KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 952
CRIV 50 COM 952
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
dinsdag
mardi
21-01-2003
21-01-2003
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
cdH
centre démocrate Humaniste
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :
publications@laChambre.be
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "loonbeslag door werkgevers" (nr. A302)
1
Question de Mme Karine Lalieux à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
saisies sur salaires opérées par des employeurs"
(n° A302)
1
Sprekers:
Karine Lalieux, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Karine Lalieux, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de startbanen en effecten naar
migrantenjongeren" (nr. A664)
2
Question de Mme Greta D'hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
premiers emplois et leurs conséquences pour les
jeunes immigrés" (n° A664)
2
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het gerechtelijk akkoord voor
ondernemingen" (nr. A665)
5
Question de Mme Greta D'hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'accord judiciaire concernant les entreprises"
(n° A665)
5
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de uitgaven voor opleiding" (nr. A666)
7
Question de Mme Greta D'hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
dépenses réservées à la formation" (n° A666)
7
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de arbeidsduurvermindering" (nr. A667)
9
Question de Mme Greta D'hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
diminution du temps de travail" (n° A667)
9
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het brugpensioen" (nr. A723)
11
Question de Mme Greta D'hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
prépension" (n° A723)
11
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Yves Leterme aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de personeelsproblematiek van de
arbeidsrechtbank van Brugge" (nr. A735)
13
Question de M. Yves Leterme à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "le problème
du personnel du tribunal du travail de Bruges"
(n° A735)
13
Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CD&V-fractie, Laurette Onkelinx, vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CD&V, Laurette Onkelinx, vice-première
ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Jean-Jacques Viseur aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de wet betreffende de
bescherming tegen pesterijen" (nr. A754)
15
Question de M. Jean-Jacques Viseur à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
loi sur le harcèlement moral" (n° A754)
15
Sprekers: Jean-Jacques Viseur, Laurette
Orateurs: Jean-Jacques Viseur, Laurette
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van de heer Filip Anthuenis aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "zwakke RVA-controles inzake
werkonwilligheid" (nr. A775)
16
Question de M. Filip Anthuenis à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "le laxisme
des contrôles Onem concernant la réticence à
accepter du travail" (n° A775)
16
Sprekers:
Filip Anthuenis, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Filip Anthuenis, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van de heer Roel Deseyn aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de erkenning van de externe diensten voor
preventie en bescherming" (nr. A694)
22
Question de M. Roel Deseyn à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la
reconnaissance des services externes pour la
prévention et la protection" (n° A694)
22
Sprekers: Roel Deseyn, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Roel Deseyn, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Marie-Thérèse Coenen aan
de vice-eerste minister van Werkgelegenheid over
"de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het
Instituut voor de gelijkheid van mannen en
vrouwen" (nr. A771)
24
Question de Mme Marie-Thérèse Coenen à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la mise en oeuvre de l'Institut de l'égalité entre
les hommes et les femmes" (n° A771)
24
Sprekers: Marie-Thérèse Coenen, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Marie-Thérèse Coenen, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van mevrouw Marie-Thérèse Coenen aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de evenwichtige
aanwezigheid van mannen en vrouwen in
organen met adviserende bevoegdheid"
(nr. A772)
25
Question de Mme Marie-Thérèse Coenen à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la présence équilibrée des hommes et des
femmes dans les organes possédant une
compétence d'avis" (n° A772)
25
Sprekers: Marie-Thérèse Coenen, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Marie-Thérèse Coenen, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
DINSDAG
21
JANUARI
2003
14:15 uur
______
du
MARDI
21
JANVIER
2003
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.30 uur door de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.30 heures par M. Joos Wauters, président.
01 Question de Mme Karine Lalieux à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
saisies sur salaires opérées par des employeurs" (n° A302)
01 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "loonbeslag door werkgevers" (nr. A302)
01.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, madame la
ministre, ma question a été déposée le 8 novembre, mais je l'ai
reportée à plusieurs reprises.
Madame la ministre, le surendettement est une réalité qui touche de
plus en plus de personnes et qui mène souvent à des situations
familiales très dramatiques. Chaque mois, de nombreuses saisies sur
salaire sont opérées par des employeurs publics comme privés.
Le Code judiciaire prévoit que l'employeur peut prélever certains
frais administratifs comme, par exemple, les recommandés qu'ils
envoient à leurs employés. Par ailleurs, vous connaissez beaucoup
mieux que moi la loi qui protège la rémunération.
Or, il me revient que certains employeurs prélèvent des frais
administratifs autres que ceux prévus par le Code judiciaire, frais
supplémentaires à la charge du travailleur déjà surendetté. Selon
moi, rien ne permet à l'employeur d'opérer de la sorte.
Vos services ou vous-même avez-vous déjà eu écho de ces
pratiques? Des contrôles sont-ils effectués par les inspecteurs de
l'emploi et du travail? Je vous remercie.
01.01 Karine Lalieux (PS): Is het
u ter ore gekomen dat bepaalde
openbare en particuliere
werkgevers in het kader van
loonbeslag en ten laste van
werknemers die kampen met
zware schuldenlast,
administratieve kosten zouden
afhouden waarin het Gerechtelijk
Wetboek niet voorziet.
Voert de arbeidsinspectie hierop
controles uit?
01.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, madame
Lalieux, le report de la question m'a permis d'interroger à nouveau
l'Inspection sociale qui m'a confirmé qu'elle n'a nullement
connaissance des pratiques que vous dénoncez, à juste titre si elles
existent réellement.
Vous savez que l'Inspection sociale s'assure du respect de la loi du
12 avril 1965 et reçoit énormément de plaintes. Celles-ci ont trait
majoritairement au non-paiement de la rémunération légale et à la
non-délivrance de documents sociaux relatifs à la rémunération la
01.02
Minister Laurette
Onkelinx: De Inspectie van de
sociale wetten, die toezicht
uitoefent op de toepassing van de
wet van 12 april 1965 en waaraan
de klachten in dat verband worden
gericht, heeft geen weet van
dergelijke praktijken.
Indien die praktijken bestaan,
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
fiche de salaire, le compte individuel, etc. Parfois, des plaintes
concernent des retenues sur des rémunérations. Dans ce cadre,
l'Inspection des lois sociales applique l'article 23 de la loi de 1965,
qui énonce de manière impérative les retenues qui peuvent être
imputées sur la rémunération du travailleur et qui figurent d'ailleurs
sur la fiche de paie.
Outre cette disposition, l'Inspection des lois sociale vérifie aussi le
bon respect des plafonds prévus à l'article 409 du Code judiciaire.
Comment les choses se passent-elles? Quand on constate une
irrégularité, l'Inspection des lois sociales avertit l'employeur qui doit
régulariser. Si ce dernier ne le fait pas, un procès-verbal est dressé
et transmis aux autorités judiciaires.
Tout ce que je peux proposer en cas de prélèvement de tels frais
administratifs, c'est de déposer immédiatement une plainte, par
simple courrier, à l'Inspection des lois sociales, qui travaillera alors,
comme je viens de le dire, d'abord par une phase de discussion avec
l'employeur et qui transmettra ensuite aux autorités judiciaires.
moet klacht worden ingediend bij
de Inspectie, die in eerste
instantie een bemiddelingspoging
zal doen en het dossier, indien
nodig, aan de gerechtelijke
overheid zal overzenden.
01.03 Karine Lalieux (PS): Madame la ministre, je vous remercie
pour cette réponse détaillée. Je la communiquerai aux médiateurs en
surendettement qui m'avaient contactée à ce sujet; je leur dirai de
porter plainte à l'Inspection des lois sociales pour dénoncer de telles
pratiques qui il est important de le signaler ne sont ni régulières,
ni uniformisées auprès des employeurs.
01.03 Karine Lalieux (PS): Ik zal
de schuldbemiddelaars de raad
geven op die manier te werk te
gaan. We moeten er vooral voor
zorgen dat dergelijke praktijken
niet de regel worden.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de startbanen en effecten naar migrantenjongeren" (nr. A664)
02 Question de Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
premiers emplois et leurs conséquences pour les jeunes immigrés" (n° A664)
02.01 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, de startbanen moesten jongeren en vooral jongeren uit
risicogroepen een grotere kans op tewerkstelling bieden.
Het feit dat het aantal startbanen door de crisissituatie vrijwel
geruisloos is teruggelopen, is op zich een betreurenswaardige zaak
en dit vooral ook voor de migrantenjongeren.
Mevrouw de minister, uit de analyse die ik maak van de
cijfergegevens blijkt dat de startbanen aan de migrantenjongeren zijn
voorbijgegaan. Als mijn cijfergegevens juist zijn en als ik ze juist
interpreteer dan is sinds april 2000 slechts 1,5% van de 86.000
startbanen naar de migrantenjongeren gegaan. Uit de statistieken
van de VDAB kon ik opmaken dat in augustus 2002 van alle
startbanen in Vlaanderen eigenlijk maar 0,6% naar Marokkaanse
jongeren en 0,7% naar Turkse jongeren is gegaan. Uiteraard moeten
de jongeren die van Turkse of Marokkaanse etniciteit zijn maar die
de Belgische nationaliteit al verworven hebben hierbij worden
opgeteld. Zelfs als men die er zou bijtellen, komen we amper aan 2,5
à 3%. Als we dit vergelijken met het aandeel van deze nationaliteits-
of etniciteitgroepen in de jongerenwerkloosheid dan kan men niet
anders dan concluderen dat het aantal startbanen haaks staat op hun
02.01 Greta D'hondt (CD&V):
Ces derniers temps, le nombre de
premiers emplois a diminué de
manière presque inaperçue. Les
jeunes immigrés n'en ont pour
ainsi dire pas bénéficié. Sur les
86.000 premiers emplois créés
depuis avril 2000, 1,5% seulement
ont été attribués à de jeunes
immigrés. En août 2002, on
dénombrait 0,6% de jeunes
d'origine marocaine et 0,7% de
jeunes d'origine turque sur
l'ensemble des jeunes travaillant
dans le cadre d'un premier
emploi. Ces chiffres ne tiennent
toutefois pas compte des jeunes
Belges d'origine turque ou
marocaine. Même si on les prend
en considération, on n'obtient
toutefois qu'un pourcentage de 2,5
à 3%, ce qui contraste
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
aanwezigheid in de jeugdwerkloosheid.
Mevrouw de minister, u werft uiteraard niet aan. U werft geen Belgen
of allochtonen aan maar wij moeten wel vaststellen dat de financiële
middelen, die naar de startbanen zijn gegaan, ook aan deze
doelgroep zijn voorbijgegaan. Met deze vaststelling wordt het
vermoeden bewaarheid dat de startbanen en de financiële stimuli,
die daaraan zijn verbonden, voor een groot deel de normale
aanwervingen hebben gefinancierd.
Nu heb ik die vraag niet alleen vanuit die vaststellingen gesteld,
maar ook vanuit het feit dat dit op de tafel gelegen heeft bij de
onderhandelingen voor het interprofessioneel akkoord en dat men
ook daar zeer moeizaam tot een voorstel is gekomen zoals het in het
ondertussen door de partners goedgekeurde ontwerp van
interprofessioneel akkoord kwam. Maar tot uw en mijn verbijstering
misschien is dat een te zwaar woord, maar toch , is precies dat het
punt van het interprofessioneel akkoord geweest dat bij de sociale
partners voor nogal wat wrevel gezorgd heeft, omdat in het
interprofessioneel akkoord inderdaad nu bepaald is dat, wanneer
men een allochtone jongere aanwerft, die allochtone jongere dubbel
zou tellen voor het vervullen van de 3% aanwervingplicht in
startbanen.
Ik heb die vraag gesteld vanuit die vaststelling, vanuit de ervaring
met de onderhandelingen en de goedkeuring van het
interprofessioneel akkoord en omdat de startbanen zo weinig naar
jongeren van niet-Belgische origine gegaan zijn en dan nog zeer
weinig naar die groepen. Ik heb er de Marokkaanse en de Turkse
nationaliteit uit genomen omdat die in de werklozenpopulatie het
sterkst aanwezig zijn en voor wie de afkomst technisch gezien
dikwijls de grootste rem is.
Mevrouw de minister, daarbij durf ik u, na die analyse, het volgende
te vragen naar aanleiding van het interprofessioneel akkoord.
Ten eerste, hoe zal dat verlopen voor die allochtone jongeren?
Moeten zij hun afkomst bewijzen? Ook als zij Belg zijn, zo blijkt
spijtig genoeg uit de aanwervingcijfers, ziet men bij velen natuurlijk
aan hun uiterlijk dat het geen Vlaamse Vlamingen, Brusselse
Brusselaars of Waalse Walen zijn. Hoe bewijst iemand nu dat hij
allochtoon is als hij Belg geworden is? Wie zullen er in het kader van
dat interprofessioneel akkoord beschouwd worden als allochtonen?
Zullen dat alle jongeren zijn met een afkomst van buiten de
Europese Unie, wat ook de Poolse en Roemeense jongeren
betekent, tenminste vanaf dat die landen zijn toegetreden? Hoe zit
het met jongeren die etnisch van Turkse of Magreb afkomst zijn,
maar de Belgische nationaliteit bezitten? Zullen zij ook dubbel tellen?
Ten tweede, hoe zal het allochtoon zijn moeten worden bewezen?
Zal dat met een hele administratieve rompslomp en sociale
bureaucratie gepaard gaan of zullen die jongeren op eer mogen
verklaren dat zij allochtoon zijn? Of zal op de
startbaanovereenkomsten in een speciale rubriek worden voorzien
om dat in te vullen zodat men daarvoor geen bijkomende
administratie moet opzetten? Dat zou nog een eenvoudige manier
zijn, denk ik.
singulièrement avec la proportion
de jeunes immigrés dans les
statistiques du chômage chez les
jeunes.
Ce constat montre que les
premiers emplois et les incitants
financiers qui les accompagnent
ont essentiellement servi à
financer l'emploi et les
recrutements "normaux". L'accord
interprofessionnel 2003-2004
permet aux entreprises de
comptabiliser doublement le
recrutement d'un travailleur
allochtone dans le cadre de
l'obligation de recruter 3% de
travailleurs sous le régime du
premier emploi.
La question est de savoir qui sera
considéré comme étranger?
S'agit-il de tous les jeunes
originaires de pays extérieurs à
l'UE ? Cela signifie par exemple
que les jeunes polonais et
roumains entrent également en
ligne de compte. Quel est le statut
de jeunes Belges d'origine turque
ou nord-africaine? Comment
faudra-il prouver sa condition
"d'étranger"? Une simple
déclaration suffira-t-elle? La
convention de premier emploi
comprendra-t-elle une rubrique
spéciale à ce sujet? Quand le
projet de loi qui doit conférer force
de loi à cette disposition de
l'accord interprofessionnel sera-t-il
déposé à la Chambre? Combien
de conventions de premier emploi
ont-elles été conclues jusqu'à
présent?
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Ten derde, wanneer zal het wetsontwerp naar de Kamer komen dat
de bepalingen van het interprofessioneel akkoord zal uitvoeren of zal
dat op diverse andere wetgevende wijzen gebeuren?
Tot slot, mevrouw de minister, hoeveel startbanen zijn er op dit
ogenblik afgesloten? Hoe is daar de verdeling van de allochtonen?
02.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, le projet
de loi en question a été adopté en dernière lecture vendredi dernier
au conseil des ministres, pour être transmis à la signature royale et
ensuite au parlement. Ce projet de loi, portant exécution de l'accord
interprofessionnel 2003-2004, prévoit comme vous l'avez dit, de
comprendre parmi les jeunes qui peuvent prétendre conclure une
convention de premier emploi, les personnes d'origine étrangère qui,
la veille de leur engagement, sont demandeuses d'emploi et âgées
de moins de 30 ans. Ce projet donne un incitant aux employeurs
puisqu'un tel engagement vaudra, au niveau de l'obligation, pour
deux engagements. Le projet va définir ce qu'on entend par la
personne d'origine étrangère. C'est la personne qui ne possède pas
la nationalité d'un Etat faisant partie de l'Union européenne ou la
personne dont au moins un des parents ne possède pas cette
nationalité ou ne possédait pas cette nationalité à la date de son
décès, ou bien encore la personne dont au moins deux des grands-
parents ne possèdent pas cette nationalité ou ne possédaient pas
cette nationalité au moment de leur décès. C'est cette définition qui a
été avalisée par les partenaires sociaux. Cela permet de prendre en
compte les jeunes polonais, roumains, turcs ou d'un pays du
Maghreb, par exemple, mais aussi les jeunes belges originaires de
ces pays.
Pour établir qu'ils sont d'origine étrangère, les jeunes concernés ne
seront pas tenus d'apporter la preuve formelle de cette origine, ce qui
est d'ailleurs souvent difficile à faire. En revanche, ils devront faire
une déclaration sur l'honneur.
Par ailleurs, un code spécifique identifiera les jeunes d'origine
étrangère dans la déclaration multifonctionnelle, afin que leur
occupation dans une convention de premier emploi soit comptée
deux fois en ce qui concerne le respect de l'obligation imposée aux
employeurs dans le cadre du plan Rosetta.
Enfin, pour le moment, 116.000 conventions de premier emploi ont
déjà été conclues et quelque 34.000 supplémentaires en 2002. Pour
le moment, on a un "trend" qui reste important pour la conclusion de
tels contrats.
Cela étant dit, actuellement, je suis incapable de vous dire, sur un
plan statistique, quelle est la part des jeunes correspondant à la
définition prévue par les partenaires sociaux et quelle est la part des
jeunes n'y correspondant pas. Comme je viens de vous le dire, nous
le saurons à l'avenir grâce à la déclaration multifonctionnelle.
Concernant la décision des partenaires sociaux, je n'ai pas pour
habitude de donner mon avis sur leurs choix mais je constate
cependant que cela comporte des avantages et des inconvénients.
L'inconvénient, c'est qu'au niveau des conventions de premier
emploi, on risque d'en avoir moins, ce qui est dommage. Par contre,
ce qui est positif et c'est la première fois, c'est qu'il y a enfin un
02.02
Minister Laurette
Onkelinx: In het kader van de
startbaanovereenkomsten wordt in
het wetsontwerp houdende het
interprofessioneel akkoord 2003-
2004 dat vrijdag door de
ministerraad is goedgekeurd, de
persoon van buitenlandse
oorsprong omschreven als een
persoon die niet de nationaliteit
van één van de EU-lidstaten heeft
of van wie één van de ouders die
nationaliteit niet heeft of niet had
toen hij of zij overleed, of van wie
twee van de grootouders die
nationaliteit niet hebben of niet
hadden toen zij overleden,
waardoor de betrokken bepaling
op de jonge Belgen van
buitenlandse oorsprong kan
worden toegepast.
Men moet geen formeel bewijs
leveren van het feit dat men van
buitenlandse oorsprong is, een
verklaring op erewoord volstaat.
Er werden 116.000
startbaanovereenkomsten
gesloten, waarvan 33 of 34.000 in
2002. Er bestaan geen statistieken
over het aantal jongeren dat van
die maatregel gebruik heeft
gemaakt. Aan de hand van de
specifieke aangifte die voortaan
deel zal uitmaken van de
multifunctionele aangifte zullen in
de toekomst wel statistieken
kunnen worden opgemaakt.
De beslissing van de sociale
partners zou het aantal
startbaanovereenkomsten kunnen
doen afnemen, maar zij biedt ook
een stimulans die zal moeten
worden geëvalueerd voor de
indienstneming van een
bevolkingsgroep die thans echt
wordt gediscrimineerd.
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
signal qui n'est pas simplement incantatoire mais c'est un véritable
incitant pour diminuer les discriminations à l'embauche qui sont une
réalité dans notre pays. Il faudra néanmoins procéder à des
évaluations pour vérifier si c'était le bon moyen, le bon signal à
donner.
Vous avez pu constater que les débats dans les centrales syndicales
ont surtout porté sur cette disposition de l'accord interprofessionnel et
on peut le comprendre car, à un moment donné, c'était un peu
"détresse" contre "détresse". Dans une situation économique difficile,
avec des répercussions sur l'emploi, il risque d'y avoir des tensions
sociales de ce type. Mais un signal était nécessaire lorsque l'on sait
qu'à qualification égale, un jeune d'origine étrangère a 30% de
chances en moins de trouver un emploi que son collègue.
02.03 Greta D'hondt (CD&V): Mevrouw de minister, als ik het goed
begrepen heb, kan iemand om zijn etnische afkomst te bewijzen
wanneer hij zelf al Belg is, zelfs teruggaan tot de grootouders die niet
de Belgische nationaliteit hadden. Ik denk dat dit op zichzelf een
goede zaak is. Ook goed is dat er geen zware bureaucratie opgezet
wordt maar dat een verklaring op eer zal volstaan om de etnische
afkomst te staven en dat die verklaring zal worden opgenomen in de
multifunctionele aangifte, zodat er geen administratieve rompslomp
bijkomt.
Tot slot, het zou mij verheugen indien wij in de loop van de komende
maanden konden vernemen hoe het project verloopt en hoeveel
jongeren er een startbaan hebben die beantwoorden aan de nieuwe
omschrijving van "migrantenjongeren". Ik wil alleen nog de
bedenking maken dat ik zeer goed de bekommernis begrijp die de
vakbonden geuit hebben en die aan de basis blijkbaar zeer sterk
leefde, te weten: de vrees dat in economisch minder gunstige tijden
met een zeer grote jeugdwerkloosheid de ene werkzoekende de
andere zal verdringen. Enerzijds begrijp ik die bekommernis zeer
goed maar anderzijds denk ik dat het voor onze samenleving
belangrijk zal zijn de komende maanden te weten of, door die
dubbeltelling om aan 3% te komen, een positieve incentive gegeven
wordt aan de ondernemingen om tot een beter resultaat te komen
dan die slechte cijfers: 0,6%, en 0,7% voor Marokkaanse en Turkse
jongeren. Zullen zij de boodschap begrepen hebben? Zullen zij niet
nog liever 3% Belgen aannemen dan 1 allochtoon die zij dubbel
mogen tellen? Ik ben echt benieuwd hoe het Belgische
ondernemingsleven zal reageren. Ik ben er eerlijk gezegd nog niet
gerust in, maar hopelijk kunnen wij de kwestie van nabij volgen.
02.03 Greta D'hondt (CD&V):
Une personne qui est déjà belge
peut donc prouver son origine
ethnique en mentionnant ses
grands-parents. Une déclaration
sur l'honneur suffit, sans
documents en trop grand nombre.
On ignore encore le nombre
précis de personnes qui
appartiennent à la catégorie des
"jeunes migrants". L'inquiétude
des syndicats est également
compréhensible. En période de
récession, une catégorie de
demandeurs d'emploi peut en
exclure une autre du marché de
l'emploi. Quoi qu'il en soit, je suis
curieuse de voir si cette mesure
aura un effet positif.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het gerechtelijk akkoord voor ondernemingen" (nr. A665)
03 Question de Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "l'accord
judiciaire concernant les entreprises" (n° A665)
03.01 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, ik permitteer het mij deze vraag ook aan u te stellen. Ik heb
ze eerder gesteld aan minister Verwilghen, die als minister van
Justitie uiteraard mede bevoegd is en ik zal ze ook stellen aan
03.01 Greta D'hondt (CD&V):
J'ai déjà posé cette question aux
ministres Verwilghen et Picqué
également. Le concordat
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
minister Picqué. Maar dat zal waarschijnlijk voor volgende week zijn.
Vorige week heb ik al een antwoord gekregen van minister
Verwilghen. Ik zal het straks in mijn vraag verwerken. Ik wilde mijn
vraag stellen aan de drie ministers van wie ik dacht dat zij
rechtstreeks of toch zijdelings bevoegd zijn, omdat ik heb moeten
vaststellen bij lezing van een studie van Graydon Belgium dat het
gerechtelijk akkoord in ons land blijkbaar aan populariteit verliest.
Misschien zegt u: wat doet dat ertoe? Maar in economisch slechtere
tijden is het gerechtelijk akkoord natuurlijk wel een belangrijk
instrument, omdat het soms het laatste redmiddel is, een laatste boei
waaraan men zich kan vasthouden vóór het ergste gebeurt, met
name een faillissement. Het gerechtelijk akkoord heeft, zoals wij in
het verleden al gezien hebben, al ondernemingen kunnen redden en
dus ook tewerkstelling.
Uit die studie blijkt dat de Belgische rechtbanken 122 gerechtelijke
akkoorden toekenden in 2002 en 151 in 2001, hetgeen dus wijst op
een achteruitgang. Deze cijfers staan in schril contrast met het
stijgend aantal faillissementen.
Een daling van het aantal gerechtelijke akkoorden zou op zich een
goed signaal kunnen zijn, ware het niet dat het aantal faillissementen
in de loop van dezelfde periode schrikbarend steeg.
Bovendien bevestigt die studie dat de slaagkansen van een
gerechtelijk akkoord zeer laag blijven. Inderdaad, uit de studie blijkt
dat sedert het ontstaan van het juridisch statuut in 1998, slechts 6%
van de bedrijven aan dewelke een gerechtelijk akkoord werd
toegekend, dit met succes konden afronden.
Vandaar dat ik mij tot drie ministers wend om te vragen welke
verklaring kan worden gegeven voor het afnemen van het aantal
gerechtelijke akkoorden ten overstaan van het stijgend aantal
faillissementen.
Ik had ook graag vernomen of er reeds werd nagegaan hoe het komt
dat er slechts voor 6% succes wordt geboekt en, ten slotte, of de
diverse ministers die met deze materie begaan zijn of althans
zouden moeten begaan zijn hierover reeds overleg pleegden
binnen de regering.
In antwoord op mijn vraag van vorige week erkende minister
Verwilghen dat het gerechtelijk akkoord dringend aan herziening toe
is. Men wil het aantal slaagkansen verhogen. De minister bevestigde
eveneens dat de ervaring van vorig jaar met twee grote gerechtelijke
akkoorden onder andere Lernout & Hauspie niet van aard om het
geloof in het succes ervan te doen stijgen.
Ik richt deze vragen aldus ook tot u, mevrouw de minister, en vraag
mij ten slotte af of het niet tijd wordt om een wetgevend initiatief te
nemen om de bepalingen inzake het gerechtelijk akkoord te
actualiseren. Minister Verwilghen was daartoe alleszins bereid.
judiciaire, qui met temporairement
les sociétés à l'abri des créanciers
pour permettre un nouveau
départ, perd de sa popularité.
On peut s'étonner que le recours à
cette procédure diminue car le
nombre de faillites est en
augmentation. Il apparaît en outre
que les chances de réussite du
concordat judiciaire restent très
faibles. Six% seulement des
entreprises clôturent la procédure
avec succès.
La ministre peut-elle expliquer la
diminution du nombre de
concordats judiciaires? Pourquoi
les chances de réussite sont-elles
si faibles? La ministre adhère-t-
elle à la suggestion du ministre
Verwilghen de revoir la procédure
de concordat judiciaire?
03.02 Laurette Onkelinx, ministre: Comme l'a dit Mme D'hondt,
monsieur le président, la question a été posée à M. Verwilghen qui y
a répondu le 13 janvier dernier. Pour ma réponse, je me reporte
totalement à ce que M. Verwilghen a indiqué. Il va donc prendre des
initiatives afin de constituer un groupe de travail visant à repenser la
03.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Die vraag werd
inderdaad reeds aan de heer
Verwilghen gesteld en door hem
op 13 januari beantwoord. Ik
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
législation. Bien entendu, mon département participera activement
aux travaux.
verwijs dan ook integraal naar dat
antwoord. Om de wetgeving te
beoordelen zal op initiatief van de
heer Verwilghen een werkgroep
worden opgericht, waaraan mijn
diensten actief zullen meewerken.
03.03 Greta D'hondt (CD&V): Mevrouw de minister, het is niet
alleen een kwestie van Justitie en werking van de rechtbanken.
Het is duidelijk een kwestie van tewerkstelling en het redden van
arbeidsplaatsen. Daarom heb ik die vraag ook aan u gesteld. Ik zal
binnenkort wel vragen hoe ver het nu met die werkgroep staat.
03.03 Greta D'hondt (CD&V):
Cette question a trait à l'emploi et
relève, dès lors, en partie des
compétences de la ministre. Je
suivrai les travaux du groupe de
travail.
De voorzitter: Een actieve participatie, dat stelt u gerust.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de uitgaven voor opleiding" (nr. A666)
04 Question de Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
04.01 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, in barre werkgelegenheidstijden zouden er meer dan ooit
aandacht en financiële middelen moeten zijn om de opleiding van
werkzoekenden te verbeteren en bij te sturen. Volgens het akkoord
van de sociale partners, het uitvloeisel van het lopende
interprofessioneel akkoord, moeten tegen 2004 de uitgaven voor
opleiding stijgen tot 1,9% van de personeelskosten. Dat is een
gegeven dat we allemaal kennen. Het was toch met verwondering, in
een periode waarin meer en meer gesproken wordt over blijvend
leren en levenslang leren, dat ik bij het uitvlooien van de analyse die
de Nationale Bank maakt van de sociale balansen diende vast te
stellen dat de uitgaven van onze Belgische bedrijven voor opleiding
in 2001 daalden tot 1,35% van de personeelskosten ten overstaan
van 1,4% in 2000. In plaats van te stijgen tot de 1,9% waartoe de
partners zich geëngageerd hadden voor 2004 dalen we. Ik zie dat
natuurlijk met enorme bekommernis tegemoet, temeer omwille van
het algemene besef dat wie niet voortijdig van de arbeidsmarkt wil
gestoten worden, kansen zal moeten krijgen om blijvend te leren.
Ten tweede natuurlijk ook omdat zeker nu, in een periode van
economische terugval en stijgende werkloosheid, wij moeten
vaststellen dat de kansen voor de laagst geschoolden om uit de
werkloosheid te ontsnappen kleiner en kleiner worden. Verder is er
de wetenschap dat iedereen, hoe hoog geschoold men ook is, zich
bestendig zal moeten vormen en dat blijvend leren geen holle slogan
zou mogen zijn. Anderzijds kunnen wij de laagst geschoolden zo
moeilijk opnieuw geïntegreerd krijgen in de arbeidsmarkt. Het was
dan ook met consternatie dat ik vaststelde dat wij achteruit gaan in
plaats van vooruit.
Vandaar mijn vragen, mevrouw de minister. Hebt u soms andere
cijfers dan diegene die ik uit de analyse van de Nationale Bank en
dus uit de sociale balansen kan halen? Zijn er andere cijfers of moet
u deze gegevens spijtig genoeg wellicht bevestigen? Ten tweede, ik
04.01 Greta D'hondt (CD&V):
Aux termes d'un accord social, les
dépenses destinées à la formation
devront augmenter d'ici à 2004
pour représenter 1,9% des frais de
personnel. Il ressort d'une analyse
des bilans sociaux réalisée par la
Banque nationale que les budgets
réservés à la formation sont en
baisse. C'est regrettable car cela
entraîne l'éviction prématurée des
travailleurs âgés du marché de
l'emploi et complique encore la
tâche des travailleurs peu
qualifiés qui sont à la recherche
d'un emploi.
La ministre confirme-t-elle
l'analyse de la Banque nationale?
Comment la situation a-t-elle
évolué en 2002? Des mesures
supplémentaires devront-elles être
prises pour atteindre l'objectif des
1,9%?
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
had slechts cijfers tot 2001. Hebt u er al enig zicht op wat de evolutie
was in 2002? Als dit een eenmalige dipje geweest is en er in 2002
een sterke stijging is, waarover heb ik het hier dan? Mocht dit in 2002
sterk gestegen zijn, dan zou dat mij verheugen. Ten derde, mocht
dat toch niet geval zijn, moeten we dan geen extra maatregelen
nemen om te zorgen dat wij toch tegen 2004 die afgesproken 1,9%
van de personeelskosten geïnvesteerd zien in opleiding en vorming?
04.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, je
confirme ce que dit Mme D'hondt. Pour le bilan social 2001, la
Banque Nationale a fait état d'un coût de formation en pourcentage
de frais de personnel de 1,48% pour l'année 2000 et de 1,35 pour
l'année 2001. On n'a aucun autre chiffre, aucune estimation pour
2002. On sait aussi que les objectifs intermédiaires qui avaient été
fixés à 1,4% pour l'année 2000 étaient donc atteints pour cette
année-là conformément à l'accord interprofessionnel précédent. C'est
par rapport à cela que je peux effectivement m'inquiéter. Vous savez
aussi que le point 6 de l'accord interprofessionnel 2003-2004 prévoit
que les interlocuteurs sociaux confirment leur engagement pris pour
l'accord interprofessionnel 1999-2000 de consentir des efforts
supplémentaires au niveau de la formation permanente dans le but
de mettre la Belgique sur une trajectoire aboutissant, après six ans,
au niveau moyen que connaissent nos trois pays voisins, à savoir
1,9% du coût salarial, ce qui nécessite des initiatives
supplémentaires.
Par ailleurs, au sujet des chiffres de chômage, il y a des différences
nettes entre les personnes qui ont un diplôme de l'enseignement
secondaire supérieur et ceux qui n'en ont pas. Par contre, pour les
moins qualifiés, qu'ils poursuivent une formation ou pas, on ne voit
pas suffisamment la différence en termes de gain d'emplois. Cela
doit nous inciter à nous poser des questions sur la qualité des
formations ou sur l'adaptation des formations aux nécessités sur le
terrain par exemple. Une série de questions doit être posée à ce
sujet.
On sait aussi qu'il s'agit principalement d'une compétence régionale
et communautaire. Cependant, nous nous en sommes inquiétés non
seulement dans le cadre de l'application de l'accord
interprofessionnel mais aussi au niveau européen. En effet, vous
savez que nous avons mis dans les critères de qualité de l'emploi, la
formation tout au long de la vie. Qu'on soit qualifié, qu'on ait fait des
études ou pas, la formation tout au long de la vie concerne tout le
monde. Dans ce cadre-là, au niveau des lignes directrices, des plans
pour l'emploi à remettre par l'ensemble des autorités du pays, une
justification pour les investissements en formations tout au long de la
carrière doit être déposée par les Régions et les Communautés en
supplément de ce que font les entreprises, notamment dans le cadre
des accords sociaux. Il faudra vérifier à cet égard lors du prochain
plan national pour l'emploi quels sont les constats et les perspectives
en la matière.
04.02
Minister Laurette
Onkelinx: Voor de sociale balans
van 2001 maakt de Nationale
Bank wel degelijk gewag van
opleidingskosten, uitgedrukt in
een percentage van de
personeelskosten, ten belope van
1,48% voor 2000 en 1,35% voor
2001. Voor 2002 zijn er geen
schattingen. Het tussentijdse
streefcijfer, 1,4% voor 2000, werd
daarmee dus gehaald. Het
interprofessioneel akkoord 2003-
2004 bepaalt dat de sociale
partners hun belofte om een extra
inspanning te doen op het stuk
van permanente vorming moeten
nakomen teneinde uit te komen
op het gemiddelde van de drie
buurlanden, namelijk 1,9% van de
loonkosten. Wat het
werkloosheidscijfer betreft, is er
een duidelijk verschil tussen
houders van een diploma hoger
secundair onderwijs en mensen
die dat diploma niet hebben. Bij
de laaggeschoolden levert een
voortgezette opleiding geen
afgetekende verschillen op. Dat
kan erop wijzen dat er wat schort
aan de kwaliteit of aangepastheid
van de opleidingen. De
bevoegdheid voor deze materie
ligt hoofdzakelijk bij de Gewesten
en de Gemeenschappen. Wij
hebben onze bekommernis
hieromtrent geuit in het kader van
de toepassing van het
interprofessioneel akkoord en op
Europees niveau. Wij hebben
immers het levenslang leren
ingevoerd als een van de
kwaliteitscriteria voor de
werkgelegenheid. Bij de opmaak
van het volgende nationale
werkgelegenheidsplan zal wat dat
betreft nagegaan moeten worden
wat de stand van zaken is en
welke toekomstperspectieven er
zijn.
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
04.03 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik kan niet
zeggen dat het mij verheugt, integendeel, dat mevrouw de minister
de gegevens uit die analyse van de sociale balansen bij de Nationale
Bank moet bevestigen. Ondanks het zesde punt van het nieuw
interprofessioneel akkoord, dat ook het engagement van de sociale
partners herbevestigt, meen ik toch werkelijk dat er een tand zal
moet bijgestoken worden wil men tegen 2004 aan die 1,9 geraken.
Men heeft mij altijd geleerd dat het geloof zonder de werken dood is.
Alleen het neerschrijven in de teksten van het interprofessioneel
akkoord brengt niets bij. Men zal dus toch nog iets meer moeten
doen.
Het tweede punt is ik ben blij dat u dat zelf aanhaalt dat ook met
de Gemeenschappen en met de Gewesten, die uiteraard de eerste
verantwoordelijken zijn, maar toch ook met het federale niveau dat
nog altijd een bevoegdheid heeft inzake werkgelegenheid, toch wel
eens ernstig om de tafel zal moeten gezeten worden om de vorming,
opleiding, bijscholing bij te sturen. U zegt zelf dat voor diegenen die
schools geen diploma van hoger onderwijs hebben zelfs met
bijscholing en vorming via de VDAB, de FOREM, de BGDA, dit nog
geen keerpunt betekent in hun kansen naar herintegratie op de
arbeidsmarkt.
Ik denk dus dat er een enorm zware taak weggelegd is om die
opleidingen en vormingen opnieuw onder de loep te nemen en te
zien of ze eigenlijk wel de nodige toegevoegde waarde bieden om de
laagst geschoolden, schools geschoolden, opnieuw op de
arbeidsmarkt te krijgen. Mijn principe is dat geen enkele vorming of
opleiding op zichzelf nutteloos is. Iedere vorming heeft een
toegevoegde waarde. Natuurlijk moeten opleidingen die door de
VDAB, de FOREM, de BGDA gegeven worden, echt de
werkgelegenheidskansen ten goede komen. Ze mogen niet alleen
voor de persoonlijke ontwikkeling een verrijking zijn, hoe belangrijk
dit ook is.
Mevrouw de minister, dit is weliswaar een bevoegdheid van de
Gemeenschappen, maar vermits u geregeld met uw collega's moet
onderhandelen over het werkgelegenheidsbeleid, denk ik dat dit één
van de belangrijke onderwerpen zal moeten zijn voor de toekomst.
04.03 Greta D'hondt (CD&V): La
ministre confirme hélas les
chiffres. Les pouvoirs publics vont
devoir consentir un effort
supplémentaire. Il ne suffit pas de
rédiger des rapports.
Les Communautés et les Régions
doivent discuter sérieusement
avec le pouvoir fédéral des
correctifs à apporter aux
formations. Apportent-elles encore
la plus-value nécessaire pour
permettre aux personnes peu
scolarisées de trouver du travail?
Ce thème devra constituer l'un
des sujets de discussion majeurs
dans le futur.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de arbeidsduurvermindering" (nr. A667)
05 Question de Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
05.01 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, ik stel deze vraag omdat 1 januari 2003 een cruciale datum
was voor alle privé-bedrijven van het land, omdat zij ten laatste op 1
januari 2003 moesten zijn overgeschakeld op de 38-urige werkweek.
Het was een van de belangrijkste onderdelen van het
interprofessioneel akkoord 2001-2002 en de regering trok daarvoor
20 miljoen euro uit als extra lastenverlaging voor bedrijven die in de
loop van 2001 en 2002 die verplichting zouden nakomen. Volgens de
05.01 Greta D'hondt (CD&V): Au
1
er
janvier 2003, toutes les
entreprises privées devaient être
passées à la semaine de 38
heures. Le gouvernement a
dégagé 20 millions afin que les
entreprises s'étant déjà
conformées à cet objectif avant la
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
gegevens van de Federale Overheidsdienst Tewerkstelling, Arbeid
en Sociaal Overleg dienden einde november 2002 nog 3.555
ondernemingen, vooral kleine KMO's, goed voor 13.505 werknemers,
de stap naar de 38-urige werkweek te zetten. Ik weet natuurlijk ook,
mevrouw de minister, dat een werkgever die niet graag naar de 38-
urige werkweek overstapt, een akkoord liefst zo laat mogelijk afsluit,
bijvoorbeeld op kerstavond of nieuwjaar. In ieder geval bleef er eind
november toch nog een niet onaanzienlijk aantal ondernemingen
over, namelijk 3.555 ondernemingen met 13.505 werknemers. U had
ook, mevrouw de minister, in financiële middelen voorzien om
ondernemingen aan te moedigen nog dieper onder de 38 uren te
zakken. U had daarvoor in premies voorzien, eenmalige
aanpassingspremies van 800 euro per werknemer en per uur
arbeidsduurvermindering en een structurele bijdrageverlaging van
62,5 euro per werknemer en per kwartaal bij een overstap naar de
37-urige werkweek. Wanneer men naar de 36-urige werkweek wou
overgaan werd voorzien in een structurele bijdrageverlaging van 100
euro en bij 35 uren van 150 euro.
Mevrouw de minister, kunt u bevestigen dat op 20 of 21 januari alle
ondernemingen in ons land de 38-urige werkweek toepassen, dus
ook de 3.555 ondernemingen die daar eind november nog niet aan
toe waren?
Ten tweede, hoeveel ondernemingen hebben in 2001 en 20002 de
38-urige werkweek toegepast, waardoor zij recht hadden op de extra
lastenverlaging? Hoeveel bedroeg de lastenverlaging per werknemer
en hoeveel werd er in totaal uitgegeven?
Ten derde, hoeveel ondernemingen hebben gebruikgemaakt van uw
financiële incentives om nog onder de 38-urige werkweek te zakken,
naar een werkweek dus van 37, 36 of 35 uren? Welk bedrag werd
hiervoor in totaliteit uitgegeven?
date butoir puissent bénéficier
d'une réduction complémentaire
des charges. Fin novembre 2002,
3.555 PME employant 13.505
travailleurs devaient cependant
encore réduire le temps de travail.
Par ailleurs, le gouvernement a
encouragé les entreprises par le
biais d'une prime d'adaptation
unique par travailleur et par heure
de réduction du temps de travail
ainsi que par le bais d'une
réduction structurelle des
cotisations par travailleur et par
trimestre lorsque les entreprises
passent aux 37 heures. La
réduction s'accentue en cas de
passage aux 36 ou aux 35 heures.
La ministre peut-elle confirmer
que toutes les entreprises
appliquent, aujourd'hui, en
Belgique la semaine des 38
heures sans perte de salaire pour
les employés? Combien
d'entreprises ont-elles procédé à
cette adaptation avant la date
butoir et ont-elles bénéficié d'une
réduction supplémentaire des
charges? A combien cette
réduction s'élevait-elle par
travailleur et qu'a-t-on dépensé
sur les 20 millions dégagés?
Combien d'entreprises ont-elles
demandé à bénéficier de la prime
d'adaptation unique et de la
réduction structurelle des
charges? Quel montant a-t-il été
globalement octroyé et pour
combien de travailleurs?
05.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, ik heb de
huidige stand van zaken. Ik kan u bevestigen dat de ondernemingen
die niet vóór 1 januari 2003 de nodige stappen hebben ondernomen
om op conventionele wijze tot een vermindering van de wekelijkse
arbeidsduur tot gemiddeld of effectief 38 uur te komen, na die datum
verplicht zijn overgegaan naar een effectieve wekelijkse arbeidsduur
van 38 uur. De arbeidsduurvermindering tot 38 uur per week mocht
inderdaad geen loonsverlaging tot gevolg hebben, ongeacht het feit
of zij voor 1 januari 2003 werd ingevoerd via de conventionele weg
bij collectieve arbeidsovereenkomst of in het arbeidsreglement of op
die datum rechtstreeks op grond van wet werd opgelegd. De
inspectie van de sociale wetten zal erop toezien of deze beide
wettelijke verplichtingen door de betrokken werkgevers daadwerkelijk
worden nageleefd.
Ten tweede klopt het niet dat eind november 2002 nog 3.555 kleine
KMO's goed voor 13.505 werknemers de stap naar de 38-urige
werkweek nog niet gezet hadden. De vermelde aantallen hebben
05.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Les entreprises qui
n'auront pas réduit l'horaire
hebdomadaire moyen ou effectif à
38 heures au 1
er
janvier 2003
devront d'appliquer ce système
après cette date. Le nouveau
régime ne peut en effet se traduire
par une réduction de la
rémunération. L'Inspection des
lois sociales y sera attentive Les
chiffres avancés par Mme
D'Hondt au sujet du nombre de
PME qui sont passées à la
semaine des trente-huit heures en
novembre 2002 sont inexacts. Les
nombres cités concernent les
entreprises et les employeurs qui
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
daarentegen wel betrekking op de bedrijven en de werknemers die
deze overstap reeds gemaakt hadden voor het einde van november
2002 en die de financiële aanmoediging die aan die maatregel van
arbeidsduur verbonden was, genoten hebben. De mogelijkheid
bestaat natuurlijk dat nog andere bedrijven op conventionele wijze
zijn overgegaan naar een 38-urige werkweek. Ze hebben dat dan
echter wel gedaan zonder de bedoelde bijdragevermindering te
vragen. Dat gaat bijvoorbeeld over bedrijven die de overstap
gemaakt hebben op een ogenblik dat de bijdragevermindering
slechts 50 of 25 euro per betrokken werknemer bedroeg en die het
niet de moeite waard vonden om de daarvoor geldende procedure te
doorlopen.
Het is echter nog te vroeg voor cijfermateriaal met betrekking tot de
omvang van de bijdrageverminderingen die reeds in het kader van
deze maatregel per betrokken werknemer of in het totaal werden
toegekend. Het is nog te vroeg, omdat de bijdragevermindering wordt
toegekend gedurende het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin
het stelsel van arbeidsduurvermindering werd ingevoerd. Bovendien
vergt het inzamelen van de gegevens en het verwerken tot
statistieken van die gegevens door de bevoegde dienst van de
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid enige tijd.
Over de maatregelen van de collectieve arbeidsduurvermindering
onder 38 uur per week en de 4-daagse werkweek kan ik u de
volgende gegevens meedelen. De gegevens dateren van einde
november 2002. De arbeidsduurvermindering tot 37 uur per week
werd toegepast door 80 bedrijven en geldt voor 3.829 werknemers.
De arbeidsduurvermindering tot 36 uur per week werd toegepast door
53 bedrijven en geldt voor 1.517 werknemers.
De arbeidsduurvermindering tot 35 uur per week of minder is van
toepassing op vijfenveertig bedrijven en 2.763 werknemers. De
vierdagenweek zonder arbeidsduurvermindering is van toepassing op
negen bedrijven en 607 werknemers.
avaient déjà franchi le pas, avant
la fin novembre 2002, et qui ont
bénéficié des incitants fiscaux
inhérents à la mesure. Il est
encore trop tôt pour pouvoir
disposer de données chiffrées
concernant l'ampleur des
réductions de cotisations
octroyées. Celles-ci sont en effet
allouées au cours du trimestre qui
suit le trimestre au cours duquel le
régime de réduction du temps de
travail a été instauré. En outre, la
collecte de données et leur
conversion en statistiques
demandent un certain temps. Les
données relatives aux mesures de
réduction collective du temps de
travail à moins de 38 heures par
semaine et à la semaine de quatre
jours datent de fin novembre
2002. La réduction du temps de
travail à 37 heures par semaine a
été appliquée par 80 entreprises
et concerne 3.829 travailleurs. La
réduction du temps de travail à 36
heures par semaine a été
appliquée par 53 entreprises et
concerne 1.517 travailleurs. La
réduction du temps de travail à 35
heures par semaine ou moins
s'applique à 45 entreprises et
2.763 travailleurs. La semaine de
quatre jours sans réduction du
temps de travail s'applique à 9
entreprises et 607 travailleurs.
En plus de ces semaines de quatre jours sans réduction du temps de
travail et en même temps que les réductions à 35 et 36 heures, huit
entreprises et une grosse centaine de travailleurs sont passés à la
semaine des quatre jours.
Etant donné que la prime unique d'adaptation n'est accordée qu'à
partir du premier trimestre suivant celui au cours duquel le système
de réduction du temps de travail a été introduit et que la réduction
structurelle de cotisations n'est accordée qu'à partir du troisième
trimestre suivant celui au cours duquel la prime unique d'adaptation
ou une première tranche de celle-ci a été accordée, il est
évidemment encore trop tôt pour répondre à propos des montants de
telles primes qui ont été accordées jusqu'à présent.
De plus, je me dois d'attirer une nouvelle fois l'attention sur le fait
que la collecte et le traitement de ces données par le service
compétent de l'Office national de sécurité sociale demandera encore
un certain temps.
Er zijn bovendien acht bedrijven
en een honderdtal werknemers
overgestapt op de vierdagenweek.
Het is te vroeg om nu al
uitspraken te doen over het
bedrag van de premies die tot op
heden werden toegekend.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
De voorzitter: De heer Deseyn is op dit ogenblik weerhouden in een andere commissie.
06 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het brugpensioen" (nr. A723)
06 Question de Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
06.01 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, mijn vraag zal zeer kort zijn. Ik hoop dat u het hardnekkige
gerucht formeel zult ontkennen dat voor toekomstige
bruggepensioneerden verontschuldig me voor de techniciteit
code 58 die vanaf 1 januari 2002 van toepassing is zou worden
teruggebracht tot maximaal code 54. Ik hoop dat u het formeel zal
ontkennen. Mocht het gerucht waar zijn, betekent dit een
verschrikkelijk verlies voor de toekomstig bruggepensioneerden dat
kan oplopen tot 50 euro per maand. Mevrouw de minister, ik hoop
dat u dit hardnekkige gerucht formeel zult kunnen ontkennen.
06.01 Greta D'hondt (CD&V):
Selon certaines rumeurs, le code
58 pour les futurs prépensionnés
serait ramené au code 54
maximum. Cette mesure devrait
permettre une économie
mensuelle de cinquante euros par
prépensionné. La ministre est-elle
en mesure de démentir cette
rumeur persistante?
De voorzitter: Mevrouw de minister, ontken.
06.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, le
problème est délicat et Mme D'hondt a raison de le poser, tout
comme vous l'aviez fait en d'autres temps.
Depuis le 1
er
janvier 2002, le plafond salarial dont on tient compte
pour fixer les allocations de chômage a été majoré; il s'élève à
présent à 1.624 par mois, c'est-à-dire environ 85 de plus
qu'auparavant.
Un travailleur qui perçoit au moins ce salaire et qui devient chômeur
reçoit 60% de ce montant de 1.624 s'il est chef de famille ou isolé
et 55% s'il est cohabitant. Concrètement, cela signifie qu'il a jusqu'à
50 d'allocation de plus par mois qu'auparavant. Cette règle vaut
évidemment également pour le prépensionné qui, par ailleurs, obtient
toujours 60% du dernier salaire perçu, quelle que soit sa situation
familiale.
Pour le prépensionné, cette augmentation d'allocation de chômage
ne signifie toutefois pas que son revenu augmente de la même
manière. Pourquoi? S'il perçoit une allocation de chômage plus
élevée, l'allocation complémentaire que doit payer l'employeur
diminue, ce qui est anormal. En effet, l'employeur doit payer une
allocation qui correspond à la moitié de la différence entre l'ancien
salaire net et l'allocation de chômage. L'augmentation de l'allocation
profite donc, non pas principalement au travailleur, mais à
l'employeur. Il est normal que cette situation ait provoqué une
réaction et que, lors de l'élaboration du budget 2003, nous ayons
proposé de mettre fin à cette situation qui ne permettait pas au
chômeur prépensionné de bénéficier des mêmes avantages que les
autres chômeurs et qui transférait une charge des employeurs vers
l'Etat.
Toutefois, le fait de mettre fin à ce système pourrait avoir un effet
pervers pour les prépensionnés. Comme je l'ai dit, le système
profitait principalement aux employeurs mais, néanmoins, il y avait
un petit gain pour le prépensionné.
06.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Deze aangelegenheid
is niet eenvoudig. Sinds 1 januari
2002 wordt het bedrag van de
werkloosheidsuitkering bepaald op
basis van een geplafonneerd loon
van 1.624 euro per maand,
ongeveer 85 euro meer dan
vroeger, wat neerkomt op een
uitkering die ongeveer 50 euro
hoger ligt.
Dat geldt ook voor de
bruggepensioneerden, die
trouwens altijd 60 percent van het
laatste loon krijgen. Aangezien de
uitkering en het bedrag dat de
werkgever uitkeert echter als
communicerende vaten zijn, komt
de verhoging van de uitkering
vooral die laatste ten goede.
Er werd beslist nog eens na te
gaan op welke manier het
systeem van de
bruggepensioneerden zou moeten
worden aangepast om te
voorkomen dat de verplichtingen
van de werkgever deels worden
overgenomen door een hogere
sociale uitkering, terwijl de
bruggepensioneerden toch de
rechten die ze nu hebben
behouden.
Eens de studie over de beste
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
Si, au sein du gouvernement, nous sommes d'accord de remédier à
la situation, il est évident que les prépensionnés ne peuvent pas être
perdants, même si nous mettons fin à une injustice. Aussi, nous
sommes en train de rechercher, avec le ministre du Budget, la
meilleure technique pour permettre aux prépensionnés de garder leur
avantage et empêcher le transfert d'obligation des employeurs vers
l'Etat. Une fois cette étude terminée, une proposition concrète sera
soumise au comité de gestion de l'ONEM.
technische methode is beëindigd,
zal ik de RVA een concreet
voorstel overmaken voor advies.
06.03 Greta D'hondt (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor
uw antwoord.
Ik blijf mij inschrijven in de logica die aan de basis lag van het
brugpensioen. Het is ook de formule van de helft, dus het verschil
tussen het vroegere loon en de werkloosheidsvergoeding dat ten
laste valt van de onderneming die de betrokkene met brugpensioen
stuurt. In die logica blijf ik. Het kan echter niet en ik ben blij dat u
zegt dat dit zal worden vermeden dat er toch nog een negatief
resultaat zou overblijven voor de bruggepensioneerde door
toepassing van de beslissing die de regering meende te moeten
nemen.
Ik wil alleen nog het volgende duidelijk zeggen, mevrouw de minister.
Mag ik uit uw antwoord besluiten dat geen enkele nieuwe
bruggepensioneerde een lagere vergoeding zal krijgen? Mag ik
besluiten dat de beslissing die door de regering werd genomen in het
kader van de begroting, niet zal worden uitgevoerd vooraleer de
regering een sluitende oplossing heeft gevonden voor het feit dat het
eventuele verschil ten laste van de bruggepensioneerde niet wordt
rechtgezet? Mag ik dat veronderstellen?
06.03 Greta D'hondt (CD&V): Je
persiste à soutenir la logique de la
prépension, dans le cadre de
laquelle la moitié de la différence
entre la rémunération et le
montant de la prépension est à
charge de l'employeur. Il serait
inacceptable que les
prépensionnés fassent les frais de
cette décision du gouvernement.
De voorzitter: Zo heb ik dat ook begrepen, mevrouw D'hondt.
Mevrouw de minister, mevrouw D'hondt vraagt nog eens klaar en duidelijk de bevestiging dat er voor de
bruggepensioneerde geen inkomensverlies zal zijn.
06.04 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag is
duidelijk. Ik vraag de bevestiging dat de uitvoering van de beslissing
die in de begroting werd genomen, niet zou worden toegepast met
een nadelig effect voor de bruggepensioneerde zolang de regering
geen oplossing heeft gegeven. Mevrouw de minister zegt immers dat
de regering een oplossing aan het zoeken is.
06.04 Greta D'hondt (CD&V): La
ministre peut-elle m'assurer que
les rémunérations accordées aux
nouveaux prépensionnés ne
seront en aucun cas réduites
avant qu'une solution ait été
trouvée?
06.05 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, je le
confirme.
06.05
Minister Laurette
Onkelinx: Inderdaad.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Yves Leterme aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de personeelsproblematiek van de arbeidsrechtbank van Brugge" (nr. A735)
07 Question de M. Yves Leterme à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
problème du personnel du tribunal du travail de Bruges" (n° A735)
07.01 Yves Leterme (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de 07.01 Yves Leterme (CD&V): La
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
minister, de personeelstoestand op de griffie van de
arbeidsrechtbank in Brugge is sedert een aantal maanden slecht, om
niet te zeggen zeer slecht.
Er is onderbezetting en het probleem is ook dat reeds herhaalde
malen de aandacht van de regering werd gevraagd, onder meer in
correspondentie tot u gericht, mevrouw de minister, alsook tot de
eerste minister, tot sommigen van uw collega's en tot politieke
verantwoordelijken, maar ten gronde verandert er niets. Op de
brieven zowel van de magistratuur als van de griffies komt geen
voldoeninggevend antwoord en soms worden ze zelfs helemaal niet
beantwoord.
Vandaar, mevrouw de minister, dat ik de tolk wil zijn van de
rechtzoekenden en van de juridische gemeenschap rond de
arbeidsrechtbank in Brugge, om uw aandacht te vragen voor de
problemen die zich voordoen.
Momenteel zijn er op de arbeidsrechtbank van Brugge vacatures
voor beambte, opsteller en griffier en bovendien zijn een aantal
personeelsleden van de griffie, die functies bekleden, voor een lange
periode afwezig. Het probleem is eigenlijk gedeeltelijk te wijten aan
het feit dat het kader van de arbeidsrechtbank nooit werd aangepast
sinds de oprichting. Er gebeurde wel een en ander in de jaren
zeventig, maar veel te weinig om de toenemende werklast op te
vangen. De werklast is trouwens dermate gestegen dat een
uitbreiding van het kader van de griffie en van het werkelijk
beschikbare personeel zich zonder meer opdringt en zeer snel zelfs,
want de toestand loopt er uit de hand en de normale rechtsbedeling
dreigt in het gedrang te komen.
Mevrouw de minister, hoe evalueert u de personeelstoestand bij de
arbeidsrechtbank te Brugge? Wanneer zult u overgaan tot vaste
benoemingen in de vacatures en wanneer zullen er eventueel
contractuelen worden aangeworven? In het bijzonder had ik willen
vernemen in welke oplossingen u voorziet voor de onhoudbare
personeelstoestand bij de arbeidsrechtbank van Brugge?
situation du personnel est des plus
mauvaises au tribunal du travail
de Bruges où il y a actuellement
des vacances d'emplois pour des
postes d'employé, de rédacteur et
de greffier. En outre, un certain
nombre de membres du personnel
sont absents pour longtemps. Or
le cadre est resté inchangé depuis
la création du tribunal. Le volume
de travail a augmenté à tel point
qu'une extension de cadre est
indispensable.
Comment le ministre apprécie-t-
elle la situation au tribunal du
travail de Bruges? Quand ces
emplois vacants seront-ils
conférés et quand des
contractuels seront-ils le cas
échéant recrutés? Quelles autres
solutions sont envisageables
selon elle?
07.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, l'autorité
judiciaire a effectivement attiré mon attention sur la situation difficile
que connaît le tribunal du travail de Bruges en matière de personnel.
Vous devez savoir qu'à ce jour, il a été procédé à la nomination d'un
employé et d'un rédacteur. Des instructions nécessaires au suivi
administratif de ces décisions ont été données. Dans les meilleurs
délais, en fonction des candidats disponibles rencontrant les
dispositions légales d'engagement, un employé contractuel
supplémentaire sera recruté. Pour le surplus, il est à noter qu'un
membre du personnel est admis à la pension en date du 1
er
février
2003, qu'un membre du personnel a introduit une demande officielle
d'interruption de carrière professionnelle précédée d'un congé de
maternité, qu'un membre du personnel est en congé de maladie de
courte durée un mois par certificat, mais plusieurs certificats se
succèdent et qu'un autre membre du personnel est en congé de
maladie mais de très courte durée une semaine par certificat mais
successivement.
C'est donc une situation très compliquée là-bas. En l'absence de
candidats proposés par l'autorité judiciaire, mes services effectuent
07.02
Minister Laurette
Onkelinx: De Arbeidsrechtbank
van Brugge heeft problemen.
Werden benoemd: een beambte,
een opsteller en een
hulpbeambte. Een personeelslid is
met pensioen gegaan, een heeft
loopbaanonderbreking, een is met
ziekteverlof van korte duur (een
maand op grond van een
doktersbriefje) en een ander is
met ziekteverlof van heel korte
duur (een week met
doktersbriefje). Er is een gebrek
aan kandidaten en er wordt naar
vervanging gezocht. Het is een
moeilijke situatie.
Wat de griffier betreft, zijn er op
mijn departement geen hangende
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
actuellement les recherches adéquates, afin d'assurer en urgence le
remplacement du personnel que je viens de citer. Mais pour les deux
derniers cas de congés de maladie, il n'est pas évident de recruter un
candidat dans ces conditions. Je l'ai dit, dans le cas de certificats
successifs d'un mois ou d'une semaine, la situation est complexe.
En ce qui concerne la nomination d'un greffier près du tribunal du
travail de Bruges, pour ce qui concerne mon département, il n'y a
plus de dossiers en attente. Il faut peut-être encore attendre une
signature au ministère de la Justice, je ne peux pas le jurer mais, en
tous cas, au niveau de mon département, tout a été fait, il n'y a plus
de dossiers en la matière.
Je me propose de vous informer régulièrement de l'évolution de la
situation qui, il est vrai, est préoccupante.
dossiers. Ik kan u geregeld van de
evolutie van de situatie op de
hoogte houden.
07.03 Yves Leterme (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de
minister voor het feit dat zij erkent dat de toestand daar onhoudbaar
is geworden. Er is een aanzet van oplossing voor een drietal
ontbrekende personeelsleden. Ik heb nota genomen van het feit dat
de minister stelt dat er door de administratie onderzoek wordt verricht
om te zien op welke wijze twee van de vier overblijvende
afwezigheden, zijnde die voor pensioen en die voor
loopbaanonderbreking volgend op moederschapsrust, zo snel
mogelijk kunnen worden opgevangen. Ik zou er inderdaad voor
pleiten dat die vervangingen zo snel mogelijk gebeuren. Ik zal ingaan
op de suggestie van mevrouw de minister om de toestand van nabij
te volgen. Ik sluit niet uit dat ik daar de komende weken op
terugkom, maar ik hoop dat, mede met het aanbrengen van het
dossier hier, er toch wel wat aandrang kan zijn of wat korter op de bal
kan worden gespeeld om ervoor te zorgen dat de toch wel zeer
moeilijke toestand op de griffie van de arbeidsrechtbank van meer
nabij wordt gevolgd en vooral oplossingen krijgt. Ik heb voorlopig
akte genomen van het antwoord van de minister en dank haar al
voor de eerste stappen die zijn gezet. Ik hoop dat er nog volgende
komen. Dank u.
07.03 Yves Leterme (CD&V): La
ministre admet que la situation est
intenable. Un début de solution
est avancé pour trois fonctions.
L'administration cherche encore
des solutions pour les
remplacements, pour les départs
à la retraite et les congés de
maternité. J'espère que la réaction
sera plus rapide à l'avenir, mais je
remercie la ministre pour ces
premières initiatives.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Question de M. Jean-Jacques Viseur à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
08 Vraag van de heer Jean-Jacques Viseur aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de wet betreffende de bescherming tegen pesterijen" (nr. A754)
08.01 Jean-Jacques Viseur (cdH): Monsieur le président, madame
la ministre, la loi sur le harcèlement moral était bien nécessaire, car
nous étions en pleine interprétation jurisprudentielle et un certain
nombre d'institutions en tout cas sont confrontées à son application.
Tel est le cas des écoles. La question m'a été posée par plusieurs
établissements d'enseignement, qui s'interrogent sur le traitement à
apporter aux plaintes déposées soit par des élèves, soit par des
parents d'élèves, plaintes qui sont fondées sur cette loi relative au
harcèlement moral.
Manifestement, il n'y a pas de contrat d'emploi, pas de contrat
d'entreprise et ce n'est pas la situation des fournisseurs qui se
08.01 Jean-Jacques Viseur
(cdH) Verschillende scholen
ontvangen klachten die uitgaan
van leerlingen of ouders en die
gebaseerd zijn op de wet
betreffende de bescherming tegen
pesterijen. Er is in deze gevallen
geen sprake van
bedrijfsovereenkomsten en op het
eerste gezicht heb ik dus de
indruk dat de wet niet van
toepassing is op die gevallen. Wat
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
trouvent dans une entreprise. Ma première analyse est que la loi ne
s'applique pas. Néanmoins, j'aimerais connaître l'interprétation du
département concernant l'application ou non de la loi aux relations
entre enseignants et élèves ou entre enseignants et parents d'élèves.
is uw interpretatie?
08.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, monsieur
Viseur, vous me posez en quelque sorte la question du champ
d'application de la loi du 11 juin 2002 relative à la protection contre la
violence au travail. Je dois dire que c'est également le champ
d'application de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des
travailleurs lors de l'exécution de leur travail, puisque la loi de juin
2002 a modifié la loi de 1996. Donc, il n'y a pas de champ
d'application nouveau en la matière.
L'article 2, § 1
er
, 1° e) de la loi dispose (je cite): "Pour l'application de
la loi sont assimilés aux travailleurs les élèves et les étudiants qui
suivent des études pour lesquelles le programme d'études prévoit
une forme de travail qui est effectuée dans l'établissement
d'enseignement." En clair, la loi du 4 août 1996, a fortiori celle de
2002 aussi, s'applique aux élèves et étudiants. Toutefois, la réponse
doit être nuancée, cette catégorie de jeunes n'étant pas couverte par
toutes les activités scolaires.
A l'occasion des débats parlementaires portant sur la loi de 1996, il a
été précisé dans l'exposé des motifs - je cite -: "il s'agit d'activités de
nature pratique qui se déroulent au sein d'un établissement
d'enseignement. Quoique des élèves et des étudiants n'exécutent
pas un travail dans un établissement d'enseignement, ils exercent
quand même des activités qui peuvent y être assimilées, surtout
dans l'enseignement technique et professionnel. On peut en effet
constater que des élèves exercent souvent dans leur école des
activités qui sont les mêmes que pendant leur stage". C'est donc
uniquement pour les activités de nature pratique, pour reprendre les
termes de l'époque, qu'ils sont soumis à la loi et donc, très largement
et principalement, cela concerne l'enseignement technique et
professionnel.
Il est essentiel que les élèves et étudiants se trouvant sur un même
lieu de travail, ainsi que les enseignants et le personnel administratif,
technique et de maîtrise, et donc soumis aux mêmes risques,
reçoivent une protection identique. On ne comprendrait évidemment
pas une différence à ce niveau. En ce qui concerne les élèves de
l'enseignement général, ils n'entrent pas dans le champ d'application
de la loi et ne peuvent dès lors invoquer ces dispositions.
08.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Het toepassingsgebied
van de wet van 11 juni 2002 valt
samen met dat van de wet van 4
augustus 1996 betreffende het
welzijn van de werknemers. In
artikel 2 § 1 bepaalt die laatste dat
met werknemers worden
gelijkgesteld de leerlingen en
studenten die een studierichting
volgen waarvan het
opleidingsprogramma voorziet in
een vorm van arbeid die in de
onderwijsinstelling wordt verricht.
Die wet is dus ook van toepassing
op studenten, maar dekt niet alle
schoolactiviteiten. Zij geldt voor
de activiteiten in het kader van de
praktijkvakken in het technisch en
beroepsonderwijs, wanneer
studenten en leraars zich op
dezelfde werkplek bevinden en
een identieke bescherming
krijgen.
08.03 Jean-Jacques Viseur (cdH): Monsieur le président, je
remercie Mme la ministre pour sa réponse. C'est extrêmement clair
puisque cela marque bien la différence et, notamment, cela exclut la
persécution au cours de gymnastique que nous avons été nombreux
à subir lorsque nous étions plus jeunes.
08.03 Jean-Jacques Viseur
(cdH): Die wet geldt dus niet voor
pesterijen tijdens de turnles!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Président: Jean-Marc Delizée.
Voorzitter: Jean-Marc Delizée.
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
09 Vraag van de heer Filip Anthuenis aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "zwakke RVA-controles inzake werkonwilligheid" (nr. A775)
09 Question de M. Filip Anthuenis à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
laxisme des contrôles Onem concernant la réticence à accepter du travail" (n° A775)
09.01 Filip Anthuenis (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, iedereen herinnert zich nog het artikel `Borinage blues' van
mei 2001, wat nogal wat verontwaardiging uitlokte, ook hier in de
commissie. Mijnheer de voorzitter, u zit al te lachen. U herinnert het
zich ongetwijfeld.
09.01 Filip Anthuenis (VLD):
L'article Borinage Blues paru dans
le journal De Standaard du 13 mai
2001 avait, à l'époque, soulevé
une profonde indignation
De voorzitter: Bij mij was die verontwaardiging niet aanwezig, mijnheer Antheunis.
09.02 Filip Anthuenis (VLD): Nee, maar in de commissie waren er
toch een aantal leden een beetje verontwaardigd. De kern van de
zaak, namelijk het uitblijven van gedegen controles op de
werkwilligheid van werklozen en gedegen controles om oneigenlijk
gebruik van de werkloosheidsverzekering te vermijden, is nog altijd
actueel, zowel in Vlaanderen als Wallonië, en misschien nog iets
meer in Wallonië. Die discussie is misschien nog actueler dan ooit,
zelfs in die mate dat het jongste OESO-rapport en niet een of
andere politiek geïnspireerde volksvertegenwoordiger België
expliciet aanspoort om meer controles op de werkbereidheid door te
voeren. Dat is toch niet niks.
Dat daarenboven deze aanbeveling niet zomaar kan worden
afgedaan als een statement van economische hardliners, blijkt ook
uit een interne nota van de RVA. De RVA zou toch ook een
onafhankelijk orgaan moeten zijn, en ik denk dat het dat ook is.
Administrateur-generaal Baeck zegt zelf dat de controle op de
werkbereidheid van werklozen in België nauwelijks nog iets voorstelt.
Ik herhaal het nogmaals: ik zeg dit niet, zowel de RVA als het OESO-
rapport stellen dit.
Het mag dus wel duidelijk zijn, collega's, dat het steeds gehanteerde
argument van de economisch slechtere situatie in Wallonië niet
langer opgaat als verschoningsgrond voor het uitblijven van gedegen
controles, in beide landsgedeeltes. Het is namelijk niet de bedoeling
om er hier een communautair thema van te maken. Het feit dat de
nota er gekomen is na een klacht van de federale, Vlaamse en
Waalse werkgeversorganisaties, zal misschien voor sommigen een
aanleiding tot verdachtmaking vormen. De cijfers spreken echter
boekdelen; 30% van de werklozen zou niet naar een job zoeken. Het
aantal straffen uitgesproken wegens werkonwilligheid zou in België
lager liggen dan waar ook.
Bij deze constateringen zal misschien de paraplu in de hoogte gaan.
De RVA is immers afhankelijk van de transmissies inzake
werkonwilligheid door de gewestelijke diensten voor
arbeidsbemiddeling. Deze diensten kunnen dan weer alleen maar
data doorgeven, en niet sanctioneren.
Voorzitter: Joos Wauters.
09.02 Filip Anthuenis (VLD): .Le
fond de cette affaire reste
d'actualité: tant en Flandre qu'en
Wallonie, il n'y a pas de contrôle
sérieux de la volonté de travailler
des chômeurs. Dans son dernier
rapport, l'OCDE invite la Belgique
à augmenter le nombre de
contrôles. M. Baecke,
l'administrateur général de
l'ONEm, a lui-même concédé que
les contrôles de la volonté de
travailler sont tout à fait
insuffisants. La situation
économique moins favorable en
Wallonie n'excuse en rien
l'absence de contrôles sérieux.
Les chiffres en disent long: 30 %
des chômeurs ne chercheraient
pas d'emploi. En Belgique, le
nombre de sanctions prononcées
pour refus de travailler serait
moins élevé que dans n'importe
quel autre pays. Ce problème a
déjà été dénoncé à maintes
reprises, mais il semble
impossible par le biais d'une
concertation entre les autorités
fédérales et les entités fédérées
d'aboutir à une solution.
Président: Joos Wauters.
Mijnheer de voorzitter, het probleem werd in onze commissie reeds
herhaaldelijk aan de kaak gesteld. Blijkbaar slaagt men er echter niet
Le comité chargé de veiller à la
bonne collaboration entre les
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
in om via overleg tussen de federale overheid en de deelgebieden tot
een oplossing te komen. Dat is niet verwonderlijk, wanneer men leest
dat het comité onder leiding van de federale minister voor de
Werkgelegenheid dat bent u, mevrouw de minister dat ervoor
moet zorgen dat de deelstaatdiensten en de RVA goed
samenwerken, niet meer sinds december 2000 vergaderde. Ik weet
niet of dat juist is. Dat is toch al een tijdje geleden. Dat is zelfs een
half jaar voor de fameuze verhalen in de kranten over het geval-
Hornu.
Uit een studie van de RVA is bovendien recent gebleken dat amper
2,6% van de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen een
beroepsopleiding volgt. Bovendien toont de studie aan dat ook op het
vlak van beroepsopleidingen intergewestelijke verschillen bestaan
tussen Vlaanderen en Wallonië. Vooral over Brussel wordt de
noodklok geluid. Ook de risicogroepen blijken overal
ondervertegenwoordigd. Als klap op de vuurpijl zijn ook de langdurig
werklozen en de vrouwen ondervertegenwoordigd.
Ik denk dat deze politiek allerminst bevorderlijk is voor de in het
regeerakkoord dat toch door een aantal van de leden van onze
commissie werd goedgekeurd vooropgestelde doelstelling om
werklozen te activeren om een nieuwe job te vinden.
Mevrouw de minister, wars van alle communautaire bekommernissen
moet het onderhand duidelijk zijn dat deze problematiek dringend
moet worden aangepakt. Dit werd ook al herhaaldelijk gevraagd in
onze commissie door de vertegenwoordigers van het volk. Ik had
dan ook graag van u een expliciet antwoord gekregen op een aantal
vragen.
Ten eerste, waarom bestaat er nog steeds een verschillende
behandeling in transmissies van werkonwillige werklozen door VDAB,
BGDA en Forem?
Ten tweede, klopt het comité dat ervoor moet zorgen dat de
deelstaatdiensten en RVA goed samenwerken, niet meer
bijeengeroepen is sinds eind 2000? De vraag is dan welke
initiatieven u gaat nemen om in overleg met uw collega's van de
deelgebieden te komen tot een uniforme regeling voor het hele land.
Het is eigenlijk dezelfde vraag als dewelke ik een jaar geleden heb
gesteld. Blijkbaar is hier echter nog maar weinig mee gebeurd.
Ten derde, klopt het dat de RVA nog maar 0,2% van de
transmissiedossiers mag bekijken? Blijkbaar is in dat verband
immers een bepaalde norm gesteld: 0,2% van de dossiers mag men
maar bekijken. Vroeger gold er blijkbaar een minimum van 0,6%.
Ten laatste, zult u, mevrouw de minister, naar aanleiding van de
recente RVA-studie ik mag verhopen dat die studie onafhankelijk is
in overleg met de deelgebieden kordaat optreden tegen werklozen
die een beroepsopleiding weigeren te volgen of een opleiding
vroegtijdig stopzetten? Dat wordt eigenlijk ook gevraagd in het
OESO-rapport.
Mijnheer de voorzitter, ook het OESO is een onafhankelijk orgaan. U
twijfelt daaraan. Ik zou daar niet aan durven te twijfelen.
services des différentes entités et
l'ONEm, et qui travaille sous la
direction de Mme Onkelinx, ne
s'est plus réuni depuis décembre
2002. Il ressort par ailleurs d'une
étude réalisée par l'ONEm qu'à
peine 2,6% des chômeurs
complets indemnisés suivent une
formation professionnelle et qu'à
ce niveau également il y a des
différences entre les Régions.
Cette politique ne favorise
nullement l'objectif mis en avant
dans l'accord de gouvernement en
ce qui concerne l'activation des
chômeurs. Il convient donc de
s'attaquer rapidement aux
problèmes.
Est-il exact que la ministre n'a
plus convoqué le comité chargé
d'assurer une bonne collaboration
entre les entités fédérées et
l'ONEm depuis la fin 2002?
Quelles initiatives la ministre
prend-elle afin d'élaborer une
réglementation uniforme pour tout
le pays, et ce, en concertation
avec les entités fédérées? Est-il
exact que l'ONEm ne peut plus
examiner que 0,2% des dossiers
de transmission alors qu'il en
examinait au moins 0,6% par le
passé? En collaboration avec les
Régions, la ministre interviendra-t-
elle plus fermement à l'égard des
chômeurs qui refusent de suivre
une formation ou qui y mettent fin
prématurément?
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
09.03 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, de
problematiek van de controle op de beschikbaarheid van de
werklozen is een vrij complexe materie, waarover wij hier reeds
meerdere malen van gedachte konden wisselen. Zoals in alle
domeinen van het maatschappelijk leven bestaan er ook in de
werkloosheid misbruiken die moeten worden bestraft. Misbruiken in
de sociale sector ondermijnen die sector en zijn dus zeker
onduldbaar. Daarbij sluit ik mij volledig aan.
Het is echter onaanvaardbaar dat men zich baseert op een kleine
minderheid die de regels niet naleeft, om alle mannen en vrouwen
die op zoek zijn naar een baan, in diskrediet te brengen. De
werklozen zijn niet de oorzaak van de werkloosheid in België. Ze zijn
er het slachtoffer van. Er is nu eenmaal niet voldoende werk voor
iedereen. Dit geldt nog meer in Wallonië en Brussel, dan in
Vlaanderen. Maandelijks deel ik de administratieve
werkloosheidsgraad per Gewest mee. Ik herinner u aan de cijfers van
eind december 2002, toen de werkloosheidsgraad in Vlaanderen
7,6%, in Wallonië 16,7% en in Brussel 20,3% bedroeg. Wil de 20,3%
voor Brussel zeggen dat de Brusselse werklozen massaal werk
weigeren en liever werkloos blijven? Laat dan de RVA de cijfers over
de controle op de beschikbaarheid in zijn juiste context plaatsen.
09.03
Laurette Onkelinx,
ministre: Comme tous les
domaines de la vie sociale, le
régime du chômage est entaché
d'abus qui minent le secteur et
qu'il s'agit bien sûr de sanctionner.
Toutefois, on ne peut se focaliser
sur une petite minorité de
fraudeurs pour discréditer tous les
demandeurs d'emploi. Il ne faut
jamais oublier que les chômeurs
ne sont pas la cause du chômage,
mais les victimes, plus encore en
Wallonie et à Bruxelles qu'en
Flandre. Fin décembre 2002, le
taux de chômage administratif
était de 7,6% en Flandre, de
16,7% en Wallonie et de 20,3% à
Bruxelles. Cela signifierait-il que
les chômeurs bruxellois refusent
en masse tout emploi qui leur
serait présenté?
En chiffres absolus, il y a en effet une différence du nombre de
transmissions en fonction de la Région. J'ai déjà communiqué des
chiffres antérieurs à ce propos dans des réponses à des questions
parlementaires. Le nombre de transmissions est en effet plus élevé
en Flandre qu'en Wallonie. Une source absolument sûre, à savoir un
document commun des organisations patronales, monsieur
Anthuenis, montre néanmoins qu'il n'y a pas de différence régionale
lorsque ce nombre de transmissions est exprimé en pourcentage du
nombre de postes vacants prestés par les services de placement.
Par poste vacant, il n'y a donc pas davantage en Flandre de
transmissions envoyées à l'ONEM qu'à Bruxelles ou en Wallonie.
Donc, pas de distorsions communautaires.
On pourrait évidemment supposer que les transmissions reçues par
l'ONEM ne sont, pour aucune des trois régions, le reflet du
comportement réel du chômeur en cas d'offre d'emploi et donc que
les trois Régions ne communiquent pas une grande partie des refus à
l'ONEM. Comme j'ai déjà eu l'occasion de le souligner, l'ONEM est
ici en tant qu'institution fédérale, receveur de l'information. La
décision relative à la transmission ou non de cette information est
prise par les institutions régionales. Nous ne savons donc pas si tous
les refus d'emploi et les refus de collaboration positive sont
communiqués à l'ONEM; il s'agit d'une supposition basée sur le faible
nombre de transmissions.
Je pense que cette hypothèse est en grande partie infirmée par les
chiffres de l'ONEM elle-même. A côté des dossiers que l'ONEM
reçoit des Régions, l'ONEM a en effet également le droit, dans le
cadre de l'accord de coopération, d'aller compulser les dossiers des
demandeurs d'emploi auprès des services de placement des
Régions. Et l'ONEM le fait. Auparavant, même à grande échelle,
comme vous avez eu l'occasion de le mentionner, jusqu'en avril
1996, tous les mois, un certain nombre de dossiers étaient examinés,
ce qui correspond à 6 pour 1.000 du nombre de chômeurs
indemnisés. Ainsi, en 1996, 17.158 dossiers ont été examinés. Qu'en
Laten we de cijfers van de RVA
over de controle van de
beschikbaarheid opnieuw in hun
context plaatsen. In absolute
cijfers verschilt het aantal
gegevensoverdrachten van
Gewest tot Gewest. Dat aantal is
in Vlaanderen hoger dan in
Wallonië, maar volgens de
werkgeversorganisaties zijn er
geen gewestelijke verschillen als
het aantal overdrachten wordt
uitgedrukt in percentage van het
aantal vacante betrekkingen dat
door de plaatsingsdiensten wordt
behandeld. Er is dus geen
communautaire scheeftrekking.
We zouden kunnen
veronderstellen dat de
overdrachten die de RVA ontvangt
niet de weerspiegeling zijn van het
werkelijk gedrag van de werkloze
bij een werkaanbieding en dat de
Gewesten een groot gedeelte van
de weigeringen niet aan de RVA
meedelen. Deze veronderstelling
stoelt op het laag aantal
gegevensoverdrachten en het feit
dat de Gewestelijke instellingen
zelf beslissen of ze deze
gegevens al dan niet doorsturen.
Deze hypothese wordt grotendeels
ontkracht door de cijfers van de
RVA, die het recht heeft de
dossiers van werkzoekenden bij
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
est-il ressorti? Un fait donnant lieu à une sanction de la part de
l'ONEM a été constaté dans seulement 424 dossiers; 424 sur 17.158,
cela représente 2,5%. C'est pourquoi, Mme Smet qui m'a précédée
au département a réduit le nombre de dossiers à examiner de 6 pour
1.000 à 2 pour 1.000, chiffre encore d'application aujourd'hui je n'ai
rien changé en la matière , avec toujours pour résultat que
seulement 2 à 3% des faits constatés peuvent être considérés
comme une faute du chômeur. J'ai également constaté que, dans un
document de l'ONEM, on se pose la question de savoir si la
poursuite de cette procédure a réellement un sens.
Je tiens toutefois à souligner une fois encore qu'il n'est pas correct de
dire que notre législation encouragerait la disponibilité du chômeur
ou ne la sanctionnerait pas suffisamment. Je rappelle que l'article 58
de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 stipule que, pour bénéficier
d'allocations, le chômeur doit être demandeur d'emploi et être et
rester inscrit comme tel. L'inscription en soi ne suffit donc pas, il faut
être effectivement demandeur d'emploi. S'il ne l'est pas, ce manque
d'enthousiasme joue alors un rôle important dans l'appréciation du
chômage de longue durée. Pour ne pas être suspendu pour chômage
de longue durée, le chômeur doit en effet prouver et je cite "avoir
accompli des efforts exceptionnels et continus pendant toute la
période de son chômage, en vue de trouver du travail". Chercher
seulement au début du chômage ou juste avant d'être suspendu ne
suffit donc pas, il doit y avoir eu des efforts chaque mois où l'on a été
chômeur. Une seconde manière de tester la disponibilité consiste en
la réaction du chômeur vis-à-vis d'une offre d'emploi. Refuser un
emploi approprié peut entraîner la perte du bénéfice des allocations
pendant un maximum de 52 semaines.
L'article 56 de la réglementation sur le chômage complète encore
ceci en stipulant que le chômeur qui n'est pas disposé à accepter tout
emploi convenable du fait qu'il soumet sa remise au travail à des
réserves est considéré comme indisponible pour le marché de
l'emploi. Donc, même sans offre d'emploi, le chômeur qui, par
exemple, déclare ne pas vouloir travailler à plus de 20 kilomètres de
son domicile ou pour un salaire inférieur à 3.000 peut être
suspendu pour indisponibilité sur le marché de l'emploi.
De nouveaux instruments ou une nouvelle réglementation sont donc,
selon moi, inutiles, tout comme la révision de la répartition des
tâches entre l'autorité fédérale, les Régions et Communautés, qui a
été fixée après les réformes de l'État de 1980 et 1988. Le protocole
de règlement des relations entre les institutions générées par la
restructuration de l'ONEM prévoit explicitement les obligations
suivantes. Les organismes régionaux sont tenus de communiquer les
refus constatés objectivement d'emplois convenables, les cas
constatés objectivement d'indisponibilité pour le marché de l'emploi,
ainsi que les refus constatés objectivement de formations
professionnelles. Les organismes communautaires ont l'obligation de
communiquer à l'institution nationale les refus constatés
objectivement de formations professionnelles.
Le comité d'évaluation s'est réuni le 19 décembre dernier. Il a en
outre été convenu entre les organismes régionaux et l'ONEM de
collaborer à intervalles réguliers de manière plus informelle au
travers de groupes de travail. Un des problèmes soulevés par les
organismes régionaux est qu'ils doivent choisir entre quantité et
de Gewestelijke
plaatsingsdiensten in te zien. Tot
1996 gaf amper 2,5% van de
dossiers van 6 pro mille van het
aantal uitkeringsgerechtigde
werklozen aanleiding tot een
sanctie van de RVA. Na 1996
werd hetzelfde cijfer gehaald voor
de dossier van 2 pro mille van het
aantal uitkeringsgerechtigde
werklozen. Men kan zich dan ook
afvragen of het wel zin heeft die
procedure voort te zetten. Dat
onze wetgeving de
onbeschikbaarheid van de
werklozen voor de arbeidsmarkt in
de hand zou werken of
onvoldoende zou bestraffen klopt
niet. Artikel 58 van het koninklijk
besluit van 25 november 1991
bepaalt dat een werkloze
werkzoekende moet zijn en als
dusdanig ingeschreven moet
blijven om een uitkering te
genieten. De inschrijving op zich
volstaat dus niet; de werkloze
moet kunnen aantonen dat hij,
gedurende de hele periode waarin
hij werkloos was, een
uitzonderlijke en onafgebroken
inspanning heeft geleverd om
werk te vinden. De reactie van
een werkloze op een
werkaanbieding is een tweede
aanwijzing voor de
beschikbaarheid van de werkloze
voor de arbeidsmarkt. Wie een
geschikte betrekking weigert, loopt
het risico zijn uitkering gedurende
maximaal 52 weken te verliezen.
Een werkloze die niet bereid is
elke passende betrekking te
aanvaarden, omdat hij
voorwaarden stelt aan zijn
herinschakeling op de
arbeidsmarkt wordt bovendien
beschouwd als onbeschikbaar
voor de arbeidsmarkt. Ook al
wordt hem dus geen baan
aangeboden, toch kan een
werkloze worden geschorst
wegens onbeschikbaarheid voor
de arbeidsmarkt. Het is mijns
inziens dan ook overbodig om in
nieuwe instrumenten of een
nieuwe reglementering te voorzien
en ook van een herziening van de
taakverdeling tussen de federale
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
qualité. Pour accompagner individuellement tous les inactifs, ils
disposent, disent-ils, de trop peu de moyens, sauf si on se limite à
une approche standardisée et superficielle. C'est la raison pour
laquelle ils ont tous opté de la même manière pour une approche
beaucoup plus personnalisée via un travail sur mesure mais aussi
ciblé sur les moins qualifiés. Pour les motiver à collaborer de
manière active, on s'adresse à eux de manière adaptée à ce groupe.
Par exemple, ils sont contactés sur leur GSM et moins par courrier.
Du côté de l'ONEM, on a indiqué pendant la réunion qu'en cas de
cessation anticipée d'un parcours d'insertion, il y a généralement des
motifs de dispense comme le fait d'avoir déménagé ou d'avoir trouvé
du travail.
Enfin, je tiens à évoquer la publication de l'ONEM sur les chômeurs
en formation professionnelle. Il en ressort qu'en février 2002, 3,7%
des chômeurs complets indemnisés ont suivi une formation et qu'il
s'agissait dans 70% des cas, d'une formation professionnelle
collective ou individuelle reconnue par le VDAB, le FOREM,
l'ORBEM ou le BGDA. Il ressort également de cette étude qu'il existe
une sous-représentation des personnes les moins qualifiées, des
âgés, des femmes et des demandeurs d'emploi de longue durée. Il
ressort aussi qu'à Bruxelles, il y a un déséquilibre entre le taux de
chômage élevé et la faible participation aux formations.
Cette étude suffit-elle à conclure que la cause de tout ceci réside
dans le manque de transmission de refus à l'ONEM, comme vous le
laissez entendre? Cela ne se trouve nulle part dans cette étude et
rien ne l'indique. Cette étude ne répond pas à la question concernant
la cause. Je cite d'ailleurs un passage de cette étude: "S'agit-il de
découragement ou de manque de motivation des personnes qui sont
au chômage depuis plus de deux ans? Les incitants à suivre une
formation professionnelle sont-ils insuffisants pour les chômeurs de
longue durée ou donne-t-on la priorité aux demandeurs d'emploi qui
sont au chômage depuis peu de temps? La question reste ouverte."
overheid, de Gewesten en de
Gemeenschappen zie ik het nut
niet in. Het protocol tot regeling
van de betrekkingen tussen de
instellingen omvat uitdrukkelijk
verscheidene verplichtingen. Zo
zijn de gewestelijke organen
gehouden de objectief
vastgestelde weigeringen van een
passende betrekking mee te
delen, evenals de objectief
vastgestelde gevallen van
onbeschikbaarheid voor de
arbeidsmarkt en de objectief
vastgestelde weigeringen om een
beroepsopleiding te volgen. De
gemeenschapsorganen zijn dan
weer verplicht de federale
instelling de objectief vastgestelde
weigeringen om een
beroepsopleiding te volgen mee te
delen. Het evaluatiecomité is op
19 december 2002
bijeengekomen. De gewestelijke
instellingen kampen met een
gebrek aan middelen en dat heeft
hen ertoe aangezet voor een
grondige follow-up te kiezen, die
echter tot de laagst geschoolde
werklozen beperkt blijft. De RVA
heeft erop gewezen dat wanneer
inschakelingsparcoursen worden
afgebroken, dat meestal te maken
heeft met vrijstellingen. Uit de
door de RVA gepubliceerde studie
over werklozen die een
beroepsopleiding volgen kan niet
worden geconcludeerd dat men
nalaat werkweigeringen aan de
RVA mee te delen; zij werpt
eveneens de vraag op zonder
ze evenwel te beantwoorden of
de stimuli voor langdurig
werklozen om een opleiding te
volgen volstaan dan wel of de
prioriteit wordt gegeven aan
werkzoekenden die nog maar
sinds kort werkloos zijn.
De voorzitter: Mijnheer Anthuenis, ik denk dat u hier niet meer veel aan toe te voegen hebt.
09.04 Filip Anthuenis (VLD): Heel weinig, mijnheer de voorzitter,
het was een zeer uitgebreid antwoord.
Het is, mijns inziens, duidelijk dat FOREM niet op dezelfde manier
gegevens doorspeelt als de VDAB. Mevrouw de minister, ik wil het
helemaal niet hebben over de regionale verschillen. Ik wil zelfs
aanvaarden dat er geen regionale verschillen zijn.
09.04 Filip Anthuenis (VLD):
Manifestement, il subsiste une
différence entre le Forem et le
VDAB en matière de
transmissions. Je me réjouis que
la ministre admette que des abus
sont commis et soit disposée à y
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
U hebt echter wel toegegeven dat er misbruiken bestaan en dat
misbruiken onduldbaar zijn. Ik ga er niet mee akkoord dat u stelt dat
wij elke werkloze in diskrediet brengen. Dat doen we niet.
Maatregelen dringen zich op omwille van de mensen die wel
inspanningen leveren om werk te zoeken. U stelt dat slechts een
kleine minderheid werkonwillig is. Objectieve cijfers van de RVA
tonen echter aan dat slechts 30% van alle werklozen écht werk
zoekt. Die cijfers moeten ons tot nadenken stemmen. We kunnen,
mijns inziens, niet ontkennen dat er een probleem is. Niet ik zeg dat,
maar neutrale en objectieve organisaties zoals de OESO en uw
eigen dienst, de RVA bij monde van zijn administrateur-generaal, de
heer Baeck.
U verwijst naar de maatregelen die mevrouw Smet in het verleden
reeds genomen heeft en voegt eraan toe dat u daaraan geen
wijzigingen hebt aangebracht. Daar knelt het schoentje, mevrouw de
minister. Het is uw én onze taak terzake wijzigingen door te voeren.
Het verheugt me dat het comité op 19 december 2002 is
samengekomen. Ik vermoed dat u tevreden was toen u vernam dat
al de interpellaties over deze problematiek in november werden
uitgesteld, zodat het comité eens heeft kunnen vergaderen! Alle
gekheid op een stokje, mevrouw de minister, collega's, het is onze
taak op basis van objectieve rapporten van de RVA en OESO
maatregelen te nemen die moeten worden genomen.
remédier. Cela dit, je ne suis pas
d'accord avec elle lorsqu'elle
affirme que les critiques émises
par moi-même et quelques-uns de
mes collègues pour dénoncer
certains abus dont fait l'objet la
réglementation du chômage
discréditent tous les chômeurs.
Mme Onkelinx déclare qu'elle
exécute les mesures que Mme
Smet avait prises en son temps.
C'est vrai, mais ces mesures ne
suffisent plus. Des mesures
supplémentaires sont nécessaires.
Il est incontestable que nous ne
devons pas fermer les yeux
devant les chiffres et constats
objectifs que l'on trouve dans
toute une série de rapports
objectifs. Le gouvernement se doit
de prendre les dispositions qui
s'imposent.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijnheer Deseyn, ik had mevrouw Coenen laten roepen om haar vragen te stellen.
Ondertussen is zij toegekomen, maar zij geeft graag de voorrang aan jonge krachten. Vandaar dat u toch
voorrang krijgt om nu uw vraag te stellen. U hebt immers gezegd dat u kort zou zijn.
10 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de erkenning van de externe diensten voor preventie en bescherming" (nr. A694)
10 Question de M. Roel Deseyn à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
reconnaissance des services externes pour la prévention et la protection" (n° A694)
10.01 Roel Deseyn (CD&V): Dank u, mijnheer de voorzitter, voor
de agendawijziging. Dank ook aan collega Coenen voor haar
bereidwilligheid. In de commissie hiernaast Volksgezondheid
waren we met de belangrijke maatschappelijke problematiek van de
drugs bezig, vandaar.
De vraag aan mevrouw Onkelinx betreft de erkenning van de externe
diensten voor preventie en bescherming. Er doet zich daar toch een
probleem voor met de erkenning. In welke situatie verkeren deze
diensten? Laten wij even de recente geschiedenis bekijken. Volgens
het koninklijk besluit van maart 1998 betreffende de externe diensten
voor preventie en bescherming op het werk, kunnen enkel die
diensten werken of actief zijn in bedrijven die erkend zijn door het
ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, waarvoor u verantwoordelijk
bent. Bij wijze van overgangsmaatregel kreeg een aantal diensten
een voorlopige erkenning. Deze werd al eerder, in juni 2001,
verlengd tot eind december 2002. Voor die datum moesten alle
externe diensten die een verlenging van hun erkenning wensten, een
10.01 Roel Deseyn (CD&V):
L'arrêté royal du 27 mars 1998
relatif aux services externes pour
la prévention et la protection au
travail impose à ces services une
reconnaissance officielle du SPF
Emploi, Travail et Concertation
sociale. A titre de mesure de
transition, plusieurs services ont
bénéficié d'un agrément provisoire
qui a été prolongé jusqu'au 31
décembre 2002 par arrêté royal
du 12 juin 2001. Tous les services
externes qui souhaitaient une
prolongation de leur agrément
devaient introduire une demande
à cet effet pour le 31 décembre
2001. Une très grande majorité
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
aanvraag indienen bij uw ministerie. De sector heeft zich daarin
correct gedragen: de overgrote meerderheid heeft dit tijdig gedaan.
Ondanks het feit dat de minister had beloofd om snel een beslissing
te nemen en de verlenging van de erkenning bij koninklijk besluit nog
voor het jaareinde te publiceren, was er op 3 januari 2003 nog steeds
geen koninklijk besluit terzake verschenen. Dat schept natuurlijk een
groot probleem voor de betrokken diensten, want vanaf 1 januari
2003 zouden zij zich in een juridisch vacuüm bevinden. Het gaat niet
over enkele geïsoleerde gevallen, maar over veel bedrijven voor wie
zij werken en die overeenkomstig de vigerende wetgeving met een
probleem worden geconfronteerd. Volgens het koninklijk besluit van
27 maart 1998 is de samenwerking beëindigd wanneer de dienst niet
meer erkend is. Zij kunnen dan niet meer ingeschakeld worden als
extern preventieadviseur. Bedrijven die sinds 1 januari 2003 nog een
beroep doen op een externe dienst, bevinden zich dus eigenlijk in
een zeer penibele, onduidelijke juridische situatie. De facto is
eigenlijk geen enkele externe dienst nog erkend, of er zou ons iets
belangrijks moeten ontsnapt zijn. Ik denk dat het hier een belangrijke
zaak betreft, die toch vele bedrijven aanbelangt en zeker ook niet
alleen de bedrijven, maar ook de externe diensten die niet goed
meer weten hoe ze nog zaken geldig kunnen regelen voor bedrijven
of zaken aanrekenen. Ik wil u dan ook volgende punctuele vragen
stellen, mevrouw de minister.
Hoe kan u als verantwoordelijk minister deze vertragingen situeren,
dit niet optreden, dit uitblijven van publicatie van een koninklijk
besluit met nogal vergaande juridische problemen en nogal wat
problemen die worden geschapen? Zijn de problemen misschien
gesitueerd in de opvolgingscommissie die binnen uw ministerie
nagaat wat de erkenningsvoorwaarden zijn en of deze goed worden
ingevuld, en die de aanvragen tot erkenning bekijkt? Doet de
vertraging zich daar voor, of zijn er andere problemen binnen het
ministerie? Heel concreet hadden wij graag geweten welke
maatregelen de minister zal nemen om spoedig een einde te maken
aan deze toestand van juridisch vacuüm, aan deze onduidelijke
situatie. Hoe kan zij binnen een redelijke termijn de rechtszekerheid
voor alle actoren herstellen en dan nog liefst met terugwerkende
kracht, zodat er later, door de problematische periode van begin dit
jaar, geen problemen rijzen in de toekomst?
l'ont fait à temps.
Le secteur avait expressément
demandé que l'arrêté royal qui
règle la prolongation de
l'agrément soit publié avant la fin
2002, mais il n'en a rien été. Rien
n'avait encore été publié à la date
du 3 janvier 2003. Depuis le
premier janvier 2003, les services
externes travaillent donc dans un
vide juridique. Ce problème
affecte également les entreprises
pour lesquelles ils travaillent, car
l'arrêté royal du 27 mars 1998
prévoit que l'accord conclu entre
les entreprises et les services
externes prend fin lorsque le
service n'est plus agréé. A ce jour,
aucun service n'est officiellement
agréé.
Quelle est la raison du retard en
ce qui concerne la prolongation de
l'agrément? Quelles mesures la
ministre prendra-t-elle pour
combler ce vide juridique?
10.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, collega
Deseyn, de externe diensten voor preventie en bescherming op het
werk die tot 31 december 2002 erkend waren, hebben een dossier
ingediend teneinde hun erkenning te hernieuwen vanaf 1 januari
2003. Dit dossier werd gedurende het jaar 2002 door mijn
administratie onderzocht en de opvolgingscommissie heeft op 20
november 2002 de vereiste adviezen verstrekt.
Voor de externe diensten voor preventie en bescherming op het
werk, waarvoor positief geadviseerd werd, werd de erkenning
hernieuwd via een ministerieel besluit van 3 januari en dit voor een
periode van vijf jaar, die aanvang neemt op 1 januari 2003. Zij
werden daarvan met een aangetekend schrijven op 13 januari 2003
geïnformeerd. De licht laattijdige mededeling, die niet toe te
schrijven is aan de commissie van Opvolging, gaf geen enkele
aanleiding tot een juridisch vacuüm dat nadelig is voor de externe
diensten of voor hun leden en vereist geen bijzondere maatregel
10.02
Laurette Onkelinx,
ministre: La Commission de suivi
de mon administration a rendu les
avis requis le 20 novembre 2002.
L'agrément des services externes
pour la prévention et la protection
au travail qui ont fait l'objet d'un
avis positif a été prolongé, par un
arrêté ministériel du 3 janvier
2003, pour une période de 5 ans à
compter du 1
er
janvier 2003. Les
services concernés ont été
informés par envoi recommandé
du 13 janvier 2003. Cette mesure
a permis d'éviter un vide juridique
préjudiciable à ces services ou à
leurs membres. Aucune mesure
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
naast de herhaling van de stiptheidsregel waaraan de administratie
zich houdt.
spéciale n'est requise.
Enfin, ce qui sera publié n'est pas toute une série de petits arrêtés
service par service, mais un arrêté simple reprenant la liste de
l'ensemble des services agréés.
Er werd een eenvoudig besluit
met de lijst van de erkende
diensten gepubliceerd.
De voorzitter: Mijnheer Deseyn, dit was een duidelijk antwoord.
10.03 Roel Deseyn (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor
het duidelijke antwoord. Blijkbaar zijn er ook in de sector en de
externe diensten voor preventie in de bedrijven een aantal vragen
gerezen over het feit dat dit niet via koninklijk besluit wordt geregeld.
Men dacht dat dit via koninklijk besluit moest worden geregeld.
Misschien is daardoor enige verwarring ontstaan. Men wist blijkbaar
niet dat het via een eenvoudig ministerieel besluit was geregeld.
Ik had nog graag geweten of alle aanvragen werden behandeld. Over
hoeveel externe diensten gaat het? Zijn er diensten die te laat waren
met hun aanvraag? Ik zou graag nog deze informatie krijgen.
10.03 Roel Deseyn (CD&V): La
ministre peut-elle me confirmer
que toutes les demandes de
prolongation ont été introduites
dans les délais? De combien de
demandes s'agit-il au total?
10.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Deseyn, mon
collaborateur me dit que tous les services ont été agréés sauf un.
Pardonnez-moi cependant de ne pas vous révéler le nom de ce
dernier.
10.04
Minister Laurette
Onkelinx: Alle diensten werden
erkend, behalve één.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Question de Mme Marie-Thérèse Coenen à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la mise en oeuvre de l'Institut de l'égalité entre les hommes et les femmes" (n° A771)
11 Vraag van mevrouw Marie-Thérèse Coenen aan de vice-eerste minister van Werkgelegenheid
over "de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het Instituut voor de gelijkheid van mannen en
vrouwen" (nr. A771)
11.01 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV): Monsieur le
président, madame la ministre, nous avons soutenu et voté la
création.....
De voorzitter: Weet u dat dit de laatste wet is die is verschenen in de gedrukte versie van het Belgisch
Staatsblad?
11.02 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV): Je ne le savais
pas. C'est évidemment très intéressant!
Madame la ministre, je voudrais connaître le suivi donné aux arrêtés
royaux liés à la mise en oeuvre de l'Institut de l'égalité entre les
hommes et les femmes. Je souhaite faire le point sur l'évolution du
dossier et la façon dont vous le concrétisez.
Pourriez-vous me dire où et quand cet institut sera installé? Quelle
sera sa forme juridique? En effet, il était possible de régler cette
matière par arrêté royal. Quelle sera sa composition? Quel sera le
budget prévu? Je rappelle que nous avons discuté de cette
problématique dans le cadre du débat sur le budget de l'Etat 2003.
Vous savez qu'une problématique avait déjà été soulevée au
11.02 Marie-Thérèse Coenen
(ECOLO-AGALEV): Hoe staat het
met de koninklijke besluiten tot
uitvoering van de wet tot
oprichting van een Instituut voor
gelijke kansen voor mannen en
vrouwen? Waar en wanneer komt
dit instituut er? Welke juridische
vorm zal het aannemen en wat
wordt zijn samenstelling? Hoe zal
zijn begroting eruit zien? Op welke
manier worden de diensten
bevoegd voor gelijke kansen van
het ministerie van
Werkgelegenheid en Arbeid
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
moment de son adoption. Je veux parler du transfert des services de
l'égalité vers cet Institut. Je voudrais savoir comme les choses
étaient mises en oeuvre.
Enfin, le Conseil d'avis de l'égalité entre les hommes et les femmes
n'était pas repris dans cette loi, ce qui posait un problème de statut. Il
fallait aussi prendre une décision en la matière. Les compétences et
la composition de ce conseil sont-elles maintenues?
daarin opgenomen? Blijft de
adviesraad bestaan?
11.03 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, madame
Coenen, il s'agit en fait ici d'une véritable course contre la montre car
je voudrais que cet institut voie le jour avant la fin de cette
législature. Croyez bien que je m'y active.
Dans un premier temps, l'Institut sera installé dans le bâtiment du
service fédéral de l'emploi situé à la rue Belliard. Ensuite, comme
l'administration va déménager vers Eurostation, une partie des lieux
lui sera consacrée.
Un programme des besoins est en cours d'établissement. Il prévoit
notamment l'extension de l'espace nécessaire pour assurer certaines
missions qui ont été confiées à l'Institut et qui ne sont pas du ressort
actuel de la direction de l'égalité des chances, notamment la
possibilité d'ester en justice.
La forme juridique de l'Institut, vous le savez, est fixée par la loi de
décembre 2002. C'est un parastatal B doté de la personnalité
juridique.
La composition du conseil d'administration sera fixée par arrêté
délibéré en Conseil des ministres, conformément à la loi. Par contre,
la direction sera nommée par le Roi.
L'Institut sera installé dès l'adoption de divers arrêtés d'exécution,
actuellement en négociation. Il bénéficiera du budget de l'égalité des
chances, quelque 3 millions d'euros actuellement et 3,2 millions
d'euros en 2003, du transfert du personnel, des moyens relevant du
programme des besoins en cours d'établissement et d'un crédit de la
Loterie nationale; 74.368 euros ont d'ores et déjà été réservés.
Pour le transfert du personnel, toutes les modalités sont fixées par le
Roi, après concertation sociale. L'article 15 de la loi contient les
lignes devant conduire ce transfert -maintien du statut -, grâce à quoi
nous n'avons pas de problème avec le personnel.
Le Conseil de l'égalité des chances demeure l'organe de conseil où
toutes les parties de la société concernée par l'égalité des femmes et
des hommes sont représentées.
Vous savez qu'actuellement ce conseil rend des avis au Parlement et
aux ministres. A l'avenir, il pourra également conseiller l'institut. Mes
services étudient si la composition actuelle du Conseil de l'Egalité est
optimale en fonction de sa mission. Toute modification serait
évidemment débattue avec le Conseil et le pluralisme maintenu.
11.03
Minister
Laurette
Onkelinx: Aanvankelijk zal het
Instituut zijn intrek nemen in de
lokalen van de Federale
Overheidsdienst
Werkgelegenheid, in de
Belliardstraat. Er wordt op dit
ogenblik een overzicht van de
noden opgemaakt. Het Instituut
wordt, zoals de wet voorschrijft,
een parastatale B met
rechtspersoonlijkheid.
De Ministerraad beslist wie er
zitting heeft in de raad van
bestuur. De directie wordt
aangesteld door de Koning.
Het Instituut wordt ingesteld zodra
de uitvoeringsbesluiten
aangenomen zijn. Het zal
gefinancierd worden uit de
begroting voor het
gelijkekansenbeleid (3,2 miljoen
euro in 2003), zal kunnen werken
met overgeheveld personeel
(volgens door de Koning
vastgestelde regels) en krijgt een
krediet van de Nationale Loterij.
De oprichting van het Instituut
verandert niets aan de opdracht
van de Raad van de gelijke
kansen voor mannen en vrouwen.
De vraag is of de huidige
samenstelling van die Raad wel
optimaal beantwoordt aan de
vereisten van zijn opdracht.
11.04 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV): Pouvez-vous
nous en dire plus au niveau du calendrier?
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
11.05 Laurette Onkelinx, ministre: Nous faisons le plus rapidement
possible. Il n'y a pas un jour où on n'accélère pas.
Le président: En tout cas avant le 8 avril.
11.06 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV): Madame la
ministre, je vous remercie pour votre réponse. Sachez que c'est
attendu.
11.07 Laurette Onkelinx, ministre: J'aurais évidemment préféré
pouvoir vous l'annoncer pour le 8 mars, mais je ne sais pas si nous y
arriverons. J'essaye.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
12 Question de Mme Marie-Thérèse Coenen à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la présence équilibrée des hommes et des femmes dans les organes possédant une compétence
d'avis" (n° A772)
12 Vraag van mevrouw Marie-Thérèse Coenen aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met
adviserende bevoegdheid" (nr. A772)
12.01 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV): Monsieur le
président, madame la ministre, ma question repose sur un
communiqué paru en décembre 2002 qui faisait référence à votre
demande de prolongation des dérogations accordées à l'application
de l'article 2 de la loi du 10 juillet 1990 concernant la présence
équilibrée des hommes et des femmes dans les organes possédant
une compétence d'avis.
Mes questions sont les suivantes:
- Combien d'organes d'avis ont demandé et obtenu cette dérogation
pour les années 2001, 2002 et 2003?
- Des organes d'avis se sont-ils mis en conformité?
- Votre administration a-t-elle aidé ou conseillé les organes d'avis qui
avaient demandé une première fois une dérogation? A-t-elle attiré
leur attention sur le fait qu'ils doivent respecter la loi, sur le fait que
ces dérogations sont temporaires, limitées dans le temps et
accordées afin de permettre à ces organes de se mettre en
conformité avec la loi ou au ministre de nommer les personnes?
- Existe-t-il une cellule de vigilance qui essaie de travailler de façon
proactive par rapport à ces dérogations et également par rapport à la
loi sur les quotas?
- Les nouveaux comités d'avis ou de concertation mis en place
bénéficient-ils de dérogations? Comme vous le savez, de nouveaux
comités sont régulièrement institués par la loi.
Personnellement, j'ai voté plusieurs lois par lesquelles on créait des
comités d'avis ou de concertation; en l'occurrence, lorsque l'on
introduisait des quotas, le Conseil d'Etat considérait que ce n'était
pas nécessaire et faisait référence à la loi de 1990 qui les prévoit.
Quelle est votre politique en la matière et quelle est votre attitude par
rapport à vos collègues du gouvernement dont dépend partiellement
l'application de la loi?
12.01 Marie-Thérèse Coenen
(ECOLO-AGALEV): U heeft een
nieuwe afwijking toegestaan op de
toepassing van artikel 2 van de
wet van 20 juli 1990 betreffende
de evenwichtige aanwezigheid
van mannen en vrouwen in de
adviesorganen.
Hoeveel organen hebben in 2001-
2002 een afwijking gekregen en
hoeveel in 2003? Hoeveel
organen hebben sinds 2000 het
nodige gedaan om zich naar de
wet te schikken? Verlenen uw
diensten steun aan de
beleidsmensen om hen te helpen
bij de naleving van de regel dat
een derde van de leden van het
andere geslacht moet zijn?
Bestaat er binnen uw bestuur een
cel die waakt over de naleving
van de wet en van de opgelegde
quota? Staat u de nieuwe
adviescomités die worden
opgericht een afwijking toe?
Je me suis déjà fait "remballer" deux, trois fois avec mes
CRIV 50
COM 952
21/01/2003
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
amendements, d'où ma question.
12.02 Laurette Onkelinx, ministre: Combien d'organes d'avis ont-ils
obtenu une dérogation en 2001, 2002 et 2003?
J'ai un rapport de juillet 2001 sur le suivi de la loi qui a répertorié 301
organes: 133 étaient conformes à l'équilibre requis, 130 disposaient
d'une dérogation, 38 étaient en réorganisation. Le dernier rapport fait
au Conseil des ministres, qui date du 20 décembre dernier, porte sur
275 organes recensés dont 133 étaient conformes, 115 disposaient
d'une dérogation valable jusqu'au 30 juin 2003 et 31 étaient en
réorganisation. Entre juillet 2001 et décembre 2002, 26 organes n'ont
plus été signalés par leur ministre de tutelle comme relevant du
champ d'application de la loi. Des courriers leur ont été adressés afin
d'en connaître le motif.
Combien d'organes se sont-ils mis en conformité depuis 2000?
Un rapport que j'ai établi en 1999 montrait que parmi 259 organes,
26 remplissaient le quota retenu, c'est à dire 10%. Le rapport de
juillet 2001 relève 133 organes remplissant le quota, soit 44,2%. Les
choses vont donc mieux. Ce progrès a été acquis par l'entrée en
vigueur de la date prévue par la loi pour rendre les organes
conformes au quota, le 31 décembre 1999, à défaut de quoi ils ne
rendent plus d'avis valables, sauf à disposer d'une dérogation.
Depuis, comme en attestent les chiffres déjà communiqués, la
situation n'évolue pas énormément. Cette absence d'évolution tient à
la situation dans certains secteurs qui nécessitent des experts
techniques et scientifiques. Je vous renvoie au rapport de 2001 pour
identifier les ministres spécialement concernés. Il s'agit
principalement du ministère de la Santé publique, Environnement et
Consommation: 72 dérogations sur 115 au dernier rapport.
La loi oblige à faire un rapport d'exécution de la loi tous les deux ans.
Le prochain rapport devra donc intervenir en été 2003. Une analyse
plus précise sur l'évolution de la situation depuis 2001 sera présentée
à cette date.
Je vous signale que mes services n'ont pas véritablement les
capacités pour aider à trouver des femmes compétentes pour
quelque 300 organes dont les missions, les champs d'intervention et
les expertises requises brassent quasiment autant d'horizons qu'il y a
d'organes.
Mes services cherchent à responsabiliser chaque département par
rapport à ses obligations légales.
Y a-t-il une cellule de vigilance au sein de mes services? Vous savez
que le suivi de la loi représente un travail administratif important:
suivi trimestriel et rapport tous les deux ans. La difficulté est que la
loi n'a pas fixé de liste d'organes concernés et qu'il n'existe pas de
procédure d'enregistrement systématique des organes d'avis.
C'est pourquoi j'ai proposé une réforme de la loi. Celle-ci a été votée
au Sénat en sa séance du 20 juin dernier et doit encore être
examinée à la Chambre. La réforme vise à améliorer le contrôle des
obligations de la loi.
12.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Het verslag van juli
2001 vermeldt 301 organen,
waarvan 133 voldoen aan de
wetgeving, 130 een afwijkende
regeling genieten en 38 worden
gereorganiseerd. Het rapport van
december 2002 vermeldt 275
organen, waarvan 133 voldoen,
115 een afwijking genieten en 31
worden gereorganiseerd. In 2002
worden 26 organen, die in 2001
nog voorkwamen op de lijst, niet
langer vermeld door de bevoegde
minister. Er werd hun om uitleg
gevraagd.
In 1999 werden 259 organen
vermeld, waarvan 26 voldeden
aan de vereiste quota. In 2001
werd dus vooruitgang geboekt,
maar sindsdien is er nog maar
weinig evolutie, omdat in
bepaalde sectoren nood is aan
technische en wetenschappelijke
experts.
Het volgende verslag is voor
zomer 2003.
Mijn diensten kunnen niet helpen
bij het vinden van bekwame
vrouwen, maar zij proberen wel
alle departementen te
sensibiliseren.
De opvolging van de wet vergt
heel wat administratief werk. Het
probleem is dat de wet geen lijst
heeft vastgesteld met de organen
waarop zij van toepassing is en
dat de adviesorganen niet
systematisch worden
geregistreerd. Daarom heb ik een
ontwerp tot hervorming van de
wet ingediend, dat in de Senaat al
werd goedgekeurd en dat het
toezicht op de naleving van de
verplichtingen wil verbeteren.
Afwijkingen die worden gevraagd
door adviesorganen die nog maar
net zijn opgericht, worden
toegestaan voor zoverre zij in
overeenstemming zijn met de
wettelijke voorschriften.
21/01/2003
CRIV 50
COM 952
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
Pour ce qui concerne les nouveaux organes créés, s'il y a une
demande d'interrogation introduite par ceux-ci, elle n'est accordée
que si elle est conforme aux termes de la loi, comme pour les
organes existant de longue date.
Je résume: évolution lente, certes, mais il s'agit d'une réforme de la
loi. Elle a été votée par le Sénat et sera prochainement examinée
par la Chambre.
12.03 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV): Monsieur le
président, j'aimerais obtenir une copie de la réponse de la ministre,
car elle contient des données chiffrées et techniques qui méritent un
examen.
Pour ce qui est de la loi, il serait intéressant que ce travail aboutisse
sous cette législature, car il y a eu une très grande réflexion à
différents niveaux sur cette question et il faut forcer quelque peu les
changements de mentalité.
Pour ce qui est des dérogations pour le nouveau comité d'avis, je
plaiderais pour beaucoup de sévérité. En effet, grâce au travail de
"main-streaming", additionné des interventions des personnes
ressources dans les différents ministères, il devrait y avoir des outils
et des personnes habilitées à suivre les dossiers et interpeller les
ministres responsables. Par conséquent, et tant que faire se peut, je
préférerais qu'on n'accepte pas les dérogations pour les nouveaux
conseils ou les nouveaux comités de concertation.
12.03 Marie-Thérèse Coenen
(ECOLO-AGALEV): Het zou fijn
zijn als uw wetsontwerp nog voor
het einde van de zittingsperiode
zou worden goedgekeurd. Wat de
afwijkingen betreft, pleit ik voor
een strengere houding ten
aanzien van de nieuwe
adviesorganen. Ik hoop dat die
afwijkingen hun niet worden
toegestaan.
12.04 Laurette Onkelinx, ministre: Ce n'est pas toujours possible. Il
devrait, par exemple, y avoir un comité extrêmement pointu pour
l'astrophysique, etc. et s'il y a seulement trois experts qui sont tous
mâles ou tous de sexe féminin, cela rend les choses difficiles! Je
houspille mes collègues, n'en doutez pas! Régulièrement, je fais
rapport au Conseil des ministres. Je cite nommément les ministres
qui ne respectent pas les quotas en question.
12.04
Minister Laurette
Onkelinx: Dat is niet altijd
mogelijk.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: De vragen A457, A763 en A583 van de dames Magda De Meyer en Zoé Genot vervallen
wegens afwezigheid van de indieners.
La réunion publique de commission est levée à 16.08 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.08 uur.