliers doivent
donc être affectés exclusivement aux fins énumérées limitativement

03.02 Minister Didier Reynders:

Krachtens artikel 253, 1° van het
WIB 1992 is het kadastraal
inkomen van de in artikel 12, § 1
van het WIB 1992 vermelde
onroerende goederen of delen van
onroerende goederen vrijgesteld
van onroerende voorheffing.

Dat artikel voorziet in een
uitzondering op de bepaling van
artikel 7 van het WIB 1992 en
moet op een restrictieve manier
worden geïnterpreteerd. Wat de
onroerende goederen of delen van
onroerende goederen betreft die
voor het onderwijs zijn bestemd,
moet aan drie voorwaarden zijn

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

par la loi.

Pour l'application de cette exonération, en ce qui concerne les
immeubles ou parties d'immeuble affectés à l'enseignement, les trois
conditions suivantes doivent être réunies simultanément: l'absence de
but de lucre, un enseignement systématique et l'affectation
nécessaire des immeubles à des fins didactiques.

En ce qui concerne le terme "enseignement", il implique une activité
didactique exercée par l'enseignant sur l'enseigné. Ceci ressort d'un
arrêt de la Cour de cassation du 11 octobre 1966 en cause de l'ASBL
Bibliothèque publique Saint-Henri; je peux vous renvoyer au "Bulletin
des Contributions" n° 447, page 2054. Un autre arrêt de la Cour de
cassation du 10 janvier 1968 peut également être cité en cause de
l'ASBL Centre interdiocésain, "Bulletin des Contributions" n° 459,
page 72.

Dès lors, tout enseignement, quelle que soit sa forme, peut être pris
en considération pour l'octroi de l'exemption, dès lors que les activités
didactiques sont organisées systématiquement donc pas
occasionnellement - dans le but d'enseigner selon le rapport maître-
élève. Ni la matière enseignée, ni la qualité de l'organisateur ou du
dispensateur de l'enseignement, ni celle des enseignés ne peuvent
s'opposer à l'octroi de l'exonération.

Quant à l'affectation nécessaire des immeubles ou parties
d'immeubles, ceux-ci doivent être utilisés à des fins didactiques étant
entendu que cette affectation ne peut être occasionnelle ou
accessoire.

Enfin, l'appréciation de ces conditions est une question qui doit être
appréciée en fait, de telle sorte qu'il faut examiner au cas par cas si la
condition d'affectation du bien immobilier est remplie. Dès lors, je ne
puis fournir ici une réponse pour l'exemple spécifique que vous citiez.
Je suis prêt à le faire examiner de manière plus particulière. Chaque
dossier doit être traité dans le cas de la demande d'exemption de
précompte immobilier; cette demande doit être initiée par le
contribuable lui-même, conformément à la procédure prévue par le
CIR, procédure dont vous avez fait état.

Voilà la situation actuelle.

Je suis tout à fait disposé à examiner, sur la base de propositions de
loi, la manière de repréciser les conditions de l'exonération si on
devait constater une difficulté pour certains types d'activité. Vous avez
cité la différenciation entre musée public et musée privé. On peut
peut-être tenter de l'examiner, y compris par voie de proposition de
loi. Je n'y vois pas d'inconvénient.

Voilà les règles actuelles qui découlent notamment d'une
jurisprudence de la Cour de cassation.

voldaan: het ontbreken van een
winstoogmerk, het systematische
karakter van het onderwijs en de
noodzakelijke bestemming voor
didactische doeleinden.

Die voorwaarden moeten voor elk
geval afzonderlijk worden
beoordeeld. Ik ben bereid om na
te gaan hoe de voorwaarden voor
de vrijstelling opnieuw kunnen
worden verduidelijkt, bijvoorbeeld
op basis van een wetsvoorstel.

Le président: Monsieur Delizée, vous avez la parole pour votre réplique. Êtes-vous satisfait de cette
réponse?

03.03 Jean-Marc Delizée (PS): Je remercie M. le ministre pour sa

réponse. Je suis certainement satisfait pour ce qui est de la dernière
partie de la réponse.

03.03 Jean-Marc Delizée (PS): Ik

zal trachten een en ander nader te
onderzoeken.

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Monsieur le ministre, vous confirmez la situation existante. Je vous
demanderais éventuellement de faire examiner ce jugement du
Tribunal de Bruxelles. Dans ce cas, l'interprétation est plus large; il
s'agit d'un centre PMS qui, notamment, encadre des études. Ce cas
est un peu plus discutable.

Vous connaissez la situation financière d'un certain nombre de petites
structures à caractère pédagogique. En l'occurrence, il s'agit d'un
musée privé. Les musées publics sont exonérés. Compte tenu d'une
situation spécifique, par exemple le fait d'avoir une superficie de
musée de plein air, la facture est alourdie.

Vous faites une ouverture à l'examen de critères plus précis via une
proposition de loi. Je tenterai d'approfondir la question et je vous en
reparlerai le cas échéant.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

04 Question de M. Benoît Drèze au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la démolition

des bâtiments des Finances à Liège" (n° 13020)

04 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de

sloop van de gebouwen van Financiën in Luik" (nr. 13020)

04.01 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, tout comme vous, je

suis intéressé par le meilleur aménagement possible des espaces
publics devant la nouvelle gare de Liège. Vu l'ampleur et le style de
cette nouvelle gare, nous sommes tous convaincus qu'il faut
envisager des travaux d'une certaine importance. Je vous interrogeais
le 27 juin dernier en commission des Finances et le 12 octobre en
séance plénière au sujet des bâtiments des Finances à Liège,
sachant qu'au moins un des deux bâtiments devrait être démoli pour
laisser la place à l'aménagement envisagé par Euro-Liège TGV, d'une
part, et la Ville de Liège, d'autre part. En juin, vous m'aviez répondu
attendre un courrier de la Ville de Liège à ce sujet. Sachant que le
bourgmestre vous a écrit en septembre, je me permets de revenir
aujourd'hui sur la question.

Monsieur le ministre, voici mes trois questions. Premièrement, les
bâtiments concernés ont-ils été retirés de la liste arrêtée par le
gouvernement en vue d'une vente en 2006-2007? Deuxièmement,
dans la négative et dans le cadre du budget 2006, quelle est la valeur
de vente espérée par le gouvernement pour chacun des deux
immeubles? Ces montants sont-ils toujours d'actualité? Enfin, au vu
des récents événements, quel avenir projetez-vous pour ces deux
bâtiments?

04.01 Benoît Drèze (cdH): De

openbare ruimten voor het nieuwe
station van Luik moeten zo goed
mogelijk aangelegd worden. De
burgemeester zou u trouwens de
beloofde brief in verband met de
gebouwen van Financiën in Luik
hebben toegezonden.

Werden de kwestieuze gebouwen
van de lijst geschrapt die de
regering met het oog op een
verkoop in 2006-2007 heeft
opgesteld? Indien dat niet
gebeurde, hoeveel zal volgens de
regering de verkoop van beide
gebouwen voor de begroting 2006
opbrengen? Zijn die bedragen nog
niet achterhaald? Tot slot, wat is
de bestemming van die twee
gebouwen?

04.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur

Drèze, comme énoncé précédemment, la liste définitive des
bâtiments qui devaient être transférés lors de l'opération sicafi 2006
reprenait principalement des bâtiments de bureaux sélectionnés dans
le portefeuille de l'État et gérés par la Régie des Bâtiments, ainsi
qu'une grande partie des bâtiments de la SOPIMA. Au sujet de la
SOPIMA, le complexe des Finances que vous mentionnez se trouvait
en effet dans la liste des biens à transférer.

Vu la décision de l'attribution du marché régi par le cahier spécial des

04.02 Minister Didier Reynders:

Nadat de Raad van State in zijn
arrest van 11 oktober 2006 de
beslissing van toewijzing van de
overheidsopdracht die door het
bijzonder bestek
"vastgoedpartners vastgoedbevak
2006" wordt geregeld, geschorst
had, heeft de ministerraad beslist
alle mogelijke rechtsmiddelen

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

charges "partenaires immobiliers sicafi 2006" suspendue par le
Conseil d'État dans un arrêt du 11 octobre 2006, le Conseil des
ministres a décidé de revoir l'ensemble des voies juridiques possibles
pour atteindre les objectifs visés pour 2006. Dans le cadre de cette
opération concernant les biens immobiliers de l'État, le complexe des
Finances à Liège est toujours repris à ce jour dans la liste des biens à
valoriser en 2006. Bien que la valeur du complexe était chiffrée
suivant les conditions de relocation fixées à l'occasion de l'opération
sicafi 2006, une expertise actualisée est à prévoir pour toute nouvelle
opération. Nous reviendrons donc probablement avec d'autres
chiffres.

Dans l'attente d'une décision quant à la manière de valoriser les biens
de l'État en 2006, il est envisagé de préparer un dossier pour la
recherche d'un site permettant de reloger les fonctionnaires hébergés
dans ces bâtiments. J'ai donc demandé à la Régie des Bâtiments
d'avancer également dans la recherche d'un autre site. Au sujet des
courriers reçus jusqu'à présent, je serais heureux de recevoir un
courrier fondé sur une décision de la Ville de Liège, ce qui n'a pas
encore été le cas jusqu'à présent.

opnieuw te bekijken teneinde de
voor 2006 vastgelegde
doelstellingen alsnog te halen. In
het kader van die operatie
betreffende de onroerende
overheidsgoederen, staat het
gebouwencomplex van Financiën
in Luik nog steeds op de lijst van
de goederen die in 2006 moeten
gevaloriseerd worden. Bovendien
moet de waarde van de goederen
bij elke nieuwe operatie opnieuw
geschat worden. We zullen dus
waarschijnlijk andere cijfers
voorleggen.

Voorts heb ik de Regie der
Gebouwen gevraagd zo snel
mogelijk een andere site te vinden
voor de huisvesting van de
ambtenaren die thans in die
gebouwen werken.

Tot slot zou ik graag een brief
ontvangen waarin met een
beslissing van de stad Luik wordt
rekening gehouden.

04.03 Benoît Drèze (cdH): Je n'ai pas lu ce courrier: je sais

seulement qu'il existe et je le pensais fondé sur une décision du
Collège. Nous vérifierons cela ensemble. Je comprends qu'il faille une
nouvelle expertise vu le calendrier prolongé. Pourriez-vous me donner
les anciens chiffres? Je suis très intéressé.

04.03 Benoît Drèze (cdH): Ik

begrijp dat er een nieuwe schatting
moet worden uitgevoerd, vermits
de operatie langer duurt. Kan u
me de oude cijfers bezorgen?

04.04 Didier Reynders, ministre: Je demanderai les chiffres. Je ne

les citerai pas de mémoire de peur de me tromper d'un million, ce que
l'on me reprocherait immédiatement!

04.04 Minister Didier Reynders:

Ik zal de cijfergegevens opvragen.

04.05 Benoît Drèze (cdH): Vous cherchez un autre site pour reloger

ailleurs les fonctionnaires. Vous envisagez donc de libérer les
bâtiments?

04.05 Benoît Drèze (cdH): U

bent op zoek naar een nieuwe
huisvesting voor de ambtenaren.
U bent dus van plan de gebouwen
te ontruimen?

04.06 Didier Reynders, ministre: De manière systématique - et je

souhaite que ce soit bien acté pour les représentants des
organisations syndicales au sein du département -, je fais toujours
déménager les agents du département avant de démolir un
immeuble. Je n'ai encore jamais fait détruire un immeuble en y
laissant des agents du département.

04.06 Minister Didier Reynders:

Ik heb de gewoonte de
ambtenaren van mijn departement
te doen verhuizen voor ik een
gebouw laat afbreken. Ik heb nog
nooit een gebouw laten afbreken
met het personeel erin.

Le président: Surtout en y laissant les agents!

04.07 Benoît Drèze (cdH): J'apprécie votre humour!

04.07 Benoît Drèze (cdH): Ik lig

dubbel!

04.08 Didier Reynders, ministre: J'ai toujours veillé à les faire

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

déménager avant d'envisager une quelconque démolition.

04.09 Benoît Drèze (cdH): Cependant, quelque chose ne me paraît

pas très clair: vous confirmez que vous envisagez de libérer le site,
mais vous dites par ailleurs qu'il figure toujours dans la liste des biens
à vendre en 2006. Cette contradiction me laisse perplexe.

04.09 Benoît Drèze (cdH): Terwijl

u er enerzijds aan denkt de site te
ontruimen, zegt u dat hij nog
steeds voorkomt op de lijst van de
in 2006 te verkopen goederen. Die
tegenstrijdigheid slaat me met
verstomming.

04.10 Didier Reynders, ministre: C'est pourtant très clair. Nous

pouvons très bien imaginer de nous installer ailleurs et donc de ne
plus être locataires de ce bâtiment.

Je veux bien vous communiquer les chiffres, mais si la Ville de Liège
prévoit dans son budget des montants, soit au travers d'une
expropriation soit par le biais d'un achat pour acquérir ce bâtiment,
elle en deviendra propriétaire sans aucun problème.

04.10 Minister Didier Reynders:

We kunnen ons perfect voorstellen
dat we elders onderdak zouden
vinden en dus niet langer huurder
zouden zijn van dat gebouw. Ik
ben bereid u de cijfers mee te
delen, maar indien de stad Luik in
haar begroting bepaalde bedragen
heeft uitgetrokken om dat gebouw,
via een onteigening of een
aankoop, te verwerven dan zal ze
er probleemloos eigenaar van
worden.

04.11 Benoît Drèze (cdH): Vous ne pensez pas que le prix sera

beaucoup plus élevé après une vente que dans le cadre de la
SOPIMA actuelle?

04.11 Benoît Drèze (cdH): Denkt

u niet dat de prijs veel hoger zal
zijn na een verkoop dan in het
raam van SOPIMA?

04.12 Didier Reynders, ministre: Les procédures d'expropriation et

de valorisation sont identiques. Évidemment, la valeur du bâtiment à
Liège diffère de celle de la Tour des Finances.

J'y reviendrai ultérieurement pour donner la réponse exacte.

04.12 Minister Didier Reynders:

De procedures op het stuk van
onteigening en waardebepaling
zijn identiek. De waarde van het
gebouw in Luik is natuurlijk niet te
vergelijken met die van de
Financietoren.

Le président: Monsieur Drèze, attendez donc quelques instants.

En attendant, je vais donner la parole à M. Tommelein.

04.13 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, j'ai déjà la

réponse.

Il s'agissait de 24 millions d'euros pour l'ensemble du site. C'est pour
cela que je vous parlais de décision formelle de la part de la Ville de
Liège. L'intention d'utiliser un bâtiment dans un projet éventuel est
une chose...

04.13 Minister Didier Reynders:

Het ging om tweeëntwintig miljoen
euro voor de hele site. Precies
daarom sprak ik u van een formele
beslissing van de stad Luik.

04.14 Benoît Drèze (cdH): Selon vous, ce serait à la Ville de prévoir

un budget de 24 millions?

04.14 Benoît Drèze (cdH): Zou

de stad in een dergelijk budget
moeten voorzien?

04.15 Didier Reynders, ministre: Ou à quelqu'un d'autre. Sauf si,

dans un budget de l'État, on décidait d'apporter un immeuble d'une
valeur de 24 millions d'euros à la Ville de Liège.

04.15 Minister Didier Reynders:

Of iemand anders. Behalve indien
beslist zou worden, in een
begroting van de Staat, om een
gebouw ter waarde van

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

tweeëntwintig miljoen euro toe te
wijzen aan de stad Luik.

04.16 Benoît Drèze (cdH): Ou un promoteur privé qui serait

partenaire. Tout est ouvert.

04.16 Benoît Drèze (cdH): Of

een privépromotor die partner zou
zijn. Alle mogelijkheden staan
open.

04.17 Didier Reynders, ministre: Ou un généreux donateur. Si Bill

Gates devait racheter le bâtiment, peut-être que sa fondation le
mettrait à la disposition de la Ville de Liège. Tout est possible.

04.18 Benoît Drèze (cdH): Vous avez des contacts que je n'ai pas!

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

05 Vraag van de heer Bart Tommelein aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de

toepassing van artikel 129 van het Wetboek van Registratierechten" (nr. 13035)

05 Question de M. Bart Tommelein au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'application

de l'article 129 du Code des droits d'enregistrement" (n° 13035)

05.01 Bart Tommelein (VLD): Mijnheer de minister, een fusie is

altijd al vrijgesteld van inbrengrecht, dat sinds 1 januari 2006 van
0,5% teruggebracht is naar nul. De geruisloze fusie is een fusie
waarbij de overnemende vennootschap 100% van de aandelen bezit
in de opgeslorpte vennootschap.

Bij een geruisloze fusie is er geen sprake van een inbreng en dus is
het inbrengrecht niet van toepassing. Artikelen 129 en 130 van het
Wetboek van Registratierechten bepalen dat op alle verrichtingen die
geen inbreng zijn, een verkooprecht geheven moeten worden. Op
basis van die artikelen int de fiscus dan een evenredig verkooprecht
wanneer onroerende goederen in een vennootschap zitten die door
geruisloze fusie opgaat in een andere. Dat evenredig verkooprecht
bedraagt in Vlaanderen 10% en in Wallonië 12,5%. De fiscus maakt
een geruisloze fusie op die manier fiscaal zeer belastend.

In een arrest van 9 maart 2006 heeft het Hof van Cassatie bepaald
dat er bij een geruisloze fusie sprake is van inbreng. Volgens het hof
stelt het Wetboek van Vennootschappen de geruisloze fusie gelijk
met een fusie door overneming en dienen daaraan dezelfde
rechtsgevolgen te worden toegekend.

De rechtsleer staat daar zeer kritisch tegenover en betwijfelt of de
fiscus zich bij dat arrest zal neerleggen. Zij stelt dat de fiscus alsnog
zal proberen om registratierechten te heffen, indien er bij een
geruisloze fusie onroerende goederen overgaan. Daardoor wordt een
grote rechtsonzekerheid gecreëerd.

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vraag.

Is artikel 129 van het Wetboek van Registratierechten van toepassing,
indien een vennootschap onroerende goederen verkrijgt door middel
van een geruisloze fusie, zoals bedoeld in artikel 676, 1 van het
Wetboek van Vennootschappen?

05.01 Bart Tommelein (VLD):

Lors d'une fusion silencieuse, une
fusion où la société absorbante
possède toutes les actions de la
société absorbée, il n'est pas
question d'un apport. En vertu des
articles 129 et 130 du Code des
droits d'enregistrement, un droit de
vente doit être perçu sur toutes les
opérations qui ne constituent pas
un apport. Il s'agit d'une lourde
imposition, le droit proportionnel
de vente s'élevant à 10% en
Flandre et à 12,5% en Wallonie.

La Cour de cassation a toutefois
jugé, dans un arrêt du 9 mars
2006, qu'il est bel et bien question
d'apport lors d'une fusion
silencieuse étant donné que le
Code des sociétés assimile une
fusion silencieuse à une fusion par
absorption. Des doutes subsistent
quant à savoir si le fisc s'inclinera
devant cet arrêt.

Quelle règle est d'application lors
d'une fusion silencieuse?

05.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, j'en reviens 05.02 Didier Reynders, ministre:

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

à la question précédente; après vérification, je voudrais signaler qu'il
s'agit de 22 millions pour l'ensemble du site. Et je ne pense pas que le
prix va diminuer au fur et à mesure de l'après-midi! C'est la dernière
estimation qui a été faite.

Mijnheer Tommelein, ik heb ook een antwoord op uw vraag. Ik kan u
meedelen dat de administratie zich heeft neergelegd bij het standpunt
van het Hof van Cassatie in het arrest van 9 maart 2006.

Dat betekent dat een bij toepassing van artikel 676.1 van het
vennootschapswetboek met fusie door overneming gelijkgestelde
verrichting, de geruisloze fusie, de vrijstelling van artikel 117 §1 uit het
Wetboek van Registratierechten geniet en dus niet valt onder het
toepassingsgebied van de artikelen 129 en 130 van voornoemd
wetboek.

Bij de publicatie van het arrest op Fisconet, de fiscale gegevensbank
die de FOD Financiën ter beschikking stelt van het publiek, heeft de
administratie dat standpunt reeds vermeld. Daarbij werd tevens
uitdrukkelijk gesteld dat de vroegere administratieve beslissing komt
te vervallen. Er is dus ook een vrijstelling in dergelijk geval.

L'administration s'est inclinée
devant l'arrêt de la Cour de
cassation du 9 mars 2006. La
fusion silencieuse est considérée
comme une opération assimilée à
la fusion par absorption et ne
tombe dès lors pas dans le champ
d'application des articles 129 et
130 du Code des droits
d'enregistrement.

L'administration a déjà mentionné
cet élément lors de la publication
de l'arrêt sur Fisconet. Il a
également été expressément
annoncé que l'ancienne décision
administrative était caduque et que
l'exonération s'appliquait aussi en
l'espèce.

05.03 Bart Tommelein (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik dank de

minister voor zijn antwoord, dat een goed antwoord is.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

06 Question de M. Luc Gustin au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les

conséquences de l'article 45 §2 du Code de la TVA pour les véhicules de remplacement utilisés par la
clientèle des professionnels de l'automobile" (n° 13053)

06 Vraag van de heer Luc Gustin aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de

gevolgen van artikel 45 §2 van het btw-Wetboek voor de vervangvoertuigen die worden gebruikt door
de klanten van de autoprofessionals" (nr. 13053)

06.01 Luc Gustin (MR): Monsieur le ministre, ma question concerne

la TVA appliquée aux véhicules de remplacement utilisés par la
clientèle des professionnels de l'automobile. En effet, tel qu'il résulte
de l'article 103 de la loi-programme du 27 décembre 2005, le texte
actuel de l'article 45, §2, alinéa 2 du Code de la taxe sur la valeur
ajoutée ne permet pas aux professionnels de l'automobile, qui mettent
un véhicule de remplacement à disposition de leur clientèle pendant
l'immobilisation de leur propre véhicule, de bénéficier d'une déduction
normale des taxes ayant grevé en amont l'acquisition et les biens et
services se rapportant au véhicule utilisé à cette fin.

Seuls les vendeurs de véhicules, pour les véhicules qu'ils vendent
(littera h de l'article 45, §2, alinéa 2) et les assujettis dont l'activité
économique consiste dans la location de véhicules automobiles
accessibles à quiconque (littera i de cette disposition visant les
loueurs et les sociétés de leasing de véhicules), pour les véhicules
utilisés à cette fin, peuvent bénéficier, outre les autres exceptions qui
y figurent, de l'exception à la limitation à 50% au maximum de la
déduction des taxes en amont instaurée par ledit article 45 du Code
de la TVA.

Monsieur le ministre, n'estimez-vous pas qu'il y a lieu de mettre fin à
la discrimination qui résulte de ce texte entre les loueurs de véhicules,

06.01 Luc Gustin (MR):

Overeenkomstig de huidige tekst
van artikel 45, § 2, 2

lid, van het

Wetboek van de belasting over de
toegevoegde waarde hebben de
garagisten die hun klanten een
vervangwagen aanbieden voor de
duur van de herstelling van hun
wagen, geen recht op een normale
aftrek van de voorbelasting die ze
betaald hebben voor de
verwerving en de goederen en
diensten die betrekking hebben op
het voertuig dat daarvoor gebruikt
wordt.

Alleen de verkopers van
voertuigen en de belasting-
plichtigen wier economische
activiteit bestaat uit het verhuren
van voertuigen die voor iedereen
toegankelijk zijn, hebben recht op
een uitzondering op de beperking

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

d'une part, et les professionnels de l'automobile, d'autre part, qui
mettent également à disposition à titre onéreux un véhicule au
consommateur?

tot 50 procent van het maximum
van de afrek van de voorbelasting
die door het voornoemde artikel 45
van het btw-Wetboek werd
ingevoerd.

Is u niet van mening dat er een
einde moet worden gesteld aan de
door die tekst ingevoerde
discriminatie tussen de
verhuurders van voertuigen
enerzijds en de garagisten
anderzijds die eveneens tegen
betaling een voertuig ter
beschikking van de consumenten
stellen?

06.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur Gustin, le texte actuel de

l'article 45, §2, alinéa 2 du Code de la taxe sur la valeur ajoutée en
vigueur depuis le 1

janvier 2006 permet aux assujettis dont l'activité

économique consiste en la location de véhicules automobiles
accessibles à quiconque de bénéficier de la déduction totale des
taxes ayant grevé l'acquisition et les biens et services se rapportant
aux véhicules utilisés à cette fin.

La location d'une voiture est en fait un contrat de location d'un bien
mobilier, un contrat par lequel l'une des parties s'engage à octroyer la
jouissance d'un bien à l'autre partie pendant une certaine période et
moyennant le payement d'un prix convenu. Il s'ensuit qu'un assujetti,
qu'il soit concessionnaire de marque, vendeur de voitures d'occasion,
carrossier ou loueur de voitures, qui s'organise pour mettre à
disposition de quiconque de sa clientèle des voitures automobiles
pendant une certaine durée moyennant le payement d'un prix
conforme au marché, doit pouvoir bénéficier de la déduction totale de
la TVA grevant l'acquisition et les frais se rapportant aux véhicules
utilisés à cette fin.

J'estime que, pour autant que ces conditions soient respectées, il n'y
a pas de discrimination entre les loueurs de véhicules, d'une part, et
les professionnels de l'automobile, d'autre part, qui mettent à
disposition à titre onéreux un véhicule au consommateur. Dans le
cadre des dispositions légales, on pourrait envisager d'ailleurs
d'omettre dans le texte de la loi la référence "à quiconque", pour qu'il
n'y ait aucune difficulté. De toute façon il n'y a aucune conséquence
budgétaire en la matière puisque les entreprises récupèrent à 100%
la TVA en cause.

06.02 Minister Didier Reynders:

De verhuur van een voertuig is
eigenlijk een huurcontract van een
roerend goed, een overeenkomst
waardoor een van de partijen zich
ertoe verbindt het genot van een
goed gedurende een bepaalde
periode en tegen de betaling van
een overeengekomen prijs aan de
andere partij toe te kennen.
Daaruit volgt dat een
belastingplichtige die systematisch
aan al zijn klanten voertuigen ter
beschikking stelt voor een
bepaalde periode tegen betaling
van een marktconforme prijs, recht
heeft op de volledige aftrek van de
btw op de verwerving en de kosten
verbonden aan de voertuigen die
daarvoor worden gebruikt.

Voor zover die voorwaarden
worden nageleefd, is er geen
sprake van een discriminatie
tussen de verhuurders van
voertuigen enerzijds en de
garagisten die tegen betaling een
voertuig ter beschikking van de
consumenten stellen, anderzijds.
In het kader van de wettelijke
bepalingen zou men trouwens
kunnen overwegen in de wettekst
de verwijzing "voor iedereen" weg
te laten om alle moeilijkheden te
voorkomen. Hoe dan ook is er
geen enkele budgettaire weerslag,
vermits de ondernemingen de
kwestieuze btw volledig kunnen
terugvorderen.

06.03 Luc Gustin (MR): Merci beaucoup, monsieur le ministre.

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Le président: (...) Si la voiture est prêtée gracieusement au client, il y
a un problème - mais c'est un autre débat.

De voorzitter: Indien het voertuig
gratis aan de klant wordt
uitgeleend, is er een probleem,
maar dat is een andere discussie.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

07 Question de Mme Marie-Christine Marghem au vice-premier ministre et ministre des Finances sur

"la directive 92/12/CEE du 25 février 1992 relative au régime général, à la détention, à la circulation et
aux contrôles des produits soumis à accise" (n° 13054)

07 Vraag van mevrouw Marie-Christine Marghem aan de vice-eerste minister en minister van

Financiën over "de richtlijn 92/12/EEG van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor
accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop" (nr. 13054)

07.01 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président,

monsieur le vice-premier ministre, l'article 1

de l'arrêté royal n° 1 du

29 décembre 1992 relatif aux mesures tendant à assurer le paiement
de la taxe sur la valeur ajoutée prévoit que l'assujetti qui effectue des
livraisons de biens pour des personnes physiques qui les destinent à
leur usage privé, est tenu de délivrer une facture lorsque ces
opérations ont lieu en Belgique et lorsqu'il s'agit de livraisons de biens
qui, eu égard aux quantités vendues, sont manifestement destinées à
un usage économique, ainsi que les livraisons de biens de la même
espèce que ceux dont l'acquéreur fait le commerce ou qu'il destine
normalement à l'exercice de son activité économique.

Dans la pratique, il est cependant impossible à l'assujetti, lorsqu'il
s'agit d'une vente au détail en magasin normalement constatée par un
simple ticket de caisse, de deviner la qualité de commerçant de son
client en fonction des seules quantités qu'il achète. Aucune
quantification ne permet actuellement de différencier les quantités
achetées en Belgique à des fins privées de celles achetées à des fins
commerciales.

Cependant, l'article 9 de la directive du 25 février 1992 relative au
régime général, à la détention, à la circulation et aux contrôles des
produits soumis à accise qui fixe des niveaux indicatifs pour établir
que des produits mis à la consommation ne sont pas acquis à des
fins commerciales, prévoit notamment les seuils suivants pour
déterminer si un achat de boisson est fait à des fins privées ou non:
- boissons spiritueuses: 10 litres;
- produits intermédiaires: 20 litres;
- vins (dont 60 litres de mousseux): 90 litres;
- bières: 110 litres.

Ces limites indicatives prévues par la directive depuis 1993 sont
entrées dans les moeurs au niveau européen. Elles sont en outre
reconnues par l'administration belge des Douanes et Accises comme
étant les seuils d'achats à des fins privées lorsqu'un voyageur en
provenance d'un État membre de l'Union ramène ses achats en
Belgique.

Il serait en ce sens assez cocasse de constater qu'un client belge
puisse aller acheter, à des fins professionnelles ou privées, 90 litres
de vin en France sans aucune facture et sans devoir attester de la
raison de son achat auprès de l'administration fiscale belge des

07.01 Marie-Christine Marghem

(MR): Artikel 1 van het koninklijk
besluit nr. 1 van 29 december
1992 met betrekking tot de
regeling voor de voldoening van
de belasting over de toegevoegde
waarde bepaalt dat de
belastingplichtige die in België
goederen levert aan natuurlijke
personen, een factuur moet
uitreiken wanneer de goederen
bestemd zijn voor een economisch
gebruik, of wanneer ze behoren tot
de soort waarin de verkrijger
handel drijft. In het geval van een
detailverkoop met kasticket, kan
de belastingplichtige echter
onmogelijk uit de aangekochte
hoeveelheden afleiden dat de klant
een handelaar is.

Artikel 9 van de richtlijn van 25
februari 1992 betreffende de
algemene regeling voor
accijnsproducten, het voorhanden
hebben en het verkeer daarvan en
de controles daarop, dat de
indicatieve niveaus bepaalt om
vast te stellen of de in het verbruik
gebrachte producten voor
commerciële doeleinden bestemd
zijn, bepaalt de drempels aan de
hand waarvan kan worden
nagegaan of een drank voor
privédoeleinden werd aangekocht.
De Belgische administratie van
douane en accijnzen hanteert
diezelfde drempels wanneer een
reiziger zijn in een andere
Europese lidstaat verrichte
aankopen meebrengt naar België.

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Douanes et Accises lors du passage à la frontière, alors que si ce
client effectue ce même achat en Belgique, le commerçant belge est
tenu de lui délivrer une facture car cet achat sera automatiquement
présumé fait à des fins commerciales.

Existe-t-il des limites quantitatives qui permettent de différencier, au
niveau de l'obligation de facturation prévue par la législation TVA, les
quantités de boissons achetées à des fins privées de celles achetées
à des fins professionnelles dans le commerce de détail? Dans le cas
contraire et afin de ne pas créer un problème concurrentiel important
pour les commerçants belges, peut-on considérer que les normes
indicatives accisiennes prévues par la directive de 1992 constituent
également des seuils à respecter par les assujettis belges dans le
cadre de leur obligation de facturation, telle qu'elle est prévue par
l'arrêté royal du 29 décembre 1992 relatif aux mesures tendant à
assurer le paiement de la taxe sur la valeur ajoutée, comme je l'ai
exposé en début d'intervention?

Een en ander brengt mee dat een
Belgische klant in Frankrijk
negentig liter wijn kan kopen
zonder factuur, terwijl de
handelaar hem, voor dezelfde
aankoop in België, een factuur
moet uitreiken omdat wordt
vermoed dat het om een aankoop
met commerciële doeleinden gaat.

Bestaan er kwantitatieve grenzen
om, wat de facturatieverplichting
uit de btw-wetgeving betreft, een
onderscheid te maken tussen de
dranken die voor professionele
dan wel voor privédoeleinden
worden aangekocht? Zo niet, kan
worden beschouwd dat de door de
richtlijn van 1992 vooropgestelde
normen tevens de na te leven
drempels zijn in het raam van de
facturatieverplichting die door het
koninklijk besluit van 29 december
1992 wordt voorgeschreven?

Le président: Merci, madame Marghem, pour cette question savante!

07.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, madame

Marghem, ce problème est un problème d'interprétation de l'article 1

§1

de l'arrêté royal n° 1 du 29 décembre 1992 relatif aux mesures

tendant à assurer le paiement de la taxe sur la valeur ajoutée. En
effet, cette disposition prévoit que, lors d'une livraison de biens à un
particulier pour son usage privé, il y a lieu à délivrance de facture
lorsque les quantités fournies sont manifestement destinées à un
usage économique. De même, la délivrance de cette facture est
imposée lorsque l'acquéreur fait le commerce ou destine
normalement à l'exercice de son activité économique les mêmes
marchandises que celles acquises à des fins privées.

Or, l'article 9 de la directive 92/12/CEE du 25 février 1992 relative au
régime général, à la détention, à la circulation et aux contrôles des
produits soumis à accises, fixe des niveaux indicatifs qui permettent
d'établir que les produits mis à la consommation dans un autre État
membre de l'Union et acquis par des particuliers, doivent être
considérés comme acquis à des fins non commerciales.

Cette disposition a été transposée dans le droit belge par le biais de
l'article 9 de la loi du 10 juin 1997 relative au régime général, à la
détention, à la circulation et au contrôle des produits soumis à
accises.

Cette disposition étant de stricte application, ayant fait l'objet d'arrêts
de la Cour de Justice européenne sur son interprétation, il me paraît
évident qu'elle devrait aussi servir de base à l'interprétation à donner
en matière d'obligation de facturation à la TVA pour les produits
d'accises relevant de ladite directive.

En effet, il ne me paraît pas opportun de contraindre un particulier qui

07.02 Minister Didier Reynders:

Het gaat om een
interpretatieprobleem betreffende
artikel 1 van het koninklijk besluit
van 29 december 1992, dat
inderdaad bepaalt dat, wanneer
aan een particulier goederen
worden geleverd voor zijn
privégebruik, een factuur moet
worden uitgereikt wanneer de
verkochte hoeveelheden kennelijk
bestemd zijn voor een economisch
gebruik.

Artikel 9 van de richtlijn 92/12/EEG
van 25 februari 1992 bepaalt
indicatieve niveaus om vast te
stellen of de door particulieren in
een andere lidstaat aangekochte
producten moeten worden
beschouwd als aangekocht voor
niet-commerciële doeleinden.

Die bepaling werd omgezet door
artikel 9 van de wet van 10 juni
1997. Aangezien de bepaling strikt
moet worden toegepast en
aanleiding heeft gegeven tot
arresten van het Europees Hof
van Justitie, moest zij ook als
grondslag dienen met betrekking

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

acquiert sur notre territoire une certaine quantité de produits
d'accises, tels les vins, les alcools et les produits intermédiaires, à
une obligation de facture, alors que la même acquisition pour les
mêmes quantités dans un autre État membre s'effectue sans
facturation, avec un simple ticket de caisse.

L'équité fiscale doit être de mise pour une même opération
d'acquisition de ces biens; il s'agit donc d'appliquer les mêmes règles
en matière de TVA que celles déterminées de manière stricte en ce
qui concerne les accises.

tot de verplichting met betrekking
tot de BTW-facturatie voor
accijnsproducten. Het is niet
opportuun om een particulier die
accijnsproducten in België
aankoopt te verplichten een
factuur te vragen, terwijl voor
dezelfde aankoop in een andere
lidstaat een kasticket volstaat.

Er moet een fiscale billijkheid
gelden: het komt erop aan
dezelfde regels toe te passen
inzake BTW als inzake accijnzen.

07.03 Marie-Christine Marghem (MR): Merci pour votre réponse,

monsieur le vice-premier ministre.

Le président: Celle-ci fut d'ailleurs tout aussi savante que la question.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

08 Question de M. Melchior Wathelet au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les

difficultés entourant le traitement des dossiers de régularisation fiscale" (n° 13056)

08 Vraag van de heer Melchior Wathelet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over

"de moeilijkheden in verband met de behandeling van de dossiers inzake fiscale regularisatie"
(nr. 13056)

08.01 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, monsieur le

ministre, instaurée par la loi-programme du 27 décembre 2005, la
procédure de régularisation fiscale, plus communément appelée DLU
bis, n'est toutefois effective que depuis la promulgation de l'arrêté
royal du 8 mars 2006 portant création du point de contact
"Régularisation" au sein du SPF Finances et de l'arrêté royal du
9 mars 2006 fixant les modèles de formulaire à utiliser pour introduire
une demande de régularisation auprès du point de contact
susnommé, établi au sein du Service des décisions anticipées.

Bien que le point de contact dispose d'un délai de trente jours pour
informer le déclarant ou son mandataire de la recevabilité de la
déclaration, il me revient que certains dossiers déposés en juin
dernier ne seraient toujours pas traités, en tout cas à la date du
14 novembre 2006. Par conséquent, il s'agit d'un délai de plus de
quatre mois et demi.

Plus que le nombre des demandes de régularisation, il semble que la
complexité des dossiers et le fait que seulement trois fonctionnaires
information qu'il vous appartiendra de confirmer ou d'infirmer
seraient chargés du traitement des demandes, expliqueraient les
raisons pour lesquelles les réponses mettent autant de temps pour
parvenir à leurs destinataires.

Monsieur le ministre, je souhaiterais savoir si vous confirmez ces
éléments. En d'autres termes, pouvez-vous m'indiquer si le point de
contact "Régularisation" informe les demandeurs de la recevabilité de
leur requête dans les trente jours suivant la réception de la déclaration
de régularisation?

08.01 Melchior Wathelet (cdH):

De programmawet van 27
december 2005 bevat de invoering
van de fiscale regularisatie
(EBAbis). Deze is echter maar
uitvoerbaar geworden sinds de
afkondiging van het koninklijk
besluit van 8 maart 2006 tot
oprichting van een 'Regularisatie'-
contactpunt van de FOD Financiën
en van het koninklijk besluit van 9
maart 2006 dat de modellen van
de te gebruiken formulieren voor
het indienen van een aangifte
vastlegt.

Hoewel het contactpunt over dertig
dagen beschikt om de indiener in
te lichten over de ontvankelijkheid
van de aangifte, heb ik vernomen
dat sommige dossiers die in juni
werden ingediend nog steeds niet
afgehandeld zijn. Deze vertraging
zou te wijten zijn aan de
complexiteit van die dossiers en
aan het feit dat slechts drie
ambtenaren belast zijn met het
afhandelen van de aanvragen.

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Estimez-vous que la complexité des dossiers et le fait qu'à peine trois
fonctionnaires seraient chargés de l'examen des demandes au sein
du Service des décisions anticipées justifieraient ou, en tout cas,
expliqueraient ces éventuels retards. Si ce n'est pas le cas, quelle en
est la raison? Si oui, comptez-vous prendre des initiatives afin que les
demandes soient traitées dans le délai prévu?

Enfin, et j'avoue que ce point ne figurait pas dans ma question,
disposez-vous du dernier montant résultant des régularisations, afin
que nous sachions ce qu'elles ont rapporté à ce jour? La dernière fois
que j'avais posé cette question, c'était à Mme Van den Bossche voici
environ cinq ou six semaines. À ce moment-là, le montant était estimé
à 4,5 millions d'euros. Cependant, si vous ne pouvez pas répondre à
cette question, ce n'est pas grave; j'y reviendrai plus tard.

Is het zo dat het contactpunt
'Regularisatie' de indieners binnen
de dertig dagen na ontvangst van
de aangifte inlicht over de
ontvankelijkheid van hun
aanvraag? Wat is de oorzaak van
de vertragingen, en bent u van
plan om extra maatregelen te
nemen om de aanvragen binnen
de geplande termijn te kunnen
behandelen?

Ten slotte, kent u het jongste
bedrag van de regularisaties? Vijf
of zes weken geleden werd het
bedrag geschat op 4,5 miljoen
euro. Hoe staat het daar vandaag
mee?

08.02 Didier Reynders, ministre: J'ai certains chiffres en ma

possession, mais pas ceux-là. Nous pourrons y revenir
ultérieurement.

Actuellement, 1.292 déclarations de régularisation ont été introduites
et 461 attestations de régularisation ont été rédigées. Cela confirme
l'écart que vous évoquiez.

En ce qui concerne le retard dans le traitement, l'article 124 §3 de la
loi-programme du 27 décembre 2005 précise que le point de contact
"Régularisation" doit avertir, dans un délai de trente jours, le déclarant
ou son mandataire de la recevabilité de la demande ainsi que
l'informer du montant du prélèvement. Il n'est donc pas possible
d'informer le déclarant ou son mandataire uniquement de la
recevabilité de la demande. Le retard est dû au fait que beaucoup de
demandes sont incorrectes ou incomplètes. Dès lors, certaines
requièrent un complément d'information. Il en résulte que des
déclarations rectifiées doivent être introduites. De ce point de vue, le
traitement prend évidemment plus de temps.

Le retard est également provoqué par la complexité de certains
dossiers. C'est le cas lors de la régularisation de revenus immobiliers
pour des biens se situant à l'étranger. Il en découle qu'un nouveau
calcul d'impôt doit être établi pour chaque année régularisée, étant
donné que les revenus régularisés doivent entrer en considération
dans le calcul de la progressivité. L'opération est donc un peu plus
complexe.

Cela étant dit, des initiatives sont prises afin de recruter de nouveaux
collaborateurs pour le point de contact "Régularisation", puisque c'est
également le Service des décisions anticipées (ruling). Le nombre
n'est pas aussi limité que vous l'indiquez. La tâche étant répartie entre
les deux bureaux, j'ai demandé que de nouveaux collaborateurs
soient recrutés afin de compléter les équipes.

08.02 Minister Didier Reynders:

Ik heb wel enkele cijfers, maar niet
die welke u vraagt! Tot op heden
werden ongeveer 1.292
regularisatieaangiftes ingediend,
en zijn 461 attesten opgesteld.
Artikel 124 § 3 van de
programmawet van 27 december
2005 verduidelijkt dat het
contactpunt 'Regularisatie' de
indieners binnen een termijn van
dertig dagen moet inlichten over
de ontvankelijkheid van de
aanvraag en over het bedrag van
de heffing.

Veel aanvragen zijn onjuist of
onvolledig. De complexiteit van
sommige dossiers speelt ook een
rol, zoals bij een regularisatie van
onroerende inkomsten van
goederen in het buitenland. We
hebben echter initiatieven
genomen om nieuwe
medewerkers voor het contactpunt
'Regularisatie' aan te werven; er
zijn momenteel trouwens meer
medewerkers dan u heeft
aangegeven.

08.03 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je remercie

M. le ministre pour sa réponse.

J'imagine que le délai de trente jours ne commence à courir qu'à

08.03 Melchior Wathelet (cdH):

Ik veronderstel dat de termijn van
dertig dagen maar begint te lopen
vanaf het moment dat enkel de

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

partir du moment où seule "la bonne demande" est introduite? Par
conséquent, lorsqu'on introduit des demandes complémentaires, le
délai de trente jours ne commence pas à courir. Une sanction est-elle
prévue à la fin de ce délai de trente jours? Si la décision n'est pas
intervenue dans ce délai, une sanction...

"goede" aanvraag is ingediend. Is
er aan het einde van deze termijn
in een sanctie voorzien?

08.04 Didier Reynders, ministre: ...Dans sa grande sagesse, le

législateur que vous êtes ne l'a pas prévue! C'est une bonne formule!

08.04 Minister Didier Reynders:

De wetgever die u bent heeft
daarin niet voorzien!

08.05 Melchior Wathelet (cdH): Malheureusement, je suis contraint

de dire qu'il vaut peut-être mieux!

Par ailleurs, il apparaît que plus de trois personnes sont affectées à
ces systèmes-là. C'est au sein de la division ruling que certaines
personnes sont affectées à ces tâches et vous allez...

08.05 Melchior Wathelet (cdH):

Dat is misschien beter!

Er zijn nu meer dan drie mensen
betrokken bij die systemen, binnen
de afdeling ruling. Het doet me
genoegen dat u van plan bent dit
aantal te verhogen.

08.06 Didier Reynders, ministre: ... l'étoffer!

08.07 Melchior Wathelet (cdH): Je m'en réjouis!

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

09 Vraag van mevrouw Marleen Govaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over

"de fiscale compensatie van grensarbeidersgezinnen met slechts één inkomen" (nr. 13070)

09 Question de Mme Marleen Govaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la

compensation fiscale pour les ménages de travailleurs frontaliers à un seul revenu" (n° 13070)

09.01 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter,

mijnheer de minister, de fiscale discriminatie van
grensarbeidersgezinnen is reeds vaak aan bod gekomen in deze
commissie, ook op 21 juni 2006. U wees toen op een mogelijk
belastingvoordeel voor kinderen ten laste in het buitenland.
Inderdaad, grensarbeiders kunnen genieten van de belastingvrije som
in Nederland. Deze is evenwel lager dan in België. Daarbij komt nog
dat vanaf het aanslagjaar 2006 in België een belastingvermindering
geldt voor kinder-en ouderenopvang.

De minister verklaarde bereid te zijn een wetsvoorstel te onderzoeken
dat de fiscale discriminatie zou wegwerken. Het Vlaams Belang
diende een wetsvoorstel in dat artikel 134 van het WIB aanpast zodat
de belastingvrije sommen en aftrekken voor kinder-en ouderopvang
ook kunnen worden berekend op het inkomen dat niet het hoogste is.
Grensarbeidersgezinnen met slechts één inkomen zo zijn er nog
steeds heel wat worden in Nederland belast en kunnen uitsluitend
van het Nederlands systeem genieten. Voor hen biedt een wijziging
van artikel 134 van het WIB geen oplossing.

Daarom volgende vraag aan de minister.

Bent u bereid grensarbeidersgezinnen met slechts één inkomen te
compenseren voor grotere belastingvoordelen in België voor kinderen
en ouderen ten laste, vermits de kinderen en ouderen in België leven
en consumeren?

09.01 Marleen Govaerts

(Vlaams Belang): Lorsque j'ai
interrogé le ministre le 21 juin à
propos de la discrimination fiscale
dont font l'objet les ménages de
travailleurs frontaliers, il a évoqué
un éventuel avantage fiscal auquel
donnent droit les enfants dans les
pays voisins. Les travailleurs
frontaliers bénéficient, en effet,
aux Pays-Bas de l'exonération
d'une somme donnée qui est
toutefois inférieure à ce qu'elle est
en Belgique. La réduction fiscale
pour enfants et parents à charge
ne leur est pas non plus accordée.

C'est pourquoi notre groupe a
déposé une proposition de loi
adaptant l'article 134 CIR de
manière telle que les sommes
exonérées et les déductions pour
enfants ou parents à charge
puissent également être calculées
sur le revenu qui n'est pas le plus
élevé. Toutefois, cette mesure
n'offre aucun avantage aux

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

ménages de travailleurs frontaliers
à un seul revenu.

Le ministre est-il disposé à
accorder à ces ménages une
compensation pour les avantages
fiscaux dont ils ne bénéficient
pas?

09.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw

Govaerts, in de internationale inkomstenfiscaliteit is het een algemeen
aanvaard principe dat het fiscaal voordeel dat betrekking heeft op de
persoonlijke en de familiale situatie, door de woonstaat worden
verleend. Deze voordelen moeten slechts uitzonderlijk door de
werkstaat worden verleend, met name als de belastingplichtige het
grootste deel van zijn inkomen in de werkstaat verdient.

Indien een belastingplichtige inwoner van België de totaliteit van zijn
beroepsinkomen in Nederland behaalt, wordt hij in Nederland belast
en kent Nederland hem dezelfde voordelen toe met betrekking tot de
persoonlijke gezinssituatie als aan een inwoner van Nederland.

Aangezien België derhalve geen heffingsbevoegdheid heeft, zie ik niet
in op welke wijze België voordelen kan toekennen inzake kinderen en
ouderen ten laste.

Zoals ik reeds heb opgemerkt in mijn antwoord op uw vraag van
21 juni 2006, moet er hoe dan ook worden op toegezien dat dezelfde
kinderen en dezelfde persoon niet zowel in België als in het buitenland
een vergelijkbaar fiscaal voordeel opleveren. Ik ben altijd bereid een
wetsvoorstel te onderzoeken, maar zonder enige vorm van
discriminatie tussen de verschillende categorieën van personen.

09.02 Didier Reynders, ministre:

Dans le domaine de la fiscalité
internationale sur le revenu, il est
un principe admis qui veut que les
avantages fiscaux qui ont trait à la
situation personnelle et familiale
soient octroyés par le pays de
résidence. Il est très rare qu'ils le
soient par le pays où l'on travaille,
c'est-à-dire lorsque le contribuable
gagne la plus grosse partie de
revenu dans le pays de travail.
Lorsqu'un résident belge gagne la
totalité de son revenu aux Pays-
Bas, il y est imposé aux mêmes
conditions que les contribuables
néerlandais. Puisque la Belgique
n'a pas dans ce cas de
compétence fiscale, elle ne peut
pas non plus octroyer d'avantages
en faveur des enfants ou des
parents à charge. Par ailleurs, il
faut veiller à ce que les mêmes
personnes ne jouissent pas
simultanément pour leurs enfants
d'avantages fiscaux en Belgique et
à l'étranger.

Je suis disposé à examiner des
propositions de loi, à condition
qu'aucune catégorie ne subisse de
discrimination.

09.03 Marleen Govaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, de

vereniging van grensarbeiders vraagt reeds jaren om een soort
compensatie. Het kindergeld en het belastingvoordeel liggen in
Nederland immers veel lager. Meestal lopen deze kinderen in België
school. Ons schoolsysteem is misschien wel duurder dan in
Nederland. Op die manier ondervinden die mensen nadeel door in
Nederland te werken en in België te wonen.

Het is jammer dat u niet in een compensatie voorziet. Het is niet meer
dan een teruggave. U trekt geld uit de begroting en geeft het aan die
mensen ter compensatie.

Ik heb reeds een wetsvoorstel ingediend om de gehuwden niet te
discrimineren ten opzichte van de samenwonenden. Die kunnen
tenslotte wel kiezen bij wie de kinderen in rekening worden gebracht,
terwijl de gehuwden of wettelijk samenwonenden deze keuze niet

09.03

Marleen Govaerts

(Vlaams Belang): L'association
des travailleurs frontaliers
demande des compensations
depuis des années déjà. Les
allocations familiales et l'avantage
pour enfants à charge sont
beaucoup moins élevés aux Pays-
Bas qu'en Belgique mais, de
manière générale, les enfants de
travailleurs frontaliers vont à
l'école dans notre pays. Il est donc
dommage qu'il n'y ait pas de
compensation. J'ai déposé une
proposition de loi pour mettre fin à
la discrimination au détriment des

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

hebben.

personnes mariées qui ne peuvent
choisir de quel partenaire
relèveront les enfants.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

10 Questions jointes de

- M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les formations certifiées
'Personnel & Organisation'" (n° 13077)
- M. Jacques Chabot au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les formations certifiées
'Personnel & Organisation'" (n° 13113)

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de
gecertificeerde opleidingen 'Personeel & Organisatie'" (nr. 13077)
- de heer Jacques Chabot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de
gecertificeerde opleidingen 'Personeel & Organisatie'" (nr. 13113)

10.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le président, monsieur le

ministre, des formations certifiées ont été organisées par le SPF
Finances. Pour ce qui concerne la structure "Personnel et
Organisation", les épreuves ont été organisées le même jour pour les
mêmes formations. Comment se fait-il dès lors que les résultats pour
les agents du niveau C francophones n'aient pas encore été
communiqués, alors que leurs collègues néerlandophones en ont tous
été informés?

Pour certains grades spécifiques, aucune formation n'a encore été
programmée. Est-il exact, par exemple, que les programmeurs se
trouvent dans cette situation? Quelles en sont les raisons? Quelles
sont les mesures qui seront prises pour remédier à ces carences et
dans quel délai?

10.01 Jacques Chabot (PS): De

FOD Financiën heeft
gecertificeerde opleidingen
ingericht. Voor de structuur
'Personeel en Organisatie' werden
de proeven voor dezelfde
opleidingen op dezelfde dag
afgenomen. Hoe komt het dat de
resultaten voor de Franstalige
personeelsleden van niveau C nog
niet werden meegedeeld, terwijl dit
voor hun Nederlandstalige
collega's wel reeds is gebeurd?

Voor sommige bijzondere graden
is er nog geen enkele opleiding
gepland. Is dit bijvoorbeeld het
geval voor de programmeurs? Hoe
komt dit? Welke maatregelen
zullen er genomen worden om dat
te verhelpen en binnen welke
termijn?

10.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je voudrais

rassurer M. Chabot quant aux résultats de tous les tests. Ceux-ci ont
été communiqués. Les différences de délai peuvent s'expliquer par
les traitements parfois supplémentaires nécessités par les
circonstances propres à chaque formation. J'ai d'ailleurs eu une
réunion ce matin avec les organisations représentatives du personnel
pour faire le point sur la situation.

En ce qui concerne les programmeurs, les formations sont
organisées par l'Institut de formation d'administration fédérale. Cette
partie de la question relève donc de la compétence de mon collègue
qui a en charge la Fonction publique; j'ai également promis aux
organisations représentatives du personnel de l'interroger sur le sujet.

10.02 Minister Didier Reynders:

De resultaten van alle tests
werden intussen meegedeeld. De
tijdsverschillen in de
bekendmaking van de resultaten
hebben mogelijk te maken met
bijkomende verwerkings-
modaliteiten die noodzakelijk zijn
binnen de specifieke context eigen
aan elke opleiding. In het geval
van de programmeurs worden de
opleidingen ingericht door het
Vormingsinstituut van de federale
administratie. Ik heb de
representatieve personeels-
organisaties beloofd om mijn
collega van Ambtenarenzaken die

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

bevoegd is voor dit deel van de
vraag aan te spreken.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

11 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over

"de toepassing van 'Paperless Douane en Accijnzen'" (nr. 13088)

11 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances sur

"l'application du projet 'Douane en Accises Paperless'" (n° 13088)

11.01 Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter,

mijnheer de minister, het project paperless douane en accijnzen is
een van de eerste projecten die binnenkort zullen worden
gerealiseerd. Het betreft een totaaloplossing voor de administratie der
Douane en Accijnzen, die volledig zal worden geïntegreerd in de
nieuwe structuur van de FOD Financiën.

Op de website van Douane en Accijnzen verneem ik uit
opeenvolgende nieuwsbrieven Paperless Douane en Accijnzen dat de
invoering van het project alsmaar wordt uitgesteld. Het eerste pakket
was oorspronkelijk gepland voor 1 januari 2006, het tweede voor
1 oktober 2006 en het derde voor 1 januari 2007.

De huidige planning ziet er volgens mijn informatie als volgt uit. Het
eerste pakket wordt in deelleveringen in test gezet en zal, voor zover
de productietesten tijdig succesvol worden afgerond, in de loop van
november 2006 in productie worden genomen en het huidige Sadbel
vervangen. De start van de productietesten voor het tweede pakket is
ook gepland voor november. Voor zover de productietesten tijdig
succesvol worden afgerond, zal dat pakket in gebruik worden
genomen in maart 2007. De ingebruikname van het derde pakket is
gepland voor juli 2007, voor zover de productietesten tijdig succesvol
worden afgerond.

Mijnheer de minister, graag krijg ik van u een antwoord op mijn
volgende vragen. Ten eerste, zal de planning worden gerespecteerd?
Indien niet, wat is de huidige actuele planning?

Ten tweede, wat was het vooropgestelde budget voor de invoering
van paperless douane en accijnzen? Hoeveel heeft het project tot nu
toe gekost? Wat is de oorzaak van de eventuele meerkosten?

Ten derde, werkt de FOD Financiën samen met externe consultants?
Indien ja, met welke? Hoeveel uren hebben de consultants tot op
heden gefactureerd en voor welk bedrag?

11.01 Dirk Van der Maelen

(sp.a-spirit): Le projet Paperless
Douanes et Accises est l'un des
premiers projets qui devaient être
réalisés dans le cadre de Coperfin.
Sa mise en oeuvre doit permettre
l'intégration complète de
l'administration des Douanes et
Accises dans la nouvelle structure
du SPF Finances. La réalisation
de ce projet est divisée en trois
paquets: "Déclaration et
perception", "Supplément
déclaration et perception" et
"Soutien aux activités de contrôle
et gestion des dossiers". La mise
en oeuvre du projet est toutefois
constamment reportée.
Actuellement, les tests de
production du premier paquet sont
en cours. Si les résultats sont
probants, PDA remplacera l'actuel
Stadbel en novembre 2006. Les
tests de production du deuxième
paquet doivent débuter en
novembre 2006. Si les résultats
sont probants, ce paquet sera mis
en production en mars 2007. La
mise en service du troisième
paquet est prévue pour juillet
2007.

Ce calendrier sera-t-il respecté?
Dans la négative, quel est le
calendrier actuel? Quel était le
budget prévu pour ce projet?
Combien ce projet a-t-il coûté
jusqu'à présent? A quoi sont dus
les coûts supplémentaires? Le
SPF Finances collabore-t-il avec
des consultants externes dans le
cadre de ce projet? Dans
l'affirmative, avec qui? Combien
d'heures ont été facturées jusqu'à
présent par ces consultants et
pour quel montant?

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

11.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer

Van der Maelen, sinds april 2006 kunnen de ondernemingen
stelselmatig meer functionaliteit van het eerste pakket van paperless
douane en accijnzen testen.

Zodra de testen aantonen dat de applicatie voldoende stabiel is, zal bij
ministerieel besluit worden bepaald dat paperless douane en
accijnzen twee maanden later wordt opgestart en Sadbel wordt
afgesloten. Douane en Accijnzen zal dat ook bekendmaken op haar
website. Wij denken dat wij in de loop van februari 2007 van start
kunnen gaan.

De levering van het tweede pakket in test is gepland voor april 2007
en zal, indien tijdig geleverd in test en voldoende stabiel, in productie
worden genomen tegen juli 2007. Over de planning voor het derde
pakket bestaat op dit ogenblik nog discussie met de leverancier. Het
zal pas tegen december 2006 kunnen worden vastgelegd. Wij
verwachten dat dat pakket zal worden geleverd in het laatste kwartaal
van 2007.

De herziening van de planning wordt eerstdaags gepubliceerd op de
website. Het vooropgestelde budget voor de voorstudie van paperless
douane en accijnzen bedroeg 743.680 euro. De voorstudie werd
gegund voor de prijs van 729.280 euro.

Het vooropgestelde budget voor de ontwikkeling van paperless
douane en accijnzen was 6,5 miljoen euro en 1,2 miljoen euro voor de
functionele analyse. De ontwikkeling van paperless douane en
accijnzen werd gegund voor een bedrag van 4.045.060 euro.

Voor opleiding en begeleiding van vijf personeelsleden van Douane
en Accijnzen voor het uitvoeren van de functionele analyse en voor
levering van een deel daarvan werd een bedrag van 684.150 euro
gegund.

Tot op heden werden bijkomende kredieten gevraagd en verkregen
voor het uitvoeren van een bijkomende detailanalyse voor een bedrag
van 1.243.246,71 euro. De bijkomende analyse was nodig ten
gevolge van het ontbreken van de nodige expertise en mankracht bij
de administratie.

Ook werden kredieten gekregen voor het implementeren van
bijkomende functionaliteiten die na goedkeuring van de initiële
analyse moesten worden uitgevoerd voor de correcte implementatie
van paperless douane en accijnzen, voor een bedrag van
779.283,25 euro.

Wat de ontwikkeling betreft, zit PLD/A dus nog ruimschoots binnen
het vooropgestelde budget, niettegenstaande op de gegunde
aanbesteding voor 779.288,25 euro bijkomende prestaties werden
gegund.

Voor de functionele analyse zit PLD/A meer dan 50% boven het
vooropgestelde budget van 1,2 miljoen euro. Globaal genomen blijft
PLD/A nog binnen de geraamde bedragen. PLD/A staat natuurlijk
voor paperless douane en accijnzen.

Het contract voor de voorstudie en het opstellen van de aanbesteding

11.02 Didier Reynders, ministre:

La phase d'essai du premier
paquet du projet Paperless
Douanes et Accises a débuté en
avril 2006. Si l'application s'avère
suffisamment stable, le projet sera
lancé deux mois plus tard et
Sadbel sera arrêté. Nous
espérons que nous pourrons
démarrer dans le courant de
février 2007. Le deuxième paquet
sera testé à partir d'avril 2007 et
sera mis en production pour juillet
2007. Le calendrier pour le
troisième paquet ne pourra être
fixé qu'en décembre 2006. Nous
espérons que ce paquet sera mis
en service au cours du dernier
trimestre de 2007. Le nouveau
calendrier sera publié dans les
prochains jours sur le site internet.

Le budget pour l'étude préliminaire
du projet s'élevait à 743.680
euros. L'étude en question a été
attribuée pour le montant de
729.280 euros. Le budget pour le
développement du projet s'élevait
à 6,5 millions d'euros et celui pour
l'analyse fonctionnelle à 1,2 million
d'euros. Le volet "développement"
a été attribué pour un montant de
4.045.060 euros. Un montant de
684.150 euros a été dégagé pour
la formation et l'accompagnement
de cinq membres du personnel
des Douanes et Accises chargés
d'effectuer l'analyse fonctionnelle
et pour la livraison d'une partie de
celle-ci. Jusqu'à présent, des
crédits supplémentaires d'un
montant de 1.243.246,71 euros
ont été demandés et accordés
pour effectuer une analyse
détaillée complémentaire, le
personnel et l'expertise manquant
à cet effet au sein de
l'administration. Des fonctions
supplémentaires ont par ailleurs
été mises en oeuvre pour un
montant de 779.283,25 euros.

Le développement de l'application
PDA reste donc largement
endéans le budget fixé. Pour ce
qui est de l'analyse fonctionnelle,
le budget prévu de 1,2 millions
d'euros est dépassé de plus de

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

werd gegund aan Accenture. Aan Accenture werd ook een uitbreiding
van het contract gegund voor opleiding en begeleiding van 5
personeelsleden van Douane en Accijnzen voor het maken van de
functionele analyse en voor levering van een deel van de functionele
analyse. Beide contracten werden uitgevoerd en gefactureerd.

Het contract voor de ontwikkeling van paperless douane en accijnzen
werd gegund aan Unisys. Ook de contracten voor de bijkomende
analyse en het realiseren en implementeren van de bijkomende
functionaliteiten werden gegund aan Unisys.

Voor de ontwikkeling en de bijkomende contracten voor analyse en
bijkomende functionaliteiten werd van het totale budget van
6.067.589,99 euro, exclusief BTW, tot heden slechts een deel door
Unisys gefactureerd. Ik overhandig u de details voor de drie posten:
de implementatie van paperless douane en accijnzen, bijkomende
analyse, en de bijkomende analyse. Het totaalbedrag is
2.355.174,60 euro, exclusief BTW. De contracten voor analyse en
ontwikkeling van PLD/A zijn gegund tegen vaste prijs.

Ik zal een kopie van mijn antwoord aan de heer Van der Maelen
geven met in detail alle cijfers, mijnheer de voorzitter.

50%. Globalement toutefois, les
montants tels qu'ils ont été
estimés ne sont pas dépassés.

Le contrat pour l'étude préliminaire
et l'élaboration de l'adjudication a
été attribué à Accenture.
Accenture a également obtenu
une extension de contrat pour la
formation et l'accompagnement de
cinq membres du personnel des
Douanes et Accises chargés
d'effectuer l'analyse fonctionnelle
et pour la livraison d'une partie de
celle-ci. Les deux contrats ont été
exécutés et facturés. Le contrat
pour le développement du projet a
été attribué à Unisys, tout comme
les contrats pour l'analyse
complémentaire et pour

les

fonctions supplémentaires.

En ce qui concerne le
développement et les contrats
supplémentaires pour l'analyse et
les fonctions supplémentaires,
Unisys n'a jusqu'à présent facturé
qu'une partie du montant total de
6.067.589,99 euros, hors TVA. Je
vous donne les détails pour les
trois postes: mise en oeuvre du
projet, analyse complémentaire et
fonctionnalités supplémentaires.
Le montant total s'élève à
2.355.174,60 euros, hors TVA.
Les contrats pour l'analyse et le
développement de l'application
PDA ont été attribués pour un prix
fixe.

Je transmettrai à M. Van der
Maelen une copie de ma réponse
avec le détail des données
chiffrées.

De voorzitter: Mijnheer Van der Maelen, u zult niet paperless zijn.

11.03 Dirk Van der Maelen (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, ik zal

niet zonder papier zijn. Ik zal het antwoord aandachtig bestuderen.

11.03 Dirk Van der Maelen

(sp.a-spirit): J'examinerai avec
attention cette réponse.

Le président: Je vois que "paperless" se traduit en français également par "paperless".

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

12 Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de

aftrek in geval van sterfte voor varkenshouders met een verkoopprijs-garantiecontract" (nr. 13115)

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

12 Question de Mme Nathalie Muylle au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la

déductibilité en cas de mortalité pour les éleveurs de porcs ayant conclu un contrat garantissant le
prix de vente" (n° 13115)

Ik wist niet dat men "éleveurs de porcs" vertaalde door "varkenshouders" en niet door "varkensfokkers".

12.01 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, in het

Nederlands is het "varkenshouders".

De voorzitter: En in het West-Vlaams?

12.02 Nathalie Muylle (CD&V): Dat ga ik niet zeggen.

Ik dacht al dat mijn vraag voor enige hilariteit zou zorgen, maar toch is
het probleem er niet minder om, mijnheer de voorzitter.

Mijnheer de minister, honderden varkenshouders werden onlangs
alweer geconfronteerd met de fiscus. Zij werden aangemaand om
akkoord te gaan met een wijziging van hun belastingaangifte
aangaande de inkomsten voor de jaren 2003 en 2004. Het gaat vooral
om de bedrijven die dieren kweken op basis van een contract waarbij
hen een gegarandeerde verkoopsprijs wordt verzekerd, dus een
prijsgarantiecontract.

Nu is er een wijziging, in die zin dat de fiscus niet langer akkoord kan
gaan met de aftrek van de sterfte bij dieren omdat, volgens de fiscus,
de kosten daarvan niet meer door de kweker gedragen zouden zijn.

Die wijziging is voor de eerste maal in de tekst van het landbouwforfait
met betrekking tot het inkomstenjaar 2005 opgenomen. De tekst
spreekt er heel specifiek over dat de bijkomende winst per dier de
nettowinst is. Dat betekent dus dat er geen aftrek meer mag gebeuren
in geval van sterfte, zelfs indien er bepaalde attesten zouden worden
bezorgd door de integrator.

Men zou kunnen zeggen dat die bepaling duidelijk is voor het
boekjaar 2005 omdat ze ook effectief is opgenomen in het
landbouwforfait, ware het niet dat blijkt dat de fiscus teruggaat tot
2003 en 2004 om diezelfde toepassing door te voeren. Voor de fiscale
jaren 2003 en 2004 heeft men het in de barematekst, wat betreft de
toepassing, echter nog zeer duidelijk over de semibrutowinst - dus
niet over de nettowinst - waarin nog kosten gemaakt kunnen worden.

Mijnheer de minister, er doen zich dus twee problemen voor.
Daarover gaan dan ook mijn vragen.

Ten eerste, gaat u ermee akkoord dat, zeker voor 2005, vanuit de
administratie plots en zonder enige motivatie, niet meer langer wordt
gesproken van semibrutowinst maar wel van nettowinsten, en dat de
administratie uitgaat van het principe dat de sterfte van dieren niet
meer afgetrokken kan worden in het type prijsgarantiecontract?

De varkenshouders gaan daartegenin. In het contract dat de
landbouwer sluit met de integrator, worden dieren en voeder
aangekocht, maar tegelijk krijgen zij ook een prijsgarantie voor het
dier. De kosten van bijvoorbeeld elektriciteit, werk of medicatie,
kunnen niet in rekening worden gebracht. Die kosten kunnen zij dus
niet meer aftrekbaar maken in hun aangifte, sinds de nieuwe regeling

12.02 Nathalie Muylle (CD&V):

Des centaines d'éleveurs de porcs
ont été récemment mis en
demeure par le fisc d'accepter une
modification de leur déclaration
fiscale pour 2003 et 2004. Il s'agit
surtout d'entreprises qui élèvent
des animaux sur la base d'un
contrat garantissant le prix de
vente. Le fisc n'admet plus la
déduction de la mortalité parce
que les coûts de celle-ci ne
seraient plus supportés par
l'éleveur. Cette modification figure
pour la première fois dans le texte
relatif au forfait agricole pour
l'année de revenus 2005.

Il s'avère à présent que le fisc
remonte jusqu'à 2003 et 2004
pour appliquer la modification.
Pour les années fiscales 2003 et
2004, le texte du barème
mentionne toutefois toujours le
bénéfice semi-brut, qui permet
encore la déduction de frais, et
non pas le bénéfice net.

Le ministre admet-il qu'il ne soit
soudainement et sans aucune
raison plus tenu compte du revenu
semi-brut mais bien du bénéfice
net, et que la mortalité ne puisse
plus être déduite?

En vertu du contrat conclu entre
l'agriculteur et l'intégrateur, des
animaux et des aliments sont
achetés moyennant une garantie
de prix. Les coûts tels que
l'électricité, la main-d'oeuvre ou les
médicaments ne peuvent à
présent plus être déduits.

Pour les exercices d'imposition
2003 et 2004, ce principe est
appliqué avec effet rétroactif. Il

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

van 2005.

Voor de aanslagjaren 2003 en 2004, hoewel dat niet was opgenomen
in de tekst van het landbouwforfait, wordt dat principe ook toegepast
met terugwerkende kracht. Dat is het tweede grote probleem.

s'agit du deuxième grand
problème.

12.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw

Muylle, eerst wens ik te verduidelijken dat enkel de bijkomende winst
van de landbouwers uit het fokken van varkens mag worden
vastgesteld volgens bijzondere richtlijnen; het zijn inkomsten die aan
de eigenlijke semibruto landbouwwinst mogen worden toegevoegd.

Die bijzondere richtlijnen zijn slechts van toepassing voor
exploitanten-landbouwers die aan de personenbelasting of de
belasting der niet-inwoners natuurlijke personen onderworpen zijn en
die niet over een bewijskrachtige boekhouding beschikken, die hun
activiteiten onder normale omstandigheden uitoefenen en waarvan de
nettoresultaten uitsluitend of hoofdzakelijk bestaan uit elementen die
in aanmerking zijn genomen voor de berekening van de
semibrutowinsten die voorkomen in de schalen opgenomen in de
forfaitaire grondslagen van aanslag voor de taxatie van de
landbouwers.

Wanneer voornoemde richtlijnen worden toegepast, zijn natuurlijk de
regels en de toepassingsmodaliteiten van de voormelde grondslag
van het beschouwde jaar van toepassing, dus ook voor 2003 of 2004.

Het is ook vanzelfsprekend dat geen verliezen mogen worden
afgetrokken die niet beantwoorden aan de in de forfaitaire regeling
bepaalde criteria of die gesteund zijn op attesten en andere
bescheiden die leemten vertonen of die onvolledig of onnauwkeurig
zijn, waardoor zij onbetrouwbaar of waardeloos zijn. Bovendien,
wanneer na onderzoek duidelijk valsheid in geschrifte en gebruik van
valse stukken wordt aangetoond, mag de taxatieambtenaar niet
aarzelen om aan de gewestelijke directeur van wie hij afhangt, voor te
stellen bij het parket klacht in te dienen.

Het is dus een heel klare regeling, die wij in elk geval op een normale
manier toepassen.

12.03 Didier Reynders, ministre:

Seul le bénéfice supplémentaire
que les agriculteurs tirent de
l'élevage des porcs peut être fixé
selon des directives particulières;
ce revenu peut en fait être ajouté
au bénéfice semi-brut proprement
dit.

Ces directives particulières
s'appliquent uniquement aux
agriculteurs soumis à l'impôt des
personnes physiques, qui ne
disposent pas d'une comptabilité
probante et dont les résultats nets
sont essentiellement constitués
d'éléments pris en considération
pour le calcul des bénéfices semi-
bruts.

Lorsque ces directives sont
appliquées, les modalités
d'application de la base de l'année
considérée sont bien sûr
applicables, et c'est donc
également le cas pour les années
2003 et 2004.

Il va par ailleurs de soi qu'aucune
perte ne peut être déduite si elle
ne répond pas aux critères de la
réglementation forfaitaire ou si elle
est basée sur des attestations
incomplètes ou imprécises. Par
ailleurs, lorsqu'une enquête
apporte la preuve de faux en
écriture, le fonctionnaire taxateur
déposera une plainte auprès du
parquet.

La réglementation est donc très
claire.

12.04 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de

minister, wat u antwoordt, is volledig correct. Het is echter niet de
toepassing zoals ze vandaag gebeurt.

Immers, het is geen teken van behoorlijk bestuur dat de besprekende
tekst van het barema vanaf een bepaald jaar, namelijk 2005, heel
duidelijk bepaalt dat het over nettowinsten zal gaan en dat de
verliezen niet meer zullen kunnen worden afgetrokken. U weet ook
dat baremabesprekingen met de sectoren maar ook met de

12.04 Nathalie Muylle (CD&V):

Ce qu'a dit le ministre dans sa
réponse est tout à fait exact mais
les choses ne se passent pas
comme il le laisse entendre.

Le texte du barème prévoit pour
2005 qu'il s'agit de bénéfices nets
et que les pertes ne pourront plus

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

administratie tot stand komen. In 2003 en 2004 is er nooit van het
probleem sprake geweest. De tekst over het barema spreekt enkel
over semibrutowinst. Men kon toen wel nog de aftrek voor de sterfte
van dieren innen. Nu wil u op basis van een nieuwe tekst vanaf het
inkomstenjaar 2005 met terugwerkende kracht werken voor 2003 en
2004.

Honderden dieren en bedrijven worden daardoor getroffen. Het gaat
hier niet over valsheid in geschrifte. Het gaat hier over heel
onbehoorlijk bestuur.

être déduites. Mais, en 2003 et
2004, il n'en a rien été. On parlait
à l'époque de bénéfices semi-
bruts. Ces années-là, il était
encore permis de bénéficier de la
déduction due en cas de mort
d'une bête. Mais maintenant, le
ministre veut appliquer le
règlement rétroactivement pour
2003 et 2004 sur la base d'un
nouveau texte. Il ne s'agit pas ici
de faux en écritures mais bien de
mauvaise administration.

12.05 Minister Didier Reynders: U kan altijd een voorbeeld

doorsturen. Geef mij een specifiek geval en ik zal het verifiëren.

12.05 Didier Reynders, ministre:

Communiquez-moi un cas
spécifique et je le ferai vérifier.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

13 Question de M. Jean-Claude Maene au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la

construction annoncée du nouveau palais de justice de Dinant" (n° 13123)

13 Vraag van de heer Jean-Claude Maene aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over

"de aangekondigde bouw van het nieuw gerechtsgebouw van Dinant" (nr. 13123)

13.01 Jean-Claude Maene (PS): Monsieur le président, monsieur le

ministre, je reviens avec un dossier que vous connaissez bien.

Vous vous souviendrez qu'en novembre 2004, l'inquiétude régnait à
Dinant sur les perspectives de construction d'un nouveau bâtiment
car certains ont souhaité malencontreusement opposer Namur à
Dinant. On avait en effet également annoncé la construction d'un
palais de justice à Namur; celui-ci pouvant se faire au détriment de
Dinant. Avec votre collègue de la Justice, vous aviez annoncé qu'il y
aurait bien une construction d'un nouveau palais de justice à Dinant.
Vous l'avez rappelé dernièrement lors d'une visite dans la cité des
Copères.

On nous parle d'un budget de 22,5 millions. La justice dinantaise s'est
évidemment réjouie de cette annonce mais se pose des questions sur
l'agenda et attend d'en savoir un peu plus sur les échéances.

La construction de ce nouveau palais de justice est évidemment
intéressante pour ceux qui se rendent tous les jours dans ce palais
pour y travailler (vous avez visité le palais et ses annexes) mais
également pour le justiciable. Vous avez pu constater par vous-même
les difficultés d'accessibilité. Une bonne justice mériterait mieux que
de rester dans ces murs.

Dès lors, j'aurais voulu savoir où on en était dans ce dossier?

13.01 Jean-Claude Maene (PS):

In september hebt u de toekenning
van de financiering aangekondigd
van de gebouwen van de
gevangenis en van het
gerechtshof van Dinant. Wanneer
zal dit langverhoopte nieuwe
gerechtsgebouw klaar zijn?

13.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur

Maene, je confirme la décision de lancer un marché de promotion
pour la réalisation d'un nouveau bâtiment pour le palais de justice de
Dinant.

Avant de pouvoir occuper ce nouveau bâtiment, plusieurs étapes sont

13.02 Minister Didier Reynders:

De voorbereiding van het project
zal twee jaar vergen, en de
uitvoering van de werken drie jaar.

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

encore à franchir: finaliser la procédure de sélection des auteurs de
projet, élaborer les études architecturales et techniques (esquisses,
avant-projet, projet, plans et cahier des charges), réaliser la
procédure de promotion (désignation d'un promoteur qui financera et
réalisera le projet) et exécuter les travaux.

La préparation du projet, y compris les procédures et les études,
demandera normalement deux ans. L'exécution des travaux au
travers d'un marché de promotion est à prévoir sur une période de
trois ans. Voici pour l'ordre de grandeur. C'est évidemment beaucoup
plus rapide que certains autres palais de justice que je connais et qui
ont mis une quarantaine d'années. C'est peut-être toujours trop long
pour les justiciables ou les magistrats concernés.

13.03 Jean-Claude Maene (PS): Monsieur le ministre, je vous

remercie pour la précision de votre réponse. J'espère que la justice
dinantaise aura beaucoup de compréhension.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

Le président: Nous sommes donc vraiment au bout de nos questions. Vous m'excuserez, monsieur
Maene. Nous allons pouvoir passer aux projets de loi. Il reste encore des questions orales?

13.04 Hendrik Bogaert (CD&V): (...)

De voorzitter: Mijnheer Bogaert, normaal bent u te laat. Ik had de vragen reeds afgesloten.

(...): Mijnheer de voorzitter, u bent veel te soft met de oppositie.

De voorzitter: Ik vind ook dat ik veel te goed ben.

13.05 Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb

vanmorgen een half uur gewacht tot de PS aanwezig was. Ik neem
dus aan dat de PS er nu geen probleem van maakt om op mij te
wachten.

De voorzitter: Wij zullen goed zijn.

M. Bogaert étant arrivé juste à la fin, avant que nous ne commencions le point suivant, nous allons
entendre sa question.

13.06 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, la question

de M. Devlies sera d'actualité demain?

Le président: Oui, elle sera d'actualité demain.

Mijnheer Bogaert, u staat met uw vragen niet op de agenda van de actualiteitsvragen tijdens de plenaire
vergadering van morgen?

13.07 Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, daarover

beslist de fractie.

De voorzitter: De fractie heeft haar voorkeur aan de vraag van de heer Devlies gegeven. Dat zijn natuurlijk
uw zaken.

13.08 Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, dat is geen

probleem. Ik en de heer Devlies zijn immers tweelingen.

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

14 Vraag van de heer Hendrik Bogaert aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over

"competentiemetingen georganiseerd voor ambtenaren" (nr. 13157)

14 Question de M. Hendrik Bogaert au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les

mesures de compétences organisées pour les fonctionnaires" (n° 13157)

14.01 Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de

vicepremier, collega's, in juni 2006 werden gecertificeerde opleidingen
georganiseerd voor West-Vlaamse ambtenaren van het niveau B en
C met het oog op hun competentiemeting.

De opleidingen waren zowel voor ambtenaren die zich bezighouden
met personenbelasting als voor ambtenaren van
vennootschapsbelasting. Is er een verschil qua slaagpercentage te
merken? Is het mogelijk om de vragenlijst voor zowel
personenbelasting als vennootschapsbelasting te verkrijgen?

Zijn er voordelen verbonden aan het slagen voor de opleiding? Wat
zijn de gevolgen voor hen die niet geslaagd zijn?

Klopt het dat een aantal ambtenaren niet gemotiveerd is, juist
vanwege die examens? Klopt dat of niet?

14.01 Hendrik Bogaert (CD&V):

En juin 2006, des formations
certifiées ont été organisées en
vue d'évaluer les compétences de
fonctionnaires ouest-flandriens, de
niveaux B et C, de l'impôt des
personnes physiques et de l'impôt
des sociétés.

A-t-on observé une différence
dans le taux de réussite?
Pourrions-nous obtenir les
questionnaires? Des avantages
sont-ils prévus en cas de réussite?
Quelles sont les conséquences en
cas d'échec? Est-il exact que les
formations ont engendré une
démotivation?

14.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer

Bogaert, ik heb al een aantal elementen van antwoord gegeven aan
de heer Chabot op zijn vraag van vandaag.

Ik heb vanmorgen een vergadering gehad met de vakbond in verband
met een aantal resultaten, maar ik heb geen specifieke resultaten
voor West-Vlaanderen. Ik heb resultaten voor het hele departement.

Voor het hele land stelt men vast dat de slaagpercentages inzake
personenbelasting hoger zijn dan die inzake vennootschapbelasting.
Het is niet abnormaal dat die percentages kunnen verschillen,
aangezien de opleidingen elk hun eigen doelstellingen hebben, gelet
op de specifieke behoeften waarin moet worden voorzien. Op de
meer dan 9.000 deelnemers aan zulke testen, hebben we nu meer
dan 82 procent positieve resultaten. Dat is het cijfer in het algemeen,
maar het percentage ligt inderdaad hoger voor personenbelasting dan
voor vennootschapsbelasting.

De vragenlijsten worden niet gepubliceerd. Toch kunnen de
ambtenaren die dit wensen, ze op aanvraag inzien. Zij kunnen zich
wenden tot het team Gecertificeerde Opleidingen, op een specifiek
adres op internet, gecertificeerdeopleiding.bc.

De ambtenaren die aan de voorwaarden voldoen om deel te nemen
aan de gecertificeerde opleidingen en slagen in de test, kunnen een
competentietoelage verkrijgen, waarvan het bedrag en de termijn van
toekenning kan variëren naar gelang van het niveau of de graad van
de ambtenaar. Zo kan een financieel assistent van niveau C
gedurende zes jaar een toelage ontvangen van 1.700 euro op
jaarbasis, niet geïndexeerd. Een fiscaal deskundige, niveau B, kan
gedurende vijf jaar een competentietoelage ontvangen van 2.000 of
2.500 euro op jaarbasis, niet geïndexeerd, volgens de specifieke
situatie die zich voordoet.

14.02 Didier Reynders, ministre:

Je ne puis fournir les résultats
spécifiques pour la Flandre
occidentale. Dans l'ensemble du
pays, les taux de réussite sont
supérieurs pour les fonctionnaires
de l'impôt des personnes
physiques, ce qui peut s'expliquer
par la grande différence qui existe
entre les deux formations.

Les questionnaires ne sont pas
publiés mais les fonctionnaires qui
le souhaitent et en font la
demande peuvent les consulter
sur un site internet.

Les fonctionnaires lauréats
peuvent obtenir une allocation de
compétence, qui se situe entre
1.700 et 2.500 euros par an.

Les fonctionnaires qui ont échoué
sont déçus parce qu'ils perdent
leur droit à l'allocation. Pour les
personnes visées par M. Bogaert,
il s'agit de la période qui s'étend
du 1

septembre 2004 au 31 août

2005. Ces personnes se verront
offrir une nouvelle chance, qui
pourra alors se traduire par
l'obtention d'une allocation de
compétence à partir du 1

22/11/2006

CRIV 51

COM 1106

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Het is normaal dat de ambtenaren die niet slaagden, ontgoocheld zijn.
Zij verliezen immers het recht op de competentietoelage met
betrekking tot de periode die ingaat op de dag waarop ze aan de
voorwaarden voor deelname aan de gecertificeerde opleidingen
voldeden. Concreet, met betrekking tot de opleidingen bedoeld door
u, mijnheer Bogaert, verliezen de betrokkenen het recht op de
competentietoelage voor de periode vanaf 1 september 2004 tot
31 augustus 2005.

Hun zal evenwel opnieuw de mogelijkheid worden geboden deel te
nemen aan een gecertificeerde opleiding. Als zij daarin slagen,
kunnen zij een competentietoelage bekomen, ten vroegste met
ingang vanaf 1 september 2005. Ik heb al contact opgenomen met
het Openbaar Ambt om een aantal andere modaliteiten te krijgen voor
een aantal ambtenaren. In dat verband zijn wij met de vakbond bezig
sinds vanmorgen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan een tweede kans voor
een aantal ambtenaren die deelnamen aan de eerste test, maar een
negatief resultaat behaalden.

septembre 2005 au plus tôt. J'ai
déjà pris contact avec la Fonction
publique et les syndicats.

14.03 Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik ben blij

dat de kwestie onder de aandacht is gekomen van de vice-eerste
minister en dat er al overleg is geweest met de vakbond om tot een
mogelijke oplossing te komen.

14.03 Hendrik Bogaert (CD&V):

Je me réjouis d'entendre que le
vice-premier ministre s'est
intéressé à la question et qu'une
concertation a déjà eu lieu avec le
syndicat.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

15 Vraag van de heer Hendrik Bogaert aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de

gezamenlijke aanslag voor een koppel getrouwd met scheiding van goederen" (nr. 13158)

15 Question de M. Hendrik Bogaert au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'imposition

commune d'époux mariés sous le régime de la séparation de biens" (n° 13158)

15.01 Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de minister, vanaf

aanslagjaar 2005 bepaalt artikel 394 §1, 1 dat het vestigen van een
aanslag mag verhaald worden op al de eigen en gemeenschappelijke
goederen van beide echtgenoten. Ik heb drie vragen daarover.

Ten eerste, welke mogelijkheden staan er nog open om een
invordering op "zijn" goederen te verhinderen, als kan bewezen
worden dat een van de echtgenoten over een vermogen beschikt dat
zeker niet afkomstig is van de andere echtgenoot, de zogenaamde
onverdachte goederen?

Ten tweede, kan er een gezamenlijke aanslag gevestigd worden
wanneer een koppel getrouwd is met scheiding van goederen?

Ten derde, wat gebeurt er met de fiscale schulden van een
echtgenoot of echtgenote die ontstaan zijn voor het huwelijk, wanneer
we uitgaan van de veronderstelling dat het koppel intussen getrouwd
is met scheiding van goederen? Kan de fiscus in dat geval een
gemeenschappelijke of een aparte aanslag vestigen en dus alsnog
proberen de fiscale schulden te recupereren?

15.01 Hendrik Bogaert (CD&V):

Depuis l'exercice d'imposition
2005, une imposition établie peut
être recouvrée sur tous les biens
propres et sur les biens communs
des deux conjoints.

Quelles possibilités reste-t-il pour
éviter un recouvrement sur les
biens propres? Peut-on établir une
imposition commune lorsqu'un
couple est marié sous le régime
de la séparation de biens?
Qu'advient-il des dettes fiscales
accumulées par un des époux
avant le mariage si le couple est
entre-temps marié sous le régime
de la séparation de biens? Le fisc
peut-il en l'espèce établir une
imposition commune ou séparée
et ainsi tenter de récupérer les
dettes fiscales?

CRIV 51

COM 1106

22/11/2006

CHAMBRE

-5

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2006

2007

KAMER

-5

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

15.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Bogaert, in de eerste

plaats wens ik er uw aandacht op te vestigen dat behalve in de
gevallen die uitdrukkelijk zijn vermeld in artikel 126 §2 van het
WIB 1992 steeds een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd
op naam van beide echtgenoten in geval van huwelijk of wettelijke
samenwoning. Behoudens wat bijvoorbeeld de onroerende inkomsten
betreft, wordt bij de vestiging van een aanslag dus geen rekening
gehouden met het huwelijksvermogenstelsel of met de overeenkomst
van wettelijk samenwonende.

Het huwelijksvermogenstelsel of de overeenkomst van wettelijk
samenwonende zijn daarentegen wel van groot belang om de
invorderingsmogelijkheden van de ontvanger der belastingen, zoals
trouwens ook die van de andere schuldeisers, te bepalen. Zelfs
wanneer de aanslag op naam van een van de echtgenoten of wettelijk
samenwonende is gevestigd, kan die aanslag op grond van het
huwelijksvermogenstelsel of de overeenkomst van wettelijk
samenwonende geheel of gedeeltelijk bij de andere echtgenoot
worden ingevorderd.

De gevallen waarin de ene echtgenoot zich kan onttrekken aan de
invordering van het gedeelte van de belasting in verband met de
belastbare inkomsten van de andere echtgenoot, zijn limitatief
opgesomd in het tweede lid van paragraaf 1 van artikel 394
WIB 1992. Indien er geen andere goederen of inkomsten voorhanden
zijn dan dewelke die krachtens die bepalingen kunnen worden
onttrokken, zal de invordering bij de andere echtgenoot bijgevolg niet
mogelijk zijn.

Eventuele betwistingen omtrent de toepassing van die vier gevallen
tot onttrekking kunnen aan de rechtbank worden voorgelegd. Vanaf
het aanslagjaar 2005 werd enkel de beperking van de invordering in
geval van feitelijke scheiding, artikel 394 §2 WIB 1992, uitgebreid tot
de roerende voorheffing en de bedrijfsvoorheffing, zonder dat evenwel
geraakt werd aan de andere invorderingsregels ten aanzien van de
andere echtgenoot, die reeds veel langer van toepassing zijn.

Ook inzake de invordering van de schulden die vóór het huwelijk of de
wettelijke samenwoning zijn ontstaan, moet steeds rekening worden
gehouden met het huwelijksvermogensstelsel of de overeenkomst
van wettelijk samenwonenden om de invorderingsmogelijkheden te
bepalen. Het feit of de aanslag op een naam of de naam van beide
echtgenoten wordt ingekohierd, kan die mogelijkheid niet wijzigen. Ik
heb ook kopie van mijn antwoord voor de heer Bogaert.

15.02 Didier Reynders, ministre:

Excepté dans les cas
expressément mentionnés dans le
CIR 1992, une imposition
commune est toujours établie au
nom des deux conjoints ou
cohabitants légaux. Hormis pour
les revenus immobiliers, il n'est
pas tenu compte, lors de
l'établissement d'une imposition,
du régime matrimonial ni de la
convention conclue entre des
cohabitants légaux.

Le régime matrimonial ou la
convention conclue entre des
cohabitants légaux revêt en
revanche une importance capitale
pour déterminer les possibilités de
recouvrement dont dispose le
receveur des contributions. Même
lorsque l'imposition est établie au
nom d'un des époux ou
cohabitants légaux, elle peut être
recouvrée en tout ou en partie
auprès de l'autre époux en
fonction du régime matrimonial ou
de la convention des cohabitants
légaux.

Les cas dans lesquels l'un des
conjoints peut se soustraire au
recouvrement de la quotité de
l'impôt afférent au revenu
imposable de l'autre conjoint sont
énumérés exhaustivement au
deuxième alinéa du paragraphe
premier de l'article 394 du CIR
1992. Depuis l'exercice
d'imposition 2005, la limitation du
recouvrement n'a été élargie au
précompte mobilier et au
précompte professionnel que dans
le cas d'une séparation de fait.

Pour déterminer les possibilités de
recouvrement de dettes apparues
avant le mariage ou la cohabitation
légale, il faut toujours tenir compte
du régime matrimonial ou de la
convention de cohabitation légale.
Peu importe, en l'espèce, au nom
de qui l'imposition est établie.

15.03 Hendrik Bogaert (CD&V): Dat is vriendelijk. Ik dank de

minister voor zijn antwoord.

Het incident is gesloten.