Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Zaken

 

du

 

mardi 14 novembre 2006

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

dinsdag 14 november 2006

 

Namiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.21 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Hans Bonte.

Le développement des questions et interpellations commence à 15.21 heures. La réunion est présidée par M. Hans Bonte.

 

01 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Annemie Turtelboom aan de minister van Werk over "de heractivering van PWA's" (nr. 12895)

- de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "de aankondiging dat het PWA-systeem nieuw leven zal worden ingeblazen" (nr. 12901)

- mevrouw Greta D'hondt aan de minister van Werk over "de PWA's" (nr. 12919)

01 Questions jointes de

- Mme Annemie Turtelboom au ministre de l'Emploi sur "la réactivation des ALE" (n° 12895)

- M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "la relance annoncée du système ALE" (n° 12901)

- Mme Greta D'hondt au ministre de l'Emploi sur "les ALE" (n° 12919)

 

01.01  Annemie Turtelboom (VLD): Mijnheer de minister, wij hebben vorige week in verschillende kranten vernomen dat u plannen hebt om de PWA’s nieuw leven in te blazen, op een ogenblik dat iedereen erkent dat het systeem veeleer een werkloosheidsval dan een doorstromingsinstrument is.

 

Bovendien zijn de PWA’s na de introductie van het succesvolle dienstenchequesysteem aan het uitdoven, althans wat de sector van de poetshulp betreft. U wil in de nieuwe PWA’s 50-plussers inschakelen om hen maatschappelijke taken te laten vervullen bij andere 50-plussers. U denkt hierbij aan taken als persoonlijk contact in ziekenhuizen, mobiliteitscentrales voor korte verplaatsingen van minder mobiele ouderen, ondersteuning en hulp bij het werken met elektronische apparaten en nachtoppashulp.

 

Het Generatiepact is in volle uitvoering. Het doel ervan is de activiteitsgraad bij 50-plussers op te drijven en oudere werknemers langer aan het werk te houden. Net op dat ogenblik komt u dan met een voorstel om die groep in een systeem te laten functioneren waarin zij het statuut van werkloze behouden op het ogenblik dat zij werkloos worden. Terwijl brugpensioenen worden ontmoedigd, wordt een nieuw systeem van werkloosheidsuitkering waarbij werklozen zelf een supplement kunnen verdienen, voorgesteld. Bovendien zullen die werklozen zich kunnen laten vrijstellen van beschikbaarheid op de arbeidsmarkt, waardoor zij tot hun pensionering helemaal niet meer geactiveerd kunnen worden. Het halen van de Lissabondoelstellingen wordt daarmee bemoeilijkt.

 

Wat het takenpakket betreft, kan bovendien de vraag worden gesteld in hoeverre u zich begeeft op het terrein van de Gemeenschappen. Een groot aantal van die klussen is trouwens mogelijk via vrijwilligerswerk.

 

Ten slotte zouden dergelijke zaken evengoed kunnen worden verricht via dienstencheques, waarbij zelfs het voordeel bestaat dat de ingezette werknemers een reguliere arbeidsovereenkomst aangeboden krijgen en bijgevolg geactiveerd worden om langer aan de slag te blijven. Daarom wil ik u een aantal vragen stellen, mijnheer de minister.

 

Waarom wilt u het takenpakket van de PWA’s uitbreiden, nu gebleken is dat het systeem meer een werkloosheidsval is dan een doorstromingskanaal?

 

Is het de bedoeling dat werkloze 50-plussers in de nieuwe PWA-werking niet langer beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt? Hoe rijmt u dat met de doelstellingen in het Generatiepact en de Lissabondoelstellingen om oudere werknemers langer aan het werk te houden?

 

Vreest u niet dat het voorstel een alternatief brugpensioen zal installeren, met dien verstande dat in de mogelijkheid voorzien wordt dat oudere werklozen met een minimale inspanning een supplement boven hun uitkering kunnen behouden?

 

Verwacht u geen afwijzende houding van de deelgebieden, vermits het om taken gaat die misschien wel tot hun bevoegdheden kunnen behoren?

 

Komt u hiermee niet in het vaarwater van het vrijwilligerswerk?

 

Waarom kiest u voor een versterking van het statuut van de PWA’s, terwijl u misschien beter zou kunnen denken aan het statuut van de dienstencheques.

 

01.02  Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, selon des articles parus le 5 novembre dans la presse flamande et d'après l'agence Belga le lendemain, vous comptez manifestement insuffler une nouvelle vie aux ALE grâce à votre idée de réforme du système en promouvant des tâches sociales, en particulier pour les chômeurs de plus de 50 ans.

 

Ces emplois que vous évoquez sont quelque peu atypiques et conçus visiblement en fonction du public cible. Selon la dépêche Belga, il s'agit de contacts dans les maisons de repos, du développement de centrales de mobilité pour les déplacements de courte distance à destination des personnes âgées à mobilité réduite, de services de soutien lors de l'utilisation de certains appareils modernes tels que les lave-linge, les télévisions, les lecteurs DVD et les ordinateurs, et les services d'aide de nuit en passant la nuit chez une personne âgée et isolée.

 

Tout d'abord, monsieur le ministre, pouvez-vous nous préciser plus en détail les modalités de votre projet? Plus précisément, quels sont les chômeurs concernés? Indépendamment du contenu de la dépêche Belga, quels seraient les services de proximité concernés? Quels sont vos objectifs? Selon quel échéancier comptez-vous travailler? Disposerons-nous prochainement d'un projet de loi à la Chambre? Si oui, sera-ce avant la fin de la législature? Dans quelle mesure vote nouveau projet s'inscrit-il dans l'objectif annoncé en 2004 de remplacer progressivement les ALE par les titres-services?

 

Il était en effet apparu à l'époque qu'un important groupe de chômeurs de longue durée étaient entrés dans le système ALE sans jamais s'intégrer dans le marché du travail, contrairement au but même du système ALE. C'est pourquoi il avait été décidé d'encourager et de privilégier dorénavant la solution des titres-services, plus à même d'offrir aux chômeurs travailleurs un emploi régulier dans le cadre organisé et professionnel d'une entreprise agréée.

 

Enfin, comment votre projet relatif aux ALE pour les plus de 50 ans s'intègre-t-il dans l'objectif gouvernemental de créer 200.000 emplois au cours de cette législature?

 

01.03  Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de minister, ik zal zeker niet verhullen dat ik verwonderd, om niet te zeggen verrast, was, toen ik de afgelopen dagen in de pers de aankondigingen las dat de PWA’s nieuw leven zou worden ingeblazen en dat u voorstellen lanceerde om 50-plussers in te zetten voor andere 50-plussers voor een beperkte lijst van taken. In de pers sprak men over hulp bij het hanteren van huishoudapparatuur, het inslapen bij alleenstaande bejaarden, hulp bij verplaatsingen, gezelschap in rusthuizen.

 

Hoewel ik verwonderd was over het feit dat zo'n voorstel ineens boven water kwam, sta ik er niet a priori negatief tegenover. Wat men er ook over zegt en wat het succesverhaal van dienstencheques ook is – wij hebben het er onlangs in de commissie nog over gehad –, wij stellen op het terrein allemaal vast dat een vaste kern van PWA’ers in de PWA bleef zitten. Bij de evaluatie van de dienstenchequesregeling hebben wij ook aangetoond dat een aantal elementen zoals de beperkte mobiliteit van sommigen en het werken voor familieleden - dat laatste mag niet in de regeling voor de dienstencheques - de PWA'ers aanmoedigen om in het PWA-stelsel te blijven. Ik wacht ter zake nog altijd op bijsturingen in het dienstenchequessysteem.

 

Ik word echter ook stilaan wrevelig, om niet te zeggen kwaad, als ik hoor zeggen dat toch maar niet te doen, omdat het de activering van de 50-plussers in het gedrang zou brengen. Ik hoop dat ik lang genoeg leef om mee te maken dat er inderdaad geen 50-plussers meer uit het arbeidsproces worden uitgestoten en dat alle 50-plussers die werden uitgestoten, opnieuw worden opgenomen. Op dat moment trakteer ik, hoe oud ik ook ben. Dat mag in het verslag. Dat men mij die zever bespaart om 50-plussers er niet in op te nemen; we hebben ze allemaal nodig op de arbeidsmarkt.

 

Ik hoop eerlijk gezegd dat ik die tijd nog eens mag beleven.

 

Dat neemt natuurlijk niet weg dat wij met de PWA in een bepaalde situatie blijven steken. Het PWA-statuut is geen reële arbeidssituatie. Ik zie de 50-plussers echter nog liever werken onder een PWA-statuut dan ze helemaal niet aan het werk te zien. Dat zeg ik in alle duidelijkheid. Op het ogenblik dat er werk is, moeten zij inderdaad opnieuw op de arbeidsmarkt kunnen worden ingezet. Ik zal echter trakteren op het moment dat het zo ver is.

 

Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de volgende.

 

Is dit een regeringsvoorstel of is het uw persoonlijke voorstel? Komt het voorstel eventueel van de administratie of van de RVA?

 

Ten tweede, werd over het voorstel reeds overlegd met de sociale partners, al dan niet binnen het beheerscomité van de RVA? Ik denk dat men daar ook verrast was.

 

Ten derde, is de doelgroep beperkt tot de uitkeringsgerechtigde werkzoekende 50-plussers?

 

Ten vierde, is de lijst van de taken – ik heb mij enkel gebaseerd op de pers, waarin stond dat het ging om hulp bij het hanteren of programmeren van huishoudtoestellen, inslapen bij alleenstaanden, hulp bij verplaatsingen, gezelschap in rusthuizen – een beperkende opsomming of denkt u nog aan andere taken?

 

Tot slot, als het al een voorstel van de regering is of een voorstel van u dat u wenst uit te voeren, werd daarvoor dan een budget uitgetrokken in de begroting 2007?

 

01.04  Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je vais donner ici un point de vue personnel qui n'a pas encore été soumis aux partenaires sociaux ni aux autres acteurs concernés. De ce fait, il n'a pas été pris en compte lors de la confection du budget 2007. Aucun budget n'est dès lors prévu à ce propos.

 

En ce qui concerne ma vision sur le système ALE, j'estime qu'il existe encore des besoins sociétaux qui pourraient être rencontrés par des travailleurs ALE. Il s'agit en l'occurrence de tâches pour lesquelles il y a peu d'offres dans le circuit régulier et dans le circuit bénévole.

 

Daarom meen ik dat het bestaande PWA-systeem best maximaal gebruikt wordt en waar nodig uitgebreid. Ik heb een aantal voorbeelden gegeven van maatschappelijke noden die wij vandaag niet of bijna niet ingevuld krijgen. Ik heb het voorbeeld gegeven van de nachtoppashulp, waar wij vaststellen dat ouderen, die natuurlijk zolang mogelijk in hun eigen woonstsituatie willen blijven leven, niet altijd even happig zijn om de stap te zetten naar bejaarden- of rusthuizen. Toch hebben ze af en toe ook ’s nachts hulp nodig. Ik heb het hier niet over zware zorgtaken, of over medische taken, maar heel eenvoudig over het feit dat mensen ’s nachts een beetje ongemakkelijk zijn als ze alleen in een grote woning zijn. Oudere mensen, als ze ’s nachts naar het toilet moeten, moeten de zekerheid hebben dat, als ze ten val zouden komen, iemand een helpende hand kan toesteken. Het gaat om die heel simpele maatschappelijke noden, die echte noden zijn en die vandaag een stukje door familie worden ingevuld, hier en daar door een vrijwilliger, maar die, laat ons dat eerlijk toegeven, onbetaalbaar zijn als dit moet gebeuren door mensen, die door een arbeidsovereenkomst zouden moeten aangeworven zijn.

 

Vandaar mijn idee om tenminste de discussie te openen of die maatschappelijke noden de moeite waard zijn, voor onze politici, om die ook effectief ingevuld te krijgen. Het vehikel waarmee dat zou kunnen gebeuren, lijkt mij inderdaad de PWA te kunnen zijn.

 

De keuze om het PWA-stelsel hiervoor aan te wenden ligt, wat mij betreft, redelijk voor de hand. Het is een bestaand systeem waar ondertussen heel wat ervaring en expertise is opgebouwd. Het betreft hier een voorstel over een aantal modaliteiten die in een aantal vragen van de collega’s zijn aangehaald, zoals het statuut van de PWA’er en zo verder. Daar kan wat mij betreft nog verder worden over nagedacht en gediscussieerd.

 

De vraag is gesteld of het de bedoeling is dat werkloze 50-plussers in mijn denkpiste dan niet langer meer beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt. Laat mij daar klaar en duidelijk over zeggen dat aan bestaande regelingen uiteraard niets moet worden gewijzigd. De doelstellingen van het generatiepact en bij uitbreiding de Lissabon-doelstelling, blijven onverkort gelden.

 

Wat mij betreft is het ook de eerste opdracht om 50-plussers maximaal te activeren. Het moet de eerste bekommernis van ons allemaal zijn, dat wij proberen er alles aan te doen om 50-plussers, die geen job hebben of ontslagen zijn tengevolge van herstructureringen, een volwaardige nieuwe job aan te bieden en te doen aanvaarden.

 

Wij weten ook allemaal dat, jammer genoeg, – en collega D’hondt heeft het erover gehad – een aantal werklozen geen kansen krijgt vandaag. Dan is inderdaad de keuze of wij de vijftigplussers die in het reguliere arbeidscircuit vandaag geen kansen krijgen, in het stelsel van de werkloosheidsuitkering laten blijven en wij blijven proberen hen te activeren – wat voor mij ook moet –, dan wel of wij kiezen voor een ander systeem. Daarbij blijven we hen activeren, maar op vrijwillige basis. Als zij de mogelijkheid zien om zich maatschappelijk nuttig te maken, los van het feit dat zij beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt, zou het dan niet interessant zijn om dat via een PWA-systeem te doen? Ik denk dat daar een win-winsituatie aan vasthangt voor iedereen. Wanneer ik het bijvoorbeeld over de nachtoppashulp heb, dan komt dat in de eerste plaats ten goede aan de oudere zelf, die inderdaad veel langer thuis kan blijven wonen en niet de stap naar het bejaardentehuis hoeft te zetten.

 

Ten tweede is dat ook goed voor de kinderen van die oudere, die dan niet meer de morele en de fysieke verplichting hebben om elke nacht opnieuw een bepaalde beurtrol af te spreken om ’s nachts bij de oudere in te slapen.

 

Ten derde denk ik dat het ook maatschappelijk een win-winsituatie is: hoe meer ouderen langer thuisblijven, hoe beter dat is voor de rekening van de overheid, die wij met zijn allen moeten betalen voor de opvang van bejaarden in rusthuizen. Uiteraard is het ook een win-winsituatie voor de werkloze die op een bepaald ogenblik vaststelt dat hij nauwelijks nog kansen krijgt op de reguliere arbeidsmarkt. Hij kan zich op die manier nog maatschappelijk nuttig maken en er ook nog een kleine vergoeding aan overhouden.

 

Sommigen hebben het voorstel in verband gebracht met het brugpensioen. Door het brugpensioen worden oudere werknemers uit de arbeidsmarkt geduwd, terwijl mijn bedoeling precies het omgekeerde is, namelijk ouderen die reeds lange tijd geen plaats meer krijgen op de arbeidsmarkt, toch nog een maatschappelijke nuttigheid mee te geven.

 

Dat ik hiermee in het vaarwater van de vrijwilligers zou komen, is mij absoluut niet duidelijk. Waarom zou iemand een vrijwillige nachtoppashulp willen vervangen door een te betalen PWA-nachtoppashulp? Ik zie daar echt de concurrentie niet. Het is alleszins de bedoeling dat zowel het bestaande als het in mijn persoonlijke visie toekomstige PWA-systeem geen concurrentie met zich meebrengt voor bestaande initiatieven.

 

Tot slot wil ik nog meegeven dat het steeds de bedoeling blijft om PWA-ers die huishoudelijke taken doen te helpen doorstromen naar het dienstenchequesysteem. Dat is ook de reden waarom we op 1 maart 2004 hebben beslist om een instroomstop af te spreken voor dat soort taken. Die instroomstop blijft uiteraard gehandhaafd. We zien ook aan de cijfers van de uitstroom dat er nog steeds een uitstroom is van PWA naar dienstencheques wat betreft huishoudelijke taken.

 

01.05  Annemie Turtelboom (VLD): Mijnheer de minister, ik heb een aantal reacties. Ten eerste, men is het verhaal een beetje beu van de 50-plussers die beschikbaar moeten zijn op de arbeidsmarkt en die geen kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Dat is natuurlijk het verhaal van de kip en het ei. Waarmee begint men? Als men zegt dat ze geen kansen krijgen op de arbeidsmarkt, maken we systemen waarmee we eigenlijk ook niet meer vinden dat ze beschikbaar moeten zijn op de arbeidsmarkt. Als men dan echter tegelijkertijd gaat zeggen dat de activiteitsgraad niet omhoog wordt getrokken. De tendens die ingezet werd met het Generatiepact moet men op zijn minst de kans geven om doorgang te vinden in de samenleving en op de arbeidsmarkt.

 

U gaat niets doen aan bepaalde regelingen. Zo had ik het ook niet direct begrepen maar men kan natuurlijk door iets anders in te stellen een bepaalde regeling wel de facto terug minder aantrekkelijk maken of de bedoelingen ervan ondergraven. Dat is een bekommernis die ik toch wel had bij dit voorstel. Ik heb echter begrepen dat het een persoonlijk voorstel van u is. Er zal dus nog een lange weg te gaan zijn voor het effectief ingang vindt.

 

Wanneer u het hebt over 50-plussers die niet in het reguliere arbeidscircuit aan bod komen, dan hebben wij toch ook onze sociale economie. Die heeft toch eigenlijk de bedoeling om mensen die niet op de reguliere arbeidsmarkt aan bod komen heel wat projecten te bieden. Daarbij is het de bedoeling dat zij via die systemen aan bod kunnen komen of dat ze via de sociale economie eventueel terug kunnen doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt.

 

Tot slot blijf ik er toch bij dat u bij de invulling van de taken voor een deel op het terrein van de Gemeenschappen zit. Een aantal taken die u voorziet in rustoorden blijft immers geen bevoegdheid van dit Parlement of dit federaal niveau maar van de Gemeenschappen.

 

01.06  Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, je voudrais ajouter deux réflexions. Tout d'abord, le ministre dit qu'il s'agit d'une idée personnelle en vue d'alimenter un débat. C'est une clarification, on s'en doutait quelque peu, mais voilà le propos confirmé! Ce qui nous aurait intéressé, c'est de connaître le débat qui a eu lieu au sein du gouvernement. J'entends ici Mme Turtelboom pour le VLD, mais Mme Turtelboom n'est pas encore ministre! Cela viendra peut-être un jour! Je voudrais savoir ce que les ministres en pensent au sein du gouvernement et si – vous n'avez pas répondu à cette question – nous aurons un projet de loi en la matière d'ici la fin de la législature.

 

Deuxièmement, je deviens plus perplexe, partageant ainsi les craintes de Mme D'hondt. Vous dites, monsieur le ministre, que le chômeur, "lorsqu'il constate que ses chances sont limitées"… Autrement dit, vous laissez au chômeur de plus de 50 ans, la faculté de décider lui-même s'il choisira de chercher un emploi ordinaire ou de se tourner vers l'Agence locale pour l'emploi. Cela me gêne. En effet, pour un certain nombre de personnes qui perçoivent des allocations assez basses ou qui ont peu de qualifications, l'Agence locale pour l'emploi amène un revenu complémentaire qui, additionné à l'allocation de chômage, s'avère plus important qu'un revenu du travail. Dès lors, nous retombons dans les mêmes travers que ceux qui ont été décriés, il y a quelques années.

 

J'aurais préféré vous entendre dire que l'État, le Parlement, fixait les normes d'accès pour les personnes âgées de plus de 50 ans en stipulant, par exemple, comme condition une période de chômage supérieure à deux ans pour ce type de chômeurs et qui n'a obtenu aucun résultat dans sa recherche d'un emploi. Ce type de conditions supplémentaires m'aurait davantage rassuré.

 

01.07  Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de minister, ik zou toch heel graag hebben dat wij op een niet al te lange termijn nog eens kunnen praten over een aantal aanpassingen die nog zouden moeten gebeuren aan het systeem van de dienstencheques, teneinde een aantal bruggen te kunnen slaan voor de overstap van de PWA’s naar de dienstencheques, voor degenen die deze overstap nu niet kunnen maken om redenen eigen aan de verschillende reglementering tussen de PWA’s en de dienstencheques.

 

Ik kom terug tot het voorliggende probleem. Ik zou er bij u durven op aandringen om op heel korte termijn hieromtrent het gesprek aan te gaan met de sociale partners, al dan niet via het beheerscomité van de RVA. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat u daar voor uw gedachten bondgenoten vindt en dat u, daarmee gesterkt, ook een meerderheid of een eensgezindheid binnen de regering vindt.

 

Men moet niet voorafgaandelijk beoordelen wat goed is en wat slecht. Tussen wit en zwart zijn er hopelijk nog heel wat meer kleuren. Het beste is natuurlijk het beste, maar als men niet aan iedereen het beste kan geven, dan is iets nog altijd beter dan niets. Ik hoop dat u zult proberen die persoonlijke gedachten te concretiseren, mijnheer de minister, en daarvoor bij de sociale partners en de regering bondgenoten zult vinden. Good luck!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de minister van Werk over "de werkloosheid in Oostende en Gent" (nr. 12907)

02 Question de Mme Greta D'hondt au ministre de l'Emploi sur "le chômage à Ostende et à Gand" (n° 12907)

 

02.01  Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik ben een beetje "ambetant", want ik heb een vroeger ingediende schriftelijke vraag moeten omzetten in een mondelinge vraag omdat ik geen antwoord kreeg, mijnheer de minister.

 

02.02 Minister Peter Vanvelthoven: (…)

 

02.03  Greta D'hondt (CD&V): Dat is mogelijk. Ik heb de vraag in de vakantieperiode ingediend als schriftelijke vraag omdat ik veronderstelde dat daarbij nogal wat cijfers aan te pas zouden komen en het dus misschien minder aangewezen was om het in de vorm van een mondelinge vraag in te dienen. Vermits ik geen antwoord heb gekregen, heb ik ze nu omgevormd in een mondelinge vraag. De vraag dateert van de vakantieperiode. Vandaar dat ze nu wat gedateerd is. Ik zag het in de pers verschijnen.

 

Mijnheer de minister, we zijn rond de verlofperiode geconfronteerd geweest met heel wat berichten over de daling van de werkloosheid in Oostende en Gent, wat zou te wijten geweest zijn aan experimentele initiatieven in de begeleiding van werkzoekenden in Gent en Oostende vanaf begin 2006.

 

De cijfers die daaromtrent in de media verschenen, waren nogal spectaculair. Dit zou een half mirakel geweest zijn. Als men wat vertrouwd is met cijfers over de werkloosheid, wordt men bij die halve mirakels – zo is dat toch bij mij – veeleer wantrouwig dan enthousiast.

 

Daarom had ik een aantal vragen om een correcte evaluatie te kunnen maken.

 

Wat is voor de beide steden de evolutie van de algemene werkloosheid van januari 2006 tot en met oktober 2006?

 

Ten tweede, wat is voor beide steden de evolutie van de jeugdwerkloosheid tussen januari 2006 en oktober 2006?

 

Om in te schatten hoe miraculeus die daling van de werkloosheid was, is het natuurlijk ook belangrijk om te weten hoe de evolutie van de werkloosheid was in die beide steden voor de maand oktober van ieder jaar vanaf 1999 tot 2006. Pas wanneer men de cijfers over een tijdsperspectief van verscheidene jaren kan bekijken, kan men een plotse inzinking weggommen of zien als het begin van een structurele verbetering.

 

Wat is de evolutie van de jeugdwerkloosheid over die periode, dus telkens in oktober vanaf 1999 tot 2006?

 

Is de evolutie van de algemene werkloosheid en van de jeugdwerkloosheid in de eerste helft van 2006 significant verschillend van de normale seizoensgebonden verschillen in die steden? Is de evolutie van de algemene jeugdwerkloosheid in de eerste helft van dit jaar verschillend ten overstaan van de evolutie die we mochten vaststellen in andere steden of ten overstaan van de rest van Vlaanderen, ook rekening houdend met de seizoensgebonden verschillen?

 

Tot slot, wat is de algemene conclusie die we uit die cijfergegevens kunnen trekken? Kunnen we uit de experimenten lessen trekken voor de algemene werkloosheidsproblematiek of zijn ze integendeel tot experimenten te herleiden?

 

De voorzitter: Mevrouw D'hondt, ik wil erop wijzen dat er om nogal wat cijfermateriaal wordt gevraagd.

 

02.04  Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, dat is de reden waarom ik een schriftelijk vraag had ingediend. Ik heb evenwel geen antwoord gekregen. Omdat de periode ruim verstreken was en omdat deze zaken mij interesseren, heb ik mijn schriftelijke vraag, conform het Reglement omgezet in een mondelinge vraag.

 

De minister hoeft die cijfers hier niet voor te lezen ten behoeve van iedereen. Als ze in het Verslag worden opgenomen en mij ter beschikking gesteld, volstaat dat voor mij. Ik wil niemand zijn tijd verdoen, maar er bleef mij geen andere mogelijkheid over.

 

De voorzitter: Het was inderdaad mijn zorg dat de andere leden de cijfers zouden kennen. Dit behoort immers tot de procedure van schriftelijke vragen en antwoorden.

 

02.05 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, mevrouw D'hondt, de cijfers over Oostende en Gent die recent in de pers verschenen en waarnaar u verwijst, zijn cijfers van de VDAB. U weet dat ze betrekking hebben op alle bij de VDAB ingeschreven werkzoekenden, ongeacht of die personen uitkeringen genieten of niet.

 

Zeker wat de jongeren betreft, zijn er veel werkzoekenden ingeschreven in het raam van de wachttijd. Dat kan het recht op uitkeringen openen. De jongeren genieten dus per definitie nog geen uitkeringen als werklozen. De cijfers over jeugdwerkloosheid waarover u het hebt, moeten op die manier toch even worden genuanceerd of gesitueerd.

 

Als federaal minister van Werk heb ik de RVA verzocht om de door u gevraagde cijfers te verzamelen. Die cijfers zullen per definitie alleen betrekking hebben op de vergoede werklozen en kunnen dus grondig verschillen van de cijfers van de VDAB. Laat dat duidelijk zijn. Heel wat acties van de VDAB richten zich immers op jongeren in hun wachttijd.

 

Gelet op het feit dat u vraagt naar cijferreeksen die teruggaan tot 1999, naar vergelijkingen tussen Oostende, Gent en andere Vlaamse steden, en naar de cijfers voor de maand oktober 2006, kan ik u vandaag nog niet alle gevraagde cijfers meedelen en daaruit zeker nog geen conclusies trekken.

 

Zoals u ongetwijfeld weet, zijn de cijfers betreffende de vergoede werkloosheid in oktober 2006 pas bekend na 20 november wanneer alle uitbetalingsinstellingen hun gegevens over de betalingen oktober 2006 aan de RVA hebben doorgezonden. Ik heb de gegevens vandaag niet bij.

 

In mijn schriftelijke voorbereiding staat dat ik de gegevens uiteraard aan u en aan de commissie zal meedelen zodra ik erover beschik. Ik zal erop aandringen dat we die gegevens spoedig na 20 november aan u en aan de commissie kunnen bezorgen.

 

02.06  Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik kan niet anders dan akte nemen van het feit dat de cijfers er nog niet zijn. Ik kan dan ook geen repliek formuleren.

 

Dit toont nog maar eens aan hoe moeilijk het is om het in dit land te hebben over werkloosheid en werkgelegenheid wanneer deze materie over verschillende niveaus verdeeld is en men cijfers hanteert die op een ander niveau niet vergelijkbaar zijn. Ik zal daaraan echter niet meer tijd spenderen.

 

Ik hoop dat ik deze gegevens inderdaad vóór het einde van deze maand mag krijgen en zal er dan wellicht op terugkomen. Als er mirakels gebeuren, zie ik dat graag in heel Vlaanderen gebeuren en bij uitbreiding in heel het land. Wat in Gent of in Oostende als mirakel zou kunnen, zou ook in Aalst, Dendermonde, Genk en Hasselt moeten kunnen. Ik kom hierop zeker terug.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag nr. 12922 van mevrouw Turtelboom werd ingetrokken.

 

03 Question de M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "la formation des chômeurs par les entreprises" (n° 12946)

03 Vraag van de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "de opleiding van werklozen door de bedrijven" (nr. 12946)

 

03.01  Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, dans la presse du 4 octobre dernier, il est indiqué que vous préconisez que les entreprises forment des chômeurs en réponse au problème des nombreux emplois difficiles à pourvoir.

 

Vous proposeriez la conclusion d'un "pacte" – terme que vous avez vous-même employé – entre les employeurs, l'ONEm et les services régionaux de l'emploi (le FOREM, l'ORBEm et le VDAB). Ainsi, les services régionaux sélectionneraient les chômeurs, les entreprises faisant face à une pénurie de main-d'œuvre les formeraient et l'ONEm sanctionnerait les chômeurs ne donnant pas suite à l'offre de formation.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous m'en dire un peu plus sur ce projet? En avez-vous déjà discuté avec les différentes parties en cause? Pensez-vous pouvoir atteindre un accord au niveau du gouvernement. Dans l'affirmative, votre projet pourrait-il encore aboutir sous cette législature?

 

03.02  Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président, cher collègue, l'idée est née d'un nombre de rencontres avec des employeurs qui m'ont fait entendre qu'ils sont disposés à investir dans la formation. Il n'est pas envisagé de remplacer le régime existant de formation professionnelle individuelle au sein d'une entreprise.

 

Mon initiative préconise un régime visant à former des groupes de travailleurs et plus étendu aux besoins d'une ou plusieurs entreprises où des postes vacants doivent être pourvus à court terme. Le financement serait totalement à charge des employeurs faisant partie d'une cellule de mise à l'emploi. La formation est également réalisée par un ou plusieurs partenaires externes qui certifient la compétence acquise.

 

Lors de la formation, le futur travailleur garde son statut de chômeur indemnisé mais il est sûr d'être engagé lorsqu'il réussit la formation. Les instances régionales compétentes peuvent orienter les candidats appropriés et éventuellement faire elles-mêmes fonction de partenaires externes. L'ONEm est avisé non seulement de l'identité des chômeurs indemnisés qui sont orientés vers une telle formation, mais il est également aussitôt averti d'un refus de formation ou lorsqu'il est mis fin à la formation par la faute du chômeur concerné.

 

Il faut que ce soit un système flexible où toutes les parties saisissent vite l'occasion. En soi, il serait facile de créer un cadre réglementaire au niveau fédéral pour élaborer l'idée que j'ai lancée. La mise en œuvre requiert cependant l'accord des partenaires sociaux et des Régions. C'est pourquoi, je préfère d'abord soumettre mon idée à tous les partenaires et créer le cadre par la suite, tenant compte des accords qui peuvent être conclus avec tous les partenaires.

 

Prétendre que ce projet pourra aboutir sous cette législature me semblerait faire preuve d'un trop grand optimisme.

 

03.03  Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma réplique sera courte.

 

Si j'ai bien compris, vous visez un débat d'idées. C'est avec plaisir que nous y participerons, monsieur le ministre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, u doet teken wanneer u ervandoor moet? Wij hebben nog een afspraak straks.

 

03.04 Minister Peter Vanvelthoven: Er zijn nog twee vragen?

 

De voorzitter: Eigenlijk zijn er nog een vraag van de heer Drèze, de vraag van mevrouw Gerkens – die ik nog niet gezien heb – en dan de vraag van mevrouw Lanjri en die van mevrouw Turtelboom.

 

Wij hebben nog een afspraak met de minister om 17.30 uur. De minister kan terugkomen om 17.30 uur maar hij moet er nu vandoor. Dat is de reden waarom wij een nieuwe agenda gemaakt hebben.

 

Zijn er mensen die per se hun vraag vandaag nog willen stellen?

 

03.05  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb echt een probleem. Ik wou die vraag vorige week stellen en toen zat ik hier ook de hele dag te wachten. Ik zit hier opnieuw voor mijn vraag.

 

03.06 Minister Peter Vanvelthoven: Uw vraag was toch omgezet in een schriftelijke vraag?

 

03.07  Nahima Lanjri (CD&V): Ja, natuurlijk, maar ik heb ook gezegd dat mocht het antwoord niet volstaan of niet juist zijn, ik die vraag opnieuw zou indienen. Vandaar dat ik ze vandaag opnieuw stel. U hebt die vraag intussen ook opnieuw gekregen, sinds vorige week. Ik wil ze dus graag opnieuw stellen, temeer daar…

 

03.08 Minister Peter Vanvelthoven: Akkoord, maar als u zegt dat u vorige week geen antwoord hebt gehad, klopt dat natuurlijk niet.

 

03.09  Nahima Lanjri (CD&V): Dat heb ik ook niet gezegd. Maar wij hebben toen niet over uw antwoord kunnen discussiëren. Ik heb geen antwoord gekregen in de commissie, ik zal het zo zeggen.

 

De voorzitter: De vraag is zeer eenvoudig. Ofwel proberen wij het nu nog te doen, rekening houdend met het feit dat de minister weg moet, ofwel komen wij om 17.30 uur opnieuw bijeen. De minister is bereid om 17.30 uur opnieuw naar hier te komen.

 

Als er een consensus is bij de mensen die vragen indienden om ze te verschuiven… Maar ik begrijp dat mevrouw Lanjri haar vraag absoluut nu wil stellen, dus ben ik geneigd haar het woord te geven maar dan onder voorwaarde dat de heer Drèze en mevrouw Turtelboom bereidheid tonen eventueel volgende week of om 17.30 uur hun vragen te stellen.

 

03.10 Minister Peter Vanvelthoven: Ik meen dat mevrouw Turtelboom haar vraag heeft ingetrokken.

 

De voorzitter: Ook die over de uitzendkrachten? Mevrouw Turtelboom had twee vragen (nrs. 12922 en 13011). Zij heeft beide ingetrokken. Dan blijven er inderdaad nog twee vragen, die wij misschien toch nu kunnen behandelen.

 

04 Questions jointes de

- M. Benoît Drèze au ministre de l'Emploi sur "la transposition de la directive du 27 janvier 2003 relative à des normes minimales pour l'accueil des demandeurs d'asile dans les États membres" (n° 12948)

- Mme Nahima Lanjri au ministre de l'Emploi sur "l'obtention d'une carte de travail par des demandeurs d'asile et les conséquences de la nouvelle loi sur l'accueil" (n° 13010)

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Benoît Drèze aan de minister van Werk over "de omzetting van de richtlijn van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten" (nr. 12948)

- mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Werk over "het bekomen van een arbeidskaart door asielzoekers en de gevolgen van de nieuwe opvangwet" (nr. 13010)

 

04.01  Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, la législation belge relative à l'occupation des travailleurs étrangers est basée sur un système d'autorisation d'occupation et de permis de travail A, B ou C. Aucune disposition ne définit ce qu'il faut entendre par "occupation". La loi du 30 avril 1999 ne vise pas expressément la catégorie des demandeurs d'asile dans le cadre du régime qu'elle a instauré.

 

04.02  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, dat is de vraag dat ik heb gesteld.

 

04.03  Benoît Drèze (cdH): J'avais déposé ma question avant l'incident de la semaine passée.

 

04.04  Nahima Lanjri (CD&V): Mag ik even verduidelijken? Ik heb een vraag gesteld. De minister heeft ze verkeerd begrepen. Daarom heb ik mijn vraag verduidelijkt en opnieuw ingediend. Het gaat duidelijk – de heer Drèze weet dat ook – over de nieuwe opvangwet en de Europese richtlijn die omgezet moest worden. Ik heb de vraag verduidelijkt omdat de minister ze de eerste keer blijkbaar niet begrepen had.

 

De voorzitter: Ik stel voor de twee vragen te koppelen. Zodra de heer Drèze uitgesproken is, geef ik u het woord en dan kan de minister gelijktijdig op de beide vragen antwoorden.

 

04.05  Benoît Drèze (cdH): La loi du 30 avril 1999 ne vise pas expressément la catégorie des demandeurs d'asile dans le cadre du régime qu'elle a instauré. L'adoption de l'arrêté royal du 6 février 2003 a comblé cette absence de réglementation en instaurant le permis C, accordé notamment – je cite l'article 17,1° - "aux ressortissants étrangers autorisés à séjourner en qualité de candidat réfugié recevable (…)".

 

Monsieur le ministre, vous n'êtes pas sans savoir que, d'après la nouvelle réforme de l'asile votée au Parlement en juillet dernier, il n'y a plus de phase de recevabilité de la demande. Cette dernière disposition est donc désormais sans objet.

 

La réforme de l'asile entre en vigueur au mois d'avril 2007. Or il n'existe actuellement aucune disposition en droit belge qui règle l'accès au travail des demandeurs d'asile. Le droit belge ne répond pas non plus au prescrit de l'article 11, §§ 1, 2 et 3 de la directive du 27 janvier 2003 qui devait être transposée en droit belge pour septembre 2005 dans la mesure où l'inaccessibilité au marché du travail n'est pas liée à l'écoulement d'une période d'un an à dater de l'introduction de la demande d'asile.

 

Un projet de loi sur l'accueil des demandeurs d'asile et autres catégories d'étrangers a été adopté, mardi dernier, en commission de la Santé publique. À cette occasion, nous avons longuement débattu sur la question de savoir s'il fallait vous inviter en commission pour vous entendre sur la matière qui relève de votre compétence, à savoir le fameux article 11 de la directive. Il a finalement été décidé de ne pas vous entendre. C'est la raison pour laquelle Mme Lanjri et moi-même avons été, en quelque sorte, contraints de nous adresser à vous par le biais des questions orales en commission.

 

Il ne reste plus, monsieur le ministre, qu'à légiférer sur l'accès au travail, matière fortement liée à celle de l'accueil.

 

Votre projet et celui de M. Dupont, qui a déjà été voté, sont également considérés par certains membres de la majorité comme étant intimement liés.

 

Mes questions sont les suivantes.

 

1. Quand comptez-vous transposer la directive de janvier 2003 en ce qui concerne les matières "emploi"?

2. Pensez-vous vous exécuter avant avril 2007, date d'entrée en vigueur de la nouvelle procédure d'asile?

3. D'après la même directive, le législateur national a la faculté de prévoir un système d'accès des demandeurs d'asile à la formation professionnelle. Qu'envisagez-vous à ce sujet?

4. Le ministre Dupont nous a appris, mardi dernier, que la Commission européenne avait introduit une procédure contre la Belgique pour retard de transposition de la directive de 2003. Pourriez-vous détailler la portée de la demande de la Commission à l'encontre de notre pays?

 

04.06  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, ik situeer de zaken nog even kort. Ik wilde vorige week een vraag stellen. Door tijdsgebrek is ze niet aan bod gekomen. Ik heb ze dan omgezet in een schriftelijke vraag. Uit het antwoord bleek dat u de vraag niet helemaal begrepen had. Ik had het namelijk over de tewerkstellingssituatie van asielzoekers zodra de nieuwe wet van toepassing is, vanaf 1 april 2007. Ik had het niet over de huidige situatie. In uw antwoord hebt u een uitleg gegeven over de huidige werkgelegenheidssituatie van asielzoekers. Dat was niet mijn vraag.

 

Momenteel is de situatie als volgt. De vreemdelingenwet werd aangepast. Daardoor zijn er vanaf 1 april 2007 geen ontvankelijkheidsfase en gegrondheidsfase meer. Momenteel kunnen mensen in de tweede fase een werkvergunning krijgen, maar aangezien die twee fases vervallen, komt er dus geen tweede fase. Dat is een eerste wijziging. Ondertussen werd er ook aan de opvang gesleuteld. Dat is een tweede wijziging. Vanaf 1 april zal er geen financiële tegemoetkoming meer zijn, enkel nog materiële steun. Dat geldt voor de hele periode. Het betreft een omzetting van de Europese richtlijn 2003/9 van 27 januari 2003. Artikel 11 van die richtlijn, waarin een aantal bepalingen is opgenomen over werkgelegenheid, verplicht de lidstaten om wetgevende initiatieven te nemen om de werkgelegenheid voor die doelgroep, de asielzoekers, te regelen. Eigenlijk bepaalt het artikel dat binnen een termijn van maximaal een jaar na de asielaanvraag de mensen recht moeten hebben op werkgelegenheid. Dit kan evenwel in een of andere zin worden beperkt. Zelfs een volledige afscherming is mogelijk.

 

De vragen die daarbij rijzen, zijn van belang. Wij moeten namelijk weten of mensen al dan niet werken en mogen werken. Dat heeft uiteraard ook implicaties op hun opvang. Moet er materiële opvang zijn? Moeten zij daarin bijdragen? Dit kan niet los van elkaar worden gezien.

 

Daarom heb ik een dringende vraag. Welke maatregelen zult u uitwerken voor de asielzoekers? Zullen zij in de periode dat zij materiële opvang genieten en dus eigenlijk nog in hun erkenningsperiode zitten, een arbeidskaart kunnen aanvragen? Zullen zij kunnen beginnen te werken tijdens de periode dat zij in de procedure zitten of pas wanneer ze afgelopen is? Als het tijdens de procedure zelf is, zult u daaraan een bepaalde termijn koppelen, bijvoorbeeld zes maanden nadat de procedure is opgestart?

 

Mijnheer de minister, bent u van plan, zoals de richtlijn toelaat – ik zeg niet dat u het moet doen, maar de richtlijn laat het toe – om bijvoorbeeld de arbeidsmarkt af te schermen en voorrang te geven aan EU-onderdanen of aan buitenlanders die zich reeds op ons grondgebied bevinden?

 

Indien de asielzoekers wel worden toegelaten op de arbeidsmarkt, is mijn vraag welke beslissingen de regering neemt met betrekking tot hun materiële opvang. Zullen zij hun recht op materiële opvang verliezen? Zullen zij een deel van die materiële opvang moeten betalen? De Europese richtlijn voorziet inderdaad ook in de mogelijkheid om de kosten van de opvang terugbetaalbaar te maken voor de asielzoeker, indien zij tijdens de procedure worden toegelaten op de arbeidsmarkt. Zal de regering van die mogelijkheid gebruikmaken?

 

Kortom, recht op werk - dit staat ook in de richtlijn - zal op zeer korte termijn moeten worden uitgewerkt, want het heeft hoe dan ook effect op de opvangwet, die op 1 april in werking zal treden. Voorafgaandelijk zal men dus moeten beslissen over de manier waarop een en ander zal worden geregeld. Dat geldt trouwens niet alleen voor de opvang. Heel wat mensen en organisaties vragen zich af of asielzoekers tijdens hun procedure recht zullen hebben op arbeid, zoals dat vandaag geldt. Aangezien de situatie helemaal zal veranderen, had men ter zake graag duidelijkheid gekregen.

 

04.07  Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la grande majorité des dispositions de la loi du 15 septembre 2006 modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers, et la loi du 15 septembre 2006 réformant le Conseil d'État et créant un Conseil du contentieux des étrangers entrent en vigueur le 1er avril 2007.

 

Ces deux lois visent notamment la transposition en droit belge de la directive 2004/83/CE du Conseil de l'Union européenne du 29 avril 2004 relative au statut des réfugiés.

 

Les dispositions transitoires de ces deux lois sont entrées en vigueur le 10 octobre 2006. Ces dispositions prévoient, conformément à la directive précitée, la compétence pour les instances d'asile d'accorder ou de refuser le statut de protection subsidiaire afin de préserver les droits des étrangers susceptibles d'entrer en ligne de compte pour ce statut.

 

La situation actuelle quant à l'accès au marché de l'emploi des demandeurs d'asile est la suivante: pendant la période d'examen de la demande de reconnaissance du statut de réfugié ou de protection subsidiaire et pendant la période du recours éventuel, on applique toujours l'article 17.1 de l'arrêté royal du 9 juin 1999 portant exécution de la loi du 30 avril 1999 relative à l'occupation des travailleurs étrangers; dès lors, la personne a droit à un permis C.

 

Ensuite, deux possibilités existent: soit la personne obtient le statut de réfugié; son séjour est illimité et elle a droit à une dispense de permis de travail, soit elle obtient le statut de protection subsidiaire; alors, elle a droit d'abord à un séjour limité de cinq ans à compter de la demande d'examen. Un projet d'arrêté royal est actuellement soumis à l'avis du Conseil des ministres pour que cette personne ait droit, durant ce séjour limité, à un permis C; après les cinq ans, le séjour devient illimité et la personne a droit à une dispense de permis de travail.

 

Ainsi, actuellement, les candidats réfugiés ont accès au marché de l'emploi. Bien entendu, nous étudions les impacts de la nouvelle procédure d'asile qui entre en vigueur le 1er avril 2007 sur notre réglementation en matière d'accès au marché de l'emploi. Nous la modifierons, le cas échéant et en temps voulu, afin que le candidat à l'asile continue à bénéficier du permis C durant la période d'examen de sa demande.

 

En ce qui concerne l'article 11 §§ 1, 2 et 3 de la directive du 27 janvier 2003, j'estime qu'il n'est pas nécessaire de modifier notre réglementation, les demandeurs d'asile ayant actuellement déjà accès au marché de l'emploi. Notre droit est conforme à cette directive.

 

Votre question relative à la formation professionnelle ne relève pas de ma compétence, mais de celle des instances régionales qui ont cette matière dans leurs attributions.

 

En ce qui concerne le retard quant à la transposition de la directive de janvier 2003, cette matière relève de la compétence du ministre Dupont qui a l'accueil des réfugiés dans ses attributions.

 

Op dit ogenblik hebben de kandidaat-vluchtelingen, krachtens artikel 17, 1° van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers waarvan de aanvraag ontvankelijk werd verklaard door de minister van Binnenlandse Zaken, recht op een arbeidskaart C. Vanaf 1 april 2007 zal de vraag rijzen of asielzoekers nog altijd recht hebben op toegang tot de arbeidsmarkt indien zij door de Staat toegekende materiële hulp genieten.

 

Krachtens voornoemde richtlijn moeten de asielzoekers hoe dan ook na een jaar, te rekenen vanaf de aanvraag, toegang hebben tot de arbeidsmarkt. De voorwaarden kunnen inderdaad nader bepaald worden. De vraag zal dan rijzen of de asielzoekers die door hun werk over een financieel inkomen zullen beschikken de materiële hulp zullen moeten terugbetalen. In dat verband stelt artikel 13, 3° van de richtlijn: "De lidstaten kunnen de toekenning van alle of bepaalde materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg afhankelijk stellen van de voorwaarden dat de asielzoekers niet beschikken over de nodige middelen voor een levensstandaard die voldoende is om hun gezondheid te verzekeren, noch over de nodige bestaansmiddelen."

 

Verder stelt artikel 13, 4 dat de lidstaten van de asielzoekers kunnen vragen om de kosten van de geboden materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg te vergoeden indien zij over voldoende middelen beschikken, bijvoorbeeld wanneer zij gedurende een redelijke tijd gewerkt hebben.

 

Die twee bepalingen voorzien, in ieder geval naar mijn mening, in de mogelijkheid om de totale of gedeeltelijke terugbetaling of eventueel de schorsing van de materiële hulp te vragen ingeval de asielzoeker over voldoende middelen zou beschikken dankzij inkomsten uit arbeid.

 

Tegen 1 april 2007 zullen wij onze reglementering inzake de toegang tot de arbeidsmarkt aanpassen, rekening houdend met die verschillende parameters.

 

04.08  Benoît Drèze (cdH): Monsieur le ministre, lorsque nous avons examiné, voici quelques jours, le projet de loi Dupont, il était clair pour tout le monde que la directive européenne était transposée par le biais de projets de loi relevant de trois compétences: M. Dewael – cela a été fait en juillet –, M. Dupont – c'est presque terminé – et vous-même. Le ministre Dupont nous a dit que chacun avançait à son rythme. Il était clair pour lui qu'en matière d'emploi, il y avait encore du chemin à parcourir.

 

Vous annoncez un projet d'arrêté royal qui va être soumis au Conseil des ministres. Tout ce qui manque se trouve sans doute dans ce projet; à ce moment-là, vous avez raison: l'article 11 ne doit pas faire l'objet d'une transposition supplémentaire. Mais pour en être certain, on devrait pouvoir disposer de votre projet d'arrêté royal. Est-il possible, dans un délai relativement raisonnable, que les membres de cette commission puissent disposer de ce projet afin d'être rassurés?

 

Enfin, en ce qui concerne la procédure enclenchée par la Commission à l'encontre de la Belgique pour retard de transposition, pour que les choses soient claires, je demanderai au ministre Dupont – puisque vous me renvoyez vers lui – une copie de la notification de la Commission à l'encontre de la Belgique pour bien comprendre l'enjeu dont il est question.

 

04.09  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, in het antwoord van de minister blijft er voor mij toch nog heel wat onduidelijk. Hij zegt zelf dat de regeling nog moet worden uitgewerkt. Als er een werkvergunning wordt gegeven – u spreekt ook over werkvergunning –, vanaf welk ogenblik kan dat dan? Of kiest u toch voor artikel 13, 3°, waarin u de asielzoekers eventueel het recht op werken zou ontnemen, omdat zij voldoende materiële middelen hebben om hier tijdens de procedure een degelijk bestaan te hebben?

 

Het blijft op dit ogenblik onduidelijk. Er moet zo snel mogelijk duidelijkheid komen, omdat het ook te maken heeft met de basisfilosofie van de opvangwet. Als u morgen zegt, mijnheer de minister, dat de mensen ook onmiddellijk mogen gaan werken, dan haalt dat heel de opvangwet onderuit. De bedoeling van de opvangwet was dat men asielzoekers geen financiële steun zou geven, omdat de onzekerheid om hier te kunnen blijven, heel groot is. 95 procent van de asielzoekers wordt ook afgewezen. Er zal dus ook wel rekening moeten gehouden worden met de filosofie van de opvangwet, die erin bestond de asielzoekers realistische perspectieven te bieden. De mogelijkheid tot werk, inderdaad misschien uiterlijk na een jaar - maar het kan ook niet op om het even welk moment -, moet op een bepaald ogenblik bespreekbaar zijn. Daarover hebt u momenteel nog geen duidelijkheid gegeven.

 

Ik vraag mij dan ook af wanneer ik die vragen opnieuw moet stellen of wanneer we hier een discussie kunnen aangaan, zodat we ook de impact van uw voorstellen inzake werkgelegenheid kunnen toetsen aan het hele asiel- en migratiebeleid. Het mag niet tot effect hebben dat de mate waarin men al dan niet mag gaan werken, nieuwe groepen mensen naar hier aantrekt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 12829 van mevrouw Lahaye-Battheu wordt uitgesteld, aangezien zij vastzit in een andere zaal van het Parlement.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 16.22 uur.

Le développement des questions et interpellations se termine à 16.22 heures.