CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 COM 109
CRIV 51 COM 109
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES
GÉNÉRALES ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE ALGEMENE
Z
AKEN EN HET
O
PENBAAR
A
MBT
mercredi
woensdag
17-12-2003
17-12-2003
Après-midi
Namiddag
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders en Spirit
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000
Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de base et
du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair document van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu intégral
définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en rechts
het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit papier, bevat
ook de bijlagen)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
PLEN
Plenum (witte kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i
SOMMAIRE
INHOUD
Interpellations jointes de
1
Samengevoegde interpellaties van
1
- Mme Simonne Creyf au vice-premier ministre et
ministre de l'Intérieur sur "l'application de la
législation linguistique dans les zones de police
bruxelloises" (n° 122)
- mevrouw Simonne Creyf tot de vice-eerste
minister en minister van Binnenlandse Zaken
over "de toepassing van de taalwetgeving in de
Brusselse politiezones" (nr. 122)
- M. Bart Laeremans au vice-premier ministre et
ministre de l'Intérieur sur "les rapports
linguistiques et la connaissance de l'autre
langue au sein de la police bruxelloise" (n° 126)
- de heer Bart Laeremans tot de vice-eerste
minister en minister van Binnenlandse Zaken
over "de taalverhoudingen en de taalkennis bij de
Brusselse politie" (nr. 126)
Orateurs: Simonne Creyf, Bart Laeremans,
Patrick Dewael, vice-premier ministre et
ministre de l'Intérieur
Sprekers: Simonne Creyf, Bart Laeremans,
Patrick Dewael, vice-eerste minister en
minister van Binnenlandse Zaken
Motions
9
Moties
9
Question de M. Eric Libert au vice-premier
ministre et ministre de l'Intérieur sur
"l'introduction de la carte d'identité électronique"
(n° 823)
10
Vraag van de heer Eric Libert aan de vice-eerste
minister en minister van Binnenlandse Zaken
over "de invoering van de elektronische
identiteitskaart" (nr. 823)
10
Orateurs: Eric Libert, Patrick Dewael, vice-
premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Eric Libert, Patrick Dewael, vice-
eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken
Question de M. Olivier Chastel au vice-premier
ministre et ministre de l'Intérieur sur "le centre de
formation à la conduite de la police fédérale à
Kampenhout" (n° 841)
11
Vraag van de heer Olivier Chastel aan de vice-
eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken over "het centrum voor rijopleiding van de
federale politie te Kampenhout" (nr. 841)
11
Orateurs: Olivier Chastel, Patrick Dewael,
vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Olivier Chastel, Patrick Dewael,
vice-eerste minister en minister van
Binnenlandse Zaken
Question de M. Joseph Arens au vice-premier
ministre et ministre de l'Intérieur sur
"l'augmentation, évoquée par le Comité
permanent de Contrôle des Services de Police,
des plaintes de nos concitoyens relatives à la
rédaction incorrecte de procès-verbaux et à
l'utilisation de techniques illicites
d'interrogatoires par les fonctionnaires de police"
(n° 858)
12
Vraag van de heer Joseph Arens aan de vice-
eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken over "de door het Vast Comité van Toezicht
op de politiediensten gemelde toename van het
aantal klachten van burgers inzake de onjuiste
opstelling van processen-verbaal en het gebruik
van onwettige ondervragingstechnieken door de
politieambtenaren" (nr. 858)
12
Orateurs: Joseph Arens, Patrick Dewael,
vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Joseph Arens, Patrick Dewael,
vice-eerste minister en minister van
Binnenlandse Zaken
Question de M. Joseph Arens au vice-premier
ministre et ministre de l'Intérieur sur
"l'uniformisation des formations dispensées par
les différentes écoles de police du Royaume"
(n° 859)
14
Vraag van de heer Joseph Arens aan de vice-
eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken over "het eenvorming maken van de
opleidingen in de verschillende politiescholen
van het Koninkrijk" (nr. 859)
14
Orateurs: Joseph Arens, Patrick Dewael,
vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Joseph Arens, Patrick Dewael,
vice-eerste minister en minister van
Binnenlandse Zaken
Question de M. Joseph Arens au vice-premier
ministre et ministre de l'Intérieur sur "les suites
données à l'arrêt de la Cour d'arbitrage du
22 juillet 2003 qui a annulé 11 articles de la
partie XII de l'arrêté royal du 30 mars 2001
portant la position juridique du personnel des
services de police, confirmé par l'article 131 de la
loi-programme du 30 décembre 2001" (n° 860)
16
Vraag van de heer Joseph Arens aan de vice-
eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken over "het gevolg dat werd gegeven aan het
arrest van het Arbitragehof van 22 juli 2003 dat 11
artikelen heeft vernietigd van deel XII van het
koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling
van de rechtspositie van het personeel van de
politiediensten, bevestigd door artikel 131 van de
programmawet van 30 december 2001" (nr. 860)
16
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
ii
Orateurs: Joseph Arens, Patrick Dewael,
vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Joseph Arens, Patrick Dewael,
vice-eerste minister en minister van
Binnenlandse Zaken
Question de M. Joseph Arens au vice-premier
ministre et ministre de l'Intérieur sur "les
modifications que se proposerait d'apporter le
ministre de l'Intérieur à l'article XI.16, alinéa 1er
de l'arrêté ministériel du 28 décembre 2001
portant exécution de certaines dispositions de
l'arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position
juridique du personnel des services de police et
sur la notion de 'complexe de bâtiments'"
(n° 861)
18
Vraag van de heer Joseph Arens aan de vice-
eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken over "de wijzigingen die de minister van
Binnenlandse Zaken voornemens zou zijn aan te
brengen aan artikel XI.16, eerste alinea van het
ministerieel besluit van 28 december 2001 tot
uitvoering van sommige bepalingen van het
koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling
van de rechtspositie van het personeel van de
politiediensten en met betrekking tot het begrip
'gebouwencomplex'" (nr. 861)
18
Orateurs: Joseph Arens, Patrick Dewael,
vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Joseph Arens, Patrick Dewael,
vice-eerste minister en minister van
Binnenlandse Zaken
Question de Mme Jacqueline Galant au vice-
premier ministre et ministre de l'Intérieur sur
"l'utilisation et la détention des armes de service
par les fonctionnaires de police" (n° 884)
19
Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de
vice-eerste minister en minister van
Binnenlandse Zaken over "het gebruik en de
bewaring van dienstwapens door
politieambtenaren" (nr. 884)
19
Orateurs: Jacqueline Galant, Patrick Dewael,
vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers:
Jacqueline Galant, Patrick
Dewael, vice-eerste minister en minister van
Binnenlandse Zaken
Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'utilisation de la radiologie en médecine
vétérinaire" (n° 910)
22
Vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
gebruik van radiologie in de diergeneeskunde"
(nr. 910)
22
Orateurs: Luc Goutry, Patrick Dewael, vice-
premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Luc Goutry, Patrick Dewael, vice-
eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken
Question de M. Claude Marinower au vice-
premier ministre et ministre de l'Intérieur sur
"l'augmentation de la violence à l'égard de
citoyens et d'institutions juifs et sur
l'antisémitisme croissant" (n° 1007)
25
Vraag van de heer Claude Marinower aan de
vice-eerste minister en minister van
Binnenlandse Zaken over "het toenemend
geweld tegen Joodse medeburgers en
instellingen en het stijgend antisemitisme"
(nr. 1007)
25
Orateurs:
Claude Marinower, Patrick
Dewael, vice-premier ministre et ministre de
l'Intérieur
Sprekers:
Claude Marinower, Patrick
Dewael, vice-eerste minister en minister van
Binnenlandse Zaken
Question de M. Dirk Claes au vice-premier
ministre et ministre de l'Intérieur sur "la sécurité
en matière d'incendie dans les cinémas"
(n° 943)
29
Vraag van de heer Dirk Claes aan de vice-eerste
minister en minister van Binnenlandse Zaken
over "de brandveiligheid in bioscopen" (nr. 943)
29
Orateurs: Dirk Claes, Patrick Dewael, vice-
premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Dirk Claes, Patrick Dewael, vice-
eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken
Question de M. Dirk Claes au vice-premier
ministre et ministre de l'Intérieur sur "la
désignation d'un coordinateur de sécurité"
(n° 944)
31
Vraag van de heer Dirk Claes aan de vice-eerste
minister en minister van Binnenlandse Zaken
over "de aanstelling van een
veiligheidscoördinator" (nr. 944)
31
Orateurs: Dirk Claes, Patrick Dewael, vice-
premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Dirk Claes, Patrick Dewael, vice-
eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken
Question de Mme Annick Saudoyer au vice-
premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la
problématique du commerce de nuit" (n° 955)
32
Vraag van mevrouw Annick Saudoyer aan de
vice-eerste minister en minister van
Binnenlandse Zaken over "de problematiek van
de nachtwinkels" (nr. 955)
32
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
iii
Orateurs: Annick Saudoyer, Patrick Dewael,
vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Annick Saudoyer, Patrick Dewael,
vice-eerste minister en minister van
Binnenlandse Zaken
Question de M. Staf Neel au vice-premier
ministre et ministre de l'Intérieur sur "un plan
d'action cohérent visant à renforcer la sécurité de
nos entrepreneurs" (n° 962)
34
Vraag van de heer Staf Neel aan de vice-eerste
minister en minister van Binnenlandse zaken
over "een samenhangend actieplan inzake de
beveiliging van onze ondernemers" (nr. 962)
34
Orateurs: Staf Neel, Patrick Dewael, vice-
premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Staf Neel, Patrick Dewael, vice-
eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken
Question de M. Eric Libert au vice-premier
ministre et ministre de l'Intérieur sur "le
déséquilibre linguistique au sein de la direction
de la police fédérale" (n° 977)
37
Vraag van de heer Eric Libert aan de vice-eerste
minister en minister van Binnenlandse Zaken
over "de verstoorde taalpariteit bij de directie van
de federale politie" (nr. 977)
37
Orateurs: Eric Libert, Patrick Dewael, vice-
premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Eric Libert, Patrick Dewael, vice-
eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken
Question de M. Eric Libert au vice-premier
ministre et ministre de l'Intérieur sur "la fronde
des communes sans régime linguistique
spécial de Hal-Vilvorde à l'égard de
l'arrondissement électoral" (n° 978)
38
Vraag van de heer Eric Libert aan de vice-eerste
minister en minister van Binnenlandse Zaken
over "het verzet van de gemeenten zonder
bijzonder taalstatuut van het arrondissement
Halle-Vilvoorde tegen het kiesarrondissement"
(nr. 978)
38
Orateurs: Eric Libert, Patrick Dewael, vice-
premier ministre et ministre de l'Intérieur
Sprekers: Eric Libert, Patrick Dewael, vice-
eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1
COMMISSION DE L'INTERIEUR,
DES AFFAIRES GENERALES ET
DE LA FONCTION PUBLIQUE
COMMISSIE VOOR DE
BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE ZAKEN EN HET
OPENBAAR AMBT
du
MERCREDI
17
DECEMBRE
2003
Après-midi
______
van
WOENSDAG
17
DECEMBER
2003
Namiddag
______
La séance est ouverte à 14.09 heures par M. Thierry Giet, président.
De vergadering wordt geopend om 14.09 uur door de heer Thierry Giet, voorzitter.
01 Samengevoegde interpellaties van
- mevrouw Simonne Creyf tot de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de
toepassing van de taalwetgeving in de Brusselse politiezones" (nr. 122)
- de heer Bart Laeremans tot de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de
taalverhoudingen en de taalkennis bij de Brusselse politie" (nr. 126)
01 Interpellations jointes de
- Mme Simonne Creyf au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'application de la
législation linguistique dans les zones de police bruxelloises" (n° 122)
- M. Bart Laeremans au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les rapports
linguistiques et la connaissance de l'autre langue au sein de la police bruxelloise" (n° 126)
01.01 Simonne Creyf (CD&V): De politiekorpsen van de zes
Brusselse lokale zones blijven met een tekort aan manschappen
kampen. In de eerste plaats zijn er de minder aantrekkelijke
arbeidsomstandigheden om in een grootstad te werken, waar men
bijvoorbeeld veel vlugger met bijzondere vormen van criminaliteit te
kampen krijgt. Dit probleem heeft de vorige regering reeds willen
aanpakken, onder meer door het toekennen van de Brussel-premie. Dit
gebeurde met de bedoeling een aantal mensen naar Brussel te krijgen.
Maar ook hierdoor zijn nog niet alle problemen van de kaart.
Ik had dit niet vermeld, maar de Brussel-premie blijkt nog steeds niet
uitbetaald te zijn. Het koninklijk besluit dat terzake genomen dient te
worden, is nog niet genomen. Dat leidt intussen tot een zekere onrust
bij een aantal mensen op het terrein. Die Brussel-premie was beloofd,
maar komt niet. U kan mij misschien vertellen wat de stand van zaken
is van het koninklijk besluit.
Een andere oorzaak van de niet ingevulde kaders, is de vereiste van de
tweetaligheid. Brussel is nu eenmaal een tweetalig gebied met
specifieke waarborgen voor de bewoners om in hun taal geholpen te
worden. De tweetaligheid van de persoon was vroeger in principe vereist
bij de gemeentepolitie, maar niet bij de voormalige rijkswacht waar de
tweetaligheid van de dienst gold. De politiehervorming heeft het principe
van de tweetaligheid van de persoon naar voren gebracht en expliciet
vooropgesteld. In de praktijk zien we echter dat de politiehervorming
eigenlijk een tweetaligheid van de dienst heeft meegebracht. Zelfs dan
wil ik de tweetaligheid nog tussen haakjes plaatsen.
01.01 Simonne Creyf (CD&V):
Les corps de police des six zones
bruxelloises restent confrontés à
une pénurie de personnel,
notamment en raison des
conditions de travail moins
attrayantes dans les grandes villes.
La prime Bruxelles n'a pas résolu le
problème. Il s'avère en outre que la
prime n'a toujours pas été versée
parce que l'arrêté royal requis n'a
pas été promulgué, ce qui provoque
évidemment l'émoi. Quel est l'état
actuel de la situation?
L'obligation de bilinguisme est une
autre cause. Auparavant, le
bilinguisme de la personne était de
rigueur à la police communale et le
bilinguisme de service à la
gendarmerie. La réforme des
polices a instauré un bilinguisme
de service au sein de la police
fédérale. A l'époque, nous avions
mis le ministre Duquesne en garde.
De moins en moins d'agents de
police maîtrisent le néerlandais.
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2
Wij hebben er indertijd bij minister Duquesne voor gewaarschuwd dat hij
zich daarop moest voorbereiden. Bij de behandeling van de
programmawet van juli 2002 hebben wij ervoor gewaarschuwd dat dit
problemen met zich mee zou kunnen brengen. Bij die mensen waarbij
de tweetaligheid van de dienst speelde, zou dat bijkomende
inspanningen vergen wanneer zij tweetalig dienden te worden als
persoon.
Vandaag moeten wij tot onze spijt vaststellen dat te weinig
politieagenten en zelfs steeds minder politiemensen het Nederlands
beheersen. Mensen die het slachtoffer zijn van misdrijven hebben er alle
moeite mee om in het Nederlands geholpen te worden. Ook klachten
die in het Nederlands worden ingediend, worden niet steeds aanvaard.
Mijnheer de minister, dit is geen theoretisch probleem. Het zal je
natuurlijk maar overkomen dat u het slachtoffer bent van een
verkeersovertreding, dat u als vrouw mishandeld wordt, of dat u als
oudere persoon bestolen wordt en dat u dan na een traumatische
ervaring geconfronteerd wordt met een persoon die u niet of nauwelijks
begrijpt of dat u uren moet wachten tot er eindelijk een politieagent
beschikbaar is die uw taal spreekt en die uw klacht kan opnemen.
Recent hoorde ik nog het verhaal van een vrouw die verkracht was en
die meer dan drie uur had moeten wachten tot er uiteindelijk een
Nederlandstalige agent beschikbaar was aan wie zij haar verhaal kwijt
kon. Eigenlijk kan dat niet. Dat is eigenlijk erg.
Minister Duquesne had tijdens de vorige legislatuur inspanningen
beloofd om de tweetaligheid bij de Brusselse korpsen te verbeteren. Zo
was er onder eer de taalpremie. Hij voorzag eveneens in de
mogelijkheid tot het volgen van onderdompelingstages. Of die
maatregelen ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn, is wat mij betreft op
dit ogenblik nog niet zo duidelijk.
Vandaar dat ik vier blokken met vragen heb. Mijn eerste vragenblok peilt
naar informatieve gegevens. Hoeveel bedraagt het reële aantal
personeelsleden in de zes Brusselse lokale politiekorpsen? Wat is het
niveau van opleiding van de aanwezige personeelsleden in de
verschillende graden? Welke is de taalkennis van de personeelsleden in
de verschillende graden?
Mijn tweede vragenblok handelt over die onderdompelingstages.
Minister Duquesne had dat aangekondigd. Ik had graag geweten hoe
het momenteel staat met die onderdompelingstages.
Zijn die georganiseerd? Hoeveel zijn er georganiseerd? Hoeveel
personeelsleden hebben zich kandidaat gesteld voor deze
taalopleiding? Wat zijn de resultaten ervan?
Mijn derde groep vragen heeft te maken met de wijze waarop
kandidaten aan een zone worden toegewezen. Het systeem is uiteraard
met de politiehervorming gewijzigd. Nu is er een pool waaruit
politiepersoneel wordt toegewezen aan een stad of gemeente die
politiepersoneel nodig heeft.
Wat Brussel betreft, hoe wordt per politiezone bepaald hoeveel en in
welke volgorde de beschikbare kandidaten worden aangesteld? Wordt
er voor Brussel voor het toewijzen van de beschikbare kandidaten ook
rekening gehouden met hun taalkennis en hun taalaanhorigheid, en met
de taalkennis en de taalaanhorigheid van de personeelsleden in de
politiezone die reeds in dienst zijn? Ik heb die vraag vroeger reeds aan
minister Duquesne gesteld, maar ik heb daarop nooit een antwoord
Les victimes de délits ne peuvent
être aidées en néerlandais qu'au
prix de difficultés. Les plaintes
déposées en néerlandais ne sont
pas toujours acceptées.
Sous la précédente législature, le
ministre de l'Intérieur de l'époque,
M. Duquesne, avait promis que des
efforts seraient consentis en vue
d'améliorer le bilinguisme au sein
des corps bruxellois. Cette
amélioration devait avoir lieu par le
biais de la prime linguistique. Le
ministre entendait également
instaurer la possibilité de stages
d'immersion. J'ignore actuellement
s'il a tenu parole.
Combien d'effectifs les six corps de
police locale bruxellois comptent-ils
en réalité? De quel niveau de
formation les membres disponibles
des différents grades bénéficient-
ils? Quel est leur niveau de
connaissances linguistiques?
Des stages d'immersion ont-ils été
organisés? Dans l'affirmative,
combien? Et combien de membres
du personnel ont-ils demandé à y
participer?
Les candidats sont désormais
affectés à une zone sur la base
d'un pool. A Bruxelles, comment
détermine-t-on, pour chaque zone
de police, le nombre de candidats
affectés et l'ordre dans lequel ils le
sont? Est-il tenu compte des
connaissances et de
l'appartenance linguistiques des
candidats et des membres du
personnel déjà en service?
A quels résultats la décision du
précédent gouvernement d'instaurer
une prime linguistique pour
renforcer le nombre de bilingues a-
t-elle abouti?
Les policiers peuvent-ils encore
suivre des cours supplémentaires,
éventuellement en anglais?
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
gekregen. Ik hoop dat u mij het antwoord wel kunt geven.
Ik kom tot mijn vierde vraag. De vorige regering heeft beslist een
taalpremie in te voeren om het aantal tweetaligen te doen stijgen. Heeft
deze maatregel enig resultaat opgeleverd? Kan men dat
operationaliseren? Wat is het werkelijke resultaat van de taalpremie?
Los van mijn ingediende interpellatie heb ik nog een vraag naar het
koninklijk besluit wat de Brussel-premie betreft. Kunnen de
politiemensen eens ze in dienst zijn eventueel ook nog bijkomende
cursussen, opfrissingcursussen bijvoorbeeld krijgen? En waarom in
Brussel geen opleidingen in andere talen, het Engels bijvoorbeeld? Alle
Europese tops gaan door in Brussel, ik neem aan dat daar wel wat
Engels gesproken wordt, maar ook andere gemeenschappen spreken
Engels. Bovendien is er ook wel ruimte voor die mensen om andere
taalopleidingen te volgen.
01.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik heb reeds vragen gesteld over deze
problematiek op 12 november van dit jaar en eigenlijk is het erg dat we
u hierover moeten ondervragen omdat het hier gaat over een materie
waar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als toeziende overheid
normaliter alle informatie zou moeten ter beschikking stellen van de
Brusselse parlementsleden. Het probleem is juist dat dit niet of totaal
onvoldoende gebeurt. Men doet alsof de politieaanwervingen niet langer
behoren tot de lokale bevoegdheid, niets meer te maken hebben met
het lokale, plaatselijke niveau en dat daardoor de taalwetgeving niet
meer van toepassing zou zijn. Dat er dus bij nieuwe aanwervingen geen
kennis meer vereist zou zijn van beide landstalen. Daar bijkomend zou
het Brussels Gewest dan ook geen toezichthoudende rol meer spelen.
Dit kan natuurlijk niet, dit staat helemaal haaks op de duidelijke
wetgeving.
Deze mentaliteit toont vooral aan hoe onmachtig de Vlaamse Brusselse
politici zijn. Ik denk hier aan de heer Chabert, die deze informatie ook
niet ter beschikking kan stellen en ik denk ook aan de heer Vanhengel
van uw partij. Die mensen hebben in Brussel eigenlijk weinig te zeggen.
We zien dat ook met het meldpunt dat moest gecreëerd worden
omwille van de taalklachten in de Brusselse ziekenhuizen. Ook daar is
het de heer Gosuin die alles tegenhoudt, zonder dat de Vlaamse
ministers er iets aan kunnen doen.
Ik heb uit uw antwoord van 12 november in elk geval begrepen dat het
Brussels Gewest wel degelijk de toezichthoudende overheid is en wel
degelijk gehouden is om dit soort vragen te beantwoorden. Voor alle
duidelijkheid wens ik mij toch aan te sluiten bij collega Creyf en enkele
bijkomende vragen te stellen.
Op 12 november maakte u de globale cijfers bekend van het aantal
Nederlandstalige en Franstalige rekruten in Brussel alsook van het
aantal gedetacheerden van de federale politie. Globaal genomen zei u
toen dat de 1/3-regel werd gerespecteerd. Het is echter niet duidelijk of
dat in elke zone zo was en u zou de cijfers per zone ter beschikking
stellen, maar ik heb die ondertussen nog niet ontvangen.
Daarnaast is het ook helemaal niet duidelijk hoe het gesteld is met de
kennis van de andere landstaal bij de nieuw aangestelde inspecteurs.
Kunnen daaromtrent de gegevens per politiezone worden meegedeeld?
Wordt bij de aanstelling de taalwetgeving gerespecteerd, die verplicht
01.02 Bart Laeremans (VLAAMS
BLOK): En tant qu'autorité de
tutelle, la région de Bruxelles-
Capitale est censée mettre toutes
les informations à ce sujet à la
disposition des membres du
Parlement bruxellois. Elle ne le fait
pas suffisamment. Le
gouvernement bruxellois fait
comme si l'engagement de
personnel de police ne relevait plus
de la compétence locale et que la
législation linguistique n'était plus
d'application. La Région bruxelloise
ne remplirait de surcroît plus de
fonction de contrôle. Nous ne
pouvons évidemment pas accepter
une telle attitude, qui va à
l'encontre d'une législation pourtant
claire. Cette mentalité est surtout
révélatrice de l'impuissance des
responsables politiques flamands à
Bruxelles.
Les ministres flamands n'ont guère
de poids à Bruxelles. J'ai déduit de
la réponse du ministre du 12
novembre que la Région de
Bruxelles-Capitale est bien
l'autorité de tutelle.
Il n'est pas clairement établi si les
inspecteurs qui viennent d'être
recrutés maîtrisent les deux
langues nationales. Pourriez-vous
communiquer les données à ce
sujet par zone de police? La
législation linguistique est-elle
respectée lors de la désignation :
chaque inspecteur fournit-il
préalablement la preuve de sa
connaissance de l'autre langue à la
police locale? Dans la négative,
quelles sont les raisons de la
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
dat elke aangestelde inspecteur bij de lokale politie vooraf het bewijs
levert van de kennis van de andere taal? Zo nee, waarom is dat niet het
geval en waarop baseert men zich om dat niet te vereisen?
Ten laatste, welke maatregelen heeft de minister genomen om de
taalwetgeving wel degelijk te doen naleven inzake de politie in Brussel,
zodat we niet meer met het soort toestanden wordt geconfronteerd
zoals die daarnet beschreven werden door mevrouw Creyf: mensen die
urenlang moeten wachten op een politieagent of -inspecteur die hun
taal verstaat.
suppression de cette exigence?
Quelles mesures le ministre a-t-il
prises pour assurer le respect
effectif de la législation linguistique
à Bruxelles?
01.03 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik
wens van start te gaan met de algemene opmerking dat het aantal
politiemensen in de Brusselse lokale zones voortdurend verandert, zelfs
dagelijks. De cijfers die ik daarover meedeel kunnen morgen reeds niet
meer correct zijn. Het aantal fluctueert voortdurend. Grosso modo kan
ik u het volgende meedelen.
Van de 5.500 betrekkingen voor operationele politiemensen in de 6
Brusselse zones samen zijn er ruim 4.900 ingevuld. 220 Brusselse
agenten werden intussen aangeworven onder het nieuwe statuut. Ik heb
dit reeds meegedeeld aan de heer Laeremans die mij hierover in de
commissie op 12 november een mondelinge vraag heeft gesteld. Van
de 220 nieuwe aanwervingen voor de 6 zones zijn 81 mensen
Nederlandstalig en 139 Franstalig.
Ik geef het detail voor elk van de 6 zones:
-zone Brussel-Elsene krijgt 18 Nederlandstaligen en 14 Franstaligen;
-zone Brussel-West krijgt 29 Nederlandstaligen en 15 Franstaligen;
-zone Brussel-Zuid krijgt 11 Nederlandstaligen en 20 Franstaligen;
-zone Ukkel-Watermaal-Bosvoorde-Oudergem krijgt 4
Nederlandstaligen en 20 Franstaligen;
-zone Montgomery krijgt 4 Nederlandstaligen en 23 Franstaligen;
-zone Schaarbeek-Sint-Joost-ten-Node-Evere krijgt 15
Nederlandstaligen en 47 Franstaligen.
Om het personeelstekort in de Brusselse zones te verhelpen stelt de
federale politie bijkomend 384 politiemensen via detachering tijdelijk ter
beschikking, 164 Nederlandstaligen en 230 Franstaligen.
Ik kom nu bij de vragen van mevrouw Creyf in verband met het
opleidingsniveau en de taalkennis van de effectieven. Ik kan u
meedelen, mevrouw, dat er over het opleidingsniveau van de
politieambtenaren eigenlijk geen gedetailleerde cijfers bestaan van de
zes betrokken zones. U weet dat politiemensen met uitzondering van
hulpagenten alleszins bij aanwerving over een diploma van hoger
middelbaar onderwijs moeten beschikken. Er bestaat geen relatie
tussen het opleidingsniveau enerzijds en de taalkennis anderzijds. Bij
het afleggen van een taalexamen is er natuurlijk wel een verband tussen
de graad die men bekleedt en het niveau van de vereiste taalkennis. Ik
beschik echter niet over gegevens met betrekking tot die taalkennis. Ik
stel wel vast dat zes Brusselse zones samen 3.873 van hun 5.623
statutaire of contractuele personeelsleden een tweetaligheidstoelage
uitbetalen. Die toelage kan uiteraard pas bekomen worden na het
afleggen van een taalexamen. Ik moet tegelijkertijd ook vaststellen dat
slechts 10 van de 220 nieuw aangeworvenen een tweetaligheidspremie
genieten.
Ik denk dat dit cijfer wel enige nuancering verdient. Er zullen binnen
deze groep ongetwijfeld een aantal tweetalige politiemensen zijn die
vandaag nog geen tweetaligheidspremie genieten en dat om een aantal
01.03 Patrick Dewael, ministre:
Le nombre de policiers dans les
zones locales de Bruxelles varie
quotidiennement. Sur les 5.500
postes pour des policiers
opérationnels dans les six zones
bruxelloises, un peu plus de 4.900
sont occupés. 220 agents
bruxellois ont été recrutés sous le
nouveau statut, comme je l'ai déjà
précisé en commission le 12
novembre 2003. Parmi eux, 81 sont
néerlandophones et 139
francophones. Pour pallier la
pénurie de personnel dans les
zones bruxelloises, la police
fédérale met provisoirement 384
policiers à disposition via un
détachement: 164 néerlandophones
et 230 francophones.
Il n'existe pas de chiffres détaillés
sur le niveau de formation des
fonctionnaires de police des six
zones bruxelloises. A l'exception
des agents auxiliaires, les agents
de police doivent en tout état de
cause être en possession d'un
diplôme de l'enseignement
secondaire supérieur à leur entrée
en service. Il n'y a pas de
corrélation entre le niveau de
formation et les connaissances
linguistiques des agents, même s'il
existe un lien entre le grade d'un
fonctionnaire et le niveau de
connaissances linguistiques requis.
Les six zones de police
bruxelloises octroient une prime de
bilinguisme à 3.873 de leurs 5.623
agents. Cette prime ne peut être
accordée qu'après un examen
linguistique. Sur les 220 nouvelles
recrues, 10 seulement perçoivent
cette prime. Ce chiffre doit
cependant être nuancé. Il peut être
question de retards dans la
constitution des dossiers du
personnel ou dans les paiements
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
redenen. Ik denk aan vertragingen bij de samenstelling van de
personeelsdossiers. Ook de uitbetalingen via een sociaal secretariaat
kunnen maken dat nog niet alle tweetaligheidspremies worden
uitbetaald. Ik denk ook aan het feit dat de werkelijk bestaande
taalkennis voor een aantal agenten nog niet formeel bewezen kan zijn
via een examen bij SELOR. Er is ook nog een derde factor. Het is
mogelijk dat een aantal onder hen nog wachten op het plaatsvinden van
het eerstvolgende taalexamen. Ik denk dat er dus wel degelijk
tweetaligen onder hen zijn die momenteel nog geen taalpremie
genieten. Het uitbetalen van die premie is op zich niet het
alleenzaligmakende element om aan te tonen of ze al dan niet tweetalig
zijn.
Er zijn een aantal factoren die maken dat een aantal wel degelijk
tweetalig zijn, maar de kans nog moeten krijgen om het daadwerkelijk
te bewijzen. Wat de kandidaten voor taalopleidingen betreft, lopen er op
dit ogenblik geen voortgezette taalopleidingen bij de politiediensten.
Zodra er voldoende kandidaten zijn kan met een dergelijke opleiding van
start gegaan worden. Ik zou toch willen opmerken dat aspiranten
gedurende hun basisopleiding aan de politieschool lessen tweede taal
krijgen en dit voor een bepaald aantal uren afhankelijk van het
aangevraagde kader, van 20 tot 60 uur. Bovendien, u heeft het zelf
vermeld, worden er taalonderdompelingstages georganiseerd. Dat is
trouwens één van de maatregelen in verband met de Brusselse politie
die door de vorige regering genomen werden in de loop van 2002. De
ruim 700 jonge personeelsleden die momenteel de Brusselse zones
zijn komen vervoegen, hetzij door aanwerving, hetzij door detachering,
hebben allen een taalopleiding gevolgd in het kader van hun
basisopleiding.
U heeft ook vragen gesteld over de wijze van selectie. Moeten we
rekening houden met die tweetaligheidvereiste?
De personeelsleden die wensen te werken in een Brusselse lokale
politiezone kunnen een betrekking aanvragen in één van deze zones in
het kader van de mobiliteit en met het oog op het aantal door de zones
opengestelde betrekkingen. Dat is het systeem. Het is vanzelfsprekend
dat de taalkennis een element uitmaakt bij de definitieve selectie die
door de zone van de kandidaat. Deze keuze gebeurt door de terzake
bevoegde lokale overheden, namelijk de politieraden. De federale
overheid is hierin geen betrokken partij. Ik wil, zoals ik op 12 november
ook al aan collega Laeremans heb meegedeeld, nog eens wijzen op het
feit dat de personeelsleden die op 1 april in dienst waren in een
Brusselse politiezone over een wettelijke overgangsperiode van 5 jaar
beschikken.
Dat is artikel 69 van de gecoördineerde taalwetten. Dus pas tegen het
einde van die periode van vijf jaar, op 1 april 2006, moeten zij het bewijs
van hun tweetaligheid leveren en dat bij Selor. In elk geval moet de
dienst in afwachting daarvan zo worden georganiseerd dat hij als
tweetalig kan functioneren. Dat betekent dat het publiek gebruik kan
maken van een taal naar keuze, overeenkomstig de taalwetgeving. Het
is toch belangrijk om dat aan te stippen.
Er werd ook een vraag gesteld over de invoering van de taalpremie. U
weet dat, door van het feit dat veel Brusselse politieambtenaren op dit
ogenblik die overgangsperiode van vijf jaar genieten en de maatregel
waarnaar u verwijst bovendien van recente datum is, het op dit ogenblik
niet mogelijk is de weerslag van een verhoogde tweetaligheidtoelage op
de getalsterkte met nauwkeurigheid te berekenen. Mij lijkt het in elk
geval van essentieel belang dat we er zouden in slagen het aantal
kandidaten voor een betrekking bij de Brusselse politiediensten te
par l'entremise du secrétariat
social. En outre, certains agents
n'ont pas encore pu faire la preuve
de leurs connaissances
linguistiques auprès du Selor.
Actuellement, aucune formation
continuée en langues n'est en
cours au sein des services de
police. Dès que le nombre de
candidats sera suffisant, nous
pourrons entamer un nouveau
cycle. Je souligne que durant leur
formation de base à l'école de
police, les aspirants suivent un
cours de seconde langue. Il faut
encore y ajouter les stages
d'immersion linguistique. Les 700
jeunes membres du personnel qui
ont rejoint les zones bruxelloises
ont tous suivi des cours de langues
durant leur formation de base.
Les membres du personnel qui
souhaitent travailler dans une zone
de police locale bruxelloise peuvent
demander à y être intégrés pour
autant que des places soient
vacantes. Il va sans dire que lors de
la sélection définitive, les conseils
de police tiennent compte des
connaissances linguistiques du
candidat. Les membres du
personnel qui étaient en service
dans une zone de police
bruxelloise à la date du 1
er
avril
disposent d'ailleurs d'une période
de transition légale de cinq ans.
D'ici au 1
er
avril 2006, ils pourront
prouver leur bilinguisme auprès du
Selor. En attendant, le service doit
pouvoir fonctionner dans les deux
langues, ce qui signifie que le
public est libre de choisir la langue
dans laquelle il souhaite
s'exprimer.
Pour le moment, il est encore
impossible de calculer avec
précision l'incidence de la hausse
de la prime de bilinguisme sur les
effectifs. Nous devons faire en sorte
que le nombre de candidats à un
emploi auprès des services de
police bruxellois augmente. L'arrêté
royal évoqué par l'auteur de la
question sera soumis cette
semaine encore à la signature
royale.
Aux questions de M. Laeremans, je
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
verhogen. U vroeg ook naar het betrokken koninklijk besluit. Ik kan u
melden dat het advies van de Raad van State thans afgeleverd is en dat
het koninklijk besluit nog deze week voor ondertekening aan het
Staatshoofd wordt overgezonden.
Dan ben ik nu bij de vragen van de heer Laeremans. Het is voor mij
zonder meer duidelijk dat de taalwetgeving door alle betrokkenen moet
worden gevolgd. Op het terrein zijn er meer dan vermoedelijk nog een
aantal problemen. Aan de andere kant stel ik echter enkele zaken vast.
Ten eerste, is het zo dat de Brusselse zones er blijkbaar alles aan
doen om hun personeelsbestand aan te vullen en dat daardoor de
problemen van onderbezetting, onder andere door de detachering van
de federale politie dat wordt soms gecontesteerd maar is nog steeds
een noodzakelijkheid -, minder prangend zijn dan voordien het geval
was.
Ten tweede, door deze aanpak is de politiezorg naar mijn aanvoelen en
volgens de rapporten waarover ik beschik, sterk verbeterd in Brussel.
Ten derde, via het nieuwe statuut, met zowel mobiliteit als detachering,
zijn er mogelijkheden om veel sneller op de capaciteitsproblemen te
reageren dan vroeger het geval was. Ten vierde, er bestaat een
overgangsregeling die de bij de hervorming aanwezige politiemensen
toelaat zich qua tweetaligheid in regel te stellen, ik herhaal het, tegen
april 2006.
Ik rond af. De vorige regering heeft in juni 2002 een pakket van
maatregelen genomen denk aan de taalonderdompelingsstages, denk
aan de aanpassing van de tweetaligheidstoelage die maken dat het
op dit ogenblik eigenlijk nog te vroeg is om de precieze effecten daarvan
te kunnen meten. Ik denk dat de Brusselse zones er alle belang bij
hebben hun nieuwe, jonge personeelsleden alle kansen te bieden om
ook hun taalkennis progressief te verbeteren. Ik stel op het terrein vast
dat zowel de zones als de lokale overheden daar ook gevoelig voor zijn.
Ik vind de evolutie dus positief.
réponds que chacun doit respecter
la législation linguistique. Les
zones bruxelloises mettent tout en
oeuvre pour compléter leur
personnel effectif, ce qui permettrait
de rendre les problèmes de sous-
occupation moins préoccupants.
J'ai le sentiment que notre
approche a permis d'améliorer
sensiblement la qualité des
services de police à Bruxelles.
Grâce au nouveau statut, nous
pouvons réagir bien plus
rapidement aux problèmes de
capacité. D'ici au mois d'avril 2006,
les membres du personnel en
service au moment de la réforme
pourront en outre fournir la preuve
de leur bilinguisme.
Les effets des mesures prises par
le précédent gouvernement en juin
2002 ne sont pas encore
mesurables avec précision. Les
zones bruxelloises ont toutefois
tout intérêt à offrir à leurs nouveaux
membres du personnel toutes les
chances d'améliorer
progressivement leurs
connaissances linguistiques.
01.04 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor
de informatie. Ik wil daar toch een paar opmerkingen bij maken.
Het kader van 5.500 is voor 4.900 ingevuld. Nadien zegt u dat er 3.824
een tweetaligheidstoelage trekken, dus na een taalexamen tweetalig
zijn. Als ik die verhouding uitreken, is dat dus tussen een vierde en een
vijfde die geen tweetaligheidspremie krijgen. Dat is dus ongeveer een
vijfde dat wellicht niet tweetalig is. Belangrijker zijn volgens mij de 220
nieuwe, waarvan u zegt dat er slechts 10 een tweetaligheidspremie
hebben. Die verhouding ligt veel lager: dat is 1 op 20!
01.04 Simonne Creyf (CD&V):
Sur la base des chiffres
communiqués par le ministre, je
conclus qu'un cinquième des
agents de police n'est pas bilingue.
La proportion de bilingues est
toutefois nettement moins grande
parmi les nouveaux venus.
01.05 Minister Patrick Dewael: Ik ga u even onderbreken om te
zeggen dat een tweetaligheidspremie geenszins een element kan zijn
op basis waarvan u tweetaligheid kan afleiden. Als ik u heb geantwoord,
heb ik gezegd dat van de 220 nieuw aangeworvenen er 10 zijn die de
premie genieten. Er zijn er wel een aantal aan het wachten op de kans
om dit te bewijzen, bijvoorbeeld via een examen bij Selor. Ik zeg dus
dat er van de nieuw aangeworvenen een aantal tweetalig zijn, die nog
niet de kans hebben gehad om het te bewijzen. Ten gevolge daarvan
kunnen zij de premie nog niet genieten. U begint met u te baseren op
diegenen die de premie krijgen en u gaat daar verhoudingen en
percentages uit afleiden. Bij die cijfers of gevolgtrekkingen maak ik alle
voorbehoud.
01.05 Patrick Dewael, ministre:
Certains d'entre eux doivent encore
se voir offrir l'opportunité d'apporter
la preuve de leur bilinguisme et ne
bénéficient donc pas encore de la
prime. Il faut dès lors se garder de
tirer des conclusions hâtives sur la
base du nombre actuel de primes.
01.06 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister, neem me niet
kwalijk, maar eigenlijk moeten ze tweetalig zijn bij de aanwerving! Dit
01.06 Simonne Creyf (CD&V):
En fait, ces personnes devraient
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
wil dus zeggen dat ze dat niet zijn en als er 10 van de 220 een
tweetaligheidspremie hebben, wil ik daar inderdaad niet noodzakelijk uit
concluderen dat die binnen twee jaar niet tweetalig gaan zijn. Nu, op dit
ogenblik, zijn ze dat dus niet. Als u zegt uit de tweetaligheidspremie
niet te kunnen afleiden of iemand tweetalig is of niet, denk ik dat in
Brussel een tweetalige de tweetaligheidspremie zal genieten. Ik denk
dat het moeilijk anders kan.
Ik kan nog aanvaarden dat een aantal het nog moet bewijzen. Dat wil
echter zeggen dat bij de aanwerving geen rekening wordt gehouden met
de tweetaligheid, terwijl men van in het begin tweetalig zou moeten zijn.
Ik daaruit alleen maar afleiden dat het slechter wordt. Als gevolg van de
politiehervorming is het eigenlijk slechter gesteld met de aanwerving van
tweetaligen dan voordien.
déjà être bilingues au moment de
leur recrutement.
Le recrutement d'agents bilingues
est donc encore plus compromis
qu'avant la réforme des polices.
01.07 Minister Patrick Dewael: Mevrouw Creyf, ik onderbreek u
nogmaals zodat ik straks niet meer moet repliceren. De taalkennis is
een element bij de selectie. Uiteraard moeten zij tweetalig zijn op het
ogenblik van de aanwerving. U gaat nu verder en op basis van het al dan
niet uitkeren van de premie zegt u dat zij het niet zijn. U maakt uw
berekening op basis van wie de premie geniet. Dat is mijn informatie,
maar u maakt de verkeerde deductie.
Van u zou mij dat niet verbazen, mijnheer Laeremans. Van mevrouw
Creyf verbaast mij dat enigszins. Ik ga ervan uit dat ze het zijn op het
ogenblik van de aanwerving, maar ik heb wel gezegd dat de keuze
gebeurt door de bevoegde lokale overheid, met name de politieraden.
De politieraden maken de keuze. Nadien moet natuurlijk de proef
worden afgelegd om de premie te kunnen bekomen. Als u zich op de
premies baseert om te zeggen dat er slechts zoveel Nederlandstaligen
en zoveel Franstaligen zijn, voeren wij een totaal verkeerd debat.
01.07 Patrick Dewael, ministre:
La connaissance linguistique est
bien un des éléments de la
sélection. Vous fondez votre calcul
sur les primes octroyées, ce qui
vous induit dans l'erreur. Je pars du
principe que les candidats sont
bilingues lors de leur recrutement
mais la décision appartient aux
conseils de police. Ensuite, les
candidats doivent encore passer un
test pour pouvoir prétendre à la
prime. Mais en vous fondant sur les
primes pour savoir qui est
néerlandophone ou francophone,
vous faussez le débat.
Le président: Je propose que Mme Creyf termine sa réplique. Et, éventuellement - après la réplique de M.
Laeremans -, le ministre fera le point de la situation. Mais on peut difficilement mener un dialogue sans fin.
01.08 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, u snijdt een punt aan waartoe ik wilde komen. U zegt dat de
politieraden beslissen. Kent u de samenstelling van de politieraden in
Brussel? Weet u hoeveel Nederlandstaligen deel uitmaken van de
politieraden? De politieraden met een overwicht aan Franstaligen
moeten beslissen. Dat is de kern van het probleem.
Ik kan uw standpunt aanvaarden dat de tweetaligheid niet de facto uit
de tweetaligheidpremie kan worden afgeleid. Ik waarschuw u dat het
een trend is. Dat de politieraden met een overwicht van Franstaligen
moeten beslissen ligt aan de basis van minder aanwervingen van
Nederlandstaligen.
Geldt de verplichte tweetaligheid eveneens bij de detachering vanuit de
dienst algemene reserve?
U hebt aangekondigd dat het koninklijk besluit deze week zal
verschijnen. Dat verheugt me. Het is een ingewikkelde zaak. Hebt u
voldoende budgettaire middelen vrijgemaakt, of maakt dit deel uit van de
dotatie aan de Brusselse zones?
01.08 Simonne Creyf (CD&V):
Les conseils de police se
composent essentiellement de
francophones. Le fait que les
conseils de police prennent les
décisions explique donc tout.
L'obligation de bilinguisme
s'applique-t-elle également au
détachement depuis le service de
la Réserve générale?
Le ministre a annoncé la
promulgation de l'arrêté royal cette
semaine. Le ministre a-t-il dégagé
suffisamment de moyens
budgétaires? Ou ces budgets font-
ils partie de la dotation aux zones
de Bruxelles?
01.09 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, dankzij uw antwoord dat me verheugt, krijgen we
een helder licht op de situatie. De wet wordt in Brussel massaal
geschonden. We stellen dit vast bij de verdeling in de politiezones. In
de globale cijfers die u een maand geleden hebt medegedeeld werden
01.09 Bart Laeremans (VLAAMS
BLOK): Grâce à la réponse du
ministre, nous pouvons nous faire
une idée claire de la situation. La
loi est violée massivement à
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
de verhoudingen gerespecteerd. In de politiezones Ukkel en
Montgomery zijn er verhoudingsgewijs veel te weinig Nederlandstaligen
aangesteld. De 1/3-regeling die wettelijk is opgelegd wordt niet
gerespecteerd. Dit is een eerste probleem waartegen u moet optreden.
Men mag de dingen niet door elkaar te halen. Voor de politieagenten
die overgekomen zijn van de rijkswacht geldt inderdaad een
overgangsperiode. Daar gaat het niet over in dit debat. Wat de nieuw
aangeworven agenten betreft, moet de taalwetgeving gerespecteerd
worden. U zegt dat we er niet mogen van uitgaan dat de afwezigheid
van een tweetaligheidpremie het bewijs is dat deze mensen niet
tweetalig zijn. U kunt ons dat niet verwijten, mijnheer de minister. We
hebben geen andere gegevens om ons op te baseren. Er wordt iets
gecamoufleerd. Wij blijven verstoken van de cruciale informatie hoeveel
mensen het bewijs hebben geleverd van de kennis van de andere
landstaal op het ogenblik dat ze in deinst zijn getreden. Indien slechts
10 van de 220 nieuw aangeworven mensen een tweetaligheidpremie
ontvangen, moet u me niet wijsmaken dat er meer dan 60 zijn die het
bewijs hebben geleverd en het examen hebben afgelegd. Ik stel een
manifeste schending van de taalwetgeving vast. De schending heeft
plaats met de oogluikende goedkeuring van de vorige en huidige
minister van Binnenlandse Zaken. Deze manifeste schending van de
taalwetgeving kan niet blijven duren. U mag dit niet langer toestaan.
Voor nieuwe agenten geldt immers niet de overgangsmaatregel en is er
geen andere datum bepaald tegen dewelke ze de andere taal wel
moeten kennen.
Men zit hier dus in de illegaliteit. Die wordt vooral gecreëerd door die
politieraden die grotendeels Franstalig zijn en waarvoor zich blijkbaar
niemand bevoegd acht om die te controleren. Er is hier dus een
manifest probleem. Ik doe een beroep op u als minister van
Binnenlandse Zaken, om orde op zaken te stellen en duidelijk op te
treden. U dient ervoor te zorgen dat van die 220 personen onmiddellijk
gevergd wordt dat zij het bewijs leveren van de kennis van de andere
taal. In het andere geval moeten zij maar naar een eentalige zone
overgeplaatst worden.
Ten tweede dient u ervoor te zorgen dat dergelijke zaken in de
toekomst niet meer mogelijk zijn. De taalwetgeving dient nageleefd te
worden. Op die naleving moet eveneens toezicht uitgeoefend worden.
Als het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat niet doet, dan moet u uw
verantwoordelijkheid opnemen. U bent bevoegd voor Binnenlandse
Zaken. U moet niet doen alsof de oppositie hier verschillende zaken
aan het verwarren is. Uit de gegevens die u hier meedeelt, kunnen wij
enkel afleiden dat er een groot probleem is en dat de taalwetgeving in
Brussel manifest geschonden wordt.
Bruxelles. Nous le constatons dans
le cadre de la répartition dans les
zones de police. Le régime 1/3, fixé
par la loi, n'est pas respecté. Le
ministre doit intervenir à cet égard.
Une période de transition s'applique
pour les agents de police qui sont
venus de la gendarmerie. Il ne s'agit
pas de cela dans ce débat. Lors du
recrutement de nouveaux agents, la
législation linguistique doit être
respectée. Selon le ministre, le
non-paiement d'une prime de
bilinguisme ne permet pas de
considérer que les intéressés ne
sont pas bilingues. Nous ne
disposons toutefois pas d'autres
données sur lesquelles nous
fonder. On cache quelque chose.
Je constate une violation manifeste
de la législation linguistique, que
les ministres de l'Intérieur
précédent et actuel ont approuvée
les yeux fermés.
01.10 Minister Patrick Dewael: Op de vraag of de middelen daarvoor
gebudgetteerd waren, is mijn antwoord bevestigend. Bovendien gebeurt
de aanwerving door de politieraden. Mevrouw Creyf beklaagt zich erover
dat daar veel Franstaligen zouden inzitten. Wat is het alternatief om
minder Franstaligen in die politieraden te laten zetelen? Dat is een
vraag die ik u gewoon wil stellen
01.10 Patrick Dewael, ministre:
Des moyens sont inscrits au
budget à cet effet.
Que propose Mme Creyf pour
réduire le nombre de francophones
au sein des conseils de police?
Motions
Moties
En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Simonne Creyf et par MM. Dirk Claes et Yves
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
Leterme et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de Mme Simonne Creyf et de M. Bart Laeremans
et la réponse du vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur,
demande au gouvernement
- de veiller à l'application correcte de la législation linguistique dans les corps bruxellois, conformément au
principe du bilinguisme de la personne;
- de promulguer dans les plus brefs délais l'arrêté royal relatif à la «prime Bruxelles»."
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Simonne Creyf en door de heren Dirk Claes en Yves
Leterme en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van mevrouw Simonne Creyf en de heer Bart Laeremans
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken,
beveelt de regering aan
- toe te zien op een correcte naleving van de taalwetgeving in de Brusselse korpsen volgens het principe van
de tweetaligheid van de persoon;
- zo snel mogelijk het koninklijk besluit betreffende de "Brusselpremie" af te kondigen."
Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Jacqueline Galant et Josée Lejeune.
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Jacqueline Galant en Josée Lejeune.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
02 Question de M. Eric Libert au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'introduction
de la carte d'identité électronique" (n° 823)
02 Vraag van de heer Eric Libert aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken
over "de invoering van de elektronische identiteitskaart" (nr. 823)
02.01 Eric Libert (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre,
voici une question un peu plus "soft" que la précédente, s'agissant des
cartes d'identité électroniques. La presse relate que la délivrance de
ces cartes d'identité sera vraisemblablement confiée à La Poste au
motif que la distribution desdites cartes serait facilitée grâce aux 1.400
bureaux de poste. Ainsi, d'une part, les employés des bureaux de
poste pourraient délivrer la carte d'identité pour le compte des
communes qui le souhaiteraient mais, d'autre part, La Poste serait
rémunérée par l'Etat pour le service rendu. C'est ici que gît le problème
puisque si cette perspective est séduisante pour La Poste, les
communes ne l'entendent pas de cette oreille. Ainsi, relayées par
l'Union des villes et communes de Wallonie, elles s'opposent à cette
initiative. Elles ne comprennent pas pourquoi La Poste serait rétribuée
pour rendre ce service alors que les communes qui voudraient le faire
seule ne le seraient pas.
Dès lors, ma question, monsieur le ministre. Quelle réglementation
permet au ministre de confier cette mission de service public des
communes à une société telle que La Poste? Par ailleurs, des
mesures de sécurisation sont-elles prises dans le cas où La Poste
distribuerait ces documents officiels?
02.01 Eric Libert (MR): Volgens
de kranten zou De Post instaan
voor de uitreiking van de
elektronische identiteitskaarten.
Omdat ze over een netwerk van
1.400 postkantoren beschikt zou
ze deze taak gemakkelijk kunnen
uitvoeren. Niet de gemeenten, maar
De Post zou een vergoeding
ontvangen van de Staat voor deze
dienstverlening. De gemeenten
verzetten zich tegen dit initiatief
omdat ze niet begrijpen waarom De
Post zou vergoed worden voor deze
dienstverlening terwijl de
gemeenten die zelf deze dienst
willen verlenen geen vergoeding
zouden ontvangen. Op basis van
welke reglementering kan deze
gemeentelijke opdracht aan De
Post worden toevertrouwd? Zijn er
beveiligingsmaatregelen gepland?
02.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers
collègues, l'honorable membre se réfère probablement à l'article 35 de
la loi-programme du 20 août par lequel La Poste est mandatée pour
distribuer les cartes d'identité, en soutien aux communes.
Des groupes de travail entre La Poste et les communes ont amené une
nouvelle définition de l'article 434 dans le dernier projet de la loi-
02.02 Minister Patrick Dewael:
De Post werd gemandateerd voor
de afgifte van identiteitskaarten, ter
ondersteuning van de gemeenten,
zonder dat zulks extra kosten voor
de gemeenten meebrengt. De
programmawet van 20 augustus
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
programme. Cette modification répond à vos questions tout en réalisant
les mêmes objectifs, en l`occurrence un appui pour la surcharge de
travail des communes sans coût supplémentaire pour ces dernières.
L'article 434 du projet de loi-programme prévoit que le personnel
statutaire des entreprises publiques autonomes La Poste, Belgacom
et la SNCB peut, sur une base volontaire, être utilisé dans des
projets déterminés dans chaque service public belge.
Il appartient au Roi de fixer, par un arrêtédélibéré en Conseil des
ministres, sur proposition du ministre des Entreprises publiques et du
ministre compétent, le projet et le nombre de membres du personnel
que l'on peut transférer.
Les différentes restructurations en cours dans ces entreprises vont
créer du personnel excédentaire. Par ce projet, le gouvernement
ambitionne de donner à cette catégorie de personnel la possibilité de
participer à la délivrance de la carte d'identité électronique.
Le Roi arrêtera notamment les conditions liées à l'engagement de ces
membres du personnel dans les communes, leurs modalités de retour
et les incitants éventuels au transfert.
voorziet immers in de mogelijkheid
dat autonome bedrijven op vrijwillige
basis door de Belgische
overheidsdiensten worden
ingeschakeld in het kader van
welbepaalde projecten, op grond
van een in de Ministerraad overlegd
koninklijk besluit.
Als gevolg van de lopende
herstructureringen hebben deze
autonome overheidsbedrijven te
kampen met een
personeelsoverschot. Bedoeling van
dit ontwerp is deze
personeelscategorieën de kans te
geven om, volgens de voorwaarden
die de Koning zal bepalen, aan de
uitreiking van de elektronische
identiteitskaart deel te nemen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Olivier Chastel au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le centre
de formation à la conduite de la police fédérale à Kampenhout" (n° 841)
03 Vraag van de heer Olivier Chastel aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken over "het centrum voor rijopleiding van de federale politie te Kampenhout" (nr. 841)
03.01 Olivier Chastel (MR): Monsieur le ministre, la police fédérale
organise des formations à la conduite automobile, notamment à la
conduite d'urgence, dans son seul centre de formation situé à
Kampenhout, dans le Brabant flamand. Jusqu'à présent, celles-ci
étaient principalement destinées aux services d'intervention de la police
fédérale. Récemment, deux zones de police locale, Schaerbeek et
Charleroi, ont demandé de pouvoir bénéficier de ces formations. Ainsi,
dans les prochains mois, la zone de police de Charleroi enverra 200
agents pour se former à Kampenhout.
Cette décision a été prise par la zone de police suite aux deux
constats suivants: premièrement, l'impact symbolique très important
qu'ont les accidents de la route sur nos concitoyens qui attendent
que les forces de l'ordre montrent l'exemple, particulièrement en
matière de sécurité routière et, deuxièmement, l'impact budgétaire
fonctionnel important qu'ont ces accidents sur l'organisation de la zone
de police.
D'autres zones de police locale suivront certainement l'exemple et
demanderont également l'autorisation pour bénéficier de ces
formations.
Ce constat m'amène à vous poser plusieurs questions.
Ne serait-il pas souhaitable de proposer ces formations, non seulement
à toutes les zones de police mais également, à l'ensemble des
conducteurs de véhicules prioritaires?
Face aux énormes besoins de formations, ne serait-il pas souhaitable
d'augmenter les moyens humains et budgétaires du centre de
03.01 Olivier Chastel (MR): De
federale politie organiseert
rijopleidingen, met name voor
noodsituaties, in haar enige
opleidingscentrum in Kampenhout,
dat over een team van zes
instructeurs beschikt. Heel wat
politiezones komen voor deze
opleiding in aanmerking.
Zou het niet opportuun zijn om
deze opleiding aan alle bestuurders
van prioritaire voertuigen voor te
stellen? Zou het niet wenselijk zijn
de menselijke en budgettaire
middelen van het centrum in
Kampenhout uit te breiden en ook
andere centra hiervoor uit te
rusten?
In de toekomst zal de simulator
een steeds grotere rol spelen in
deze opleiding. Er zou een project
worden onderzocht waaraan
verscheidene landen deelnemen.
Hoever staat het hiermee?
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
Kampenhout, qui gère ces formations avec un effectif assez modeste
de 6 agents?
Ne serait-il pas souhaitable d'équiper d'autres centres de formation à
travers le pays afin d'éviter un engorgement rapide de ce centre?
Enfin, le simulateur représente l'avenir de ce type de formation. Il
semble qu'un projet regroupant plusieurs pays soit actuellement à
l'étude au sein de la police fédérale. Pourriez-vous nous expliquer l'état
d'avancement de cette étude et nous faire connaître vos intentions sur
le sujet?
03.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers
collègues, premièrement, la direction de la formation de la police
fédérale est parfaitement consciente de la problématique liée à la
formation des conducteurs de véhicules prioritaires. Votre proposition
me paraît très intéressante. Cependant, la réflexion à mener dans ce
cadre doit s'insérer dans une réflexion plus générale des besoins en
formation ressentis par le personnel des services de police.
Actuellement, la direction de la formation de la police fédérale est en
train de déterminer de manière macroscopique tous les besoins en
formation.
Deuxièmement, au terme de l'analyse des besoins en formations
évoqués, en fonction des résultats obtenus et en tenant compte des
priorités à fixer, nous serons en mesure de déterminer la capacité en
personnel, le nombre et l'emplacement des centres, ainsi que les
moyens financiers qui pourront éventuellement être consacrés à ce
type de formation.
Troisièmement, un groupe de travail composé de policiers de
plusieurs pays européens s'est penché sur l'apprentissage de la
conduite à l'aide de simulateurs. La police de Munich en est déjà
équipée et la police hollandaise a commandé un système afin de le
valider.
Comme en aviation, un simulateur permet de proposer des situations
impossibles à créer en réalité, sous peine de catastrophes. Dès lors,
ces systèmes semblent être de très bons compléments d'une
formation sur le terrain, d'autant plus que la législation belge actuelle ne
permet pas d'utiliser les moyens spéciaux lors de l'apprentissage.
Par ailleurs, l'impact budgétaire est très important. En effet, il est de
l'ordre de 1.250.000 .
03.02 Minister Patrick Dewael:
Uw voorstel om alle bestuurders
van prioritaire voertuigen op te
leiden is erg interessant maar dient
te worden bekeken in het bredere
kader van de evaluatie van de
opleidingsnoden van de
politiediensten. Deze is op dit
ogenblik aan de gang, waarna de
nood aan personeel en de daartoe
vereiste begroting zullen worden
beoordeeld.
Een werkgroep van
politieambtenaren uit verscheidene
Europese landen heeft zich over het
gebruik van de simulator in de
opleiding gebogen. Dit systeem lijkt
een erg goede aanvulling van de
opleiding te vormen. Het heeft
echter een aanzienlijke budgettaire
weerslag, ten bedrage van
1.250.000 euro.
03.03 Olivier Chastel (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie
pour votre réponse et j'attire votre attention sur l'aspect suivant. Je suis
allé visiter le centre de Kampenhout il y a quelques semaines. A mes
yeux, il font vraiment du bon travail mais il y a un engorgement
manifeste dû à la possibilité qu'ont les zones de police locale d'envoyer
un certain nombre d'agents en formation pour les conduites d'urgence.
Je crois savoir qu'aujourd'hui, il y a plusieurs mois de délai pour pouvoir
obtenir une place pour la formation. En fonction de ces délais
considérables, j'estime qu'il est urgent au-delà des besoins en
formation globale de la police fédérale d'attirer l'attention sur cette
formation spécifique dans la mesure où les résultats sont
exceptionnels.
Les agents de police ayant suivi une formation en conduite d'urgence à
Kampenhout ont statistiquement nettement moins d'accidents que les
03.03 Olivier Chastel (MR): Het
is duidelijk dat het centrum in
Kampenhout overbelast is.
Die opleiding heeft blijkbaar
uitzonderlijke resultaten wat het
voorkomen van ongevallen betreft
en verdient derhalve dringend meer
aandacht.
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
autres. Cela vaudrait réellement la peine de creuser les pistes pour
obtenir les moyens budgétaires suffisants pour ce genre de formation.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Joseph Arens au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur
"l'augmentation, évoquée par le Comité permanent de Contrôle des Services de Police, des
plaintes de nos concitoyens relatives à la rédaction incorrecte de procès-verbaux et à l'utilisation
de techniques illicites d'interrogatoires par les fonctionnaires de police" (n° 858)
04 Vraag van de heer Joseph Arens aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken over "de door het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten gemelde toename van het
aantal klachten van burgers inzake de onjuiste opstelling van processen-verbaal en het gebruik van
onwettige ondervragingstechnieken door de politieambtenaren" (nr. 858)
04.01 Joseph Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le
ministre, lors du colloque organisé par le comité permanent de contrôle
des services de police (Comité P) a été évoquée l'augmentation
constatée des plaintes de nos concitoyens à l'égard des membres des
services de police, tant fédéraux que locaux, concernant la rédaction
des procès-verbaux et les techniques d'interrogatoire utilisées.
Dans son rapport 2002, le Comité P évoquait déjà une augmentation
des plaintes pour faux, tout en relevant une légère diminution des
plaintes en matière de rédaction des procès-verbaux. Dans ce même
rapport, le comité P rappelait que le procès-verbal constitue, dans notre
système de droit, un instrument très important pour l'évaluation des
faits et sert de base à la prise de décisions judiciaires. Le procès-verbal
est l'un des pivots de l'administration de la preuve.
Le Comité P insistait sur la nécessité pour les fonctionnaires de police
de garder cette préoccupation à l'esprit et de s'en inspirer dans tous les
actes qu'ils posent.
Enfin, l'organe de contrôle estimait qu'une formation continuée peut
également s'avérer pertinente, pourvu qu'elle accorde une attention
suffisante à la mise en pratique correcte de la connaissance théorique
du droit et à une actualisation du savoir concernant les procédures,
judiciaires notamment, tant au civil qu'au pénal. Ces connaissances
combinées à une intégrité sans faille de la part du fonctionnaire de
police constituent des facteurs critiques de succès conditionnant
l'acceptation, par le citoyen, d'une intervention policière qui se fait en
toute neutralité.
Toujours dans ce même rapport, le Comité P déplorait qu'en dépit des
promesses d'adaptation du premier programme de formation fédéral,
l'accent ne soit pas encore suffisamment mis sur cette matière.
Pouvez-vous m'indiquer, monsieur le ministre, s'il se confirme que les
plaintes relatives à la rédaction incorrecte des procès-verbaux et
concernant les techniques d'interrogatoire utilisées sont en
augmentation? Pouvez-vous également m'indiquer si des mesures ont
été prises par vos services afin d'apporter une solution à cette
situation? Enfin, quelles sont vos intentions dans ce domaine et quelles
sont les mesures que vous envisagez de prendre?
04.01 Joseph Arens (cdH): Het
Comité P maakt melding van een
toename van het aantal klachten
ten aanzien van de politiediensten
met betrekking tot processen-
verbaal. Het Comité P wees er in
zijn verslag 2002 op dat de
politieambtenaren zich bewust
moeten zijn van het belang van het
proces-verbaal als sleutelelement
van de bewijsvoering. Het stelde dat
een voortgezette opleiding ter zake
aangewezen zou zijn en was de
mening toegedaan dat dat aspect
onvoldoende aandacht krijgt.
Klopt het dat het aantal klachten
met betrekking tot processen-
verbaal toeneemt? Hebben uw
diensten maatregelen ter zake
uitgewerkt? Wat zijn uw plannen in
dat verband?
04.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers
collègues, le rapport intermédiaire du Comité P pour l'année 2003 fait
état d'un doublement prévisible des plaintes liées à la rédaction du PV.
Vingt-cinq plaintes de ce type ont été déposées au 30 juin 2003, pour
un total de 38 plaintes en 2002. Les techniques d'interrogatoire ne sont
pas reprises comme telles dans la typologie des rapports du Comité P.
04.02 Minister Patrick Dewael: In
het verslag 2003 van het Comité P
wordt een verdubbeling van het
aantal klachten in verband met de
processen-verbaal in het
vooruitzicht gesteld. Mijn diensten
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
Le remède à apporter au phénomène n'appartient pas seulement à mes
services.
Le Comité P a identifié le problème et a proposé des pistes de solution.
S'il y a un problème de formation, je suis évidemment disposé à
l'examiner. Une part importante de la formation de base est consacrée
à la rédaction des procès-verbaux. Cela n'est peut-être pas encore
suffisant. La direction de la formation de la police fédérale procède à
une évaluation, notamment de la satisfaction des besoins sur le terrain.
Dans le cadre de cette évaluation, une attention plus accrue encore
sera accordée à ce type d'action policière. Cette évaluation sera
également étendue à la formation continuée des membres du personnel
déjà en fonction et pour lesquels un effort spécifique pourrait s'avérer
nécessaire.
Cependant, cet effort de formation ne suffira pas à lui seul. Comme l'a
rappelé le Comité P, le non-respect ou le manque de respect de la
procédure en général est aussi le signe de la défaillance du contrôle
interne. Outre la formation, il faut, à tous les niveaux de la structure
policière, une prise de conscience par rapport à l'importance de la
rédaction correcte du procès-verbal et au déroulement des
interrogatoires.
Une responsabilité importante doit être assumée par les autorités
policières. La recherche de la qualité des procès-verbaux doit être un
souci constant au sein de la structure policière. Il est anormal que des
procès-verbaux déficients soient transmis au parquet. Ils doivent être
corrigés avant leur transmission. Des directives internes devraient
rappeler, si nécessaire, cette obligation aux policiers.
alleen kunnen dat probleem niet
verhelpen.
Het Comité P heeft een aantal
mogelijke oplossingen voorgesteld.
De Directie van de opleiding van de
federale politie is bezig met een
evaluatie. Er zal nog meer
aandacht worden besteed aan deze
problematiek en aan de
voortgezette vorming van het
personeel dat reeds in dienst is.
Maar deze inspanningen op het
vlak van opleiding alleen zullen niet
volstaan. De niet-naleving van de
procedure is een signaal dat de
interne controle het laat afweten.
De politie moet in deze haar
verantwoordelijkheid opnemen.
04.03 Joseph Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le
ministre, il est vrai que la formation ne suffit pas à elle seule et que des
directives internes sont nécessaires. Je compte sur vous pour faire le
maximum afin que la situation évolue favorablement et que le nombre
de plaintes que nous enregistrons actuellement diminue.
04.03 Joseph Arens (cdH): Ik
reken erop dat u alles in het werk
zal stellen om het probleem te
verhelpen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Joseph Arens au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur
"l'uniformisation des formations dispensées par les différentes écoles de police du Royaume"
(n° 859)
05 Vraag van de heer Joseph Arens aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken over "het eenvorming maken van de opleidingen in de verschillende politiescholen van het
Koninkrijk" (nr. 859)
05.01 Joseph Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le
ministre, différentes informations me sont parvenues, desquelles il
ressort que le personnel en charge de la formation de nos aspirants
policiers est confronté à de sérieux problèmes résultant, de prime
abord, d'un manque de cohérence entre les différentes écoles de police
du Royaume, que ce soit au niveau du contenu de la formation, de
l'évaluation finale ou des mesures de discipline.
A ma connaissance, il n'existe aucun organe de coordination ou de
contrôle chargé d'établir les programmes, de coordonner et d'évaluer les
formations dispensées au sein des dix écoles ou académies de police
agréées du Royaume. Ces écoles bénéficient d'une autonomie entière
et sont toutes constituées sous forme d'ASBL.
En termes d'évaluation des formations, cette situation pose problème
05.01 Joseph Arens (cdH): Het
gebrek aan samenhang tussen de
diverse politiescholen van het land
doet problemen rijzen. De tien
politiescholen of academies zijn
volledig autonoom en hebben alle
de rechtsvorm van een vzw.
Zo bijvoorbeeld is er geen enkele
harmonisatie op het stuk van de
evaluatie van de opleidingen,
waardoor de opstelling van de
algemene eindrangschikking per
jaar wordt vervalst. Denkt u niet dat
een uniformering van de opleidingen
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
en ce qui concerne le classement final des candidats policiers.
L'absence d'uniformisation des cotations a des conséquences parfois
étonnantes: ainsi, certains candidats classés premiers de leur
promotion dans l'académie de police où ils ont suivi leur formation se
retrouvent en fin de classement final de l'année, après les candidats les
moins bien classés d'autres promotions.
Ne pensez-vous pas qu'une uniformisation des formations et des
critères d'évaluation dans les différentes académies de police du
Royaume devrait être envisagée?
Ceci serait d'autant plus pertinent qu'il semble que se développe au
sein des différentes académies de police une politique de rentabilité,
qui conduit les écoles de police à accueillir un nombre de candidats qui
dépasse leur capacité d'accueil, les amène à constituer des classes
comportant trop d'étudiants, avec tous les problèmes qu'engendre cet
état de chose, pour les formateurs comme pour les étudiants,
notamment au niveau de la formation, de l'organisation des jeux de
rôles, du suivi des étudiants dans les cours théoriques ou dans la
coordination de leurs stages et de la discipline. On constate
également, semble-t-il, une tendance à rechercher le taux de réussite
maximal, ce qui ne présage pas nécessairement d'une recherche de la
qualité dans la formation.
Il me revient également que, fortes de leur autonomie et de leur statut
d'ASBL, les académies de police ont tendance à se lancer dans des
investissements immobiliers qui ne sont pas nécessairement opportuns
puisqu'elles pourraient, dans certaines provinces, disposer de locaux
adaptés au sein des complexes des anciens corps de gendarmerie. Ne
croyez-vous pas qu'une rationalisation de l'utilisation de ces locaux
devrait être envisagée avant que les académies de police ne prennent la
décision de faire construire ou de louer des surfaces plus ou moins
importantes en fonction des besoins auxquels elles doivent faire face?
Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer si vous avez l'intention de
prendre des mesures d'uniformisation en termes de formations et
d'évaluation de ces formations?
en de evaluatiecriteria in de diverse
politieacademies van het land zou
moeten worden overwogen? Voorts
ontwikkelt zich binnen de diverse
politieacademies een
rentabiliteitsbeleid, waardoor zij
meer kandidaten aantrekken dan zij
aankunnen. Men stelt eveneens
een tendens vast waarbij naar een
maximaal slaagpercentage wordt
gestreefd, wat er niet noodzakelijk
op wijst dat naar een hoge kwaliteit
van de opleiding wordt gestreefd.
Steunend op hun autonomie en hun
vzw-statuut, hebben de
politieacademies de neiging om te
investeren in onroerend goed, wat
niet altijd opportuun is aangezien
zij in sommige provincies kunnen
beschikken over aangepaste
lokalen in gebouwen van de
vroegere rijkswachtkorpsen. Vindt u
niet dat de politieacademies een
rationeler gebruik van die lokalen
moeten overwegen alvorens nieuwe
gebouwen te laten optrekken of min
of meer grote ruimten, afhankelijk
van hun behoeften, te huren?
05.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers
collègues, je voudrais d'abord combler une lacune dans les informations
qui vous sont parvenues: la direction générale des ressources
humaines de la police fédérale comprend une direction de la formation,
chargée de la coordination et du contrôle des formations.
Revenir sur le statut des écoles de police est à l'heure actuelle un
mauvais débat. Lors de la réforme, on n'a pas choisi de remettre en
cause les structures de formation existantes, mais de s'appuyer sur
l'expertise déjà acquise et d'affirmer que la formation ne relevait pas
seulement du fédéral. Certains dispositifs ont été mis en place pour
assurer que la formation sera dispensée de la même façon partout.
L'école ne peut organiser une formation que si elle s'engage à respecter
les normes réglementairement définies, tant au niveau du profil de
compétence que du programme détaillé et du système d'évaluation.
De plus, l'école a des contacts réguliers avec la direction de la
formation. Des représentants policiers siègent dans les commissions
d'examen et dans les jurys. Des formateurs de la police fédérale, tous
identiquement formés, sont détachés dans les écoles de police. Les
écoles ne fixent donc pas leurs propres règles et ne les appliquent pas
seules. Le système est doté de garanties et est à la constante
recherche d'améliorations.
05.02 Minister Patrick Dewael:
De algemene directie personeel van
de federale politie omvat een
directie opleiding, belast met de
coördinatie en de controle van de
opleidingen. Het zou thans een
slechte zaak zijn om het statuut
van de politiescholen opnieuw ter
discussie te stellen. Tijdens de
hervorming heeft men ervoor
gekozen de bestaande
opleidingsstructuren niet ter
discussie te stellen, maar te
steunen op de al verworven
deskundigheid en ervan uit te gaan
dat de opleiding niet louter federaal
moet worden georganiseerd. Er
werden bepaalde maatregelen
getroffen om te garanderen dat de
opleiding overal op dezelfde manier
zal worden verstrekt. De school kan
enkel een opleiding organiseren als
zij zich ertoe verbindt de
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
Une évaluation complète du processus de formation est actuellement
en cours; elle nous indiquera les aménagements à y apporter.
La prétendue course à la rentabilité et au taux de réussite maximal que
vous évoquez oublie que ce ne sont pas les écoles qui déterminent les
besoins en formation, mais bien l'entité policière et que les subsides
sont perçus même lorsque l'aspirant échoue. L'école a certainement un
intérêt à ce que l'aspirant réussisse, mais cet intérêt n'est pas
pécuniaire.
Il est vrai qu'il existe toujours des complexes de formation de l'ex-
gendarmerie, mais ce n'est pas le cas partout: seules trois écoles sur
neuf pourraient en disposer. Cela n'empêche évidemment pas les
partenariats dans ces lieux entre les écoles agréées et la police
fédérale, qui continue à assumer des missions de formation et doit
donc conserver des espaces pour les y organiser.
reglementair vastgestelde normen
te respecteren, zowel wat het
competentieprofiel als het
gedetailleerd programma en het
evaluatiesysteem betreft.
Bovendien staat de school in
regelmatig contact met de directie
van de opleiding.
Vertegenwoordigers van de politie
hebben zitting in de
examencommissies en in de jury's.
Opleiders van de federale politie
zijn gedetacheerd bij de
politiescholen. Het
opleidingsproces wordt momenteel
in zijn geheel doorgelicht.
Als u het heeft over een zogeheten
rentabiliteitsbeleid houdt u geen
rekening met het feit dat de
scholen de toelagen sowieso
ontvangen ook als de aspirant niet
slaagt. De school heeft er
inderdaad belang bij dat de aspirant
slaagt, maar het is geen financieel
belang.
Het klopt dat er nog steeds
opleidingsgebouwen van de
gewezen rijkswacht bestaan, maar
niet overal. Slechts drie scholen op
negen zouden erover kunnen
beschikken, wat uiteraard niet
uitsluit dat de erkende scholen en
de federale politie op die plaatsen
kunnen samenwerken. De federale
politie blijft opleiding verstrekken en
moet daartoe dus over lokalen
beschikken.
05.03 Joseph Arens (cdH): Monsieur le président, j'ai bien compris
qu'une évaluation est en cours. J'imagine que nous en aurons les
résultats afin de suivre ce dossier.
05.03 Joseph Arens (cdH): Ik
veronderstel dat we de resultaten
van de evaluatie zullen ontvangen
zodat we dit dossier verder kunnen
volgen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Question de M. Joseph Arens au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les suites
données à l'arrêt de la Cour d'arbitrage du 22 juillet 2003 qui a annulé 11 articles de la partie XII de
l'arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police,
confirmé par l'article 131 de la loi-programme du 30 décembre 2001" (n° 860)
06 Vraag van de heer Joseph Arens aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken over "het gevolg dat werd gegeven aan het arrest van het Arbitragehof van 22 juli 2003 dat
11 artikelen heeft vernietigd van deel XII van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling
van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, bevestigd door artikel 131 van de
programmawet van 30 december 2001" (nr. 860)
06.01 Joseph Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le 06.01 Joseph Arens (cdH):
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
ministre, suite au recours introduit contre l'arrêté royal du 30 mars 2001
portant la position juridique du personnel des services de police
confirmé par l'article 131 de la loi-programme du 30 décembre 2001, la
Cour d'arbitrage, dans son arrêt rendu le 22 juillet 2003, a annulé onze
articles de la partie XII dudit arrêté.
Des modifications réglementaires s'imposent à la suite de cette
décision de la Cour d'arbitrage, publiée au Moniteur belge du 25
septembre 2003. Ces modifications ne sont toujours pas intervenues à
ce jour. Le retard apporté à modifier les dispositions existantes pour les
rendre conformes à l'arrêt précité confronte les quelque 3.000
fonctionnaires de police concernés à une évidente situation d'insécurité.
Selon les informations qui me sont parvenues, de nouvelles actions
judiciaires ne sont pas à exclure, qui pourraient prendre la forme, soit
de recours en annulation contre les arrêtés d'exécution et les
dispositions litigieuses de l'arrêté royal, soit de demandes de
dommages et intérêts formées contre l'Etat belge.
La situation de certains fonctionnaires de police est ainsi
particulièrement critique dans la mesure où ils n'ont pu prétendre, sur
base des dispositions de l'article 12.6.8 de l'arrêté royal du 30 mars
2003, annulé par l'arrêt en question, à une désignation de fonction de
commissaire de police au 1
er
avril 2003. Il en est de même des quelque
1.500 membres des anciens corps de police communale, titulaires de
brevets qui, sur base de l'article 12.7.15 de l'arrêté royal du 30 mars
2003, également annulé par ledit arrêt de la Cour d'arbitrage, sont en
attente de la valorisation à laquelle ils ont droit.
M. le ministre pourrait-il me faire connaître ses intentions exactes dans
ce dossier, son état d'avancement actuel et m'indiquer le délai dans
lequel le gouvernement pense pouvoir adapter, conformément à l'arrêt
de la Cour d'arbitrage, les dispositions de l'arrêté royal du 30 mars
2001?
Tengevolge van het beroep dat werd
aangetekend tegen het koninklijk
besluit van 30 maart 2001 tot
regeling van de rechtspositie van
het personeel van de
politiediensten, vernietigde het
Arbitragehof met zijn arrest van 22
juli 2003 elf artikelen van deel XII
van het voornoemde besluit.
De reglementaire wijzigingen die na
deze beslissing vereist waren,
werden nog steeds niet
doorgevoerd. De ongeveer 3.000
betrokken politieambtenaren
bevinden zich dan ook in een
onzekere toestand. Doordat het
koninklijk besluit werd vernietigd,
konden sommige van hen geen
aanspraak maken op een
benoeming als politiecommissaris.
Zo'n 1.500 leden van de vroegere
gemeentelijke politiekorpsen, die
houder zijn van een brevet,
wachten nog steeds op de
herwaardering waarop zij recht
hebben.
Hoever is dit dossier reeds
gevorderd en binnen welke termijn
denkt de regering de bepalingen
van het koninklijk besluit van 30
maart 2001 te kunnen aanpassen?
06.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, cher collègue,
l'arrêt de la Cour d'arbitrage du 22 juillet a été publié au Moniteur belge
du 25 septembre 2003. Cette publication donne aux intéressés un
nouveau délai de six mois pour attaquer devant le Conseil d'Etat les
mesures d'exécution qui auraient entre-temps été prises sur la base de
dispositions annulées par la Cour d'arbitrage.
Même si seuls 11 articles de l'arrêté royal mammouth sont annulés,
ces dispositions concernent directement plusieurs centaines de
policiers. Techniquement,les solutions ne sont pas simples et c'est la
raison pour laquelle j'ai chargé un groupe de travail technique de les
élaborer. Ce groupe technique vient de déposer ses premières
conclusions. Elles ne sont pas encore définitives et j'ai chargé ce
groupe de travail de me fournir des précisions complémentaires et
d'étudier d'autres pistes. Ces compléments me parviendront avant la fin
de ce mois-ci. J'examinerai alors les différentes pistes qui me seront
proposées et j'ouvrirai le débat avec les organisations syndicales en
toute sérénité et en toute objectivité.
Je le ferai dans le but d'évoluer vers des solutions qui garantissent un
fonctionnement correct de la police intégrée.
06.02 Minister Patrick Dewael:
Technisch gezien zijn de
oplossingen niet eenvoudig. De
technische werkgroep die ik met
het uitwerken van de oplossingen
heb belast, heeft zopas zijn
voorlopige conclusies geformuleerd.
Vóór het einde van deze maand zal
ik bijkomende oplossingen
ontvangen. Dan zal ik met de
besprekingen met de vakbonden
van start gaan.
Streefdoel daarbij is het correct
functioneren van de geïntegreerde
politie.
06.03 Joseph Arens (cdH): Je remercie le ministre pour cette
réponse. Je ne manquerai pas de suivre effectivement l'évolution de ce
dossier.
06.03 Joseph Arens (cdH): Ik zal
dit dossier nauwlettend blijven
opvolgen.
L'incident est clos.
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Joseph Arens au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les
modifications que se proposerait d'apporter le ministre de l'Intérieur à l'article XI.16, alinéa 1er de
l'arrêté ministériel du 28 décembre 2001 portant exécution de certaines dispositions de l'arrêté
royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police et sur la
notion de 'complexe de bâtiments'" (n° 861)
07 Vraag van de heer Joseph Arens aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken over "de wijzigingen die de minister van Binnenlandse Zaken voornemens zou zijn aan te
brengen aan artikel XI.16, eerste alinea van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot
uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de
rechtspositie van het personeel van de politiediensten en met betrekking tot het begrip
'gebouwencomplex'" (nr. 861)
07.01 Joseph Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le
ministre, l'article XI.16., alinéa 1
er
de l'arrêté ministériel du 28 décembre
2001 portant exécution de l'arrêté royal du 30 mars 2001 portant la
position juridique du personnel des services de police prévoit
actuellement que:
"Pour l'application de l'article XI.IV.13., 12°, alinéas 1
er
et 2, PJ-Pol., il y
a lieu d'entendre par complexe de bâtiments: un ensemble de
bâtiments et dépendances implantés dans un cercle d'un rayon de 750
mètres et/ou désigné comme tel. Pour les corps de police locale, le
complexe doit appartenir à la même zone. Pour la police fédérale, le
ministre fixe, sur proposition du directeur général de la direction des
ressources humaines, la liste des ensembles de bâtiments qui sont
considérés comme un complexe de bâtiments constituant un seul et
même lieu habituel de travail."
Il me revient qu'il entre dans vos intentions de modifier l'article précité,
et, par voie de conséquence, l'interprétation de la notion de complexe
de bâtiments pour amener la norme d'un rayon de 750 mètres vers
4.000 mètres.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me faire savoir quelles sont
exactement vos intentions?
Avez-vous mesuré quelles seront les conséquences de l'application de
cette éventuelle nouvelle définition de la notion de complexe de
bâtiments?
Les conséquences seront importantes pour les membres du personnel
de nos services de police, notamment en ce qui concerne le coût
engendré par des déplacements supplémentaires. Il en est de même
en ce qui concerne la durée de ces déplacements. Comptez-vous
prendre des mesures à cet égard?
Voilà, monsieur le président, monsieur le ministre, ma dernière
question pour aujourd'hui.
07.01 Joseph Arens (cdH): Ik heb
vernomen dat u van plan bent de
definitie van het begrip
gebouwencomplex zoals
omschreven in het ministerieel
besluit van 28 december 2001 tot
uitvoering van het koninklijk besluit
van 30 maart 2001 tot regeling van
de rechtspositie van het personeel
van de politiediensten te wijzigen
en dat u wil uitgaan van een cirkel
met een straal van 4000 in plaats
van 750 meter. Dat zou niet zonder
gevolgen zijn voor de
personeelsleden van de
politiediensten, die de kosten
ingevolge de extra verplaatsingen
zouden zien oplopen. Bovendien
zouden die verplaatsingen ook
meer tijd in beslag nemen. Bent u
van plan in dat verband maatregelen
te nemen?
07.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, monsieur
Arens, le texte que vous citez définit, en effet, ce qu'il y a lieu de
considérer par un complexe de bâtiments. Il s'agit de l'ensemble des
bâtiments et dépendances qui sont implantés dans un cercle d'un
rayon de 750 mètres et/ou désigné comme tel.
Pour la première catégorie, le complexe de bâtiments, l'approche est
très claire.
La seconde catégorie manque, en revanche, de précision. Cela a pour
07.02 Minister Patrick Dewael:
De tekst definieert een
gebouwencomplex als een geheel
van gebouwen en aanhorigheden
die zich bevinden binnen een cirkel
met een straal van 750 meter en/of
als dusdanig zijn aangeduid.
De eerste omschrijving is voldoende
duidelijk.
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
conséquence de compliquer son application concrète et de favoriser
l'interprétation.
C'est pour cette raison que j'ai estimé nécessaire de devoir préciser la
portée de cette notion en proposant de considérer comme complexe de
bâtiments: "l'ensemble de bâtiments pouvant être situés dans un cercle
d'un rayon maximal de 4.000 mètres et pour autant que l'autorité,
fédérale ou locale, ait soumis cette décision au comité de concertation
concerné."
Les déplacements effectués entre les différentes implantations sont
bien sûr pris en compte pour le calcul des prestations de service. Ceux
qui sont effectués avec un véhicule de la police fédérale ou locale
n'impliquent évidemment pas de coût supplémentaire pour le membre
du personnel. Il est clair que, si celui-ci emploie son véhicule personnel
au lieu d'un véhicule de service, il ne bénéficie plus de l'indemnité
kilométrique. Tant qu'elles sont accomplies dans un même complexe
de bâtiments, les prestations ne donnent pas droit à l'octroi
d'indemnités de repas.
J'estime raisonnable cette notion de complexe limité à un cercle d'un
rayon de 4.000 mètres maximum. Ceci entraîne une simplification de
l'administration et permet une organisation plus souple du travail
policier.
De tweede categorie is
daarentegen niet nauwkeurig
genoeg gedefinieerd. Ik heb het dus
nodig gevonden ze te
verduidelijken.
Voor de berekening van de
dienstprestaties wordt natuurlijk
rekening gehouden met de
verplaatsingen die worden
uitgevoerd tussen de verschillende
vestigingen.
Volgens mij is die notie van een
complex beperkt tot een cirkel met
een straal van maximum 4.000
meter, redelijk. Dat leidt tot een
administratieve vereenvoudiging en
maakt een soepeler organisatie van
het werk van de politie mogelijk.
07.03 Joseph Arens (cdH): Je remercie le ministre pour cette
réponse, d'autant plus qu'il tient compte des différentes conséquences
que va générer cette nouvelle notion.
07.03 Joseph Arens (cdH): Ik
dank de minister dat hij rekening
houdt met de verschillende
gevolgen die dat nieuw begrip met
zich zal meebrengen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: Chers collègues, la séance plénière nous appelle, dans la mesure où il est temps de discuter
du budget de l'Intérieur. Nous allons donc suspendre nos travaux que nous reprendrons lorsque que l'ordre du
jour concernant l'Intérieur sera épuisé en plénière. Nous recommencerons au point 9.
La séance est suspendue à 15.10 heures.
De vergadering wordt geschorst om 15.10 uur.
De vergadering wordt hervat om 19.05 uur.
La séance est reprise à 19.05 heures.
Le président: La question n° 871 de M. Leterme est reportée.
08 Question de Mme Jacqueline Galant au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur
"l'utilisation et la détention des armes de service par les fonctionnaires de police" (n° 884)
08 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eerste minister en minister van
Binnenlandse Zaken over "het gebruik en de bewaring van dienstwapens door politieambtenaren"
(nr. 884)
08.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, monsieur le
ministre, dernièrement, j'ai appris qu'un fonctionnaire de police avait
utilisé son arme de service pour abattre son épouse et ses enfants. Il
n'est d'ailleurs pas extrêmement rare de lire, dans la presse, qu'un
fonctionnaire de police a mis fin à ses jours en utilisant son arme de
service.
Suite à quelques recherches, je n'ai trouvé qu'un arrêté royal réglant
cette matière. Il s'agit de l'arrêté royal du 10 avril 1995 réglant
08.01 Jacqueline Galant (MR):
Onlangs heeft een politieman zijn
echtgenote en kinderen met zijn
dienstwapen omgebracht. Het
gebeurt soms nog dat
politiemensen zelfmoord plegen
met hun dienstwapen.
Die materie wordt enkel geregeld bij
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
l'armement de la police communale. N'ayant pas trouvé d'autre texte
légal, j'imagine que cet arrêté royal est encore d'application pour les
policiers locaux.
Cet arrêté royal contient une série de dispositions concernant la
détention et la garde de l'armement.
L'article 8§2 dispose que dans le cas où le fonctionnaire de police ou
l'agent auxiliaire de police est en position administrative de non-activité
ou en maladie de longue durée, il rend son arme de service au chef de
corps.
L'article 8§3 dispose quant à lui que si la détention ou le port de
l'armement de service par un fonctionnaire ou un agent auxiliaire de
police présente un danger pour lui ou pour des tiers, le chef de corps
peut lui retirer temporairement son armement de service ainsi que, pour
le fonctionnaire de police, l'autorisation d'utiliser l'arme dont il est
propriétaire comme arme de service.
L'article 12 prévoit encore que le fonctionnaire de police, qui détient une
arme appartenant à l'administration communale ou qui est autorisé à
utiliser une arme personnelle, en a la garde. Il est tenu de la conserver
dans un lieu sûr, hors de portée de tiers, lorsqu'il ne la porte ni ne la
transporte, et d'en assurer l'entretien, notamment le nettoyage après
les exercices de tir. Il la présente sans délai à la demande d'inspection
du fonctionnaire de police désigné à cette fin par le chef de corps.
1. Cet arrêté royal est-il toujours d'application aux policiers locaux?
Qu'en est-il pour les policiers fédéraux?
2. Quels sont les éléments concrets qui sont pris en considération pour
déterminer si la détention ou le port de l'armement constitue un danger
pour le fonctionnaire de police ou pour les tiers?
3. Disposez-vous de statistiques nous permettant d'avoir une idée du
nombre de suicides ou de suicides accompagnés de meurtres commis
avec des armes de service?
4. Compte tenu des événements dont j'ai fait mention dans mon
introduction, pensez-vous que cette réglementation soit appropriée? Il
ne me semble pas qu'elle soit, à l'heure d'aujourd'hui, apte à éviter
l'utilisation d'armes de service dans le cadre d'actes extrêmes tels que
le suicide ou le suicide accompagné du meurtre des membres de la
famille. Ne conviendrait-il pas de renforcer cette réglementation?
5. Ne pourrait-on pas imaginer que les fonctionnaires de police soient
contraints de laisser leurs armes de service au commissariat, pour
autant, bien entendu, que les infrastructures soient adaptées à un tel
entreposage nécessitant des mesures de sécurité particulières?
het koninklijk besluit van 10 april
1995 tot regeling van de
bewapening van de
gemeentepolitie. Het bepaalt dat
ingeval een politieambtenaar zich in
non-activiteit bevindt of langdurig
ziek is, hij zijn dienstwapen bij de
korpschef inlevert en dat wanneer
het voorhanden hebben of het
dragen van een dienstwapen door
een politieambtenaar een gevaar
betekent voor hemzelf of voor
derden, de korpschef hem tijdelijk
zijn dienstwapen kan ontnemen.
Tevens reglementeert het besluit
het opslaan en bewaren van de
dienstwapens door de
politieambtenaren.
Is dat koninklijk besluit nog altijd
van toepassing op de leden van de
lokale politie? Hoe zit het met de
agenten van de federale politie?
Welke concrete elementen worden
in aanmerking genomen om te
bepalen of het hebben of dragen
van een wapen een gevaar inhoudt?
Beschikt u over statistieken over
het aantal zelfmoorden of
zelfmoorden en moorden gepleegd
met dienstwapens? Denkt u dat die
regelgeving afdoende is? Zou zij
niet moeten worden aangescherpt?
Zou men niet kunnen overwegen de
politiemensen te verplichten hun
dienstwapens in het commissariaat
te laten?
08.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers
collègues, l'arrêté royal que vous évoquez est toujours d'application.
C'est également le cas pour les réglementations similaires de la
gendarmerie et de la police judiciaire jusqu'à leur remplacement par
des dispositions propres à la police intégrée. Il n'y a donc pas de vide
juridique mais une harmonisation s'impose.
Deuxièmement, une circulaire du 3 mai 1995 prévoit une double
motivation pour retirer ou limiter le port de son arme par un policier. Il
doit y avoir dans la vie professionnelle ou privée du policier une situation
particulière dans laquelle la détention d'une arme peut présenter un réel
risque. La circulaire a prévu la possibilité de faire appel à un expert pour
évaluer la nécessité et la durée du retrait de l'arme. C'est en tout cas
une décision adoptée au niveau du corps par ces autorités policières et
administratives.
08.02 Minister Patrick Dewael:
Dat koninklijk besluit is nog altijd
toepasselijk. Er is dus geen sprake
van een juridisch vacuüm, maar een
harmonisatie is noodzakelijk.
Een circulaire van 3 mei 1995
bepaalt dat de vergunning voor het
dragen van een wapen door een
politieagent kan worden
ingetrokken of ingeperkt indien
zulks verantwoord wordt door een
risicosituatie tengevolge van
specifieke omstandigheden in het
beroeps- of privé-leven van de
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
Troisièmement, le comité P a récemment consacré une étude sur le
suicide au sein des services de police et, selon celleci, il y a une
moyenne de 16.5% de suicides par an entre 1990 et 2000. Soit un taux
plus élevé que pour la même tranche d'âges parmi la population belge.
Toutefois ces chiffres sont bruts. Le suicide n'a pas nécessairement
été commis avec l'arme de service sans savoir s'il a été ou non
précédé de violences portées à autrui. Pareilles statistiques n'existent
pas à ma connaissance.
Et pour conclure, il serait illusoire de s'imaginer que l'on peut résoudre
un si vaste problème par une réglementation ou des mesures telles que
celles contraignant les policiers à laisser leur arme au commissariat.
Cela pourrait poser des problèmes pour les policiers se rendant en
uniforme à leur travail et qui ne pourraient donner suite à des demandes
d'intervention de la part de la population. L'action menée actuellement
au sein des services de police avec le centre de prévention du suicide
vise surtout le groupe pour y renforcer la détection des signes du
passage à l'acte et stimuler une réaction adéquate de prise en charge
de la situation. C'est un travail de fond et de longue haleine qui a ainsi
été entrepris.
betrokken politieagent.
Volgens een studie van het comité
P bedroeg het zelfmoordcijfer bij de
politiediensten 16,5 op jaarbasis
tussen 1990 en 2000. Dat is meer
dan in dezelfde leeftijdscategorie bij
de Belgische bevolking in het
algemeen. Wel moet gezegd dat
die cijfers geen rekening houden
met de omstandigheden.
Wie denkt dat een probleem van
een dergelijke omvang opgelost kan
worden door regels uit te vaardigen
of door politieagenten bijvoorbeeld
te verplichten hun wapen op het
politiebureau achter te laten,
dwaalt.
Er loopt momenteel een actie bij de
politiediensten, in samenwerking
met het centrum voor
zelfmoordpreventie, om signalen
van zelfmoordplannen sneller op te
sporen en de omgeving aan te
zetten tot een gepaste reactie.
08.03 Jacqueline Galant (MR): Je vous remercie, monsieur le
ministre, pour votre réponse. Il est vrai que c'est un vaste problème
mais je pense qu'il serait intéressant qu'on y réfléchisse. Vous parlez
d'une circulaire pour harmoniser, elle va seulement sortir?
08.03 Jacqueline Galant (MR):
U heeft het over een circulaire met
het oog op een harmonisatie van de
regelgeving. Hoe ziet u dat
concreet?
08.04 Patrick Dewael, ministre: Il y a une circulaire. Je parle d'une
circulaire de 1995.
08.05 Jacqueline Galant (MR): La circulaire dit la même chose que
l'arrêté j'imagine?
08.06 Patrick Dewael, ministre: Oui.
08.07 Jacqueline Galant (MR): Au niveau de l'arme, c'est au
domicile?
08.08 Patrick Dewael, ministre: Il n'y a pas de vide juridique. Il faut
harmoniser.
08.08 Minister Patrick Dewael: Er
is geen sprake van een juridisch
vacuüm. Een harmonisatie is nodig.
08.09 Jacqueline Galant (MR): Et vous voyez ça comment,
l'harmonisation?
08.10 Patrick Dewael, ministre: Comme je viens de le décrire.
08.11 Jacqueline Galant (MR): Donc il n'y a donc pas de réponse à
ma question.
08.11 Jacqueline Galant (MR):
Er is dus geen antwoord op mijn
vraag.
08.12 Patrick Dewael, ministre: Si, il y a une réponse à votre
question.
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
08.13 Jacqueline Galant (MR): Je sais bien que c'est un vaste débat
mais vous avez donné des chiffres qui sont quand même importants.
Dans la presse, on relate régulièrement des faits de ce type.
Je sais que ce n'est pas vous, en votre qualité de ministre de l'Intérieur,
qui pourrez régler les problèmes psychologiques. Mais, sur le plan de
la détention de l'arme par le policier chez lui, il y aurait quand même
une réflexion à mener.
08.13 Jacqueline Galant (MR):
Het is een breed debat, het
probleem doet zich voor, en ik weet
dat u er geen oplossing voor heeft.
Het feit dat een politieagent zijn
wapen ook thuis bij zich heeft
stemt evenwel tot nadenken.
08.14 Patrick Dewael, ministre: Je suis d'accord avec vous pour dire
qu'il s'agit d'un problème très sérieux. Néanmoins, je suis d'avis qu'il ne
faut pas inventer de nouvelles réglementations. Il faut d'autres actions.
Concernant les statistiques, c'est un point à examiner.
08.14 Minister Patrick Dewael:
Dit probleem is zeer ernstig. Toch
vind ik dat we geen nieuwe
regelgeving nodig hebben maar wel
andere acties. Wat de statistieken
betreft, dit zou moeten worden
bekeken.
08.15 Jacqueline Galant (MR): Le problème psychologique n'est pas
de votre ressort, mais il y a une réflexion à mener la dessus.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
09 Vraag van de heer Luc Goutry aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
gebruik van radiologie in de diergeneeskunde" (nr. 910)
09 Question de M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"l'utilisation de la radiologie en médecine vétérinaire" (n° 910)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken)
(La réponse sera fournie par le vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur)
09.01 Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, mijn vraag gaat over het gebruik van apparaten voor
radiologie bij veeartsen. Dat behoort tot uw bevoegdheid alhoewel het
op het eerste gezicht veeleer een bevoegdheid lijkt van de minister van
Volksgezondheid.
De aanleiding tot mijn vraag is een artikel dat een aantal weken geleden
verscheen in Het Belang van Limburg. Daarin werd beweerd dat bijna de
helft van de dierenartsen die röntgenfoto's maken, dit doen zonder de
nodige vergunningen. Er werd zelfs aan toegevoegd dat dit tot gevolg
heeft dat er vaak slordig wordt omgesprongen met de straling die
vrijkomt bij het verrichten van een dergelijke handeling. Verder staat in
het artikel dat het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, dat
onder uw bevoegdheid valt, de problemen erkent.
De veeartsen reageerden verontwaardigd op dit krantenartikel en ik kan
hen begrijpen. Zij kwamen mij daarover opzoeken en zegden mij dat zij
al gedurende meer dan twee jaar onderhandelingen voeren met
datzelfde Federaal Agentschap. Zij zijn voortdurend vragende partij
geweest om tot goede en klare afspraken te komen op het gebied van
het gebruik van deze apparaten in de dierengeneeskunde. Zij vonden
het dan niet geoorloofd dat zij als de boosdoeners werden bestempeld
in het bewuste artikel.
Ik wil u daarom de volgende vragen stellen. Ten eerste, de Vlaamse
Dierenartsenvereniging is vrij representatief en verenigt ruim de helft van
alle veeartsen in Vlaanderen. Zij pleegt al een hele tijd overleg met het
FANC. Het is zelfs zo dat het FANC haar had beloofd in januari 2003,
bijna een jaar geleden, een volledige informatiebrochure op te stellen
09.01 Luc Goutry (CD&V): Un
article paru dans le quotidien Het
Belang van Limburg a révélé qu'une
petite moitié des vétérinaires
utilisent des appareils à rayons X
pour effectuer des radiographies
sans y être autorisés. Des lors,
une certaine négligence est
constatée. La législation en la
matière est assez imprécise.
L'AFCN reconnaît le problème et
annonce la publication d'une
brochure qui n'est toutefois pas
encore disponible.
Quelles dispositions sont-elles
précisément d'application pour les
vétérinaires? L'utilisation
d'appareils à rayons X demeure
assez marginale en médecine
vétérinaire. Convient-il réellement
de prévoir une réglementation
spécifique et ne serait-il pas
préférable de ne consacrer qu'un
chapitre distinct aux vétérinaires?
Une autorisation pour ce type
d'équipement a pour les
vétérinaires d'importantes
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
zodat de veeartsen zouden weten waaraan ze zich moeten houden en
hoe de zaak precies in elkaar zit. Er is echter helemaal niets gebeurd.
Het Federaal Agentschap heeft geen informatiebrochure gepubliceerd
en de veeartsen weten bijgevolg nog altijd niet hoe de zaak in elkaar zit.
De kern van het probleem is dat de wet van 15 april 1994 betreffende de
bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen ioniserende
stralingen de artsen, de tandartsen en de dierenartsen rangschikt onder
de zogenaamde klasse 3. In klasse 1 zitten bijvoorbeeld de
kerncentrales. Voor artsen en tandartsen is het vrij duidelijk onder
welke bepalingen zij vallen omdat zij voortdurend met naam worden
vernoemd in die wet. Voor de dierenartsen is dat helemaal niet het
geval.
We moeten bovendien rekening houden met het feit dat slechts de helft
van de dierenartsen een dergelijk röntgenapparaat bezit. Zij gebruiken
dat enkel voor diagnostische doeleinden en nooit voor behandelingen,
dit in tegenstelling tot de geneeskunde voor mensen. Het gebruik van
röntgenstralen in een dierenartsenpraktijk is dus zeer marginaal. Is het
dan nuttig dat een dergelijke logge regelgeving ook op hen van
toepassing is?
Ik beschik over nog een paar cijfers. Er zijn 4.700 dierenartsen waarvan
2.500 in Vlaanderen en 2.200 in Wallonië. In Vlaanderen bezit de helft
van de dierenartsen een röntgentoestel. Velen werken in een
groepspraktijk en men schat dus dat er in Vlaanderen 750 dergelijke
toestellen staan. Kan een dergelijke expliciete regelgeving van
toepassing zijn op een dergelijk klein aantal?
Ten tweede, zou het niet beter zijn in een apart hoofdstuk voor
dierenartsen te voorzien in de wet zodat de wettelijke bepalingen
volledig op de gangbare praktijken kunnen worden geënt?
Als dit niet gebeurt, dan zal er naar mijn mening voortdurend
onduidelijkheid blijven.
Ik kom aan mijn derde vraag. De financiële kosten die verbonden zijn
aan het houden van vergunningen voor dergelijke toestellen zijn voor
dierenartsen te zwaar in vergelijking met de artsen. Artsen gebruiken
die toestellen immers ook in hun praktijk als een essentieel onderdeel
voor de behandeling van mensen. Dierenartsen gebruiken ze alleen om
diagnostische redenen. Waarom bestaat er dan zo'n prijsverschil
tussen het houden van vaste toestellen enerzijds en het houden van
mobiele toestellen anderzijds?
Ten vierde, de wet voorziet in bijscholingen en in opleidingen. In de wet
is het echter helemaal niet duidelijk welke bepalingen er van toepassing
zijn op de artsen enerzijds en op de dierenartsen anderzijds Het zou
toch onzinnig zijn dat dierenartsen een even zware opleiding moeten
volgen als artsen. Bovendien wordt in alle essentiële elementen over het
gebruik van röntgen in de dierengeneeskunde reeds voorzien in de
opleiding.
Kortom, tal van problemen geraken niet opgelost, terwijl ze volgens mij
nochtans vrij gemakkelijk kunnen worden opgenomen in een apart
hoofdstuk van de wet, na overleg met de representatieve
beroepsorganisaties, zodanig dat alle onduidelijkheid voorgoed zou
kunnen worden weggewerkt. In 2002 vonden reeds verschillende
onderhandelingen plaats met het Federaal Agentschap dat zelfs
informatie beloofde, maar tot op heden is dit echter niet gebeurd,
zodanig dat betrokkenen toenadering zochten tot een
volksvertegenwoordiger om u die vraag voor te leggen, mijnheer de
implications financières très
lourdes dans la mesure où ils n'y
recourent que rarement. Du reste,
pourquoi existe-t-il une différence
de prix entre les appareils mobiles
et les appareils fixes?
La loi prévoit une formation mais
cette question reste fort imprécise.
On ne va tout de même pas
imposer aux vétérinaires la même
formation qu'aux médecins.
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23
minister.
09.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega's, eerst
en vooral maken veel dierenartsen uiteraard gebruik van
radiografietoestellen. Het gebruik van die toestellen is niet zonder
risico. De apparatuur moet correct functioneren en moet correct worden
gebruikt om bestralingsrisico's te vermijden voor de dierenartsen zelf,
voor hun personeel en ook voor de begeleiders van de dieren. Deze
apparatuur verschil niet wezenlijk van deze die wordt aangewend in de
humane geneeskunde. Volgens mij is er dan ook geen enkele reden
om een verschillende regelgeving toe te passen.
Ten tweede, de regelgeving met betrekking tot het gebruik van
ioniserende stralen in de dierengeneeskunde steunt op het koninklijk
besluit van 20 juli 2001. Het gaat om een uitvoeringsbesluit van de wet
van 15 april 1994, maar niet om de wet zelf. Het is inderdaad juist dat
er in deze regelgeving weinig expliciete verwijzingen zijn naar
dierenartsen of dierengeneeskundige stralingstoepassingen. Dat belet
niet dat de algemene bepalingen van toepassing zijn en blijven.
De gebruikte apparatuur is net, zoals deze van de tandartsen,
ingedeeld in de risicoklasse 3. Alle daaraan verbonden verplichtingen
moeten worden nageleefd, zoals het aanvragen van de vereiste
vergunningen en het jaarlijks laten uitvoeren van de vereiste controles
door een erkende keuringsinstelling.
Om alle onduidelijkheid over de toepassing van de regelgeving op te
heffen, werden door het FANC in het verleden al enkele vergaderingen
belegd met de representatieve verenigingen van dierenartsen. Op dit
ogenblik wordt door het FANC inderdaad een informatieve brochure
ontwikkeld ten behoeve van de dierenartsen.
Ten derde, ik kom tot de financiële lasten verbonden aan het bezit van
een vergunning.
Het gaat om een bedrag van 160 euro per jaar. Voor het onderzoek van
een vergunningsaanvraag vraagt het FANC een eenmalige bijdrage van
270 euro voor een niet-mobiele installatie. Voor een mobiele installatie
wordt het dubbele aangerekend. Ik ben bereid om het kostenverschil
opnieuw te laten evalueren.
Ten vier, wat betreft de opleidingen zijn de besprekingen met de
dierenartsenorganisaties en de diergeneeskundige faculteiten van de
diverse universiteiten aanbeland in een finale fase. Er wordt gewerkt aan
een specifieke opleiding die op maat is gesneden van
diergeneeskundige behoeften en die van een kortere duur zal zijn dan
deze voor de humane geneeskunde. Er zal ook rekening worden
gehouden met de reeds genoten opleiding zodat ook vrijstellingen
kunnen worden verleend.
Ik vraag het FANC het overleg met de beroepsorganisaties voort te
zetten. Zolang dit overleg niet is afgerond en de geplande
informatiecampagne van het FANC niet is gerealiseerd, vraag ik het
FANC een soepele houding aan te nemen ten aanzien van de
dierenartsen die zich nog niet in regel hebben gesteld.
09.02 Patrick Dewael, ministre:
Etant donné que les appareils de
radiographie utilisés par les
vétérinaires ne diffèrent pas
foncièrement de ceux des
médecins, il n'y a pas lieu de
prévoir une réglementation
distincte. L'arrêté du 20 juillet 2001
portant exécution de l'arrêté royal
du 15 avril 1994 contient peu
d'informations explicites à
l'attention des vétérinaires, même
si les dispositions générales sont
bien d'application.
Ces appareils relèvent de la
catégorie 3 et requièrent donc un
agrément et un contrôle annuel.
L'AFCN s'entretient en effet
actuellement avec les groupements
de vétérinaires et élabore une
brochure.
Les coûts d'un appareil de
radiographie avec agrément
s'élèvent à 160 euros par an. Il
convient d'ajouter à cela une
cotisation unique de 270 euros pour
un appareil mobile et de 540 euros
pour un appareil fixe. Je
demanderai que ces montants
fassent à nouveau l'objet d'une
évaluation.
Les groupements professionnels
collaborent avec les universités à
une formation en radiologie
distincte pour les vétérinaires qui
serait plus courte que celle
dispensée aux médecins.
Tant que la campagne d'information
n'a pas débuté, je demande à
l'AFCN d'adopter une attitude
souple à l'égard des vétérinaires qui
ne sont pas en règle.
09.03 Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de minister, uw antwoord bevat
een aantal interessante elementen, zoals de verdere onderhandelingen
die u aankondigde omtrent onder andere het kostenverschil. Wat betreft
de opleidingen schat u het probleem ook correct in.
09.03 Luc Goutry (CD&V):
J'espère bien que le nécessaire
sera fait rapidement.
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24
Ik hoop evenwel dat u het Federaal Agentschap onder druk zult zetten
om snel degelijke informatie te verstrekken aan de dierenartsen die,
zoals u terecht zei, zich vaak niet terugvinden in de bepalingen van het
koninklijk besluit. Soms moeten er totaal ongerijmde regels worden
toegepast die deze vrijberoepers enkel op kosten jagen en tijd doen
verliezen. Daar wordt uiteraard niemand beter van.
Ik reken erop dat u dit probleem, zoals beloofd, zult opvolgen zodat
spoedig een passende oplossing kan worden uitgewerkt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: Les questions de MM. Fournaux (n° 922), Verherstraeten (n° 926), Van den Eynde (n° 934) et
Ansoms (n° 930) sont reportées. M. Van den Eynde retire sa question n° 933.
10 Vraag van de heer Claude Marinower aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken over "het toenemend geweld tegen Joodse medeburgers en instellingen en het stijgend
antisemitisme" (nr. 1007)
10 Question de M. Claude Marinower au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur
"l'augmentation de la violence à l'égard de citoyens et d'institutions juifs et sur l'antisémitisme
croissant" (n° 1007)
10.01 Claude Marinower (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, de laatste paar dagen zijn we geconfronteerd met een aantal
artikels die verschenen zijn als het verslag van het CGKR, gevolgd door
de kop op de eerste bladzijde van De Morgen, gevolgd door
gisterenavond nog een uitzending van Koppen. Iedereen heeft de mond
vol over het toenemend geweld tegen joodse medeburgers en
instellingen, kortom: stijgend antisemitisme. Ik had daar reeds in de
gemeenteraad van Antwerpen een aantal jaren geleden voor
gewaarschuwd en heb daar herhaaldelijk vragen over gesteld. Blijkbaar
zijn de resultaten van de vragen of van de antwoorden die ik heb
gekregen en van de daden die terzake zijn gesteld niet voldoende, gelet
op het verslag van het CGKR. Kortom, het aantal geregistreerde
antisemitische feiten heeft in het jaar 2002 vervaarlijke en gevaarlijke
pieken bereikt. Ik ben het met u op voorhand eens, mijnheer de
minister. Ik ken de cijfers van de processen-verbaal die in 2003 zijn
opgesteld en ik meen begrepen te hebben dat het aantal gedaald is.
Het probleem is natuurlijk wel dat daarbij soms over het hoofd wordt
gezien dat het aantal geregistreerde feiten natuurlijk ook in verregaande
mate afhankelijk is van de schroom die men moet overwinnen om al
dan niet klacht in te dienen en al dan niet proces-verbaal op te stellen.
Het is, mijnheer de minister, collega's, onduldbaar dat iemand zijn
geloof in angst zou moeten belijden. Of dat nu een jong kind is op weg
naar of van school, of een oude man met pijpenkrullen die op straat
wandelt en waarbij de geloofsovertuiging herkenbaar is aan het
keppeltje of de baard, de pijpenkrullen of een lange zwarte jas, het is
onaanvaardbaar dat iemand angst zou hebben om zich naar een
synagoog te begeven in een land als het onze. Wanneer men
synagogen of mensen aanvalt omwille van de veruitwendiging van het
geloof waartoe zij behoren of dat nu pijpenkrullen zijn of een keppeltje
raakt men aan de grondslagen van onze samenleving en aan de
fundamenten van dit land. Het is een land als het onze onwaardig dat
anno 2003 de plaatsen waar de godsdienst beleden wordt, beschermd
dienen te worden. Immers, wanneer synagogen worden aangevallen is
het ons land dat wordt beklad. Het is ons land dat beschimpt wordt
door de haat die zich over ons grondgebied stort.
In Frankrijk, waar infeite die opgang een paar jaar geleden is begonnen,
10.01 Claude Marinower (VLD):
Des articles de presse et le rapport
annuel du Centre pour l'égalité les
chances et la lutte contre le
racisme font état d'une
recrudescence de l'antisémitisme
dans notre pays. S'en prendre à
des personnes en raison de leurs
convictions religieuses constitue
une atteinte aux principes
constitutionnels de ce pays.
Provisoirement, aucune mesure
efficace n'a toutefois encore été
prise pour mettre un terme à cette
tendance. En France, où les
problèmes remontent à plus
longtemps, un groupe de travail
interministériel a été chargé de se
pencher sur la question et de définir
des mesures à prendre. Le ministre
envisage-t-il également de
constituer un tel groupe de travail?
Quelles mesures compte-t-il
prendre?
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
is dat nog veel exponentiëler geëscaleerd dan in dit land. Dat heeft
aanleiding gegeven, een dag na de aanslagen in Istanboel van vorige
maand, tot de brandstichting in een joodse school in Jarny. Naar
aanleiding daarvan heeft de Franse president op de hem eigen manier
gereageerd. Ik bespaar u wat hij toen gezegd heeft. Enkel dit: na de
brand heeft Chirac de ministers bijeengeroepen om te overleggen wat
kon gedaan worden tegen de antisemitische aanslagen. Er is beslist
een interministeriële conferentie te laten samenkomen die zou worden
voorgezeten door de eerste minister. De conferentie bestaat uit een
achttal ministers: de eerste minister, Binnenlandse Zaken, Onderwijs,
Buitenlandse Zaken enzovoort. De eerste vergadering heeft al
plaatsgevonden, aanvang december 2003.
Het is ook de uitvoering van een wet die begin februari van dit jaar
goedgekeurd is en die men de wet-Lellouche genoemd heeft. Die laat
toe dat individuen strenger gestraft kunnen worden indien aangetoond
kan worden dat de daders antisemitische of racistische redenen
hadden om hun misdaad te plegen.
Bovendien wordt bij elke procureur-generaal in Frankrijk een magistraat
gevoegd die verantwoordelijk is voor de relatie met de joodse
gemeenschap, het opvolgen van strafprocedures en het verstrekken van
informatie. De minister van Onderwijs van Frankrijk heeft op 27 februari
2003 een tienpuntenprogramma opgesteld om het racisme en
antisemitisme in de Franse scholen tegen te gaan, maatregelen die
gaan van speciale teams om problemen op te sporen en op te lossen,
tot zwaardere straffen en nieuwe handboeken voor de leerkrachten.
Antisemitische of racistische uitspraken moeten onmiddellijk
aangepakt worden en zwaarder bestraft. Tijdens de eerste bijeenkomst
heeft de eerste minister in Frankrijk een paar weken geleden zijn totale
vastberadenheid herbevestigd om het antisemitisme en racisme aan te
pakken.
Zo kom ik aan mijn vragen, specifiek voor ons land. Vorige week heeft
de eerste minister in antwoord op vragen van collega's De Crem en Van
den Eynde nog een aantal algemene principes herhaald wat het beleid
van deze regering betreft, zoals de regelmatige contacten met de
joodse gemeenschap. Hij heeft ook gesproken over de contacten die hij
terzake gehad heeft met de islamitische gemeenschap, omdat de feiten
nu eenmaal hebben aangetoond dat de meeste van die antisemitische
daden, het lastigvallen of zelfs het aanvallen van mensen op straat,
gebeurden door jonge maghrebijnen, kinderen of jongeren die behoren
tot de islamgemeenschap.
Mijn specifieke vragen voor deze commissie zijn de volgende, mijnheer
de minister. Buiten de klassieke maatregelen die ik zopas heb
opgesomd en die door de eerste minister herhaald werden, hebt u in
antwoord op een vraag van de heer de Donnea een paar weken geleden,
naar aanleiding van de interministeriële conferentie waarover hij het toen
had, gemeld dat u bereid was daar verder over na te denken en te
overleggen of te overwegen of dat ook in ons land mogelijk is.
Daarom had ik graag van u vernomen, ten eerste - het is specifieker
dan de vragen van de heer de Donnéa , is het geen tijd geworden om
in ons land, confer de situatie in Frankrijk, zonder te wachten op het
moment dat hier een school in brand wordt gestoken, zo'n werkgroep
op te richten? Ik herinner u er trouwens aan dat niet meer dan anderhalf
jaar geleden in Brussel een kosjer winkel annex boekenwinkel na
brandstichting platgebrand is. Is het geen tijd dat er een
interministeriële werkgroep wordt opgericht teneinde paal en perk te
stellen aan die uitwassen, die zoals ik al gezegd heb de grondslagen
van onze democratie in gevaar brengen?
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
Ten tweede, welke concrete maatregelen worden eventueel door de
regering in het vooruitzicht gesteld om aan die onrustwekkend stijgende
tendens het hoofd te bieden?
10.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega's, in de
eerste plaats wil ik opmerken dat doorgaans niet alle feiten die als anti-
joods bestempeld kunnen worden, door de benadeelden aan de politie
worden gemeld. Bovendien worden anti-joodse feiten niet systematisch
onder die vermelding geregistreerd. Ik wil ter illustratie enkele cijfers
willen geven voor de stad Antwerpen die de grootste joodse
gemeenschap heeft. De politie heeft in Antwerpen volgende feiten
geregistreerd. De cijfers voor 2003 zijn vanzelfsprekend nog niet
volledig. In 2002 ging het om vier feiten van belediging. In 2003 is er tot
nu toe maar sprake van één feit. Vijf joodse mensen werden bedreigd in
2002 en één in 2003. Zes personen zijn in 2001 het slachtoffer geweest
van slagen en verwondingen, elf in 2002 en zes dit jaar. In 2002 waren
er vijf brandstichtingen en pogingen tot brandstichting tegen synagogen
en dit jaar tot nu toe laten wij hout vasthouden twee.
De cijfergegevens en de verslagen van de verschillende
overheidsdiensten wijzen niet op een stijging in 2003 van geweld tegen
joodse mensen en gebouwen, althans niet in vergelijking met 2002. We
kunnen uit de gegevens wel afleiden dat er in 2002 in het hele land een
significante, zorgwekkende stijging is geweest van het aantal anti-
joodse incidenten.
In 2003 heeft de tendens zich evenwel niet doorgezet. Integendeel, op
basis van de voorlopige cijfers was er een daling van het aantal feiten.
Vermoedelijk moeten we de schommelingen ook in verband brengen
met een aantal internationale evoluties en gebeurtenissen. Ik verwijs
naar het Midden-Oosten.
De tendens wordt ook bevestigd door recente cijfers, die de joodse
gemeenschap zelf heeft gepubliceerd op de website.
Belangrijker is te weten welke maatregelen er worden genomen om de
joodse gemeenschap beter te beschermen. Ons land beschikt over het
nodige, wetgevende materiaal en ook over de nodige structuren om
tegen de wandaden op een gepaste manier op te treden. Ik doe binnen
mijn bevoegdheden wat kan en wat nodig is. Het crisiscentrum
evalueert permanent de mogelijke bedreigingen ten opzichte van alle
nationale en internationale belangen in België aan de hand van de
inlichtingen die worden verschaft door de politie en door de
inlichtingendiensten. Meer specifiek ten aanzien van de joodse
gemeenschap was en is het crisiscentrum erg alert, gelet op de
internationale context. Het crisiscentrum heeft dan ook steeds het
nodige gedaan, wat trouwens ook wordt geapprecieerd door de joodse
gemeenschap. Ik heb bij mijn dossier nog een fax hierover gevoegd en
heb deze herlezen. Zo werd er via het crisiscentrum aan de
politiediensten de opdracht gegeven een verhoogde waakzaamheid aan
de dag te leggen ten opzichte van joodse instellingen en de joodse
gemeenschap in het algemeen.
Het betreft hier in de eerste plaats de lokale politiediensten van steden
waar de joodse gemeenschap in grote getale is vertegenwoordigd. In de
grote steden is er eveneens, op vraag van het crisiscentrum, binnen de
politiediensten een rechtstreekse contactpersoon voor de joodse
gemeenschap.
Ik kan u verder ook melden dat elke uiting van racisme, anti-joods of
10.02 Patrick Dewael, ministre:
A Anvers, la police a constaté les
délits suivants. En 2002, quatre
cas d'insultes antisémites, cinq de
menaces, six de coups et
blessures et deux incendies
volontaires. En 2003, une insulte,
une menace, six cas de coups et
blessures et deux cas d'incendie
volontaire. Les chiffres n'indiquent
pas une tendance à la hausse mais
une pointe exceptionnelle en 2002,
à la suite sans doute de l'évolution
de la situation au Moyen Orient.
Les chiffres publiés sur le site de la
communauté juive confirment cette
analyse.
Notre pays est doté des règles et
des structures nécessaires pour
agir. Le centre de crise évalue en
permanence toutes les menaces
sur la base d'informations fournies
par la police et par les services de
sécurité. Il témoigne d'une grande
vigilance à l'égard de la
communauté juive. Le centre a
demandé à la police et plus
spécifiquement à la police locale
des grandes villes de faire preuve
d'une attention toute particulière.
Toutes les plaintes pour actes
racistes font l'objet d'un examen
attentif.
L'antisémitisme est une menace
pour le bien-être des Juifs dans
notre pays et la répression ne suffit
pas. J'ai déjà répondu à M. de
Donnea que j'examinerai
l'opportunité de créer un comité
comme il en existe un en France et
comment il conviendrait de
l'organiser. Je compte bien
évidemment y associer la
communauté juive. Le 8 décembre
2003, j'ai eu un entretien avec des
représentants de cette dernière.
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27
niet, die aan de politie ter kennis wordt gebracht, aan de parketten voor
verder onderzoek wordt doorgespeeld. Ook het Centrum voor Gelijkheid
van Kansen en Racismebestrijding speelt hier zijn wettelijk voorziene
rol.
Ik ben me er terdege van bewust dat het fenomeen van antisemitisme
meer vraagt dan alleen maar een prompt, politioneel en gerechtelijk
optreden. Dat laatste is weliswaar essentieel, maar is in wezen het
reactieve, repressieve sluitstuk, dat enkel de veiligheid van de joodse
gemeenschap betreft. Deze kwestie gaat uiteindelijk over het welzijn
van de joodse gemeenschap in België, zoals collega Marinower het in
zijn vraag stelde, toen hij het had over ik citeer even "deze
uitwassen die de grondslagen van onze democratie in gevaar brengen".
Ik heb er effectief ik heb er al naar verwezen kennis van genomen
dat in Frankrijk recent een comité werd opgericht waarin alle, diverse
betrokken ministeries vertegenwoordigd zijn. Het doel is het fenomeen
op een heel geïntegreerde, multidisciplinaire wijze te analyseren en te
remediëren. Ik heb aan collega de Donnea in de plenaire vergadering
effectief ook toegezegd dat ik zal nagaan of zo een overleg met alle
betrokken instanties, al dan niet verenigd naar Frans model er zijn
immers misschien ook nog andere modellen , in België nodig zou zijn
en hoe het overleg desgevallend tot stand zou kunnen worden gebracht.
Ik zou daarbij natuurlijk maximaal een beroep willen doen op de joodse
gemeenschap, maar ik heb mij voorgenomen deze kwestie in de kortst
mogelijke tijd te agenderen bij de kern van de Ministerraad. Ik zou ook
nog willen verwijzen naar de ontmoeting die mijn beleidscel op 8
december jongstleden had met de vertegenwoordigers van de joodse
gemeenschap in ons land. Tot daar de elementen van mijn antwoord.
10.03 Claude Marinower (VLD): Ik dank de minister voor het
uitvoerig antwoord en ik druk de hoop uit dat ik u daarover het volgende
jaar geen vragen meer zal moeten stellen, dat het comité opgericht
wordt en dat alleszins de feiten zoals die zich de laatste tijd
gemanifesteerd hebben een zeer significante daling zouden kennen.
Los daarvan hoop ik ook dat het comité alleszins multidisciplinair zal
opgericht worden.
10.03 Claude Marinower (VLD):
J'espère qu'un tel comité va être
créé.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Dirk Claes aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken
over "de brandveiligheid in bioscopen" (nr. 943)
11 Question de M. Dirk Claes au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la sécurité en
matière d'incendie dans les cinémas" (n° 943)
11.01 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, het consumentenmagazine TestAankoop heeft onlangs een
onderzoek gedaan naar de brandveiligheid van de Belgische bioscopen.
De resultaten waren bijzonder negatief. Een eerder onderzoek van
TestAankoop naar de brandveiligheid in winkelcentra leverde
gelijklopende resultaten op.
Mijnheer de minister, graag kreeg ik een antwoord op de volgende
vragen. In de schriftelijke toelichting had ik drie vragen gesteld. Het
antwoord op de laatste vraag heb ik kunnen lezen in het antwoord op de
vraag van senator De Béthune.
Een regelmatige controle op de brandveiligheid van bioscopen of
winkelcentra is niet opgenomen in de wetgeving. Zolang er geen
11.01 Dirk Claes (CD&V):Test-
Achats a consacré une étude à la
protection contre l'incendie dans
les salles de cinéma en Belgique.
Les résultats en étaient
particulièrement négatifs. Une
étude antérieure de Test-Achats
sur la sécurité contre les incendies
dans les centres commerciaux
avait fourni des enseignements
analogues. La loi ne prévoit pas un
contrôle régulier de la protection
contre le feu dans les cinémas et
dans les centres commerciaux.
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28
verbouwingen gebeuren, worden dergelijke controles meestal niet
uitgevoerd. Zult u maatregelen nemen om dergelijke controles op een
meer systematische wijze te laten doorgaan? In openbare ruimtes zou
men een controle om de 5 jaar kunnen voorstellen en voor bioscopen
om de 3 jaar. Een systematische controle en regelmatige inspectie
door de brandweerdiensten zijn gewenst.
De regelgeving inzake brandveiligheid werd dit jaar aangepast door het
koninklijk besluit van 4 april 2003. Deze regelgeving geldt enkel voor
nieuwe gebouwen. Zou een geleidelijke aanpassing aan deze normen
niet wenselijk zijn voor bestaande gebouwen met een publiek karakter
zoals winkelcentra en bioscopen. Bioscopen zijn vaak gevestigd in
winkelcentra. TestAankoop stelt voor de huidige veiligheidsvoorschriften
te verstrengen omdat ze, hun inziens, niet streng genoeg zijn.
Tant qu'il n'est pas procédé à des
travaux d'aménagement, ces
contrôles ne sont généralement
pas effectués. Le ministre va-t-il
prendre des mesures pour faire en
sorte qu'il soit procédé plus
systématiquement à des
contrôles?
L'arrêté royal du 4 avril 2003 a
adapté la réglementation relative à
la protection contre l'incendie qui
ne s'applique toutefois qu'aux
bâtiments neufs. Ne conviendrait-il
pas d'adapter les bâtiments à
caractère public existants à ces
normes?
11.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik
heb het gevoel dat ik op de vraag in haar totaliteit reeds een antwoord
heb gegeven, weliswaar in de Senaat aan mevrouw De Béthune. Ik ben
bereid op een aantal elementen opnieuw in te gaan.
De toepassing van de voorschriften inzake brandveiligheid behoort tot
de bevoegdheid van de burgemeester. Hij baseert zich op het
inspectieverslag van de brandweercommandant en levert al dan niet een
exploitatievergunning af.
Ik heb mijn diensten de opdracht gegeven een rondzendbrief voor te
bereiden waarin de burgemeesters wordt herinnerd aan hun
verplichtingen inzake brandvoorkoming overeenkomstig artikel 135,
paragraaf 2 van de nieuwe gemeentewet en de wet van 30 juni 1979
betreffende de preventie van brand en ontploffing. In die rondzendbrief
wil ik de burgemeesters erop wijzen de inspectie van sommige grotere
en voor het publiek toegankelijke gebouwen met regelmaat te laten
uitvoeren.
In het geheel van de brandvoorkoming ben ik bevoegd voor het
uitwerken van de basisnormen, ongeacht de bestemming of de functie
van gebouwen. De Gewesten zijn bevoegd voor het uitwerken van meer
bijzondere brandveiligheidsvoorschriften voor specifieke gebouwen zoals
bioscopen. Ik ben me bewust van de noodzaak tot coördinatie en
afstemming. Ik heb stappen gezet om de Hoge Raad voor de
Beveiliging tegen brand en ontploffing uit te breiden met de participatie
van Gewesten en Gemeenschappen zodat, indien de Gewesten en
Gemeenschappen dat wensen, de materie van brandvoorkoming in een
gemeenschappelijk forum kan worden besproken.
11.02 Patrick Dewael, ministre:
L'application des prescriptions sur
la sécurité en matière d'incendie
relève de la compétence des
bourgmestres qui se fondent sur le
rapport d'inspection du
commandant des pompiers pour
délivrer les permis d'exploiter.
J'ai demandé de préparer une
circulaire pour rappeler aux
bourgmestres leurs obligations. Je
tiens à souligner qu'ils sont tenus
de faire procéder régulièrement au
contrôle de certains grands
bâtiments et de bâtiments
accessibles au public.
Le ministre de l'Intérieur n'est
compétent que pour définir des
normes de base, quelle que soit la
destination ou la fonction des
bâtiments. Les Régions le sont
pour édicter certaines normes de
protection contre l'incendie dans le
cas de bâtiments spécifiques, dont
les cinémas. Une coordination est
en effet nécessaire à cet égard.
J'ai effectué les démarches
nécessaires pour étendre la
représentation du Conseil supérieur
de la Protection contre l'incendie et
l'explosion aux Régions et aux
Communautés. Si le souhait en est
émis, la protection contre l'incendie
pourrait être examinée dans le
cadre d'un forum commun.
11.03 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister
voor het antwoord.
Het incident is gesloten.
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Dirk Claes aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken
over "de aanstelling van een veiligheidscoördinator" (nr. 944)
12 Question de M. Dirk Claes au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la désignation
12.01 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de minister, in Mechelen zou
binnenkort een veiligheidscoördinator worden aangesteld. De federale
overheid zou de loonkosten integraal voor haar rekening nemen.
Mijnheer de minister, kunt u een antwoord geven op de volgende
vragen.
Wordt de aanstelling van een veiligheidscoördinator in alle gemeenten
gepland, of ook nog in andere politiezones, of hangt dit van de
politiezones? Zo ja, op welke elementen baseert men zich? Geldt het
federale engagement om de loonkosten van de veiligheidscoördinator te
betalen dan overal? Indien dit op basis van de politiezones gebeurt,
wordt dit dan een deel van de federale basisdotatie, of wordt hiervoor in
een aparte tussenkomst voorzien? Volgt een verdere veralgemeende
invoering van die veiligheidscoördinator in 2004? Zijn daarvoor budgetten
uitgetrokken in de begroting?
12.01 Dirk Claes (CD&V): Un
coordinateur de sécurité sera
prochainement désigné à Malines.
Les pouvoirs publics fédéraux
devaient prendre en charge
l'intégralité du coût salarial.
Un coordinateur de sécurité sera-t-il
désigné dans chaque commune ou
cela dépend-t-il des zones de
police? Le pouvoir fédéral s'est-il
engagé à payer le coût salarial du
coordinateur de sécurité pour
chaque commune? Si la
désignation a lieu en fonction des
zones de police, relèvera-t-elle de
la dotation de base fédérale ou y
aura-t-il une intervention distincte à
cette fin? Assistera-t-on en 2004 à
une instauration généralisée du
coordinateur de sécurité? Le
budget 2004 prévoit-il des moyens
à cet effet?
12.02 Minister Patrick Dewael: Collega's, ten eerste, de conventie die
werd gesloten tussen Mechelen en Binnenlandse Zaken omvat het
uitwerken van een project lokaal integraal veiligheidsplan en de creatie
van een functie van lokaal integraal veiligheidscoördinator. Binnenlandse
Zaken verleent voor een periode van één jaar een toelage. Die toelage
kan door de stad Mechelen worden aangewend voor het betalen van
personeelskosten, werkingskosten en algemene kosten. Met deze
conventie en toelage wordt ingespeeld op een projectvoorstel dat
uitgaat van de stad Mechelen. De aanstelling van een
veiligheidscoördinator gebeurt door de stad en niet door de politiezone.
Ten tweede, er wordt door de federale overheid geen enkel engagement
aangegaan om de kosten van veiligheidscoördinatoren voor alle steden
en gemeenten te betalen. Het gaat hier om een pilootproject. De
ervaringen in Mechelen moeten dan wel bijdragen tot het uitwerken van
een methodologie om lokale integrale veiligheidsplannen te kunnen
ontwikkelen. Het nut van een functie van lokale integrale
veiligheidscoördinator wordt geëvalueerd. Aangezien de conventie over
de periode van één jaar loopt zal de stad Mechelen een eventuele
verdere financiering van het project na verloop van deze periode op
eigen kracht moeten kunnen voortzetten. Het is zeker niet de bedoeling
een nieuwe functie te creëren die permanent door Binnenlandse Zaken
zou worden gefinancierd.
Ten derde, het project staat los van de lokale politie. Er is dan ook
geen verband met de federale basisdotatie.
Ten vierde, er komt in principe in de loop van 2004 geen veralgemeende
invoering van de functie van veiligheidscoördinator. Ik herhaal dat het
pilootproject tot december 2004 loopt. Op basis van de resultaten van
12.02 Patrick Dewael, ministre:
La convention conclue entre la ville
de Malines et l'Intérieur prévoit la
mise en place d'un plan de sécurité
local intégral et la création d'une
fonction de coordinateur de sécurité
intégral local. Nous octroyons une
allocation d'un an couvrant le coût
du personnel, les frais de
fonctionnement et les frais divers.
Le coordinateur de sécurité est
désigné par la ville et non par la
zone de police.
Le gouvernement fédéral ne
s'engage pas à prendre en charge
le coût de coordinateurs de
sécurité pour toutes les
communes. Il ne s'agit en
l'occurrence que d'un projet pilote.
L'expérience de Malines doit
contribuer à élaborer une
méthodologie permettant de
développer des plans de sécurité
intégraux locaux. L'utilité du
coordinateur fera également l'objet
d'une évaluation.
Si la ville de Malines souhaite
poursuivre le projet au-delà du délai
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
30
het project kunnen vanaf 2004 eventueel aanbevelingen van andere
steden en gemeenten worden geformuleerd. Er zijn hiervoor dan ook
geen budgetten uitgetrokken in de begroting 2004.
d'un an, elle devra en assumer le
coût intégral. Le projet est
indépendant de la police locale et
de la dotation fédérale de base. En
fonction des résultats, des
recommandations pourront
éventuellement être formulées en
2005 à l'attention des autres villes.
Nous n'avons donc pas prévu de
moyens à cet effet dans le budget
2004.
12.03 Dirk Claes (CD&V): Het personeelslid hangt dus af van de stad
Mechelen en niet van de politiezone. De stad Mechelen krijgt daarvoor
dus een subsidie van Binnenlandse Zaken.
12.03 Dirk Claes (CD&V): Le
membre du personnel dépend de la
ville de Malines et pas de la zone
de police. La ville de Malines
perçoit dès lors une subvention de
l'Intérieur.
12.04 Minister Patrick Dewael: Een projecttoelage.
12.04 Patrick Dewael, ministre:
La ville reçoit une allocation de
projet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13 Question de Mme Annick Saudoyer au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la
problématique du commerce de nuit" (n° 955)
13 Vraag van mevrouw Annick Saudoyer aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken over "de problematiek van de nachtwinkels" (nr. 955)
13.01 Annick Saudoyer (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, le 10 décembre, la presse reprenait une déclaration de Mme
Laruelle selon laquelle les commerces de nuit répondent à la demande
d'un certain type de consommateurs.
Dans de nombreuses communes, certains commerces de nuit posent
des problèmes importants. Ils tendent à devenir des lieux de trafics en
tout genre, de troubles de l'ordre public par le va-et-vient de véhicules,
le stationnement interdit, les vols et querelles entre utilisateurs
réguliers de ces lieux. D'ailleurs, certaines communes sont tentées
d'instaurer une taxe sur les commerces de nuit afin de limiter leur
nombre et de diminuer ainsi les nuisances potentielles.
Monsieur le ministre, disposez-vous de données précises sur les
nuisances générées par ces commerces, le nombre de procès-verbaux
émis et de plaintes déposées à ce sujet?
L'accord de gouvernement reprend dans son volet "Du souffle pour les
connaissances et la volonté d'entreprendre", à la rubrique des
procédures simplifiées pour les petites et moyennes entreprises,
l'affirmation suivante: "Les communes recevront plus de possibilités
d'action pour agir contre les problèmes liés aux magasins de nuit".
De plus, les communes sont également victimes de nuisances
provoquées par les méga-dancings, discothèques, bars, cafés, etc. La
France ayant décidé d'instaurer des heures de fermeture obligatoires
pour ce genre de débits de boissons, les inconvénients liés à
l'exploitation de ce genre d'établissements se multiplient dans notre
pays, et surtout dans les zones frontalières puisque, en France, la
fermeture est obligatoire à 5 heures; les clients passent donc la
13.01 Annick Saudoyer (PS): Op
10 december viel er in de kranten
een verklaring van mevrouw Laruelle
te lezen volgens dewelke de
nachtwinkels aan de behoefte van
een bepaald type consument
tegemoet komen. Sommige
nachtwinkels veroorzaken in tal van
gemeenten veel overlast. Heeft u
nauwkeurige gegevens over de
overlast die door deze winkels
wordt veroorzaakt, over het aantal
uitgereikte processen-verbaal en
het aantal ingediende klachten?
Het regeerakkoord bepaalt dat de
gemeenten meer middelen zullen
krijgen om op te treden tegen de
problemen die de nachtwinkels
veroorzaken. Bovendien hebben de
gemeenten ook nog te maken met
de overlast veroorzaakt door
megadancings, discotheken, bars,
cafés, enz. Sommige gemeenten
zoeken hun heil in het opleggen van
een uitgangsverbod. Kan u zeggen
hoe u deze problematiek wil
benaderen?
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
31
frontière pour venir dans la zone frontalière belge.
Qu'il s'agisse de riverains qui chaque week-end subissent les puissants
décibels d'un dancing ouvert pendant plus de 50 heures et qui peut,
dans certains endroits, accueillir jusqu'à 5.000 personnes, ou des
jeunes contraints de consommer des produits illicites pour tenir le coup
durant ce très long laps de temps, ou encore qu'il s'agisse de sécurité
routière, les statistiques de l'IBSR sont révélatrices d'un problème
puisque l'on y observe que la majorité des accidents causés par des
jeunes se produisent les nuits de week-end et les veilles de jours
fériés, sur la route du retour après une soirée en discothèque.
Parallèlement à ces troubles de l'ordre public, de nombreuses
infractions à la législation pénale en vigueur en Belgique sont
régulièrement constatées et portées à la connaissance des autorités
judiciaires. Quelques communes essaient de résoudre ce problème en
instaurant un couvre-feu.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me dire quels sont vos objectifs
précis quant à ces problématiques?
13.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers
collègues, les seules informations chiffrées qui m'ont été
communiquées sont relatives aux vols à main armée et ont pour cible
les commerces de nuit. Ils font état de 106 faits en 2003 pour 108 en
2002 et 71 en 2001.
Etablir un lien entre une infraction ou une nuisance et un commerce de
nuit, sauf quand il en est la victime, est très difficile. L'auteur de la
nuisance est exceptionnellement le commerce mais bien souvent un
client de l'établissement. Dans le procès-verbal, le lien avec le
commerce de nuit ne sera donc pas naturellement établi.
Je ne conteste pas que des problèmes se posent parfois dans ces
établissements ou aux abords de ceux-ci. Je suis aussi convaincu qu'il
faut garantir la liberté de commerce sauf lorsqu'elle conduit à
désavantager véritablement d'autres personnes. Dans ce cas-là, il faut
effectivement prendre des mesures spécifiques au niveau local.
Prévoyant de renforcer les moyens d'action des communes confrontées
à des nuisances générées par ces établissements, la déclaration
d'action gouvernementale ne dit rien d'autre. Les communes peuvent
depuis toujours adopter des règlements en matière de police et ériger
les manquements en infractions. Leur sanction suppose alors une
intervention des tribunaux.
La loi a également introduit le principe des sanctions administratives
dans les communes leur permettant d'imposer elles-mêmes le respect
de leur règlement de police. Elles ne peuvent toutefois pas le faire si
une loi, un décret ou une ordonnance a déjà fixé une sanction, ce qui
est quasiment toujours le cas dans notre système.
Le précédent gouvernement a envisagé de supprimer cette limitation de
la sanction administrative. Ces travaux ont été interrompus par le terme
de la législature et le projet de loi vous le savez a été relevé de
caducité.
Il entre dans mes intentions et dans celles de l'actuel gouvernement de
le mener à son terme. De la sorte, les communes pourront, moyennant
l'adoption d'un règlement communal, gérer, dorénavant, en toute
autonomie, les problèmes de nuisance locaux avec un maximum de
13.02 Minister Patrick Dewael:
De enige cijfergegevens die men
mij heeft meegedeeld betreffen
gewapende overvallen op
nachtwinkels. In 2003 hebben er
zich 106 incidenten voorgedaan, in
2002 108 en in 2001 71. Het is niet
gemakkelijk een verband te leggen
tussen een inbreuk of overlast en
een nachtwinkel, behalve dan
wanneer die er het voorwerp van is.
De vrijheid van handeldrijven moet
worden gewaarborgd tenzij die
vrijheid andere personen werkelijk
benadeelt.
In dat geval dient men specifieke
maatregelen op lokaal niveau te
treffen, met name door de
actiemiddelen van de gemeenten te
versterken. In de regeringsverklaring
is niets anders vermeld. De
gemeenten kunnen van oudsher
politiereglementen uitvaardigen en
de afwijkingen ervan als
overtredingen beschouwen.
Zij kunnen tevens administratieve
boeten bepalen en zelf de betaling
ervan opleggen, behalve indien een
wet, een decreet of een verordening
al in een boete voorziet, wat vrijwel
altijd het geval is. De vorige
regering beoogde deze beperking
van de administratieve boete af te
schaffen. Het is mijn bedoeling het
wetsontwerp tot een goed einde te
brengen.
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
32
souplesse.
13.03 Annick Saudoyer (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, si je vous comprends bien, les bourgmestres pourront donc
décider d'une heure de fermeture sur l'ensemble de leur entité, cela ne
vaut pas pour une période transitoire pour un café ou un dancing bien
précis?
13.03 Annick Saudoyer (PS):
Zullen de burgemeesters dus over
een sluitingsuur voor hun volledige
entiteit kunnen beslissen?
13.04 Patrick Dewael, ministre: Vous parlez maintenant d'une heure
de fermeture!
13.04 Minister Patrick Dewael:
Nu heeft u het over een sluitingsuur!
13.05 Annick Saudoyer (PS): Oui, monsieur le ministre. Le problème
existe surtout dans les zones transfrontalières. En France, les cafés,
les mégadancings ferment à 5 heures le matin. Leur clientèle vient
alors chez nous, ce qui pose souvent problème. Certaines communes
voudraient vraiment pouvoir exiger la fermeture des cafés, des
commerces de nuits, les mégadancings à une heure bien précise.
13.05 Annick Saudoyer (PS):
Inderdaad, sommige gemeenten
zouden willen kunnen eisen dat
cafés, nachtwinkels en
megadancings op een bepaald uur
sluiten.
13.06 Patrick Dewael, ministre: Il s'agit là d'une autre problématique,
madame.
Je me souviens, mais je n'étais pas au fédéral à l'époque, qu'une
proposition de loi a été discutée au Sénat ou à la Chambre et qu'elle a
été rejetée. Mais il s'agit là d'une toute autre problématique. J'avais
compris que votre question avait trait aux "overlast", comme on dit.
Dans ce cadre, le projet sur les incivilités, qui va être adopté, permettra
aux bourgmestres d'agir à leur gré.
Permettez-moi d'étudier, madame, la dernière problématique que vous
avez abordée. Je m'engage ensuite à vous répondre.
13.06 Minister Patrick Dewael:
Dat is een ander probleem. Sta mij
toe dat ik het bestudeer. Ik verbind
mij ertoe u later een antwoord te
geven.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
14 Vraag van de heer Staf Neel aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse zaken
over "een samenhangend actieplan inzake de beveiliging van onze ondernemers" (nr. 962)
14 Question de M. Staf Neel au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "un plan d'action
cohérent visant à renforcer la sécurité de nos entrepreneurs" (n° 962)
14.01 Staf Neel (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, ik wens mij in de eerste plaats te verontschuldigen
dat ik de vraag in twee stukken gesteld heb, een vraag en een
subvraag, excuseer mij voor de moeilijkheden.
Enige tijd geleden organiseerde UNIZO, de Unie van Zelfstandige
Ondernemers een colloquium over de veiligheid van de ondernemers. U,
mijnheer de minister van Binnenlandse Zaken, was op dit colloquium
aanwezig en kon zo de verschillende prioriteiten van deze vereniging
vernemen. Een vereniging die al vele jaren pleit voor een samenhangend
actieplan voor een betere veiligheid van de ondernemers. Dat dit plan
broodnodig is, mijnheer de minister, daar hoef ik u niet aan te
herinneren. U was immers op de uitnodiging van deze vereniging
ingegaan. Slachtoffer worden van een overval, een ramkraak, een
inbraak of een homejacking, blijft voor elke burger een trauma.
Ondernemers voelen zich daarbovenop in hun broodwinning bedreigd.
Sommigen durven na zo'n ingrijpende gebeurtenis zelfs hun eigen zaak
niet meer in. Uw voorganger, voormalig minister Duquesne, startte
reeds met een nationaal overlegplatform met UNIZO, de federale politie
en de gerechtelijke instanties. Werkgroepen werden ingesteld waarvan
sommige vooruitgang boekten.
14.01 Staf Neel (VLAAMS
BLOK): L'Unizo a organisé un
colloque sur la sécurité des
entrepreneurs. Depuis des années
déjà, cette association préconise
l'élaboration d'un plan d'action
cohérent. Le précédent ministre
avait déjà lancé une plate-forme
nationale de concertation avec
l'Unizo, la police fédérale et les
instances judiciaires. Où en sont
les travaux de cette plate-forme
nationale de concertation?
Instaurera-t-on une obligation de
créer une plate-forme de
concertation dans chaque zone de
police et dans chaque
arrondissement judiciaire?
Pour qu'un entrepreneur puisse
bénéficier d'une plus grande
déductibilité fiscale, il faut d'abord
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
33
Een eerste vraag: kan de heer minister mij de stand van zaken van het
nationaal overlegplatform met UNIZO, de federale politie en de
gerechtelijke instanties meedelen? Volgens UNIZO zouden vele
plannen in goede voornemens blijven steken. Daarom hoopt men dat u
de motor zult zijn voor dit dossier.
Mijn tweede vraag is of er een verplichting komt om in elke politiezone
en in elk gerechtelijk arrondissement een overlegplatform in te stellen
met daarin vertegenwoordigers van de ondernemers, de politie, de
burgemeester en van het parket. Hiervoor moeten natuurlijk richtlijnen
komen. Zal dit dan ook gebeuren?
Een andere prioriteit van UNIZO is de techno-preventieadviseur, waarvan
reeds een lijstje in het Staatsblad verscheen. Hoe staat het met de
opleiding van deze mensen? Wanneer zullen er voldoende techno-
preventieadviseurs opgeleid zijn?
Een derde punt heeft betrekking op de bedrijfsinvesteringen voor meer
veiligheid. Om van de verhoogde fiscale aftrek te kunnen genieten, is
vooraf een controle en een attest van een zogenaamde techno-
preventieadviseur noodzakelijk. Het gaat om een ambtenaar verbonden
aan de lokale politiezone. Wat als wel geïnvesteerd is in meer
veiligheid, maar de techno-preventieadviseur is nog niet geweest?
Bestaat dan ook de mogelijkheid voor fiscale aftrek?
Op het colloquium klaagde de heer Stefaan De Clerck, burgemeester
van Kortrijk, over het gebrek aan middelen voor de lokale politie. U zou
de politie ontlasten van administratief werk. Wat is hiervan de stand van
zaken en kan u ons meedelen welk administratief werk er niet meer
hoeft te gebeuren? Ik stel u die vraag als gemeenteraadslid van
Antwerpen, omdat ook heel veel administratieve taken dienen te
gebeuren die beter door anderen zouden gebeuren.
Laatste vraag: in vele gemeenten waar reeds ramkraken gebeurden
zouden paaltjes mogelijkerwijze deze ramkraken verhinderen. Nochtans
wordt dit in sommige gemeenten niet toegelaten door het bestuur. Ik
begrijp zeer goed dat hierbij de gemeentelijke autonomie speelt, maar
zou het niet mogelijk zijn om een aanbevelingsbrief inzake het plaatsen
van rampaaltjes te versturen, zonder dat dit de gemeentelijke
autonomie aantast?
qu'un conseiller technico-préventif
opère un contrôle et délivre une
attestation. Où en est la formation
de ces conseillers? Quand
disposera-t-on d'un nombre
suffisant de conseillers formés?
Où en est la diminution annoncée
du travail administratif de la police?
De nombreuses communes ont été
confrontées à des attaques à la
voiture-bélier mais l'installation de
potelets de protection est interdite
dans certaines communes. Le
ministre ne pourrait-il envoyer un
courrier aux communes afin de leur
donner des recommandations en
ce qui concerne le placement de
potelets de protection?
14.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega's, er
moet een onderscheid worden gemaakt tussen het nationaal
overlegplatform voor veiligheid met de zelfstandige ondernemers en de
subwerkgroep informatieflux binnen dit nationaal overlegplatform. Bij het
nationaal overlegplatform dat enkele keren per jaar samenkomt, worden
bijna alle belanghebbende partijen betrokken. Het is de bedoeling via
dat platform te komen tot structurele maatregelen voor een doeltreffend
beschermingsbeleid voor de zelfstandige ondernemer.
De subwerkgroep informatieflux komt samen op een meer regelmatige
basis en legt het accent op het verbeteren van de
informatiedoorstroming tussen privé-partners, politiediensten en
magistratuur op federaal, arrondissementeel en lokaal niveau. Het
nationaal overlegplatform komt in januari 2004 samen. Gisteren, op 16
december, had de laatste vergadering van de werkgroep informatieflux
plaats.
Wat uw tweede vraag betreft, ik ben een groot voorstander van lokaal
overleg, maar ik ben niet van plan de oprichting van overlegplatforms op
het niveau van de lokale politiezones en de gerechtelijke
14.02 Patrick Dewael, ministre: Il
faut établir une distinction entre la
plate-forme nationale de
concertation pour la sécurité des
entrepreneurs indépendants et le
sous-groupe de travail sur les flux
d'information qui en fait partie.
Plusieurs fois par an, les parties
intéressées sont réunies au sein de
la plate-forme pour élaborer des
mesures structurelles en faveur
d'une politique de protection
efficace. Le sous-groupe de travail
se réunit régulièrement et met
l'accent sur une meilleure
circulation de l'information. La
plate-forme de concertation se
réunira le 24 janvier et le sous-
groupe de travail s'est encore réuni
hier.
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
34
arrondissementen verplicht te maken.
Ik kom tot uw derde vraag. De federale regering heeft in april van dit jaar
beslist een bijkomende fiscale aftrek toe te staan aan zelfstandige
ondernemers die extra inspanningen leveren voor de beveiliging van hun
handelszaak. Om te kunnen genieten van deze fiscale aftrek moeten zij
het advies van een technopreventief adviseur inwinnen. In uitvoering van
deze maatregel heb ik mijn diensten de opdracht gegeven ervoor te
zorgen dat er binnen iedere politiezone voldoende gevormde
technopreventief adviseurs zijn. De lijst van de technopreventief
adviseurs waarop de zelfstandige ondernemer voor advies een beroep
kan doen, werd in het Staatsblad van 26 november 2003 gepubliceerd.
Om de procedure voor de zelfstandige ondernemers eenvoudiger te
maken, heb ik aan de administratie de opdracht gegeven een set van
standaarden te ontwikkelen die een aanbod van
beveiligingsmaatregelen omvatten per risicocategorie waarbinnen elk
type handelszaak zou kunnen worden gerangschikt; eigenlijk een soort
systeem van integrale voorwaarden.
Uw vraag over de stand van zaken met betrekking tot minder
administratief werk heb ik begrepen als volgt. Dat pakket van
standaarden zal uiteraard de administratieve werklast voor de
technopreventief adviseurs in aanzienlijke mate verminderen. Dat is de
wijze waarop ik uw vraag heb geïnterpreteerd. Zij ging dus niet zozeer
over de vermindering van de administratieve taken bij de politie in het
algemeen, meer bepaald het laten uitvoeren van politietaken door
personen die daarvoor zijn opgeleid en het toevertrouwen van
administratieve en logistieke taken aan burgerpersoneel. Het spreekt
vanzelf dat zo'n pakket met integrale voorwaarden tot een aanzienlijke
vermindering van de administratieve werkdruk zou kunnen leiden.
Ten slotte kom ik tot het eenzijdig verplichten van gemeenten om
rampaaltjes te plaatsen. Dat lijkt mij geen goede optie. Volgens mij
kunnen zij zeer efficiënt zijn, maar de plaatsing ervan moet worden
bekeken binnen een bredere context, onder meer het type, de inrichting
van de straat en de ligging van de onderneming.
Je suis un partisan de la
concertation locale, mais je ne
veux pas l'imposer.
Les indépendants peuvent
bénéficier de la déduction fiscale
s'ils demandent l'avis du conseiller
en techno-prévention. La liste de
ces conseillers a paru au Moniteur
belge du 26 novembre 2003. Dans
le souci de simplifier la procédure
pour les indépendants, j'ai
demandé l'élaboration d'un
ensemble de normes qui englobent
une offre de mesures de protection
par catégorie à risques. Cet
ensemble réduira en outre le travail
administratif des conseillers.
Contraindre toutes les communes à
installer des potelets de protection
ne me semble pas être une bonne
idée car il faut tenir compte de la
situation des lieux.
14.03 Staf Neel (VLAAMS BLOK): Mijnheer de minister, ik dank u
voor uw antwoord. Ik wil er toch op aandringen dat er werk wordt
gemaakt van de opleiding van de technische preventieambtenaren.
14.03 Staf Neel (VLAAMS
BLOK): J'insiste sur la formation
des conseillers en techno-
prévention.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15 Question de M. Eric Libert au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le déséquilibre
linguistique au sein de la direction de la police fédérale" (n° 977)
15 Vraag van de heer Eric Libert aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken
over "de verstoorde taalpariteit bij de directie van de federale politie" (nr. 977)
15.01 Eric Libert (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, il
faut savoir concernant ce sujet, qu'en application de la loi du 7
décembre 1998 et de l'arrêté royal du 3 septembre 2000, il existe à la
police fédérale cinq directions générales: premièrement, la direction
générale de la police administrative; deuxièmement, la direction
générale de la police judiciaire; troisièmement, la direction générale de
l'appui opérationnel; quatrièmement, la direction générale des
ressources humaines; Et, enfin, cinquièmement, la direction générale
des moyens en matériel.
Il faut savoir également que les membres de la police fédérale doivent
15.01 Eric Libert (MR): Krachtens
de wet van 7 december 1998 en het
koninklijk besluit van 3 september
2000 telt de federale politie vijf
algemene directies. Bovendien
worden de leden van de federale
politie op alle trappen van de
hiërarchie in gelijke percentages
over de taalkaders verdeeld.
De vijf directies hebben echter alle
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
35
être répartis dans des cadres linguistiques et qu'ainsi pour les grades
de rang 13 et les grades supérieurs et équivalents, les emplois sont
répartis entre les cadres français et néerlandais en pourcentage égal et
ce à tous les degrés de la hiérarchie et ce en application de la loi sur
l'emploi des langues.
Or, monsieur le ministre, il nous est revenu que les cinq directions
générales en question de la police fédérale sont actuellement toutes
occupées par des directeurs néerlandophones. Un tel déséquilibre
constitue, me semble-t-il, à tout le moins une infraction aux lois
linguistiques en même temps qu'il orchestre un grave déséquilibre
communautaire.
En conséquence, monsieur le ministre pouvez-vous me faire savoir les
mesures que vous comptez prendre pour remédier à ce déséquilibre?
een Nederlandstalige directeur.
Welke maatregelen zal u nemen
om komaf te maken met die
onevenwichtige verdeling?
15.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers
collègues, il existe un déséquilibre linguistique au sein du top de la
police fédérale mais pas exactement dans le sens que vous indiquez.
La loi prévoit en effet qu'il doit avoir autant de francophones que de
néerlandophones dans un groupe constitué par le commissaire général,
l'inspecteur général, les directeurs généraux et les directeurs généraux
adjoints.
C'était le cas jusqu'au moment où le directeur général francophone de
la police administrative a été désigné comme attaché de police à Paris
et a donc laissé vacant un emploi de directeur général.
La période des affaires prudentes et courantes a empêché le précédent
gouvernement de procéder au remplacement de l'intéressé et, de plus,
pour pareille désignation, il faut solliciter le conseil fédéral de police
dont la composition devait être remaniée et ne pouvait émettre l'avis
requis.
Ces éléments justifient qu'aucun remplacement n'a encore eu lieu. J'ai
l'intention de donner à la police fédérale dans les jours qui viennent les
directives en vue de lancer la procédure d'appel aux candidats et de
leur sélection.
15.02 Minister Patrick Dewael:
Er is inderdaad sprake van een
onevenwichtige taalkundige
verdeling bij de top van de federale
politie, maar niet in de zin die u
schetst.
De wet bepaalt inderdaad dat er
evenveel Frans- als
Nederlandstaligen moeten zijn in
een groep die bestaat uit de
commissaris-generaal, de
inspecteur-generaal, de directeurs-
generaal en de adjunct-directeurs-
generaal.
Dat evenwicht bestond, tot de
Franstalige directeur-generaal van
de bestuurlijke politie werd
aangewezen als politieattaché in
Parijs, waardoor een ambt van
directeur-generaal vacant werd.
Tijdens de periode van lopende
zaken kon de vorige regering die
directeur niet vervangen. Ook de
federale politieraad, die opnieuw
moest worden samengesteld, kon
het vereiste advies niet verstrekken.
Om die redenen werd de
betrokkene tot nu toe niet
vervangen. Ik ben van plan de
federale politie de nodige richtlijnen
te geven om de oproep tot de
kandidaten uit te schrijven.
15.03 Eric Libert (MR): Je vous remercie, monsieur le ministre. Nous
prenons acte de vos explications, nous les étudierons et nous
reviendrons ensuite en commission.
15.03 Eric Libert (MR): We zullen
die informatie bestuderen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
16 Question de M. Eric Libert au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la fronde des
17/12/2003
CRIV 51
COM 109
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
36
communes sans régime linguistique spécial de Hal-Vilvorde à l'égard de l'arrondissement
électoral" (n° 978)
16 Vraag van de heer Eric Libert aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken
over "het verzet van de gemeenten zonder bijzonder taalstatuut van het arrondissement Halle-
Vilvoorde tegen het kiesarrondissement" (nr. 978)
16.01 Eric Libert (MR): Monsieur le président, il s'agit également
d'une information qui nous est revenue, à savoir que deux de ces
communes, Grimbergen et Zaventem et ce, à l'initiative des
mandataires locaux du Vlaams Blok et de la N-VA, avaient adopté, à la
majorité de tous les groupes politiques néerlandophones, des motions
qui exigeaient la scission de l'arrondissement électoral de Bruxelles-
Hal-Vilvorde. Jusque là, monsieur le ministre, rien que de très banal, si
la motion qui avait été déposée par le N-VA à Zaventem n'avait pas
demandé, dans le dispositif de la libération, que la commune de
Zaventem ne remplisse pas ses obligations pour l'organisation de
l'élection du Parlement européen si, au 1
er
avril 2004, la scission n'était
pas effective. Menace donc claire de boycott des élections!
Bien que cette motion ait été retirée, il n'en demeure pas moins que la
velléité de boycotter à tout le moins l'organisation des élections
européennes existe bel et bien dans ces communes et constitue, dès
lors, un appel à la désobéissance civique, ce qui ne nous paraît pas
acceptable.
Ma préoccupation, monsieur le ministre - vous vous en souviendrez -
rejoint déjà celle que je vous avais exprimée le 30 septembre à propos
d'un appel tout à fait identique, en tout cas analogue, au boycott des
élections législatives du 18 mai dernier, qui avait été publié dans une
revue activiste flamande dénommée "De Zes" et auquel avaient souscrit
un certain nombre de personnalités flamandes.
Dans la mesure où un homme averti en vaut deux, pouvez-vous me dire
quelles sont, à votre estime, les mesures que vous avez décidées de
prendre afin de garantir le bon déroulement des élections futures, en
manière telle que les pratiques annoncées ne puissent se produire?
16.01 Eric Libert (MR): De
gemeenten Grimbergen en
Zaventem hebben op initiatief van
de lokale Vlaams Blok- en N-VA-
mandatarissen moties goedgekeurd
waarbij ze de splitsing eisen van
het kiesarrondissement Brussel-
Halle-Vilvoorde. In de door N-VA-
Zaventem ingediende motie wordt
gevraagd dat de gemeente
Zaventem haar verplichtingen
inzake de organisatie van de
verkiezingen voor het Europees
Parlement niet zou nakomen indien
de opsplitsing geen feit is op 1 april
2004. Kortom : men dreigt er op
niet mis te verstane wijze mee de
verkiezingen te boycotten!
Die motie werd intussen
ingetrokken, maar er zijn nog
steeds vage dreigementen om niet
mee te werken aan de organisatie
van de Europese verkiezingen in die
gemeenten, en daarmee wordt
eigenlijk opgeroepen tot burgerlijke
ongehoorzaamheid.
Op 30 september uitte ik reeds
mijn bezorgdheid over een
soortgelijke oproep om de
parlementsverkiezingen van 18 mei
jongstleden te boycotten die
gepubliceerd werd in "De Zes", een
publicatie van Vlaamse activisten.
Nu is het dus weer zover.
Welke maatregelen zal u treffen om
het vlotte verloop van de
verkiezingen te garanderen?
16.02 Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers
collègues, plusieurs communes de l'arrondissement de Bruxelles-Hal-
Vilvorde m'ont effectivement adressé une motion réclamant la scission
de la circonscription électorale de Bruxelles-Hal-Vilvorde avant les
élections du Parlement européen du 13 juin, ainsi que la scission de
l'arrondissement judiciaire de Bruxelles. L'une ou l'autre de ces
communes menace, par ailleurs, de boycotter l'organisation des
élections si cette scission n'est pas réalisée avant cette échéance.
Le titre V du Code électoral intitulé "Des pénalités" est applicable à
l'élection du Parlement européen, mais il ne punit pas en tant que tel le
boycott de l'organisation des élections.
Je suis toutefois convaincu que le Code pénal permet de lutter
16.02 Minister Patrick Dewael:
Titel V, "Straffen", van het
Kieswetboek is toepasselijk op de
verkiezing van het Europees
Parlement, maar de boycot van de
organisatie van de verkiezingen valt
als dusdanig niet onder de
strafbepalingen.
Het Strafwetboek maakt het
mogelijk dergelijk gedrag te
bestrijden.
CRIV 51
COM 109
17/12/2003
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
37
efficacement contre un tel comportement qui est de nature à mettre en
péril le fondement même de nos institutions démocratiques. Le droit de
vote est en effet un droit politique fondamental. Quiconque met des
entraves à l'exercice de ce droit mérite d'être sanctionné.
16.03 Eric Libert (MR): Votre réponse, monsieur le ministre, pour
laquelle je vous remercie, me semble quand même être un peu
générale. Vous m'aviez répondu la dernière fois que, placé devant une
situation analogue, votre prédécesseur avait pris, lui, des mesures
concrètes auxquelles vous paraissiez vous rallier.
Je vous rappelle ce que vous aviez expliqué à cette occasion. Vous
aviez dit que, premièrement, à sa demande expresse, les instructions
adressées aux présidents de bureaux électoraux avaient rappelé les
sanctions pénales auxquelles s'exposaient les électeurs qui, sans
motif légitime, se soustrayaient à leur désignation en qualité de
président ou d'assesseur d'un bureau électoral - précisant qu'ils étaient
passibles d'une amende de 50 à 200 euros.
Vous avez précisé également que ces instructions invitaient le
président des bureaux de canton à communiquer le nom des
personnes concernées afin de pouvoir les poursuivre.
Et vous aviez enfin ajouté que votre prédécesseur avait écrit à son
collègue de la Justice pour lui demander de donner instruction aux
parquets de poursuivre systématiquement les électeurs qui
adopteraient un tel comportement.
Alors, ma question est relativement simple, monsieur le ministre.
Comptez-vous à tout le moins adopter le même type de mesures que
celles qui ont été adoptées en la matière par votre prédécesseur?
16.03 Eric Libert (MR): De vorige
keer antwoordde u dat uw
voorganger in een soortgelijke
situatie concrete maatregelen had
getroffen. U leek zich daarbij aan te
sluiten.
Zal u minstens dezelfde soort
maatregelen nemen?
16.04 Minister Patrick Dewael: Ik blijf bij mijn antwoord. Je voulais
répondre en néerlandais en disant: "De soep wordt nooit zo heet
gegeten als ze wordt opgediend".
16.04 Minister Patrick Dewael:
De soep wordt nooit zo warm
gegeten als ze geschonken wordt.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De bespreking van de vragen en interpellaties eindigt om 20.04 uur.
La discussion des questions et interpellations se termine à 20.04 heures.