KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 960
CRIV 50 COM 960
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
C
OMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE
H
ERNIEUWING
C
OMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE
L
'E
NVIRONNEMENT ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
dinsdag
mardi
28-01-2003
28-01-2003
09:30 uur
09:30 heures
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
cdH
centre démocrate Humaniste
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
CRIV 50
COM 960
28/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Interpellatie van mevrouw Magda De Meyer tot de
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "bijkomende
consumentenbescherming met betrekking tot
borstimplantaten" (nr. 1528)
1
Interpellation de Mme Magda De Meyer au
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "une
meilleure protection du consommateur en ce qui
concerne les implants mammaires" (n° 1528)
1
Sprekers: Magda De Meyer, Jef Tavernier,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu, Annemie
Van de Casteele
Orateurs: Magda De Meyer, Jef Tavernier,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement,
Annemie Van de Casteele
Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "het
proefproject inzake de fusie van de oproepen voor
de diensten 100 en 101" (nr. A706)"
8
Question de Mme Karine Lalieux au ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "le projet
pilote de fusion des appels 100 et 101" (n° A706)
8
Sprekers: Karine Lalieux, Jef Tavernier,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Karine Lalieux, Jef Tavernier,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Interpellatie van mevrouw Annemie Van de
Casteele tot de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "het protocol
van de Interministeriële Conferentie van de
ministers van Volksgezondheid van 24 juni 2002"
(nr. 1553)
11
Interpellation de Mme Annemie Van de Casteele
au ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur "le
protocole de la Conférence interministérielle de la
Santé publique du 24 juin 2002" (n° 1553)
11
Sprekers: Annemie Van de Casteele, Jef
Tavernier
, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Annemie Van de Casteele, Jef
Tavernier
, ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
Vraag van mevrouw Annemie Van de Casteele
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "provinciale
diensthoofden van het Voedselagentschap"
(nr. A800)
15
Question de Mme Annemie Van de Casteele au
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "les
chefs de service provinciaux de l'Agence fédérale
pour la sécurité de la chaîne alimentaire"
(n° A800)
15
Sprekers: Annemie Van de Casteele, Jef
Tavernier
, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Annemie Van de Casteele, Jef
Tavernier
, ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
CRIV 50
COM 960
28/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE
VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
COMMISSION DE LA SANTE
PUBLIQUE, DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU
RENOUVEAU DE LA SOCIETE
van
DINSDAG
28
JANUARI
2003
09:30 uur
______
du
MARDI
28
JANVIER
2003
09:30 heures
______

De vergadering wordt geopend om 9.46 uur door mevrouw Anne-Mie Descheemaeker, voorzitter.
La séance est ouverte à 9.46 heures par Mme Anne-Mie Descheemaeker, présidente.
01 Interpellatie van mevrouw Magda De Meyer tot de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "bijkomende consumentenbescherming met betrekking tot
borstimplantaten" (nr. 1528)
01 Interpellation de Mme Magda De Meyer au ministre de la Protection de la consommation, de la
Santé publique et de l'Environnement sur "une meilleure protection du consommateur en ce qui
concerne les implants mammaires" (n° 1528)
01.01 Magda De Meyer (SP.A): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, in oktober vorig jaar vroeg ik u welke maatregelen
u overweegt om de consument beter te informeren over
borstimplantaten, om de reclame hiervoor aan banden te leggen en
om een gegevensbank terzake op te richten. U verwees toen in uw
antwoord naar de wet op de patiëntenrechten, die volgens u
voldoende informatie aan de patiënt zou moeten bieden.

Ondertussen is echter uit een onderzoek van de
consumentenorganisatie Verbruikersatelier gebleken dat er wel
degelijk dringend bijkomende maatregelen nodig zijn om de
consument goed te beschermen. Uit het onderzoek blijkt dat ook in
België plastische chirurgie sterk wordt gepromoot, voornamelijk door
privé-klinieken, zowel via tijdschriften als via het internet. Indien naar
informatie wordt gevraagd, wordt meestal hoogstens naar een pure
promotie- en reclamefolder verwezen. Daarin wordt de ingreep dan
nog ten onrechte gebanaliseerd, als zou het plaatsen van een
borstimplantaat gelijkstaan met een bezoek aan de kapper.

Mede door de publiciteit voor borstimplantaten laten steeds meer
vrouwen zich verleiden tot een operatieve ingreep aan de borst. In de
Verenigde Staten worden via registers hierover cijfers bijgehouden.
Zowat 1,8 miljoen Amerikaanse vrouwen hebben borstimplantaten. In
1998 lieten 132.378 vrouwen borstimplantaten plaatsen omwille van
puur cosmetische redenen. Bij 69.683 onder hen waren er medische
indicaties voor die ingreep. Nog eens 43.681 vrouwen lieten
borstimplantaten verwijderen wegens complicaties. Volgens de
Amerikaanse Food and Drug Administration moet 23% van de
vrouwen na 3 jaar de implantaten laten verwijderen wegens
complicaties, na 10 jaar wordt dit zelfs 75%. Ook een Europees
onderzoek in opdracht van het Europees Parlement bevestigt deze
01.01 Magda De Meyer (SP.A):
L'année passée, le ministre
considérait que la loi sur les droits
du patient constituait une base
suffisante pour procurer des
informations aux personnes qui
envisagent de se faire poser des
implants mammaires. Entre-
temps, l'organisation de
consommateurs Verbuikersateljee
estime qu'il est nécessaire
d'adopter des mesures de
protection supplémentaires. De
nombreuses campagnes de
publicité sont organisées,
principalement dans les cliniques
privées, à propos de la chirurgie
plastique. Une intervention y est
présentée comme un événement
banal. Les chiffres collectés aux
Etats-Unis démontrent que ces
publicités ne restent pas sans
effet: en 1998, 130.000
Américaines ont subi une
implantation mammaire pour des
raisons esthétiques. Mais trois ans
après, 23% d'entre elles ont
néanmoins demandé que ces
implants soient retirés en raison
d'une fuite, de la formation d'une
capsule ou d'une déchirure. Après
28/01/2003
CRIV 50
COM 960
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
percentages. De studie vermeldt lekkage, kapselvorming en
scheuring van het omhulsel, maar ondertussen blijven plastische
chirurgen gouden zaken doen.

Tussen 1992 en 1998 steeg het aantal ingrepen aan borsten omwille
van cosmetische redenen in de Verenigde Staten met liefst 306%.
Geschat wordt dat in België ­ waar geen statistieken worden
bijgehouden ­ van 1999 tot 2001 ongeveer 10.000 vrouwen
borstimplantaten lieten inbrengen. 75 tot 80% van die ingrepen
gebeurt om cosmetische redenen. Vrouwen die een dergelijke
operatie ondergaan moeten vooraf goed worden geïnformeerd over
alle voor- en nadelen, om daarna de juiste beslissing te kunnen
nemen.

Omdat dit in werkelijkheid niet altijd het geval is, vindt het
verbruikersatelier dat er strenge regels gehanteerd moeten worden.
Daarom wil ik inzake borstimplantaten pleiten voor een
reclameverbod en een betere voorlichting, een bezinningsperiode en
een goede medische opvolging via een register.

Ten eerste, het reclameverbod. Borstimplantaten zijn, ons inziens,
geen gewone consumentenproducten maar medische hulpmiddelen.
Daarom zijn ze vergelijkbaar met medicijnen op voorschrift waarvoor
reeds een reclameverbod geldt. Er is nood aan objectieve
voorlichting over de gevaren en gevolgen van borstimplantaten die,
ons inziens, door de overheid en patiëntenorganisaties moet worden
verschaft. Die informatie kan worden verspreid via de website van
het ministerie van Volksgezondheid en in brochures die beschikbaar
zijn in ziekenhuizen en bij huisartsen. Iemand die omwille van
schoonheidredenen borstimplantaten wil, moet altijd advies inwinnen
bij de huisarts. Slechts na zich uitgebreid te hebben geïnformeerd
kan een vrouw, ons inziens, goed beslissen of zij al dan niet een
borstvergroting wenst te ondergaan. De vrouw moet deze beslissing
liefst schriftelijk bevestigen. Ik pleit voor een uitgebreide
overheidscampagne rond dit thema, positieve campagnes die
draaien rond het accepteren van zichzelf, campagnes als
tegengewicht voor de ongecontroleerde advertenties die grote
borsten als schoonheidsideaal en norm opdringen.

Na de voorlichtingsprocedure moet er, ons inziens, een
bezinningsperiode volgen. Het is erg belangrijk dat vrouwen
voldoende tijd wordt gegund om op basis van de gekregen informatie
alles rustig op een rijtje te zetten. Er kan gedacht worden aan een
periode van 4 weken en een minimumleeftijd van 18 jaar om
borstimplantaten te kunnen aanvragen.

Ten slotte, de medische opvolging. Vrouwen bij wie borstimplantaten
werden ingeplant moeten, ons inziens, medisch gevolgd worden. Dit
kan door de ingrepen bij te houden in een nationaal register met
respect voor de privacy van de patiënt. Zo kunnen ingeval van
problemen met producten patiënten onmiddellijk worden
teruggevonden. Het is eveneens erg belangrijk dat er statistieken
worden bijgehouden om een beter zicht te krijgen op de situatie.

Mijnheer de minister, graag verneem ik uw standpunt inzake onze
voorstellen.
capsule ou d'une déchirure. Après
dix ans, elles sont 75% à
entreprendre une telle démarche.
Une étude européenne confirme
ces pourcentages. Entre 1999 et
2001, des implants mammaires
ont été posés chez 10.000
femmes. La grande majorité
d'entre elles l'ont fait pour des
raisons esthétiques. Il est donc
très important que les femmes
belges soient informées
correctement sur les avantages et
les inconvénients d'une telle
intervention. A l'heure actuelle, ce
n'est pas toujours le cas et
l'organisation
Verbruikersateljee
préconise l'adoption de règles
strictes. Je plaide en faveur d'une
interdiction de la publicité, à
l'instar de celle qui frappe les
médicaments disponibles sous
prescription. Cette interdiction doit
s'accompagner d'une information
objective au sujet des dangers et
des conséquences des implants.
Cette information pourrait être
diffusée par l'intermédiaire du site
internet du ministre, de brochures
dans les hôpitaux et des médecins
généralistes. Après avoir consulté
son médecin généraliste, une
femme doit confirmer sa décision
par écrit. Le but des campagnes
publiques sur ce thème doit être
d'aider la femme à s'accepter et
de faire contre-poids aux idéaux
esthétiques qui font des fortes
poitrines la norme. A la période
d'information doit succéder une
période de réflexion. On pourrait
envisager d'instaurer une période
de réflexion de quatre semaines
et un âge minimal de 18 ans.
Après l'intervention, les femmes
doivent être suivies médicalement
et enregistrées dans un registre
national, dans le respect de la vie
privée, de sorte qu'en cas de
problème avec certains produits,
le patient puisse être retrouvé.
Cette procédure permet
également d'établir des
statistiques. Que pense le ministre
de ces propositions?
01.02 Minister Jef Tavernier: Mevrouw de voorzitter, collega De 01.02 Jef Tavernier, ministre: La
CRIV 50
COM 960
28/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Meyer, ik dank u voor uw vraag. Ik denk dat dit probleem inderdaad
een aantal vragen oproept, al is het maar op basis van enerzijds
bepaalde onderzoeken en de resultaten ervan, onder andere in de
Verenigde Staten, en anderzijds natuurlijk ook wel de reclame of
promotie die daarvoor gevoerd wordt.

Wat is echter het probleem? Om een goed of duidelijk antwoord te
geven op uw vragen, rijzen er, wat mij betreft, op de eerste plaats
twee voorafgaande problemen, namelijk de volgende.

In hoeverre kan een borstimplantaat in alle gevallen worden gezien
als een medische handeling? Dat is het eerste element van het
antwoord of van het niet-antwoord, als ik dat zo kan zeggen.

Het tweede element is dat promotie of reclame voor een groot deel
gebeurt via het Internet. Terzake zitten wij natuurlijk met andere
regels. Op dit moment is er echter gelukkig een Europese richtlijn die
bepaalde beperkingen oplegt aan reclame of bepaalde krijtlijnen trekt
omtrent reclame op het Internet.

In zoverre het gaat om een medische handeling, geldt de algemene
wetgeving op de patiëntenrechten. In zoverre het niet gaat om een
medische handeling, zitten wij in de algemene wetgeving op de
bescherming van de consument en in het handelsrecht. In beide
gevallen, naargelang het uitgangspunt, wordt de consument
beschermd. Daarvoor zijn er heel duidelijke regels.

De kern van uw vraag luidt: moeten wij, als het gaat over
borstimplantaten, een aparte wetgeving opzetten?

Het uitgangspunt van mijn voorgangster ­ en op het ogenblik ook
van mij ­ is dat hiervoor geen aparte wetgeving moet worden
gemaakt. In die twee wetten is er voldoende algemene bescherming
en zijn er voldoende algemene regels ingebouwd. Enerzijds is er de
wet op de consumentenbescherming. Anderzijds is er de wet op de
patiëntenrechten. Dat is zo, of men die plaatsing van implantaten nu
beschouwt als een medische of als een niet-medische handeling.

Ik heb door uw vraag de indruk dat u het beschouwt als een
medische handeling. Ik geef enkel mee dat daarover discussie is.

Als men het echter als een medische handeling beschouwt, is de wet
op de patiëntenrechten van toepassing. In die wet is het heel
duidelijk. Voor alle ingrepen moet een geneesheer zijn patiënt heel
duidelijk, op een goede en adequate manier informeren. Bovendien
moet de patiënt ­ of moeten we in dit geval over de cliënt spreken ­
duidelijk zijn eigen beslissing meedelen. Er moet ook voldoende tijd
verlopen tussen de informatie door de geneesheer en het meedelen
van de beslissing door de patiënt. Op dit moment en specifiek voor
dit geval zien we niet dat men daar de regel van gaat maken.
Specifiek voor dit geval zou men dan bijvoorbeeld zeggen dat die tijd
tussen informatie en beslissing een bepaald aantal weken moet
duren.

Dat is ook zo voor uw vraag naar een leeftijdsdrempel. De wetgeving
zegt op dit moment dat de patiënt/cliënt vanaf 18 jaar zelf beslist. Is
de patiënt jonger dan 18 jaar, dan zijn het de ouders die beslissen.
Daarbij wordt wel rekening gehouden met de wet op de
question est de savoir si la pose
d'implants mammaires doit être
considérée comme un acte
médical ou non. Dans
l'affirmative, la loi relative aux
droits du patient est d'application.
Sinon, le consommateur est
protégé par la loi relative à la
protection du consommateur.

Ces deux lois offrent
conjointement une protection
suffisante. Quelle que soit
l'intervention, un médecin doit
fournir des informations
suffisantes et adéquates. Il
appartient au client ou au patient
de communiquer personnellement
sa décision. En imposant un délai
de réflexion légal ou en instaurant
une limite d'âge, nous nous
écarterions de la réglementation
générale et nous ne disposons pas
d'une base suffisante pour le faire.
D'un point de vue strictement
juridique, les mineurs sont
considérés comme incapables de
manifester leur volonté et ce sont
les parents qui assument la
responsabilité. Ceux-ci doivent
être impliqués autant que possible
dans la décision.

Il n'existe pas de base légale pour
interdire la publicité qui est faite ­
principalement par le canal
électronique ­ pour ce genre
d'interventions.

Un registre national se révélerait
coûteux et complexe. C'est
également une question de
moyens et de priorités. A l'heure
actuelle, un bon enregistrement
concernant le cancer me semble
beaucoup plus important. Mon
administration a été chargée de
préparer un texte destiné au grand
public, qui peut servir de
contrepoids aux brochures à
tendance commerciale.
28/01/2003
CRIV 50
COM 960
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
patiëntenrechten, in die zin dat de patiënt, hoewel strikt juridisch als
wilsonbekwaam wordt beschouwd, zoveel mogelijk zelf bij het geheel
moet worden betrokken. Er bestaan voor die materie algemene
regels. Deze regels zijn in die wet vervat.

Ik denk dat we ons op die wet moeten steunen. In het andere geval
moeten we immers voor elke ingreep een aparte wetgeving
opstellen. De vraag is of we dat willen.

Doen we dat of doen we dat niet? Ik denk dat we op dit moment niet
moeten gaan naar een aparte wetgeving. We moeten dat niet doen
met de huidige stand van de wetgeving en gezien het feit dat over de
wet op de patiëntenrechten nog maar juist gestemd is en dus nog
geïmplementeerd moet worden. Als het Parlement op een bepaald
moment beslist dat dit wel moet, dan sta ik daarvoor open. Ik ga daar
echter op dit moment geen initiatieven toe nemen. Dat is
onafhankelijk van het tijdstip en van de periode van de legislatuur. Ik
denk immers dat we eerst moeten steunen op de wet op de
patiëntenrechten.

Ik denk ook dat wij op dit moment geen wettelijke basis hebben om
reclame daarrond echt te reglementeren. We hebben natuurlijk wel
de bestaande algemene principes. Ik ga nu een beetje verder. U
spreekt over een nationaal register. Nationale registers zijn duur en
vrij complex. U weet dat er zelfs nu al heel wat problemen rijzen in
verband met bijvoorbeeld het Nationaal Register voor
Kankerregistratie. Ik denk dat we moeten vooropstellen eerst die
problemen aan te pakken die de grootste problemen vormen op het
vlak van de volksgezondheid. Dat is ook kwestie van middelen en
van wenselijkheid. Als u mij dan vraagt wat mijn prioriteit is, dan is dit
voor mij op de eerste plaats een goede kankerregistratie.

Bovendien is het ook zo dat er voor borstimplantaten wel een
traceerbaarheid bestaat voor de firma's. Algemeen is het zo dat wij
aan onze administratie de opdracht hebben gegeven om een goed
verstaanbare en wetenschappelijke tekst voor te bereiden voor het
brede publiek. Ik denk echter dat dit dan een meer maatschappelijke
benadering is gezien de problematiek. Deze tekst kunnen we in de
komende maanden ter beschikking stellen van dat publiek.

De algemene lijn die we in verband met volksgezondheid moeten
proberen te volgen is dat naast de informatie en de publiciteit die ter
beschikking wordt gesteld en door firma's of door ­ in dit geval ­
artsen wordt gevoerd, ook een meer objectieve of een in elk geval
minder verdachte informatie ter beschikking moet worden gesteld.
Deze informatie is minder verdacht gezien de bron. De informatie
moet uitgaan van de overheid.

Ze kan dan als een soort tegengewicht dienen tegenover de meer
commercieel geïnspireerde ­ ik denk dat het hier in veel gevallen
niet gaat over een medisch geïnspireerde handeling ­ informatie
afkomstig van de betrokkenen en de belanghebbenden.

Daarnaast is er de algemene problematiek om het eigen lichaam te
aanvaarden. Dat is echter een problematiek die ruimer
maatschappelijk is en ik voel mij zeker op dit moment niet
onmiddellijk geroepen om daarover een ruime publiekscampagne te
voeren.
CRIV 50
COM 960
28/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
01.03 Magda De Meyer (SP.A): Mevrouw de voorzitter, ik ben
uiteraard nogal gedesillusioneerd door het antwoord van de minister.
Het verwondert mij dat hij ter discussie stelt of het hier wel gaat om
een medische handeling. Het gaat hier wel degelijk om een medische
handeling. Ik zie niet in waarom het geen medische handeling zou
zijn. Er worden niet alleen om cosmetische redenen, maar ook om
medische redenen borstimplantaten gezet.
01.03 Magda De Meyer (SP.A):
La réponse du ministre me déçoit.
Les prémisses mêmes de son
raisonnement sont bizarres.
Pourquoi ne s'agirait-il pas dans
ce cas-ci d'un acte médical? Un
chirurgien accomplit en effet une
intervention consistant à placer
sur le patient un accessoire
médical.
01.04 Minister Jef Tavernier: Men moet dat onderscheid inderdaad
maken. Ik zeg niet dat het soms niet gebeurt vanuit medisch
oogpunt. Het grootste aantal gebeurt echter naar ik denk om
esthetische redenen. Op dat moment wordt het ­ zeker door de
patiënt-cliënt ­ niet gezien als een medische handeling om een
lichamelijke ziekte te genezen.
01.04 Jef Tavernier, ministre: La
plupart des femmes qui se font
placer des implants mammaires le
font pour des raisons esthétiques.
A leurs yeux, il ne s'agit donc pas
d'actes purement médicaux
censés soigner une maladie.
01.05 Magda De Meyer (SP.A): Misschien is de perceptie van de
patiënt niet zo, maar het gaat hier wel degelijk om een medische
handeling. Er wordt in het lichaam gesneden en een vreemd element
ingebracht. Volgens mij is dat tot op heden een medische handeling
en worden borstimplantaten geclassificeerd onder de medische
hulpmiddelen. In die zin staat het voor mij buiten kijf dat het gaat om
een medische handeling.

Ik vind het ook een beetje eigenaardig dat u blijkbaar weinig
problemen maakt over de reclame die op dit moment gevoerd wordt.
Dat het wel degelijk om reclame gaat, werd bevestigd door de
strafpleiter die aanwezig was in "Recht op Antwoord". Hij had het
dossier bestudeerd en volgens hem was het duidelijk reclame. Ik
dacht dat een dokter in ons land geen reclame mocht voeren, maar
blijkbaar kan dat toch. Ik zou daar dus wat meer uitleg over willen. Ik
dacht dat het medisch beroep in dat verband enige bescherming
bood en dat daar afspraken rond waren. Blijkbaar kan reclame in dit
geval dus wel. Ik vind het een zeer eigenaardige manier van doen. Ik
vraag mij af in hoeverre het wettelijk kan dat de dokter reclame voert
op basis van zijn dokterspraktijk.

Ten derde, als ik u goed begrijp, stelt u dat de patiënt vanaf achttien
jaar zelf beslist en dat voor patiënten jonger dan achttien jaar de
ouders verantwoordelijk zijn. A la limite is het dus zo dat als de
ouders akkoord gaan met een borstimplantaat ­ denken we aan
Amerikaanse toestanden waar ouders hun kinderen een paar borsten
cadeau doen omdat ze zestien jaar zijn -, dat voor u oké is. Ik vind
dat nogal een rare redenering. Dat is wat ik afleid uit uw antwoord.
01.05 Magda De Meyer (SP.A):
Le ministre adopte en plus une
attitude désinvolte à l'égard de la
publicité pour ces implants
mammaires. Je croyais que, dans
notre pays, les médecins n'avaient
pas le droit de faire de la publicité.
Or dans ce cas-ci, cela leur est
manifestement permis pour des
raisons qui me paraissent
obscures. Par ailleurs, le ministre
ne voit visiblement aucune
objection à ce que des jeunes
filles de seize ans subissent cette
opération. A ce sujet, les
chirurgiens disent d'ailleurs eux-
mêmes qu'il conviendrait de fixer
un âge minimum, tant pour des
raisons psychologiques que
physiques.
01.06 Minister Jef Tavernier: U moet een onderscheid maken tussen
mijn standpunt ­ en ik vind dergelijke situaties niet oké; ik vind ze
zelfs een beetje absurd ­ en wat vanuit medisch oogpunt medisch
aanvaardbaar wordt geacht.

Vanuit medisch oogpunt en vanuit een ministeriële bevoegdheid
moet worden bepaald wat kan en wat niet kan en wat eventueel kan
worden opgelegd..
28/01/2003
CRIV 50
COM 960
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
01.07 Magda De Meyer (SP.A): Ik vind dat men gewoon moet
zeggen dat dit onder de 18 jaar niet kan. Trouwens, de ernstige
chirurgen zeggen allemaal dat dit absoluut zou moeten want het is
volgens hen onverantwoord om de ingreep onder de 18 jaar te doen,
gelet op de delicaatheid, de teerheid en het nog groeiende weefsel.
Degenen die het laten doen onder de 18 jaar zijn onverantwoord
bezig en toch gebeurt het. Ik vind dat zich terzake wel degelijk een
regelgeving opdringt.

Wat betreft het nationaal register verwondert het mij enigszins dat u
dit afhoudt want vanuit de Europese Commissie komt er een
duidelijke richtlijn met de expliciete vraag om zo'n nationaal register
op te richten zodat ook op Europees niveau gegevens kunnen
worden verzameld. Het lijkt mij eigenaardig dat u tegen Europa zegt
dat ze de pot op kunnen omdat we daar op dit moment geen centen
en geen goesting voor hebben.

In een nationaal register gaat het niet alleen om cosmetische
ingrepen maar bijvoorbeeld ook om ingrepen na kanker. Deze laatste
soort van ingrepen bedraagt op dit moment 20% en het aantal gaat in
stijgende lijn. Gelet op het stijgende aantal borstkankers, ook in
België dat op dat vlak tot de Europese top behoort, nemen ook de
reconstructieve operaties toe en terecht want dit is heel belangrijk
voor het zelfvertrouwen van vrouwen die daardoor worden getroffen.
Reden te meer echter om een registratieprocedure op te zetten want
de plantatenmarkt verandert razendsnel. Op die manier kan dit strikt
worden opgevolgd zodat men het onmiddellijk kan detecteren als er
problemen zijn.

Ik heb ontzettend veel telefoons en mails over dit onderwerp
ontvangen. Ik heb gisteren nog een telefoon gehad van een vrouw uit
Limburg die enorm blij was dat wij dit probleem aankaarten. Deze
vrouw had kanker gehad en zij was aan haar twintigste operatie toe.
U moet zich toch proberen voorstellen hoe dit ingrijpt in het leven
van de mensen die tegen dit alles machteloos staan en overgeleverd
zijn aan een plastisch chirurg waarvan ze denken dat die het beste
met hen voorheeft. Uiteindelijk blijkt dit heel vaak tot een grote
lijdensweg te leiden.

Ik blijf dan ook een pleidooi houden voor een nationaal register. Ik
ben wel blij met het feit dat u van plan bent een brochure uit te geven
of iets op het net te plaatsen. Ik denk dat dit heel belangrijk is. Ik pleit
ervoor om dit massaal te verspreiden onder meer bij
kankerorganisaties. Aangezien u op uw standpunt blijft voor de
andere punten zie ik mij genoodzaakt om terzake een wettelijk
initiatief te nemen.
01.07 Magda De Meyer (SP.A):
Et le ministre n'a pas envie de
prévoir la tenue d'un registre et il
n'est pas prêt à y consacrer des
moyens financiers. Pourtant, on
observe une augmentation
considérable du nombre de ces
interventions dont la majeure
partie est effectuée pour
reconstruire une poitrine après un
cancer du sein. Je me vois, dès
lors, contrainte de prendre une
initiative législative en cette
matière.
01.08 Minister Jef Tavernier: Ik denk, mevrouw De Meyer, dat kan
worden gediscussieerd over bepaalde wettelijke initiatieven. Het gaat
gedeeltelijk over het voornemen. Bovendien is het ook de vraag of
een apart wettelijk initiatief nodig is en of daardoor de problemen
kunnen worden opgelost. Ik kan mij voorstellen dat de wet nu reeds
een aantal mogelijkheden biedt om op te treden in geval van
problemen. De vraag is of er nog bijkomende maatregelen nodig zijn.
Of moet men voor een aantal medische handelingen in de wet op de
patiëntenrechten een stap verder gaan en concreter worden, terwijl
de algemene principes wat concreter worden gemaakt?
01.08 Minister Jef Tavernier:
Débattre de ce thème n'est certes
pas mauvais mais une question
demeure: une législation distincte
est-elle indispensable pour
réglementer un type déterminé
d'interventions. La loi actuelle
offre déjà une série de possibilités
et peut-être suffirait-il de rendre
les règles générales un peu plus
CRIV 50
COM 960
28/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7

Ik denk dat dit een evoluerende materie is.Heat is een van de
voorbeelden en een van de domeinen waarover vragen kunnen
worden gesteld, vooral omdat de grens ­ ik herhaal het ­ tussen het
medische en het commerciële hier iets vager is. In een aantal
gevallen ­ u verwijst naar kankerpatiënten ­ is er meer een
medische basis dan in andere gevallen, waar het bijna zuiver
esthetisch is.
concrètes. En outre, il est
indéniable que dans ce domaine,
la ligne de démarcation qui sépare
le médical du commercial n'est
pas toujours aussi nette.
De voorzitter: Mevrouw Van de Casteele vraagt ook het woord.
01.09 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Mevrouw de voorzitter,
ik wil alleen meegeven dat ik in grote lijnen het standpunt van de
minister deel. Ik ben blij dat hij niet ingaat op de vraag om dit
specifieke geval wettelijk of reglementair te gaan regelen. Niet dat ik
niet bekommerd ben om wat daar op het terrein gebeurt, want ik vind
het zeker een goede zaak dat die materie op deze manier
bespreekbaar wordt. Ik denk dat het vooral de opdracht is mensen
mondiger te maken en hen zo veel mogelijk informatie te geven.
Zelfs bij esthetische chirurgie gaat het nog altijd om een medische
handeling. Dat is geen exacte wetenschap, er kunnen zich altijd
problemen voordoen.

Ik pleit dus voor zo veel mogelijk informatie van de "patiënten". Dit
geldt zeker voor patiënten die om medische redenen een
borstreconstructie nodig hebben. Er zijn helaas meer en meer
vrouwen die dat nodig hebben, maar ze zijn er gelukkig ook voor een
groot stuk mee geholpen in de psychologische verwerking van een
kankerproces dat toch altijd zeer zwaar is. Ik ben zeker niet voor een
aparte reglementering. Als men begint met dit te reglementeren, dan
begint men aan een reeks die volgens mij eindeloos wordt. Er zijn
ook andere esthetische ingrepen waarvan wij ons kunnen afvragen
wat de patiënt in kwestie daar aan voor- en nadelen bij heeft. Het is
de patiënt die inderdaad met de patiëntenrechtenwet als
bescherming zelf moet kunnen oordelen.

Waar ik het wel mee eens ben, is dat men heel voorzichtig moet
omgaan met reclame. Helaas is het de Europese Unie die heeft
gemaakt dat ook voor de vrije beroepen ­ advocaten, maar ook
artsen enzovoort ­ reclame toegelaten wordt. Daar heeft volgens mij
de Orde van Geneesheren, met alle problemen die daar zijn qua
functioneren en die kunnen worden bijgeschaafd, een rol te spelen
om te waken over de deontologie van de artsen. Ik heb toevallig een
stuk van de uitzending van vorige week gezien en ik vond het een
schande hoe de arts in kwestie de hele beroepsgroep in diskrediet
bracht door de manier waarop hij mensen daar persoonlijk heeft
afgeblaft, letterlijk in feite! Daar is, denk ik, een taak weggelegd voor
de Orde van Geneesheren die er mee over moet waken, naast de
overheid, dat de gezondheidszorg het eerste en het belangrijkste
blijft in de beroepsuitoefening van de artsen en dat zij daar ook op
gewezen worden en dat zij desnoods ook gesanctioneerd worden als
zij terzake over de grens gaan.
01.09 Annemie Van de Casteele
(VU&ID): Je partage le point de
vue du ministre. Intervenir
légalement et réglementairement
ne me semble pas non plus
nécessaire. En revanche, une
campagne d'information à
l'intention des patients me semble
opportune. Si une réglementation
distincte devait malgré tout être
élaborée pour les implants
mammaires, il s'agirait de la
première d'une longue série de
lois relatives à des interventions
esthétiques.

Je souscris cependant à l'avis de
Mme De Meyer en ce qui
concerne la publicité. Il convient
en effet d'agir avec
circonspection. Cette mission est
réservée à l'Ordre des médecins,
dont la vocation est de veiller à la
déontologie du corps médical.
01.10 Magda De Meyer (SP.A): Mevrouw de voorzitter, ik vind het
bijzonder bizar dat men nu dus de Orde niet hoort! Over allerlei
onnozelheden en banaliteiten staat hij op de eerste rij. Als iemand
zijn lidgeld niet betaalt, stuurt hij een deurwaarder, maar op zulke
01.10 Magda De Meyer (SP.A):
Je m'étonne que l'Ordre ne se soit
pas manifesté cette fois-ci.
28/01/2003
CRIV 50
COM 960
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
ernstige gevallen reageert hij gewoon niet. Dat pleit volgens mij nog
maar eens voor een hervorming van heel de Orde.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Question de Mme Karine Lalieux au ministre de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "le projet pilote de fusion des appels 100 et 101" (n° A706)
02 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu over "het proefproject inzake de fusie van de oproepen voor de diensten 100 en 101"
(nr. A706)"
02.01 Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, monsieur le
ministre, il semblerait que les projets pilotes de fusion des appels au
100 et au 101 seront très bientôt opérationnels à Anvers et à Liège.
Cette fusion pourrait paraître répondre à des besoins de rationalité
fonctionnelle mais suscite néanmoins quelques interrogations. Nous
savons que de manière générale, l'heure est à l'uniformisation des
appels d'urgences. J'en veux pour exemple la directive européenne
qui impose qu'un même numéro d'appel d'urgence soit opérationnel
sur tout le territoire de l'Union. Cette initiative s'inscrit dans la
construction d'un espace commun, ce qui signifie qu'un Finlandais en
vacances en Sicile peut, en cas d'accident, appeler immédiatement
le 112 pour atteindre les services secours italiens. Mais cette
directive n'a pas d'autre objectif. En aucun cas elle n'oblige les États
membres à mettre en place un dispositif d'appel unique dans lequel
fusionneraient les services 100 et 101.

Si j'ai bien compris les objectifs des projets pilotes qui seront menés
à Anvers et à Liège, il s'agirait de fusionner tout simplement chez
nous les appels 100 et 101. Or, il me semble qu'il y a quelques mois,
plusieurs professionnels de la santé et des centres 100 étaient
montés au créneau pour dénoncer ce type de projets. Outre une
certaine hésitation à se prononcer sur les aspects financiers et
l'efficacité de ce projet, ces professionnels avaient surtout mis en
avant une grave préoccupation d'ordre éthique, puisque pour eux, le
secret médical était menacé. Il faut en effet savoir que les appels
d'aide médicale d'urgence sont protégés par le secret médical et la
fusion de ces deux numéros pourrait faire hésiter certaines
personnes qui nécessitent une aide urgente, de peur de voir leur
appel transféré directement à la police.

Il a été dit haut et fort, par M. Duquesne notamment, que ce risque
n'existait pas, qu'il n'y aurait pas d'échange d'informations mais je
voudrais rappeler que le groupe d'experts médicaux avait posé des
balises bien nettes. Il s'agit d'abord que le ou les préposés qui gèrent
les appels d'aide médicale urgente ne puissent travailler sous
l'autorité ou la tutelle de la police. Ensuite, l'appelant doit être en
contact direct avec le préposé qui va gérer la demande d'aide
médicale urgente. Le traitement des appels ne peut être disjoint de la
gestion des interventions qui en découlent. Enfin, les bases de
données générées par le fonctionnement du centre d'aide médicale
urgente doivent être séparées physiquement et logiquement de tout
autre système. Néanmoins, je m'interroge toujours sur ce risque car
je crains que toutes les procédures de préparation de ces projets
n'aient pas été scrupuleusement respectées. Différents groupes
travaillaient sous votre autorité et il me revient que certaines
02.01 Karine Lalieux (PS): De
proefprojecten inzake de fusie van
de oproepen voor de diensten 100
en 101 zouden binnenkort
operationeel worden in Antwerpen
en Luik. Die fusie doet echter een
aantal vragen rijzen. Een
Europese richtlijn legt immers één
nummer op voor noodoproepen
voor het hele grondgebied van de
Unie, maar zij verplicht de
lidstaten er geenszins toe over te
gaan tot een uniek oproepnummer
voor de diensten 100 en 101.
Vanuit de gezondheidssector komt
er heel wat negatieve reactie op
projecten zoals die in Antwerpen
en Luik, omdat gevreesd wordt dat
het medisch geheim in het
gedrang komt. Volgens de heer
Duquesne is dat risico
onbestaand, zeker omdat de
groep van medische experts
duidelijke grenzen heeft
vastgesteld.

Werden de rapporten van de
verschillende groepen van experts
door alle leden goedgekeurd?
Werden de eisen die de medische
experts naar voren hebben
geschoven opgenomen in de
rapporten die aan de basis lagen
van het fiat voor de proefprojecten
in Antwerpen en Luik? Zullen die
eisen worden opgenomen in het
bestek dat aan de basis ligt van
de uitvoering van die twee
projecten?
CRIV 50
COM 960
28/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
irrégularités ont été relevées.

J'en cite quelques-unes: rapports rédigés par une entreprise privée et
non soumis à tous les membres des différents groupes, exigences
formulées par le groupe non reprises dans lesdits rapports,
consensus plus qu'aléatoire.

Monsieur le ministre, après ce long développement, mes questions
seront très simples.
- Pouvez-vous garantir que les rapports des différents groupes
d'experts ont été adoptés par l'ensemble des membres?
- Pouvez-vous me garantir que les exigences avancées par les
experts médicaux ont été explicitement inscrites dans les rapports
ayant précédé le feu vert aux deux projets pilote d'Anvers et de
Liège?
- Pouvez-vous me garantir également que ces exigences sont dans
le cahier des charges qui organisera la mise en oeuvre de ces deux
projets?
02.02 Jef Tavernier, ministre: Madame la présidente, je remercie
Mme Lalieux pour ses questions sur ce dossier très complexe. Je
tiens tout d'abord à rappeler que, dans le cadre du management de
crises et d'incidents, il a été proposé, lors du Conseil des ministres du
14 mars 2002, d'examiner avec un groupe de travail interdisciplinaire
comprenant des représentants de la police, du service incendie et de
l'aide médicale urgente, la nécessité de disposer d'un centre d'appels
intégré, fondé sur la technologie Astrid. Vous savez que le projet
Astrid a été décidé il y a plusieurs années. C'est aujourd'hui une
intercommunale présidée par un éminent membre de la Chambre.
Quoique, à ce moment, la Santé Publique n'était pas demandeur, on
lui a proposé, le 6 juin dernier, de se joindre au projet.

Etant donné qu'il s'agit d'un problème spécifique et complexe,
notamment en ce qui concerne le secret professionnel, le ministre de
la Santé publique a insisté pour qu'un groupe de travail d'experts
médicaux soit mis sur pied, en vue d'examiner plus avant la
demande d'un système intégré d'appels. Pour préparer son rapport,
ce groupe de travail d'experts médicaux s'est fait encadrer par des
commissions consultatives, notamment en ce qui concerne les
besoins fonctionnels et les aspects techniques. Dans son rapport, ce
groupe de travail a conclu, qu'à moins qu'un certain nombre de
conditions préalables ne soient remplies, l'avis pour un système
intégré d'appels était négatif. Ces conditions portaient, entre autres,
sur une garantie absolue du secret médical, sur le développement
d'une structure pour le travail des préposés, sur la garantie qu'il n'y
aurait aucune retombée négative sur les budgets de l'aide médicale
urgente.

Le rapport présente un certain type de système intégré d'appels.

Ce rapport a bien été rédigé par des membres du groupe de travail
d'experts médicaux et soumis au groupe de travail. Deux des quatre
membres du groupe de travail se sont montrés favorables à la
proposition. Les réserves émises par les deux autres membres
portaient principalement sur la réception de tous les appels par un
"call taker" commun, et ce même s'il a été stipulé que l'accès aux
données, à l'instar de la garantie du secret médical, devrait rentrer
dans les compétences de la Santé publique.
02.02 Minister Jef Tavernier: In
het kader van het management
inzake crisissen en incidenten
werd op 14 maart 2002 aan de
Ministerraad voorgesteld om via
een interdisciplinaire werkgroep ­
politie, brandweer en dringende
medische hulp ­ te onderzoeken
of een op basis van de Astrid-
technologie geïntegreerd
oproepcentrum nodig is.

Wegens het specifiek karakter en
de complexiteit van het probleem
heb ik aangedrongen op de
oprichting van een werkgroep van
medische experts om deze vraag
te onderzoeken.

Deze werkgroep van experts heeft
een verslag opgesteld met de
volgende conclusie: tenzij een
bepaald aantal voorafgaande
voorwaarden zijn vervuld, luidt het
advies voor een geïntegreerd
oproepcentrum negatief. Twee
leden van de werkgroep waren
nochtans voor het voorstel. Het
voorbehoud dat de twee andere
leden maakten betrof
hoofdzakelijk het feit dat alle
oproepen door een
gemeenschappelijke "call taker"
worden beantwoord, zelfs als
wordt gesteld dat de toegang tot
de gegevens, net als de garantie
op de medische geheimhouding,
behoort tot de bevoegdheden van
Volksgezondheid.
28/01/2003
CRIV 50
COM 960
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10

Afin de tenir compte des remarques des deux membres qui n'étaient
pas d'accord avec le rapport, on a exigé, lors de la concertation avec
le ministre de l'Intérieur, qu'aucune modification ne soit apportée au
fonctionnement de l'aide médicale urgente. Cela figure clairement
dans la notification du Conseil des ministres. De plus, il a été décidé
de lancer des projets pilotes Astrid à Anvers et Liège. Ils ne rentrent
pas dans l'activité quotidienne normale et tout risque est évité; c'est
ce qu'on appelle un "test à vide". Il est nécessaire de mener des
projets pilotes sous la forme de simulations afin d'examiner si la
technologie offerte par la société anonyme Astrid remplit les
conditions pour l'aide médicale urgente. Sans ces simulations, le
débat demeure en effet une rhétorique entre partisans et opposants.
Un tel débat est subjectif et ne repose pas sur des fondements
objectifs. Les simulations permettront d'établir si la technologie
répond aux besoins. Elles permettront également de calculer les
coûts et d'examiner dans quelle mesure les exigences posées par le
groupe d'experts médicaux sont satisfaites.

De plus, les rapports ayant précédé la décision du Conseil des
ministres indiquent que ces projets pilotes impliquent une
collaboration avec un comité directeur et des groupes de travail. Ce
comité directeur comprendra trois experts médicaux indépendants
qui veilleront de près à ce que soient offertes toutes les garanties
exigées par la Santé publique et qu'elles aient été éprouvées.

C'est ainsi par exemple, qu'un groupe de travail juridico-administratif
spécial est mis sur pied. Celui-ci se compose de médecins, de
juristes, d'un représentant de l'Ordre des médecins, ainsi que d'un
membre de la commission pour la protection des données de la vie
privée. Ce groupe veillera attentivement à ce que les conditions
nécessaires pour le respect du secret médical soient remplies. Je
puis donc affirmer avec certitude que la composition du comité
directeur et des groupes, telle qu'elle ressort du rapport, propose une
structure offrant toutes les garanties nécessaires quant aux
conditions formulées par la Santé publique.

Enfin, j'aimerais ajouter que la notification du conseil des ministres
indique clairement que, comme mentionné dans le rapport du groupe
de travail des experts médicaux, les garanties requises, en particulier
en matière de secret médical, seront respectées lors de l'élaboration
de ces projets. Il est évident qu'il faudra satisfaire à ces exigences
dans le cadre des projets pilotes. Les représentants de la Santé
publique au sein du comité directeur et des groupes de travail auront,
à cet égard, suffisamment d'influence lors de la mise sur pied des
projets pilotes.

Tijdens het overleg met de
minister van Binnenlandse Zaken
hebben wij dan ook geëist dat
geen enkele wijziging zou worden
aangebracht in de werking van de
dringende medische
hulpverlening. Dat staat klaar en
duidelijk in de officiële nota van
de Ministerraad.

Bovendien werd besloten Astrid-
proefprojecten in Antwerpen en
Luik op te starten. Om risico's uit
te sluiten worden die
proefprojecten niet in de normale
dagelijkse activiteit geïntegreerd.
Dergelijke simulaties zijn nodig
om te onderzoeken of de Astrid-
technologie beantwoordt aan de
voorwaarden van de dringende
medische hulpverlening. Zonder
deze simulaties blijft het een
louter theoretisch debat tussen
voor- en tegenstanders.

Inzake die proefprojecten wordt
samengewerkt met een
bestuurscomité en met
werkgroepen. Dat bestuurscomité
zal bestaan uit drie onafhankelijke
medische experts die zullen
toezien op de naleving van de
waarborgen voor de
volksgezondheid.
02.03 Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, je remercie M. le
ministre pour cette réponse très précise. Je vois que vous êtes
particulièrement intéressé ­ je ne sais pas si les autres ministres le
sont aussi ­ par la protection du secret médical et par l'accès au 100
et au 101 de personnes qui seraient en état d'urgence, comme par
exemple des toxicomanes ou autres. Il est donc important de
répondre à ces appels.

J'entends qu'il y aura des rapports, des groupes de travail, un comité
directeur. Je ne suis pas membre de cette commission mais c'est
une problématique importante et j'espère que vous pourrez nous
02.03 Karine Lalieux (PS): Ik
stel vast dat u het belang inziet
van de bescherming van het
medisch geheim. Vaak is het
echter zo dat in zogenaamde
proefprojecten alles van bij het
begin vastligt. Hoe dan ook hoop
ik dat u ons op de hoogte zal
houden van de evolutie van die
proefprojecten.
CRIV 50
COM 960
28/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
informer de l'évolution de ces deux projets pilotes. Souvent,
lorsqu'on parle d'un projet pilote, on a déjà toute la ligne de conduite
et tout est déjà organisé. Quand on entend le ministre de l'Intérieur,
c'est comme si c'était fait, sans toutes les réserves que vous émettez
aujourd'hui. J'espère donc que vous suivrez ce dossier de près et
nous le suivrons aussi. Et dès que le projet pilote sera entamé, nous
viendrons vous réinterroger pour connaître les conclusions des
rapporteurs.
02.04 Jef Tavernier, ministre: Je tiens quand même à attirer votre
attention sur un aspect qui me semble important. Dans la réalité, on
voit que les gens appellent ou le 100 ou le 101. Ils ne font pas la
distinction entre ces deux numéros. De temps en temps, il y a donc
des appels destinés à l'autre numéro. C'est la raison pour laquelle il y
a une certaine logique dans ce projet, sans oublier bien sûr tous les
dangers et problèmes qui se posent. Mais à la Santé publique, on
reste vigilant sur ce point.
02.04 Minister Jef Tavernier: Wij
stellen vast dat de gebruikers
vaak het onderscheid niet maken
tussen de 100 ­ en de 101 ­
nummers. Om die reden besteden
we zo veel aandacht aan deze
aangelegenheid.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Interpellatie van mevrouw Annemie Van de Casteele tot de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "het protocol van de Interministeriële Conferentie van de
ministers van Volksgezondheid van 24 juni 2002" (nr. 1553)
03 Interpellation de Mme Annemie Van de Casteele au ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de l'Environnement sur "le protocole de la Conférence
interministérielle de la Santé publique du 24 juin 2002" (n° 1553)
03.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, wij naderen stilaan het einde van deze
legislatuur. In een aantal dossiers begin ik mij toch wel zorgen te
maken. Een van die dossiers is het dossier van de taalproblematiek
in de Brusselse ziekenhuizen, de Brusselse diensten voor dringende
medische hulpverlening en de MUG's die optreden in de Vlaamse
rand. We hebben daarover al verschillende vragen gesteld, dikwijls
naar aanleiding van heel concrete problemen die op het terrein
werden vastgesteld. Het bleek immers dat mensen in nood niet
efficiënt konden worden geholpen, omdat degenen die moesten
instaan voor de dringende medische hulpverlening, hen
eenvoudigweg niet begrepen. Wij weten dat het ook uw
bekommernis is dat daaraan dringend moet worden geremedieerd.
Het was ook de bekommernis van uw voorgangster, mevrouw
Aelvoet, die we daarover verschillende keren hebben ondervraagd.

Mijnheer de minister, ik merk echter dat er, ondanks alle mooie
beloften die werden gedaan en ondanks alle afspraken die werden
gemaakt, geen schot in de zaak komt. Voor twee belangrijke punten
waarover in de interministeriële conferentie van 30 mei 2001 ­
ondertussen al bijna 2 jaar geleden ­ overeenstemming werd bereikt
en die door mevrouw Aelvoet werden voorgesteld als een serieuze
doorbraak in dit dossier, komt er blijkbaar geen vooruitgang.

Vorige week werd een vraag gesteld aan uw collega Vandenbroucke,
waarop hij antwoordde dat de taalproblemen in noodgevallen
eigenlijk niet zo belangrijk zijn en dat de snelheid waarmee wordt
opgetreden, belangrijker is. Daardoor minimaliseert hij de
taalproblemen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik, naar aanleiding van dat
03.01 Annemie Van de Casteele
(VU&ID): La fin de la législature
approchant, je commence à me
demander si certains dossiers
pourront encore être finalisés à
temps. Je pense notamment à
celui des problèmes linguistiques
dans les hôpitaux bruxellois et
dans le cadre de l'aide médicale
urgente. Il s'agissait également là
de l'une des préoccupations du
ministre et de son prédécesseur.
Or, à ce jour, rien n'a encore été
réalisé.

Au lendemain de la Conférence
interministérielle de la Santé
publique du 30 mai 2001, la
ministre Aelvoet avait pourtant
parlé d'avancée en la matière.
Récemment, le ministre
Vandenbroucke affirmait que la
rapidité d'intervention est plus
importante que la langue, ce qui
me fait craindre que subitement
se prépare un revirement dans ce
domaine.

La Conférence interministérielle
28/01/2003
CRIV 50
COM 960
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
antwoord, vrees dat men een bocht aan het nemen is en dat de
regering niet meer erin zal slagen uit te voeren wat werd
afgesproken.

Ten eerste, de interministeriële conferentie had aanvaard dat
daaraan door de verantwoordelijke instanties van Gemeenschappen
en Gewesten taalvoorwaarden zouden worden gekoppeld. We
hebben hier immers te maken met een complexe
bevoegdheidsproblematiek. De erkenningsnormen zijn echter
federaal en de Gemeenschappen en Gewesten moeten ze toepassen
in de werking van de ambulances en de MUG's. Naar aanleiding van
dat akkoord heeft mevrouw Aelvoet een ontwerp van koninklijk
besluit gemaakt dat oplegt dat ambulances en MUG's voortaan
moeten worden bemand door minstens één zorgverstrekker die de
taal van het interventiegebied, en in Brussel de taal van de patiënt,
voldoende beheerst.

Ik wil best eventjes wachten. Als het iets met de uitzending te maken
heeft, ...
avait accepté la prise en compte
d'une condition linguistique pour
les SMUR. Un projet d'arrêté royal
stipulait que les ambulances et les
SMUR devaient désormais avoir à
leur bord une personne maîtrisant
suffisamment la langue de la zone
d'intervention ou, à Bruxelles, la
langue du patient. Le ministre de
l'Intérieur a toutefois refusé de
signer le projet car il modifierait la
législation linguistique.
De voorzitter: Mevrouw Van de Casteele, u mag voortdoen.
03.02 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Ik zie dat er
noodsignalen worden uitgezonden.
De voorzitter: Maakt u zich maar geen zorgen.
03.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Mijnheer de minister, er
was een probleem, waarover ik mevrouw Aelvoet ongeveer een jaar
geleden heb ondervraagd. Dat ontwerp van koninklijk besluit bleek
immers niet te zijn ondertekend door wie mee moest ondertekenen,
namelijk de minister van Binnenlandse Zaken. Ik heb toen ook de
minister van Binnenlandse Zaken daarover ondervraagd. Hij heeft
duidelijk laten verstaan dat hij niet zomaar bereid was dat ontwerp
van koninklijk besluit te ondertekenen, omdat dat volgens hem een
wijziging van de bestaande taalwetgeving inhield.

Wij hadden gehoopt dat het advies van de Raad van State, dat
daarover al was gevraagd, uitsluitsel zou geven. Dat advies bleek
echter spoorloos te zijn. Ik vraag u dus allereerst ons daarover
eindelijk opheldering te geven. Immers, de laatste keer dat we
mevrouw Aelvoet daarover hebben ondervraagd op 12 maart 2002,
heeft ze gezegd dat de Raad van State zich daarover tijdens een
zitting van 5 maart 2002 had uitgesproken, maar dat zij het advies
nog niet had ontvangen. Wij hebben van dat advies nog altijd geen
spoor gezien.

Ik had graag de inhoud van dat advies gekend, want ik kan slechts
refereren aan de verklaring van uw collega in het Vlaams Parlement,
minister Vogels. U wist geen antwoord toen sommige leden u
hierover ondervroegen, maar inzake het MUG-besluit anwoordde
minister Vogels: "De Raad van State heeft de federale regering
aanbevolen om het advies van de Vaste Commissie voor
Taaltoezicht in te winnen."

Welnu, mijnheer de minister, waar is dat advies van de Raad van
State? Wanneer kwam het precies toe? Hoe lang duurde het
03.03 Annemie Van de Casteele
(VU&ID): Nous espérions que
l'avis du Conseil d'Etat clarifierait
la situation mais cet avis s'est
avéré introuvable. Le 12 mars
2002, la ministre Aelvoet a
confirmé que le 5 mars, le Conseil
d'Etat s'était penché sur la
question mais qu'elle n'avait pas
encore reçu l'avis. Aux dires de la
ministre flamande Mme Vogels, le
Conseil d'Etat a recommandé au
gouvernement de consulter la
Commission permanente de
contrôle linguistique. Quand le
Conseil d'Etat a-t-il rendu son
avis? Quelle en est la teneur?
Pourquoi avoir attendu si
longtemps avant de demander
l'avis de la Commission
permanente de contrôle
linguistique?

Le 30 mai 2001, un accord de
principe a également été conclu à
propos de la création d'un point de
contact pour centraliser les
plaintes liées à des problèmes
linguistiques. La question aurait
dû être réglée pour la fin de 2001
CRIV 50
COM 960
28/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
alvorens dat advies werd geformuleerd? Immers, indien het alleen
gaat om een verwijzing naar de vaste commissie voor Taaltoezicht,
dan rijzen hieromtrent toch een aantal vragen. Als bovendien het
advies dateert van 5 mei 2002, waarom duurde het dan tot in de
maand december alvorens uw diensten formeel vroegen om het
advies bij de Vaste Commissie voor Taaltoezicht?

Ik zou ook graag willen weten wanneer het advies precies werd
aangevraagd en welke de huidige stand van zaken is.

Ik kom thans tot het tweede en zeker niet minder belangrijke dossier,
namelijk het principeakkoord dat in dezelfde interministeriële
conferentie van 30 maart 2002 werd bereikt, over de oprichting van
een meldpunt voor taalklachten bij de ziekenhuizen en medische
diensten te Brussel.

Er bestonden nog heel wat vragen over de praktische uitvoering
ervan, maar niet alleen uw voorgangster, minister Aelvoet, kondigde
dit aan als een verworvenheid; ook u zei recent in het Parlement dat
dit eindelijk zou zorgen voor een doorbraak in dit dossier.

Wij merken evenwel dat er blijkbaar nog steeds een aantal
ministeriële handtekeningen ontbreken onder het protocol dat hieraan
uitvoering moet geven. In dat protocol gaat het niet meer over een
meldpunt voor taalklachten, maar over een meldpunt voor
onthaalproblemen.

Mijnheer de minister, door welke ministers moet dat protocol worden
ondertekend? Wie heeft het nog niet ondertekend en waarom? Meent
u dat deze zaak nog zal worden afgerond? Welke zijn volgens u de
redenen voor deze zogenaamde vertragingen?
mais finalement, une décision
définitive ne devait intervenir que
lors de la Conférence
interministérielle de juin 2002. Des
signatures manquent encore
toutefois sous le protocole relatif à
un point de contact pour les
problèmes en matière d'accueil.
Quel est l'état d'avancement de ce
dossier? Quelles sont les raisons
de ce nouveau retard?
03.04 Minister Jef Tavernier: Mevrouw de voorzitter, er werd
inderdaad een ontwerp van koninklijk besluit voorgelegd aan de
Raad van State, teneinde het taalgebruik in dringende
geneeskundige hulpverlening te regelen, meer bepaald voor de
ambulancediensten en de mobiele urgentiegroepen.

De Raad van State heeft zijn advies verstrekt, in die zin dat de
ambulancediensten en de mobiele urgentiegroepen die optreden in
het kader van dringende geneeskundige hulpverlening, worden
geacht te vallen onder de toepassing van de gecoördineerde wetten
op het gebruik van talen in bestuurszaken.

De Raad van State stelt voor het ontwerp van koninklijk besluit
derwijze aan te passen dat het zich beperkt tot het verwijzen naar de
bestaande regeling waaraan de mobiele urgentiegroepen en
ambulancediensten zijn onderworpen en de precisering van de
verplichting die hierdoor berust op de betrokken diensten, op te
nemen in een rondzendbrief.

De Raad van State merkte op dat de gecoördineerde wetten op het
gebruik van talen in bestuurszaken nog het voorwerp moeten
uitmaken van een advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.

De tekst zoals aangepast aan het advies van de Raad van State
werd op 24 september 2002 voor advies voorgelegd aan de Vaste
Commissie voor Taaltoezicht, maar dat advies werd nog niet
03.04 Jef Tavernier, ministre: Un
projet d'arrêté royal a été soumis
au Conseil d'Etat, qui a
recommandé que les lois sur
l'emploi des langues en matière
administrative soient appliquées
aux services d'ambulance et aux
services mobiles d'urgence et de
réanimation en cas d'intervention
dans le cadre de prestations de
soins médicaux urgents. Selon le
Conseil d'Etat, il serait en outre
préférable que l'arrêté royal fasse
uniquement référence à la
réglementation existante et que
toute précision supplémentaire
soit mentionnée dans une
circulaire. Le Conseil a observé
qu'un avis de la Commission
permanente de contrôle
linguistique était requis. Le texte
modifié a été présenté à la
Commission permanente le 24
septembre 2002 mais nous
n'avons pas encore reçu l'avis de
cette dernière. Une circulaire à
28/01/2003
CRIV 50
COM 960
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
gegeven.

Zoals door de Raad van State is gesuggereerd, zal de publicatie van
het te nemen koninklijk besluit gepaard gaan met een omzendbrief
aan alle betrokkenen waardoor alle toepasselijke bepalingen in
concreto worden verduidelijkt. Wij wachten echter nog altijd op dat
advies.

Daarnaast is het zo ­ wat het tweede deel van uw vraag betreft ­ dat
in het kader van de interministeriële conferentie voor de
Volksgezondheid inderdaad een ontwerp van protocolakkoord
bestond over een federaal meldpunt dat in beginsel door de
interministeriële conferentie was goedgekeurd. Er was dus een
goedkeuring van de interministeriële conferentie. Een van de
bevoegde ministers ­ die zelf niet aanwezig was, maar werd
vertegenwoordigd ­ weigert nu het protocol te ondertekenen omdat
hij niet akkoord gaat met de beperking van het toepassingsveld tot
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Nochtans was in de
interkabinettenwerkgroep voorafgaandelijk een akkoord bereikt om
aan het meldpunt de bevoegdheid te geven om alle taalklachten in
ziekenhuizen en rusthuizen te laten verzamelen en registreren.

Dat is de stand van zaken in die twee kwesties. In het ene geval is er
nog geen advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht. In het
tweede geval was ik blijkbaar op het moment dat ik daarop heb
geantwoord, wat naïef, in de veronderstelling dat een akkoord op een
interministeriële conferentie zich automatisch vertaalt in een
ondertekening van het akkoord. Dat is blijkbaar niet het geval, om de
reden die ik heb gegeven.
l'intention de tous les acteurs
concernés sera publiée en même
temps que l'arrêté royal.

La Conférence interministérielle
de la Santé publique a en principe
adopté un projet de protocole
relatif au point de contact fédéral,
mais l'un des ministres concernés
refuse de le signer car il n'admet
pas que le programme soit limité
à la Région Bruxelles capitale.
Dans ma réponse précédente,
j'avais supposé, peut-être
naïvement, que la signature du
protocole suivrait logiquement son
adoption.
03.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Mijnheer de minister, u
zult het dus met mij eens zijn dat op het einde van de rit helemaal
niets zal zijn veranderd aan de dramatische toestand op het terrein.

Nu begrijp ik er helemaal niets meer van. Zijn jullie hier alleen voor
show ­ voor de camera's ­ komen zitten?
03.05 Annemie Van de Casteele
(VU&ID): En définitive, cette
situation navrante perdurera
quasiment telle quelle.
03.06 Minister Jef Tavernier: In dit Parlement gebeurt dat nu en
dan.
03.07 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Leg het mij straks eens
uit waarover het ging.
03.08 Minister Jef Tavernier: In dit Parlement gebeurt dat
regelmatig hoor.
03.09 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Het zou mij bijna van
mijn concentratie afbrengen, mijnheer de minister.

Alles gaat hier om woorden. Ik zou, als het mogelijk is, graag dat
advies van de Raad van State hebben. Het lijkt mij heel raar dat de
Raad van State verwijst naar de bestaande taalwetgeving. Als de
Raad van State verwijst naar de bestaande taalwetgeving en zegt dat
die voldoende is, dan weet ik niet waarom er een koninklijk besluit
moet zijn. Het gaat om de uitvoering. Dat hebben wij ook altijd
gezegd. De wet, die bepaalt dat er tweetaligheid moet zijn, moet
worden uitgevoerd op het terrein, in het Brussels Hoofdstedelijk
03.09 Annemie Van de Casteele
(VU&ID): Je souhaiterais consulter
cet avis du Conseil d'Etat. Si
l'arrêté royal doit être adapté à la
législation linguistique existante,
pourquoi est-il encore nécessaire?
Il ressort d'un avis de la
Commission permanente de
contrôle linguistique que la loi
impose le respect du bilinguisme
même par les hôpitaux privés.
CRIV 50
COM 960
28/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
Gewest en in de diensten. Er was discussie over het feit of die privé-
ziekenhuisdiensten onderworpen zijn aan die tweetaligheid, maar
daarover heeft de Vaste Commissie voor Taaltoezicht al uitspraken
gedaan die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. Ik heb er hier
nog één voor mij. Ik citeer: "De Vaste Commissie is van oordeel dat
de spoedgevallendiensten van klinieken ­ ook van privé-klinieken ­
die door de dienst 100 in aanmerking worden genomen in het kader
van de wet op de dringende medische hulp, een opdracht uitoefenen
die de taak van de privé-instelling te buiten gaat en binnen dat kader
al het nodige moeten doen om de taal te eerbiedigen die door de
patiënt wordt gebruikt wanneer die taal het Nederlands of het Frans
is." Daar gaat het uiteindelijk over.

We kunnen alleen maar betreuren, mijnheer de minister, dat men ­
ondanks de uitspraak dat al die communautaire problemen voor een
groot deel door deze regering zouden worden opgelost ­ zelfs in
zulke elementaire dossiers er niet in slaagt om enige vordering te
maken.

Voor het tweede dossier zeg ik net hetzelfde. U zegt dat er in
beginsel een goedkeuring is geweest van wat de interministeriële
conferentie heeft afgesproken.

Het kan toch niet dat één minister weigert, omdat hij ervan uitgaat
dat er ook een onthaaldienst nodig is in een eentalig gebied zoals
Vlaanderen, terwijl het probleem juist is dat de tweetaligheid beperkt
is tot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er is ook nog het probleem
van de faciliteitengemeenten, maar dat is iets anders. De
problematiek van het meldpunt willen uitbreiden tot de rand, gaat dus
niet. Dat was ook niet de vraag van de interministeriële conferentie
indertijd.

Ik weet dat de ministers Vandenbroucke en Aelvoet het protocol al
hebben getekend. Ik zal geen motie indienen, maar ik wil heel graag
dat u er bij de regering op aandringt om de bevoegde ministers ­ als
ik mij niet vergis gaat in het concreto om de ministers Gosuin en
Tomas ­ op hun verantwoordelijkheid te wijzen, zodat nog voor het
einde van deze legislatuur dat meldpunt ten minste op papier
bestaat. Om het dan in de praktijk om te zetten, zal nog wel wat
water naar zee vloeien.

En ce qui concerne le deuxième
dossier, le ministre doit insister
auprès des ministres compétents,
à savoir MM. Gosuin et Tomas,
pour qu'ils prennent leurs
responsabilités. Le point de
contact doit être créé avant la fin
de cette législature, même si ce
n'est que sur le papier.
03.10 Minister Jef Tavernier: Ik spreek mevrouw Van de Casteele
niet tegen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Annemie Van de Casteele aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "provinciale diensthoofden van het Voedselagentschap"
(nr. A800)
04 Question de Mme Annemie Van de Casteele au ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur "les chefs de service provinciaux de l'Agence
fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire" (n° A800)
04.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Mevrouw de voorzitter,
mijnheer de minister, ik kan kort zijn. Volgens een mediabericht zou
de heer Destickere de belofte hebben gekregen dat hij zal worden
04.01 Annemie Van de Casteele
(VU&ID): Selon les médias, M.
Destickere est pratiquement
28/01/2003
CRIV 50
COM 960
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
aangesteld als provinciaal diensthoofd van het Voedselagentschap in
de provincie West-Vlaanderen. Alhoewel ik mediaberichten
doorgaans met de nodige korrels zout neem, zult u begrijpen dat dit
bericht mij de wenkbrauwen deed fronsen. Het bericht bevestigde dat
men met de procedure tot aanstelling van de provinciale
diensthoofden gestart is.

Mijnheer de minister, hoe zit dat met die procedure? Welk profiel
vraagt men van de kandidaten? Welke voorwaarden worden erin
opgelegd? Ik heb het verslag van de dioxinecommissie erop
nagelezen. De heer Destickere werd de cumul aangewreven. Niet
niks, zou ik zeggen. U zult daarmee rekening moeten houden bij de
aanstelling van de provinciale diensthoofden. Iedereen mag zijn
leven beteren. We kennen allemaal mensen die de heer Destickere
daarin zijn voorgegaan. We hebben echter kunnen vaststellen dat de
heer Destickere zijn job als verzekeringsexpert voor liet gaan op de
belangen van de dienst en de voedselveiligheid die hij hoorde te
verdedigen. Cumulverbod en belangenvermenging waren punten die
sterk beklemtoond werden in de aanbevelingen van de commissie.
Zullen deze twee punten gewaarborgd worden bij de aanstelling van
de provinciale diensthoofden?
certain de sa désignation comme
chef de service provincial de
l'AFSCA en Flandre occidentale.
Cette nouvelle a entraîné de
nombreux froncements de
sourcils.
Qu'en est-il de la procédure de
désignation? Quel doit être le
profil du candidat? Quelles
conditions sont-elles imposées? Y
aura-t-il une interdiction de cumul
pour éviter une confusion
d'intérêts? La commission dioxine
a en effet constaté qu'en ce qui
concerne sa fonction d'expert en
assurances, M. Destickere a
suscité de nombreuses questions.
04.02 Minister Jef Tavernier: Mevrouw de voorzitter, collega Van de
Casteele, ook ik was verwonderd over bepaalde mediaberichten. U
weet dat ik geen toelichting kan geven over een concreet en
individueel dossier. Ik wil echter formeel stellen dat het mediabericht
als uiterst voorbarig moet worden bestempeld. Ik meen te weten dat
de gedelegeerd bestuurder van het federaal Voedselagentschap zich
in die zin heeft uitgesproken.

Ik bespaar u alles wat tot op heden reeds gebeurd is inzake
aanwervingen en aanstellingen. Voor al de functies, ook voor de
verantwoordelijken van de provinciale controle-eenheden zal de
toewijzing gebeuren met inachtneming van zeer strikte regels van
objectiviteit en transparantie. Op dit ogenblik zijn de functieprofielen
voor de hoofden van de provinciale controle-eenheden nog niet
definitief vastgelegd. De managements- en de operationele plannen
van de gedelegeerd bestuurder en de directeur-generaal zullen
gebruikt worden als leidraad. Het is duidelijk dat er bijzondere
aandacht zal worden besteed aan de aanstelling van de provinciale
hoofden, ondanks het feit dat dit voor de betrokken personen geen
enkel engagement voor de toekomst inhoudt, eens de Copernicus-
regeling voor dit niveau van toepassing zal zijn. Gelet op de
samenvoeging van verschillende diensten met elk een buitendienst,
zal men overal meer kandidaten hebben dan posten. Velen die hoofd
waren van een provinciale dienst voelen zich geroepen om algemeen
hoofd te zijn. Bijna automatisch zullen velen in tegenstelling tot
hetgeen op dit ogenblik het geval is, in de toekomst iemand boven
zich krijgen. Voor de aanstelling zal het agentschap beroep doen op
ondersteuning en begeleiding van externe deskundigen en hierover
permanent overleg plegen met de personeelsafvaardigingen in de
schoot van haar basisoverlegcomité. Er werd een voorontwerp van
koninklijk besluit opgesteld dat de onverenigbaarheden vaststelt van
andere activiteiten met een functie binnen het agentschap.

Men is daarmee bezig. Dat is een zeer delicate operatie.

Ik heb dat voorontwerp voor advies bezorgd aan de commissie voor
04.02 Jef Tavernier, ministre:
Cette nouvelle m'a également
surpris dans un premier temps
mais, aujourd'hui, je dois vraiment
insister sur son caractère
prématuré. C'est aussi ce qu'a
déclaré l'administrateur délégué
de l'AFSCA. Je ne peux et ne
souhaite pas faire ici de
déclarations supplémentaires sur
des cas concrets.

La procédure se déroule de
manière très objective,
transparente et conformément à
des règles strictes pour toutes les
désignations à une fonction. Une
attention particulière est accordée
à la désignation des chefs de
service provinciaux, même si, en
raison de la réforme Copernic, il
n'y a pas pour eux d'engagement
durable. La désignation se
déroulera avec l'aide de
spécialistes externes et il y aura
une concertation régulière avec
les représentants du personnel du
comité de base de l'Agence.

J'ai rédigé un avant-projet d'arrêté
royal qui fixe l'incompatibilité
d'autres activités avec une
fonction au sein de l'AFSCA.
L'avant-projet ne vise pas
seulement les fonctions
dirigeantes, mais l'ensemble du
CRIV 50
COM 960
28/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
de Bescherming van de Privé-levenssfeer. Daarna wordt het
voorgelegd aan de Ministerraad.

Ik wil erop wijzen dat het een regeling betreft die niet alleen slaat op
de leidinggevenden, maar op de totaliteit van de personeelsformatie.
Om elke verwarring te verkomen: ze slaat niet op de DMO's
waarmee op dit ogenblik over een werkrelatie tot het agentschap
wordt onderhandeld.

De problematiek van onverenigbaarheden is in het kader van het
Voedselagentschap zeer delicaat. De vragen rijzen: hoe ver kan men
daarin gaan? Op welk moment treedt men in de privé-sfeer? Er zal
ook een zekere deontologie moeten worden gehanteerd. Kunnen er
wel allerlei regels worden vastgesteld? Dat is misschien ook niet
mogelijk. We kunnen wel vertrekken vanuit een aantal principes.
Maar wat heel specifiek de provinciale eenheden betreft, is, zoals ik
al zei, dat bericht op zijn minst uiterst voorbarig. Sommigen lanceren
wellicht berichten om andere doelstellingen te bereiken. Maar dat is
niet nieuw.
personnel, à l'exclusion toutefois
des vétérinaires chargés de
mission (VCM), avec qui des
négociations sont menées à
l'heure actuelle à propos de la
nature de leur relation de travail.
04.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Dat is niet nieuw. Alleen
zal ik mij daarover nog eens moeten afvragen welke doelstellingen
iemand daarmee zou willen bereiken, tenzij de heer Destickere zelf.
04.04 Minister Jef Tavernier: Ik vraag mij dat ook af.
04.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Mijnheer de minister,
ook ik heb altijd de schroom om over concrete dossiers met
vermelding van personen te spreken. Maar in dit geval gaat het
natuurlijk niet over iets anoniems. Het gaat over een persoon, over
wie met naam en toenaam in een openbaar verslag van het
Parlement een aantal nalatigheden worden opgesomd.

Ik wil nog een paar vragen stellen. Ik noteer dat u het voorontwerp
van koninklijk besluit over de onverenigbaarheden zult opstellen. Ik
neem aan dat dat inderdaad niet eenvoudig is, maar u zegt dat het
niet geldt voor de DMO's. Gaat u er dan vanuit dat er geen DMO'ers
kunnen kandideren voor die functie als provinciaal diensthoofd?
04.05 Annemie Van de Casteele
(VU&ID): L'avant-projet d'arrêté
royal ne concerne que les agents
statutaires et ne s'applique pas
aux vétérinaires chargés de
mission. Les VCM pourront-ils dès
lors se porter candidat à une
fonction?
04.06 Minister Jef Tavernier: Toch wel.
04.07 Annemie Van de Casteele (VU&ID): In dat geval zal u het
probleem natuurlijk niet oplossen.
04.08 Minister Jef Tavernier: Neen, u moet mijn antwoord goed
verstaan. Enerzijds is er een zaak rond de onverenigbaarheden,
waarbij er een aantal algemene regels gelden.
04.09 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Maar die gelden alleen
voor de ambtenaren met een statuut. Zo heb ik dat toch begrepen.
04.10 Minister Jef Tavernier: Anderzijds is er voor de DMO'ers een
specifieke werkrelatie, waarover nog apart wordt onderhandeld. Dat
betekent natuurlijk niet dat een DMO'er zich geen kandidaat kan
stellen voor een of andere functie. Als hij voor die functie
aangenomen wordt, gelden uiteraard de nieuwe regels. Nu gelden er
andere regels, maar hij mag zich kandidaat stellen.
04.10 Jef Tavernier, ministre:
Oui. Des négociations spécifiques
portant notamment sur des
incompatibilités éventuelles sont
menées au sujet de leur situation
professionnelle.
28/01/2003
CRIV 50
COM 960
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
04.11 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Vermits een DMO hoe
dan ook cumuleert ­ dat is het principe zelf van DMO ­, kan u het
koninklijk besluit alleen maar maken voor de statutaire ambtenaren.
Toch zult u er ook iets aan moeten doen om belangenvermenging bij
die DMO'ers tegen te gaan. Daarover zult u dus ook een of ander
besluit moeten opstellen.
04.12 Minister Jef Tavernier: Ik zal u de tekst geven. Het
voorontwerp slaat niet op de DMO's. Er wordt op dit ogenblik over
hun werkrelatie met het agentschap onderhandeld. In die werkrelatie
zitten natuurlijk elementen van onverenigbaarheid. Wat kan en wat
kan niet?
04.13 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Mijnheer de minister, ik
kan er alleen maar op aandringen dat men ook op dat vlak snel
vooruitgang boekt. We zijn nu immers bijna vier jaar verder. Eigenlijk
zou toch bij het afscheid van deze regering het agentschap ook in de
provinciale kringen op poten moeten staan. Ook op dat niveau
moeten de verantwoordelijkheden aangegeven zijn.
04.14 Minister Jef Tavernier: Dat is de betrachting.
04.15 Annemie Van de Casteele (VU&ID): In het andere geval
zullen we opnieuw met een aantal maanden vertraging worden
geconfronteerd.

Mijnheer de minister, ik heb nog een laatste vraag. U heeft naar de
Copernicus-hervorming verwezen. Houden de functieprofielen die nu
worden opgesteld, dan geen rekening met Copernicus?
04.15 Annemie Van de Casteele
(VU&ID): Le ministre a déclaré
qu'à la suite de la réforme
Copernic, un engagement
permanent était exclu pour les
chefs de service. Comment
interpréter ces propos?
04.16 Minister Jef Tavernier: Die profielen houden er wel rekening
mee. Mijn bemerking in verband met de Copernicus-hervorming was
dat het in deze zaak niet gaat over definitieve benoemingen voor het
leven.
04.16 Jef Tavernier, ministre:
Cela signifie que les chefs de
service ne doivent plus compter
sur une nomination à vie.
04.17 Annemie Van de Casteele (VU&ID): U bedoelt dat het om
mandaten gaat, ook voor de provinciale kringoversten. Dat lijkt me
nogal logisch.
04.18 Minister Jef Tavernier: Dat was de zin van de bemerking. Ik
denk dat wij zowel in de Federale Dienst Volksgezondheid als in het
Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid nogal strikt de lijn
van objectivering en motivering volgen.
04.19 Annemie Van de Casteele (VU&ID): De beste mensen
moeten inderdaad diensthoofd worden in al die profielen. Daar zijn
we het over eens.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 10.47 uur.
La réunion publique de commission est levée à 10.47 heures.


CRIV 50
COM 960
28/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19