CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 COM 1029
CRIV 51 COM 1029
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
mardi
dinsdag
04-07-2006
04-07-2006
Matin
Voormiddag
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE






























cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders ­ Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
Vlaams Belang
Vlaams Belang
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu inté-
gral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions ; les annexes se trouvent dans une brochure
séparée (PLEN: couverture blanche; COM: couverture
saumon)
CRIV
Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken; de
bijlagen zijn in een aparte brochure opgenomen
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
Plenum
COM
réunion de commission
COM
Commissievergadering
MOT
motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT
moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i


SOMMAIRE
INHOUD
Question de M. Patrick De Groote au ministre de
l'Emploi sur "les problèmes d'alcool et de drogue
au travail et les contrôles effectués à ce sujet"
(n° 12043)
1
Vraag van de heer Patrick De Groote aan de
minister van Werk over "de problematiek van
alcohol en drugs op het werk en de controle
daarop" (nr. 12043)
1
Orateurs:
Patrick De Groote, Peter
Vanvelthoven, ministre de l'Emploi
Sprekers:
Patrick De Groote, Peter
Vanvelthoven, minister van Werk
Question de M. Patrick De Groote au ministre de
l'Emploi sur "l'octroi aux entreprises d'un label dit
de diversité" (n° 12159)
3
Vraag van de heer Patrick De Groote aan de
minister van Werk over "de toekenning aan
bedrijven van een zogenaamd 'diversiteitslabel'"
(nr. 12159)
3
Orateurs:
Patrick De Groote, Peter
Vanvelthoven, ministre de l'Emploi
Sprekers:
Patrick De Groote, Peter
Vanvelthoven, minister van Werk
Question de M. Hans Bonte au ministre de
l'Emploi sur "le chômage structurel dans la
périphérie bruxelloise" (n° 12158)
5
Vraag van de heer Hans Bonte aan de minister
van Werk over "de structurele werkloosheid in de
Rand rond Brussel" (nr. 12158)
5
Orateurs: Hans Bonte, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi
Sprekers: Hans Bonte, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk
Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de
l'Emploi sur "les cartes de cueillette et la
déclaration Dimona" (n° 12099)
8
Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de
minister van Werk over "de plukkaarten en de
Dimona-aangifte" (nr. 12099)
8
Orateurs:
Hilde Vautmans, Peter
Vanvelthoven, ministre de l'Emploi
Sprekers:
Hilde Vautmans, Peter
Vanvelthoven, minister van Werk
Question de Mme Ingrid Meeus au ministre de
l'Emploi sur "le droit à l'outplacement pour tous"
(n° 12202)
9
Vraag van mevrouw Ingrid Meeus aan de minister
van Werk over "het recht op outplacement voor
iedereen" (nr. 12202)
9
Orateurs: Ingrid Meeus, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi
Sprekers:
Ingrid Meeus, Peter
Vanvelthoven, minister van Werk
Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au
ministre de l'Emploi sur "l'activation des
demandeurs d'emploi dans la Région de
Bruxelles-Capitale" (n° 11778)
11
Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan
de minister van Werk over "de activering van
werkzoekenden in het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest" (nr. 11778)
11
Orateurs: Sabien Lahaye-Battheu, Peter
Vanvelthoven
, ministre de l'Emploi
Sprekers: Sabien Lahaye-Battheu, Peter
Vanvelthoven
, minister van Werk
Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au
ministre de l'Emploi sur "les deux sortes d'agents
ALE" (n° 11779)
13
Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan
de minister van Werk over "de twee soorten
PWA-beambten" (nr. 11779)
13
Orateurs: Sabien Lahaye-Battheu, Peter
Vanvelthoven
, ministre de l'Emploi
Sprekers: Sabien Lahaye-Battheu, Peter
Vanvelthoven
, minister van Werk
Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au
ministre de l'Emploi sur "le Forum de l'Emploi
organisé à Lille et où la moitié des employeurs
présents étaient belges" (n° 11914)
15
Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan
de minister van Werk over "de Rijselse
vacaturebeurs, voor de helft bevolkt met
Belgische werkgevers" (nr. 11914)
15
Orateurs: Sabien Lahaye-Battheu, Peter
Vanvelthoven
, ministre de l'Emploi
Sprekers: Sabien Lahaye-Battheu, Peter
Vanvelthoven
, minister van Werk
Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au
ministre de l'Emploi sur "la clé de répartition pour
la restitution à l'ONEM d'une partie du traitement
d'un agent ALE" (n° 11933)
17
Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan
de minister van Werk over "de verdeelsleutel voor
het terugvloeien van een deel van het loon van de
pwa-beambte naar de RVA" (nr. 11933)
17
Orateurs: Sabien Lahaye-Battheu, Peter
Vanvelthoven
, ministre de l'Emploi
Sprekers: Sabien Lahaye-Battheu, Peter
Vanvelthoven
, minister van Werk
04/07/2006
CRIV 51
COM 1029
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
ii
Question de Mme Zoé Genot au ministre de
l'Emploi sur "l'information des centres de
formation en alternance" (n° 12103)
19
Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister
van Werk over "de informatie van de centra voor
alternerend leren" (nr. 12103)
19
Orateurs: Zoé Genot, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi
Sprekers: Zoé Genot, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk
Question de Mme Zoé Genot au ministre de
l'Emploi sur "le contrôle des chômeurs accueillis
en centres d'accueil" (n° 12236)
22
Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister
van Werk over "de controle van werklozen die in
opvangcentra verblijven" (nr. 12236)
22
Orateurs: Zoé Genot, Peter Vanvelthoven,
ministre de l'Emploi
Sprekers: Zoé Genot, Peter Vanvelthoven,
minister van Werk
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
du
MARDI
4
JUILLET
2006
Matin
______
van
DINSDAG
4
JULI
2006
Voormiddag
______

De vergadering wordt geopend om 10.15 uur door de heer Hans Bonte, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.15 heures par M. Hans Bonte, président.
01 Vraag van de heer Patrick De Groote aan de minister van Werk over "de problematiek van alcohol
en drugs op het werk en de controle daarop" (nr. 12043)
01 Question de M. Patrick De Groote au ministre de l'Emploi sur "les problèmes d'alcool et de drogue
au travail et les contrôles effectués à ce sujet" (n° 12043)
01.01 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, het is
misschien niet de geschikte temperatuur voor alcohol en drugs maar
ik wil toch mijn vraag stellen. In de pers las ik dat u deze maand een
nota over drugs- en alcoholgebruik op de werkvloer gaat voorleggen
aan de sociale partners. Hierin stelt u dat u het principe behoudt dat
controle verboden is. U verklaarde in de pers dat u meer gelooft in
een beleid van good practices op de werkvloer, uitgaand van de
welwillendheid of het gezond verstand. Ik zou zeggen dat het een
geluk is dat men dit in het verkeer ook niet doet.

U baseert zich op het KB van 28 mei 2003 in verband met het
gezondheidstoezicht op werknemers. U gebruikt dit om te stellen dat
die controles niet kunnen worden opgelegd. Volgens professor
Blanpain biedt de wet op de arbeidsovereenkomsten de werkgever
wel een middel ter controle van de werknemer, om na te gaan of deze
de overeengekomen prestaties naar behoren uitvoert. De werkgever
is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn werknemers en van
derden. Ook in dat opzicht valt een controle op het gebruik en
misbruik van alcohol en drugs eigenlijk wel te rechtvaardigen. Die
controles moeten uiteraard verantwoord zijn. De werknemers moeten
weten dat ze kunnen worden gecontroleerd. De controles mogen ook
niet vaker plaatsvinden dan echt noodzakelijk is.

Ik denk dat u met de hoger weergegeven stelling toch een verkeerd
signaal geeft. Professor Blanpain gaat dan meer naar het extreme
toe. Hij noemt uw stellingname grenzend aan het maatschappelijk en
sociaal onverantwoorde.

In de pers hebt u de nota aan de Nationale Arbeidsraad
aangekondigd. Mijn vragen zijn gewoon een peiling naar uw visie
daaromtrent.

Blijft u van mening dat de controles echt onmogelijk zijn? Zo ja,
waarom vindt u dat? Zo nee, zult u dat ook communiceren?

Werkt u aan een controlebeleid? Neemt u daartoe initiatieven?
01.01 Patrick De Groote (N-VA):
Le ministre a déclaré dans les
médias que les employeurs ne
peuvent pas imposer à leur
personnel de contrôles en matière
d'alcoolémie ou de stupéfiants.
D'après le Pr Blanpain, la loi sur
les conventions de travail permet
toutefois de vérifier si le travailleur
s'acquitte correctement du travail
convenu entre les deux parties.
L'employeur est responsable de la
sécurité de son personnel et des
tiers. Des contrôles peuvent se
justifier, mais il convient de les
limiter au strict nécessaire. Le Pr
Blanpain estime que le signal qu'a
donné le ministre se situe aux
confins de ce qui n'est plus
permis, socialement et
sociétalement.

Le ministre reste-t-il sur sa
position? Quelle politique de
contrôle veut-il mettre en place et
quelle forme prendra la
communication sur le sujet? Se
concertera-t-il avec les partenaires
sociaux? Combien d'entreprises
ont déjà effectué elles-mêmes des
démarches pour prévenir la
consommation d'alcool et de
drogue sur les lieux de travail?
04/07/2006
CRIV 51
COM 1029
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2

Hebt u terzake al overleg gepleegd met de sociale partners?

Is er een zicht op het aantal bedrijven? Wij vernemen immers af en
toe, onder andere via de pers, dat een aantal bedrijven reeds stappen
zetten tegen alcohol- en druggebruik op de werkvloer. Hebt u al een
idee over hoeveel bedrijven het gaat?
01.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega,
de redenering die sommigen aankleven en die ik ook afleid uit uw
vraagstelling, gaat voorbij aan het feit dat alcohol- en drugtests
worden beschouwd als medische handelingen. Zij mogen dus enkel
door een arts worden uitgevoerd. Dat kan men als dusdanig ook
afleiden uit het koninklijk besluit nummer 78 betreffende de
uitoefening van de gezondheidsberoepen.

De redenering gaat ook voorbij aan het feit dat een
arbeidsgeneesheer dergelijke tests nooit op vraag van de werkgever
mag doen. De sociale partners kwamen destijds immers overeen dat
een arbeidsgeneesheer niet tegelijk de vertrouwenspersoon van
werknemers kan zijn en, desgevallend, zou kunnen optreden als
politieman. Op een andere geneesheer mag de werkgever evenmin
beroep doen, zoals blijkt uit wat door Kamer en Senaat unaniem werd
beslist door het goedkeuren van de wet van 28 januari 2003. Met die
wet heeft men parallelle medische circuits onmogelijk willen maken
die de arbeidsgeneeskunde zouden kortsluiten.

U vraagt of ik wil werken aan een controlebeleid. Ik heb al
aangegeven dat ik vooral wil werken aan een preventiebeleid. Laat
het duidelijk zijn dat voor mij ­ en professor Blanpain heeft mij wat dat
betreft in ieder geval verkeerd begrepen ­ alcohol en drugs in geen
enkel geval thuishoren op de werkvloer en zeker niet wanneer het
gaat om veiligheidsberoepen zoals, in betreffend geval, de brandweer.

Ik wil de werkgevers aanmoedigen om, liefst in overleg met de
werknemers, in het bedrijf een alcohol- en drugspolitiek te voeren.

Ik wil de werkgevers niet de illusie aanpraten dat veiligheid op het
werk wordt bereikt met tests. Ik verklaar mij nader.

Stelt u zich voor dat een werkgever op een bepaald ogenblik iemand
het bedrijf wankelend ziet binnenlopen en op basis van het gedrag
van de betrokken werknemer oordeelt dat die persoon op dat moment
niet in staat is zijn taak aan te vatten. Stelt u zich voor dat hij
vervolgens een alcohol- of een drugstest zou afnemen waarvan de
uitslag negatief zou zijn en waaruit zou blijken dat de betrokken
werknemer alcohol noch drugs in zijn bloed zou hebben.

Wat beslist de werkgever dan? Als hij verstandig is, beslist hij die
werknemer zijn taak toch niet te laten aanvatten. Ik vind dat wanneer
men vaststelt dat iemand zijn werk niet kan doen omwille van het feit
dat hij te veel alcohol of drugs zou hebben gebruikt of omwille van
eender welke andere reden dan ook, men moet verhinderen dat de
betrokken werknemer zijn taak zou aanvatten, zeker wanneer het
gaat om veiligheidsgerelateerde zaken.

Het is in die optiek dat mijn nota in de finale fase is. Ik verwacht dat ik
ze in de loop van volgende week aan de Nationale Arbeidsraad kan
01.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: Les contrôles relatifs à la
consommation d'alcool et de
drogues constituent des actes
médicaux qui ne peuvent être
pratiqués que par un médecin. Le
médecin du travail étant
également la personne de
confiance du travailleur, il ne peut
procéder à ce type de contrôle à la
demande de l'employeur. La loi du
28 janvier 2003 ne permet pas non
plus à l'employeur de faire appel à
un autre médecin pour pratiquer
ce contrôle.

Je me propose avant tout de
mettre en oeuvre une politique de
prévention, car l'alcool et la drogue
n'ont pas leur place sur le lieu du
travail. L'employeur doit arrêter sa
propre politique en matière de
drogue, en concertation avec les
travailleurs. La sécurité sur le lieu
du travail ne passe pas par les
contrôles. S'il est constaté qu'un
travailleur n'est pas à même
d'effectuer son travail, il faut
l'empêcher de travailler.

La note que je prépare est
presque terminée et sera sans
doute présentée au CNT la
semaine prochaine.
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
voorleggen. Er zal daarover uiteraard een discussie zijn, maar
prioritair is dat alcohol- of drugsgebruik op de werkvloer absoluut niet
kan.
01.03 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u
voor uw antwoord. Ik kan mij grotendeels erin terugvinden. U bent ook
voorstander van preventie. Zoals u zei moet een werknemer ervoor
zorgen dat hij zijn taak naar behoren kan uitvoeren en de werkgever is
verantwoordelijk voor de veiligheid van de werknemers en derden. Ik
kijk uit naar uw nota. Wanneer mag die verwacht worden, mijnheer de
minister?
01.03 Patrick De Groote (N-VA):
Je suis également partisan de la
prévention. Les travailleurs doivent
faire en sorte de pouvoir effectuer
correctement leurs tâches et les
employeurs sont responsables de
la sécurité des travailleurs et des
tiers. J'attends avec intérêt la note
du ministre.
01.04 Minister Peter Vanvelthoven: Wij ronden ze deze week af. Ik
verwacht ze volgende week aan de NAR te kunnen bezorgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Patrick De Groote aan de minister van Werk over "de toekenning aan bedrijven
van een zogenaamd 'diversiteitslabel'" (nr. 12159)
02 Question de M. Patrick De Groote au ministre de l'Emploi sur "l'octroi aux entreprises d'un label dit
de diversité" (n° 12159)
02.01 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, ik heb vernomen dat u een soort diversiteitslabel wil
toekennen aan bedrijven die allochtone werknemers in dienst nemen.
Ik ben uiteraard voorstander van het promoten van een
aanwervingsbeleid dat een kopie is van het gediversifieerde aanbod
op de arbeidsmarkt.

Ik heb een aantal vragen. Ten eerste, wat moet worden verstaan
onder het begrip "allochtone werknemer"? Wordt daarvan een
duidelijke omschrijving gegeven? Wie gaat deze term omschrijven?

Ten tweede, ik denk bijvoorbeeld ook aan de criteria. Welke criteria
zult u gebruiken bij de toekenning van dat diversiteitslabel?

Mijn derde punt is veeleer een bedenking. Lopen we niet het risico dat
bepaalde KMO's, die soms decennialang werken met hetzelfde
personeelsbestand, door het ontbreken van allochtone werknemers
zullen worden gestigmatiseerd? Lopen we tegelijk ook niet het risico
dat bepaalde KMO's, om een dergelijke stigmatisering te ontlopen,
heel snel zullen overgaan tot het aanwerven van een werknemer van
allochtone aankomst, enkel en alleen om dat label te bekomen zonder
zich in feite verder te bekommeren om het uitwerken van een echt
diversiteitsbeleid in hun onderneming? Grijpen wij dan niet te veel in
in het personeelsbeleid van ondernemingen door ze als het ware te
verplichtingen allochtone werknemers in dienst te nemen en te
houden? Zo niet zouden ze immers niet meer in aanmerking komen
voor zo'n diversiteitslabel.

Ten vierde, als u zo'n label zult toekennen, zult u dan ook een
onderscheid maken in de ondernemingen zelf? Ik bedoel daarmee het
aantal werknemers dat zij in dienst hebben. Ik kan mij best voorstellen
dat een KMO van 20 werknemers, die overgaat tot het aanwerven van
een aantal allochtonen, helemaal iets anders is als een multinationale
02.01 Patrick De Groote (N-VA):
Le ministre a l'intention d'attribuer
un label de diversité aux
entreprises qui occupent des
travailleurs allochtones. Mais que
faut-il entendre exactement par
travailleur allochtone? Qui en
décide? A quels critères envisage-
t-on de se référer pour attribuer ou
ne pas attribuer ce label?

Les PME avec des effectifs du
personnel qui sont en grande
partie immuables ne se sentiront-
elles pas obligées d'engager
rapidement un allochtone pour ne
pas être stigmatisées? Peut-on
vraiment qualifier de judicieuse ce
type d'intervention dans la
politique du personnel des
entreprises?

Lors de l'attribution de ce label,
une distinction sera-t-elle établie
entre les entreprises sur la base
de leur nombre de travailleurs
salariés?

Les partenaires sociaux ont-ils été
informés de ces propositions?
04/07/2006
CRIV 51
COM 1029
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
onderneming die 1.000 werknemers heeft, waaronder enkele
allochtonen. Zal dit blijken uit uw voorstellen?

Ten vijfde, werden de sociale partners betrokken of op de hoogte
gebracht van uw voorstellen terzake, of zit alles nog in een heel pril
stadium?
02.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega's,
ik wens te verduidelijken dat het diversiteitslabel niet alleen betrekking
heeft op werknemers van vreemde oorsprong, maar kadert in het
verlengde van de antidiscriminatiewet en vooral de aandacht vestigt
op de doelgroepen uit de Lissabon-strategie.

Over welke dimensies inzake diversiteit-tewerkstelling gaat het? Het
gaat over het geslacht, de leeftijd, de nationaliteit van oorsprong of de
culturele groep waartoe iemand behoort en de handicap. Dit zijn de
elementen die inzake diversiteit aan bod moeten komen. Als we
spreken over een diversiteitslabel gaat het over deze vier dimensies.

Alvorens het diversiteitslabel in te voeren, zal een pilootproject worden
opgestart dat het mogelijk moet maken om de uitvoering van een
dergelijk label op een concrete manier te evalueren.

De definitie van allochtoon vormt nog steeds een probleem. Enerzijds
zal ze een van de belangrijke elementen zijn die tijdens de pilootfase
zal worden bestudeerd. Anderzijds maakt ze het voorwerp uit van een
gelijklopende analyse in het meer algemeen kader van het
divertsiteitsproject. Het is belangrijk dat we het erover eens geraken
wie we exact bedoelen met allochtoon.

De toekenningscriteria van het diversiteitslabel zullen worden
geëvalueerd en aangepast na afloop van het pilootproject. Het
essentieel element is de duurzame integratie van de diversiteit binnen
het management van de onderneming. Daar gaat het om. Het gaat
niet zozeer om het behalen van minimale percentages van deze
groepen. Het gaat om de inspanningen die binnen een onderneming
moeten gebeuren. Ondernemingen zullen verzocht worden een
diversiteitsstrategie uit te werken. De toekenning van het label zal
gebaseerd zijn op de in het werk gestelde middelen en de vooruitgang
zal worden geëvalueerd op basis van indicatoren die werden
ingevoerd bij het uitwerken van het diversiteitsplan.

De labelaanvraag zien we als een vrijwillige handeling van de
onderneming. Vermits dit geen verplichting is, zullen ondernemingen
die er geen beroep op doen maar wel de facto een diversiteitsbeleid
voeren, niet worden gestigmatiseerd. Ik ben me er wel van bewust dat
de problematiek van de KMO's die u hebt aangekaart, een bijzondere
problematiek is. Ik zal erop toezien dat ook KMO's worden betrokken
bij het pilootproject.

De hulp die wordt geboden aan de ondernemingen die aan het project
meedoen, zal afgestemd worden op de noden van de ondernemingen
en in het bijzonder van de KMO's.

Niet het brutoresultaat van het diversiteitsplan zal worden onderzocht,
maar wel de intensiteit van de inspanningen die door de onderneming
worden geleverd. De evaluatie zal gebeuren volgens de omvang en
de middelen van de onderneming. Men zal dus rekening houden met
02.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: Le label de diversité ne
concerne pas uniquement les
travailleurs d'origine étrangère
mais se veut un moyen de prêter
attention à tous les groupes-cibles
des objectifs de Lisbonne. Le sexe
et l'âge des travailleurs sont
importants mais leur appartenance
culturelle, leur nationalité et leurs
éventuels handicaps le sont tout
autant. Un projet-pilote, qui sera
évalué par la suite, sera mis en
oeuvre avant l'instauration du label
de diversité.

Sur la base de ce test, nous nous
efforcerons aussi de définir la
notion d'"allochtone". Les critères
d'attribution de ce label seront
également fixés postérieurement
au projet pilote. L'objectif est
d'insérer durablement la diversité
dans le management des
entreprises, lesquelles seront
invitées à élaborer un plan de
diversité sur la base duquel le
label sera ou non attribué.

Les entreprises sont libres de
demander le label de diversité.
Celles qui ne le demanderont tout
en menant une politique de
diversité ne seront dès lors pas
stigmatisées. La situation des
PME étant spécifique, certaines
seront très certainement
associées au projet-pilote.

L'aide qui est offerte aux
entreprises sera adaptée à leurs
besoins. Ce n'est pas le résultat
brut du plan de diversité qui est
déterminant, mais bien les efforts
fournis en fonction de la taille de
l'entreprise.

Les partenaires sociaux sont
associés au projet par l'entremise
du CNT. En septembre 2006, un
séminaire sera organisé au cours
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
het feit of het een kleine, middelgrote of grote onderneming betreft.

Vanaf de aanvang van het project werden de sociale partners
inderdaad betrokken, binnen het kader van de Nationale Arbeidsraad.
Het is trouwens op hun verzoek dat in september een seminarie zal
worden georganiseerd om een stand van zaken op te maken van de
problematiek. Bij die gelegenheid zal niet enkel het federale project
"diversiteitslabel" worden voorgesteld. Ook de Gewesten zullen
aanwezig zijn, want ook op het regionale niveau zijn er een aantal
initiatieven in dat verband. De doelstelling van het seminarie is een
uitgebreid debat te voeren over het geheel van de
diversiteitsproblematiek.
duquel les initiatives fédérales et
régionales en la matière seront
présentées. A cette occasion, un
débat sera consacré à la diversité.
02.03 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u
voor uw antwoord. Het was heel duidelijk.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: Gezien de afwezigheid van mevrouw Lahaye-Battheu, mevrouw Vautmans en mevrouw
Genot ­ deze laatste is op komst, meen ik ­ zal ik thans mijn vraag stellen, mijnheer de minister.
03 Vraag van de heer Hans Bonte aan de minister van Werk over "de structurele werkloosheid in de
Rand rond Brussel" (nr. 12158)
03 Question de M. Hans Bonte au ministre de l'Emploi sur "le chômage structurel dans la périphérie
bruxelloise" (n° 12158)
03.01 Hans Bonte (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, het is een
vraag die als directe aanleiding een aantal uitspraken had, een
getuigenis zeg maar, van een arbeidsbemiddelaarster uit de regio
waar ik vandaan kom, Halle-Vilvoorde, en meer specifiek uit het
Vilvoordse, die een zeer bekend probleem onder de aandacht brengt.
Het is een zeer bekend probleem, zeker in dat deel van Vlaanderen,
dat gekenmerkt wordt, nog meer dan elders, door de dualiteit op de
arbeidsmarkt: enerzijds, het bestaan van zeer veel vacatures en
anderzijds, de aanwezigheid van een belangrijke structurele
werkloosheid waarvan de hardnekkigheid hoger ligt dan elders en
waarbij de moeilijkheid om die specifieke deelgroep van die
structurele werklozen te bereiken nog moeilijker ligt dan elders. Dat
heeft alles of toch zeer veel te maken met het feit dat een belangrijk
aandeel van de doelgroep die nu in aanmerking komt voor activering
­ de helft, zoals de arbeidsbemiddelaarster het raamt ­ eentalig Frans
is.

In die zin, mijnheer de minister, rijst er een zeer groot probleem. Ik wil
het hier niet hebben over feit dat het aandeel van de mensen uit
Brussel die zich, een beetje uit wanhoop, hebben ingeschreven bij de
VDAB in Vilvoorde of in andere delen van de Rand, toeneemt. Ook de
interimsector maakt daar gewag van. Ook die maakt melding van het
feit dat er meer en meer eentalige Brusselse mensen, koortsachtig op
zoek naar werk, zich ook in de Rand kandidaat stellen. Ook andere
initiatienemers, zoals het uitzendkantoor Instant A doen diezelfde
getuigenis. Met andere woorden, ik meen dat wij, om de
arbeidsbemiddelingdiensten en ook de RVA-diensten niet volledig te
ontmoedigen, op een goede manier moeten proberen antwoorden te
geven voor dat complexe probleem.

Ik meen dat dit eerst en vooral in het belang is van de werkzoekenden
03.01 Hans Bonte (sp.a-spirit):
La région de Hal-Vilvorde connaît
un taux élevé de chômage
structurel et persistant alors même
que les emplois vacants y sont
très nombreux. Le problème est
qu'environ 50% des chômeurs qui
entrent en ligne de compte pour
l'activation sont des unilingues
francophones. Parallèlement, le
nombre de francophones
bruxellois qui s'inscrivent au VDAB
de Vilvorde et dans les agences
de travail intérimaire de la région
est en augmentation.

Les cours de néerlandais
constituent un facteur très
important pour l'activation des
demandeurs d'emploi dans la
région, mais la réglementation ne
semble pas claire pour les
services de placement.

L'offre de cours de néerlandais
dans la périphérie bruxelloise est
suffisante. La question est de
savoir comment inciter les
chômeurs à suivre un tel cours et
quels moyens les autorités
fédérales sont prêtes à dégager à
04/07/2006
CRIV 51
COM 1029
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
zelf, die dreigen "gebetonneerd" te geraken in de werkloosheid
niettegenstaande zij deel uitmaken van de groep die voor activering in
aanmerking komt.

Mijnheer de minister, ik meen dat het tijd is om eens te proberen de
puntjes op de i te zetten in verband met de reglementering, want
terzake doet men nogal dubbelzinnige uitspraken vanuit de
arbeidsbemiddelingdiensten over wat kan en wat niet kan. De ambitie
van eenieder die bezig is met arbeidsbemiddeling en het begeleiden
van mensen die op zoek zijn naar werk is ook in een passende
opleiding te voorzien.

In de Rand rond Brussel is de kennis van het Nederlands steeds meer
­ ik zou bijna zeggen: gelukkig maar ­ een van de realiteiten waar
werkzoekenden rekening mee moeten houden, als zij nog effectief
aan de bak willen geraken.

Ik denk dat wij in de Rand uitgerust zijn met voldoende taallessen. Er
is intussen ook een grote diversiteit aan formules van taallessen.

De vraag luidt hoe de mensen kunnen worden gemotiveerd om aan
die taallessen deel te nemen. Welke instrumenten hebben we
daarvoor, ook op het federale niveau?

Mijnheer de minister, daarover heb ik drie vragen.

Ten eerste, ik heb altijd begrepen dat de term "passende
dienstbetrekking" uit de werkloosheidsreglementering ook voor een
stuk de interpretatie "passende opleiding" kan krijgen in de mate dat
die opleiding essentieel wordt geacht om een job te vinden. In welke
mate valt het aanbod van lessen Nederlands onder het begrip
"passende dienstbetrekking"?

Ten tweede, kunnen anderstalige werkzoekenden die pertinent
weigeren in te gaan op het aanbod aan Nederlandse taallessen
daarvoor een of andere sanctie krijgen? Bestaat er een cijferoverzicht
per STC in verband met het aantal uitgesproken sancties na
weigeringen van passende opleidingen, van Nederlandse taallessen
in het bijzonder?

Ten derde, bestaat er een overeenkomst tussen de federale overheid
en de Vlaamse overheid inzake het bezorgen van informatie aan de
RVA aangaande de weigering van Nederlandse taallessen? Als die
overeenkomst bestaat, kunt u ons daarvan de inhoud meedelen?
cet effet. Les cours de néerlandais
répondent-ils aux concepts d'
`emploi convenable' ou de
`formation adéquate' qui figurent
dans la réglementation du
chômage? Les chômeurs qui
parlent une autre langue peuvent-
ils être sanctionnés s'ils refusent
de suivre des cours de
néerlandais? Le ministre dispose-
t-il de chiffres à ce sujet? Existe-t-il
un accord entre les autorités
fédérales et régionales pour la
transmission à l'ONEM
d'informations relatives au refus
de suivre un cours de langue?
03.02 Minister Peter Vanvelthoven: Ik zal proberen u een zo duidelijk
mogelijk antwoord te geven over de procedure die wordt gevolgd, en
de mate waarin het taalonderricht onder andere in het Nederlands
daarin een belangrijk gegeven is.

De toelating tot het recht op uitkering als werkloze impliceert dat de
betrokkene ofwel voldoende arbeidsprestaties heeft geleverd ofwel de
studies die voorbereiden op een betrekking in loondienst, heeft
beëindigd. Om als werkloze recht te hebben op een uitkering, worden
geen taaleisen als dusdanig gesteld. Alleen het gebruik van de taal bij
contacten tussen de overheid en de burgers en in officiële
documenten is in ons land gereglementeerd.
03.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: Le droit aux allocations
de chômage n'est pas subordonné
à des exigences linguistiques.
Seul l'emploi des langues dans la
communication entre les autorités
et les citoyens est réglementé.

Dans la réglementation du
chômage, le fait de suivre une
formation professionnelle est
assimilé à un emploi. Le refus de
suivre une telle formation peut dès
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
Zoals u zelf al aangaf, wordt een beroepsopleiding in de
werkloosheidsreglementering gelijkgesteld met een dienstbetrekking.
Het weigeren van een passende beroepsopleiding staat dus gelijk met
het weigeren van een passende dienstbetrekking en kan dus
aanleiding geven tot een sanctie. Het volgen van een Nederlandse
taalles kan echter niet worden gelijkgesteld met het volgen van een
beroepsleiding. Nederlandse taallessen kunnen wel deel uitmaken
van een inschakelingparcours of van een begeleidingsplan. Het
weigeren deel te nemen aan een inschakelingparcours of het
weigeren van een aangeboden begeleiding kan op basis van de
bestaande werkloosheidsreglementering dus wel degelijk worden
bestraft. Op die manier kan het weigeren om lessen Nederlands te
volgen, onrechtstreeks dus wel worden bestraft. Het zijn de bevoegde
gewestinstellingen die op basis van het profiel van de betrokkene
oordelen of het nodig is dat taallessen deel uitmaken van een
begeleiding of een inschakelingparcours. Het is ook duidelijk dat de
taalkennis niet voor elke job een belangrijk criterium is. Denk maar
aan de Oost-Europeanen die naar hier worden gehaald.

Van mijn Vlaamse collega vernam ik dat het tekort aan capaciteit om
Nederlandse taallessen te geven aan alle werkzoekenden die
daaraan nood hadden, verholpen is. Er werden inderdaad meer
middelen vrijgemaakt.

Ik kan u meedelen dat er geen cijfers bestaan over het aantal
sancties dat het gevolg is van het weigeren van taallessen
Nederlands. Er zijn uiteraard wel gegevens beschikbaar over sancties
als gevolg van het weigeren van een inschakelingparcours of een
begeleiding en het stopzetten van een dergelijk parcours of
begeleidingsplan ten gevolge van een foutieve houding van de
deelnemer.

Het zijn dus de bevoegde gewestinstellingen die aan de RVA de
gegevens bezorgen over het weigeren en het mislukken van een
inschakelingparcours en de begeleiding. Dat gebeurt in het kader van
een samenwerkingsakkoord dat in 2004 werd gesloten tussen de
federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen. De RVA
neemt een beslissing op basis van de van de gewestinstellingen
ontvangen gegevens, zo nodig aangevuld met elementen uit het eigen
onderzoek en uiteraard ook rekening houdend met de
verweermiddelen van de betrokken werkzoekende.
lors entraîner des sanctions. Un
cours de néerlandais n'équivaut
pas à une formation
professionnelle mais sur la base
du profil du chômeur, les
institutions régionales
compétentes peuvent toutefois
imposer des cours de langue dans
le cadre d'un parcours d'insertion
ou d'un plan d'accompagnement.
Dans pareil cas, le refus de suivre
des cours de langue peut
effectivement être sanctionné
indirectement. Mais il va de soi
que la connaissance du
néerlandais ne revêt pas la même
importance pour tous les emplois.

Le ministre flamand de l'Emploi
m'a indiqué que des moyens plus
importants ont été dégagés pour
l'organisation de cours de langue
de sorte que suffisamment de
cours peuvent être organisés pour
l'ensemble des demandeurs
d'emploi qui en ont besoin.

Bien qu'il existe des chiffres
relatifs au nombre de sanctions
prises en raison du refus de suivre
un parcours d'insertion ou un plan
d'accompagnement, il n'existe
aucune donnée spécifique sur le
nombre de refus de suivre un
cours de néerlandais.

En vertu de l'accord de
coopération conclu en 2004 par
l'État, les Régions et les
Communautés, les institutions
régionales compétentes
transmettent les données relatives
à un refus ou un échec dans le
cadre d'un parcours d'insertion ou
d'un plan d'accompagnement à
l'ONEM. Celui-ci doit ensuite
décider de la sanction.
03.03 Hans Bonte (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik dank u voor
uw antwoord. Het is inderdaad een goede zaak om de reglementering
op een correcte manier te schetsen. Daarmee bedoel ik dat de VDAB
blijkbaar voor een stuk zelf kan oordelen in welke mate het volgen van
Nederlandse taallessen noodzakelijk is om aan de bak te komen. Uit
de getuigenissen die wij hebben en ook in de lokale werkwinkel die ik
voorzit, merkt men effectief dat het voor een belangrijk deel, vooral
voor de zeer langdurige en laaggeschoolde werkzoekenden,
noodzakelijk is dat men Nederlands kent om effectief een kans te
maken. Het is de groep die jaar na jaar hardnekkiger werkloos wordt,
03.03 Hans Bonte (sp.a-spirit):
Que le VDAB puisse juger lui-
même de l'utilité des cours de
néerlandais est une bonne chose.
Pour la plupart des chômeurs de
longue durée et peu qualifiés, la
connaissance du néerlandais revêt
une importance capitale dans la
recherche d'un emploi. Les
autorités flamandes ont dégagé
04/07/2006
CRIV 51
COM 1029
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
nog meer dan andere structurele werklozen. In die zin moeten wij
vooral stimuleren dat zij Nederlandse taallessen volgen, in het belang
van de werkzoekenden zelf, om ervoor te zorgen dat zij effectief een
kans maken om aan de slag te gaan. Ik meen dat dit op een
rechtvaardige en evenwichtige manier moet gebeuren en niet als een
blind sanctioneringsmechanisme.

Op basis van uw antwoord zal ik deze problematiek opnieuw
aankaarten bij de VDAB en de werkwinkel van mijn stad, om te kijken
wat de gepaste houding kan zijn, al was het maar om ook de
ontmoediging die men voelt bij de arbeidsbemiddelingsdiensten weg
te nemen.

Ik wil nog twee bedenkingen maken.

Ten eerste, de Vlaamse overheid investeert een pak middelen, meer
dan ooit, in een aanbod Nederlandse taallessen, het sensibiliseren
van mensen en het moduleren van diverse opleidingsniveaus. In die
zin meen ik dat de tijd rijp is. Het aanbod is er.

Ten tweede, de VDAB speelt een beetje met de wetgeving in verband
met het gebruik van talen tussen overheid en burgers, waarnaar u ook
verwees. U weet dat de VDAB een overheidsinstantie is en dus
bijgevolg alleen een Nederlandstalige dienstverlening kan
organiseren. Gelukkig is de praktijk soepeler en kan men aan
Franstaligen in het Frans uitleggen dat men beter Nederlands volgt,
maar eigenlijk gaat het niet veel verder dan dat. Ik meen dat dit ook
een van de elementen is die wij moeten bekijken.

Neem het van mij aan, mijnheer de minister, als wij effectief de
structurele werkloosheid in dit deel van Vlaanderen willen aanpakken
en als wij kansen willen geven aan mensen van Brussel om in de
Rand te gaan werken, dan zullen wij er alles moeten aan doen om de
mensen ervan te overtuigen om Nederlands te leren. Dit wordt
ongetwijfeld ook vervolgd op het niveau van de regio's.
des moyens supplémentaires
considérables et l'offre existe.
Dans son intérêt, le demandeur
d'emploi est incité à suivre des
cours de langue mais cette
mesure ne peut évidemment
donner lieu à des suspensions
aveugles.

Sur la base de cette réponse, je
me concerterai avec le VDAB et
l'agence locale de l'emploi pour
convenir d'une procédure
appropriée. J'estime également
que nous devons analyser notre
position à l'égard de la
réglementation sur l'emploi des
langues. Officiellement, le VDAB
ne peut utiliser que le néerlandais
dans le cadre de ses prestations
mais il est fait preuve à cet égard
d'une assez grande souplesse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Werk over "de plukkaarten en de Dimona-
aangifte" (nr. 12099)
04 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de l'Emploi sur "les cartes de cueillette et la
déclaration Dimona" (n° 12099)

De voorzitter: Mevrouw Vautmans, u bent de enige aanwezige vragensteller en dus geef ik u heel graag
het woord.
04.01 Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, er is nog een
collega aanwezig.
De voorzitter: Mevrouw Meeus, excuseer mij, ik dacht dat u geen vraag had ingediend.
04.02 Hilde Vautmans (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, door het uitstellen van de Dimona-aangifte tot 1 juli 2006 ­
een paar dagen geleden dus ­ wordt de plukkaart nog altijd gebruikt.
De fruittelers waren heel tevreden. Wij hebben samen het uitstel nog
bepleit en in Sint-Truiden bekendgemaakt.
04.02 Hilde Vautmans (VLD): Vu
le report de la déclaration Dimona
au 1
er
juillet 2006, de nombreux
travailleurs saisonniers continuent
à utiliser la carte cueillette. Ces
cartes cueillette devaient être
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
Door het uitstel is er nu wel een probleem gerezen, doordat de
fruittelers de plukkaart de eerste zes maanden van het jaar nog
hebben gebruikt.

Vanaf 1 juli 2006 zou de plukkaart door het gelegenheidsformulier
moeten worden vervangen. Aangezien er echter heel veel plukkaarten
in omloop zijn, rijst er een groot aantal problemen, mocht de
omzetting ook gebeuren.

Mijnheer de minister, is het mogelijk om voor het jaar 2006 de
plukkaart te officialiseren? In plaats van de geldigheidsduur van de
plukkaart te beperken tot zes maanden, waarna de gelegenheidskaart
dient te worden gebruikt, zouden de gegevens op de kaart kunnen
blijven gelden en zouden de telers die de kaart gebruiken, gewoon
met het gebruik van de plukkaart mogen doorgaan, weliswaar enkel
voor 2006. Andere telers, waar de plukkaart niet in omloop is, zouden
dan wel met het gelegenheidsformulier werken.

Bent u bereid om het koninklijk besluit in die zin aan te passen? Dat is
goede vraag, omdat het anders heel moeilijk wordt om het geheel te
overzien.
remplacées par la carte
occasionnelle à partir du 1
er
juillet
2006. Procéder à une telle
modification en plein milieu de
l'année et en pleine saison génère
un grand nombre de problèmes et
partant, du travail et des coûts
supplémentaires.

Ne pourrait-on pas prolonger
officiellement la durée de validité
de la carte cueillette jusqu'à la fin
2006? Le ministre a-t-il l'intention
d'adapter l'arrêté royal en ce
sens?
04.03 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega, ik
kan heel kort maar positief op uw vraag antwoorden.

De regering heeft vorige week beslist om voor de komende zes
maanden ­ dat wil zeggen vanaf voorbije zaterdag, 1 juli 2006, zijnde
de ingangsdatum van Dimona met tijdsregistratie, tot en met
31 december 2006 ­ de bestaande gelegenheidskaart in de
landbouw, de bestaande plukkaarten in de tuinbouw en het
aanwezigheidsregister in de horeca gelijk te stellen met het
gelegenheidsformulier.

Voornoemde beslissing komt dus tegemoet aan uw bekommernis.
04.03 Peter Vanvelthoven,
ministre: La semaine passée, le
gouvernement a décidé de
prolonger de six mois, jusqu'au 31
décembre 2006, la durée de
validité de la carte occasionnelle
dans le secteur de l'agriculture, de
la carte cueillette dans
l'horticulture et du registre de
présence dans l'horeca. Ces
documents sont assimilés au
formulaire occasionnel.
04.04 Hilde Vautmans (VLD): Bedankt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Ingrid Meeus aan de minister van Werk over "het recht op outplacement voor
iedereen" (nr. 12202)
05 Question de Mme Ingrid Meeus au ministre de l'Emploi sur "le droit à l'outplacement pour tous"
(n° 12202)
05.01 Ingrid Meeus (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, mijn vraag gaat over outplacement voor iedereen. Volgens
de wet van december 2005 en de CAO van juli 2002 hebben
werknemers het recht op outplacement op voorwaarde dat zij een jaar
in dienst zijn en minstens 45 jaar oud zijn. Outplacement kent u beter
dan ik. Het gaat voor een deel om begeleidende maatregelen die een
werknemer mag opnemen op kosten van de werkgever, om zich zo in
staat te stellen om zo snel mogelijk een volgende job te kunnen
vinden of eventueel zelfs een zelfstandige beroepsactiviteit te kunnen
ontplooien. De aanvraag om outplacement is verplicht voor de
bedoelde categorie van werknemers, zoniet dreigen zij geschorst te
worden bij de RVA.
05.01 Ingrid Meeus (VLD): La loi
du 23 décembre 2005 et la CCT
du 10 juillet 2002 disposent que
les salariés âgés de 45 ans au
moins et qui sont en service
depuis plus d'un an ont droit au
reclassement professionnel après
leur licenciement. Des services
d'accompagnement, payés par
l'employeur, doivent les aider à
retrouver au plus vite un nouvel
emploi.
04/07/2006
CRIV 51
COM 1029
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
In geval van ontslag om medische redenen is er wel een probleem. In
de wetgeving is niet zo heel duidelijk of zulke personen al dan niet
recht hebben op outplacement, vandaar mijn vraag.

Mijnheer de minister, gelden de maatregelen van outplacement ook
voor de personen die ontslagen worden om medische redenen?
Bijvoorbeeld, iemand kan in de bouw worden ontslagen omwille van
een letsel aan de rug; dat is een medische reden. Dat wil echter niet
zeggen dat die persoon niet heel goed zou kunnen functioneren in
een administratieve functie. Vandaar de vraag of de
outplacementregeling ook geldt voor mensen die ontslagen worden
om medische redenen. Als het antwoord ja luidt, dan is dat vlug
gegeven.

Als het antwoord ontkennend is, wat is daarvoor dan de reden? Is er
in dat geval ook geen tegenstrijdigheid met de antidiscriminatiewet?
Cette mesure s'applique-t-elle
aussi aux personnes licenciées
pour raisons médicales?
05.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Meeus, ik wil u bedanken voor uw vraag die mij de gelegenheid biedt
om duidelijkheid te scheppen in deze aangelegenheid.

Zoals u terecht zei, bepalen de artikelen 51, 52 bis en 53 van de
werkloosheidsreglementering, zoals ze werden gewijzigd door het
koninklijk besluit van 9 maart 2006, dat een werknemer van 45 jaar
een sanctie kan oplopen voor het niet vragen van
outplacementbegeleiding waarop hij recht heeft in toepassing van
artikel 13 van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de
werkgelegenheidsgraad van de werknemers. Het gaat over de
werknemers met minstens een jaar dienstanciënniteit. De
werknemers moeten beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Dat
betekent dat voortaan sommige bruggepensioneerden in de regeling
inbegrepen zijn.

De organisatie van de outplacementbegeleiding is geregeld in de
CAO nr. 82. Zowel in de wet als in de vermelde CAO is er sprake van
een beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever
onder de vorm van een ontslag. Met andere woorden, iedere oudere
werknemer met een jaar ononderbroken dienstanciënniteit die,
behalve om dringende redenen, wordt ontslagen, heeft recht op
outplacementbegeleiding. Het dient te gaan om een ontslag zoals
bedoeld in artikel 32, 3°, van de arbeidsovereenkomstenwet.
Aangezien er in onze wetgeving geen motiveringsplicht voor het
ontslag bestaat, zal ook een werknemer die ontslagen wordt omdat de
werkgever van oordeel is dat diens tijdelijke arbeidsongeschiktheid
een verdere samenwerking onmogelijk maakt, recht hebben op
outplacementbegeleiding.

Indien echter de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens
overmacht - en dan verwijs ik naar artikel 32, 5° van de
arbeidsovereenkomstenwet ­ die moet worden vastgesteld door de
rechter en waarbij de overmacht te wijten is aan het gegeven dat de
blijvende arbeidsongeschiktheid definitief het uitvoeren van het
overeengekomen werk onmogelijk maakt, is er geen sprake van
ontslag en is er dus ook geen recht op outplacement. Ik wil hieraan
toevoegen dat er evenmin een recht is op outplacement bij de
beëindiging van de arbeidsovereenkomst ingevolge de afloop van de
termijn van een tijdelijke overeenkomst, volgens artikel 32, 1°, of
ingevolge de voltooiing van het werk waarvoor de
05.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: Les articles 51, 52bis et
53 de la réglementation du
chômage disposent que les
salariés âgés de plus de 45 ans et
ayant au moins un an d'ancienneté
ont droit au reclassement
professionnel après un
licenciement. Ils s'exposent à une
sanction s'ils ne demandent pas
d'accompagnement. Cette
disposition s'applique à toute
personne disponible pour le
marché de l'emploi, soit aussi à
certains préretraités.

L'organisation du reclassement
professionnel est régie par la CCT
n°82. Tout salarié ayant un an
d'ancienneté a droit au
reclassement professionnel après
un licenciement, sauf si celui-ci
intervient pour raisons urgentes.
Etant donné qu'il n'y a pas
d'obligation de motiver le
licenciement, le reclassement
professionnel s'applique aussi à la
personne licenciée pour cause
d'incapacité de travail temporaire.

Si un contrat de travail est dissout
pour cause de force majeure en
raison d'une incapacité de travail
permanente devant être constatée
par le juge, il n'y a pas
licenciement et dès lors pas non
plus de droit à l'outplacement pour
le travailleur. Ce dernier n'a pas
davantage droit à l'outplacement
lorsqu'un contrat de travail
temporaire prend fin ou lorsque le
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
arbeidsovereenkomst werd gesloten, volgens artikel 32, 2°.

Bij de uittekening van het recht op outplacementbegeleiding hebben
de sociale partners dit recht dus duidelijk willen koppelen aan het
ontslag door de werkgever, met name de eenzijdige beslissing tot
beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Deze band met het ontslag,
dus de verplichting van de werkgever voortvloeiend uit het ontslag,
geeft trouwens het gedeeltelijk federale karakter aan van de
outplacementbegeleiding. Iemand die ziek is en om die reden wordt
ontslagen, heeft dus inderdaad recht op outplacement.
travail sur lequel porte le contrat
de travail est achevé.

A la demande des partenaires
sociaux, le droit à
l'accompagnement dans le cadre
d'une mesure d'outplacement a
été subordonné au licenciement
par l'employeur. C'est l'indication
du caractère partiellement fédéral
de l'accompagnement en matière
d'outplacement. Un travailleur
licencié pour cause de maladie
peut prétendre à cet
accompagnement.
05.03 Ingrid Meeus (VLD): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw
antwoord waarmee u ook voor veel vakbondsorganisaties heel wat
duidelijkheid schept omtrent het recht op outplacement, waarvoor mijn
dank.
05.03 Ingrid Meeus (VLD): Votre
réponse va apporter bien des
éclaircissements aux
organisations syndicales.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Werk over "de activering van
werkzoekenden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest" (nr. 11778)
06 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de l'Emploi sur "l'activation des demandeurs
d'emploi dans la Région de Bruxelles-Capitale" (n° 11778)
06.01 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de minister, in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest krijgen langdurig werklozen een
contract voor beroepsproject of CBP aangeboden door de
begeleidingsdienst BGDA. Die contracten staan los van de
begeleidingscontracten die worden aangeboden in het kader van het
activeringsplan uitgevoerd door de RVA. Dat is een bewuste keuze zo
blijkt omdat het CBP als een preventieve maatregel wordt aanzien.
Toch houden de facilitatoren rekening met het gegeven tijdens de
beoordeling van de zoekinspanningen van de betrokken
werkzoekenden.

Uit gegevens die ik heb verkregen, leer ik evenwel dat het aantal
CBP's met Brusselse werkzoekenden onder de verwachtingen blijft.
Slechts 50% zou bereid zijn een dergelijk contract te ondertekenen.
Wanneer dezelfde personen door de RVA worden opgeroepen, blijkt
het enthousiasme groter, omdat ze genoodzaakt zijn zich opnieuw tot
de BGDA te richten.

Een ander probleem dat zich bij de RVA in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest voordoet, heeft betrekking op de facilitatoren.
Het zijn vaak jonge mensen van rond de 25 jaar, die het hoofd
moeten bieden aan langdurig werklozen die begeleid worden door
een vakbondsafgevaardigde. Ik verwijs onder meer naar hetgeen de
heer Baeck hierover gezegd heeft in onze commissie toen we de
activering van werkzoekenden beoordeelden. Hij heeft hierop
specifiek onze aandacht gericht. Het hoeft niet te verwonderen dat
een aantal facilitatoren afhaakt en betrekkingen open blijven staan in
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
06.01 Sabien Lahaye-Battheu
(VLD): En Région de Bruxelles-
Capitale, les chômeurs de longue
durée se voient offrir par l'Office
régional bruxellois de l'emploi
(ORBEM) un contrat de projet
professionnel (CPP). Distinct des
contrats d'accompagnement dans
le cadre du plan d'activation de
l'ONEM, ce contrat est considéré
comme une mesure préventive.
Les facilitateurs de l'ONEM en
tiennent toutefois compte lorsqu'ils
sont amenés à évaluer les efforts
déployés par les intéressés pour
décrocher un emploi.

Le nombre de CPP est inférieur
aux prévisions. Cinquante pour
cent seulement des demandeurs
d'emploi bruxellois sont disposés à
signer un CPP. Lorsqu'un appel
est lancé par l'ONEM, leur nombre
augmente.

Les facilitateurs de l'ONEM sont
souvent des personnes jeunes qui
sont confrontées à des chômeurs
de longue durée assistés par un
04/07/2006
CRIV 51
COM 1029
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen.

Hoeveel werkzoekenden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn
tijdens het afgelopen jaar door de RVA ontvangen?

Hoeveel van hen had
een CBP gesloten? Hoeveel
begeleidingscontracten werden het afgelopen jaar met de
werkzoekenden afkomstig uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
gesloten?

Denkt men eraan een overleg te organiseren tussen de RVA en de
BGDA om de morele impact van een CBP groter te maken, zodat
werkzoekenden sneller ingaan op het aanbod?

Welke instructies hebben de facilitatoren gekregen met betrekking tot
de CBP's bij de beoordeling van zoekinspanningen van Brusselse
werkzoekenden?

Ik kom tot het probleem van de facilitatoren in Brussel. Hoeveel
betrekkingen staan open? Hoeveel facilitatoren zijn sinds het begin
van de activering gestopt? Hoe ziet de leeftijdspiramide van de
facilitatoren er op dit ogenblik uit? Welke initiatieven worden op dit
moment genomen om het bestand op peil te houden? Wordt in een
soort opleiding voorzien voor de jonge facilitatoren?

Mijnheer de minister, het is een hele rits vragen, waarvan ik hoop dat
u ze zult kunnen beantwoorden.
délégué syndical. Certains cèdent
au découragement, de sorte que
de nombreux emplois restent
vacants.

Au cours de l'année écoulée,
combien de demandeurs d'emploi
de la Région de Bruxelles-Capitale
ont été reçus par l'ONEM pour un
entretien? Combien avaient déjà
conclu un CPP? Combien de
contrats d'accompagnement ont
été conclus en Région bruxelloise?

L'ONEM se concertera-t-il avec
l'ORBEM pour accroître l'impact
moral des CPP? Quelles
instructions ont été données aux
facilitateurs de l'ONEM à propos
des CCP en vue de l'évaluation
des efforts déployés dans la
recherche d'un emploi?

Combien d'emplois de facilitateurs
de l'ONEM ne sont pas pourvus à
ce jour? Combien de facilitateurs
ont démissionné? Quel est leur
âge? Quelles initiatives sont prises
pour maintenir le niveau des
effectifs des facilitateurs de
l'ONEM? Les jeunes facilitateurs
reçoivent-ils une formation?
06.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega,
op uw eerste vraag kan ik u zeggen dat tot op 31 december 2005, in
het kader van de activering van het zoekgedrag in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest, 7.583 gesprekken werden gevoerd met
werkzoekenden.

Wat uw tweede vraag betreft, moet ik u zeggen dat de RVA niet
beschikt over statistische gegevens over het aantal werkzoekenden
dat een contract voor beroepsproject heeft afgesloten dat werd
aangeboden door de Brusselse Gewestelijke Dienst voor
Arbeidsbemiddeling. U neemt volgens mij het best contact op met de
betrokken gewestelijke dienst.

Ten derde, tot op 31 december 2005 werden door de facilitatoren
2.484 verbintenissen gesloten met werkzoekenden uit het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest.

Ten vierde, de BGDA maakt elke effectieve werkweigering over aan
de RVA. Die transmissie is niet afhankelijk van het al dan niet
afsluiten van een contract voor beroepsproject. Er is verder geen
specifiek overleg gepland tussen de RVA en de BGDA om de morele
impact van de CBP's groter te maken.

Ten vijfde, aan de RVA-facilitatoren zijn geen bijzondere richtlijnen
verstrekt met betrekking tot de contracten voor beroepsproject bij de
06.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: Au 31 décembre 2005,
l'ONEM avait eu 7.583 entretiens
avec des demandeurs d'emploi de
la Région de Bruxelles-Capitale
dans le cadre de l'activation du
comportement de recherche
d'emploi. L'ONEM ne dispose pas
de statistiques concernant le
nombre de demandeurs d'emplois
qui ont conclu un CPP. Il convient
de s'adresser à l'ORBEM à cet
effet. 2.484 contrats ont été
conclus entre l'ONEM et des
demandeurs d'emploi de la Région
de Bruxelles-Capitale.

L'ORBEM informe l'ONEM de
chaque refus de travail. Aucune
concertation spécifique n'est
prévue entre l'ONEM et l'ORBEM
pour renforcer l'incidence morale
des CPP. Les facilitateurs de
l'ONEM n'ont pas reçu de
directives particulières relatives
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
beoordeling van de zoekinspanning van Brusselse werkzoekenden.

Wat uw zesde vraag betreft, de 16 betrekkingen van facilitator, die
oorspronkelijk werden toegekend aan Brussel, zijn allemaal bezet.
Vanaf september 2004 tot op vandaag traden in Brussel 7 facilitatoren
uit dienst. Van de 16 facilitatoren in Brussel zijn er 6 jonger dan 30
jaar, 8 hebben een leeftijd tussen 30 en 40 jaar en 2 zijn 40 jaar of
ouder.

Ten zevende, teneinde het bestand van de facilitatoren op peil te
houden, werden de vertrekkers telkens onmiddellijk vervangen.

Ten achtste, de facilitatoren krijgen inderdaad een uitgebreide
opleiding waarin naast de vorming inzake de toe te passen wetgeving,
de organisatie en de procedures ook modules zitten over gespreks-
en communicatietechnieken, en omgaan met agressie.
aux CPP.

Les seize postes de facilitateur à
l'ONEM de Bruxelles ont tous été
pourvus. Six facilitateurs ont moins
de trente ans, huit sont âgés entre
trente et quarante ans et deux ont
quarante ans ou plus. De
septembre 2004 à aujourd'hui,
sept facilitateurs ont quitté le
service à Bruxelles. Ils ont
immédiatement été remplacés.
Les facilitateurs suivent une
formation approfondie comprenant
également des modules sur les
techniques de communication et la
gestion des comportements
agressifs.
06.03 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik dank
de minister. Ik heb geen repliek.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Werk over "de twee soorten PWA-
beambten" (nr. 11779)
07 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de l'Emploi sur "les deux sortes d'agents
ALE" (n° 11779)
07.01 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de minister, een
nieuwe instroom van PWA-werknemers en ­gebruikers voor
poetsactiviteiten bij particulieren is sinds meer dan twee jaar, sinds
maart 2004, niet meer mogelijk. Het systeem zal hierdoor langzaam
uitdoven. PWA-kantoren kregen wel de gelegenheid hun erkenning
aan te vragen als dienstencheque-onderneming, maar niet alle PWA-
kantoren deden een dergelijke overstap.

Vandaag zijn er dus PWA-beambten die enkel blijven werken in dat
uitdovende PWA-systeem, waarin steeds minder mensen zijn
tewerkgesteld en waarop steeds minder gebruikers een beroep doen.
Er zijn ook PWA-beambten ­ dat is de tweede soort ­ die hun
vroegere activiteiten nu combineren met hun taken in de nieuwe
dienstencheque-onderneming, die normaal gezien alsmaar
vooruitgaat en alsmaar meer gebruikers en werknemers heeft.

Ten eerste, kunt u mij zeggen hoeveel PWA-kantoren in ons land de
overstap naar een dienstencheque-onderneming niet maakten?

Ten tweede, in veel gevallen draagt de PWA-beambte, naast zijn
taken in het PWA-kantoor, ook de verantwoordelijkheid voor de
dienstencheque-onderneming als sui generis in de PWA-VZW. In
vergelijking met de andere PWA-beambte heeft de beambte die de
twee taken doet, meer dan de handen vol. Er wordt veel van die
mensen verwacht, terwijl ze op een gelijke manier worden
gehonoreerd als degenen die in het uitdovende scenario blijven
werken. Bent u bereid om de situatie van die twee soorten PWA-
beambten te analyseren en eventueel maatregelen te nemen op basis
07.01 Sabien Lahaye-Battheu
(VLD): Depuis mars 2004, il n'est
plus possible de s'inscrire comme
travailleur ALE pour effectuer des
tâches de nettoyage chez des
particuliers. Ce système s'éteindra
lentement. Les agences ALE
peuvent demander un agrément
comme entreprise de titres-
services. Toutes les agences ALE
ne l'ont pas fait. Certains agents
ALE travaillent uniquement dans le
système voué à l'extinction tandis
que d'autres combinent leurs
tâches ALE avec de nouvelles
tâches pour le compte de
l'entreprise de titres-services. De
ce fait, ils ont un surcroît de travail
important mais ils sont payés
autant que les agents ALE qui ne
travaillent que dans le système en
voie d'extinction.

Combien d'agences ALE ne se
sont pas converties en entreprises
de titres-services? Le ministre
analysera-t-il la situation de ces
deux catégories d'employés ALE
04/07/2006
CRIV 51
COM 1029
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
van de analyse?
et prendra-t-il des mesures?
07.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega,
eind maart 2006 waren er nog 350 PWA's die niet over een afdeling
sui generis voor dienstencheque-activiteiten beschikten.

In antwoord op uw tweede vraag, wil ik u er vooreerst aan herinneren
dat de duur van de prestaties van een PWA-beambte steeds beperkt
is tot maximaal 38 uren per week, zijnde de arbeidsduur voor voltijdse
prestaties, ongeacht het feit of de PWA-beambte volledig voor het
PWA-kantoor werkt, hetzij deels voor het PWA-kantoor en deels voor
de afdeling sui generis. De dienstencheque-afdelingen kunnen ook
extra personeel aanwerven indien de werkdruk van de PWA-beambte
die in de dienstencheque-afdeling werkt, te hoog wordt.

Zolang de PWA-beambte een gedetacheerde RVA-werknemer blijft,
is hij onderworpen aan de regels van het geldelijk statuut dat van
toepassing is op alle RVA-medewerkers, wat impliceert dat de
toekenning van de weddeschaal afhangt van de reglementair
toegewezen graad, in casu administratief deskundige in het niveau B
met weddeschaal BA of administratief assistent in het niveau C met
weddeschaal CA, afhankelijk van het behaalde diploma. De
weddeschaal kan enkel variëren volgens de verworven anciënniteit en
volgens het al dan niet slagen in de competentiemetingen en dus niet
volgens de uitgeoefende activiteiten binnen de functie.

Zodra de sui generis-afdeling echter beslist zelf de PWA-beambte als
werknemer in dienst te nemen, is het evident dat zij als werkgever zelf
de hoogte van het loon kan bepalen.
07.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: Fin mars 2006, 350
agences ALE n'étaient pas dotées
d'une section compétente pour les
activités relevant des titres-
services.

La durée du temps de travail d'un
employé ALE est toujours limitée à
38 heures semaine. La section
des titres-services peut recruter du
personnel supplémentaire si la
pression du travail est trop élevée.

Tant que l'employé ALE reste un
travailleur ONEM détaché, il est
soumis aux règles du statut
pécuniaire qui est applicable à
tous les collaborateurs ONEM. Le
barème salarial dépend du grade
attribué et du diplôme obtenu, et
peut varier en fonction de
l'ancienneté et de la réussite ou
non des tests de compétences.

A partir du moment où le
département des titres-services
décide d'engager lui-même l'agent
ALE, il peut, en qualité
d'employeur, fixer lui-même le
montant du salaire.
07.03 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, u legt uit wat de verschillende systemen zijn.

De bezorgdheid die ik vandaag echter wil uiten, betreft het feit dat er
op de werkvloer tussen de verschillende PWA-kantoren ­ deze die
enkel nog PWA doen en de anderen die ook als
dienstenonderneming werken ­ een steeds grotere ongelijkheid
begint te ontstaan. PWA-beambten die enkel dat werk doen, krijgen
minder en minder werk, terwijl de andere heel veel werk krijgen omdat
dienstencheques in de lift zitten. Ik vraag uw aandacht om die
alsmaar groter wordende ongelijkheid in de gaten te houden en
maatregelen te nemen indien dat nodig wordt.

Nogmaals, PWA-beambten zijn mensen die de langdurig werklozen
door en door kennen omdat zij hen de voorbije jaren hebben
opgeroepen om te vragen of ze al of niet PWA-activiteiten wilden
uitoefenen. Ik vraag u om oog te hebben voor hun competentie en als
een of andere maatregel moet worden genomen, hen in het kader van
die langdurig werklozen eventueel nieuwe taken of opdrachten toe te
kennen.
07.03 Sabien Lahaye-Battheu
(VLD): Je m'inquiète des inégalités
sans cesse croissantes entre les
différents types d'agents ALE. Je
voudrais demander au ministre
d'être attentif à ce problème et de
prendre des mesures si
nécessaire.

Les agents ALE connaissent très
bien les chômeurs de longue
durée. C'est pourquoi je demande
qu'on tienne compte de ces
compétences et qu'on les mette à
profit dans le cadre de nouvelles
mesures relatives aux chômeurs
de longue durée.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
08 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Werk over "de Rijselse
vacaturebeurs, voor de helft bevolkt met Belgische werkgevers" (nr. 11914)
08 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de l'Emploi sur "le Forum de l'Emploi
organisé à Lille et où la moitié des employeurs présents étaient belges" (n° 11914)
08.01 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, de vacaturebeurs is doorgegaan een goede
maand geleden, in Rijsel. Er is daarover een en ander in het nieuws
gekomen, in die zin dat die Rijselse wervingbeurs voor de helft bevolkt
werd door Belgische ondernemers die, zoals ik het heb gelezen, aan
het bedelen waren om werknemers. Vooral in West-Vlaanderen zijn
werkgevers op zoek naar werkwillige arbeiders. In Vlaanderen vinden
zij die spijtig genoeg niet altijd. Het probleem is onder andere de
inactiviteitsval, zoals wij ze noemen: het feit dat de uitkeringen niet
zoveel lager liggen dan wat een arbeider met een laag loon verdient.
Een Fransman krijgt voor hetzelfde werk als arbeider in België
natuurlijk ook het belastingvoordeel en is dan ook steeds meer
geneigd de grens over te steken om in België, onder andere in de
provincie West-Vlaanderen, aan de slag te gaan.

Het fenomeen is u bekend, mijnheer de minister. Ik heb daarover al
vragen gesteld maar ik weet niet meer of die aan u gericht waren of
aan uw voorganger. De teller van de werkloosheid in België staat niet
op nul. Wij krijgen gelukkig positieve berichten, in die zin dat de
werkloosheid bij ons ook aan het dalen is, maar toch blijft er nog een
hele groep van mensen die zonder werk zitten.

Wijst het fenomeen dat wij enerzijds met onze grote groep werklozen
zitten en dat anderzijds meer en meer Fransen de grens oversteken
om bij ons te komen werken, niet op het falen van het
activeringsbeleid? Of welke conclusie trekt u daaruit?

Men zegt onder andere ­ dat is ook op die beurs genoteerd ­ dat als
men in het zwart werkt en stempelt, men in België meer verdient dan
wanneer men full time gaat werken. Veel werklozen ­ of toch een
aantal van hen ­ blijven zich om die reden in de werkloosheid
wentelen. Zult u maatregelen, of bijkomende maatregelen, nemen,
om de mazen van dat net te dichten?

Ik heb nog een laatste bedenking en vraag in dat verband.
Niettegenstaande de hoge werkloosheidgraad in Henegouwen, toch
een aangrenzende provincie van West-Vlaanderen, is het opvallend
dat weinig Waalse werknemers de provinciegrens oversteken om in
West-Vlaanderen aan de slag te gaan. Hoe verklaart u dat? Is er een
probleem van samenwerking? Bent u eventueel bereid die
samenwerking te evalueren en conclusies te trekken om tot een
betere samenwerking te komen?
08.01 Sabien Lahaye-Battheu
(VLD): La moitié des employeurs
présents lors de la bourse de
l'emploi qui s'est tenue à Lille, il y a
un peu plus d'un mois, étaient
belges. Des entrepreneurs ont du
mal à recruter des ouvriers en
Flandre - particulièrement en
Flandre occidentale - notamment
parce que les montants des
allocations de chômage ne sont
pas beaucoup plus bas que les
salaires les plus faibles.
L'avantage fiscal dont bénéficient
les Français les incite à passer la
frontière.

Faut-il voir dans ce phénomène
l'échec de la politique d'activation
des chômeurs? Lors de ce salon, il
se disait notamment que de
nombreux chômeurs préféraient
travailler au noir tout en "pointant"
parce qu'il gagnent plus ainsi
qu'en travaillant à temps plein. De
nouvelles mesures sont-elles
prévues à cet égard?

Malgré le taux de chômage élevé
dans le Hainaut, peu de
travailleurs wallons viennent
travailler en Flandre occidentale.
Est-ce la conséquence d'un
manque de collaboration? Le
ministre compte-t-il soumettre
cette collaboration à une
évaluation?
08.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega,
het feit dat inderdaad de werkloosheidcijfers dalen mag ons niet doen
vergeten dat er nog veel werklozen zijn die onze aandacht blijvend
verdienen. U weet dat de bedragen van de werkloosheidsuitkering in
België laag liggen. Een deel van de uitkeringen komt niet of amper
boven het leefloon uit en de vervangingsratio van de
werkloosheidsuitkeringen is de voorbije jaren meer afgebrokkeld dan
die van de andere vervangingsinkomens. Spijtig genoeg liggen ook de
lonen in een deel van de bedrijven waar u het over hebt, laag. Voor
een aantal Belgische werklozen is het daardoor inderdaad, zoals u
08.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: Même si les chiffres du
chômage évoluent à la baisse, de
nombreux chômeurs méritent
qu'on continue à s'intéresser à
eux. Les allocations de chômage
en Belgique sont peu élevées.
Dans certains cas, elles ne sont
pas supérieures, ou guère, au
revenu d'intégration. Ces
04/07/2006
CRIV 51
COM 1029
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
zegt, niet of amper lonend om opnieuw aan de slag te gaan.

Gelet op het belastingvoordeel dat Franse grensarbeiders genieten, is
het voor hen dikwijls lonender dan voor sommige Belgen om de
openstaande betrekkingen in te vullen in bedrijven met relatief lage
lonen.

Ons land kan natuurlijk zijn grenzen niet gesloten houden voor
onderdanen van onze buurlanden die in ons land wensen te komen
werken. Het fenomeen waarover u het heeft wijst, mijns inziens,
geenszins op het falen van het activeringsbeleid zoals wij dat sinds
enige tijd voeren, maar eerder op een aantal andere feiten die het
fenomeen kunnen verklaren.

Verder kan ik u zeggen dat de voorbije jaren ernstig is geïnvesteerd in
het opsporen van cumulatie van inkomens, vooral uit arbeid, die niet
verzoenbaar zijn met het recht op een uitkering als werkloze. Dit levert
resultaat op: het aantal effectieve sancties dat de RVA oplegt in die
categorie, steeg tussen 2004 en 2005 met 45%. De inspanningen in
dat verband zullen ook in de toekomst worden verdergezet.

Tussen de verschillende regionale tewerkstellingsdiensten van ons
land bestaan vandaag reeds akkoorden die betrekking hebben op
interregionale samenwerking. Uitgerekend tussen de diensten van de
VDAB in West-Vlaanderen en de Forem in Henegouwen werden
proefprojecten opgezet om de interregionale mobiliteit te bevorderen.
In het kader van de werf Arbeidsmarktbeleid komt er trouwens in het
begin van het najaar een interministeriële conferentie waarop de
bestaande interregionale initiatieven ook zullen worden geëvalueerd.
De resultaten van de evaluatie zullen dan ook worden voorgelegd aan
de sociale partners en, indien het Parlement geïnteresseerd is, ook
hier kunnen worden besproken
dernières années, le ratio de
remplacement des allocations de
chômage s'est effrité davantage
que celui des autres revenus de
remplacement.

Les salaires proposés dans
certaines des entreprises
concernées sont bas de sorte
qu'un certain nombre de chômeurs
belges ne sont pas motivés à
retravailler. Les travailleurs
frontaliers français, eux,
bénéficient effectivement d'un
avantage fiscal.

La Belgique ne peut fermer ses
frontières aux ressortissants des
pays voisins qui souhaitent
travailler chez nous.

Au cours des dernières années,
des moyens importants ont été
consacrés au dépistage des
cumuls d'une allocation de
chômage et d'un autre revenu. En
2005, le nombre de sanctions
prononcées par l'ONEM en raison
d'un cumul de ce type a augmenté
de 45% par rapport à 2004.

Des accords de coopération
interrégionale ont été conclus
entre les différents services
régionaux de placement. Les
services du VDAB en Flandre
occidentale et du Forem en
Hainaut ont lancé des projets
pilotes pour encourager la mobilité
interrégionale. Au début de
l'automne, une conférence
interministérielle évaluera les
initiatives interrégionales en cours.
Les résultats de cette analyse
seront soumis aux partenaires
sociaux et pourront être discutés
au Parlement, si celui-ci le
souhaite.
De voorzitter: Normaal is de interesse daarvoor zeer groot, mijnheer
de minister.
Le président: Le Parlement
devrait normalement s'intéresser
de près à cette question.
08.03 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de voorzitter, twee
puntjes. Mijnheer de minister, op mijn derde vraag hebt u geantwoord
dat het aantal door de RVA genomen sancties is gestegen met 45%.
Ten opzichte van wie werden die sancties genomen?
08.03 Sabien Lahaye-Battheu
(VLD): Le ministre pourrait-il
apporter quelques précisions
concernant les sanctions?
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
08.04 Minister Peter Vanvelthoven: Dat gaat over het cumuleren van
een werkloosheidsuitkering met een ander inkomen. Dankzij
investeringen in informatica kunnen we dat vandaag veel makkelijker
controleren zonder te velde te gaan. Dat kan op basis van vergelijking
van databanken veel sneller worden opgespoord.
08.04 Peter Vanvelthoven,
ministre: Les investissements
dans l'outil informatique ont facilité
le contrôle en matière de cumul,
sans qu'il soit nécessaire de se
rendre sur le terrain.
08.05 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Is de stijging van 45% iets van
het voorbije jaar?
08.06 Minister Peter Vanvelthoven: Tussen 2004 en 2005. Dat is de
vergelijking van 2004 met 2005.
08.07 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Ik noteer dat er in het najaar
een evaluatie komt in verband met de samenwerking tussen Forem
en VDAB. Wij zien die evaluatie tegemoet en zullen de situatie verder
opvolgen.
08.07 Sabien Lahaye-Battheu
(VLD): J'attends l'évaluation avec
grand intérêt et je resterai attentive
au dossier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Werk over "de verdeelsleutel voor
het terugvloeien van een deel van het loon van de pwa-beambte naar de RVA" (nr. 11933)
09 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de l'Emploi sur "la clé de répartition pour la
restitution à l'ONEM d'une partie du traitement d'un agent ALE" (n° 11933)
09.01 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de minister, ik heb u
hierover al een aantal keren ondervraagd. Het probleem betreft het
loon dat moet terugvloeien naar de RVA binnen een PWA-
onderneming die ook dienstenchequeonderneming is. Het is zo dat er
door u en uw diensten begin dit jaar een verdeelsleutel is vastgelegd.
De verdeelsleutel bestond erin dat de terugvordering zou gebeuren
volgens de breuk gevormd door het aantal verkochte
dienstencheques en het totaal aantal verkochte PWA- en
dienstencheques.

Gezien de dienstencheques een blijvend succesverhaal zijn
geworden, werden heel wat dienstenchequeafdelingen van PWA's
gedwongen om extra administratief personeel aan te werven. U hebt
het daarjuist ook gezegd in antwoord op een vorige vraag, men kan
zich binnen die onderneming als PWA-beambte laten bijstaan door
administratief personeel. Het probleem bij de verdeelsleutel die werd
uitgewerkt is het feit dat er met dat administratief personeel geen
rekening werd gehouden.

Als ik juist ben ingelicht, gaf u intussen de RVA de opdracht om de
facturatie op basis van die verdeelsleutel op te schorten tot er een
nieuwe regeling is uitgewerkt waarin er wel rekening wordt gehouden
met het administratief personeel. Uw voorstel van nieuwe regeling zou
inhouden dat het aantal dienstencheques vermenigvuldigd wordt met
het aantal PWA-beambten en gedeeld door het aantal PWA-cheques
plus dienstencheques en het aantal PWA-beambten plus het aantal
externen. Dat is een wiskundige formule maar ze staat ook letterlijk in
mijn schriftelijke vraag.

Ik wil u graag een aantal vragen ter verduidelijking stellen. Wat betreft
het aantal externen, kan men zich afvragen of het hier gaat om
koppen of voltijdse equivalenten. Kunt u daarop een antwoord geven?
09.01 Sabien Lahaye-Battheu
(VLD): À la suite de l'arrêt du flux
de nouveaux travailleurs ALE pour
les activités d'aide ménagère, les
agences ALE craignaient de
perdre une grande partie de leurs
activités. Elles ont dès lors été
autorisées à développer leur
propre département de titres-
services.

Une partie du salaire de l'agent
affecté à ces tâches doit bien
entendu être restituée à l'ONEM
mais il n'existait aucune clé de
répartition objective à cet effet. Le
gouvernement a dès lors décidé
d'arrêter une clé de répartition
basée sur le rapport entre le
nombre de titres-services vendus
d'une part et le nombre total de
chèques ALE et de titres-services
vendus d'autre part.

Compte tenu du vif succès
remporté par les titres-services,
différentes ALE ont dû engager du
personnel administratif
supplémentaire. Le gouvernement
n'avait pas tenu compte de cet
élément au moment de déterminer
la clé de répartition. Le ministre a
04/07/2006
CRIV 51
COM 1029
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18

Ten tweede, worden de mensen uit het werkveld zelf betrokken bij het
uitwerken van die nieuwe formule? Op welke manier is die eventuele
samenwerking al gebeurd? Met de hulp van de VVSG ­ en dat is wel
een belangrijk gegeven ­ komt er nog voor de zomervakantie een
PWA-DCO-platform. Er was mij gezegd dat dit er voor de
zomervakantie zou komen maar die is intussen gestart, dus dit zou
eerstdaags moeten gebeuren. Bent u hiervan op de hoogte, mijnheer
de minister? Zult u dat platform bij toekomstige besprekingen
raadplegen?

Een laatste vraag, blijft de facturatie op basis van de oude
verdeelsleutel opgeschort tot die nieuwe regeling in voege is? Tegen
wanneer denkt u definitief die nieuwe regeling te kunnen laten
ingaan?
demandé à l'ONEM de suspendre
la facturation basée sur l'ancienne
clé de répartition jusqu'à ce qu'une
réglementation définitive soit
arrêtée. La nouvelle clé de
répartition devrait tenir compte du
personnel externe. Tient-on
compte du nombre de travailleurs
ou du nombre d'équivalents temps
plein?

Le secteur est-il associé aux
négociations relatives à la nouvelle
clé de répartition? Le ministre est-
il au courant du fait que la
"Vereniging van Vlaamse Steden
en Gemeenten" entend créer un
organe de concertation pour les
ALE et les entreprises de titres-
services? Cette plate-forme sera-t-
elle consultée lors des prochaines
discussions?

Pendant combien de temps la
facturation basée sur l'ancienne
clé de répartition sera-t-elle
suspendue? Quand la nouvelle
réglementation sera-t-elle
d'application?
09.02 Minister Peter Vanvelthoven: Mijnheer de voorzitter, collega, ik
zou zeggen vanzelfsprekend gaat het in de voorgestelde formule om
voltijdse equivalenten en niet om koppen. Ik denk dat dit de meest
eerlijke en zeker ook de enige juiste zienswijze is.

Wat uw tweede vraag betreft, kan ik u zeggen dat het werkveld
inderdaad betrokken werd bij het opstellen van de nieuwe formule. De
beslissing om de verdeelsleutel te herbekijken is er gekomen na een
onderhoud met vertegenwoordigers van de VVSG en een aantal
PWA's. De nieuwe formule is er dan ook gekomen na grondig
denkwerk. Ik ben zeker niet over één nacht ijs willen gaan.

Ik ben ook op de hoogte van de oprichting van het zogenaamde
PWA-DCO-platform. Het is evenwel nog niet volledig duidelijk wie in
het platform is vertegenwoordigd en in wiens naam wordt gesproken.
In ieder geval heeft mijn kabinet een onderhoud met de
initiatiefnemers van het platform gevraagd. De ontmoeting kan dan
ook worden gezien als een kennismakingsgesprek en ongetwijfeld
ook als een eerste verkenning.

Ik bevestig dat de uitvoering van het koninklijk besluit van
27 januari 2006 opgeschort blijft tot een nieuw koninklijk besluit
terzake is verschenen. Ik verwacht in de komende weken in ieder
geval bijkomende informatie, die ik bij de RVA heb opgevraagd.
Daarna zullen we zo snel mogelijk de definitieve beslissing kunnen
nemen en de definitieve regeling kunnen uitwerken.
09.02 Peter Vanvelthoven,
ministre: La nouvelle
réglementation sera bien entendu
basée sur le nombre d'équivalents
temps plein et non sur le nombre
de personnes.

Le secteur a bel et bien été
associé aux négociations sur la
nouvelle clé de répartition. La
décision de mettre au point une
nouvelle clé de répartition a
d'ailleurs été prise à l'issue d'un
entretien avec la VVSG
("Vereniging van Vlaamse Steden
en Gemeenten") et un certain
nombre d'ALE. Je suis au courant
de la mise en place de la plate-
forme des agences locales pour
l'emploi et des entreprises de
titres-services, mais les choses ne
sont pas encore claires quant à
savoir qui exactement sera
représenté au sein de cette plate-
forme. Mon cabinet a demandé un
entretien avec les initiateurs du
projet.
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
En attendant la publication d'un
nouvel arrêté royal, l'ancien régime
tel que défini dans l'arrêté royal du
27 janvier 2006, demeure
suspendu. J'attends que l'ONEM
me fournisse encore quelques
données dans les semaines qui
viennent, après quoi la décision
définitive interviendra.
09.03 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Mijnheer de minister,
belangrijk is dat u bevestigt dat de opschorting blijft. U zegt ook dat de
nieuwe formule in de komende weken zal worden uitgewerkt. Alles is
dus rond. De beslissing werd genomen.
09.04 Minister Peter Vanvelthoven: Ik heb bij de RVA nog gegevens
opgevraagd. Wij zijn de regeling aan het uitwerken. Zoals u zelf al zei,
is hier de hogere wiskunde van tel. Wij zullen de regeling zo snel
mogelijk een definitieve vorm geven.
09.05 Sabien Lahaye-Battheu (VLD): Werd het onderhoud met het
platform al gepland?
09.05 Sabien Lahaye-Battheu
(VLD): A-t-on déjà fixé une date
pour l'entretien avec cette plate-
forme de concertation de la
VVSG?
09.06 Minister Peter Vanvelthoven: Ik heb geen kennis van een
datum. Wij hebben echter gevraagd om met de vertegenwoordigers
van het platform een onderhoud te hebben.
09.06 Peter Vanvelthoven,
ministre: Non.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Zoé Genot au ministre de l'Emploi sur "l'information des centres de formation en
alternance" (n° 12103)
10 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Werk over "de informatie van de centra voor
alternerend leren" (nr. 12103)
10.01 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le président, monsieur le
ministre, le Parlement a voté en décembre le Pacte de solidarité entre
les générations prévoyant, entre autres, la mise sur pied du bonus
démarrage pour les jeunes en formation en alternance.

On se le rappelle: le texte n'était pas précis; il laissait une grande
marge de manoeuvre au Roi. Sur le terrain régnait donc un certain
flou et cela encore au mois de juin, moment où les centres de
formation en alternance (CEFA) discutent avec les jeunes de leur
futur projet et avec les patrons des types de stage qu'ils peuvent
proposer.

La situation est compliquée car beaucoup de jeunes qui suivent une
formation en alternance, aussi bien à Bruxelles qu'en Wallonie, ont
plus de 18 ans. En effet, ils sont déjà désavantagés car ils coûtent
plus cher aux patrons et sont donc plus difficiles à faire engager.
Apparemment, ils ne bénéficieraient pas du bonus démarrage. La
situation est confuse sur le terrain.

Par ailleurs, si je comprends bien les textes, les jeunes qui
10.01 Zoé Genot (ECOLO): In
december keurde het parlement
het Generatiepact goed, dat
voorziet in de invoering van een
startbonus voor jongeren die een
alternerende opleiding volgen.

De tekst geeft de Koning heel wat
armslag. In de maand juni, toen de
centra voor alternerend leren en
werken (CDO - CEFA) het ontwerp
met de jongeren en de werkgevers
bespraken, bestond er nog steeds
grote onduidelijkheid.

Jongeren ouder dan achttien jaar
vallen duurder uit voor de
werkgever en vinden dus
moeilijker een baan. Ze zouden
niet voor de startbonus in
04/07/2006
CRIV 51
COM 1029
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
commenceraient vers 16 ou 17 ans et qui continueraient au-delà de
18 ans garderaient ce bonus démarrage.

Enfin, d'après les informations en possession de certains CEFA, il
semblerait que le contrat d'apprentissage industriel proposé par les
Classes moyennes ne donnerait pas droit à ce bonus démarrage.

On le constate, le flou est total.

Monsieur le ministre, j'aurais donc voulu revenir vers vous pour
connaître les informations que vous avez communiquées à ces
fameux centres de formation en alternance.

Ces centres constituent un véritable pivot entre les jeunes et les
patrons; ils doivent être les premiers informés des modalités
concrètes de ce bonus démarrage.

Qui doit se charger de l'organisation de ce bonus démarrage? Les
entreprises, le FOREM, les centres de formation concernés?

Comment cela sera-t-il organisé? Peut-on déjà en informer les
entreprises qui resigneront des contrats avec les jeunes des CEFA
dès la rentrée et pour lesquels les CEFA préparent le terrain?

En principe, un arrêté d'application devait être publié; j'imagine que
c'est fait. Quelle est l'information prévue vis-à-vis des écoles
concernées?
aanmerking komen. Jongeren die
al op zestien- of zeventienjarige
leeftijd aan de slag gaan en die in
het systeem blijven, zouden er wel
recht op hebben. Ten slotte zou de
industriële leerovereenkomst die
door de middenstand naar voren
wordt geschoven, evenmin recht
geven op die bonus.

Wie zal voor de organisatie van
die startbonus instaan: de
bedrijven, de dienst voor
beroepsopleiding en arbeids-
bemiddeling, de opleidingscentra?
Hoe zal het systeem worden
opgevat? Kunnen de bedrijven al
worden geïnformeerd? Werd er
een uitvoeringsbesluit bekend-
gemaakt? Welke informatie zullen
de betrokken scholen ontvangen?
10.02 Peter Vanvelthoven, ministre: Monsieur le président,
madame Genot, après qu'un employeur et un jeune ont conclu un
contrat de formation ou de travail dans le cadre d'une formation en
alternance, un dossier global de demande doit être introduit, aussi
bien pour le bonus de démarrage que pour le bonus de stage auprès
du bureau de chômage de l'ONEM compétent pour le domicile du
jeune. Tant l'employeur que le jeune et le CEFA concerné doivent
fournir des éléments pour ce dossier.

Le projet d'arrêté royal ne précise pas qui doit introduire le dossier
auprès du bureau de chômage. Mais étant donné le fait que le
traitement administratif d'autres dossiers similaires - comme
l'apprentissage industriel lié à une prime de la Région wallonne -, est
généralement pris en charge par les CEFA, on peut supposer que ce
sera également le cas pour le dossier global initial de demande des
bonus de démarrage et de stage.

Pour l'introduction de ce dossier initial, un délai de trois mois est
prévu à compter du début de contrat de formation ou de travail.

À l'issue de chaque année de formation - trois ans maximum ­, il
appartient au jeune et à l'employeur de demander leur bonus auprès
du bureau de chômage. La demande du jeune devra être
accompagnée d'une attestation du CEFA prouvant qu'il a réussi
l'année de formation en question. La demande de l'employeur devra
comprendre une attestation du CEFA indiquant que l'année de
formation en question est terminée ou, en cas de cessation
prématurée du contrat, d'une attestation du CEFA indiquant la date de
fin effective de celui-ci. Le jeune et l'employeur disposent de quatre
mois, après la fin de l'année de formation, pour demander leur bonus
10.02
Minister
Peter
Vanvelthoven: Wanneer in het
kader van een alternerende
opleiding een opleidings- of een
arbeidsovereenkomst wordt
gesloten, moet bij het RVA-bureau
dat bevoegd is voor de woonplaats
van de jongere een aanvraag tot
het bekomen van een startbonus
en een stagebonus worden
ingediend. De werkgever, de
jongere en het Centre d'éducation
et de formation en alternance
(CEFA
­ in de Vlaamse
Gemeenschap CDBO ­ Centrum
voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs) moeten daartoe de
nodige gegevens bezorgen.

Het koninklijk besluit bepaalt niet
wie de aanvraag moet indienen.
Aangezien dergelijke dossiers
doorgaans door het CEFA / CDBO
worden ingediend, zal dat wellicht
ook hier het geval zijn. De termijn
voor de indiening van het dossier
bedraagt drie maanden vanaf de
aanvang van de opleidings- of
arbeidsovereenkomst.
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
auprès du bureau de chômage. L'ONEM mettra sans doute des
formulaires-types à disposition pour la rentrée scolaire.

Pour l'instant le projet d'arrêté royal se trouve au Conseil d'État pour
avis. Sa publication aura probablement lieu au mois de juillet.

Le SPF ETCS a entre-temps élaboré un dépliant informatif expliquant
clairement la mesure ainsi que la procédure de demande.

Cette semaine encore, ma cellule stratégique rencontrera les cellules
stratégiques des ministres de l'Enseignement afin d'examiner
comment faire parvenir cette information aux établissements
d'enseignement.
Na afloop van elk opleidingsjaar
moeten de werkgever en de
jongere hun bonus aanvragen bij
het werkloosheidsbureau. Voor de
jongere moet, met de aanvraag,
een attest van het CEFA/CDBO
worden ingediend waaruit blijkt dat
hij geslaagd is. De werkgever
moet een attest van het
CEFA/CDBO indienen waaruit
blijkt dat het opleidingsjaar
beëindigd is of op welke datum de
opleiding werd stopgezet, in geval
deze voortijdig werd beëindigd. De
jongeren beschikken, na het einde
van het jaar, over vier maanden
om hun bonus aan te vragen. De
RVA zal tegen het begin van het
schooljaar standaardformulieren
ter beschikking stellen.

Het ontwerp van koninklijk besluit
werd voor advies aan de Raad van
State overgezonden. Het zou in juli
worden gepubliceerd. De FOD
Werkgelegenheid heeft een
informatieve folder opgesteld over
de
maatregel en de
aanvraagprocedure. Nog deze
week hebben mijn medewerkers
een ontmoeting met de
medewerkers van de
onderwijsministers met het oog op
het informeren van de
onderwijsinstellingen.
10.03 Zoé Genot (ECOLO): Le timing est un peu juste. En effet, la
plupart des écoles ferment leurs portes pendant les grandes
vacances. C'est fin juin et jusque début juillet que les écoles
rencontrent les élèves pour préparer la rentrée et ce n'est que fin août
qu'elles rouvriront pour les derniers préparatifs.

Il est dès lors un peu dommage que l'arrêté et les brochures que vous
préparez, à raison, ne soient pas encore prêts, d'autant plus que la
question de l'âge pose de nombreuses difficultés sur le terrain. Ce
problème devrait, selon moi, être discuté à l'occasion de la rencontre
entre votre cellule stratégique et la cellule stratégique Enseignement.

Sur le terrain, de nombreux jeunes de plus de 18 ans sont concernés
par ces contrats. Il est cependant très difficile de demander aux
employeurs de les engager car ils coûtent plus cher. De ce fait, ils ne
bénéficient pas du contrat. Or, nous avons tout intérêt à ce qu'un
maximum de jeunes d'environ 18 ans s'engagent sur cette voie car
elle permet d'éviter le chômage. Cette voie est à privilégier; c'est ce
que nous avons d'ailleurs voulu dans le pacte. J'espère que vous
aurez l'occasion d'aborder ces aspects avec vos collègues de
l'Enseignement.
10.03 Zoé Genot (ECOLO): Het
tijdschema is wat krap, want de
scholen zijn gesloten gedurende
de vakantie. Het is dan ook
jammer dat het besluit en de
brochures nog niet klaar zijn,
temeer daar de leeftijdskwestie
praktische moeilijkheden doet
rijzen. Jongeren ouder dan 18 jaar
die via die regeling in dienst
worden genomen kunnen op die
manier nochtans de werkloosheid
ontlopen. Dat was onze bedoeling
met dat pact. Ik hoop dat het
probleem op de vergadering met
uw beleidscel en die van het
departement onderwijs zal worden
besproken.
04/07/2006
CRIV 51
COM 1029
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
11 Question de Mme Zoé Genot au ministre de l'Emploi sur "le contrôle des chômeurs accueillis en
centres d'accueil" (n° 12236)
11 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Werk over "de controle van werklozen die in
opvangcentra verblijven" (nr. 12236)
11.01 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le ministre, certains chômeurs
sont accueillis dans des centres d'accueil sans pour autant y être
domiciliés. Par exemple, un chômeur domicilié à Liège se trouve dans
une situation précaire qui entraîne la perte de son logement. Il
s'adresse au CPAS de Liège qui lui trouve une place dans un centre
d'accueil de Tournai. Cette personne reste domiciliée à Liège puisque
les centres d'accueil n'acceptent pas la domiciliation, entre autres
pour une question de compétences des CPAS. Arrivée à Tournai,
cette personne reçoit du centre une attestation de résidence signée
par le directeur du centre.

Jusqu'ici, muni de cette attestation, le chômeur prenait contact avec le
syndicat et le FOREM et pouvait pointer dans la commune du centre
d'accueil. Par rapport au contrôle de la résidence, comment cela va-t-
il se passer? Va-t-on envoyer la lettre de contrôle à son ancien
domicile où ­ fatalement ­ cette personne ne se trouve plus?
Comment faire pour que cela se passe bien pour des personnes déjà
très fragilisées?
11.01 Zoé Genot (ECOLO):
Sommige werklozen die in
opvangcentra verblijven, zijn
daarom niet op dat adres
gedomicilieerd. Momenteel krijgen
ze van het opvangcentrum een
attest waarmee ze in de gemeente
waar ze hun verblijfplaats hebben,
kunnen gaan stempelen. Welke
procedure moet er in dit geval
gevolgd worden voor de controle
van de verblijfplaats? Zal de
controlebrief naar het vroegere
domicilie gestuurd worden?
11.02 Peter Vanvelthoven, ministre: En principe, un citoyen doit être
domicilié à sa résidence principale, c'est-à-dire à l'endroit où il
séjourne habituellement. Cependant, dans la pratique, il existe des
situations dérogatoires. Ainsi, il est possible qu'un citoyen n'ait pas de
résidence fixe et soit donc sans-abri ou qu'il réside dans un centre
d'accueil en raison de difficultés sociales ou familiales ou encore qu'il
réside dans une habitation qui n'est pas considérée comme résidence
principale par la commune.

Le chômeur indemnisé doit déclarer cette situation à l'ONEM via son
organisme de paiement. Ensuite, l'ONEM tient compte de l'adresse
effective de la personne concernée. Le système de contrôle en
matière de séjour en Belgique implique que, tous les mois, des
chômeurs qui ne sont pas dispensés de l'obligation de résidence sont
sollicités par écrit pour qu'ils se présentent dans les deux semaines à
la commune ou au bureau de chômage afin de remplir un certificat de
résidence et le remettre à l'organisme de paiement.

Dans les situations citées, la lettre est envoyée à l'adresse
communiquée par le chômeur. Le chômeur a la liberté de se
présenter à la commune ou au bureau de chômage de l'ONEM. Bien
que la réglementation prévoit que l'attestation soit remplie par la
commune de la résidence principale du chômeur, l'ONEM acceptera
également l'attestation délivrée par la commune où il séjourne
effectivement.
11.02
Minister
Peter
Vanvelthoven: De RVA houdt
enkel rekening met het werkelijke
adres indien de werkloze wiens
situatie derogeert aan de
regelgeving, via zijn
uitbetalingsinstelling een verklaring
hieromtrent aflegt.

De verblijfscontroleregeling houdt
in dat werklozen die niet vrijgesteld
zijn van de woonplaatsverplichting,
zich maandelijks bij de gemeente
of het werkloosheidsbureau
moeten komen aanmelden om
een verblijfsbewijs in te vullen ten
behoeve van de
uitbetalingsinstelling. De brief
wordt dan naar het door de
werkloze opgegeven adres
gestuurd. Hoewel het
verblijfsbewijs krachtens de
reglementering moet worden
ingevuld door de gemeente waar
de werkloze zijn hoofdverblijfplaats
heeft, aanvaardt de RVA ook een
bewijs dat afgegeven werd door de
gemeente waar de werkloze
effectief verblijft.
11.03 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le président, je remercie le 11.03 Zoé Genot (ECOLO): Uit
CRIV 51
COM 1029
04/07/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23
ministre pour sa réponse qui me paraît vraiment tenir compte de la
situation de ces personnes. Je lui rappelle que nous n'avons pas
encore reçu les chiffres trimestriels en matière de contrôle des
chômeurs; je pense au premier trimestre 2006. Si le ministre pouvait
communiquer l'information à la commission, ce serait parfait!
uw antwoord blijkt dat op adequate
wijze rekening wordt gehouden
met de toestand waarin die
personen verkeren. Kan de
minister de commissie ook de
cijfers in verband met de controle
op de werklozen voor het eerste
trimester van 2006 bezorgen?
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

De voorzitter: De heer Ducarme en mevrouw Pieters zijn afwezig.

La réunion publique de commission est levée à 11.22 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.22 uur.