KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 928
CRIV 50 COM 928
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
C
OMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE ALGEMENE
Z
AKEN EN HET OPENBAAR
A
MBT
C
OMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES
GÉNÉRALES ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
dinsdag
mardi
17-12-2002
17-12-2002
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
cdH
centre démocrate Humaniste
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :
publications@laChambre.be
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de brief
van een directeur-generaal van de federale politie
met betrekking tot de criminaliteitscijfers"
(nr. A438)
1
Question de M. Geert Bourgeois au ministre de
l'Intérieur sur "le courrier d'un directeur général
de la police fédérale concernant les chiffres de la
criminalité" (n° A438)
1
Sprekers:
Geert Bourgeois, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs:
Geert Bourgeois, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
ophelderingsgraad van de aangegeven misdrijven
en het veiligheidsbeleid van de regering"
(nr. A485)
4
Question de M. Geert Bourgeois au ministre de
l'Intérieur sur "le taux d'élucidation des délits
déclarés et la politique de sécurité du
gouvernement" (n° A485)
4
Sprekers:
Geert Bourgeois, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs:
Geert Bourgeois, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van mevrouw Joke Schauvliege aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
politiestatistieken inzake drugsdelicten in de
grensstreekgemeenten" (nr. A477)
6
Question de Mme Joke Schauvliege au ministre
de l'Intérieur sur "les statistiques des services de
police relatives aux délits liés à la drogue dans
les communes frontalières" (n° A477)
6
Sprekers:
Joke Schauvliege, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs:
Joke Schauvliege, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Daniël Vanpoucke aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
aangekondigde bijkomende middelen voor de
politiehervorming" (nr. A533)
9
Question de M. Daniël Vanpoucke au ministre de
l'Intérieur sur "les moyens supplémentaires
annoncés dans le cadre de la réforme des
polices" (n° A533)
9
Sprekers: Daniël Vanpoucke, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken,
Corinne De Permentier
Orateurs: Daniël Vanpoucke, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur, Corinne De
Permentier
Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
preventiecontracten" (nr. A547)
11
Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre
de l'Intérieur sur "les contrats de prévention"
(n° A547)
11
Sprekers: Ludwig Vandenhove, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Ludwig Vandenhove, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de zonale
veiligheidsplannen" (nr. A548)
12
Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre
de l'Intérieur sur "les plans de sécurité par zones"
(n° A548)
12
Sprekers: Ludwig Vandenhove, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Ludwig Vandenhove, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
problematiek rond de levering van
gehypothekeerde capaciteit" (nr. A549)
13
Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre
de l'Intérieur sur "le problème lié à la mise à
disposition de la capacité hypothéquée" (n° A549)
13
Sprekers: Ludwig Vandenhove, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Ludwig Vandenhove, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
uitgewerkte regeling voor de politie in Brussel"
(nr. A482)
15
Question de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Intérieur sur "la réglementation élaborée pour la
police à Bruxelles" (n° A482)
15
Sprekers:
Simonne Creyf, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs:
Simonne Creyf, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de 17
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre de 17
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
minister van Binnenlandse Zaken over "de
uitvoering van artikel 64 van het Veldwetboek"
(nr. A530)
l'Intérieur sur "la mise en oeuvre de l'article 64 du
Code rural" (n° A530)
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
gezagfuncties binnen de federale politie"
(nr. A538)
19
Question de M. Karel Van Hoorebeke au ministre
de l'Intérieur sur "les fonctions d'autorité au sein
de la police fédérale" (n° A538)
19
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Roel Deseyn aan de minister
van Binnenlandse Zaken over "de onterechte
gelijkschakeling van brandweeropleidingen"
(nr. A540)
20
Question de M. Roel Deseyn au ministre de
l'Intérieur sur "l'assimilation injustifiée de
formations de pompiers" (n° A540)
20
Sprekers: Roel Deseyn, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Roel Deseyn, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Roel Deseyn aan de minister
van Binnenlandse Zaken over "de anciënniteit van
de beroepsbrandweermannen" (nr. A541)
23
Question de M. Roel Deseyn au ministre de
l'Intérieur sur "l'ancienneté des pompiers
professionnels" (n° A541)
23
Sprekers: Roel Deseyn, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Roel Deseyn, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE
BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE ZAKEN EN HET
OPENBAAR AMBT
COMMISSION DE L'INTERIEUR,
DES AFFAIRES GENERALES ET
DE LA FONCTION PUBLIQUE
van
DINSDAG
17
DECEMBER
2002
14:15 uur
______
du
MARDI
17
DECEMBRE
2002
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.15 uur door de heer Paul Tant, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.15 heures par M. Paul Tant, président.
01 Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de brief van
een directeur-generaal van de federale politie met betrekking tot de criminaliteitscijfers" (nr. A438)
01 Question de M. Geert Bourgeois au ministre de l'Intérieur sur "le courrier d'un directeur général
de la police fédérale concernant les chiffres de la criminalité" (n° A438)
01.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, mijn vraag dateert al van 27 november 2002. Zij is in
zekere mate achterhaald, in die zin dat er al informatie over verstrekt
is, zowel door de minister van Justitie als door de federale politie
zelf, maar ik heb door omstandigheden die vraag vorige week niet
kunnen stellen. Ik vind ze wel belangrijk genoeg om u de kans te
geven erop te antwoorden, omdat er toch een en ander rond te doen
is geweest.
Het is namelijk zo dat tijdens de bespreking van de begroting voor
2003 in de commissie voor de Justitie onze goede collega Van Parys
een brief bovenhaalde van de directie-generaal, of van een directeur-
generaal, van de federale politie, met betrekking tot de
criminaliteitscijfers. Ik heb het geluk gehad u al enkele keren vragen
te kunnen stellen over die criminaliteitscijfers. De eerste minister
heeft tijdens de algemene bespreking van zijn State of the Union ook
een en ander gezegd over de criminaliteitscijfers. Daar is nogal wat
commotie over geweest. Er zou een brief bestaan van de federale
politie waaruit ik ik besef het maar een heel klein stukje citeer.
Maar ik heb die brief zelf nog altijd niet.
In die brief zou staan ik citeer letterlijk: "Gezien de politieke
discussie over de misdaadstatistieken verzoek ik u geen cijfers door
te geven die eerder bekendgemaakte statistieken tegenspreken".
Wanneer men dat citaat op zichzelf neemt, gaat men toch steigeren,
men gaat reageren en zeggen dat het niet kan in een democratisch
regime dat er enige instructie gegeven wordt om cijfers, statistieken,
in een bepaalde richting te sturen. De minister van Justitie heeft
onmiddellijk in de commissie gezegd dat hijzelf daartoe geen enkele
instructie gegeven had, dat hij daar niet bij betrokken was. Ik neem
aan dat ook u, zoals ik u ken, op geen enkel moment een instructie
01.01 Geert Bourgeois (VU&ID):
La commission de la Justice a
appris hier que l'un des directeurs
généraux de la police fédérale
aurait transmis à un certain
nombre de ses subordonnés une
lettre dans laquelle il leur
demande de ne plus transmettre
de chiffres en matière de
criminalité qui seraient en
contradiction avec les statistiques
précédentes. Le ministre de la
Justice nie avoir donné des
instructions en ce sens. En va-t-il
de même pour le ministre de
l'Intérieur? De telles pratiques sont
à proscrire dans une démocratie.
Le ministre confirme-t-il
l'existence de cette lettre? Qui a
pris l'initiative en la matière?
Quelles conclusions le ministre
tire-t-il de cet incident?
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
daartoe gegeven hebt.
Ik heb echter op de radio flarden gehoord van een persconferentie
die gegeven werd door de mensen van de Algemene Directie, waarin
zij zeggen dat er inderdaad een brief verstuurd is en dat zij wellicht
inderdaad wat kort door de bocht gegaan zijn. Toch vind ik de
kwestie nog altijd belangrijk genoeg, mijnheer de minister, om u de
vraag te stellen of u, ten eerste, het bestaan van die brief bevestigt
en of u de inhoud kunt meedelen aan de commissie? Ten tweede,
was dat een initiatief van de betrokken directeur-generaal? Als dat
niet van hem kwam, van wie dan wel? Kwam het van de staf? Was
dat doorgesproken? Was die brief een ongelukkige uitglijder of was
het echt bijna een instructie, een dwingende opdracht? Ten derde,
naar gelang van uw antwoord uiteraard, trekt u daar een bepaalde
conclusie uit, uit de brief en wat er gebeurd is?
01.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer Bourgeois, wat uw
eerste vraag betreft, bevestig ik inderdaad het bestaan van de nota
waarnaar u verwijst.
Wat uw tweede vraag betreft, de nota is een eigen initiatief van de
directeur-generaal van de gerechtelijke politie. Ik voeg eraan toe dat
het een interne nota betreft met als bestemming de algemene
directeurs van de Algemene Directie van de gerechtelijke politie.
Wat uw derde vraag betreft, de minister van Justitie heeft onlangs
aan de federale politie gevraagd hem hun misdaadstatistieken te
bezorgen, teneinde het nationaal Veiligheidsplan te kunnen
evalueren. De directeur-generaal van de Algemene Directie van de
gerechtelijke politie heeft aan zijn directeurs de betrokken nota
bezorgd. Het spreekt vanzelf dat die nota in zijn context moet worden
gelezen. Geïnterpelleerd over de termen die hij gebruikte, gaf de
directeur-generaal de volgende uitleg ik citeer hem: "Het doel van
die zin was te verhinderen dat mijn diensten zich zouden baseren op
persoonlijke deskundige gegevensbanken waarvan niet zeker is dat
zij volledig zijn. Cijfers vergelijken die van verschillende bronnen
afkomstig zijn, kan leiden tot onduidelijkheden en dus tot verkeerde
interpretaties. Dat is juist wat ik heb willen verhinderen". Voor het
overige verwijs ik naar de eigenlijke verklaringen voor de pers op 28
november jongstleden en naar mijn collega van Justitie onder wiens
bevoegdheid de directeur-generaal ressorteert.
01.02 Antoine Duquesne,
ministre: La note à laquelle vous
faites référence existe bel et bien.
Il s'agit d'une initiative du directeur
général de la police judiciaire. Il
s'agit d'une note interne, adressée
aux membres de la direction
générale.
Le ministre de la Justice a
demandé récemment à la police
fédérale de lui fournir des
statistiques en matière de
criminalité afin qu'il puisse évaluer
le plan national de sécurité. Le
directeur général a alors rédigé
cette note. Il voulait simplement
éviter que des données
incomplètes ne soient transmises
ou que soient comparés des
chiffres provenant de différentes
sources.
01.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de minister, ik dank u
voor uw antwoord dat wel vrij kort is, moet ik zeggen. Ik had u ook
gevraagd of het mogelijk is ons de brief of de nota te bezorgen. Ik
heb daar geen antwoord op gekregen. Ik neem aan dat u in het kader
van de openbaarheid bestuur en het controlerecht wel bereid zult zijn
die nota te bezorgen?
01.04 Minister Antoine Duquesne: U moet dat aan de minister van
Justitie vragen. Hij is daarvoor bevoegd.
01.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Ik begrijp dat de directeur-
generaal van de gerechtelijke politie ressorteert onder de
bevoegdheid van de minister van Justitie. Maar wat de
criminaliteitscijfers betreft, moet ik mij tot u wenden. Het is zo'n
beetje alsof men mij tussen wal en schip plet in die aangelegenheid.
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Ik heb u de vraag gesteld, omdat u de criminaliteitscijfers behandelt
en daar ook altijd uitleg over geeft.
01.06 Minister Antoine Duquesne: Het behoort tot de bevoegdheid
van de minister van Justitie.
01.07 Geert Bourgeois (VU&ID): Een andere vraag dan, mijnheer
de minister. Als de letterlijke tekst van de nota niet overeenstemt met
de intentie van de directeur-generaal waar ik tot bewijs van het
tegendeel ook kan inkomen wordt hij dan rechtgezet op een of
andere manier? Wordt de verzekering gegeven dat er een nota naar
de diensten gaat om te zeggen: kijk, mensen, vergeet die vorige
nota, het is de bedoeling exacte, objectieve, correcte cijfers te
hebben, zodat de kiezer, de publieke opinie en het Parlement correct
voorgelicht worden?
01.08 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur Bourgeois, je me suis
expliqué longuement en commission de l'Intérieur. J'ai même mis à
votre disposition tous les chiffres. Je vous ai expliqué longuement
toutes les contraintes méthodologiques de l'exercice et les difficultés
pendant la période transitoire. Je comprends mal votre suspicion. Il
est clair que ni le ministre de la Justice ni moi-même n'avons donné
aucune instruction, et ce depuis le départ des opérations. Si j'entends
bien ce que dit le directeur général dans la réponse qu'il a envoyée, il
veut précisément éviter ce qui est souvent arrivé dans le passé, des
erreurs méthodologiques où on mélange des chiffres de données
diverses sans respecter une méthodologie précise. Je comprends
vraiment mal votre suspicion mais c'est votre droit, évidemment.
01.08 Antoine Duquesne,
ministre: De cijfers zijn correct. Ik
heb u uitgelegd welke
methodologische knelpunten een
en ander meebrengt en welke
moeilijkheden zich in de
overgangsperiode voordoen.
Noch de minister van Justitie noch
ikzelf hebben terzake richtlijnen
gegeven.
De directeur-generaal wil
methodologische vergissingen die
tot misverstanden zouden kunnen
leiden, vermijden. Ik begrijp dan
ook niet goed waarom u zo
argwanend bent.
01.09 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de minister, ik verdenk
niemand, zeker niet de ministers, daar een hand in te hebben. Het
zou trouwens een majeur incident zijn. Wat ik wel noteer, is uw
verklaring waarin u zegt dat de passus "cijfers doorgeven die eerder
bekendgemaakte statistieken niet tegenspreken" betekent dat men
dezelfde methodologie enzovoort moet toepassen en dat men moet
vermijden dat er onvolledige cijfers worden meegedeeld. Daar kan ik
inkomen. Ik weet ook dat er op het ogenblik nogal wat drijfzand is
onder die statistieken. Ik vind het dan ook maar normaal dat, indien
men met die passus bedoelt wat u zegt, dat op een of andere manier
ook uitgelegd wordt aan de diensten, zodat daarover bij hen geen
misvatting meer kan bestaan. Want, geef toe, zonder iemand van
iets te verdenken, men kan daar een andere conclusie uit trekken
wanneer men dat leest. Ik verdenk u helemaal niet, noch de minister
van Justitie.
01.10 Antoine Duquesne, ministre: Vous savez d'ailleurs que j'ai
pris des initiatives pour avoir à partir de l'année prochaine non
seulement des données à tous les niveaux des services mais aussi
des données fiables et pouvant être examinées `'on line'' avec le
Data Warehouse System. On traverse une période difficile et je
souhaite qu'on prenne un maximum de précautions. Vous savez
01.10 Antoine Duquesne,
ministre: Ik heb maatregelen
genomen om ervoor te zorgen dat
wij vanaf volgend jaar over
betrouwbare gegevens zouden
kunnen beschikken die "on line"
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
d'ailleurs que je n'ai jamais fait dire à ces statistiques plus qu'elles ne
pouvaient dire.
en op het niveau van alle diensten
kunnen worden geraadpleegd.
Wij bevinden ons momenteel in
een aanpassingsperiode en het is
nooit mijn bedoeling geweest de
statistieken anders te interpreteren
01.11 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de minister, ik dank u
voor het antwoord. Mijnheer de voorzitter, ik kijk met evenveel
verwachting als u en als de leden uit naar de betrouwbare cijfers
volgend jaar. Maar ik zal mij alvast tot de minister van Justitie
wenden wat dit specifieke probleem betreft.
01.11 Geert Bourgeois (VU&ID):
Est-il possible de prendre
connaissance de la note? Des
chiffres sur la criminalité sont-ils
déjà disponibles?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega's, er is blijkbaar een vergetelheid begaan bij de samenstelling van de agenda. De
heer Bourgeois had nog een tweede vraag.
02 Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
ophelderingsgraad van de aangegeven misdrijven en het veiligheidsbeleid van de regering"
(nr. A485)
02 Question de M. Geert Bourgeois au ministre de l'Intérieur sur "le taux d'élucidation des délits
déclarés et la politique de sécurité du gouvernement" (n° A485)
02.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, deze vraag heb ik al gesteld aan uw collega van Justitie.
Hij heeft mij naar u doorverwezen. Ik hoop dus dat u de bevoegdheid
hebt om op die vraag te antwoorden. Het is niet altijd gemakkelijk
voor een kamerlid om te weten wie waarvoor bevoegd is. Aangezien
het gaat over de ophelderinggraad, dacht ik dat het een vraag voor
Justitie kon zijn, maar zij blijkt ook onder uw bevoegdheid te
ressorteren. De regering is een en ondeelbaar. Ik kijk dus met veel
spanning en verwachting uit naar uw antwoord.
Het gaat hier weer om dezelfde problematiek, mijnheer de minister.
Zoals gezegd, is er nogal wat te doen geweest over de
criminaliteitscijfers. De eerste minister heeft gezegd dat er een daling
was met 8%. U hebt dat daarna genuanceerd. U hebt gesproken van
een daling van ongeveer 4%. Als ik goed geluisterd heb naar de
persconferentie naar aanleiding van die brief van de directeur-
generaal van de gerechtelijke politie, heeft de politie toen gezegd dat
men daar een beetje mee moet oppassen en dat er een daling is van
1 tot 8%, naar gelang van de soort misdaad.
Bovendien lees ik in uw eigen Veiligheidsmonitor dat er een ernstige
daling is van de aangiftepercentages, vooral wat de gewelddelicten
betreft. Dat wijst er toch op dat er een gebrek aan vertrouwen is.
Slachtoffers denken wellicht: het helpt toch niet, ik geef het niet aan.
Ik neem aan dat door het grote aantal mensen dat bevraagd wordt,
de Veiligheidsmonitor toch een vrij betrouwbare bron is. Maar ik heb
een vraag over de ophelderinggraad die ik, behoudens een
vergissing van mijnentwege waarvoor ik mij bij voorbaat
verontschuldig, nergens terugvind. Ik zie die wel in buitenlandse
statistieken. Wij kennen nu min of meer de gegevens over de
criminaliteitscijfers zelf en weten ook wat over de
02.01 Geert Bourgeois (VU&ID):
Il a été beaucoup question
récemment des chiffres en
matière de criminalité. Le premier
ministre a évoqué une diminution
de 8% alors que le ministre de
l'Intérieur s'en tenait pour sa part à
4%. Les pourcentages de
déclaration de délits - surtout pour
les délits avec violences - seraient
en baisse. Il est impossible
d'obtenir des données sur le taux
d'élucidation.
Le ministre pourrait-il nous
communiquer les pourcentages de
délits élucidés pour les années
1998 à 2001? Quand le nouveau
plan national de sécurité sera-t-il
présenté à la Chambre? Le
ministre est-il disposé à discuter
lors d'une réunion commune des
commissions de l'Intérieur et de la
Justice
- et en présence
également du ministre de la
Justice - des statistiques en
matière de criminalité, du
nouveau plan de sécurité, de
l'évaluation de l'ancien plan de
sécurité et du moniteur de la
sécurité?
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
aangiftepercentages. Maar in hoeverre komen politie en gerecht er
nu toe misdaden op te helderen? Dat is mijn eerste vraag: wat zijn de
percentages voor de jaren 1998, 1999, 2000 en 2001?
Mijn tweede vraag heeft betrekking op het nationale Veiligheidsplan.
Mijn derde vraag trouwens ook. Wanneer wordt dat aan de Kamer
voorgelegd? Ik heb dat al een paar keer gevraagd. Ondertussen tikt
de klok en nadert het einde van het jaar. Komt dat nog dit jaar naar
de Kamer? Ik denk dat het toch de afspraak was dat er een
Veiligheidsplan zou komen, aanvankelijk om het jaar, en later, door
een wetswijziging, om de twee jaar? Maar ik denk dat dit voor het
bewuste jaar naar het Parlement moet komen en niet als het jaar al
bezig is.
Mijn derde vraag luidt: bent u bereid het is meteen een uitnodiging
aan de voorzitter ook een gezamenlijke bespreking te organiseren
met de commissies voor de Justitie en de Binnenlandse Zaken en
dus ook de minister van Justitie, over de criminaliteitsstatistieken, het
nieuwe Veiligheidsplan, de evaluatie van het vorige want ik neem
aan dat u daarover informatie zult brengen -, en de nieuwe
veiligheidsmonitor?
02.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, collega's,
wat de ophelderinggraad van de aangegeven misdrijven betreft, heb
ik reeds een antwoord verschaft op 25 juni 2002 aan de heer Van
Parys op zijn mondelinge vraag nr. 7595. In België worden geen
statistieken gepubliceerd inzake de ophelderinggraad. De bevoegde
diensten van de Algemene Directie van de operationele
ondersteuning van de federale politie zullen in 2003 de middelen
bestuderen om die gegevens te laten inzamelen en registreren door
alle diensten van de geïntegreerde politie in de algemene nationale
gegevensbank. De krachtlijnen van het Veiligheidsplan 2003-2004
zullen aan het Parlement kenbaar gemaakt worden in de loop van de
komende week met het advies van de federale politieraad.
Het debat in de verenigde commissies laat ik over aan de wijsheid
van het Parlement. Ik zal mij neerleggen bij de beslissing als een
goed vertegenwoordiger van het volk.
02.02 Antoine Duquesne,
ministre: La Belgique ne publie
pas de statistiques en matière de
taux d'élucidation. La direction
générale de l'appui opérationnel
de la police fédérale examinera
en 2003 quelle méthode adopter
pour faire collecter ces données
par tous les services de la police
intégrée afin de les enregistrer
dans la banque de données
générale nationale.
Les lignes de force du plan de
sécurité 2003-2004 seront
présentées au Parlement dans les
semaines à venir.
Il appartient au Parlement de
décider de la convocation de
commissions réunies. Je
respecterai cette décision.
02.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de minister, ik dank u
voor uw antwoord. Wat het laatste betreft, dat u zich als goed
democraat zult neerleggen bij de beslissing van het Parlement, richt
ik meteen de vraag tot de voorzitter van onze commissie of hij dat
misschien wil bespreken in de Conferentie van voorzitters ofwel dat
hij in contact zou treden met de voorzitter van de commissie voor de
Justitie. Ik vind het belangrijk genoeg dat wij die bespreking
gezamenlijk kunnen doen.
Mijnheer de minister, ik dank u omdat u zegt dat het veiligheidsplan
in de loop van de volgende week wordt meegedeeld. Ik denk dat een
evaluatie van het lopende veiligheidsplan, het komende
veiligheidsplan, de veiligheidsmonitor, de criminaliteitsstatistieken
02.03 Geert Bourgeois (VU&ID):
J'adresse ma demande de
convocation de commissions
réunies au président. Le plan de
sécurité doit faire l'objet d'un
débat approfondi.
En ce qui concerne les données
sur le taux d'élucidation, je
demande au ministre de faire
preuve de célérité. Je crains en
effet qu'il ne faille attendre 2006-
2007 avant d'avoir une idée
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
enzovoort stof kunnen geven voor een debat. Wij hebben dat
trouwens afgesproken toen u op Cd-rom de gegevens ter beschikking
gesteld hebt. U hebt toen gezegd dat u bereid was daarover een
uitvoerig debat te houden. Ik denk niet, voorzitter, dat wij dat op 10
minuutjes kunnen doen. Het zou ook niet verantwoord zijn dat zo te
doen, omdat er te veel nuances gemaakt moeten worden in
dergelijke zaken. Dat debat kan men niet op 10 minuten of een
kwartier afhaspelen, vind ik.
Wat mijn eerste vraag betreft, vraag ik u mij te verontschuldigen
maar ik wist niet dat u daarop al geantwoord had aan collega Van
Parys, die dat overigens waarschijnlijk wist omdat hij zelf minister
van Justitie geweest is. Ik wist niet dat er bij ons daarover geen
statistieken bestonden. Ik zie ze wel in het buitenland. Ik ben blij dat
u zegt dat u eraan werkt, maar ik vrees dat dat toch wat laat komt,
want de middelen daartoe moeten nog bestudeerd worden. Het
informaticaprogramma van de minister van Justitie moet ook nog
volop in werking treden. Ik vrees dus dat het 2006 of 2007 wordt voor
wij een zicht zullen hebben op de hele ketting. Ik hoop dat u het met
mij eens bent dat het toch ook een essentieel onderdeel is. Dus niet
alleen: hoe groot is de criminaliteit, maar ook: welke efficiëntie
bereiken wij in het oplossen ervan?
Ik zie dat men in Nederland elk jaar de ophelderingstatistieken geeft
van het voorbije jaar. Daar kan men dus heel kort op de bal spelen.
Daar heeft men die cijfers. Ik ben blij dat er hier al iets gebeurt, dat
men de middelen bestudeert, maar ik wil u vragen, mijnheer de
minister, daar toch de nodige spoed achter te zetten en daar zoveel
mogelijk energie in te stoppen om ook op dat vlak bij ons tot
betrouwbare statistieken te komen.
globale de la situation.
02.04 Antoine Duquesne, ministre: La réforme des polices est une
véritable révolution, monsieur Bourgeois, et vous verrez que quand
tout sera en place et que tout fonctionnera, même les Néerlandais
seront jaloux de nos systèmes.
02.04
Minister
Antoine
Duquesne: De politiehervorming
betekent een ware revolutie en als
alles eenmaal zal zijn geregeld
zullen zelfs de Nederlanders
jaloers zijn op ons systeem.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Joke Schauvliege aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
politiestatistieken inzake drugsdelicten in de grensstreekgemeenten" (nr. A477)
03 Question de Mme Joke Schauvliege au ministre de l'Intérieur sur "les statistiques des services
de police relatives aux délits liés à la drogue dans les communes frontalières" (n° A477)
03.01 Joke Schauvliege (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, over het algemeen wordt aangenomen dat er in
grensgemeenten een hoge graad van criminaliteit is. Bij ons in de
streek, die toch dicht bij de Nederlandse grens ligt, hoor ik van
plaatselijke burgemeesters en andere beleidsmensen dat men veel te
maken krijgt met drugsdelicten en ook met overlast door drugsfeiten.
Vorige week heb ik aan minister Verwilghen de vraag gesteld of hij
mij objectief kon aantonen dat het inderdaad zo is dat in de
grensstreek zoveel problemen zijn door drugsgebruik of drugstrafiek
in de grensgemeenten. Ik heb toen van minister Verwilghen heel wat
cijfermateriaal gekregen dat aantoont dat er inderdaad een probleem
03.01 Joke Schauvliege
(CD&V): Il est généralement
admis que la criminalité est plus
importante dans les communes
frontalières qu'à l'intérieur du
pays. Le ministre Verwilghen a
montré la semaine dernière à
l'aide de chiffres provenant des
parquets qu'il s'agit d'une
constatation bien réelle. Le
ministre Duquesne peut-il
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
is.
Ik had graag van u vernomen, mijnheer de minister, of u mij aan de
hand van de politiestatistieken ook kunt aantonen dat er in de
gemeenten ik spreek over Zelzate, Wachtebeke, Maldegem, St.-
Laureins en Assenede een grotere graad van criminaliteit is en dat
er veel meer drugsdelicten voorkomen in die gemeenten, die toch
grenzen aan Nederland? Hoeveel drugsdelicten werden in deze
gemeenten vastgesteld? Wat is de verhouding tegenover andere
gemeenten? Heeft men daar opmerkelijk meer te maken met
dergelijke vormen van criminaliteit? En dan natuurlijk een belangrijke
vraag: zijn er extra inspanningen nodig in die gemeenten? Staan
daar dan ook de nodige middelen tegenover, zodat de politie in de
streek gerichte acties kan doen, al was het maar preventief, of ook
om beter repressief te kunnen optreden? Heeft men ook rekening
gehouden met de specifieke gegevens bij de verrekening van de
KUL-norm?
également le confirmer?
Constate-t-on davantage de délits
liés à la drogue à Zelzate,
Wachtebeke, Maldegem, Sint-
Laureins et Assenede?
Combien de ces délits ont-ils été
signalés au parquet? Combien
dénombre-t-on de délits liés à la
drogue par commune? Comment
se présente ce chiffre par rapport
aux autres délits?
Comment se présentent les
chiffres en matière de délits liés à
la drogue commis à Zelzate,
Wachtebeke, Maldegem, Sint-
Laureins et Assenede par rapport
aux chiffres d'autres communes
de Flandre orientale, en faisant la
distinction entre communes
frontalières et communes non-
frontalières?
A-t-on prévu des moyens
supplémentaires pour lutter contre
la criminalité frontalière?
Est-il tenu compte, dans le cadre
des calculs effectués sur la base
de la norme KUL, des
caractéristiques particulières des
communes frontalières?
03.02 Minister Antoine Duquesne: Mevrouw Schauvliege, wat uw
eerste en derde vraag betreft aangaande de criminaliteit in Oost-
Vlaamse grensgemeenten bezorgen wij u hierbij de volgende
gegevens. Om de eventuele implicaties die de nabijheid van de
Nederlandse grens met zich brengt, op de grensgemeenten te
kunnen analyseren, bepaalden wij een groep van niet-
grensgemeenten met hetzelfde profiel. Voor die selectie baseerden
wij ons op het morfologische karakter en de bevolkingscijfers op 1
januari 2002 van de gemeenten uit de provincie Oost-Vlaanderen.
De analyse van de tabellen die ik nu overhandig en waarin de
criminaliteitsgegevens worden meegedeeld, geeft ons de volgende
informatie.
03.02 Antoine Duquesne,
ministre: Nous avons procédé à
une analyse en comparant une
série de communes frontalières à
des communes non-frontalières.
Je vous communique les résultats
détaillés par écrit mais je voudrais
tout de même apporter les
précisions suivantes.
La commune de Zelzate enregistre deux à trois fois plus de faits que
la commune de Melle. La proportion qu'occupe le nombre
d'infractions en matière de stupéfiants dans le total des faits est dix
fois plus élevée à Zelzate qu'à Melle. Les pourcentages respectifs
sont de 24,98% et 2,89%.
La commune de Maldegem enregistre 1,4 fois plus de faits que la
commune de Lochristi. La proportion de faits qu'occupe le nombre
d'infractions en matière de stupéfiants dans le total des faits est du
même ordre dans les deux communes, respectivement 4,8% et
In de gemeente Zelzate worden
2,3 maal meer feiten geregistreerd
dan in de gemeente Melle. Het
totaal aantal drugsdelicten ligt tien
maal hoger in Zelzate dan in
Melle.
In de gemeente Maldegem
worden 1,4 maal meer feiten
geregistreerd dan in Lochristi. Het
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
4,6%.
La commune de Wachtebeke enregistre 2,3 fois plus de faits que la
commune de Wortegem-Petegem. Le nombre d'infractions en
matière de stupéfiants dans le total des faits est peu élevé pour
Wachtebeke avec 4,2% et non existant pour Wortegem-Petegem:
pas d'enregistrements en matière de stupéfiants.
Dans les communes de St.-Laureins et Maarkedal, les chiffres de la
criminalité se situent dans le même ordre de grandeur. La part
qu'occupent les infractions en matière de stupéfiants est plus
importante à St.-Laureins, avec 31 faits, qu'à Maarkedal, avec un fait
seulement.
Alors que la criminalité enregistrée à Assenede est un peu moins
élevée qu'à Berlaar, le nombre d'infractions en matière de
stupéfiants est deux fois plus élevé à Assenede.
aantal drugsdelicten is statistisch
van dezelfde orde in beide
gemeenten.
In de gemeente Wachtebeke
worden 2,3 maal meer feiten
geregistreerd dan in Wortegem-
Petegem. Het aantal drugsdelicten
ligt heel laag in Wachtebeke en is
onbestaande in Wortegem-
Petegem.
De criminaliteitscijfers voor Sint-
Laureins en Maarkedal zijn van
dezelfde orde van grootte maar
het aandeel van de drugsdelicten
ligt hoger in Sint-Laureins.
Terwijl er iets minder criminaliteit
geregistreerd wordt in Assenede
dan in Berlare ligt het aantal
drugsdelicten in Assenede twee
maal zo hoog als in Berlare.
Wat uw tweede vraag betreft, verwijs ik naar de grafieken aangaande
het aandeel van de misdrijven inzake verdovende middelen ten
opzichte van het totaal aantal geregistreerde misdrijven, die ik u zal
overhandigen. Deze grafieken geven ons de volgende informatie.
Voor Assenede: 8,48%. Voor Maldegem: 4,81%. Voor St.-Laureins:
12,45%. Voor Wachtebeke: 4,24% en voor Zelzate: 4,98%.
Wat uw vierde vraag betreft, is er sinds een zestal jaar op het vlak
van de strijd tegen het drugstoerisme een internationale
samenwerking tussen België, Frankrijk,Luxemburg en Nederland. Per
jaar worden een vijftal acties georganiseerd. De operaties zijn
zodanig opgezet dat de medewerkers van de buitenlandse partners
een meerwaarde betekenen voor de acties in ons land. Concreet
worden er onder meer observaties uitgevoerd in Nederland die
gebruikt worden om de controles te oriënteren. Wij stellen vast dat de
Oost-Vlaamse politiezones die aan Nederland grenzen, meestal
deelnemen aan die acties. Het gaat daarbij om de politiezones
Maldegem, Meetjesland Centrum, Eeklo, St.-Laureins, Kaprijke,
Zelzate, Wachtebeke, Moerbeke, Lochristi, Assenede, Evergem,
Stekene, St.-Gillis Waas en Beveren. Daarbij voert ook de wegpolitie
van Oost-Vlaanderen controles uit op de autosnelwegen in het kader
van die acties. Bij de jongste operatie, op 23 november 2002, werd
een groot aantal personen en voertuigen gecontroleerd. Ook in de
bovenvermelde zones zijn verschillende personen onderschept in het
bezit van drugs, of onder invloed van drugs aan het stuur, en werden
er ook andere drugsgerelateerde feiten vastgesteld.
Wat uw vijfde vraag over de KUL-norm betreft, die norm heeft enkel
rekening gehouden met een aantal algemene kenmerken waarbij een
aantal ervan onrechtstreeks en zelfs rechtstreeks te maken heeft met
of een invloed kan hebben op de specifieke ligging aan de grens. Het
is wel zo dat bij de operaties van de diverse parameters die ten
grondslag liggen aan die kenmerken, met name dewelke die een
rechtstreekse invloed kunnen hebben op een grenszone, die blijkbaar
Je renvoie ici également aux
graphiques. Pour Assenede, le
pourcentage est de 8,38, pour
Maldegem il est de 4,81, pour
Sint-Laureins de 12,45, pour
Wachtebeke de 4,24 et pour
Zelzate de 24,98.
Depuis six ans environ, la
Belgique coopère avec les pays
voisins en matière de criminalité
frontalière. La majorité des zones
de police de Flandre orientale
participent aux actions
communes. Une opération de
grande envergure a encore été
menée récemment et dans ce
cadre un certain nombre de délits
liés à la drogue ont été constatés
lors du contrôle des véhicules.
La norme de la KUL est une
norme de calcul générale. Il est
possible que les paramètres liés
aux caractéristiques spécifiques
des communes frontalières ne
pèsent pas d'un poids suffisant
dans le cadre du calcul. Il sera
porté remède à cette anomalie.
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
onvoldoende doorwegen. Kortom, de regressieanalyse die
vervolgens als uitkomst een KUL-norm oplevert, heeft inderdaad
waarschijnlijk onvoldoende rekening gehouden met het specifieke
fenomeen grenscriminaliteit. Ik ben mij daarvan bewust en er zullen
dan ook bijkomende inspanningen geleverd worden om die anomalie
uit de weg te helpen. In welke mate, kan ik nog niet zeggen, omdat
de herberekening van de KUL-norm door de KUL nog volop aan de
gang is.
03.03 Joke Schauvliege (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u
voor uw uitvoerig en goed antwoord. Het is dus bewezen dat er
opmerkelijk meer criminaliteit is in de grensgemeenten. De cijfers
bewijzen ook nogmaals dat er veel meer drugsdelicten zijn. Ik denk
dat dat ontegensprekelijk vaststaat. Ook de statistieken van de
parketten bewijzen dat. U sprak over de Oost-Vlaamse politiezones
die moeten meewerken aan de grensoverschrijvende acties. Maar
daar staan geen extra middelen tegenover. En dat is een groot
probleem. Ik maak zelf deel uit van de politieraad van de politiezone
Evergem-Assenede, die ook geconfronteerd wordt met die
problematiek. Ik stel vast dat wij bijvoorbeeld maar een nachtploeg
kunnen inschakelen, omdat wij niet genoeg middelen, niet genoeg
personeel, kunnen inzetten. Dat is een reëel probleem. Ik dank u
omdat u het probleem onderkent en er iets aan wil doen. Ik hoop dat
het op korte termijn kan worden opgelost. Wij zullen u daar zeker aan
houden en dit op de voet volgen.
03.03 Joke Schauvliege
(CD&V): Il est donc prouvé que la
criminalité est plus importante aux
frontières. Il est dommage que les
zones de police de Flandre
orientale qui participent à des
actions spéciales ne reçoivent pas
davantage de moyens à cet effet.
Le ministre reconnaît cette
situation. J'espère qu'une solution
pourra être trouvée à court terme.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Daniël Vanpoucke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
aangekondigde bijkomende middelen voor de politiehervorming" (nr. A533)
04 Question de M. Daniël Vanpoucke au ministre de l'Intérieur sur "les moyens supplémentaires
annoncés dans le cadre de la réforme des polices" (n° A533)
04.01 Daniël Vanpoucke (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, na de Ministerraad van 6 december 2002 verklaarde de
eerste minister dat er ongeveer 39,8 miljoen euro bijkomende
middelen ter beschikking van de politiezones worden gesteld. Die
bijkomende middelen zijn het resultaat van de tegensprekelijke
debatten die na de operatie "aanvaardbare meerkosten" werden
georganiseerd. Omdat ik tot nu toe nergens van die beslissing van de
Ministerraad een officieel bericht terugvond, had ik graag van u meer
duidelijkheid gekregen over dat punt. Ik heb enkele vragen om
informatie opgesteld.
Ten eerste, kunt u meer duidelijkheid geven over die 39,8 miljoen
euro bijkomende middelen waarvan sprake? Meer bepaald: betreft
het nieuwe middelen? Of zijn de 28 miljoen euro die reeds in juli
aangekondigd werden erin begrepen? Ik stel die vraag, mijnheer de
minister, omdat ik zie dat in de derde begrotingsaanpassing sprake is
van een federale dotatie van 48 miljoen euro. Als ik daar die 28
miljoen euro aftrek die reeds in juli beloofd waren, schiet er maar 20
miljoen euro over. Dat is uiteraard onvoldoende om die 39,8 miljoen
euro te financieren waarvan sprake is, tenzij de cijfers elkaar
overlappen natuurlijk. Graag had ik dus enige duidelijkheid daarover.
Ten tweede, mijnheer de minister, zullen die middelen nog in 2002
04.01 Daniël Vanpoucke
(CD&V): A l'issue du Conseil des
ministres du 6 décembre 2002, le
premier ministre a déclaré qu'un
montant supplémentaire de 39,8
millions d'euros sera mis à la
disposition des zones de police.
Cette décision n'a jamais été
confirmée officiellement. Le
ministre pourrait-il fournir des
précisions à ce sujet? S'agit-il de
moyens nouveaux ou les 28
millions d'euros promis en juillet
sont-ils compris dans ce montant?
Les communes pourront-elles
encore disposer de cet argent en
2002 ou ces moyens doivent-ils
être inscrits au budget 2003? La
répartition par zone de police a-t-
elle déjà été clairement définie?
L'augmentation du budget de la
police figure-t-elle dans le
troisième ajustement budgétaire?
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
aan de gemeenten ter beschikking gesteld worden? Met andere
woorden, kunnen de gemeenten ook nog in 2002 rekenen op die
toelage, of slaat ze enkel op 2003 en later? Kortom, betreft het
nieuwe middelen bovenop de begroting van 2003 die op dit moment
in de Kamer besproken wordt?
Ten derde, is het mogelijk een verdeling per politiezone te krijgen,
zodat wij daar enig zicht op hebben?
Ten vierde en tot slot, is de verhoging van het budget dan ook terug
te vinden in de derde begrotingsaanpassing?
04.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer Vanpoucke, de
middelen die ten gevolge van de tegensprekelijke procedure worden
vrijgemaakt, 39,8 miljoen euro, komen bovenop de bedragen die het
voorwerp uitmaken van de beslissing van de Ministerraad van juli
jongstleden. Het betreft hier dus nieuwe middelen. Het koninklijk
besluit tot verdeling van die middelen zal worden voorgelegd aan de
Ministerraad op vrijdag 20 december 2002. Met het oog op de
inschrijving van deze middelen op de begroting werd een
amendement ingediend op de aanpassing van de begroting voor
2002. Zodra de begrotingswijziging is goedgekeurd, zullen de
middelen gestort worden aan de verschillende zones. Dat impliceert
dat de zones reeds begin 2003 over die middelen zullen kunnen
beschikken.
04.02 Antoine Duquesne,
ministre: Les 39,8 millions d'euros
viennent s'ajouter aux 28 millions
d'euros qui avaient été promis en
juillet. Un arrêté royal précisant la
répartition des moyens sera
soumis au Conseil des ministres
le 20 décembre. Un amendement
a été déposé afin d'inscrire les
moyens au budget. Dès que la
modification budgétaire sera
approuvée, les moyens seront
versés aux zones de police. Cela
devrait se faire début 2003.
04.03 Daniël Vanpoucke (CD&V): Mijnheer de minister, u sprak
over een amendement voor de aanpassing van de middelen voor
2002?
04.03
Daniël Vanpoucke
(CD&V): Les moyens
supplémentaires seront donc
inscrits au budget de 2003 par le
biais d'un amendement.
04.04 Antoine Duquesne, ministre: Le chef de cabinet du ministre
du Budget m'a dit ce matin, alors que j'étais au Sénat avec la loi-
programme, qu'un amendement était déposé.
04.04
Minister
Antoine
Duquesne: De kabinetschef van
de minister van Begroting heeft
mij vanmorgen gezegd dat een
amendement was ingediend.
04.05 Daniël Vanpoucke (CD&V): Mijnheer de minister, is het
mogelijk de verdeling per zone te krijgen?
04.06 Antoine Duquesne, ministre: L'arrêté royal va être publié au
Moniteur, monsieur.
04.06 Antoine Duquesne,
ministre: Er zal hoe dan ook een
koninklijk besluit in het Belgisch
Staatsblad worden gepubliceerd.
Le président: Je ne sais rien vous refuser, madame De Permentier. On me demande des étrennes.
(...): Attention, elle va vous poser une question, votre opinion va changer juste après.
04.07 Antoine Duquesne, ministre: Il y a des formalités
budgétaires mais j'ai voulu sortir les zones de police de l'incertitude.
(...): Ce ne sont pas seulement les bourgmestres de la majorité qui...
04.08 Antoine Duquesne, ministre: Vous aussi?
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
U wil dus ook meer geld?
Le président: Oui, oui. Vous le dites avec un certain regret, monsieur le ministre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.09 Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, on n'a
pas entendu MM. Paque et Pinxten sur les interpellations.
Le président: J'aurais dû le dire: la première des deux interpellations a été reportée, la deuxième est
biffée sur ma décision puisqu'elle avait déjà figuré cinq fois à notre ordre de jour et que cela suffisait.
De heer Vandenhove heeft nog een reeks toegevoegde vragen. Wij zullen dus nog een tijdje zoet zijn.
05 Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
preventiecontracten" (nr. A547)
05 Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre de l'Intérieur sur "les contrats de prévention"
05.01 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, mijn gemeente heeft een preventiecontract
gekregen dat goedgekeurd is voor 2002 en 2003. Wij hebben
gelijktijdig een brief gekregen dat de contracten stilzwijgend verlengd
worden. Mijn vraag luidt: als alles doorgaat zoals afgesproken is, en
als de verkiezingen pas in juni 2003 plaatsvinden wat wij allemaal
hopen uiteraard, zeker vanuit de meerderheid worden er dan al
aanstalten gemaakt om te beslissen wat er met die contracten gaat
gebeuren. Als er in juni verkiezingen zijn, zijn wij ten vroegste in
september of oktober weer politiek aan het werk. Het gaat hier om
heel veel personeelsleden: mensen met tijdelijke contracten voor
twee jaar. Met andere woorden, is er eventueel in een
overgangsregeling voorzien of is er op dit ogenblik nog in niets
voorzien?
Mocht het geen verkiezingsjaar zijn, neem ik aan, zou dit een heel
abnormale vraag zijn, dat geef ik toe. Maar aangezien 2003 een
verkiezingsjaar is, is het mij vanuit de praktijk ingegeven gezien de
bestaande contracten een vrij praktische vraag. Is daar al iets over
bekend, hetzij als overgangsmaatregel, hetzij definitief?
05.01 Ludwig Vandenhove
(SP.A): Les contrats de prévention
pour 2002 et 2003 ont été
adoptés. Ils seraient tacitement
reconduits pour 2003.
Si les élections ont effectivement
lieu en juin, qu'adviendra-t-il des
contrats? Des mesures transitoires
sont-elles prévues?
05.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, collega's,
het is inderdaad zo dat de preventiecontracten voor 2002 in de
Ministerraad van 19 december 2001 goedgekeurd werden met de
mogelijkheid tot stilzwijgende verlenging voor 2003 binnen de
beschikbare kredieten. Op datum van 23 oktober 2002 hebben de
betrokken steden en gemeenten dan ook een schrijven mogen
ontvangen waarin de verlenging voor 2003 werd bevestigd. Op dit
moment wordt de laatste hand gelegd aan de evaluatie van het
eerste contractjaar. Maar nu reeds kan ik aangeven dat die
overwegend positief is.
Wat de vooruitzichten voor de volgende jaren betreft, kan ik u het
volgende meedelen. De onderhandelingen van de contracten vinden,
zoals u weet, steeds in de maanden oktober en november plaats en
zullen in principe gevoerd worden door de minister van Binnenlandse
05.02 Antoine Duquesne,
ministre: Les contrats de sécurité
et de prévention pour 2002 ont été
approuvés par le Conseil des
ministres du 19 décembre 2001,
avec la possibilité d'une
reconduction tacite pour 2003,
dans les limites des crédits
disponibles. Les villes et
communes ont été informées de
cette décision. La première année
de fonctionnement des contrats de
prévention est actuellement
soumise à une évaluation. Cette
évaluation devrait être
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
Zaken van de volgende regering. Ik deel evenwel uw bezorgdheid en
ik heb dan ook de intentie om de werkzaamheden ten gronde voor te
bereiden. Dat impliceert dat mijn administratie, bijgestaan door
externe universitaire onderzoeksequipes, de huidige evaluatie zal
voortzetten teneinde de volgende regering in staat te stellen de
nodige voorstellen te kunnen fomuleren.
globalement positive.
Les négociations relatives aux
contrats ont toujours lieu au cours
des mois d'octobre et de
novembre et sont menées par le
ministre de l'Intérieur. Mon
administration, aidée par des
équipes externes de chercheurs
universitaires, poursuivra l'actuelle
évaluation en vue de permettre au
prochain gouvernement de
formuler les propositions
nécessaires.
05.03 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de minister, ik denk
inderdaad dat het goed is dat er zo gewerkt wordt gezien de
specifieke situatie in een verkiezingsjaar. Dat zal zeker de
gemeenten en steden, maar vooral de betrokken personeelsleden,
tevredenstellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
zonale veiligheidsplannen" (nr. A548)
06 Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre de l'Intérieur sur "les plans de sécurité par
06.01 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de voorzitter, dit is
een heel korte vraag. Mijnheer de minister, ik heb het er vanochtend
nog over gehad op de studiedag, waar u ook aanwezig was. Wij
stellen nu vast dat de federale veiligheidsplannen om de twee jaar
opgesteld moeten worden, en de zonale veiligheidsplannen elk jaar.
Dat heeft als gevolg dat in heel wat zones de zonale
veiligheidsplannen bestaan uit heel veel papier, maar in de praktijk
weinig betekenen. Het zou logisch zijn, zowel inhoudelijk als
praktisch nu moeten wij op het terrein al aan het volgende plan
beginnen vooraleer het vorige goedgekeurd is , de deadlines met
elkaar in overeenstemming te brengen. Mijn vraag is: bestaan er
concrete plannen terzake? Praktisch en vooral inhoudelijk zou dat
beter zijn. Ik vind dat wij ons moeten kunnen afstemmen op de
federale veiligheidsplannen. Waarom worden die pas om de twee
jaar, en de zonale elk jaar opgesteld? Ik zou het beter vinden indien
beide om de twee jaar worden opgesteld. Om het jaar vind ik eerlijk
gezegd wat te veel: het ene plan is nog niet goedgekeurd of het
volgende moet worden opgesteld.
Samengevat: ten eerste, zijn er concrete plannen om ze op elkaar af
te stemmen en ten tweede, indien ja, voor welke periode?
06.01 Ludwig Vandenhove
(SP.A) : Des plans de sécurité
zonaux doivent être élaborés
chaque année alors que les plans
de sécurité fédéraux ne doivent
être élaborés que tous les deux
ans. Ne serait-il pas préférable
d'harmoniser ces délais? Un délai
de deux ans me paraît préférable.
06.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, collega's,
de wet op de organisatie van de geïntegreerde politie voorzag in
artikel 4 in het jaarlijks opstellen van het nationale veiligheidsplan. In
artikel 36 van dezelfde wet wordt voorzien in het jaarlijks opstellen
van het zonale veiligheidsplan. Door de regering werd in 2001 een
ontwerp tot wetswijziging ingediend om de beleidscyclus voor zowel
06.02 Antoine Duquesne,
ministre: Les délais sont fixés par
la loi du 2 avril 2001.
Pratiquement tous les conseils de
sécurité zonaux ont laissé
entendre qu'un délai d'un an était
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
het nationale als de zonale veiligheidsplannen te wijzigen in een
tweejaarlijkse cyclus. Na het parlementair debat werd de wet van 7
december 1998 gewijzigd door de wet van 2 april 2001 en werd in
artikel 10 de verlenging tot een tweejaarlijkse cyclus voor het
nationale veiligheidsplan aangehouden. Ter gelegenheid van het
meedelen van de eerste zonale veiligheidsplannen voor het jaar
2003 hebben bijna alle zonale veiligheidsraden laten weten dat een
jaarlijkse cyclus te kort is en dat die logischerwijze gelijkgemaakt
moet worden aan de cyclus van het nationale veiligheidsplan. Ik kan
mij daar ten volle bij aansluiten en zal elk parlementair initiatief in die
zin dus steunen.
trop court. J'appuierai toute
initiative parlementaire en ce
sens.
06.03 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de minister, gaat het
dan om een wetswijziging? Dat kan niet met een rondzendbrief?
06.04 Minister Antoine Duquesne: Inderdaad.
06.05 Ludwig Vandenhove (SP.A): Dan moeten wij daar werk van
maken. Dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
problematiek rond de levering van gehypothekeerde capaciteit" (nr. A549)
07 Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre de l'Intérieur sur "le problème lié à la mise à
disposition de la capacité hypothéquée" (n° A549)
07.01 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik heb u met deze vraag al lastiggevallen via
uw kabinet en u hebt het probleem opgelost, waarvoor dank. Ik heb
vorige week nog zo'n zaak aan de hand gehad waarin u opgetreden
bent.
Ik heb nog een hele concrete vraag, want in de praktijk blijkt dat de
politiehervorming op het terrein niet altijd werkt. In deze gaat het heel
concreet over een voetbalwedstrijd tussen St.- Truiden en Club
Brugge, die wij overigens glansrijk gewonnen hebben. Daarbij bleek
op een bepaald ogenblik dat er onenigheid was over wie waar de
wagens moest voltanken. Daardoor dreigde ik minder politiemensen
ter plaatse te hebben. Ik heb met uw kabinet contact opgenomen om
te zeggen dat ik de wedstrijd zou moeten verbieden. Uw kabinet
heeft het praktische probleem toen opgelost. Maar ik wil u vragen wat
de fundamentele oplossing ervoor is, voor de toekomst? Dat lijkt mij
toch een essentiële vraag. Ofwel is het de taak van de federale
politie, ofwel die van de lokale politie, maar het pingpongspel over
wie wat moet doen, en het ondertussen niet doen, geeft aanleiding
tot problemen. En eerlijk gezegd, ik vind dat het niet mijn werk als
burgemeester is om u daarmee lastig te vallen, en het is ook uw werk
niet als minister om dergelijke praktische problemen op te lossen.
Mijn vraag luidt dus: welke conclusies trekt u uit die situatie? Het
gaat eigenlijk om de ordehandhaving bij grote evenementen. Nu ging
het om een voetbalwedstrijd, maar morgen kan het gaan om een
manifestatie of om het even wat, en dan kan precies hetzelfde
gebeuren. Ik ben persoonlijk van mening dat zoiets een federale
opdracht is, maar ik vind dat er in elk geval duidelijkheid moet zijn
07.01 Ludwig Vandenhove
(SP.A): Ce week-end, les renforts
qui devaient être fournis par une
autre zone de police pour un
match à risques à Saint-Trond ont
fait défaut au dernier moment en
raison de discussions entre la
police fédérale et la police locale
à propos de la répartition des
tâches. Il y avait notamment
discussion sur la question de
savoir qui devait faire le plein de
carburant des véhicules spéciaux
de la police fédérale. Celle-ci et la
police locale se sont ainsi renvoyé
la balle. Le maintien de l'ordre n'a
dès lors pu être garanti que parce
que le ministre a réquisitionné des
policiers à ma demande. Une
répartition peu claire des tâches
ne peut compromettre la sécurité
lors d'événements. Il n'est pas
davantage normal qu'un
bourgmestre doive à chaque fois
demander au ministre de
l'Intérieur de réquisitionner des
policiers. Quelles mesures le
ministre a-t-il l'intention de
prendre pour régler définitivement
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
over wie de opdracht geeft, en dat u als minister moet duidelijk
maken dat kan per rondzendbrief dat het zo is en niet anders.
ce problème?
07.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, chers
collègues, lors de l'exécution de missions à caractère fédéral par la
police locale, en vertu par exemple d'une directive contraignante, le
principe appliqué est que les polices locales mettent en oeuvre à
leurs frais les moyens nécessaires. Pour couvrir ces frais, une
subvention fédérale est allouée chaque année aux zones. Le
paiement des coûts de carburant liés aux déplacements dans le
cadre de la capacité hypothéquée est donc à charge des zones
puisqu'une subvention est accordée. Dans la plupart des cas, pour
les zones équipées de véhicules de maintien de l'ordre pour leurs
besoins propres, l'application de ce principe ne pose pas de
problème majeur. L'accord du 14 juin 2002 entre le gouvernement
fédéral et l'association des villes et communes prévoit que les zones
de police qui souhaitent utiliser certains véhicules dans le cadre de la
capacité hypothéquée en supportent néanmoins les frais de
carburant. Malheureusement, je me dois de constater que certaines
zones ne respectent pas l'esprit de cet accord et utilisent en quelque
sorte le financement du carburant comme prétexte pour ne pas
honorer leurs obligations dans le cadre de la circulaire MFO2.
Aux fins de tenir compte des demandes de certaines zones, j'ai
chargé mes services de rechercher une solution plus pratique qui, le
cas échéant, pourrait être soumise à l'examen de l'association des
villes et communes. Nous avons intérêt à trouver ensemble quelque
chose d'efficace et de pratique. Je veux encore vous dire que les
directives contraignantes concernant la capacité hypothéquée seront
adaptées afin de pouvoir fournir un appui plus efficient tout en
représentant une charge moins lourde pour les zones sollicitées. J'ai
signé à ce propos une nouvelle circulaire MFO2bis qui sera
d'application à partir du 1
er
janvier 2003. Elle précise les missions
susceptibles de donner lieu à un renfort supra-local, en principe dans
les limites du territoire de la province pour éviter des déplacements
inutiles, les heures de prestation et le niveau de disponibilité
garantissant un préavis de 24 heures. Certaines missions au sein de
sa propre zone pourront être imputées de la ligne de crédit des
capacités hypothéquées. Je compte prendre une deuxième circulaire
modificative pour aller encore plus loin et mieux répondre aux
objections fondées qui m'ont été communiquées par toute une série
de gens.
07.02
Minister
Antoine
Duquesne: Bij de uitvoering van
de federale taken geldt als
principe dat de lokale politie op
haar kosten de nodige middelen
moet inzetten. De zones krijgen
jaarlijks een subsidie voor de
brandstofkosten van de
dienstvoertuigen die in het kader
van de gehypothekeerde
capaciteit worden gebruikt. Dat
principe doet geen grote
problemen rijzen.
Volgens het akkoord dat werd
gesloten, mogen de politiezones
gebruik maken van federale
voertuigen maar moeten zij de
brandstofkosten betalen. Jammer
genoeg grijpen bepaalde zones de
financiering van die
brandstofkosten als voorwendsel
aan om hun verplichtingen
bepaald bij de circulaire MF02 niet
langer na te komen.
In antwoord op de verzoeken van
bepaalde zones zal ik mijn
diensten opdragen naar een
praktischer oplossing te zoeken.
De dwingende richtlijnen met
betrekking tot de gehypothekeerde
capaciteit zullen worden
aangepast teneinde voor een
doeltreffender ondersteuning te
kunnen zorgen en de last voor de
zones waarop een beroep wordt
gedaan te verminderen.
Ik heb daartoe een nieuwe
circulaire ondertekend die op 1
januari 2003 van kracht zal
worden. Zij geeft een nadere
omschrijving van de opdrachten
waarbij een bovenlokale
versterking kan worden geboden,
preciseert de werkuren en het
niveau van beschikbaarheid
waarbij een voorafgaande
kennisgeving van 24 uur geldt.
Voor de uitvoering van bepaalde
taken in de eigen zone zal een
beroep kunnen worden gedaan op
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
de kredietlijn voor de
gehypothekeerde capaciteit.
Ten slotte ben ik zinnens een
tweede circulaire uit te vaardigen
om beter in te spelen op de
terechte opmerkingen die hier
werden geformuleerd.
07.03 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de minister, ik wil
voorstellen dat u het probleem dat wij dit weekend gehad hebben,
waarbij u mensen hebt moeten vorderen op mijn vraag, ineens
oplost. Een van de basisprincipes van de politiehervorming is precies
het systeem van de gehypothekeerde capaciteit. Toen ik donderdag
geconfronteerd werd met de weigering van 9 mensen van andere
zones om te komen, heb ik uw kabinet gecontacteerd, en u hebt
mensen opgevorderd. U hebt dus uw werk gedaan. Maar het is toch
absurd dat men in zo'n situatie mensen moet opvorderen? Ik wil dus
voorstellen dat dit ineens geregeld zou worden, indien niet via een
rondzendbrief dan via een wetswijziging. Ofwel blijft dat systeem van
die gehypothekeerde capaciteit van toepassing. Ik vind dat elke zone
dan zijn engagement moet nakomen en ik zou graag hebben dat u
dat per provincie organiseert, zodat de mensen niet van de andere
kant van het land hoeven te komen. Maar natuurlijk, wanneer de ene
zone weigert mensen te leveren aan de andere, zal dat de volgende
keer ook omgekeerd het geval zijn. Dat is toch geen systeem? Wij
kunnen toch niet elke keer de minister lastigvallen om mensen te
vorderen? Er moet dus een systeem komen waarbij de zones die hun
engagement niet nakomen, op een of andere manier beboet worden,
op een financiële of een andere manier. Ik wil dus voorstellen dat u
terzake een rondzendbrief voorbereidt zodat dit meteen geregeld
wordt.
07.03 Ludwig Vandenhove
(SP.A): Le ministre a en effet
réglé le problème d'excellente
manière, mais je ne crois pas qu'il
puisse s'agir là de la procédure
normale. Si les choses ne peuvent
être réglées par une circulaire, ne
faudrait-il pas changer la loi? Il
conviendrait d'élaborer un
système dans le cadre duquel les
zones qui ne respectent pas leurs
engagements seraient
sanctionnées d'une manière ou
d'une autre.
07.04 Antoine Duquesne, ministre: Vous avez raison, il faut
répondre aux demandes qui sont formulées. C'est l'esprit du nouveau
mécanisme. Vous savez que je n'hésite pas à réquisitionner quand il
y a de la mauvaise volonté mais j'ai voulu répondre à un certain
nombre d'objections fondées quant au fonctionnement du système,
objections derrière lesquelles certaines zones peuvent se retrancher
pour dire qu'elles n'ont pas la possibilité de mettre à disposition, ce
que je ne crois pas. Hier, ces hommes étaient dans les brigades
locales de gendarmerie et ils se trouvent aujourd'hui dans les zones
de police locale. Je crois qu'avec le nouveau système qui va
répondre aux objections parfois formulées par les zones, il n'y aura
vraiment plus aucune excuse pour ne pas faire son devoir en matière
de capacité hypothéquée.
07.04
Minister
Antoine
Duquesne: Zo nodig zal ik niet
aarzelen om te vorderen, maar ik
wilde tegemoetkomen aan
bepaalde terechte bezwaren van
de zones. In de nieuwe regeling
wordt met die bezwaren rekening
gehouden zodanig dat de
politiezones geen enkel excuus
meer hebben om hun
verplichtingen op het stuk van de
gehypothekeerde capaciteit niet
na te komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
uitgewerkte regeling voor de politie in Brussel" (nr. A482)
08 Question de Mme Simonne Creyf au ministre de l'Intérieur sur "la réglementation élaborée pour
08.01 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, ik ben nog altijd op zoek naar de precieze regeling die u
08.01 Simonne Creyf (CD&V):
J'ai déjà demandé précédemment
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
voorstelt in het kader van het veiligheidsbeleid in Brussel en in het
kader van het op 21 oktober gesloten akkoord tussen de federale
regering en de zes Brusselse politiezones. Voor mij zijn er nog altijd
onduidelijkheden, hoewel het de derde of vierde keer is dat ik u
daarover ondervraag.
Ik focus mijn concrete vraag op twee problemen, te weten: de
Brussel-premie en de tweetaligheidpremie.
Wat de Brussel-premie betreft, hoeveel premies zijn er? Klopt het dat
er verschillende soorten premies zijn of is er maar één? U hebt de
vorige keer gezegd dat er één is. Ik heb ook gehoord dat er twee zijn.
Wie komt voor de premie in aanmerking? Hoe wordt die toegekend?
Gebeurt dat in een keer of gespreid over vijf jaar, met telkens een
vijfde van het bedrag, of krijgt men de premie in een keer? Is er een
onderscheid tussen de personeelsleden die nu reeds in dienst zijn en
een minimumaantal jaren anciënniteit in een Brussels korps kunnen
voorleggen, en de nieuwkomers die na 1 januari 2003 worden
aangeworven? Krijgen die laatste een extra premie?
Wat de tweetaligheidpremie betreft, heb ik vorige keer gewezen op
uw omzendbrief. In die omzendbrief lees ik dat de personeelsleden
die op 1 april 2001 in dienst waren, een overgangsperiode krijgen
van 5 jaar om aan de tweetaligheidvereiste te voldoen. Klopt het dat
de na 1 april 2001 aangeworven personeelsleden tweetalig moeten
zijn op het ogenblik van hun benoeming?
des précisions au ministre en ce
qui concerne l'accord conclu entre
le gouvernement fédéral et les six
zones de police bruxelloises à
propos de la politique de sécurité
à Bruxelles. Un certain nombre
d'éléments demeurent cependant
obscurs.
Il y a d'abord la question de la
prime allouée à Bruxelles. Est-il
exact qu'il existe différents types
de primes? Qui entre en ligne de
compte pour ces primes?
Comment la prime est-elle
allouée? Une distinction est-elle
faite entre les membres du
personnel déjà en service et ceux
qui seront engagés après le 1
er
janvier 2003?
Les membres du personnel en
service au 1
er
avril 2001
bénéficient d'une période
transitoire de cinq ans pour
satisfaire aux exigences en
matière de bilinguisme. Les
nouveaux membres du personnel
doivent-ils y satisfaire dès leur
engagement? Des agents
auxiliaires peuvent-ils venir à
Bruxelles sans être nommés?
Dans l'affirmative, quelles sont
alors les exigences sur le plan
linguistique?
08.02 Antoine Duquesne, ministre: Oui.
08.03 Simonne Creyf (CD&V): Mijn vraag is ook of politiemensen,
hulpagenten, naar Brussel mogen komen, maar niet in het kader van
de mobiliteit, zonder dat zij reeds vast benoemd zijn? En wat is voor
hen dan de taalvereiste? Over die vragen had ik graag wat meer
duidelijkheid.
08.04 Minister Antoine Duquesne: Mevrouw Creyf, wat uw eerste
vraag betreft, gaat het om een aanpassing van één enkele toelage,
te weten de reeds in het statuut voorziene toelage voor het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest. Van een aanvankelijk voorziene afzonderlijke
premie werd afgezien. Die toelage zal binnen de korpsen van de
deficitaire zones van de lokale politie van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest sneller worden toegekend aan alle leden van het
operationele kader, en wel onmiddellijk en niet meer pas na afloop
van hun getrouwheidsjaar.
Bovendien zal het bedrag worden verhoogd, maar dan enkel voor de
leden van het basiskader. Bovenop het gewone bedrag voor
iedereen van het operationele kader, dat geleidelijk oploopt van
08.04 Antoine Duquesne,
ministre: Il s'agit de l'adaptation
d'une seule allocation. Cette
allocation sera accordée
immédiatement à tous les
membres du cadre opérationnel
des zones déficitaires de la police
locale dans la Région bruxelloise.
Le montant sera en outre majoré
pour les membres du cadre de
base. Les inspecteurs reçoivent
1338,63 euros de plus à condition
de s'engager à rester au moins
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
669,32 euro tot 1.338,63 euro per jaar, wordt voor de inspecteurs
ineens 1.338,63 euro bijgeteld op voorwaarde dat zij zich engageren
om minstens 5 jaar in het deficitaire korps te blijven. Die verhoogde
toelage wordt nadien voor een nieuwe periode van 5 jaar verlengd,
voor zover de zone dan nog deficitair is en de inspecteur zijn
engagement van getrouwheid herneemt. Die maatregelen zijn ook
van toepassing op de personeelsleden die reeds in die zone
aanwezig zijn, zodra zij de getrouwheidsverklaring ondertekenen.
Wat uw tweede vraag betreft, de tweetaligheidstoelage wordt in de
lokale politie van het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad toegekend
aan ieder die het wettelijk bewijs levert van een bepaald niveau van
kennis van de tweede taal, en dat pas nadat het bewijs geleverd
wordt. Zoals u weet, voorziet de wet voor bepaalde categorieën van
het personeel in een overgangsfase van 5 jaar om dat bewijs te
leveren. Men mag daarbij niet vergeten dat de politiehervorming
onbedoeld een aantal personeelsleden heeft onderworpen aan een
strengere taalregeling dan onder de vroegere wetgeving. De ex-
rijkswachters waren vroeger niet onderworpen aan de taalwetgeving
in bestuurszaken, wat niet belette dat zij in de Brusselse brigades
gewerkt hebben tot ieders tevredenheid.
Bij de ex-gemeentepolitie is om andere redenen dan taalwetten het
statuut van stagiair afgeschaft. Nochtans liet dat precies toe dat een
nieuw personeelslid de tijd kreeg om het vereiste taalniveau te
bereiken. Wij zoeken nu een rechtsgeldig mechanisme dat de
personeelsleden die bereid zijn zich in te zetten voor de veiligheid in
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de gelegenheid biedt hun kennis
van de tweede taal progressief te verbeteren en het vereiste niveau
binnen een redelijke termijn te bereiken. Wij moeten getuigen van
veel verbeelding en pragmatisme of Brussel zal die politiemensen
verliezen, tot groot nadeel van de politiezorg in de hoofdstad. Een
oplossing moet gevonden worden voor de rekrutering voor de
Brusselse zones om aan de bevolking een lokale kwaliteitspolitie te
waarborgen, en dat in beide landstalen.
cinq années dans le corps
déficitaire. Une prolongation de
cinq ans peut être obtenue aux
mêmes conditions.
Tous les membres de la police
locale de Bruxelles capitale qui
apportent la preuve légale d'un
certain niveau de connaissance
de la deuxième langue recevront
ensuite l'allocation de bilinguisme.
Pour apporter cette preuve,
certaines catégories bénéficient
d'une période transitoire de cinq
ans. En raison de la réforme des
polices, certains membres du
personnel sont soumis à une
réglementation linguistique plus
sévère qu'auparavant.
Nous sommes actuellement à la
recherche d'un mécanisme valide
permettant aux membres du
personnel de parfaire leur
connaissance de la deuxième
langue et d'atteindre le niveau
exigé dans un délai raisonnable.
08.05 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb een
bijkomend vraagje dat niet in mijn schriftelijke voorbereiding stond.
Kunnen er politiemensen aan Brussel worden toegewezen voor hun
vaste benoeming, dus in het kader van andere mechanismen? Er is
het kader van de mobiliteit, maar kunnen mensen bijvoorbeeld van
Brugge naar Brussel komen zonder onmiddellijk over dat
tweetaligheidbewijs te beschikken? Krijgt hij ook vijf jaar de tijd of
moet hij al over dat tweetaligheidbewijs beschikken?
08.05 Simonne Creyf (CD&V):
Les personnes mutées à Bruxelles
et qui ne sont pas nommées
doivent-elles disposer d'un brevet
de bilinguisme?
08.06 Antoine Duquesne, ministre: Nous pensons que pendant une
période transitoire, il faut donner l'opportunité à ceux qui rejoignent
les corps de police de Bruxelles de pouvoir apporter la preuve de
leur connaissance des deux langues nationales.
08.06
Minister
Antoine
Duquesne: Wij vinden dat men
de betrokkenen gedurende een
overgangsperiode de nodige tijd
moet laten om het bewijs te
leveren van hun kennis van de
tweede landstaal.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Richard Fournaux is afwezig. Zijn vraag nr. A520 wordt als ingetrokken
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
beschouwd.
09 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de uitvoering
van artikel 64 van het Veldwetboek" (nr. A530)
09 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre de l'Intérieur sur "la mise en oeuvre de l'article 64 du
09.01 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, het is voor mij altijd een grote eer en een groot genoegen
om voor de minister van Binnenlandse Zaken te verschijnen. Ik heb
bijzondere herinneringen aan onze reis naar Amerika en zo, waar wij
samen nog de justitie en de veiligheid onderzocht hebben.
Mijnheer de minister, ik heb een korte vraag, die ik overigens al bij
een eerdere gelegenheid aan u gesteld heb. Het nieuwe artikel 64
van het Veldwetboek bepaalt dat de Koning de nadere regels vastlegt
inzake de wijze van benoeming, de opleiding, het uniform, de
kentekens, de legitimatiekaart, de bewapening, de
leeftijdsvoorwaarden, de onverenigbaarheden en de
nationaliteitsvoorwaarden van de bijzondere veldwachters. Nu heb ik
u bij een vorige gelegenheid al gevraagd of u de intentie had aan dat
artikel uitvoering te geven. Ik meende uit uw antwoord te hebben
begrepen dat dit niet uw eerste prioriteit was, maar dat er een
voorontwerp van koninklijk besluit was, opgesteld op initiatief van de
arrondissementscommissarissen, dat aan de provinciegouverneurs is
bezorgd. U was bereid, zei u, aan een eventueel initiatief de nodige
aandacht te schenken.
Nu, u weet wellicht of uw administratie had u erop attent moeten
maken dat er bijvoorbeeld in de provincie Limburg een groep van
bijzondere veldwachters is die het zeer ernstig meent met dat statuut,
met de opleiding, de kwaliteit van het werk, en die de lat dan ook
hoog legt. Die groep heeft al eens een voorstel uitgewerkt met een
statuut en een opleiding enzovoort. Zij hebben dat voorstel aan de
diensten van de algemene rijkspolitie overgezonden. Zij vragen of
dat geen basis is voor een initiatief?
Blijkbaar ervaren zij dat men ofwel het dossier niet meer vindt, of dat
er iets anders aan de hand is, maar zoiets is natuurlijk niet
motiverend voor mensen die het ernstig menen, die dat niet voor de
show doen. Zij willen niet als een soort Rambo hun beroep
uitoefenen. Zij doen dat ernstig en kwaliteitsvol. Vandaar dat ik toch
nog eens de vraag durf te stellen of er ondertussen bereidheid is om
werk te maken van de uitwerking van dat artikel van het Veldwetboek
en of daarvoor zo mogelijk een timing kan worden opgegeven?
09.01 Jo Vandeurzen (CD&V):
Un groupe de travail limbourgeois
chargé du statut des gardes
champêtres spéciaux a envoyé à
la mi-2001 un statut-type à la
police générale du royaume. Le
groupe de travail faisait ainsi
connaître son point de vue sur
l'exécution de l'article 64 du Code
rural. Le ministre avait déjà
déclaré précédemment qu'il avait
l'intention de mettre en oeuvre cet
article et il faisait alors état d'un
projet d'arrêté royal. Le fait que le
groupe de travail n'ait pas encore
reçu de réponse est plutôt
démotivant. Les gardes
champêtres sont très inquiets.
Quand le ministre va-t-il s'occuper
de ce problème?
09.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, collega's,
de uitvoering van artikel 64 van het Veldwetboek met betrekking tot
het statuut van de bijzondere veldwachters werd aangehaald op de
conferentie van gouverneurs in juni 2001. Op initiatief van de
provincie Vlaams-Brabant werd door de Vlaamse provincies een
ontwerp van statuut uitgewerkt. In de tweede helft van 2001 werd dat
ontwerp aan de provincies voorgelegd. In januari 2002 waren alle
reacties verzameld. De sector zelf werd niet gecontacteerd, maar
was op de hoogte van het initiatief. Ook zij hebben een ontwerp van
statuut opgestuurd. De werkzaamheden werden nadien onderbroken.
Eerst moest de politiehervorming tot een goed einde gebracht
09.02 Antoine Duquesne,
ministre: Les provinces flamandes
ont élaboré au cours de la
deuxième moitié de 2001 un
projet de statut pour les gardes
champêtres spéciaux. Le secteur
lui-même a également transmis
un projet. Ensuite, toute l'attention
s'est cependant focalisée sur la
réforme des polices.
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
worden. De indeplaatsstelling van de lokale politie was voor de
algemene rijkspolitie, nu de algemene directie voor veiligheids- en
preventiebeleid, een acuut probleem. De algemene rijkspolitie heeft
daarom geen initiatief meer genomen in deze materie. Zij heeft enkel
alle spontaan toegestuurde informatie verzameld. Nu moet de
haalbaarheid van de diverse voorstellen onderzocht worden, evenals
de mogelijkheid die te integreren in een project dat in het kader van
een werkgroep voorgelegd moet worden aan de sector. Die
procedure afronden in de huidige legislatuur lijkt mij een zeer
moeilijke opgave te zijn.
Il faut encore examiner la
faisabilité des propositions mais il
ne sera probablement plus
possible d'encore achever la
procédure au cours de la présente
législature.
Mais je vais demander à mon administration de ne pas tenir compte
des élections, de continuer à travailler pour que le prochain
gouvernement et le prochain ministre de l'Intérieur puissent
rapidement prendre des décisions parce que ces gens qui travaillent
bien et sérieusement sont en droit d'obtenir plus rapidement un vrai
statut.
Ik zal mijn administratie vragen
geen rekening met de
verkiezingen te houden en ervoor
te blijven ijveren opdat de
volgende minister van
Binnenlandse Zaken snel een
beslissing zou kunnen nemen,
omdat de mensen die ernstig werk
leveren recht op een volwaardig
statuut hebben.
09.03 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de
minister voor zijn oprecht en toch positief antwoord. Mijnheer de
minister, ik zeg niet dat ik hoop dat u het koninklijk besluit zult
ondertekenen in de volgende legislatuur, maar mocht dat het geval
zijn, zal ik u daar zeer dankbaar voor zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
gezagfuncties binnen de federale politie" (nr. A538)
10 Question de M. Karel Van Hoorebeke au ministre de l'Intérieur sur "les fonctions d'autorité au
10.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik verwijs in de eerste plaats naar de door mij
gestelde schriftelijke vraag inzake "de proportionele verdeling van
gezagsambten en aanstellingen tot de hogere graad" evenals het
door u daarop gegeven antwoord.
Via mijn contacten met de politiesyndicaten verneem ik dat sinds juni
2002 op uw kabinet de lijst aanwezig zou zijn met de voorgestelde
kandidaten die in aanmerking komen om benoemd te worden in een
hogere graad, en dat volgens de proportionele verdeling van
gezagsfuncties binnen de federale politie, en meer bepaald de
gerechtelijke zuil daarvan. Ik meen derhalve dat het door u
geformuleerde antwoord op mijn schriftelijke vraag op dat ogenblik
achterhaald was. De personeelsformatie was immers reeds bekend
en de commissaris-generaal had u reeds bepaalde voorstellen
bezorgd.
Het zou in politiekringen een publiek geheim zijn dat verschillende
voormalige rijkswachtofficieren die voordrachten niet gunstig gezind
zijn ondanks de wettige basis daarvoor. Uit uw antwoord op mijn
hoger vermelde schriftelijke vraag blijkt dat de proportionele
10.01 Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Depuis juin 2002, le
cabinet du ministre est en
possession d'une liste de
candidats entrant en ligne de
compte pour une nomination dans
un grade supérieur, conformément
à la répartition proportionnelle
des fonctions d'autorité au sein de
la police fédérale, à savoir le pilier
judiciaire.
Dans les milieux de la police, ce
ne serait plus un secret que les
anciens officiers de la
gendarmerie ne sont pas
satisfaits des présentations, alors
qu'elles sont légalement fondées.
Il est étrange que les services
devaient déjà présenter des
candidats en septembre 2001 et
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
verdeling moet gebeuren, enerzijds, per gedecentraliseerde
gerechtelijke dienst, en anderzijds, in de algemene directie van de
gerechtelijke politie.
Het is dan ook hoogst verwonderlijk dat al die diensten reeds in
september 2001 hun kandidaten moesten voordragen en dat na meer
dan een jaar hierover nog steeds geen uitsluitsel zou bestaan.
Ik verneem bovendien dat de lijsten die uw diensten hebben
opgemaakt, opgesplitst zijn naar individuele dossiers, in tegenstelling
tot de lijsten van de aangestelde zonechefs van categorieën 1 en 2
en de lijsten van de aangestelde voormalige BOB'ers.
Vandaar mijn concrete vragen, mijnheer de minister. Ten eerste,
wordt er niet getalmd met de benoemingen om bepaalde hogere
officieren niet voor het hoofd te stoten, waardoor de wet op de
geïntegreerde politie evenals de mozaïekwet niet wordt toegepast?
Ten tweede, wat gaat u doen indien er een verschil bestaat tussen de
oorspronkelijk voorgedragen lijst van de gedecentraliseerde dienst en
de huidige individuele dossiers? Ten derde, kunt u mij ook meedelen
wat de redenen zijn om niet over te gaan tot die benoemingen? En
ten vierde, op welke datum zult u concreet tot die benoemingen
overgaan?
que plus d'un an après on ne
sache toujours pas à quoi s'en
tenir. En outre, contrairement aux
habitudes, les listes des services
sont scindées en fonction des
dossiers individuels.
Retarde-t-on les désignations pour
ne pas mécontenter certains
officiers supérieurs? Que fera le
ministre s'il y a des différences
entre la liste initiale et les actuels
dossiers individuels? Quand sera-
t-il enfin procédé aux
désignations?
10.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer Van Hoorebeke, nadat
ik de personeelsformatie van de federale politie heb aanvaard, moet
de commissaris-generaal mij na voordracht door de betrokken
directeur-generaal een concreet voorstel voorleggen. Dat volledig
uitgewerkte voorstel werd door mijn diensten ontvangen in de loop
van de maand november 2002 en vertoonde nog enkele vormfouten,
die begin december rechtgezet werden. Ik heb mijn akkoord verleend
aan de uiteindelijke voorstellen en de dossiers van de
personeelsleden die behoren tot de Algemene Directie Gerechtelijke
Politie en de gedecentraliseerde gerechtelijke diensten van de
federale politie overgezonden aan mijn collega, de minister van
Justitie voor medeondertekening.
Wat uw tweede vraag betreft, de gedecentraliseerde diensten
hebben hun voorstellen bezorgd aan de bevoegde directeur-
generaal, die de uiteindelijke voorstellen heeft geformuleerd. Ons
rechtstelsel biedt voldoende garanties voor een eventueel beroep
door personeelsleden die menen tekortgedaan te zijn.
Wat uw derde vraag betreft, dat de benoemingen nog niet werden
gerealiseerd, heeft enkel te maken met de diverse adviezen die
moesten worden ingewonnen en met de opeenvolgende stappen die
gevolgd moesten worden.
Wat uw vierde vraag betreft, de aanstelling in de gezagsambten zal
met terugwerkende kracht gebeuren op datum van 1 januari 2001.
Gelet op de toepassing van het nieuwe statuut zullen de daaruit
voortvloeiende benoemingen in hogere graad met terugwerkende
kracht gebeuren op datum van 1 april 2001.
10.02 Antoine Duquesne,
ministre: Mes services ont reçu la
proposition du commissaire
général de la police fédérale en
novembre 2002. Un certain
nombre d'erreurs sur le plan de la
forme ont été corrigées début
décembre. J'ai approuvé l'accord
final et je l'ai transmis au ministre
de la Justice qui doit également le
signer. La proposition finale est
entièrement basée sur les
propositions transmises au
directeur général par les services
déconcentrés. Les membres du
personnel qui se sentiraient lésés,
disposent de moyens de recours
légaux. Les retards dans les
désignations résultent de la
lourdeur de la procédure. Les
désignations dans les fonctions
d'autorité auront lieu avec effet
rétroactif au 1
er
janvier 2001. Les
désignations à un grade supérieur
qui en découlent auront lieu avec
effet rétroactif au 1
er
avril 2001.
10.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer de minister, ik dank
u voor uw antwoord. Volgens wat u vandaag zegt, blijken aan de
oorsprong dat het zolang geduurd heeft, geen bijzondere
omstandigheden te liggen, maar is het enkel een kwestie geweest
10.03 Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Selon le ministre, le
retard n'a donc pas de cause
particulière.
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
van het afhandelen van adviezen. Ik zou trouwens niet anders van u
verwacht hebben, mijnheer de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de onterechte
gelijkschakeling van brandweeropleidingen" (nr. A540)
11 Question de M. Roel Deseyn au ministre de l'Intérieur sur "l'assimilation injustifiée de
11.01 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, met mijn vragen over de brandweer pleit ik voor een aantal
kleinere technische aanpassingen die voor een stuk meer
rechtvaardigheid en minder discriminatie onder de brandweerlui
zouden moeten bewerkstelligen. Met de goede wil waarop de
voorzitter zonet alludeerde, zou er heel wat mogelijk zijn en zou er
heel wat ten goede kunnen komen voor de sector.
Ik wil het hierbij eerst hebben over de gelijkschakeling van
brandweeropleidingen en dit naar aanleiding van een ontwerp van
koninklijk besluit in opvolging van het koninklijk besluit van 19 maart
1997 betreffende de opleiding, de brevetten en de loopbaan van de
leden van de brandweer. Het zal u wel bekend zijn dat dit koninklijk
besluit van 1997 een duidelijk onderscheid maakt tussen vrijwilligers
en beroepsbrandweermannen. Met dezelfde brevetten en dezelfde
scholing kon een vrijwilliger echter een hogere graad bekomen dan
een beroepsbrandweerman. Daar is niets op tegen. In het nieuwe
ontwerp worden de vroegere brevetten A, B en C voor de
brandweerlui gelijkgesteld met de door een erkend opleidingscentrum
uitgereikt brevet van onderluitenant. Naar mijn mening zijn hierover
toch wel een aantal randbemerkingen te maken. Een brevet A uit
1986, waarvoor een veeleer geringe inspanning moest worden
geleverd kan toch moeilijk gelijkgeschakeld worden met het huidige
brevet van onderluitenant waarvoor in de Vlaamse opleidingscentra
minimaal een module van 510 lesuren moet gevolgd worden.
In dit verband heb ik dan ook de volgende concrete vragen. Kan u
een overzicht geven van de geplande gelijkschakelingen met daarbij
een gefundeerde verantwoording? Voor de situatie in Vlaanderen is
het duidelijk dat de sector zelf heel wat vrijwillig initiatief heeft
genomen om die opleiding succesvol te maken en om deze modules
uit te werken. Met het oog op een verbetering van de
stagebegeleiding werden met de beroepsbrandweerlui tevens
vrijwillige studieweekends georganiseerd. Indien er regio's zijn die in
dit verband minder inspanningen hebben geleverd, dan mogen wij
van de minister toch een verantwoording over deze gelijkschakeling
verwachten?
Zal er een voorrangsregeling ingevoerd worden voor
gelijkgeschakelde brevetten waarbij meer inspanningen moesten
geleverd worden? Het is immers nogal evident dat mensen die een
grote inspanning hebben geleverd het betreft hier immers redelijk
omvangrijke cursussen bij een eventuele bevordering voorrang
zouden kunnen krijgen. Mocht dit niet zo zijn, begrijpt de minister dan
dat dit nogal demotiverend zou werken en dat er nogal wat
rancuneuze gevoelens bij deze mensen zouden kunnen ontstaan
11.01 Roel Deseyn (CD&V): Vos
services préparent un arrêté royal
remplaçant l'arrêté royal du 19
mars 1997 relatif à la formation,
aux brevets et à la carrière des
membres des services d'incendie.
Ce dernier établissait une nette
distinction entre les sapeurs-
pompiers volontaires et les
professionnels. Le nouvel arrêté
assimile les anciens brevets A, B
et C pour les membres des
services d'incendie au brevet de
sous-lieutenant délivré par un
centre de formation agréé.
Le ministre peut-il fournir des
précisions au sujet des
assimilations prévues et les
justifier? Compte-t-il instaurer un
système de priorités pour les
brevets assimilés ayant requis des
efforts plus importants? En 1997,
un volontaire pouvait devenir
officier grâce à un brevet A ou B,
un sapeur-pompier professionnel,
non. La nouvelle réglementation
le permet à présent. Pourquoi?
Quel échéancier est-il prévu pour
l'arrêté royal?
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
betreffende de geleverde prestaties?
In 1997 kon een brandweerman-vrijwilliger met een brevet A en B
officier worden terwijl een beroepsbrandweer dit niet kon. Met de
nieuwe vooropgestelde regeling zou dit wel kunnen. Wat is hiervoor
de reden? De hogere kaders worden toch voornamelijk gerekruteerd
uit het beroepskorps en indien er zomaar een gelijkschakeling zou
zijn, betekent dit dat er beroepsofficieren zouden worden aangesteld
die in de praktijk een stuk minder scholing hebben genoten. Dit is
wellicht ook niet ideaal voor de operationele werking van het korps.
Wat is ten slotte de vooropgestelde timing voor het voorgestelde
ontwerp van koninklijk besluit?
Tot zover mijn vragen over het eerste luik.
11.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, pour
répondre à la première question, le projet d'arrêté relatif à la
formation des membres des services publics de secours dont vous
avez eu connaissance reprend les assimilations déjà prévues par
l'arrêté royal du 19 mars 1997 relatif à la formation, aux brevets et à
la carrière des membres des services publics d'incendie. Il prévoit en
outre que les brevets A, B et C, délivrés par l'Etat, sont assimilés au
brevet d'officier, tant pour les membres volontaires que
professionnels. Il dispose enfin que le brevet de sous-lieutenant est
assimilé au brevet d'officier, nouvelle dénomination du brevet de
sous-lieutenant, et au brevet de sapeur-pompier, caporal, sergent et
adjudant.
En ce qui concerne la deuxième question, tous les brevets assimilés
au brevet de référence sont classés sur un pied d'égalité.
Troisièmement, le projet d'arrêté relatif à la formation des membres
des services publics de secours ne fait plus de distinction entre les
membres volontaires et les membres professionnels des services
publics d'incendie en ce qui concerne les assimilations de brevet.
Cela signifie que les brevets A, B et C délivrés par l'Etat, sont
assimilés au brevet d'officier, tant pour les membres volontaires que
pour les membres professionnels. Il y a lieu de tenir compte du fait
que les derniers brevets A, B ou C ont été délivrés en 1986. Cela
signifie que les membres des services publics d'incendie, titulaires de
ces brevets, disposent d'une expérience professionnelle d'au moins
quinze ans. Il a été décidé de valoriser cette expérience, sans tenir
compte de la qualité de membre professionnel ou de membre
volontaire du service.
Il faut en outre souligner que le projet d'arrêté royal modifiant l'arrêté
royal du 19 avril 1999 établissant les critères d'aptitude et de
capacité, ainsi que les conditions de nomination et de promotion des
officiers des services publics d'incendie, qui entrera en vigueur le
même jour que le projet d'arrêté royal précité, impose à tout membre
d'un service public d'incendie, titulaire du brevet d'officier ou de tout
autre brevet assimilé, souhaitant être promu au grade de sous-
lieutenant, de réussir une épreuve d'aptitude à occuper la fonction. Il
est vrai que l'accessibilité au grade de sous-lieutenant par promotion
est dès lors ouverte à plus de candidats. Ceux-ci devront toutefois
démontrer leurs aptitudes techniques et de commandement lors de la
présentation d'une épreuve devant un jury, composé pour moitié au
11.02 Minister Antoine
Duquesne: Het ontwerp-koninklijk
besluit betreffende de opleiding
van de leden van de openbare
hulpdiensten neemt de
gelijkstellingen over waarin het
koninklijk besluit van 19 maart
1993 betreffende de opleiding, de
brevetten en de loopbaan van de
leden van de openbare
brandweerdiensten voorziet. Het
bepaalt tevens dat de door de
Staat uitgereikte brevetten A, B en
C gelijkgesteld worden met het
brevet van officier, en dat zowel
voor de vrijwillige leden als voor
de beroepsleden. Ten slotte
bepaalt het ook dat het brevet van
onderluitenant gelijkgesteld wordt
met het brevet van officier en met
de brevetten van brandweerman,
korporaal, sergeant en adjudant.
Wat uw tweede vraag betreft,
worden alle brevetten die
gelijkgesteld worden met het
referentiebrevet op gelijke voet
behandeld.
Het ontwerp-koninklijk besluit
betreffende de opleiding van de
leden van de openbare
hulpdiensten maakt niet langer
een onderscheid tussen de
vrijwillige leden en de
beroepsleden van de openbare
hulpdiensten voor wat de
gelijkstellingen van de brevetten
betreft. Dat betekent dat de
brevetten A, B en C gelijkgesteld
worden met het brevet van
officier, zowel voor de vrijwillige
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
moins d'experts extérieurs à l'administration communale.
Pour ce qui concerne votre dernière question, le projet d'arrêté royal
relatif à la formation des membres de services publics de secours
doit encore être soumis à diverses instances, dont la section de
législation du Conseil d'Etat. Sans incident de parcours, le projet
d'arrêté royal devrait entrer en vigueur dans le courant du mois de
mai 2003. S'il est vrai que ce parcours est long il y a lieu d'associer
les gouvernements des Régions, je dois demander l'avis de
l'inspection des finances et du ministre du Budget et vu l'absolue
nécessité de disposer d'un nouvel arrêté, je vais demander au
Conseil des ministres son accord sur une demande d'avis du Conseil
d'Etat dans le délai d'un mois. En tout cas, je ferai tout pour que cet
arrêté puisse être pris avant la fin de cette législature.
leden als voor de beroepsleden.
De laatste brevetten A, B en C
werden in 1986 uitgereikt. De
houders ervan hebben dus ten
minste vijftien jaar
beroepservaring. Die ervaring zal
worden gevaloriseerd.
Het ontwerp-koninklijk besluit
betreffende de benoemings- en
bevorderingsvoorwaarden van de
officieren van de openbare
hulpdiensten verplicht alle
houders van het brevet van
officier of van een daarmee
gelijkgesteld brevet die tot de
graad van onderluitenant willen
worden bevorderd, ertoe te slagen
voor een bekwaamheidsproef
alvorens zij die functie kunnen
uitoefenen. Aldus zullen meer
gegadigden via een bevordering
toegang tot die graad hebben.
Het ontwerp-koninklijk besluit
betreffende de opleiding van de
leden van de openbare
hulpdiensten moet nog aan
diverse instanties worden
voorgelegd. Ik denk dat het voor
het einde van de zittingsperiode
zal worden goedgekeurd.
11.03 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de minister, in uw antwoord
bevestigt u de objectieve gegevens van mijn vragen, maar ik vind
het toch wel jammer dat er geen inspanningen worden gedaan inzake
bijsturing van de honorering van de bijscholing van de brandweerlui.
Dit is weinig aanmoedigend voor hen, ook in de toekomst. Afgezien
van het feit dat de honorering later toch gelijkgeschakeld zal worden
en dat bij de brandweer mensen die in het verleden weinig
inspanningen hebben gedaan daar niet voor gepenaliseerd zijn, wens
ik erop te wijzen dat mensen, die wel een inspanning hebben
gedaan, niet voldoende gehonoreerd worden. Toch ben ik de mening
toegedaan dat precies in een tijd van zoveel technologische
veranderingen in een kennismaatschappij, bijscholing uiterst
wenselijk is. Uw argument dat beroepservaring dit grotendeels zou
compenseren, lijkt me in dit geval niet afdoende. Ik betreur het dan
ook voor de mensen die in het verleden zoveel inspanningen hebben
gedaan.
11.03 Roel Deseyn (CD&V): Il est
dommage que la rémunération ne
soit pas adaptée. A mon estime,
la formation complémentaire revêt
une grande importance. Elle ne
peut être compensée
intégralement par l'expérience
professionnelle, contrairement à
ce qu'affirme erronément le
ministre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de anciënniteit
van de beroepsbrandweermannen" (nr. A541)
12 Question de M. Roel Deseyn au ministre de l'Intérieur sur "l'ancienneté des pompiers
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
12.01 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, mijn vraag gaat over de anciënniteit van
beroepsbrandweermannen. De problematiek is al eerder gesteld in
de Kamer. Mijn vraag behandelt het koninklijk besluit van 20 maart
2002 betreffende de bepaling over het in dienst nemen van vrijwillige
brandweerlui als beroepsbrandweerlui. Dit koninklijk besluit bepaalt in
artikel 1 onder andere dat vrijwillige brandweermannen die nu
toetreden tot het beroepspersoneel hun dienstjaren als vrijwillige
brandweerman kunnen omzetten in geldelijke anciënniteit.
Met deze maatregel werd eindelijk een regeling getroffen voor een
probleem dat zich in Vlaanderen reeds sinds 1994 voordoet. Jammer
genoeg werd er geen regeling getroffen voor de betwiste periode van
1994 tot 2002. Hierdoor worden de personeelsleden die in die
periode de overstap maakten ernstig benadeeld. Dit geldt uiteraard
ook voor Wallonië. Het geldt voor de ganse Belgische context.
Wetende dat de meeste beroepsbrandweermannen gerecruteerd
worden uit de vrijwillige brandweerdienst, ontstaat hier een zeer
ernstige discriminatie.
Die discriminatie is ook reeds vroeger aangehaald bij wijze van een
mondelinge vraag van collega Hendrickx. Ze is ook door mensen van
de sector zelf al verschillende keren gecommuniceerd aan de
overheidsdiensten. Ik heb in mijn bezit onder andere brieven die
gericht zijn aan de eerste minister, aan uw kabinet en aan de minister
van Ambtenarenzaken. In één van deze brieven schrijft uw
toenmalige kabinetschef Koenraad Dassen wat dit concrete probleem
betreft het volgende: "Het dossier werd overgemaakt aan mijn
diensten voor onderzoek en advies. Ik zal niet nalaten u in te lichten
aangaande de resultaten van dit onderzoek, alsook van mijn
beslissing terzake." Deze brieven dateren allemaal van juli 2002. De
mensen wachten hier nog steeds op een antwoord.
Om de zaak even wat scherper te stellen, wil ik u graag nog een
voorbeeld ter illustratie voorleggen. Neem een
beroepsbrandweerman die aangeworven werd in 1997 en een
vrijwilliger die in dienst getreden is in 2002 die beide 34 jaar oud en
15 dienstjaren hebben. De man die aangeworven wordt in 2002 krijgt
15 jaar geldelijke anciënniteit op basis van dit koninklijk besluit van
20 maart 2002. De beroepsbrandweerman die ook sinds 1997 in
dienst is als beroepsbrandweerman heeft niet dezelfde rechten.
Ondanks het feit dat ze allebei hetzelfde werk doen en evenveel
ervaring hebben, lijdt hij een brutoverlies van 4.000 euro op jaarbasis
ten opzichte van de collega die werd aangeworven in 2002. Hij heeft
meer dienstjaren, hij doet gelijk werk, maar hij heeft minder loon. Als
we het even bekijken in een loopbaan van 25 jaar is dit een
aanzienlijk verschil. Een rekensommetje leert dat het al gauw
100.000 euro betreft. Deze onrechtvaardigheid, waarover reeds vaak
gesproken is en waarbij voor de sector toch engagementen genomen
zijn waarbij er een afdoende antwoord na onderzoek zal gegeven
worden, is nog steeds niet rechtgetrokken. Ik verwacht van u als
bevoegd minister dan ook een initiatief. De vraag is alleen wanneer
wij van u deze initiatieven mogen verwachten.
12.01 Roel Deseyn (CD&V):
L'arrêté royal du 20 mars 2002
précise que l'ancienneté des
pompiers volontaires continue tout
simplement à courir lors de leur
entrée en service en tant que
pompiers professionnels. J'estime
qu'il s'agit là d'une bonne mesure.
Cet arrêté n'est toutefois
d'application qu'à partir de 2002,
ce qui entraîne des inégalités
frappantes sur le terrain.
D'innombrables courriers
dénonçant cette situation ont déjà
été expédiés, mais en vain.
Permettez-moi d'illustrer mon
propos par un exemple : un
pompier volontaire entré en
service comme pompier
professionnel en 1997 a moins de
droits qu'un pompier volontaire
ayant travaillé le même nombre
d'années et entrant en service en
tant que pompier professionnel en
2002. Le premier subit donc une
perte annuelle de 4.000 euros.
Considérant cette injustice criante,
la question qui se pose
maintenant n'est plus celle de
savoir si le ministre va prendre
des mesures à cet égard, mais
quand.
12.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, selon
l'article 1
er
de l'arrêté royal du 20 mars 2002 les agents volontaires
12.02
Minister
Antoine
Duquesne: Volgens artikel 1 van
CRIV 50
COM 928
17/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
des services publics d'incendie recrutés après la date d'entrée en
vigueur de cet arrêté en tant que professionnels, dans un des grades
de recrutement, bénéficient de la rémunération correspondant au
grade dans lequel ils sont recrutés. En outre, il leur est accordé, pour
le calcul de cette rémunération, une ancienneté équivalente au
nombre d'années de service prestées en tant que volontaires dans un
service public d'incendie.
Mijnheer de voorzitter, mag ik er u aan herinneren dat het koninklijk
besluit, waarover het hier gaat, destijds aan zeer ruim overleg,
formeel en informeel, onderworpen werd. Bij dit overleg werd het
koninklijk besluit steeds voorgesteld als maatregel bedoeld om het
vrijwilligerschap bij de brandweer te promoten. De problemen die u
nu aanhaalt werden daar nooit naar voor gebracht. Om deze
problematiek goed te begrijpen, moet men de algemene regels die
het pecuniair statuut van de brandweerlieden regelen, kennen.
Duquesne: Volgens artikel 1 van
het koninklijk besluit van 20 maart
2002 krijgt het vrijwillig
brandweerpersoneel dat na de
inwerkingtreding van dat koninklijk
besluit als beroeps wordt
aangeworven in één van de
aanwervingsgraden, een
bezoldiging die overeenstemt met
de graad waarin het aangeworven
is.
Daarnaast wordt hen een
loonanciënniteit toegekend die
gelijk is aan de dienstjaren die zij
gepresteerd hebben als vrijwilliger
bij een openbare brandweerdienst.
A l'époque, l'arrêté royal a été
élaboré au terme d'une large
concertation formelle et
informelle. Il s'agissait d'une
mesure destinée à promouvoir le
volontariat. Les problèmes que
vous évoquez n'ont jamais été
soulevés à cette occasion.
Pour bien comprendre ce
problème, il faut connaître les
règles qui régissent le statut
pécuniaire des sapeurs-pompiers.
D'abord, en application de l'arrêté royal du 20 juin 1994 fixant les
dispositions générales relatives à la rémunération du personnel des
services d'incendie, des minima et des maxima sont fixés pour
chaque grade.
Met toepassing van het koninklijk
besluit van 20 juni 1994
betreffende de bezoldiging van
het personeel van de
brandweerdiensten, worden per
graad minima en maxima
vastgesteld
Gezien de gemeentelijke autonomie behoort het tot de bevoegdheid
van de gemeenten om de evolutie van de pecuniaire loopbaan vast
te stellen, al weze het binnen de vastgestelde limieten. Er kunnen
bijgevolg verschillen optreden tussen de gemeenten en de
Gewesten. Om na te gaan hoe u tot het bedrag van 4.000 euro bent
gekomen werden inlichtingen genomen bij een gemengde
brandweerdienst.
Il appartient aux communes de
déterminer l'évolution de la
carrière pécuniaire. Il peut y avoir
des différences entre les
communes.
Un sapeur-pompier professionnel ayant cinq années d'ancienneté
gagne 645.000 francs belges. Si, entre-temps, il est devenu caporal
professionnel, ce qui est tout à fait possible, il gagne 716.000 francs
belges. A cela s'ajoutent des primes pour travail de nuit, de week-end
et peut-être une allocation de diplôme. Ces suppléments sont prévus
par des arrêtés royaux et s'élèvent facilement à 35% du salaire brut
et dans certains cas, à 50%. Des heures supplémentaires sont
également payées.
Notre homme, recruté en 1997 comme professionnel, a donc pu
Er bestaan ook premies voor
nacht- en weekendwerk, alsook
een eventuele diplomatoelage,
zonder de uitbetaling van de
overuren te vergeten.
De toeslagen lopen makkelijk op
tot 35 procent of zelfs 50 procent
van het brutoloon.
17/12/2002
CRIV 50
COM 928
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
profiter de ce système pendant les cinq années. Il a également joui
de tous les avantages liés au statut du personnel communal, dont
cinq ans d'ancienneté de service pour le calcul de sa pension.
Le sapeur-pompier volontaire qui a été recruté au grade de sapeur-
pompier en 2002 gagne 765.000 francs belges durant son stage et il
aura, après sa nomination, 841.000 francs belges. Entre 1997 et
2002, il aura toutefois travaillé sous un statut beaucoup moins
favorable.
Si vous prenez tous ces éléments en compte, votre chiffre de 4.000
euros doit être fortement relativisé.
Tussen 1997 en 2002 was het
statuut veel minder voordelig,
maar als men met al die
elementen rekening houdt, moet
het door u geciteerde bedrag van
4.000 euro sterk worden
gerelativeerd.
12.03 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de minister, ik wil u wel
geloven als u zegt dat bij het totstandkomen van het koninklijk besluit
in maart 2002 enkele problemen niet op tafel zijn gekomen, maar de
laatste zes maanden werden er ettelijke gesignaleerd.
Als ik het goed begrijp, komt er geen wijziging van het koninklijk
besluit. Dan bestaat ten minste hierover duidelijkheid. Wat de som
van 4.000 euro betreft, zal ik graag de berekening van de betrokken
brandweerlui aan uw diensten overmaken en ik dank u voor uw
antwoord.
12.03 Roel Deseyn (CD&V):
Peut-être qu'à l'époque il n'y a pas
eu d'observations par rapport à
l'arrêté royal, mais aujourd'hui il
est évident qu'il y en a.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vraag nr. A546 van de heer Bart Laeremans wordt naar een latere datum verschoven.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.39 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.39 heures.