KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 913
CRIV 50 COM 913
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
C
OMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE ALGEMENE
Z
AKEN EN HET OPENBAAR
A
MBT
C
OMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES
GÉNÉRALES ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
woensdag
mercredi
04-12-2002
04-12-2002
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
cdH
centre démocrate Humaniste
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van mevrouw Pierrette Cahay-André aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "de
toepassing van artikel 298 WIB met betrekking tot
de gemeentebelastingen" (nr. A395)
1
Question de Mme Pierrette Cahay-André au
ministre de l'Intérieur sur "l'application de
l'article 298 CIR aux taxes communales"
(n° A395)
1
Sprekers: Pierrette Cahay-André, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Pierrette Cahay-André, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
politiediensten te Brussel" (nr. A400)
3
Question de Mme Simonne Creyf au ministre de
l'Intérieur sur "les services de police à Bruxelles"
(n° A400)
3
Sprekers:
Simonne Creyf, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs:
Simonne Creyf, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "het
rapport betreffende de nucleaire veiligheid van de
militaire basis van Kleine Brogel" (nr. A420)
6
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre de
l'Intérieur sur "le rapport concernant la sécurité
nucléaire à la base militaire de Kleine Brogel"
(n° A420)
6
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
implementatie van een éénvormig
communicatienetwerk voor de brandweer"
(nr. A450)
8
Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre
de l'Intérieur sur "la mise en oeuvre d'un réseau
de communication uniforme pour les services
d'incendie" (n° A450)
8
Sprekers: Ludwig Vandenhove, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Ludwig Vandenhove, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
wisselwerking tussen de civiele bescherming en
de brandweer" (nr. A451)
10
Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre
de l'Intérieur sur "la coopération entre la
protection civile et les services d'incendie"
(n° A451)
10
Sprekers: Ludwig Vandenhove, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Ludwig Vandenhove, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "het al dan
niet gratis karakter van de dienstverlening door
de brandweer" (nr. A452)
11
Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre
de l'Intérieur sur "le caractère de gratuité ou non
des services d'incendie" (n° A452)
11
Sprekers: Ludwig Vandenhove, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Ludwig Vandenhove, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
problematiek van de erkende huisarts" (nr. A429)
13
Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre
de l'Intérieur sur "la question du médecin
généraliste agréé" (n° A429)
13
Sprekers: Peter Vanvelthoven, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Peter Vanvelthoven, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "het
statuut van de vrijwillige brandweerman"
(nr. A446)
14
Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre
de l'Intérieur sur "le statut des pompiers
volontaires" (n° A446)
15
Sprekers: Peter Vanvelthoven, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Peter Vanvelthoven, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "het
koninklijk besluit van 14 december 2000 met
16
Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre
de l'Intérieur sur "l'arrêté royal du
14 décembre 2000 concernant le temps de
16
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
betrekking tot de arbeidstijd" (nr. A447)
travail" (n° A447)
Sprekers: Peter Vanvelthoven, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Peter Vanvelthoven, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "het
vakantiegeld van de brandweer" (nr. A448)
18
Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre
de l'Intérieur sur "le pécule de vacances du
personnel des services d'incendie" (n° A448)
18
Sprekers: Peter Vanvelthoven, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Peter Vanvelthoven, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
zonevorming" (nr. A449)
19
Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre
de l'Intérieur sur "la constitution des zones"
(n° A449)
19
Sprekers: Peter Vanvelthoven, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Peter Vanvelthoven, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister
van Binnenlandse Zaken over "het politie-
optreden in de Universele Ambassade" (nr. A466)
20
Question de Mme Zoé Genot au ministre de
l'Intérieur
sur "l'intervention policière à
l'Ambassade Universelle" (n° A466)
20
Sprekers: Zoé Genot, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Zoé Genot, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1


COMMISSIE VOOR DE
BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE ZAKEN EN HET
OPENBAAR AMBT
COMMISSION DE L'INTERIEUR,
DES AFFAIRES GENERALES ET
DE LA FONCTION PUBLIQUE
van
WOENSDAG
04
DECEMBER
2002
14:15 uur
______
du
MERCREDI
04
DECEMBRE
2002
14:15 heures
______

De vergadering wordt geopend om 14.19 uur door mevrouw Simonne Creyf, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.19 heures par Mme Simonne Creyf, présidente.
01 Question de Mme Pierrette Cahay-André au ministre de l'Intérieur sur "l'application de
l'article 298 CIR aux taxes communales" (n° A395)
01 Vraag van mevrouw Pierrette Cahay-André aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
toepassing van artikel 298 WIB met betrekking tot de gemeentebelastingen" (nr. A395)
01.01 Pierrette Cahay-André (MR): Madame la présidente, c'est
presque un tête à tête avec le ministre, que je remercie d'être à notre
écoute.

L'article 12, paragraphe 1 de la loi du 24 décembre 1996 relative à
l'établissement et au recouvrement des taxes provinciales et
communales précise que "sans préjudice des dispositions de la
présente loi, les dispositions du titre VII, chapitre 1
er
, 3, 4, 7, et 10 du
Code des impôts sur les revenus (CIR) et les articles 126 à 175 de
l'arrêté d'exécution de ce Code sont applicables aux taxes
provinciales et communales pour autant qu'elles ne concernent pas
spécialement les impôts sur les revenus".

Cet article rend donc applicable aux taxes communales toutes les
dispositions relatives au recouvrement des impôts et notamment
l'article 298 du CIR, modifié par la loi du 5 décembre 2001, qui
précise en son alinéa 2 que "les contraintes sont décernées par les
fonctionnaires chargés du recouvrement. Ces fonctionnaires
adresseront un rappel par voie recommandée au moins un mois
avant le commandement qui sera fait par huissier de justice, sauf si
les droits du Trésor sont en péril. Les frais sont à charge du
redevable".

L'article 298 du CIR, tel que modifié par la loi du 5 décembre 2001,
suscite parmi les receveurs communaux des divergences
d'interprétation. En effet, certains estiment que l'article 298 du CIR
n'est pas applicable selon une interprétation donnée par l'Union des
Villes et Communes. D'autres considèrent que, même si les travaux
préparatoires relatifs à l'adoption du nouvel article 298 du CIR
semblent essentiellement viser la perception d'additionnels, il
convient d'appliquer l'article précité puisque l'article 12 de la loi du 24
01.01 Pierrette Cahay-André
(MR): Artikel 12 § 1 van de wet
van 24 december 1996
betreffende de vestiging en
invordering van de provincie- en
gemeentebelastingen maakt alle
bepalingen betreffende de
invordering van belastingen, en
meer bepaald artikel 298 WIB,
zoals gewijzigd bij wet van 5
februari 2001, van toepassing op
de gemeentebelastingen.

Het gewijzigde artikel 298 WIB
wordt door de
gemeenteontvangers op
uiteenlopende manieren
geïnterpreteerd. Sommigen
volgen de interpretatie van de
Vereniging van Steden en
Gemeenten en menen dat dat
artikel niet van toepassing is.

Anderen zijn van oordeel dat het
artikel van toepassing is, ook al
schijnen de voorbereidende
werkzaamheden van het nieuwe
artikel 298 WIB erop te wijzen dat
dit artikel vooral over de
opcentiemen gaat. Zij zijn die
mening toegedaan omdat,
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
décembre 1996 relative au recouvrement des taxes communales
rend applicable le titre VII du Code d'Impôts sur les revenus.

En conséquence, monsieur le ministre, l'article 298, alinéa 2 du CIR
est-il applicable en matière de recouvrement des taxes
communales? La question est un peu complexe. J'attends donc votre
réponse.

Je ne savais si cette question devait vous être posée ou s'il était plus
indiqué de la poser au ministre des Finances, mais comme on m'a dit
que vous aviez la tutelle sur cette matière, j'ai donc finalement
décidé de vous la poser.
krachtens artikel 12 van de wet
van 24 december 1996
betreffende de invordering van de
gemeentebelastingen, titel VII van
het WIB van toepassing is.

Is artikel 298 van toepassing op
de invordering van
gemeentebelastingen?
01.02 Antoine Duquesne, ministre: Madame la présidente, madame
Cahay, en application de la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant
transfert de diverses compétences aux Régions et Communautés,
les Régions sont désormais compétentes pour l'organisation des
structures communales et provinciales dont elles assurent ou doivent
pouvoir assurer elles-mêmes la tutelle. La compétence pour la
législation organique en matière de communes et de provinces est
donc transférée aux Régions.

Cette législation organique comprend entre autres:
- la réglementation des institutions communales et provinciales
(institutions politiques et services administratifs), autant en ce qui
concerne leur composition et organisation, leurs compétences et
leurs responsabilités que leur fonctionnement;
- la politique et l'organisation relatives aux finances et aux matières
du personnel.

En conséquence, la loi du 24 décembre 1996 relative à
l'établissement et au recouvrement des taxes provinciales et
communales appartient aux compétences des Régions, sauf
toutefois en ce qui concerne le recours et la procédure y afférente
aux autorités judiciaires (art.10 de ladite loi). L'article 298, alinéa 2 du
Code des impôts sur les revenus, auquel se réfère l'article 12 de la
loi du 24 décembre 1996, tombe donc sous la compétence des
Régions.

Quant au fond, il me paraît que l'article 298 est applicable en
l'occurrence; il fait, en effet, partie du chapitre 1
er
du titre VII du Code
des impôts sur les revenus. Or, en application de l'article 12 de la loi
du 24 décembre 1996 relative à l'établissement et au recouvrement
des taxes provinciales et communales (tel que modifié par l'article 94
de la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale),
les dispositions des chapitres I, III, IV et VII à X du titre VII du Code,
ainsi que les articles 126 à 175 de son arrêté d'exécution sont
applicables aux taxes provinciales et communales pour autant
qu'elles ne concernent pas spécialement les impôts sur les revenus.

Bien que vous considériez qu'il s'agit d'une question peu complexe,
je vous remettrai quand même avec plaisir le texte écrit de ma
réponse.
01.02
Minister Antoine
Duquesne: De Gewesten zijn
bevoegd inzake de organisatie
van de gemeentelijke en
provinciale structuren waarop zij
het toezicht uitoefenen. De
bevoegdheid met betrekking tot
de organieke wetgeving
betreffende de gemeenten en de
provincies wordt dus naar de
Gewesten overgeheveld. Die
organieke wetgeving omvat onder
meer de regelgeving betreffende
de gemeentelijke en provinciale
instellingen en het beleid en de
organisatie inzake de financiën en
de personeelszaken. Bijgevolg
valt de wet van 24 december 1996
onder de bevoegdheid van de
Gewesten. Artikel 298 van het
WIB, waarnaar artikel 12 van de
wet van 24 december 1996
verwijst, ressorteert dus onder de
Gewesten. Inhoudelijk lijkt artikel
298 mij in casu van toepassing te
zijn; het maakt immers deel uit
van hoofstuk 1 van titel VII van
het WIB. Krachtens artikel 12 van
de wet van 24 december 1996
betreffende de vestiging en de
invordering van de provincie ­ en
gemeentebelastingen zijn de
bepalingen van de hoofdstukken
1, 3, 4 en 7 tot 10 van titel VII van
het Wetboek van toepassing op
de provincie
­ en
gemeentebelastingen voor zover
zij met name niet de belastingen
op de inkomsten betreffen.
01.03 Pierrette Cahay-André (MR): Monsieur le ministre, je vous
remercie pour votre réponse que je transmettrai aux fonctionnaires
communaux qui m'avaient demandé, au nom des receveurs de notre
sous-région, de vous poser cette question. Je préfère effectivement
01.03 Pierrette Cahay-André
(MR): Ik dank de minister en zal
zijn antwoord aan de betrokken
gemeenteambtenaren meedelen.
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
disposer du texte écrit car il s'agit d'une matière assez complexe.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
politiediensten te Brussel" (nr. A400)
02 Question de Mme Simonne Creyf au ministre de l'Intérieur sur "les services de police à
Bruxelles" (n° A400)
02.01 Simonne Creyf (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de
minister, mijn vraag is ingediend op 21 november laatstleden.
Ondertussen heb ik al de kans gekregen om tijdens de bespreking
van de programmawet u een en ander te vragen.

Ik heb echter ook nog wat documenten bij elkaar gelegd en als u mij
toestaat, mijnheer de minister, zou ik graag mijn vragen op basis van
de antwoorden die u mij reeds hebt verstrekt, nog iets preciseren.

Ik had meer bepaald informatie gekregen over het premiesysteem. In
de nota die we indertijd van de minister hebben gekregen, staat dat
om aan de specifieke noden van Brussel inzake aanwerving
tegemoet te komen er beslist werd om een bijkomende premie toe te
kennen van 1960 euro bruto per jaar aan alle leden van het
basiskader.

Voorzitter: Jan Peeters.
02.01 Simonne Creyf (CD&V):
Ma première question porte sur le
système de primes pour le
personnel de la police bruxelloise.
Il existe semble-t-il deux types de
système grâce auxquels les
nouveaux membres du personnel
bénéficient d'une prime
supplémentaire, contrairement
aux agents qui ont de
l'ancienneté. Cette information
est-elle exacte? Le ministre est-il
en mesure de préciser le système
de primes?
Président: Jan Peeters.

Om daar recht op te hebben, moet men bereid zijn om vijf jaar in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest te blijven.

Via via heb ik vernomen dat er wat de premies betreft eigenlijk twee
soorten premies zijn. Het eerste type premie wordt toegekend vanaf
1 januari 2003 aan degenen die reeds politieagent zijn en minimum 1
jaar anciënniteit hebben. Die premie heeft betrekking op de volledige
carrière maar is gespreid over 5 jaar: het eerste jaar een vijfde, de
volgende jaren twee vijfden, drie vijfden, vier vijfden, vijf vijfden,
enzovoort. Wie vanaf 1 januari 2003 nieuw in dienst komt, zou nog
een nieuwe, bijkomende en extra premie krijgen van 200.000 frank
op voorwaarde evenwel dat men vijf jaar in Brussel blijft en dat dit
een getekend engagement is. Indien men geen vijf jaar in Brussel
blijft, zou men die 200.000 terug moeten betalen.

Mijn vraag is of dit klopt. Hoe wordt het premiestelsel precies
toegepast? Bestaan er twee premies voor nieuwelingen en voor
degenen die reeds anciënniteit hebben? In het documentje dat we
gekregen hadden van de eerste minister heb ik dat niet gelezen.


Je m'interroge en outre sur le
bilinguisme obligatoire des agents
bruxellois. Ce principe implique
que les nouveaux agents soient
bilingues dès leur entrée en
service alors que les agents ayant
de l'ancienneté disposent de cinq
ans pour obtenir un brevet de
bilinguisme. Le ministre peut-il
également expliquer le système
en vigueur?
Graag kreeg ik enige informatie over het precieze premiesysteem.

Het tweede punt betreft de tweetaligheid. Ook hier heb ik de kans
gehad om u daarover te ondervragen. Ondertussen heb ik een
omzendbrief, door u ondertekend, mijnheer de minister, op de kop
kunnen tikken. Daarin wordt er, als ik mij niet vergis, een
onderscheid gemaakt tussen de personeelsleden die in dienst waren
voor 1 april 2001 en zij die pas erna in dienst kwamen. Voor de
Le mécanisme de sanction est
également à la base de
malentendus sur le terrain. Ainsi,
les membres du personnel qui
restent moins de cinq ans à
Bruxelles ou qui ne sont pas en
mesure de produire un brevet de
bilinguisme risquent de perdre leur
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
rijkswacht bijvoorbeeld was de tweetaligheid niet vereist van de
persoon maar wel de tweetaligheid van de dienst. Al wie op 1 april
2001 een ambt bekleedde, kan zijn betrekking behouden, zelfs als zij
die kennis van de tweetaligheid niet kunnen aantonen. Zij beschikken
over vijf jaar om te voldoen aan de vereisten van de taalkennis. In de
omzendbrief is dat een overgangsbepaling, terwijl de eigenlijke
bepaling is: "Er worden tabellen gegeven over de taalvereiste van de
nieuwe lokale politie. De hierboven vermelde niveaus moeten ten
laatste op het ogenblik van de benoeming in de betrokken diensten
verworven zijn".

Mijnheer de minister: is er inderdaad een onderscheid tussen wie
aangeworven is voor 1 april 2001 en vijf jaar tijd krijgen om
taalstudies te volgen en een brevet te halen en de nieuwen die op
het ogenblik van de benoeming tweetalig moeten zijn? Ik zou ook
graag van u vernemen hoe dit precies in mekaar zit.

Dan had ik ook nog een vraag omtrent het sanctiemechanisme. Hoe
werkt dat sanctiemechanisme, zowel voor wie geen
tweetaligheidsbrevet zal kunnen voorleggen als voor wie niet bereid
is vijf jaar in Brussel te blijven voor de Brusselpremie? Kunt u ook
het sanctiemechanisme nog iets preciezer toelichten? Ik vraag hier
naar de precieze mechanismen omdat ik vaststel, mijnheer de
minister, dat er op het terrein over diverse zaken nogal wat
misverstanden zijn.

Ik heb nog één opmerking. Mijnheer de minister, u hebt dat zelf ook
gesteld: in Brussel kampen wij met een bijzonder groot tekort, een
groot probleem van aanwerving van politiemensen. Wat komt daar
bovendien nog bij? Men stelt vast dat er zoveel bovenlokale
opdrachten zijn dat men er niet meer toekomt om wat men noemt de
tijd voor de wijkpolitie, de lokale politie dicht bij de bevolking, in te
vullen. Ik denk voor Brussel bijvoorbeeld aan de voetbalwedstrijden,
aan de politiemensen die moeten instaan voor het justitiepaleis en
binnenkort aan de Europese toppen. De zonechefs drukken hun
ongenoegen uit over het feit dat zij hun mensen voortdurend moeten
inzetten in bovenlokale functies en daardoor geen tijd hebben om de
politiefuncties dichtbij de mensen in te vullen.
prime, voire même de devoir la
rembourser. Le ministre peut-il
fournir de plus amples
informations à cet égard?

Pour terminer, je souhaiterais
attirer l'attention du ministre sur
les plaintes des chefs de corps
bruxellois concernant la grave
pénurie de personnel et la
sollicitation excessive du corps
pour des tâches policières
supplémentaires. Le maintien de
l'ordre lors de rencontres de
football, la surveillance au palais
de justice ou dans le cadre d'un
sommet européen: en définitive, il
reste peu de temps et de marge
de manoeuvre pour les missions
de police classiques. Quelles
solutions le ministre envisage-t-il?
02.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Creyf, wat betreft uw eerste vraag, zullen zowel de personeelsleden
van het basiskader die reeds in dienst zijn als degenen die nog in
dienst komen van een deficitaire Brusselse zone de bedoelde toelage
verkrijgen voor zover zij voldoen aan de gestelde voorwaarden.

Wat betreft uw tweede vraag kan ik het volgende antwoorden. Op het
einde van hun basisopleiding oriënteren de aspiranten hun loopbaan
zelf door te solliciteren voor plaatsen die op dat moment in de lokale
of in de federale politie vacant zijn. De aspiranten die op die manier
geen benoeming hebben verkregen, worden ambtshalve
aangewezen binnen de federale politie, zonder dat zij gebonden zijn
door de verplichting minstens drie jaar te wachten vooraleer te
solliciteren voor een andere betrekking. Velen onder hen die nog
geen andere betrekking hebben gekregen, worden tijdelijk
gedetacheerd naar een zone met een personeelsdeficit, voornamelijk
naar een zone in het Brussels Gewest.

Ik kom tot de derde vraag. Er moet absoluut een oplossing gevonden
02.02
Antoine Duquesne,
ministre: La prime sera octroyée
tant aux membres du personnel
du cadre de base déjà en service
qu'à ceux qui doivent encore
entrer en service dans la zone de
police de Bruxelles, pour autant
bien évidemment qu'ils
satisfassent aux conditions. Au
terme de leur formation de base,
les aspirants postulent à des
postes vacants dans les services
de la police locale ou fédérale.
Les candidats qui ne sont pas
nommés sont affectés d'office à la
police fédérale, sans toutefois être
tenus d'attendre au moins trois
ans avant de poser leur
candidature à une autre fonction.
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
worden voor het probleem van de rekrutering voor de Brusselse
zones. Wij moeten het de politiemensen mogelijk maken hun
taalkennis te verbeteren en het vereiste niveau binnen een redelijke
termijn te bereiken. Men kan de regering die doelstelling niet
verwijten. Het gaat er uiteindelijk om aan de bevolking een lokale
kwaliteitspolitie te waarborgen, en dat in beide landstalen. Over de
juridische middelen zijn wij nog aan het nadenken. Overigens, ik heb
al gedurende de discussie over de programmawet een antwoord
gegeven wat dit punt betreft.

Wat uw vierde vraag betreft, de idee is niet alleen nieuwe
inspecteurs aan te trekken voor de Brusselse zones maar ook ze
daar te houden. Daarom werd in een getrouwheidvoorwaarde
voorzien. Alleen wie vijf jaar ter plaatse blijft, krijgt een verhoging
van de Brusselse toelage. Wie de getrouwheidbelofte niet nakomt,
moet de verhoging van die premie dan ook terugbetalen.
Bon nombre d'entre eux, qui ne
sont pas encore entrés en
fonction, sont temporairement
détachés vers des zones affectées
par une pénurie de personnel, en
particulier dans la Région de
Bruxelles. Il est indispensable de
résoudre le problème du
recrutement dans les zones
bruxelloises. Les autorités
compétentes doivent permettre
aux officiers de police d'acquérir
la connaissance requise de l'autre
langue nationale dans un délai
raisonnable. Les moyens
juridiques nécessaires à cet effet
sont encore à l'examen. L'objectif
n'est pas seulement d'inciter de
nouveaux inspecteurs à travailler
dans les zones bruxelloises mais
encore de les encourager à y
rester. C'est pourquoi
l'augmentation de la prime
octroyée aux policiers bruxellois a
été liée à l'obligation de rester à
son poste pendant cinq ans. Celui
qui ne respecte pas cette
condition de fidélité devra
rembourser le montant de
l'augmentation.
De voorzitter: Mevrouw Creyf, nog een korte repliek?
02.03 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister, ik kan er in
komen dat u dat antwoordde. U antwoordde precies op de vragen die
ik op 21 november heb gesteld, maar ik had mijn vraagstelling wat
aangepast op basis van wat u mij verteld had tijdens de bespreking
van de programmawet. Mag ik u om een precisering vragen? Zowel
het basiskader als het nieuwe...
02.03 Simonne Creyf (CD&V):
J'ai posé quelques questions qui
ne figuraient pas dans le texte que
j'avais déposé et qui sont restées
sans réponse.
02.04 Antoine Duquesne, ministre: Madame, les réponses que je
vous donne concernent la prime "Bruxelles" et non la prime de
bilinguisme.
02.04
Minister Antoine
Duquesne: Mijn antwoorden
hebben betrekking op de premie
die de toelage Brussel-Hoofdstad
aanvult en niet op de
tweetaligheidspremie.
02.05 Simonne Creyf (CD&V): Maar klopt het, wat die Brussel-
premie betreft, dat er een onderscheid is tussen de toelage van
diegenen die voor 1 januari 2001 al aanwezig waren en die dus al
een anciënniteit hadden, en de toelage voor de nieuwe
politiemensen? Die laatsten zouden daarbovenop een premie van
200.000 frank krijgen? Is het die premie die men kan krijgen op
voorwaarde dat men vijf jaar in Brussel werkt? Gaat het om twee
verschillende premies of is er maar één?
02.05 Simonne Creyf (CD&V):
S'agit-il de deux primes
différentes, en fonction du
moment de l'entrée en service?
02.06 Antoine Duquesne, ministre: C'est ma réponse à la première 02.06
Minister Antoine
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
question, à savoir que ceux qui sont actuellement à Bruxelles
comme ceux qui vont y arriver, bénéficieront de cette allocation pour
autant qu'ils répondent aux conditions, notamment celle de rester
pendant cinq ans.
Duquesne: Ik herhaal dat zij die
in Brussel gevestigd zijn deze
premie zullen krijgen op
voorwaarde dat ze vijf jaar in
Brussel blijven.
02.07 Simonne Creyf (CD&V): Betekent dit dat er slechts één
Brussel-premie is?
02.07 Simonne Creyf (CD&V):
Concrètement, comment la prime
est-elle accordée?
02.08 Minister Antoine Duquesne: Ja.
02.09 Simonne Creyf (CD&V): En is het zo dat het eerste jaar 1/5
de
van de premie wordt toegekend en vervolgens 2/5
de
, 3/5
de
, 4/5
de
en
5/5
de
na het vijfde jaar?
02.10 Antoine Duquesne, ministre: Je dois vérifier la manière dont
le paiement est assuré, ce qui constitue le véritable objet de votre
question.
02.10
Minister Antoine
Duquesne: Ik moet nagaan hoe
de betaling gebeurt.
02.11 Simonne Creyf (CD&V): Ik hoorde nochtans het volgende,
mijnheer de minister.
De voorzitter: Mevrouw Creyf, gelieve ermee rekening te houden dat dit de repliek is. Wilt u bijkomende
informatie, dan moet u een bijkomende vraag stellen.
02.12 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mag ik toch
nog een korte vraag stellen wat de tweetaligheid betreft?

Mijnheer de minister, maakt u een onderscheid tussen degenen die
voor 1 januari 2001 in dienst waren en degenen die thans worden
aangeworven in het kader van de federale politie? Zijn de
taalvereisten voor beide categorieën verschillend of moeten zij op
dezelfde manier worden ingevuld?
02.12 Simonne Creyf (CD&V): Je
ne sais toujours pas si une
distinction est établie entre les
membres du personnel qui étaient
déjà en service au 1
er
janvier 2001
et ceux qui sont engagés
actuellement. La circulaire et les
propos du ministre sont
contradictoires. Je poserai
prochainement une nouvelle
question à ce sujet.
02.13 Antoine Duquesne, ministre: On accorde la prime de
bilinguisme à ceux qui remplissent les conditions pour l'obtenir.
02.13
Minister
Antoine
Duquesne: De
tweetaligheidspremie wordt
toegekend aan diegenen die aan
de voorwaarden beantwoorden.
02.14 Simonne Creyf (CD&V): Mijnheer de minister, in uw
rondzendbrief staat wat anders.

Mijnheer de voorzitter, ik vrees dat ik een nieuwe vraag zal moeten
indienen.
De voorzitter: Inderdaad, mevrouw Creyf, ik stel voor dat u een bijkomende vraag indient, zodanig dat de
minister het antwoord erop kan voorbereiden.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het rapport
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
betreffende de nucleaire veiligheid van de militaire basis van Kleine Brogel" (nr. A420)
03 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre de l'Intérieur sur "le rapport concernant la sécurité
nucléaire à la base militaire de Kleine Brogel" (n° A420)
03.01 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, een tijdje geleden zijn er enkele vragen gesteld ­
ook aan u ­ over de veiligheid van de militaire basis van Kleine
Brogel. Collega Brepoels en ikzelf hebben u gevraagd of de civiele
bescherming, de brandweerkorpsen en de lokale besturen in de
omgeving voldoende zijn geïnstrueerd over hetgeen hun stond te
doen in het geval er een ramp zou gebeuren op de militaire basis. De
verhoogde belangstelling voor dat thema kwam voort uit de berichten
in de kranten over een verhoogde staat van paraatheid op de basis
ingevolge de dreiging van een mogelijke terroristische aanslag. In de
pers is gebleken dat dat laatste ook een realiteit is. Er zijn
aanwijzingen dat Kleine Brogel een doelwit zou kunnen zijn of
geweest zijn.

Bij de vorige vraag, mijnheer de minister, is van uwentwege een
soort engagement of bereidheid naar voren gekomen om onder de
leiding van de gouverneur de verschillende korpsen toch nog eens
bijeen te brengen om na te gaan of iedereen inderdaad voldoende
was geïnformeerd. De verschillende verklaringen in de pers van
diverse korpsoversten voedden toch wel het vermoeden dat het niet
altijd het geval was.

Ondertussen, mijnheer de minister, is via de lokale televisie een
document aan het licht gekomen. Het gaat om een nuclear surety
inspection rapport, waarin staat dat er in Kleine Brogel toch wel wat
problemen zijn met betrekking tot de nucleaire veiligheid. Het is een
rapport van het Amerikaanse leger. Uit die verklaringen in de media
zou blijken dat er een aantal problemen zijn. Er is geen exacte
locatie van de risico's, de beveiliging van de wapens laat te wensen
over enzovoort. Daaruit zou ook blijken dat men in Peer nogal
verouderde checklists gebruikt om een aantal voorzorgsmaatregelen
te nemen.

Ik heb begrepen dat het rapport al van enkele jaren geleden dateert,
maar ik vind het belangrijk genoeg om opnieuw uw aandacht te
vragen. U hebt toen gezegd dat de veiligheid op de basis de
verantwoordelijkheid van de Amerikanen is. Nu blijkt uit zo'n verslag
dat de Amerikaanse inspectie ook niet altijd even gerust is. Daarom
durf ik u toch nog een aantal vragen te stellen.

U zei ­ bijvoorbeeld ­ dat de brandweer van Bree over het
urgentieplan beschikt en op de hoogte is van de risico's. Nu blijkt de
aanwezigheid van een nucleair risico door de Amerikaanse
inspectiediensten toch ook te worden geëvalueerd. Kunt u bevestigen
dat de brandweer wel degelijk op de hoogte is van het risico? Is het
inderdaad zo dat de bevoegde hulpdiensten ­ die buiten de basis
werken ­ voldoende zijn opgeleid en uitgerust om in geval van een
nucleaire ramp deskundig te kunnen optreden? Ik ben geen expert in
de materie, maar moeten wij die zaak op Kleine Brogel inschatten als
het risico in de omgeving...

(Het geluid van een GSM weerklinkt)
(Une sonnerie de GSM retentit)
03.01 Jo Vandeurzen (CD&V):
La presse a fait état d'un rapport
secret provenant de la base
américaine de Kleine Brogel.
Selon ce rapport, le matériel
nucléaire de la base bénéficierait
d'une protection insuffisante et le
niveau d'entraînement des
troupes ne permettrait pas de
garantir une réaction adéquate en
cas d'accident nucléaire. Dans
une réponse, le ministre
Duquesne a souligné que ces
points relèvent de la compétence
de l'armée américaine. Toutefois,
la formation du personnel des
services d'incendie et de la
protection civile, à qui il est fait
appel en cas de catastrophe,
relève de la compétence du
ministre de l'Intérieur.

Le service d'incendie de Bree a-t-
il connaissance de tous les points
dangereux de la base et de tous
les dangers nucléaires à prendre
en considération? Tous les
services de secours compétents
disposent-ils d'un équipement
suffisant et sont-ils entraînés pour
intervenir adéquatement en cas
de catastrophe nucléaire?

Ne conviendrait-il pas d'appliquer
aux communes environnantes les
mêmes mesures de sécurité
qu'aux communes proches d'une
centrale nucléaire?
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Moeten wij het beschouwen als hetzelfde risico als bij een nucleaire
centrale?
03.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, op 26
november heeft de provinciegouverneur van Limburg, op mijn
verzoek, een informatievergadering georganiseerd betreffende de
veiligheid van deze basis. Deze vergadering werd gehouden met de
commandanten van de brandweerdiensten van Bree en Wemmel. De
verantwoordelijke officieren van het 100-Centrum Hasselt, de
leidende officier van de permanente eenheid van de civiele
bescherming van Brasschaat, de zone-chef van de lokale politie, de
arrondissementscommissarissen, alsook de provinciale commandant
en de commandant van de militaire basis van Kleine Brogel.

Ik wijs erop dat reeds voordien contacten hadden plaatsgevonden
tussen alle betrokken diensten die hebben geleid tot de opstelling
van een bijzonder interventieplan voor de civiele hulpdiensten.
Tijdens de vergadering van 26 november werden de civiele
hulpdiensten duidelijk en omstandig ingelicht over de
veiligheidsmaatregelen die door de militairen in hun basis genomen
worden.

De basiscommandant heeft me met name vermeld dat op de basis
een zeer hoog beveiligingsniveau geldt, dat ook de nodige
bescherming biedt bij de impact van een mogelijk terroristische
aanslag. Ik herinner eraan dat ingeval van een ongeval op een
militaire site, de militaire overheid verantwoordelijk is voor het
beheer en het onder controle brengen van het ongeval en bijgevolg
ook voor de efficiëntie en de veiligheid van de interventie van de
civiele hulpdiensten, waarvan de interventie gevraagd wordt.

Indien dergelijk ongeval zich voordoet, moet de militaire overheid
onmiddellijk aan de burgerlijke overheden de nodige informatie
verstrekken over de militaire tuigen, over het ontploffingsgevaar van
bepaalde bestanddelen of over de besmettingsrisico's. Zij moet
eveneens de bijzondere veiligheidsmaatregelen nemen die
aangepast zijn aan de specifieke risico's van het ongeval.

Ik heb natuurlijk vertrouwen in de militaire overheden die in elk geval
de voorschriften van het noodplan moeten naleven. Als er zich een
incident zou voordoen op een militaire basis, zouden zij mij hiervan
onmiddellijk op de hoogte brengen en zouden zij mij alle nuttige
inlichtingen verschaffen, opdat ik op mijn beurt de gepaste
maatregelen zou kunnen treffen ten aanzien van de bevolking.
03.02
Antoine Duquesne,
ministre: Le 26 novembre, le
gouverneur du Limbourg a
organisé, à ma demande, une
réunion d'information sur la
sécurité à la base de Kleine
Brogel. Les commandants des
services d'incendie de Bree et
Lommel, le responsable du
service 100 de Hasselt, la
protection civile de Brasschaat, le
chef de zone de la police locale,
les commissaires
d'arrondissement, le commandant
provincial et le commandant de la
base lui-même y ont assisté. Tous
les intéressés avaient déjà eu
préalablement des contacts qui
ont permis d'élaborer un plan
d'urgence spécifique pour les
services de secours civils. Au
cours de la réunion du 26
novembre, les services de
secours civils ont été clairement
informés des mesures de sécurité
militaires en vigueur sur la base.
La base elle-même dispose d'un
dispositif de sécurité de haut
niveau, qui la protège également
contre les effets d'une éventuelle
attaque terroriste. En cas
d'accident sur un site militaire,
c'est l'autorité militaire qui est
chargée de contrôler la situation et
c'est donc elle qui est notamment
responsable de l'efficacité et de la
sécurité de l'intervention des
services de secours civils. Si un
accident se produisait, l'autorité
militaire devrait immédiatement
informer l'autorité civile de la
nature du matériel militaire, du
risque d'explosion de certaines
composantes et des éventuels
risques de contamination. Les
militaires doivent également
prendre les mesures de sécurité
particulières adaptées aux risques
spécifiques de l'accident. Je suis
convaincu que l'autorité militaire
de Kleine Brogel respectera à la
lettre les dispositions du plan
d'urgence.
03.03 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de 03.03 Jo Vandeurzen (CD&V): Je
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
minister voor zijn antwoord, alsook voor het feit dat hij het
engagement dat hij genomen heeft op de vorige bijeenkomst ook
heel snel heeft uitgevoerd. Dat kan alleen maar op de waardering
van het Parlement rekenen.
remercie le ministre pour sa
réponse et pour son initiative.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
implementatie van een éénvormig communicatienetwerk voor de brandweer" (nr. A450)
04 Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre de l'Intérieur sur "la mise en oeuvre d'un
réseau de communication uniforme pour les services d'incendie" (n° A450)
04.01 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, collega's, mijn eerste vraag met betrekking tot de
brandweer handelt over het communicatienetwerk ASTRID waarover
we heel wat informatie krijgen toegestuurd. Mijnheer de minister, zal
dit communicatienetwerk ook voor de brandweer worden ingevoerd?
Zo ja, wanneer? Is dit systeem aangepast aan de specifieke eisen die
met de brandweer te maken hebben?
04.01
Ludwig Vandenhove
(SP.A): Des informations
contradictoires circulent à propos
de la mise en service d'un réseau
de communication uniforme pour
les services d'incendie. Un tel
système va-t-il voir le jour? Dans
l'affirmative, dans quels délais?
Le système de la SA Astrid sera-t-
il adapté aux exigences des
services d'incendie en matière de
communications?
04.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, artikel 7
van de beheersovereenkomst tussen de Belgische Staat en de
NV ASTRID bepaalt dat de brandweerdiensten kunnen gebruikmaken
van de diensten aangeboden door de NV ASTRID. Ik heb het nodige
gedaan opdat de brandweer voor haar diverse niveaus haar
behoeftes inzake communicatiemogelijkheden aan de NV ASTRID
kan bezorgen. Ik noem er slechts een paar: de gebruikersgroep niet-
politionele hulpverlening en het raadgevend comité van de
gebruikers. In nauwe samenwerking met de vertegenwoordigers van
de brandweer in deze groepen heeft mijn administratie, onder
andere, een gemeenschappelijk communicatiemodel opgesteld om
interdisciplinaire samenwerking mogelijk te maken die door de
brandweer werd goedgekeurd.
04.02
Antoine
Duquesne,
ministre: Aux termes d'une
convention de gestion conclue
entre l'Etat belge et la SA Astrid,
les services d'incendie peuvent
utiliser les services de la
SA Astrid. J'ai veillé à ce que les
services d'incendie puissent
clairement informer la SA Astrid
de leurs besoins en matière de
possibilités de communication.
Mon administration a défini un
modèle de communication
commun permettant une
collaboration interdisciplinaire. Les
services d'incendie l'ont approuvé.
Je puis vous dire que, dans la région de Gand, c'est-à-dire en
Flandre orientale, il y a déjà la participation d'un certain nombre de
services de pompiers, à Zelzate je pense, à la satisfaction générale.
Je suis convaincu qu'il faut généraliser ce principe.
Tot ieders tevredenheid hebben
de brandweerdiensten van Oost-
Vlaanderen hun medewerking al
bevestigd. Zelzate is hiervan een
mooi voorbeeld. We moeten dit
principe veralgemenen.
04.03 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de minister, wat is de
voorziene timing?
04.04 Antoine Duquesne, ministre: Il faut d'abord terminer
l'implémentation du système "Astrid" dans toutes les provinces. Nous
espérons que ce sera chose faite début 2004.
04.04
Minister
Antoine
Duquesne: Eerst moet Astrid in
alle provincies worden
geïmplementeerd, wat voor begin
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Il faut aussi convaincre les services de pompiers qui sont toujours
des services communaux, de l'utilité et de la faisabilité de leur
participation. La police fédérale y participe, de même que la
protection civile. Vous savez tous les efforts que je fais pour la police
locale mais également pour les pompiers.
2004 gepland is. Op dat ogenblik
zullen we de gemeentediensten er
kunnen van overtuigen dat hun
deelname een haalbare kaart is.
Het staat al vast dat de federale
politie en de civiele bescherming
meewerken. Als dit nog niet is
gebeurd, zal ik Astrid eraan
herinneren het gepaste bericht
door te sturen.
04.05 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de minister, ik ben
graag bereid u te geloven. Ik stel voor dat de brandweer goed en
correct wordt geïnformeerd. Ik vrees dat op dit ogenblik hierover
onduidelijkheid heerst. U zegt dat de brandweerkorpsen en de
gemeenten overtuigd moeten worden op in het systeem te stappen.
Akkoord, maar mijns inziens moeten de overheid en de NV Astrid
eerst correcte en goed informatie geven zodat de brandweer weet
dat met zijn specifieke noden wordt rekening gehouden en dat het
communicatienetwerk ook voor de brandweer bruikbaar zal zijn.
04.05
Ludwig Vandenhove
(SP.A): Je veux bien le croire.
Mais, dans ce cas, une
communication adéquate entre le
niveau politique ou la SA Astrid et
les services d'incendie est
indispensable.
04.06 Antoine Duquesne, ministre: Je croyais que le nécessaire
avait été fait par le réseau Astrid, mais si cela n'a pas été fait, je vais
rappeler l'urgence d'envoyer une communication adéquate.
04.07 Ludwig Vandenhove (SP.A): Dank u, mijnheer de minister
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
wisselwerking tussen de civiele bescherming en de brandweer" (nr. A451)
05 Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre de l'Intérieur sur "la coopération entre la
protection civile et les services d'incendie" (n° A451)
05.01 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, ook daarover had ik u graag een vraag gesteld. De
civiele bescherming is vorige week nog om andere redenen in de
actualiteit geweest. Samen met collega Peter Vanvelthoven, die
straks ook enkele vragen zal stellen in deze commissie, heb ik er
enkele weken geleden nog eens op gehamerd dat het goed zou zijn
dat er een betere taakverdeling zou komen tussen, enerzijds, de
civiele bescherming en, anderzijds, de brandweer. Dat is gelijkaardig
en vergelijkbaar met het model van de politiehervorming, waarbij de
federale politie een aantal opdrachten heeft en waarbij ook de lokale
politie een aantal opdrachten heeft.

Mijnheer de minister, mijn vraag is de volgende.

Ten eerste, bent u de idee genegen om terzake tot een heel
duidelijke taakverdeling te komen?

Ten tweede, voorziet u ook nog in de praktijk dat u bepaalde
initiatieven zal nemen, al dan niet nog in deze legislatuur, of wat is
de timing daarvan?
05.01
Ludwig Vandenhove
(SP.A): La protection civile et les
services d'incendie sont des
entités distinctes dont les missions
ne sont pas clairement définies.

Le ministre est-il partisan d'une
délimitation précise des tâches de
ces services? Prendra-t-il des
initiatives en ce sens? Dans
l'affirmative, dans quel délai?
05.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, de wet 05.02
Antoine Duquesne,
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
van 31 december 1963 en verschillende wetsbepalingen organiseren
een bepaalde samenwerking tussen de civiele bescherming en de
openbare brandweerdiensten.

Gelet echter op de stijgende verscheidenheid en de toename van
hun opdrachten om aan de noden te kunnen beantwoorden, klopt het
dat die maatregelen ontoereikend zijn en dat er een evidente
noodzaak bestaat om de taak van elke hulpdienst beter te
omschrijven en te verduidelijken.

De huidige federale reglementering geeft geen duidelijke
omschrijving van de taken van de civiele bescherming en de
brandweer. Om die reden hebben mijn diensten een wetsontwerp
opgesteld met de bedoeling aan de Koning de bevoegdheid te
verlenen om zowel de federale als de gemeentelijke opdrachten van
de hulpdiensten te bepalen. Dat ontwerp zal in de komende dagen bij
het Parlement worden ingediend.

Die taakverdeling wordt momenteel besproken in een van de
werkgroepen die ik heb opgericht om de herinvoering van de niet-
politionele hulpverlening voor te bereiden. Die werkgroep heeft haar
conclusies ingediend en er werd een ontwerp van koninklijk besluit
opgesteld dat van kracht zal worden zodra het vermelde wetsontwerp
goedgekeurd zal zijn.
ministre: La loi du 31 décembre
1963 et d'autres dispositions
légales organisent une certaine
collaboration entre la protection
civile et les services d'incendie. Il
faut toutefois délimiter plus
clairement les tâches de ces deux
services de secours. Mes services
préparent un projet de loi qui
confère au Roi la compétence de
déterminer les missions des
services de secours aux niveaux
fédéral et communal. Le projet
sera déposé sous peu au
Parlement. Le groupe de travail
qui s'est réuni au sujet de la
répartition des tâches est prêt. Un
projet d'arrêté royal, qui entrera en
vigueur dès l'adoption du projet de
loi précité, est également en
préparation.
05.03 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de minister, als ik het
goed begrijp, zal dat misschien nog dit jaar, of in elk geval nog in
deze legislatuur gebeuren.
05.03
Ludwig Vandenhove
(SP.A): Le projet sera-t-il encore
déposé cette année?
05.04 Minister Antoine Duquesne: Ik hoop volgende week.
05.04
Antoine Duquesne,
ministre: J'espère qu'il le sera la
semaine prochaine.
05.05 Ludwig Vandenhove (SP.A): Dat is een heel positief
antwoord. Dank u wel.
05.05
Ludwig Vandenhove
(SP.A): Voilà une réponse très
positive.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het al
dan niet gratis karakter van de dienstverlening door de brandweer" (nr. A452)
06 Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre de l'Intérieur sur "le caractère de gratuité ou
non des services d'incendie" (n° A452)
06.01 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, collega's, ik heb nog een laatste korte vraag rond de
preventie van de brandweer. Ik weet dat het een discutabel punt is
wie hiervoor bevoegd is: de federale overheid of de Gewesten of
Gemeenschappen. Ik weet dat dat nogal dubbelzinnig is.

Mijnheer de minister, ik zou u willen vragen of u nog in bepaalde
initiatieven voorziet en ik heb het meer bepaald over de kostprijs van
bepaalde preventieactiviteiten. Wij stellen nu vast dat sommige
korpsen daar geld voor aanrekenen, terwijl andere korpsen dat niet
doen. Ik denk dat het tijd is dat er niet alleen een eenvormig
preventiebeleid wordt gevoerd maar dat er ook een eenvormige,
06.01
Ludwig Vandenhove
(SP.A): Dans certaines
communes, tous les services des
pompiers sont offerts
gratuitement, comme la loi le
prévoit du reste, mais ce n'est pas
le cas partout. Il n'y a pas de
politique uniforme, en particulier
dans le domaine de la prévention.

Le ministre envisage-t-il de
prendre des initiatives en vue
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
duidelijke boodschap aan de bevolking gegeven wordt. Ook voor de
brandweer is preventie even belangrijk als brandweerman spelen.
Mijn vraag is dus of u ten eerste nog bepaalde inhoudelijke
initiatieven plant en of u ten tweede vooral wat het financiële aspect
betreft een eenvormigheid wil creëren voor het hele grondgebied. Nu
zit men daar eigenlijk in een oneerlijke situatie waarbij sommige
gemeenten een bedrag aanrekenen en andere niet. Laten we eerlijk
zijn, sommige preventieactiviteiten behoren effectief ook tot de taken
van de brandweer.
d'une plus grande harmonisation?
06.02 Antoine Duquesne, ministre: L'article 85, alinéa 2, de la loi du
24 décembre 1976 relative aux propositions budgétaires 1976-1977
impose aux communes de récupérer, à charge des bénéficiaires des
prestations, les frais occasionnés aux services d'incendie lors des
prestations fournies par ces services en dehors des lois et
règlements.

S'il semble acquis que les frais occasionnés lors des missions non
légales ou non réglementaires doivent être facturés, le soin à
réserver aux frais occasionnés lors d'interventions légales ou
réglementaires n'est pas défini par la législation. En effet, l'article 85,
alinéa 2, de la loi du 24 décembre 1976, à laquelle j'ai fait référence,
ne précise rien quant à la facturation de ces frais. Il est donc
nécessaire de savoir quelles missions sont considérées comme
légales ou réglementaires et celles qui ne le sont pas.

Actuellement, la doctrine et la jurisprudence considèrent comme
missions légales et réglementaires les missions suivantes: la lutte
contre l'incendie en vertu de l'article 135, paragraphe 2, 5° de la
nouvelle loi communale, la prévention des incendies en vertu de
l'article 135, paragraphe 2, 5° de la nouvelle loi communale, le
contrôle de l'application des mesures prescrites par les lois et
règlements relatifs à la prévention des incendies, en vertu de l'article
22 de l'arrêté royal du 8 novembre 1967 portant, en tant de paix,
organisation des services communaux et régionaux d'incendie et
coordination des secours en cas d'incendie et enfin, les missions
indiquées dans le règlement organique du service incendie.

Un projet de loi portant modification de la loi du 31 décembre 1963
sur la protection civile, qui permet notamment au Roi de déterminer
les missions des services publics d'incendie et celles de la protection
civile, auxquelles je viens de faire référence, va être déposé, je
l'espère, pour la semaine prochaine. Ce projet tend à permettre au
Roi de définir les missions réglementaires qui relèvent
respectivement des services d'incendie et de la protection civile,
c'est-à-dire d'effectuer une répartition incontestable entre ces deux
services de secours. Toutes les missions qui ne seront pas
énumérées dans cet arrêté royal ou dans d'autres textes seront, à
mon sens, nécessairement payantes.

Quant aux missions réglementaires, elles pourront ou non être
facturées par les services de secours en fonction de la décision du
conseil communal. Actuellement, si les missions de la protection
civile sont en partie fixées dans l'arrêté royal du 23 juin 1971
organisant les missions de la protection civile et la coordination des
opérations lors d'événements calamiteux, de catastrophes et de
sinistres, aucune disposition réglementaire fédérale ne précise, à
l'exception de la lutte contre l'incendie et de la prévention de celui-ci,
06.02
Minister Antoine
Duquesne: Krachtens de wet van
24 december 1976 betreffende de
budgettaire voorstellen 1976-1977
moeten de kosten van de
prestaties die door de diensten
van de civiele bescherming en de
brandweerdiensten worden
verricht buiten de hun door de
wetten en reglementen opgelegde
interventies op de begunstigden
van die prestaties worden
verhaald. De wetgeving bevat
echter geen bepalingen met
betrekking tot de kosten van de
prestaties die door die diensten
worden verricht in het kader van
de hun door de wetten en
reglementen opgelegde
interventies. Er moet dus worden
uitgemaakt welke interventies al
dan niet door de wetten en
reglementen worden opgelegd.

In de rechtsleer en de rechtspraak
worden volgende taken
beschouwd als zijnde opgelegd
door de wetten en de
reglementen: brandbestrijding,
brandpreventie, de controle van
de toepassing van de door de
wetten en reglementen opgelegde
maatregelen inzake
brandpreventie en de opdrachten
vermeld in het organiek reglement
van de brandweer. Ik hoop
volgende week een wetsontwerp
tot wijziging van de wet van 31
december 1963 betreffende de
civiele bescherming te kunnen
indienen dat het mogelijk moet
maken de taken van de
brandweerdiensten en de civiele
bescherming vast te stellen. Dat
ontwerp strekt ertoe een duidelijke
taakverdeling tussen beide
hulpdiensten tot stand te brengen.
Voor alle opdrachten die niet in de
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
les missions exactes des services publics d'incendie.

Dès qu'elles seront clairement établies dans une disposition
réglementaire, il sera possible pour les autorités communales de
déterminer s'il convient de facturer ou non leurs interventions. C'est
donc un système de cascade: il faut voter la loi; dès que la loi est
votée, on prend l'arrêté répartissant les tâches réglementaires et
légales entre les différents services; à ce moment-là on sait
certainement celles qui peuvent être payantes et celles qui ne le sont
pas.
teksten worden vermeld zal mijns
inziens moeten betaald worden.
De door de wetten en reglementen
opgelegde taken zullen al dan niet
kunnen worden aangerekend
naargelang van de beslissing van
de gemeenteraad. De taken van
de civiele bescherming worden
gedeeltelijk vastgesteld bij het
koninklijk besluit van 23 juni 1971,
maar momenteel omschrijft geen
enkele federale regelgeving de
precieze taken van de openbare
brandweerdiensten (met
uitzondering van brandbestrijding
en brandpreventie). Zodra de wet
zal zijn aangenomen, zal een
besluit worden uitgevaardigd tot
verdeling tussen de diverse
diensten van de bij de wetten en
reglementen vastgestelde taken
en zal duidelijk worden welke al
dan niet eventueel kunnen worden
aangerekend.
06.03 Ludwig Vandenhove (SP.A): Mijnheer de minister, ik wacht
natuurlijk in volle verwachting op het wetsontwerp. Ik denk dat het
moeilijk is om daar nu over te oordelen vermits u zegt dat een aantal
taken meer gespecificeerd zullen worden. Het zou kunnen dat ik
inderdaad op deze vraag terugkom omdat ik denk dat sedert de
oorspronkelijke wet die u ons voorgelezen hebt het aspect preventie
bij de brandweer veel belangrijker geworden is en ook veel
gevoeliger ligt bij de bevolking. We zullen volgende week kijken
welke taken er in het wetsontwerp omschreven zijn en welke niet. Ik
hoop dat we daarover naar aanleiding van het wetsontwerp ook in het
Parlement zullen kunnen debatteren.
06.03
Ludwig Vandenhove
(SP.A): J'attendrai le projet de loi
pour revenir éventuellement sur
ce point. La fonction préventive
des services d'incendie a acquis
une importance accrue et la
population s'en préoccupe.
06.04 Antoine Duquesne, ministre: La loi utilise des formulations
générales, d'où l'importance de l'arrêté. Mais nous aurons l'occasion
de parler de toute cette problématique lors de la discussion du projet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
problematiek van de erkende huisarts" (nr. A429)
07 Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre de l'Intérieur sur "la question du médecin
généraliste agréé" (n° A429)
07.01 Peter Vanvelthoven (SP.A): Dank u wel, voorzitter. Excuus
voor het laattijdig arriveren, mijnheer de minister.

Mijn eerste vraag betreft de problematiek van de erkende huisartsen.
Naar aanleiding van de politiehervorming, mijnheer de minister, werd
er toen beslist dat voortaan alle politiemensen ­ net zoals dat toen al
van toepassing was op de militairen en de leden van de rijkswacht ­
een beroep konden doen op een erkende huisarts. De
07.01
Peter Vanvelthoven
(SP.A): Dans le cadre de la
réforme des polices, il a été
décidé de permettre à tous les
membres du personnel des
services de police de consulter
gratuitement un médecin
généraliste agréé. Les
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
dienstverlening van die erkende huisarts was dan gratis. Ook als die
erkende huisarts de betrokkene doorverwees naar een specialist
waren die behandelingen gratis.

De politiehervorming brengt natuurlijk met zich dat er veel meer
patiënten een beroep kunnen doen op die erkende huisarts. Het is
nogal evident dat men daar ook een beroep op gaat doen. Die
kostenloze behandeling is natuurlijk zeer aantrekkelijk. Enige tijd
geleden ­ een jaar geleden als ik mij niet vergis ­ is er een vraag
geweest uitgaande van het ministerie van Binnenlandse Zaken aan
de huisartsen om te vragen of men geïnteresseerd was in het statuut
van erkend huisarts. Ik begrijp dat de huisartsen, die destijds hun
aanvraag hebben gedaan om als erkend huisarts te mogen werken,
vandaag nog altijd niet weten hoe het met dat dossier staat en of ze
al dan niet erkend gaan worden. Ondertussen stellen ze natuurlijk wel
vast dat een aantal van hun patiënten inderdaad uit hun praktijk gaan
wegblijven om de begrijpelijke reden dat wanneer ze zich laten
behandelen door een erkende huisarts de medische verzorging gratis
is.

Vandaar twee vragen aan u, mijnheer de minister. Een, wanneer kan
een beslissing verwacht worden over het al dan niet erkennen van
huisartsen die bij u een aanvraag deden? Twee, welke criteria zullen
uitmaken welke huisartsen al dan niet erkend zullen worden?
consultations chez tous les
spécialistes à qui ce médecin
adresse les patients sont
également gratuites.

De nombreux médecins
généralistes ont introduit une
demande d'agrément mais n'ont
toujours pas été informés d'une
quelconque décision du ministre.
Une situation de concurrence
déloyale est née entre temps.

Quand le ministre rendra-t-il une
décision à propos de l'agrément
des médecins généralistes? Sur
quels critères se fondera-t-il?
07.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, monsieur
Vanvelthoven, pour répondre à votre première question, je dirai tout
d'abord que l'on ne peut pas émettre de critiques quant à un éventuel
retard. En effet, une circulaire GPI 28 ainsi qu'un nouvel appel aux
candidats ont été publiés au Moniteur belge du 29 novembre dernier.
Y est précisée la nouvelle procédure d'agrément qui a été
modernisée et simplifiée. Elle repose sur le principe selon lequel
chaque médecin sollicitant l'agrément le recevra, sauf pour les cas
évidents dans lesquels il doit être refusé. Je reviendrai sur ce point.

Les demandes étant actuellement encore en cours de traitement
conservent leur validité et leur traitement sera accéléré. Les
nouvelles demandes d'agrément pourront continuer à être
introduites.

En ce qui concerne votre deuxième question, les critères d'agrément
sont énumérés dans la circulaire à laquelle je viens de faire
référence. Ils n'ont rien d'extravagant et ont trait en particulier à
l'étendue du recyclage du médecin, à la façon dont les dossiers
doivent être gérés, à son bilinguisme dans les zones bilingues, ainsi
qu'à sa disponibilité. Il ne s'agit donc nullement de critères
d'exclusion.

Une décision sera prise pour chaque demande et les motivations
d'un éventuel refus seront communiquées au médecin ayant sollicité
l'agrément.
07.02
Minister Antoine
Duquesne: Op 29 november
2002 werd in het Belgisch
Staatsblad
een rondzendbrief
(GPI28) en een nieuwe oproep
aan de kandidaten gepubliceerd.
Voortaan zal elke arts die om de
erkenning verzoekt die ook
krijgen, behalve in de
overduidelijke gevallen waarin ze
moet worden geweigerd. De
aanvragen die nog in behandeling
zijn blijven geldig en er kunnen
nog steeds nieuwe aanvragen
worden ingediend. De
erkenningscriteria worden
opgesomd in de rondzendbrief
GPI28 en zijn werkelijk niet zo
bijzonder. Zij hebben te maken
met de bijkomende opleiding van
de arts, met de manier waarop de
dossiers moeten worden beheerd,
met de tweetaligheid in de
tweetalige zones en met de
beschikbaarheid van de arts. Voor
elke aanvraag zal een beslissing
worden genomen en wanneer de
erkenning wordt geweigerd, zullen
de redenen daarvoor worden
meegedeeld aan de arts die de
aanvraag had ingediend.
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
07.03 Peter Vanvelthoven (SP.A): Mijnheer de minister, blijkbaar
komt er dan toch schot in de zaak.

Heeft u er enig idee van tegen wanneer de erkenningen kunnen
worden toegestaan met betrekking tot de reeds ontvangen
aanvragen? Heeft u al enig zicht op het tijdspad? U zei daarnet dat
het spoedig zou gebeuren voor de ingediende aanvragen.
07.03
Peter Vanvelthoven
(SP.A): Je constate donc que
cette affaire progresse. Quand les
agréments concernant les
demandes déjà introduites seront-
ils accordés?
07.04 Antoine Duquesne, ministre: J'imagine que cela va aller très
vite. Cependant, il faut se rendre compte à quelle contrainte est
soumise pour l'instant la direction générale des ressources humaines
avec la mise en oeuvre de tous les éléments de la réforme des
polices. Ceci est un travail qui n'est pas très compliqué et qui devrait
se faire très rapidement.
07.04
Minister Antoine
Duquesne: Dat zal zeer snel
gebeuren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het
statuut van de vrijwillige brandweerman" (nr. A446)
08 Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre de l'Intérieur sur "le statut des pompiers
volontaires" (n° A446)
08.01 Peter Vanvelthoven (SP.A): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, de vrijwillige brandweerman is volgens mij iemand die
onlosmakelijk verbonden is ­ en dat ook moet blijven ­ met het hele
brandweergebeuren. Meestal oefenen de vrijwillige
brandweermensen elders een hoofdberoep uit en zijn zij in hun vrije
tijd actief bij de brandweer.

Buiten hun normale werkuren rukken vrijwillige brandweermannen
regelmatig uit voor een aantal opdrachten waarvoor de brandweer
wordt opgeroepen. Zij moeten aanwezig zijn in de kazerne en nemen
deel aan verplichte oefeningen, zij volgen opleidingen en bijscholing,
enzovoort.

Het statuut van de vrijwillige brandweermannen is slecht geregeld.
Dat weet wellicht iedereen. Er rijzen problemen inzake de sociale
zekerheid, alsook op het vlak van het fiscaal stelsel, van het
arbeidsreglement, van het syndicaal statuut, van de
werkloosheidsuitkeringen, van het vakantiegeld, van het pensioen,
enzovoort.

In mijn interpellatie van 20 maart van dit jaar drong ik erop aan dat
er, ook wat dit dossier betreft, schot in de zaak zou komen. Op het
ministerie van Binnenlandse Zaken werd immers een studie gemaakt
met betrekking tot de problemen van de vrijwillige
brandweermannen. Tot op heden bracht die studie evenwel nog niet
veel teweeg.

Destijds, mijnheer de minister, antwoordde u mij dat een wijziging
van het koninklijk besluit in voorbereiding was, op basis onder meer
van de oplossingen die in voornoemde studie werden voorgesteld.

Thans, acht maanden later, had ik graag vernomen of dit koninklijk
besluit nog mag worden verwacht in de loop van deze legislatuur.
Een aantal problemen vergen immers dringend een oplossing.
08.01
Peter Vanvelthoven
(SP.A): Le 20 mars 2002, j'ai
insisté auprès du ministre pour
que l'on améliore le statut des
pompiers volontaires. Le ministre
a répondu que le ministère de
l'Intérieur menait une étude à ce
sujet et qu'il préparait une
modification de l'arrêté royal. Huit
mois se sont écoulés depuis lors.
Le ministre s'attachera-t-il à
élaborer, durant cette législature
encore, un véritable statut pour
les pompiers volontaires?
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
08.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter,
aangezien het huidige statuut van de vrijwilligers van de
brandweerdiensten, vervat in het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot
vaststelling van de modellen van de gemeentelijke reglementen
betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten,
voor verbetering vatbaar was, werd inderdaad de opdracht gegeven
om dit statuut aan te passen. De wijzigingen zullen onder andere
betrekking hebben op de aanwervingvoorwaarden. Voorts wordt een
tuchtreglement ingevoegd voor de vrijwilligers naar analogie van het
reglement, toepasselijk op het beroepspersoneel. Er wordt eveneens
in een betere regeling inzake de arbeidsongevallen en de levens- en
overlijdensverzekering voorzien. De teksten zijn klaar en zullen begin
januari worden besproken met de afgevaardigden van de
brandweerfederaties.

Ik ben van plan dit dossier af te werken voor het einde van de
legislatuur. De afwerking van dit dossier heeft inderdaad een
bepaalde tijd gekost. Ik wou immers de conclusies van de werkgroep,
die ik heb samengesteld om de problematiek te bestuderen,
afwachten. Sommige conclusies impliceerden echter een radicale
hervorming van de brandweerdiensten, met name van het uniek
administratief en geldelijk statuut, wat een zeer duidelijke restrictie
van de gemeentelijke autonomie met zich bracht. Welnu, deze
hervorming werd tijdens deze legislatuur niet geprogrammeerd. Ik
heb dus geopteerd voor minder structurele wijzigingen.
08.02
Antoine Duquesne,
ministre: Il a, en effet, été
demandé d'adapter le statut des
pompiers volontaires, le statut
actuel contenu dans l'arrêté royal
du 6 mai 1971 s'étant avéré
perfectible. Les modifications
porteront notamment sur les
conditions de recrutement, sur le
règlement disciplinaire pour les
volontaires, sur le règlement en
matière d'accidents de travail et
sur les assurances vie et les
assurances décès. Les textes sont
prêts et feront l'objet de
discussions avec les fédérations
de pompiers au début du mois de
janvier. J'entends mener ce
dossier à son terme avant la fin de
la législature. L'attente a été aussi
longue parce que je tenais à
connaître d'abord les conclusions
du groupe de travail. Certaines de
ces conclusions impliquaient une
réforme radicale des services
d'incendie et une restriction de
l'autonomie communale. Or,
pareille réforme pouvait
difficilement être mise en oeuvre
dans un délai aussi court. C'est la
raison pour laquelle j'ai opté pour
des modifications moins
structurelles.
08.03 Peter Vanvelthoven (SP.A): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, ik dank u voor de mededeling dat ook in dit dossier
eerstdaags of volgende maand enige beweging te bespeuren zal zijn.
Het is natuurlijk een goede zaak dat u dat in januari gaat bespreken
met de afgevaardigden van de brandweer. Wij hopen met u dat het
nieuw koninklijk besluit binnen de kortste tijd van kracht kan worden.
08.03
Peter Vanvelthoven
(SP.A): Le dossier devrait donc
commencer à prendre tournure en
janvier. Nous espérons que le
nouvel arrêté royal entrera
rapidement en vigueur.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het
koninklijk besluit van 14 december 2000 met betrekking tot de arbeidstijd" (nr. A447)
09 Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre de l'Intérieur sur "l'arrêté royal du
14 décembre 2000 concernant le temps de travail" (n° A447)
09.01 Peter Vanvelthoven (SP.A): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, ook deze problematiek heb ik al eens aangekaart in een
vorige interpellatie.

Wat is het probleem?

Het koninklijk besluit van 14 december 2000 zou wel eens
09.01
Peter Vanvelthoven
(SP.A): L'arrêté royal du 14
décembre 2000 pourrait avoir des
conséquences pour les membres
du personnel des services
d'incendie. Il s'agit plus
précisément de la semaine de
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de werking van de
brandweerdiensten. Het koninklijk besluit bepaalt eigenlijk dat men
gemiddeld 38 uur per week moet werken. Dat zou dus kunnen
betekenen ­ als het koninklijk besluit van toepassing is op de
brandweer, want ik heb begrepen dat er wel een uitzondering is voor
de politiediensten ­ dat bij nood aan dringende interventies van het
brandweerpersoneel of bij nood aan een langdurige arbeidsprestatie,
de betrokken vrijwilligers, die ook nog een reguliere werkgever
hebben, in strijd zouden kunnen handelen met dat koninklijk besluit
van december 2000. Ook professionele brandweerlui zouden boven
het aantal toegelaten uren kunnen uitkomen.

Is dat koninklijk besluit ook van toepassing op de brandweer? Moet
er voor de brandweer niet in een gelijkaardige uitzondering als bij de
politie worden voorzien? U hebt mij in maart 2002 geantwoord dat u
de gevolgen van het koninklijk besluit door uw administratie ging
laten onderzoeken. Vandaar mijn herhaalde vraag aan u, mijnheer de
minister. Is dat koninklijk besluit van 14 december al dan niet van
toepassing op de brandweerdiensten of zullen er vrijstellingen van
toepassing zijn? Als dat zo is, voor wie? Is dat voor leidinggevenden
of geldt het voor al het personeel? Vanaf welke graad is het van
toepassing? Is het van toepassing op de vrijwilligers?

Ik had graag van u vernomen, mijnheer de minister, of het onderzoek
van uw administratie ondertussen enig licht in de duisternis heeft
gebracht.
travail de 38 heures. Une
dérogation a été prévue dans ce
cadre pour les services de police,
ce qui n'a pas été le cas pour les
services d'incendie. Si un pompier
travaille encore pour un autre
employeur, il se pourrait qu'il
contrevienne à la loi.

La dérogation prévue pour les
services de police ne devrait-elle
pas être étendue aux pompiers?
L'arrêté royal du 14 décembre
2000 s'applique-t-il aux pompiers
volontaires et professionnels? Des
dispenses existent-elles? Dans
l'affirmative, qui peut en
bénéficier?
09.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, suite à
l'application de l'article 3 de la loi ­ et non de l'arrêté royal, monsieur
Vanvelthoven comme vous l'avez mentionné dans votre question ­
déterminant certains aspects de l'organisation du temps de travail
dans le secteur public, on peut affirmer que le personnel des services
d'incendie relève du champ d'application de la loi en question.

A ce sujet, il peut également être fait référence à l'article 4 de la loi
précitée disposant notamment que les chapitres 3 (temps de travail
et de repos) et 4 (dispositions particulières concernant le travail de
nuit) ne sont pas applicables aux membres du personnel du service
de police intégrée et au personnel militaire, ni au personnel civil dont
la présence est requise auprès des militaires qui effectuent des
prestations dans la partie Service intensif, secours et mobilisation
opérationnelle.

Aucune exception explicite n'est dès lors prévue pour le personnel
opérationnel des services d'incendie. En principe, l'article 4 de ladite
loi dispose que le champ d'application s'étend à tous les travailleurs
employés dans le secteur public ainsi qu'à leurs employeurs.
Quelques exceptions sont néanmoins prévues, comme pour les
organismes exerçant une activité industrielle ou commerciale et les
organismes assurant des soins prophylactiques ou hygiéniques, ainsi
que pour les travailleurs contractuels engagés pour les besoins à
l'étranger et les membres du personnel mentionnés à l'article 4.

Ladite loi prévoit en effet des dispenses pour les travailleurs exerçant
une fonction dirigeante ou disposant d'un pouvoir de décision
autonome. L'article 5, § 2 prévoit, par exemple, une éventuelle
dérogation au principe que les travailleurs ont droit à au moins 11
heures de repos consécutives dans chaque période de 24 heures
09.02
Minister Antoine
Duquesne: Bij toepassing van
artikel 3 van de wet die bepaalde
aspecten van de werktijdregeling
in de openbare sector bepaalt,
kunnen wij bevestigen dat het
personeel van de
brandweerdiensten onder het
toepassingsgebied van de
desbetreffende wet valt. Er kan
ook naar artikel 4 van de
voornoemde wet worden
verwezen. Bijgevolg geldt er dus
geen enkele uitzondering voor het
(operationeel) personeel van de
brandweerdiensten. In principe
bepaalt artikel 4 van de
genoemde wet dat het
toepassingsgebied alle
werknemers uit de openbare
sector evenals hun werkgevers
omvat. Toch werd voorzien in
enkele uitzonderingen, zoals bij
voorbeeld voor de contractuele
werknemers die voor werk in het
buitenland werden aangeworven.
Voornoemde wet bevat
vrijstellingen voor de werknemers
die een leidinggevende functie
uitoefenen of die over een
autonome beslissingsbevoegdheid
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
entre la fin et le début du travail. En outre, l'article 7 prévoit qu'une
dérogation est également possible au principe d'interdiction de
travailler le dimanche. Une semblable dérogation est également
prévue à l'article 11, dérogation à l'interdiction du travail de nuit.
Aucun grade spécifique n'est mentionné par rapport aux dispenses.

Le 11 juin 2002, j'ai adressé un courrier à mon excellent collègue ­
M. Van den Bossche, ministre de la Fonction publique et de la
Modernisation des administrations publiques ­ afin d'obtenir des
explications au sujet de la question de savoir si la loi est applicable
aux volontaires. J'attends toujours sa réponse mais suite à votre
question, je vais bien entendu lui adresser un rappel. Sitôt que sa
réponse me parviendra, je ne manquerai pas de prendre les mesures
nécessaires.
beschikken. Artikel 5, §2 voorziet
bijvoorbeeld in een eventuele
afwijking van het principe volgens
hetwelk de werknemers binnen
elke periode van vierentwintig uur
tussen het einde en het begin van
de prestaties, recht hebben op
een ononderbroken rustperiode
van elf uur. Tevens bepaalt artikel
7 dat een afwijking van het verbod
op zondagwerk kan worden
toegestaan. Ook artikel 11
voorziet in een soortgelijke
afwijking (afwijking van het verbod
op nachtwerk). In verband met de
vrijstellingen wordt geen enkele
graad vermeld. Ik heb minister
Van den Bossche op 11 juni 2002
een brief gestuurd om te vragen
of de wet ook geldt voor de
vrijwilligers. Ik wacht op zijn
antwoord. Zodra ik dat antwoord
ontvangen heb, zal ik de nodige
maatregelen treffen.
09.03 Peter Vanvelthoven (SP.A): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, ik denk dat u het met mij eens bent dat het van belang is
dat hierover ­ voor de vrijwilligers in het bijzonder ­ snel
duidelijkheid komt, al is het maar om in de toekomst problemen te
vermijden. Ik zal van mijn zijde eveneens bij minister Van den
Bossche aandringen opdat hij u spoedig enige verduidelijking geeft.
09.03
Peter Vanvelthoven
(SP.A): Il faut clarifier la situation
le plus rapidement possible.
J'insisterai également auprès du
ministre Van den Bossche pour
qu'il fournisse des précisions.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het
vakantiegeld van de brandweer" (nr. A448)
10 Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre de l'Intérieur sur "le pécule de vacances du
personnel des services d'incendie" (n° A448)
10.01 Peter Vanvelthoven (SP.A): Mijnheer de minister, ook wat dit
betreft heb ik u al vragen gesteld aan u, namelijk in het voorjaar van
dit jaar. U heeft toen beloofd dat er met betrekking tot het
vakantiegeld een definitieve regeling zou worden uitgewerkt. Eind
oktober heeft het feit dat er blijkbaar nog geen duidelijkheid was over
die regeling, aanleiding gegeven tot vakbondsacties met betrekking
tot dat vakantiegeld. Vandaar mijn eerste vraag: wanneer zal de
regeling in verband met het vakantiegeld, die er toch zal moeten
komen, er uiteindelijk komen?

Ten tweede, ik heb daaraan de vraag gekoppeld in verband met de
eindejaarspremies, waarvoor er zich uiteindelijk een aantal
problemen voordoen. Blijkbaar weigert een aantal
gemeentebesturen, precies wegens het ontbreken van een wettelijke
regeling, de hogere eindejaarspremie die aan het overige
gemeentepersoneel moet worden uitbetaald, de hogere
eindejaarspremie aan het brandweerpersoneel uit te betalen, precies
10.01
Peter Vanvelthoven
(SP.A): J'avais déjà interrogé le
ministre au printemps sur le
régime du pécule de vacances
des pompiers. Il avait exprimé son
intention d'arrêter une
réglementation définitive. Comme
il n'avait toujours pas respecté ses
engagements au mois d'octobre,
des actions syndicales ont été
menées. A quand une
réglementation relative au pécule
de vacances et à la prime de fin
d'année? Faute de réglementation
légale, certaines communes
refusent d'accorder aux pompiers
la prime de fin d'année majorée
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
omdat ­ ik herhaal het ­ er terzake een wettelijke regeling ontbreekt.
Vandaar dat ik graag van u had vernomen welke stappen u in
verband met de eindejaarspremie zult doen om een wettelijke
regeling uit te werken.
qui est octroyée au personnel
communal. Quelles initiatives le
ministre compte-t-il prendre?
10.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, artikel 4,
1° van de wet van 13 juli 2001, houdende overdracht van diverse
bevoegdheden aan de Gewesten en de Gemeenschappen, heeft de
samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de
provinciale en gemeentelijke instellingen overgedragen aan de
Gewesten, met uitzondering van de organisatie en het beleid inzake
de politie, met inbegrip van artikel 135, §2 van de nieuwe
gemeentewet en de brandweer.

Dit betekent dat de Koning bevoegd blijft voor het vaststellen van de
algemene regels van de organisatie betreffende de openbare
brandweerdiensten. Artikel 9, §1 van de wet van 31 december 1963,
betreffende de Civiele Bescherming, bepaalt dat de Koning de
algemene bepalingen vaststelt binnen de perken van dewelke de
weddeschalen, de toelagen en de vergoedingen worden vastgesteld
voor het personeel van de openbare brandweerdiensten. Deze
weddeschalen, toelagen en vergoedingen worden vastgesteld door
de bevoegde organen van de gemeenten en van de `intercommunale
d'incendie de Liège et environs', binnen de door de Koning
vastgesteld perken.

Wat de eindejaarspremie betreft, en krachtens artikel 9, §1 van de
voormelde wet van 31 december 1963, werd een ontwerp van
koninklijk besluit opgesteld teneinde het minimum- en
maximumbedrag van de eindejaarspremie voor de leden van de
openbare brandweerdiensten te bepalen. Dit ontwerp van koninklijk
besluit werd gisteren, dinsdag 3 december 2002, voorgelegd aan de
vakbonden en wordt aan de andere betrokken instanties voorgelegd
vooraleer te worden gepubliceerd. Wat het vakantiegeld betreft,
bereiden de diensten de nodige regelgevende maatregelen voor,
opdat het personeel van de brandweerdiensten aanspraak kan
maken op een gelijkaardig vakantiegeld als dat van het
gemeentepersoneel.
10.02
Antoine Duquesne,
ministre: Le Roi est compétent
pour définir les règles
d'organisation générale des
services publics d'incendie.
L'article 9, § 1
er
, de la loi du 31
décembre 1963 prévoit que le Roi
arrête les dispositions générales
dans les limites desquelles les
communes et l'Intercommunale
d'incendie de Liège fixent les
échelles barémiques, les
allocations et les indemnités des
membres des services publics
d'incendie.

En ce qui concerne la prime de fin
d'année, nous avons élaboré un
projet d'arrêté royal fixant les
montants minimums et
maximums. Ce projet a été
soumis hier aux syndicats et aux
instances concernées. En ce qui
concerne le pécule de vacances,
mes services préparent
actuellement les mesures qui
permettront d'octroyer au
personnel des services d'incendie
bénéficiera pécule similaire à celui
octroyé au personnel communal.
10.03 Peter Vanvelthoven (SP.A): Mijnheer de minister, wat de
eindejaarspremie betreft, staan we blijkbaar iets verder met het
ontwerp koninklijk besluit, dat ook met de vakbonden zal besproken
worden. Het luik over het vakantiegeld is nog altijd in voorbereiding.
Ik wil toch aandringen om terzake zo snel mogelijk een definitieve
regeling uit te werken.
10.03
Peter Vanvelthoven
(SP.A): Nous espérons un
règlement rapide et définitif.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
zonevorming" (nr. A449)
11 Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre de l'Intérieur sur "la constitution des zones"
(n° A449)
11.01 Peter Vanvelthoven (SP.A): Mijnheer de voorzitter, ik heb in
mijn vraag verwezen naar uw vorig leven. Mijnheer de minister, u
hebt ooit verklaard dat u inzake de zonevorming het beleid van de
11.01
Peter Vanvelthoven
(SP.A): La prochaine étape dans
le processus de constitution des
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
voorzitter van onze commissie, die destijds staatssecretaris terzake
was, zou voortzetten. De volgende stap in die zonevorming is de
toekenning van de rechtspersoonlijkheid. Op 20 maart 2002 hebt u
op mijn interpellatie terzake geantwoord dat u daarvan ook
voorstander bent, maar dat de regering dit idee nog niet had
aanvaard. Vandaag stel ik de vraag opnieuw.

Mijnheer de minister, is er evolutie in dit dossier? Werden in de
regering de ideeën gestroomlijnd? Wanneer zal de
rechtspersoonlijkheid voor de zones kunnen geïmplementeerd
worden?
zones est l'octroi de la
personnalité morale. Le 20 mars
2002, le ministre s'est prononcé
en faveur d'une telle évolution,
tout en précisant que le
gouvernement n'en avait pas
encore adopté le principe.

Entre-temps, où en est le dossier?
11.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, het
koninklijk besluit van 11 april 1999 heeft de modaliteiten voorgesteld
voor de vorming en de werking van de zones. Die tekst organiseert
de zones op vrijwillige basis.

Het was inderdaad mijn bedoeling om die hulpverleningzones de
rechtspersoonlijkheid te verlenen. Er werd trouwens een wetsontwerp
in die zin voorbereid, maar dat werd niet door de regering
goedgekeurd. Inderdaad, de toekenning van de rechtspersoonlijkheid
impliceert autonomie en aansprakelijkheid. Die toekenning zou
eventueel als gevolg kunnen hebben dat de zone als autonome
entiteit bevoegdheden zou overnemen van de gemeenten die over
een brandweerdienst beschikken, met alle financiële gevolgen van
dergelijke overnames. Daarom ook werd het verkieslijk geacht die
belangrijke hervorming niet onder deze legislatuur te starten.

Ik blijf er hoe dan ook van overtuigd dat de toekenning van de
rechtspersoonlijkheid aan de zones een onontbeerlijke fase betekent
in de hervorming van de civiele veiligheid.
11.02
Antoine Duquesne,
ministre: Le gouvernement n'a
pas approuvé le projet de loi
octroyant la personnalité juridique
aux zones. Cet octroi implique
une large autonomie et une
grande responsabilité et pourrait
avoir pour conséquence que la
zone se voie octroyer des
compétences appartenant aux
communes qui disposent d'un
service d'incendie, avec tout ce
que cela implique sur le plan
financier. C'est pourquoi le
gouvernement a estimé ne plus
pouvoir entamer cette importante
réforme sous cette législature. Je
reste toutefois convaincu que
l'octroi de la personnalité juridique
aux zones constitue une phase
essentielle de la réforme de la
protection civile.
Je persiste à penser que M. Peeters a eu raison. Il faut poursuivre
son effort et il faudra les doter de la personnalité civile. Vous devez
contribuer à la conviction de tous les autres membres du
gouvernement pour la prochaine législature.
Ik blijf ervan overtuigd dat we de
zones rechtspersoonlijkheid
moeten toekennen. U zal de
andere leden van de regering
daarvan moeten overtuigen tegen
de volgende regeerperiode.
11.03 Peter Vanvelthoven (SP.A): Mijnheer de minister, bedankt
voor uw antwoord. Ik begrijp dat dit niet meer voor deze legislatuur
zal zijn. Bij de regeringsonderhandelingen, als wij daartoe
uitgenodigd zouden worden, zullen wij dat punt inderdaad ter
bespreking voorleggen. Ik dank u.
11.03
Peter Vanvelthoven
(SP.A): Nous pourrons peut-être
aborder ce point lors des
prochaines négociations
gouvernementales, si toutefois
nous y sommes conviés.
11.04 Minister Antoine Duquesne: Ik ook.
11.05 Peter Vanvelthoven (SP.A): Prima.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Question de Mme Zoé Genot au ministre de l'Intérieur sur "l'intervention policière à
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
l'Ambassade Universelle" (n° A466)
12 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het politie-
optreden in de Universele Ambassade" (nr. A466)
12.01 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Monsieur le président,
monsieur le ministre, le samedi 30 novembre, vers 7 heures du
matin, des policiers ont investi l'ambassade universelle. Qu'est-ce
que l'ambassade universelle? C'est un lieu où des sans-papiers,
principalement en début de procédure, sont regroupés, soit en
famille, soit isolés. Cette visite policière s'est déroulée de manière
très musclée. Des armes ont été pointées sur la tête des gens, des
revolvers, des mitrailleuses, devant des enfants, tout cela dans un
lieu où il n'y avait aucune arme ni rien de similaire. Ensuite, les gens
ont été mis à genoux sur le sol, pendant des heures. Je vous laisse
deviner la pénibilité de cette situation, vu le temps qu'il fait et
sachant que l'immeuble n'est pas très chauffé. Je ne vais pas vous
énoncer tout ce qui s'est passé, mais il a notamment été procédé à
des marquages au feutre et d'autres pratiques qui deviennent
malheureusement trop classiques.
12.01 Zoé Genot (ECOLO-
AGALEV): Op 30 november heeft
de federale politie een inval
gedaan in de Universele
Ambassade en is daarbij bijzonder
hardhandig te werk gegaan: zo
beukte zij deuren in, dwong zij
bepaalde personen op de knieën
te gaan zitten en richtte zij daarbij
wapens op hun hoofd, bracht zij
merktekens aan met viltstiften,
enz.
12.02 Antoine Duquesne, ministre: (...)
12.03 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): J'aimerais si possible qu'on
essaie de ne pas rentrer dans la caricature qui veut que je sois la
mauvaise qui ne défend que les horribles brigands et que vous, en
tant que grand humaniste, vous défendiez la police, qui est parfaite.
Sinon cet exercice parlementaire n'a aucun sens.
12.04 Antoine Duquesne, ministre: Attendez de voir ma réponse!
12.05 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): J'espère que vous allez me
surprendre dans le bon sens du terme, que j'aurai tort et que nous
aurons pu, pour une fois, avoir un véritable échange.

Je me demande comment on a décidé le nombre de personnes
participant à ce type de missions. Un juge a clairement donné son
autorisation pour mener ce type de missions mais comment décide-t-
on quels moyens humains on met en jeu, quel genre de déploiement
et quelles armes? Pourquoi reste-t-on des heures dans cette maison
et empêche-t-on, par exemple, les gens de prendre un médicament?
Ce sont toutes ces sortes de choses qui font que les gens n'ont plus
aucune confiance dans notre police et considèrent que la police est
contre eux, alors que le rôle principal de la police est justement,
selon moi, de protéger les plus faibles. Ces personnes, en
l'occurrence, sont parmi les plus faibles et ce n'est pas parce qu'ils
sont sans papiers qu'ils sont sans droits. Il faut pouvoir remettre des
balises car elles manquent de plus en plus. Pouvez-vous nous dire si
on a réalisé une évaluation de cette pratique et comment sont
décidées les modalités de cette intervention?

Autre chose: il semblerait que ces policiers ont dit qu'ils
recherchaient quelqu'un. Or, cette personne était régularisée et
domiciliée dans une autre commune où, par ailleurs, elle perçoit
l'aide sociale. Donc, on se demande ce qui a justifié l'opération ou si
les policiers n'étaient pas informés, ce qui prouverait qu'il y a un petit
dysfonctionnement quelque part. D'un autre côté, on a de nouveau
confisqué le contenu de deux fardes, des documents de mobilisation
12.05 Zoé Genot (ECOLO-
AGALEV): Wie beslist over de
aanpak van dergelijke
interventies?

De politie was blijkbaar op zoek
naar een geregulariseerd persoon
die in een andere gemeente is
gedomicilieerd. Betreft het
bijgevolg een poging tot
intimidatie of een gebrek aan
efficiëntie?

Hoe kan het dat documenten
betreffende de activiteiten van de
betrokken vereniging, en
inzonderheid met betrekking tot
een voor 15 december geplande
mobilisatie, werden
meegenomen?
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
de ce collectif qui est assez actif, dans lequel des gens donnent des
cours de français. Des citoyens belges soutiennent ce comité. On a
donc pris ces fardes et c'est un peu surprenant, d'autant plus qu'ils
préparaient une grande mobilisation pour le 15 décembre. On se
demande si l'un n'est pas lié à l'autre et si on n'assiste pas là à une
tentative d'intimidation.

Monsieur le ministre, j'entendrai avec plaisir tout ce que vous me
direz qui pourrait remettre en cause tous mes préjugés.
12.06 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, madame
Genot, en ce qui concerne l'utilité de votre question, je vous
répondrai qu'elle m'a amené à interroger le ministre des Affaires
étrangères sur le statut de cet immeuble, qui relève, en effet, de ce
département et qui me paraît être pour l'instant occupé sans titre ni
droit. Mais c'est une question d'information.

Par ailleurs, il s'agit d'une opération judiciaire et vous auriez été
mieux inspirée d'interroger le ministre de la Justice. Néanmoins, je
peux vous préciser le contexte dans lequel l'intervention policière du
samedi 30 novembre dernier s'est déroulée. La police est intervenue
à la suite d'une apostille du juge d'instruction Lugentz, faisant suite à
un procès-verbal initial rédigé pour des faits de vol avec
circonstances aggravantes survenus dans la gare de Bruxelles-Nord.
Pour le surplus, sur cet aspect des choses, je vous renvoie au
ministre de la Justice.

En ce qui concerne l'intervention policière en elle-même, six policiers
ont participé à cette intervention. Ce nombre a été fixé, entre autres,
sur base de l'objet de l'apostille et compte tenu du nombre de
personnes inscrites à l'adresse concernée, à savoir trois personnes.

La personne faisant l'objet de l'apostille était, au moment des faits,
inscrite à cette adresse sur la base des indications données par le
registre national. Les policiers se sont donc rendus à l'adresse
officiellement connue de l'intéressé. Il ne s'agit nullement d'une
quelconque tentative d'intimidation et encore moins d'inefficacité
policière.

Les policiers étaient soit en uniforme, soit en tenue civile mais
porteurs d'un brassard d'identification. Ils se sont présentés à la porte
d'entrée à 7h 30 et ont sonné ­ la sonnette étant audible de
l'extérieur ­ sans provoquer de réaction. Comme il y avait de la
lumière dans le garage, ils ont frappé à la porte coulissante sans
obtenir de réponse. La porte étant ouverte, ils ont pénétré dans le
bâtiment par cet accès.

La maison comporte cinq niveaux avec, au total, 16 logements. Les
trois étages supérieurs ne sont plus éclairés. Compte tenu des
circonstances, des lieux et de l'objet de l'apostille, pour des raisons
de sécurité, les policiers ont entamé la perquisition en tenant leur
arme de service (un pistolet et non des mitraillettes comme rapporté
dans certains médias), parallèlement à une lampe-torche. Les
policiers ont frappé aux portes du rez-de-chaussée en faisant état de
leur qualité et en demandant aux occupants de sortir. Certains
d'entre eux sont alors sortis brusquement des chambres aux étages
non éclairés. Il est exact que l'arme de service a, à ce moment, été
pointée quelques secondes et à distance vers ces personnes, le
12.06
Minister Antoine
Duquesne: Volgens de minister
van Buitenlandse Zaken, die
bevoegd is voor het gebouw, werd
dit op onrechtmatige wijze bezet.

Zes politiemannen hebben zich
naar het adres begeven waar,
volgens het rijksregister, een
persoon was ingeschreven die het
voorwerp was van een apostille in
het kader van een zaak van
diefstal. Er is dan ook geen sprake
van intimidatie of inefficiëntie.

Nadat ze zonder resultaat aan de
­ open ­ garagepoort hadden
gebeld en aangeklopt, zijn ze om
7.30 uur langs die weg het
gebouw binnengegaan. Aangezien
de drie bovenverdiepingen niet
verlicht waren, hebben zij hun
huiszoeking verricht met hun
dienstpistool en met een
zaklantaarn in de hand. Toen ze
op de deuren van de gelijkvloerse
verdieping klopten, zijn er plots
mensen opgedoken op de niet-
verlichte verdiepingen. Daarbij
werd inderdaad het dienstwapen
gericht gedurende de tijd die nodig
was om de toestand in te
schatten; dit gebeurde vanop
afstand en er werd niet gericht op
het hoofd van wie dan ook.

De mensen die plots te voorschijn
kwamen uit de kamers kregen
handboeien om, en ook wie geen
geldig identiteitsbewijs kon
voorleggen werd geboeid. Er werd
hen gevraagd te gaan zitten op de
benedenverdieping. Sommigen
onder hen zijn spontaan op de
knieën gaan zitten, om enkele
minuten later gewoon te gaan
zitten. Zij werden tussen 9 en 10
uur overgebracht naar een
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
temps d'évaluer la situation. A aucun moment, une arme n'a été
pointée contre la tête de quiconque. Il s'agit d'une mesure de
protection policière et je ne vois pas qui pourrait le leur reprocher.

Les personnes qui étaient sorties précipitamment des chambres ont
été, dans un premier temps, menottées, de même que celles qui ne
pouvaient présenter un document d'identité valable. Elles ont été
rassemblées au rez-de-chaussée et il leur a été demandé de
s'asseoir. Certaines se sont effectivement assises par terre, d'autres
se sont spontanément d'abord agenouillées quelques minutes, puis
se sont assises. A aucun moment, les policiers n'ont forcé quiconque
à rester agenouillé. Toutes les personnes ont été transférées vers un
bureau de police entre 9 et 10 heures, soit au maximum deux heures
trente après le début de l'intervention.

Lors de la visite de l'immeuble, les policiers ont trouvé deux familles
avec des enfants en bas âge dans leurs chambres. Ces dernières ont
pu produire des documents en ordre et n'ont plus été inquiétées. Au
dernier étage, les policiers ont cru discerner un bruit dans un des
locaux fermés. Comme aucune réponse n'était donnée à leur
demande d'ouvrir la porte, celle-ci a été enfoncée. Il n'y avait
personne à l'intérieur.

Les effets personnels des différentes personnes interpellées ont été
rassemblés dans un sac en plastique numéroté. Afin de pouvoir
identifier aisément par après le propriétaire du sac, un numéro a été
apposé au crayon feutre sur la main des intéressés. Par après, lors
d'une première évaluation de l'opération menée par les intervenants
et leur hiérarchie, il est apparu que cette pratique était à proscrire.
Une solution plus pragmatique sera désormais appliquée.

Toute autre information relative aux objets ou aux documents saisis
fait l'objet de l'instruction judiciaire et n'appelle donc aucun
commentaire de ma part. Je terminerai en disant que deux
personnes ont fait l'objet d'un mandat d'amener (à la suite d'un
signalement judiciaire) et que d'autres ont fait l'objet de mesures
administratives prises par l'Office des étrangers.
politiebureau.

Twee gezinnen met jonge
kinderen, die geldige documenten
konden voorleggen, werden niet
verder lastig gevallen. De deur
van een ongebruikt lokaal, waar
de politie geluid meende te horen,
werd ingebeukt.

Er werd met viltstift een nummer
op de hand van de mensen
geschreven om later de
persoonlijke bezittingen, die in
genummerde plastic zakken
werden verzameld, terug te
kunnen bezorgen. Uit een eerste
evaluatie blijkt dat het geen goede
methode was. In de toekomst zal
voor een pragmatischer oplossing
worden gekozen.

De andere inbeslagnames maken
deel uit van het gerechtelijk
onderzoek. Tegen twee personen
werd een bevel tot medebrenging
uitgevaardigd en ten aanzien van
twee anderen heeft de dienst
Vreemdelingenzaken
administratieve maatregelen
genomen.
12.07 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Monsieur le ministre, en ce
qui concerne le statut de l'immeuble, ce bâtiment est effectivement
abandonné depuis une dizaine d'années, étant donné la situation
dans laquelle se trouve la Somalie. Dans l'ensemble, les voisins sont
relativement contents de constater que ce bâtiment est enfin habité
et bien entretenu.
12.07 Zoé Genot (ECOLO-
AGALEV): Het betrokken gebouw
staat al een tiental jaar leeg.
12.08 Antoine Duquesne, ministre: C'est un bâtiment qui relève des
Affaires étrangères.
12.09 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Et qui a un statut
diplomatique, tout à fait. Au départ, on s'est même demandé si le
problème n'était pas là, mais il s'est avéré que ce n'était pas le cas.

Je m'interroge aussi en ce qui concerne le registre national. En effet,
cette personne est domiciliée et reçoit l'aide sociale dans une autre
commune. A votre place, je continuerais à travailler sur cette
question.
12.09 Zoé Genot (ECOLO-
AGALEV): Als het Rijksregister
heeft meegedeeld dat op dat
adres een persoon verblijft die in
een andere gemeente
gedomicilieerd is en daar
maatschappelijke bijstand geniet,
moet een onderzoek worden
gevoerd.
04/12/2002
CRIV 50
COM 913
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
12.10 Antoine Duquesne, ministre: Vous me connaissez mal,
madame Genot car j'ai bien l'intention de le faire.
12.11 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Toujours est-il qu'un problème
de répercussion de l'information se pose.

Je veux bien croire que les policiers vous ont dit que les gens étaient
gentiment assis, etc. Mais pourquoi ont-ils dû être menottés et rester
dans le froid pendant deux heures et demie? On ne leur a même pas
permis de mettre un pull alors qu'il fait franchement froid dans cette
ambassade. On ne les a pas non plus autorisés à prendre des
médicaments ou à se rendre aux toilettes. Voilà un ensemble
d'éléments qui rendent le climat malsain. Il faudrait que ce genre de
situation cesse. C'est insupportable pour ces gens qui viennent à
peine d'arriver en Belgique. On a laissé les enfants en paix après
avoir braqué leur père. Au lieu d'avoir un rapport sain avec la police,
ce sera un rapport de méfiance et c'est vraiment dommageable. Je
suppose que l'on se rendra compte progressivement qu'il y a un
minimum de règles à respecter. Une plainte sera sans doute déposée
auprès du comité P et j'espère que la lumière pourra être faite sur ce
qui s'est passé.
12.11 Zoé Genot (ECOLO-
AGALEV): Het feit dat die
nieuwkomers de handboeien
worden aangedaan, dat zij op hun
knieën moeten blijven zitten, dat
zij hun geneesmiddelen niet
mogen nemen en dat zij niet naar
de wc mogen gaan, heeft tot
gevolg dat zij de politie beginnen
te wantrouwen. Ik hoop dat zij bij
het Comité P klacht zullen
indienen.
12.12 Antoine Duquesne, ministre: Madame je n'ai jamais prétendu
que les policiers se comportaient toujours bien. Mais je ne les crois
pas moins que ceux qui ont fait l'objet d'un mandat d'amener
judiciaire ou qui se trouvaient en situation illégale sur le territoire.
J'ajoute qu'un policier a subi une formation et qu'il s'expose, en cas
de manquements, à des sanctions disciplinaires et même, quand
c'est nécessaire, à des sanctions pénales. Il ne faudrait pas en
arriver à suspecter de manière permanente le comportement d'un
policier.

Il ne faut pas non plus renverser ce qui compose l'Etat de droit.
Personnellement, je vous ai fait un rapport tout à fait objectif de la
situation. Lorsque les policiers doivent entrer dans un immeuble
squatté sur base d'un mandat de perquisition, que l'on ne répond pas
quand on sonne ­ les sonneries sont ouvertes ­, qu'une partie de
l'immeuble est sans lumière, que l'on ne se manifeste pas ou que l'on
se manifeste dans le noir brusquement, je comprends parfaitement
que ceux-ci adoptent, à ce moment, des attitudes de prudence et de
précaution. A leur place, je ferai la même chose.

Je voudrais savoir aussi pourquoi un certain nombre de personnes se
trouvaient là en situation illégale. Vous faites appel au respect de la
loi; eh bien, madame, sur notre territoire, la loi s'impose à tout le
monde!
12.12
Minister Antoine
Duquesne: Ik heb nooit gezegd
dat politiemannen zich steeds
goed gedragen maar ik hecht niet
minder geloof aan hun
verklaringen dan aan die van
personen die het voorwerp van
een bevel tot medebrenging zijn
geweest of die in een illegale
situatie verkeren. Ik heb de
omstandigheden van de
interventie geschetst en volgens
mij rechtvaardigen die het
defensief optreden van de politie.
Ik zou ook willen weten waarom
mensen die in een onwettelijke
toestand verkeren, zich in dat
gebouw bevonden.
12.13 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Monsieur le président,
monsieur le ministre, une brève réplique. Honnêtement, si on sonne
à sept heures du matin chez moi, je sors dans le noir, brusquement,
à moitié réveillée. Je pense que c'est le cas de beaucoup de gens.

Je suis quand même étonnée que dans le cadre d'un fait de vol dans
la gare du Midi, on confisque des documents politico-associatifs si je
puis dire. Cela me paraît un peu bizarre.
12.13 Zoé Genot (ECOLO-
AGALEV): Als men bij mij om 7
uur 's ochtends komt aanbellen,
kom ik ook plots naar buiten in het
donker. Waarom werden in het
kader van een zaak van diefstal
documenten in beslag genomen
die verband houden met de
activiteiten van de vereniging?
CRIV 50
COM 913
04/12/2002
KAMER
-5
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2002
2003
CHAMBRE
-5
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

De voorzitter: De vraag nr. A438 van de heer Bourgeois wordt uitgesteld. De heer De Crem heeft vraag
nr. 416 ingetrokken.

La réunion publique de commission est levée à 15.30 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.30 uur.