CRIV 50 COM 800
CRIV 50 COM 800
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTEGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
26-06-2002 26-06-2002
10:00 uur
10:00 heures
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN Front
National
MR Mouvement
réformateur
PS Parti
socialiste
cdH
centre démocrate Humaniste
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties:
Abréviations dans la numérotation des publications:
DOC
50
0000/000
Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA Schriftelijke
Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen:
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail:
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes:

Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail:
publications@laChambre.be
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
i


INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de controlegeneeskunde"
(nr. 7277)
1
Question de M. Daniel Bacquelaine à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
médecine de contrôle" (n° 7277)
1
Sprekers: Daniel Bacquelaine, voorzitter van
de MR-fractie, Laurette Onkelinx, vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Daniel Bacquelaine, président du
groupe MR, Laurette Onkelinx, vice-première
ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Guy D'haeseleer aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de werkomstandigheden van de sociale
inspecteurs van de RVA" (nr. 7419)
2
Question de M. Guy D'haeseleer à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
conditions de travail des inspecteurs sociaux de
l'ONEM" (n° 7419)
2
Sprekers:
Guy D'haeseleer, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Guy D'haeseleer, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van de heer Joos Wauters aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de bescherming van arbeiders in de
kerncentrales" (nr. 7491)
5
Question de M. Joos Wauters à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la protection
des travailleurs dans les centrales nucléaires"
(n° 7491)
5
Sprekers: Joos Wauters, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Joos Wauters, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Samengevoegde vragen van
6
Questions jointes de
6
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de feestdag van 11 juli" (nr. 7508)
6
- M. Karel Van Hoorebeke à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la
reconnaissance du 11 juillet comme jour férié"
(n° 7508)
6
-
de heer Koen Bultinck aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de invoering van een betaalde feestdag op
11 juli" (nr. 7541)
6
- M. Koen Bultinck à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "l'instauration d'un jour
férié rémunéré le 11 juillet" (n° 7541)
6
- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over "de
erkenning van 11
juli als wettelijk betaalde
feestdag" (nr. 7628)
6
- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "la reconnaissance du
11 juillet en tant que jour férié rémunéré" (n° 7628)
6
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Koen
Bultinck, Hans Bonte, Laurette Onkelinx
,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Koen
Bultinck, Hans Bonte, Laurette Onkelinx
,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Samengevoegde vragen van
11
Questions jointes de
11
-
mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het overleg met de gewesten en
gemeenschappen en de sociale partners"
(nr. 7539)
11
- Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "la concertation entre les
Communautés et les Régions et les partenaires
sociaux" (n° 7539)
11
- de heer Guy D'haeseleer aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het ontwerpdecreet van minister Landuyt dat de
Vlaamse regering moet machtigen om CAO's
algemeen bindend te verklaren die gewest- of
gemeenschapsbevoegdheden als voorwerp
hebben" (nr. 7556)
11
- M. Guy D'haeseleer à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "le projet de décret du
ministre Landuyt destiné à autoriser le
gouvernement flamand à rendre obligatoires des
CCT portant sur des compétences régionales ou
communautaires" (n° 7556)
11
- mevrouw Annemie Van de Casteele aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de bekrachtiging van CAO's" (nr. 7621)
11
- Mme Annemie Van de Casteele à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'approbation des CCT" (n° 7621)
11
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
ii
Sprekers: Greta D'hondt, Guy D'haeseleer,
Annemie Van de Casteele, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Guy D'haeseleer,
Annemie Van de Casteele, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Samengevoegde vragen van
15
Questions jointes de
15
-
de heer Jef Valkeniers aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de controle op de beschikbaarheid van
werkzoekende werklozen" (nr. 7529)
15
- M. Jef Valkeniers à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "le contrôle de la
disponibilité des demandeurs d'emploi sans
travail" (n° 7529)
15
- de heer Guy D'haeseleer aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het uitwisselen van gegevens tussen de regionale
tewerkstellingsdiensten en de RVA" (nr. 7557)
15
- M. Guy D'haeseleer à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "l'échange de données
entre les services régionaux de l'emploi et l'Onem"
(n° 7557)
15
Sprekers: Jef Valkeniers, Guy D'haeseleer,
Laurette Onkelinx
, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid, Greta D'hondt
Orateurs: Jef Valkeniers, Guy D'haeseleer,
Laurette Onkelinx
, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi, Greta D'hondt
Vraag van de heer Joos Wauters aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het sociaal plan voor de werknemers in de
diamantsector" (nr. 7563)
23
Question de M. Joos Wauters à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "le plan social
pour les travailleurs du secteur du diamant"
(n° 7563)
23
Sprekers: Joos Wauters, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Joos Wauters, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Marie-Thérèse Coenen aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "ongelijke kansen op werk
wegens het tekort aan opvangplaatsen voor
kinderen van 0 tot 3 jaar" (nr. 7581)
25
Question de Mme Marie-Thérèse Coenen à la
vice-première ministre et ministre d'Emploi sur "la
discrimination à l'emploi due à la pénurie d'offres
d'accueil des enfants de 0 à 3 ans" (n° 7581)
25
Sprekers: Marie-Thérèse Coenen, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Marie-Thérèse Coenen, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de werkloosheidsvergoeding van gewezen
werknemers uit beschutte werkplaatsen"
(nr. 7585)
28
Question de Mme Greta D'hondt à la vice
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
allocations de chômage pour les anciens
travailleurs des ateliers protégés" (n° 7585)
28
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Filip Anthuenis aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de aanbevelingen van het verslag van de
hoge raad voor werkgelegenheid 2002" (nr. 7586)
30
Question de M. Filip Anthuenis à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "les
recommandations du rapport 2002 du Conseil
supérieur de l'emploi" (n° 7586)
30
Sprekers:
Filip Anthuenis, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid, Jef Valkeniers
Orateurs:
Filip Anthuenis, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi, Jef Valkeniers
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de toepassing van de wet van 5 maart 2002"
(nr. 7635)
35
Question de Mme Greta D'hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'application de la loi du 5 mars 2002" (n° 7635)
35
Sprekers: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Josy Arens aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de uitkering voor loopbaanonderbreking voor de
37
Question de M. Josy Arens à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "l'indemnité de
pause-carrière pour les agents des services
37
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
iii
ambtenaren van de overheidsdiensten die in
Frankrijk of in het Groothertogdom Luxemburg
wonen" (nr. 7492)
publics domiciliés en France et au Grand-Duché
de Luxembourg" (n° 7492)
Sprekers: Josy Arens, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Josy Arens, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
1



COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
26
JUNI
2002
10:00 uur
______
du
MERCREDI
26
JUIN
2002
10:00 heures
______

De vergadering wordt geopend om 10.08 uur door de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.08 heures par M. Joos Wauters, président.
01 Question de M. Daniel Bacquelaine à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
médecine de contrôle" (n° 7277)
01 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de controlegeneeskunde" (nr. 7277)
01.01 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, madame la
ministre, ma question est très courte. Elle concerne le
fonctionnement de la commission du suivi qui a été créée par la loi du
13 juin 1999 relative à la médecine de contrôle, qui prévoyait, par
l'arrêté royal du 10 juin 2001 relatif à sa composition, en son article
1
er
, 6°, la désignation par le ministre de six membres siégeant comme
experts.

Où en est la procédure de choix et de désignation de ces experts,
procédure qui relève du ministre de l'Emploi et du Travail? Sur la
base de quels critères seront-ils désignés?
01.01 Daniel Bacquelaine (MR):
Het koninklijk besluit van 10 juni
2001 betreffende de samenstelling
en de werking van de
Opvolgingscommissie ingericht
door de wet van 13 juni 1999
betreffende de
controlegeneeskunde bepaalt in
zijn artikel 1, 6 dat er zes leden
worden aangewezen die als
deskundige zitting hebben.
Hoe ver is deze procedure
gevorderd en volgens welke
criteria worden deze deskundigen
benoemd?
01.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, monsieur
Bacquelaine, vous m'aviez déjà interrogé en mai 2001 sur le sujet.
Depuis lors, de lentes évolutions ont eu lieu. Deux arrêtés royaux ont
été adoptés et publiés: le premier du 10 juin 2001 pour la composition
de la commission du suivi et le second le 18 juillet 2001 pour les
médecins-contrôleurs et les arbitres.

La question d'aujourd'hui concerne la procédure de désignation des
médecins-experts siégeant dans la commission du suivi. Cette
procédure est à présent achevée.

Pour le choix des experts, j'ai dû être attentive à toute une série de
choses, notamment au fait que des femmes et des hommes de
terrain soient désignés. Ainsi, j'ai fait appel à un médecin membre
actif d'une union professionnelle de médecins-contrôleurs.
01.02 Minister Laurette Onkelinx:
Er werden twee koninklijke
besluiten aangenomen en
gepubliceerd. Het eerste, van 10
juni 2001, werd op 14 juni 2001
gepubliceerd en betreft de
samenstelling en de werking van
de Opvolgingscommissie ingericht
door de wet van 13 juni 1999. Het
tweede, van 18 juli 2001, werd op
3 augustus 2001 gepubliceerd en
betreft de controle-artsen en de
artsen-scheidsrechters. De
procedure om de artsen-
deskundigen aan te wijzen is nu
afgerond. Het koninklijk besluit tot
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
2
L'arrêté royal de nomination du 15 mai 2002 a fait l'objet d'une
publication au Moniteur belge le 31 mai dernier.

La commission de suivi se réunira pour la première fois ce vendredi
28 juin 2002. Elle établira la liste des médecins arbitres appelés à
statuer dans les litiges. Cette opération est indispensable pour la
mise en vigueur de toute la législation.

En outre, deux arrêtés royaux devront être adoptés dans les 15 jours
qui suivent. Nous sommes à la phase terminale. Le premier est relatif
à l'entrée en vigueur des articles 8 à 12 de la loi du 13 juin 1999 sur
la médecine de contrôle. Le second concernera les frais d'expertise.

En ce qui concerne l'article 8, je n'ai pas l'intention de faire remplacer
l'article 31 de la loi du 3 juillet 1978 par la formule reprise dans la loi
de 1999 sans avoir mis en place les commissions de suivi, sous
peine de se retrouver dans une situation embarrassante d'un point de
vue juridique.

L'échéance est fixée pour la fin juillet.
benoeming van 15 mei werd op 31
mei jongstleden gepubliceerd.

De Opvolgingscommissie zal voor
het eerst op vrijdag 28 juni
eerstkomend bijeenkomen. Zij zal
de lijst opstellen van de artsen-
scheidsrechters waarop een
beroep zal worden gedaan om bij
geschillen een uitspraak te doen.
Dat is het eerste punt op de
agenda voor er werk kan worden
gemaakt van de wetgeving.
Daartoe moeten nog twee
koninklijke besluiten worden
aangenomen; het eerste koninklijk
besluit gaat over de
inwerkingtreding van de artikelen
8 tot en 12 van de wet van 13 juni
1999 betreffende de
controlegeneeskunde. Het tweede
koninklijk besluit betreft de
expertisekosten.

Inzake de inwerkingtreding van
artikel 8 konden we artikel 31 van
de wet van 3 juli 1978 niet
vervangen door de in de wet van
1999 gebruikte formulering zonder
de Opvolgingscommissies te
hebben opgericht. Zolang dat niet
was gebeurd zouden we immers
in een moeilijke juridische situatie
terechtkomen. In principe zal de
volledige regeling betreffende de
controlegeneeskunde tegen einde
juli klaar en werkzaam zijn.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Vraag van de heer Guy D'haeseleer aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de werkomstandigheden van de sociale inspecteurs van de RVA" (nr. 7419)
02 Question de M. Guy D'haeseleer à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
conditions de travail des inspecteurs sociaux de l'ONEM" (n° 7419)
02.01 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, de aanleiding voor mijn vraag was een artikel in
de pers waarin gezegd werd dat de RVA-controleurs van Turnhout in
de laatste dagen van de maanden april en mei 2002 per fiets op zoek
moesten naar zwartwerkers omdat zij hun kilometercontingent
hadden opgebruikt. Dat heeft tot heel wat ongenoegen geleid en die
mensen hebben zich serieuze vragen gesteld bij hun
werkomstandigheden.

In De Standaard van gisteren stond te lezen dat het ongenoegen zich
blijkbaar heeft uitgebreid tot de inspecteurs van de andere
02.01 Guy D'haeseleer (VLAAMS
BLOK): Avec d'autres inspecteurs,
les contrôleurs de l'ONEM de
Turnhout ont adressé un
ultimatum à la ministre. La presse
se fait l'écho de plaintes relatives
à une pénurie cruelle
d'instruments de travail modernes
tels que des GSM ou des
ordinateurs portatifs et rapporte
que des contrôles doivent être
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
3
werkloosheidsbureaus. Zij stelden als ultimatum dat zij de
samenwerking met de andere inspecties op een laag pitje zetten of
zelfs opschorten indien niet wordt ingegaan op hun eisen inzake
betere vergoedingen en vooral inzake betere werkomstandigheden.
Tijdens de gezamenlijke acties werd immers heel snel duidelijk dat de
inspecteurs van de andere inspectiediensten wel degelijk beter
uitgerust zijn om hun werk efficiënt uit te voeren. Zij beschikken over
gsm, laptop, rechtstreekse toegang tot de Kruispuntbank, en zo
meer, waardoor zij bijvoorbeeld kunnen controleren of een
werknemer ingeschreven is of niet.

Daarnaast zou er nog een aanzienlijk aantal verschillen bestaan. De
inspecteurs van de andere inspectiediensten krijgen bijvoorbeeld
hogere dagvergoedingen en speciale verzekeringen tegen agressie
tijdens de controles.

Ik heb ook in de krant gelezen dat een delegatie van de RVA-
controleurs u vandaag zou komen bezoeken om hun eisen kracht bij
te zetten. In ieder geval, het is interessant te weten welke
oplossingen u hun zult aanbieden om een oplossing te bieden voor
hun groeiend ongenoegen. Ik wil u terzake dan ook een aantal
concrete vragen stellen.

Ten eerste, een aantal praktische vragen. Hoe groot is precies het
kilometercontingent waarover een sociaal inspecteur per jaar of per
maand beschikt? Welke andere materiële elementen worden de
RVA-controleurs ter beschikking gesteld? Vindt u die voldoende om
het werk efficiënt uit te voeren?

Het volgende is misschien belangrijker omdat het tot de grond van de
zaak gaat. Wat is het resultaat geweest van het overleg met het
kabinet van de minister? Volgens de berichten zouden de controleurs
van Turnhout reeds eerder een overleg hebben gehad. Is er een
oplossing uit de bus gekomen? Het zou spijtig zijn te moeten
vaststellen dat als gevolg van het ongenoegen de gezamenlijke
acties worden stopgezet of afgeremd omwille van de
werkomstandigheden van de RVA-controleurs. Uiteraard zou dit
alleen maar de zwartwerkers ten goede komen. Meer concreet, vindt
de minister het opportuun dat inspecteurs hun job per fiets moeten
uitoefenen? Er zijn toch wel een aantal middeleeuwse toestanden
waarbij men niet kan stellen dat er met gelijke wapens wordt
gestreden. Zal de minister er bij het beheerscomité van de RVA op
aandringen dat er extra faciliteiten zullen worden toegekend aan de
inspecteurs zodat zij op een efficiënte wijze hun controles kunnen
uitoefenen?
effectués à vélo, le contingent
kilométrique étant épuisé.

La ministre confirme-t-elle ces
informations? De quel quota de
kilomètres mensuel ou annuel
dispose un inspecteur social?
Quels autres moyens matériels
sont mis à la disposition des
inspecteurs? Ces moyens sont-ils
suffisants? La concertation avec la
ministre a-t-elle permis de trouver
une solution? Est-il opportun,
selon la ministre, que des
inspecteurs soient contraints
d'effectuer leurs contrôles à
bicyclette? La ministre dégagera-t-
elle des moyens supplémentaires
pour permettre aux inspecteurs de
travailler efficacement?



02.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, collega's,
de directeur en de sociale controleurs van het werkloosheidsbureau
van Turnhout distantiëren zich volledig van de inhoud van het artikel
in het Laatste Nieuws van 1 juni 2002. De sociale controleurs hebben
zeker niet de opdracht om de laatste dagen van de maand met de
fiets te rijden, wat niet belet dat hoogst uitzonderlijk ook
dienstopdrachten met de fiets kunnen gebeuren. Uit een eerste
onderzoek van de onkostenstaten van januari tot en met april 2002
blijkt dit tot op heden nog niet te zijn gebeurd. De sociale controleurs
van de RVA beschikken niet over een individueel aantal kilometers.
Er wordt jaarlijks aan elk werkloosheidsbureau een
kilometercontingent toegewezen.
02.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Le directeur et les
contrôleurs du bureau du
chômage de Turnhout opposent
un démenti formel au contenu de
l'article publié dans le quotidien
Het Laatste Nieuws. Les missions
à vélo sont exceptionnelles et
aucune d'entre elles n'a eu lieu
entre janvier et avril 2002. Par
ailleurs, les contrôleurs ne
disposent
pas d'un nombre
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
4

De directeur van het werkloosheidsbureau moet toezien op een
efficiënt gebruik van het contingent. Tijdens het eerste trimester van
2002 werd het toegekende contingent niet overschreden.
Verschillende werkloosheidsbureaus beschikken over een
dienstwagen die door de sociale controleurs gebruikt wordt voor
dienstopdrachten. Tevens beschikken alle sociale controleurs over
een GSM. Het beheerscomité van de RVA heeft akte genomen van
de verzuchtingen van de sociale controleurs.

De sociale controleurs maken ook gebruik van fietsen voor het
uitvoeren van dienstopdrachten. Dit is nuttig in bepaalde
agglomeraties waar bijvoorbeeld weinig parkeerplaatsen zijn. Zo
beschikt het werkloosheidsbureau Brugge over twee fietsen. In 2001
werden voor het land door de sociale controleurs 11 759 kilometers
verbruikt voor het uitvoeren van dienstopdrachten met de fiets.

Effectivement, une délégation se rendra à mon bureau aujourd'hui
mais comme je devais être présente au sein de cette commission,
elle sera reçue par mon chef de cabinet. Nous examinerons bien sûr
leurs revendications mais aussi la manière dont ces revendications
peuvent concerner l'ensemble des travailleurs de l'ONEM. Des
discussions seront menées avec le comité de gestion et les
organisations syndicales pour parfaire le dialogue avec les
contrôleurs.
individuel de kilomètres. Le
bureau du chômage a droit
chaque année à un quota de
kilomètres et il appartient au
directeur de veiller à une
utilisation efficace de ce
contingent. Ce dernier n'a, du
reste, pas été dépassé au cours
du premier trimestre de 2002.
Certains bureaux disposent d'une
voiture de service et tous les
contrôleurs ont un GSM. Les
missions à vélo sont plus
fréquentes dans les
agglomérations où les places de
parking sont rares.

Een delegatie zal vandaag worden
ontvangen door mijn kabinetschef,
die de eisen zal onderzoeken en
zal nagaan in welke mate ze alle
RVA-werknemers aanbelangen.
De gesprekken zullen worden
voortgezet om tot een betere
dialoog met de controleurs te
komen.
02.03 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, ik
dank de minister voor het antwoord.

Wanneer zij verwijst naar het jaarlijks toegewezen
kilometercontingent, kan ik niet anders dan vaststellen dat het aantal
toegewezen kilometers onvoldoende is.

De minister heeft het ook over de dienstwagens. In dat verband laat
ik opmerken dat het uitzonderlijk is dat een werkloosheidsbureau
over een dienstwagen beschikt, en dat zulks zeker niet te
veralgemenen is.

Als partij zijn we steeds voorstander geweest van een goede en
betere sociale bescherming gekoppeld aan een degelijke controle.
Aangaande de sociale bescherming heeft men reeds enkele
bescheiden stappen gedaan. Ik stel toch vast dat de noodzakelijke
controle steeds meer wordt uitgehold.

Ik dring er bij de minister op aan te zorgen voor
arbeidsomstandigheden waarbij de controleurs hun werk efficiënt
kunnen uitvoeren. Het is bovendien niet meer dan normaal dat de
inspecteurs op dezelfde manier worden behandeld wat de
vergoedingen, de faciliteiten en dergelijke meer betreft, onder het
motto gelijk loon voor gelijk werk. Te grote verschillen op het gebied
van arbeidsvoorwaarden tussen de inspectiediensten onderling zullen
leiden tot demotivatie met alle negatieve gevolgen van dien. Ik hoop
dat de vice-eerste minister op haar afspraak met de delegatie aan de
RVA-inspecteurs een positief antwoord zal formuleren en dat zij de
nodige maatregelen neemt om het ongenoegen te verhelpen. Zo
zullen werkomstandigheden worden gecreëerd die nodig zijn om
anno 2002 efficiënte controles uit te voeren.
02.03 Guy D'haeseleer (VLAAMS
BLOK): Le contingent kilométrique
qui est attribué ne suffit
manifestement pas. De même, la
présence de voitures de service
est l'exception, plus que la règle.

Il appartient à la ministre de créer
des conditions de travail
adéquates et de prévenir la
démotivation. J'espère que les
problèmes pourront être résolus
dans les meilleurs délais.

KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
5

Voorzitter: Daniel Bacquelaine.
Président: Daniel Bacquelaine.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Joos Wauters aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de bescherming van arbeiders in de kerncentrales" (nr. 7491)
03 Question de M. Joos Wauters à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la protection
des travailleurs dans les centrales nucléaires" (n° 7491)
03.01 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, uit de krant vernamen wij dat België bij het
Europees Hof van Justitie in Luxemburg een veroordeling heeft
opgelopen in verband met een Europese richtlijn handelend over de
bescherming van arbeiders in kerncentrales. Vermoedelijk is zulks
omdat wij de Europese richtlijn niet tijdig hebben omgezet in onze
nationale wetgeving. Gezien het belang van de bescherming van
deze werknemers had ik u graag hierover enkele vragen gesteld.

Op welke gronden berust deze veroordeling?

Welke maatregel neemt u om de bescherming van arbeiders volgens
de Europese richtlijn te laten verlopen?
03.01 Joos Wauters (AGALEV-
ECOLO): La Cour de justice
européenne à Luxembourg a
condamné la Belgique pour
n'avoir pas transposé la directive
relative à la protection des
ouvriers dans les centrales
nucléaires dans le droit national
dans les délais.

Quel est le fondement de cette
condamnation? Quelles mesures
la ministre compte-t-elle prendre
pour assurer la protection des
ouvriers belges conformément à la
directive européenne?
03.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, collega's,
de vertraging die het Hof van Justitie aan België verweet, werd door
het koninklijk besluit van 2 april 2002 ongedaan gemaakt en werd in
het Belgisch Staatsblad van 20 juni 2002 gepubliceerd. Het koninklijk
besluit regelt het radiologisch toezicht van de externe werker die in
een gecontroleerde zone werkt. Het toezicht gebeurt door middel van
de registratie van de stralingsdosissen die de externe werker heeft
opgelopen. Vroeger werd het toezicht uitgevoerd door de werkgever
van het toeleveringsbedrijf in samenwerking met de exploitant. Nu
moet de exploitant de stralingsdosissen van elke externe werker,
zelfstandige werkers inbegrepen, aan de overheid meedelen. Het
Meta actualiseert een centrale gegevensbank van de
stralingsdosissen die toegankelijk is voor de exploitanten.

Zij mogen de aanwezigheid in een gecontroleerde zone van een
persoon die de toegelaten grens van stralingsdosis bereikt heeft niet
toestaan.
03.02
Laurette Onkelinx,
ministre: L'arrêté royal du 2 avril
2002, publié au Moniteur belge du
20 juin 2002, règle par un système
d'enregistrement et de gestion des
doses radiologiques la
surveillance de l'exposition à des
doses radiologiques des
travailleurs extérieurs qui
interviennent en zone contrôlée.
Cette surveillance était
auparavant exercée par
l'employeur, c'est-à-dire
l'entreprise fournisseuse, en
collaboration avec l'exploitant.
Désormais, c'est à l'exploitant qu'il
appartient d'aviser les autorités
publiques des doses d'irradiation
reçues par chaque travailleur
extérieur et indépendant. Le
ministère de l'Emploi et du Travail
s'emploie à actualiser une banque
centrale de données relatives aux
doses radiologiques, qui est
accessible aux exploitants. Ceux-
ci ne pourront pas admettre en
zone contrôlée une personne
ayant déjà été exposée à la dose
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
6
d'irradiation maximum autorisée.
03.03 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter, ik
dank de minister voor het antwoord. Men is tot handelen overgegaan
en men biedt een oplossing aan. De exploitanten moeten deze
bescherming bieden. Ik neem aan dat inzake de uitvoering overleg
werd gepleegd met de exploitanten. Wordt dit aan het hof gemeld?
Kunnen er sancties worden genomen? Wat is de conclusie?
03.03 Joos Wauters (AGALEV-
ECOLO): Il existe donc une
solution légale. La Cour
européenne de Justice va-t-elle en
être informée? Il faudra mener
une concertation avec les
exploitants sur l'application
concrète des mesures. Des
sanctions sont-elles prévues en la
matière?
03.04 Laurette Onkelinx, ministre: Il est évident que cela a été
communiqué. En tout cas, je vérifierai si cela a été fait. La pratique
habituelle avec la Cour est de tenir tout de suite l'intéressé au courant
des mesures internes qui ont été prises pour répondre à des
condamnations. Je vais en tout cas m'en assurer.
03.04 Minister Laurette Onkelinx:
Wij maken gewoonlijk de interne
maatregelen bekend die werden
genomen na een veroordeling
door het Hof van Justitie. Ik zal
nagaan of ook deze keer die
informatie correct werd
meegedeeld.
03.05 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Er werden afspraken
gemaakt met de exploitanten?
03.05 Joos Wauters (AGALEV-
ECOLO): Existe-t-il un accord
avec les exploitants?
03.06 Minister Laurette Onkelinx: Inderdaad.
03.06
Laurette Onkelinx,
ministre: En effet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

Voorzitter: Joos Wauters.
Président: Joos Wauters.
04 Samengevoegde vragen van
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over "de
feestdag van 11 juli" (nr. 7508)
- de heer Koen Bultinck aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over "de
invoering van een betaalde feestdag op 11 juli" (nr. 7541)
- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over "de
erkenning van 11 juli als wettelijk betaalde feestdag" (nr. 7628)
04 Questions jointes de
- M. Karel Van Hoorebeke à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la reconnaissance du
11 juillet comme jour férié" (n° 7508)
- M. Koen Bultinck à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "l'instauration d'un jour férié
rémunéré le 11 juillet" (n° 7541)
- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la reconnaissance du 11 juillet
en tant que jour férié rémunéré" (n° 7628)
04.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, ik weet niet of u vandaag naar de bakker gaat
om een brood te kopen. U zou vandaag eens naar een Vlaamse
bakker moeten gaan, want vandaag worden de broden daar verkocht
in groene zakken. Ik heb dat via de radio vernomen, want ik heb zelf
ook nog geen brood gekocht vandaag. Die zakken houden verband
met een actie van de Vlaamse regering om 11 juli tot een echt
04.01 Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Aujourd'hui, les
boulangers flamands emballent
leurs pains dans des sacs verts.
Le gouvernement flamand
souhaite de cette manière
promouvoir le 11 juillet comme
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
7
volksfeest te laten uitgroeien. Volgens mij is het een goed initiatief
van de Vlaamse regering om bepaalde stimuli te geven om 11 juli, dat
al geruime tijd door sommigen als een feestdag gevierd wordt, ook
als dusdanig te doen erkennen. Zo heeft de Vlaamse overheid al een
dag vrij, net als bepaalde bedrijven en bepaalde sectoren. Het enige
wat eigenlijk nog ontbreekt, is de erkenning van 11 juli als een
officiële, wettelijke betaalde feestdag.

In de commissievergadering hebben wij op 24 april het wetsvoorstel
besproken dat ik samen met collega Bourgeois indiende. Ik wil er niet
in overdrijven, maar ik heb toch het gevoel dat er in Vlaanderen een
consensus aan het groeien is om 11 juli als een officiële feestdag te
laten erkennen. Ik ben heel gelukkig met de recente persmededeling
van de SP.A, waarin ook collega Bonte zei dat 11 juli een officiële,
wettelijke feestdag moet worden.

Ik neem aan dat de SP.A daarvan ook overtuigd is geworden door de
laatste oproep van Patrick Dewael in De Zevende Dag. Hij had dat
standpunt vroeger al verwoord maar heeft het nu nog eens
uitdrukkelijk herhaald. Ik had ook het gevoel dat Agalev bereid was
om daarover een discussie te voeren, wat ik al heel belangrijk vind.
De CD&V blijft stilzwijgend op alle fronten, wellicht ook vandaag op
deze banken. De CD&V is de nieuwe Vlaamse partij, maar wij
moeten blijkbaar meer naar de woorden van Stefaan De Clerck
luisteren dan naar zijn daden kijken. Het standpunt van de VLD is
duidelijk. Mevrouw De Block zei dat wat op een lager niveau gebeurt,
wat de heer Dewael zegt, haar eigenlijk niet interesseert en dat men
op het federale niveau maar verder rustig moet aanmodderen.

Mevrouw de minister, in de commissie is afgesproken dat twee zaken
zouden gebeuren.

Ten eerste, zou binnen de maand het advies van de Nationale
Arbeidsraad worden gevraagd. Dat is er ondertussen nog niet. Ik
neem aan dat sommige discussies terzake iets langer kunnen duren.

Ten tweede zou u op vraag van de commissie ook overleg plegen
met de gewesten en de gemeenschappen om na te gaan of hiervoor
een oplossing kon worden gevonden. Ik geef toe dat een aantal
facetten van dit probleem niet kunnen worden miskend. De vraag rijst
of er al dan niet een wettelijke feestdag moet bijkomen. Daarnaast
zorgt dit ook voor problemen met de Franstalige, de Brusselse en de
Duitstalige Gemeenschap. U zou hierover overleg met de
gemeenschappen en de gewesten plegen.

Mevrouw de minister, ik heb hierover een aantal vragen.

Ten eerste, hoe is de stand van zaken vandaag in de Nationale
Arbeidsraad?

Ten tweede, bent u reeds met het overleg met de gemeenschappen
en de gewesten gestart? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat is de
stand van zaken?
une véritable fête populaire
flamande.

Le 24 avril 2002, cette
commission a examiné la
proposition de loi de MM. Van
Hoorebeke et Bourgeois. Nous
voulons que le 11 juillet devienne
un jour férié légal. Un consensus
se dégage à ce propos en
Flandre. Le 24 avril, il a été
convenu de demander l'avis du
CNT à ce sujet et de se concerter
avec les Communautés et les
Régions.

Où en est le CNT? Les
négociations ont-elles été
ouvertes? Quel en est le résultat?

04.02 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, de invalshoek van het Vlaams Blok over de
feestdag van 11 juli is ongeveer dezelfde. Ik zal iets minder
enthousiast doen dan de heer Van Hoorebeke over het initiatief van
04.02 Koen Bultinck (VLAAMS
BLOK): En 1995 déjà, le Vlaams
Blok avait déposé une proposition
de loi visant à instaurer un jour
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
8
de Vlaamse regering. U weet dat wij iets kritischer zijn over de
invulling, onder meer ook over de uitdeling van de groene
broodzakken. Het is misschien om de groenen de indruk te geven dat
zij een cruciale inbreng hebben op de diverse regeringsniveaus.

Wij hebben op 24 april 2002 een heel goede bespreking in de
commissie voor de Sociale Zaken gehad over de voorliggende
wetsvoorstellen. Voor de geschiedschrijving is het goed dat nog eens
duidelijk wordt gemaakt dat mijn fractie reeds in 1995-1996 een
wetsvoorstel terzake heeft ingediend. Dat werd op 18 oktober 1999
door de heer Annemans opnieuw ingediend voor deze legislatuur. Wij
hebben daarover een zeer goede bespreking gehad. De heer Van
Hoorebeke en ikzelf kregen de kans om de beide wetsvoorstellen toe
te lichten in de commissie voor de Sociale Zaken. Er zijn toen
duidelijke afspraken gemaakt. Er zou een advies aan de Nationale
Arbeidsraad worden gevraagd. De minister kondigde ook aan dat
overleg zou worden gepleegd met gemeenschap- en
gewestministers. Wij konden ondertussen vaststellen dat Vlaams
minister-president Patrick Dewael een pleidooi houdt voor een extra
vakantiedag. Wij moeten voorts vaststellen dat het advies van de
NAR iets langer dan gebruikelijk op zich laat wachten.

Vanuit onze fractie kan ik begrip opbrengen voor de
loonkostenargumentatie die wordt aangevoerd van de zijde van de
werkgevers, waarbij ik denk aan het VBO en UNIZO. Dat moet mee
in rekening worden gebracht. U weet dat wij daar steeds een zeer
constructieve en flexibele oplossing voor hebben gevonden. Wij
hebben altijd gezegd dat er wat ons betreft geen probleem is. In een
gefederaliseerd land moet het kunnen om de wettelijke feestdag 21
juli in te ruilen voor 11 juli aan Vlaamse zijde en 27 september aan
Franstalige zijde. Op dat vlak zouden wij perfect tegemoet kunnen
komen aan de argumenten van de werkgevers die terecht wijzen op
de loonkostenhandicap die ons land toch nog heeft.

Mevrouw de minister, ik sluit af met twee concrete vragen. Hebt u
reeds het concrete advies van de NAR? Wanneer mogen wij dit
eindelijk verwachten? Het duurt immers iets langer dan wij van de
NAR gewend zijn. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het
overleg op gemeenschaps- en gewestniveau?
férié flamand le 11 juillet. M.
Annemans a redéposé cette
proposition sous l'actuelle
législature. Lors du débat en
commission, il a été décidé de
demander l'avis du CNT et
d'organiser une concertation avec
les Communautés et les Régions.

Quand cet avis sera-t-il prêt? Où
en sont les négociations avec les
Communautés et les Régions?

04.03 Hans Bonte (SP.A): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, u kent de houding van mijn fractie ten aanzien van de
wetsvoorstellen. Tijdens de bespreking op 24 april hebben wij blijk
gegeven van enig pragmatisme. Op dat vlak zijn wij een
pragmatische partij, in die zin dat het ons als muziek in de oren klonk
toen de Vlaamse minister-president oordeelde dat zowel de Vlaamse
als de Waalse feestdag als wettelijke betaalde feestdagen zouden
moeten worden beschouwd. Als ik mij de standpunten van de diverse
fracties correct herinner, kan er inderdaad een meerderheid ontstaan
waaraan wij zeer graag willen meewerken. Dat het de Vlaamse
minister-president menens is, bleek uit het feit dat hij ­ en naar ik
aanneem ook zijn partij ­ daarvan desgevallend tijdens de komende
federale regeringsonderhandelingen een breekpunt zou maken. Ik
hoop uiteraard dat het niet zo ver moet komen en dat er enige
consequentie bestaat tussen wat de Vlaamse minister-president
terzake wenst en de houding van de VLD-fractie in de federale
Kamer bij de bespreking van de voorliggende wetsvoorstellen. Ik
herinner mij dat het vooral de VLD was die remmend werkte in de
04.03 Hans Bonte (SP.A): Lors
de la discussion de ce dossier,
mon groupe a fait preuve de
pragmatisme. Nous sommes
d'accord avec la déclaration du
ministre-président Dewael que les
jours fériés régionaux doivent être
reconnus. Sa promesse d'en faire
s'il le fallait un point de rupture
indique que le ministre-président
prend l'affaire vraiment au sérieux.
Cela est positif car le VLD avait
par le passé avancé des
objections.

Quel est l'avis du CNT? Nous
l'attendons depuis un mois déjà.
Que le CNT prétende ne guère
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
9
discussie om 11 juli op te nemen in de lijst van wettelijke betaalde
feestdagen. Zij hadden een reeks terechte bedenkingen en in mijn
ogen ook een lijst minder relevante argumenten. In elk geval was het
bijzonder duidelijk dat vooral de VLD-fractie aandrong op vertraging.

Mevrouw de minister, mijn vragen zijn ongeveer dezelfde. Ook ik wil
graag een stand van zaken met betrekking tot het advies van de
Nationale Arbeidsraad krijgen. We hadden een termijn van een
maand naar voren geschoven voor dit advies en die timing is nu al
een maand verstreken. U zult van mij kunnen aannemen dat het mij
absoluut niet verbaast dat de Nationale Arbeidsraad reageert door te
stellen dat ze niet genoeg tijd hebben. Dat is de manier van de
Nationale Arbeidsraad om te zeggen dat er eigenlijk geen akkoord in
het verschiet ligt binnen de raad. Ik wil wel graag weten hoe snel men
met een advies ten gronde zou kunnen komen. Hetzelfde geldt voor
het overleg met de gemeenschappen en de gewesten. In welke mate
hebt u al kennis kunnen nemen van de standpunten van de
gemeenschappen en de gewesten? Het is ook voor dit Parlement
goed om het regeringsstandpunt terzake te kennen. Is het volgens de
federale regering opportuun, nodig en wenselijk om de lijst van
wettelijk betaalde feestdagen uit te breiden met een nieuwe feestdag,
met name die van de gemeenschappen?
disposer de temps ne m'étonne
pas car il s'agit d'un organisme
national qui aujourd'hui doit se
prononcer sur une question
sensible sur le plan linguistique.

Dans quelle mesure le ministre
s'est-il déjà concerté avec les
Communautés et les Régions?
Quel est le point de vue du
gouvernement fédéral?

04.04 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, collega's,
het advies van de sociale partners is nog niet bekend. Er dient
evenwel rekening mee te worden gehouden dat de wet vastlegt dat
de Nationale Arbeidsraad advies moet uitbrengen binnen een termijn
van twee maanden. Ik denk dat wij het advies binnenkort zouden
moeten ontvangen.

Wat de bespreking met de gemeenschappen en de gewesten betreft,
heb ik een eerste algemene discussie gehad tijdens de
interministeriële conferentie voor werkgelegenheid. Zij willen op het
advies van de sociale partners wachten.

A l'occasion de cette discussion, certains partenaires autour de la
table ont mis quelques difficultés en évidence: tout d'abord, le coût
pour les employeurs, ensuite, la difficulté de tenir compte de la
diversité des jours officiels, à savoir le 27 septembre pour la
Communauté française, la mi-septembre pour la Région wallonne, le
15 novembre, jour de la dynastie, pour la Communauté
germanophone, ce qui ne pose aucun problème. Pour la Région de
Bruxelles-Capitale, il faudra encore réserver un sort particulier à
Bruxelles, où on nous faisait remarquer que la diversité des jours
fériés correspondant aux fêtes régionales et communautaires risquait
d'avoir un impact cumulé sur la Région de Bruxelles-Capitale.

Je rappelle qu'il s'agissait d'une discussion générale, et non d'une
position des uns et des autres, laquelle montrait que le dossier était
complexe. Nous attendons l'avis des partenaires sociaux pour
reprendre la discussion en conférence interministérielle. Dans cette
attente, le gouvernement fédéral ne tient pas à s'exprimer avant
d'avoir entendu l'avis en question ainsi que l'avis officiel des
ministres, partenaires de la conférence interministérielle de l'Emploi.
04.04 Laurette Onkelinx: L'avis
des partenaires sociaux n'est pas
encore connu.

La loi prévoyant que l'avis du
Conseil national du travail doit être
rendu dans un délai de deux mois;
je pense qu'il devrait nous
parvenir très prochainement.

Pour ce qui concerne la
discussion avec les Régions et les
Communautés, il m'apparaît
qu'avant de l'entreprendre, nous
devons prendre connaissance de
l'avis des partenaires sociaux.

Sommige partners wezen op de
kosten waarvoor de werkgevers
zullen moeten opdraaien en op de
moeilijkheid om rekening te
houden met de diverse
feestdagen die overeenstemmen
met de officiële feesten van de
Gewesten en Gemeenschappen,
die bovendien voor het Brussels
Gewest een gecumuleerd effect
zullen hebben. Er is geen sprake
van een blokkering maar het
betreft een complex dossier.

04.05 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mevrouw de minister, uw
antwoord verbaast mij niet: het ligt in de lijn van de verwachtingen.
Dat wil ook niet zeggen dat ik ontgoocheld ben. Ik heb tijdens de
04.05 Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Je ne suis pas déçu, je
sais que ce dossier est complexe.
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
10
algemene bespreking van het wetsvoorstel gezegd en vandaag
herhaald dat het een complex probleem is. Het enige wat vandaag
belangrijk is, mevrouw de minister, is dat er inderdaad op de diverse
niveaus een bespreking over wordt aangevat en in alle sereniteit
wordt gevoerd.

Ik denk, mevrouw de vice-eerste minister, dat het ook mogelijk moet
zijn om een oplossing hiervoor uit te werken. Wij weten dat een
bijkomende feestdag ook voor bijkomende loonkosten zorgt. Wij
kennen de standpunten van Unizo en VEV en zijn daar ook gevoelig
voor. Anderzijds is er inderdaad de diversiteit van de verschillende
feestdagen. Tijdens de discussie over het wetsvoorstel heb ik daar
ook alle begrip voor getoond. Ik denk en herhaal dat het belangrijk is
om daarover een discussie te kunnen voeren en men het niet als een
breekpunt moet aanvoelen op het ogenblik van een
regeringsvorming.

Ik heb dus genoteerd dat de NAR met de discussie bezig is en dat
een advies zal worden uitgebracht binnen twee maanden. Die termijn
zal wellicht over een tot twee weken verstrijken. Wij kunnen dat dus
tegemoet zien en het overleg zal worden voortgezet, neem ik aan. Ik
neem aan dat u voort zult overleggen met de gewesten en
gemeenschappen als u kennis hebt kunnen nemen van het advies,
mevrouw de minister. Het antwoord is kennelijk ja.
Un débat serein mené à plusieurs
niveaux devrait nous permettre de
trouver une solution en ce qui
concerne les coûts salariaux
supplémentaires et la diversité
des jours fériés.

Comme la ministre, j'attends l'avis
et la concertation qu'elle a
annoncée.
04.06 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mevrouw de minister,
uiteraard wil ik u beleefdheidshalve ook danken voor uw antwoord.
Mij verwondert uw antwoord niet echt. De NAR neemt rustig de tijd
om een advies te formuleren. Anderzijds nemen wij er akte van dat er
binnen de interministeriële conferentie geen blokkering is. Men is dus
bereid rustig voort te praten en dat is een positief element. Ik wil u wel
vragen om die discussie niet te lang te laten aanslepen. Wij zien dat
door u in een aantal dossiers soms wel enige druk wordt uitgeoefend
op de interministeriële conferentie. Het zou misschien van een
positieve ingesteldheid getuigen wanneer u als overtuigd Franstalig
minister en direct betrokken partij toch een positieve bijdrage zou
leveren om die interministeriële conferentie niet te laten stilvallen.

Wat de loonkostenargumentatie betreft weet u dat wij constructief
hebben aangeboden om 21 juli als feestdag af te schaffen. Dan is er
ruimte en is het hele loonkostendebat van de baan, dan kunnen 11
juli en 27 september als feestdag worden ingevoerd.

Tot slot verwondert het mij wel dat u zegt dat er nu geen
regeringsstandpunt is. Wij weten zeer goed dat alle leden van de
paars-groene regering op alle niveaus graag hun mondje roeren
volgens de open debatcultuur. Blijkbaar ligt het thema toch iets te
gevoelig en kiest men hier voor de politiek van verstandig zwijgen.
04.06 Koen Bultinck (VLAAMS
BLOK): Le CNT prend son temps.
A la conférence interministérielle,
personne ne semble vraiment
opposé à la proposition. Cette
situation n'est pas négative en soi,
mais elle ne doit pas s'éterniser
inutilement. En tant que ministre
fédérale francophone, vous
pourriez vous-même apporter une
contribution positive dans ce
dossier.

Pour ce qui est des coûts
salariaux, il existe une solution
très simple: supprimez le 21 juillet.

Je ne comprends pas pourquoi le
gouvernement n'a pris position à
propos de ce dossier.

04.07 Hans Bonte (SP.A): Mevrouw de minister, u verwijst naar de
complexiteit van het dossier, maar in vergelijking met veel andere
dossiers is het relatief eenvoudig. Het is zeker een doorzichtig
dossier. Daarmee bedoel ik niet dat er geen moeilijke discussies aan
vasthangen, en dit naar mijn aanvoelen vooral in de NAR.

Mevrouw de minister, u weet even goed als ikzelf ­ de persberichten
uit werkgevershoek zijn daarover duidelijk ­ dat dit een bijzonder
moeilijk dossier is voor de Nationale Arbeidsraad, waar de sociale
04.07 Hans Bonte (SP.A):
Comparé à d'autres, ce dossier
est relativement simple, bien qu'il
implique des discussions
délicates, dans la mesure où il est
difficile de modifier certaines
positions au sein du CNT. Je
regrette dès lors que le
gouvernement fédéral se refuse à
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
11
gesprekspartners zich over de wetsvoorstellen buigen. Wij maken
elkaar niets wijs als wij de voorspelling doen dat dit op zijn best tot
een verdeeld advies zal leiden. In die optiek ontgoochelt het mij een
beetje dat de federale regering zich afzijdig houdt. Niets is
eenvoudiger voor de federale regering om op basis van een verdeeld
advies niets te doen, rekening houdend met datgene wat in het
Parlement op dat vlak gebeurt.

Mevrouw de minister, ik zou willen aandringen dat de federale
regering zich wel bezint over haar standpunt terzake. Het kan toch
niet dat wij collega Dewael zouden moeten suggereren om met de
federale premier contact op te nemen om daaromtrent het initiatief
naar zich toe te halen. Ik meen dat het hoe dan ook zinnig is mocht
de federale regering over dit dossier wel kleur bekennen. Het zal een
belangrijke factor zijn in de verdere werkzaamheden bij de
behandeling van dit wetsvoorstel.
prendre position et je demande
instamment qu'il réfléchisse à la
question.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over "het
overleg met de gewesten en gemeenschappen en de sociale partners" (nr. 7539)
- de heer Guy D'haeseleer aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over "het
ontwerpdecreet van minister Landuyt dat de Vlaamse regering moet machtigen om CAO's algemeen
bindend te verklaren die gewest- of gemeenschapsbevoegdheden als voorwerp hebben" (nr. 7556)
- mevrouw Annemie Van de Casteele aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de bekrachtiging van CAO's" (nr. 7621)
05 Questions jointes de
- Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la concertation entre les
Communautés et les Régions et les partenaires sociaux" (n° 7539)
- M. Guy D'haeseleer à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "le projet de décret du
ministre Landuyt destiné à autoriser le gouvernement flamand à rendre obligatoires des CCT portant
sur des compétences régionales ou communautaires" (n° 7556)
- Mme Annemie Van de Casteele à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "l'approbation
des CCT" (n° 7621)
05.01 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, mijn vraag kan bijzonder kort zijn omdat ze in het verlengde
ligt van vragen die ik eerder in deze commissie gesteld heb. Voor het
antwoord erop hebt u toen om wat geduld gevraagd en hebt u
gewezen op het overleg dat terzake nog zou plaatsvinden tussen u
en de gewesten en gemeenschappen. Dat overleg was gepland voor
18 juni, dus heel kort geleden.

Ik kom tot mijn concrete vragen. Ten eerste, wat is tijdens het overleg
aan bod gekomen en wat zijn de resultaten van de gesprekken die u
gevoerd hebt op 18 juni? Wat heeft Vlaams minister Landuyt
verklaard over de CAO's en meer bepaald over de Vlaamse CAO's?
Die vragen heb ik u eerder gesteld en voor het antwoord erop hebt u
mij gewezen op het overleg van 18 juni.

Ten tweede, is daar gesproken over de transmissie van gegevens
tussen de gewesten en de gemeenschappen en de federale
overheid, in casu de RVA, inzake de beschikbaarheid voor de
arbeidsmarkt en de bereidheid in te gaan op een passend
werkaanbod en het aanbod van vorming en opleiding? Toen ik u
05.01 Greta D'hondt (CD&V): En
réponse à plusieurs questions qui
lui ont été posées à la Chambre,
la ministre a renvoyé à la
concertation prévue le 18 juin
2002 avec les ministres de
l'Emploi régionaux et
communautaires ainsi que les
interlocuteurs sociaux.

Qu'a-t-il été convenu lors de cette
concertation au sujet de la
confirmation des CCT flamandes?

La ministre a-t-elle, comme elle
l'avait annoncé, inscrit à l'ordre du
jour de cette concertation la
question de l'échange des
données entre les services
régionaux de l'emploi et l'Onem?
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
12
daarover nog niet zo lang geleden een vraag stelde in deze
commissie, hebt u geantwoord dat u dat op de agenda van het
overleg van 18 juni zou plaatsen.

Samengevat: wat is er op 18 juni afgesproken over de bekrachtiging
van Vlaamse CAO's, en hebt u de transmissie van gegevens
inderdaad op de agenda geplaatst? Wat is daarvan dan het
resultaat?
Quel est le résultat de cette
concertation?

05.02 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, het
tweede luik van de vraag van mevrouw D'hondt sluit aan bij de
hiernavolgende vragen van de heer Valkeniers en van mezelf.
Misschien kunnen wij onze vragen dus onmiddellijk stellen om te
vermijden dat we straks vragen stellen waarop wij geen antwoord
meer krijgen.
De voorzitter: Mijnheer D'haeseleer, wij hebben de vragen gesplitst. Laten wij het nu hebben over de
CAO's en straks dat tweede luik behandelen.
05.03 Greta D'hondt (CD&V): (...)
05.04 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Goed. Mevrouw de
minister, naar aanleiding van het advies van de Raad van State over
het ontwerpdecreet van Vlaams minister Landuyt, waarbij de
Vlaamse regering zelf CAO's over gewest- en
gemeenschapsmateries algemeen bindend zou kunnen verklaren,
hebt u op interpellaties en vragen terzake geantwoord dat dit het
voorwerp van overleg zou uitmaken in de interministeriële
conferentie. Dat overleg heeft intussen blijkbaar plaatsgevonden.
Volgens de krantenberichten zou u gezegd hebben dat er nogal wat
juridische knelpunten in dat dossier zitten. Sommige mensen blijven
volhouden dat de federale overheid bevoegd blijft voor de
bekrachtiging van CAO's, terwijl anderen, gesteund door de Raad
van State, zeggen dat de deelregeringen bevoegd zijn wanneer het
gaat over gewest- of gemeenschapsaangelegenheden.

Tijdens de bewuste vergadering zouden er twee oplossingen naar
voren geschoven zijn: ofwel past de federale regering de wet van
1968 op de collectieve arbeidsovereenkomsten aan, ofwel moeten
alle gewesten een decreet uitwerken inzake de bekrachtiging van
CAO's ­ wat mij de logica zelf lijkt.

Mevrouw de vice-eerste minister, u zou voorgesteld hebben een
formule uit te dokteren waarbij de politiek niet langer tussenbeide zou
komen in het sociaal overleg. De CAO's zouden dus niet meer door
een minister bekrachtigd moeten worden. Wij maken ons geen al te
grote zorgen wat de tweede hypothese betreft, waarbij de gewesten
een decreet moeten uitwerken inzake de bekrachtiging van CAO's,
omdat u er uiteraard alles aan zult doen om dat te verhinderen. Ik
wijs maar op de academische feestzitting ter aanleiding van de 50
ste
verjaardag van de Nationale Arbeidsraad waar u duidelijk gezegd
hebt dat ­ ik citeer: "...de onderhandelingen over
arbeidsvoorwaarden in ruime zin een federale bevoegdheid moeten
blijven.

Men kan immers de versnippering van de sociale dialoog niet
aanvaarden, want dat leidt tot het uit elkaar spatten ervan en tot de
05.04 Guy D'haeseleer (VLAAMS
BLOK): Une conférence
interministérielle a été organisée
après l'avis rendu par le Conseil
d'Etat sur le projet de décret du
ministre flamand M. Landuyt et
selon lequel le gouvernement
flamand est compétent pour
rendre obligatoires les CCT
relatives aux matières qui relèvent
de sa compétence.

Deux solutions sont possibles: soit
le gouvernement modifie la loi de
1968, soit les Régions élaborent
un décret concernant la
confirmation des CCT.

Je ne me fais toutefois pas
d'illusions et je crains que la
ministre fasse tout ce qui est en
son pouvoir pour contrecarrer la
deuxième solution. J'en suis
d'autant plus sûr après avoir
entendu ses propos lors de la
séance académique organisée à
l'occasion du cinquantième
anniversaire du CNT.


KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
13
invoering van andere discussieniveaus die met elkaar zouden
wedijveren". Einde citaat. Niettegenstaande dit zou ik de minister toch
een aantal vragen willen stellen. Ten eerste, wat is nu juist het
resultaat van het overleg en welke conclusies verbindt de minister
aan het advies van de Raad Van State? Voor welke politieke
oplossing zal men kiezen en tegen wanneer wordt een en ander
geconcretiseerd?
05.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, het is inderdaad zo dat de Vlaamse regering na
heel wat overleg op 16 februari 2001 haar principiële goedkeuring
heeft gehecht aan het voorontwerp van decreet over de algemeen
verbindendverklaring van akkoorden tussen werknemers- en
werkgeversorganisaties betreffende gewest- en
gemeenschapsaangelegenheden. Daarover is het advies van de
SERV gevraagd, wat een verdeeld advies was, en tevens het advies
van de Raad van State, dat wat dat betreft heel verhelderend was en
dat zegt dat gelet op de omschreven aard van de algemeen
verbindendverklaring en rechtshandeling waardoor bepalingen die
het voorwerp van de rechtshandeling uitmaken een zelfde
rechtskracht verwerven als een strafrechtelijk gesanctioneerde
verordening.

In datzelfde advies zegt de Raad van State dat de Koning niet langer
bevoegd is om collectieve arbeidsovereenkomsten algemeen
verbindend te verklaren die betrekking hebben op aangelegenheden
die behoren tot de bevoegdheden van de gemeenschappen en de
gewesten. Het zijn enkel de gemeenschaps- of gewestregeringen die
met betrekking tot die aangelegenheden bevoegd kunnen zijn om
collectieve arbeidsovereenkomsten algemeen verbindend te
verklaren, aldus de Raad van State. Met andere woorden, de logica
die de Vlaamse regering heeft gevolgd is een perfecte juridische
logica die dient te worden gevolgd. Ik besef heel goed dat, enerzijds
de werknemersorganisaties daar niet enthousiast over waren, getuige
het SERV-advies, maar anderzijds weet ik ook dat de Franstalige
collega's al een hele tijd hadden laten merken dat zij zo een piste
helemaal niet zien zitten, hetgeen ertoe heeft geleid dat er op
federaal niveau een overleg werd gepland met de bevoegde
gewestministers en de sociale partners, waar blijkbaar de oplossing
zou worden gelanceerd om het verbindend verklaren op zichzelf
algemeen te schrappen.

In het Vlaamse Parlement is hierover al een vraag gesteld aan de
Vlaamse minister van Werkgelegenheid, de heer Landuyt, die zich
wat op de vlakte heeft gehouden en die in zijn antwoord zegt, ik
citeer: "Vooreerst wil ik duidelijk stellen dat ik mij niet de les laat
spellen door de groep van tien", zijnde het overleg dat de minister bij
elkaar heeft geroepen. En verder: "Deze ontmoeting was
georganiseerd door de federale minister van Werkgelegenheid, ik
heb terzake de motieven en de inhoud van het Vlaams ontwerp van
decreet uitgelegd. Dit ontwerp is overgemaakt ter bespreking aan het
Vlaams Parlement en bijgevolg al aan de bevoegde commissie". Wat
het voorstel betreft van de federale minister doet hij opmerken dat hij
zich over dit voorstel positief noch negatief heeft uitgelaten maar dat
hij op een concreet voorstel terzake wacht omdat hij toch nog met
een aantal vragen zit waarvan zijn oordeel dan zal afhangen. Die
vragen zijn: wordt de autonomie van de sociale partners
gerespecteerd? Zo ja, op welke wijze? Voorziet het voorstel in een
05.05 Annemie Van de Casteele
(VU&ID): L'avis du SERV (Conseil
économique et social de la
Flandre) sur la confirmation des
CCT était divisé, mais celui du
Conseil d'Etat était
particulièrement clair et affirmait
sans ambiguïté que seules les
Communautés et les Régions sont
compétentes pour déclarer
obligatoires les CCT qui relèvent
de leur compétence. En d'autres
termes, la logique du projet de
décret de la Communauté
flamande est correcte et doit être
suivie.

Longtemps avant que l'avis ne soit
rendu, les collègues francophones
avaient fait savoir qu'ils étaient
opposés à cette piste de réflexion.
A l'initiative de la ministre fédérale
de l'Emploi, une concertation a
ensuite été organisée au niveau
fédéral. Le ministre Landuyt a
clairement fait comprendre qu'on
ne lui dicterait pas sa conduite. Il
n'a donné ni avis positif ni avis
négatif sur la proposition de la
ministre, mais il attend une
proposition concrète.

Selon le Conseil d'Etat, le fait de
déclarer qu'une CCT est
obligatoire en modifie la nature. La
nature purement contractuelle des
CCT se mue en une nature
assimilable à celle d'une
disposition d'origine étatique.
C'est en raison de cette mutation
fondamentale que l'instauration du
caractère obligatoire est soumise
aux règles de répartition des
compétences.

KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
14
georganiseerde solidariteit tussen alle CAO-partijen? Zo ja, op welke
wijze? Respecteert het voorstel de bevoegdheidsverdeling tussen de
diverse overheden? Zo ja, op welke wijze?

Mevrouw de minister, dat zijn pertinente vragen waar ik mij voor een
deel zou bij willen aansluiten. Als ik het advies van de Raad van State
lees dan heb ik ook een juridische vraag. De Raad van State zegt dat
de verbindendverklaring niet iets is dat niet belangrijk is. De
rechtshandeling verandert op wezenlijke wijze de aard van de
bepalingen omdat een van oorsprong contractuele bepaling gelijk
wordt gesteld met een bepaling van statelijke oorsprong.

Het is juist die fundamentele transformatie, zegt de Raad van State,
die maakt dat de handelingen waarbij een CAO algemeen verbindend
wordt verklaard, onderworpen is aan de regels die zijn vastgesteld
voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheden van de
federale Staat. Is het schrappen daarvan inderdaad de piste die u wilt
volgen? Gaat u de wet in die zin aanpassen? Hoe zal men dan
dezelfde garanties kunnen afdwingen als op dit moment bestaat door
het algemeen verbindend verklaren van een CAO?
05.06 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, collega's,
dit probleem omtrent CAO's maakt het voorwerp uit van een
diepgaand onderzoek. De besprekingen die reeds plaatsvonden op
18 juni hebben slechts een voorbereidend karakter. Mogelijke
oplossingen werden nog niet overwogen. Het is in deze fase nog te
vroeg om tot een conclusie te komen. Nog andere vergaderingen zijn
nog gepland voor eind juli.

En outre, le simple constat que j'ai fait est que les partenaires
sociaux et les ministres de l'Emploi de ce pays sont en tout cas
d'accord sur la volonté de maintenir en Belgique notre système de
concertation sociale et de ne pas faire entrave à l'autonomie des
partenaires sociaux étant donné que c'est un élément fondamental
du modèle social belge. Pour le reste, il est vraiment trop tôt pour
que, dans un problème aussi délicat, j'évoque d'autres points
aujourd'hui.
05.06
Laurette Onkelinx,
ministre: Les discussions du 18
juin n'étaient que préliminaires. Un
examen approfondi est en cours.
Dans l'état actuel des choses il est
donc pas possible de formuler des
conclusions. Plusieurs réunions
seront organisées d'ici à la fin du
mois de juillet.

De sociale partners en de minister
van Werkgelegenheid zijn het er in
ieder geval over eens om ons
sociaal overlegstelsel te
handhaven en de autonomie van
de sociale partners te vrijwaren.
Voor het overige is het nog te
vroeg om dieper op die gevoelige
kwestie in te gaan.
05.07 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, de
minister stelt dat het nog te vroeg is om conclusies te trekken,
aangezien de problematiek het voorwerp uitmaakt van een
diepgaand onderzoek. Dat is geen antwoord.

Het is duidelijk dat de regering en de vice-eerste minister er alles aan
zullen doen om tot een oplossing te komen, die uiteindelijk een
politieke oplossing moet zijn. Het advies van de Raad van State zal
eens te meer van geen tel zijn. Men heeft trouwens geen advies
gevraagd aan het Arbitragehof, omdat men ­ zo vermoed ik ­
ondanks de politieke samenstelling van het hof niet gerust was in de
afloop en men vreesde dat het hof een bijkomend argument zou
geven om de gewesten bevoegd te maken.

Voor het Vlaams Blok is het duidelijk dat de regering en de vice-
eerste minister in het bijzonder de autonomie van de gewesten
blijven miskennen en alles in het werk blijven stellen om te vermijden
05.07 Guy D'haeseleer (VLAAMS
BLOK): Il est trop tôt. Voilà bien
une réponse typique de ce
gouvernement. Ce gouvernement
continue à juguler l'autonomie des
Régions et des Communautés. Il
est inconcevable que les partis
flamands de la majorité continuent
de soutenir cette politique.

KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
15
dat Vlaanderen in een aantal domeinen een eigen autonoom beleid
zou ontwikkelen. Dat de Waalse partijen uit puur lijfsbehoud op de
rem gaan staan, is begrijpbaar. Dat de Vlaamse meerderheidspartijen
aan die dubieuze constructies meewerken, is echter totaal
onbegrijpelijk!
05.08 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Mijnheer de voorzitter,
alhoewel het antwoord van de minister niet veel om het lijf had, is het
zonneklaar dat het ontwerpdecreet dat de Vlaamse regering heeft
goedgekeurd, het sociaal overleg overeind houdt en de autonomie
van de sociale partners perfect respecteert. De schrik voor een eigen
dynamiek door middel van het zelf verbindend verklaren van CAO's
door gewesten en gemeenschappen doet het federale niveau op de
rem gaan staan. Ik begrijp niet waarom een constructie die juridisch
perfect in orde is en perfect aan de bezorgdheid van de minister
tegemoetkomt, niet kan worden uitgevoerd. De
bevoegdheidsverdeling wordt gerespecteerd. Immers, er wordt een
bevoegdheid die uitgeoefend werd door het federaal beleidsniveau,
wat volgens het advies van de Raad van State niet kon,
overgedragen aan het beleidsniveau waaraan de bevoegdheid door
de bevoegdheidsoverheveling de facto al toekwam.
05.08 Annemie Van de Casteele
(VU&ID): Ce gouvernement freine
des quatre fers parce qu'il craint la
dynamique propre que pourraient
générer des CCT propres aux
Communautés et aux Régions.

De voorzitter: Het punt zal in de toekomst ongetwijfeld opnieuw aan bod komen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Samengevoegde vragen van
- de heer Jef Valkeniers aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over "de
controle op de beschikbaarheid van werkzoekende werklozen" (nr. 7529)
- de heer Guy D'haeseleer aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over "het
uitwisselen van gegevens tussen de regionale tewerkstellingsdiensten en de RVA" (nr. 7557)
06 Questions jointes de
- M. Jef Valkeniers à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "le contrôle de la
disponibilité des demandeurs d'emploi sans travail" (n° 7529)
- M. Guy D'haeseleer à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "l'échange de données
entre les services régionaux de l'emploi et l'Onem" (n° 7557)
06.01 Jef Valkeniers (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, het probleem van de zwakke doorstroming van gegevens,
de zogenaamde transmissies, van de regionale
arbeidsbemiddelingdiensten naar de federale RVA in verband met de
werkwilligheid en de opleidingsbereidheid van de werkzoekenden,
werd al herhaaldelijk aan de kaak gesteld. Vooral de onaanvaardbare
communautaire discrepanties vallen in die problematiek op. Dat bleek
andermaal uit recent cijfermateriaal dat de minister, in antwoord op
een schriftelijke vraag van collega Anthuenis, ter beschikking heeft
gesteld. Niettemin zijn beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en
werkwilligheid twee logische voorwaarden in ons stelsel van
werkloosheidsverzekering, waarvan de uitkeringen in principe
onbeperkt in de tijd zijn en in het concept van de actieve
welvaartsstaat. Dat impliceert natuurlijk een effectieve controle van
overheidswege.

Uit internationaal vergelijkend onderzoek naar de arbeidsgerichtheid
van de werklozen op basis van de euro-barometer blijkt dat België
zich jammer genoeg schikt bij landen met een eerder groot aandeel
06.01 Jef Valkeniers (VLD): A de
nombreuses reprises, on a
évoqué le problème de la
mauvaise transmission, par les
services régionaux pour l'emploi à
l'ONEM, des données relatives à
la disposition des chômeurs à
accepter un emploi ou une
formation. On reste frappé par les
disparités inacceptables entre
Communautés. En Belgique,
trente pour cent des chômeurs ne
seraient plus à la recherche d'un
emploi.

La recherche d'un emploi n'est
pourtant pas un objectif asocial.
Les services régionaux sont
relativement méfiants à l'égard de
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
16
van werklozen die niet langer gericht zijn op werk. Onderzoek door
het Steunpunt Werkgelegenheid toont aan dat het aantal
teruggetrokkenen, als ik dat woord mag gebruiken, met 30% vrij
omvangrijk is.

Vorming is een cruciaal element om werklozen opnieuw aansluiting
bij de arbeidsmarkt te laten vinden. Heel wat vormingsinitiatieven
hebben echter zelf te kampen met toeleidingsproblemen.

In een systeem van werkloosheid met rechten is het logisch dat de
betrokkenen ook een aantal plichten te vervullen hebben. Zoeken
naar werk lijkt ons geen asociale doelstelling. Dat impliceert echter
een controle op de inspanningen van de betrokkenen door de
overheid. Op dat vlak schijnt het echter fout te lopen. De regionale
arbeidsbemiddelingdiensten zien voor zichzelf niet de rol van
verklikker weggelegd en staan nogal argwanend tegenover het
doorspelen van de namen van de werklozen die werk of een
opleiding weigeren, onvoldoende inspanningen leveren om werk te
zoeken of afwezig blijven na een oproep. Vooral de Brusselse Dienst
voor Arbeidsbemiddeling blinkt uit in een beperkt aantal transmissies,
wat ik, als oprichter van die dienst, ten zeerste betreur. De VDAB is
daarin een stuk meegaander. Bij de analyse van de cijfers blijkt
echter dat er nauwelijks gegevens worden overgemaakt over
werklozen die gebrek aan positieve medewerking hebben getoond,
werk of een beroepsopleiding hebben geweigerd of stopgezet. De
meeste transmissies hebben betrekking op afwezigheid na oproep,
maar ook daar zijn de motieven vaak van een andere orde, zoals
verhuis van de betrokkene, het vinden van een job van de betrokkene
of dubbel gebruik van de procedures.

Het resultaat van dat alles is dat aan de transmissies, die hoe dan
ook al vrij beperkt in aantal zijn, zeer weinig gevolg wordt gegeven.
Meteen komt ook de hervorming van de sancties voor werklozen, die
in augustus 2000 van kracht werd, in een ander perspectief te staan.
Destijds werden de sancties gedifferentieerd teneinde transmissies te
stimuleren. Nochtans zien wij weinig of geen verandering op dat
terrein.

Op korte termijn komt het er dus op aan de transmissies te
verbeteren, en wel op zo'n manier dat zij in elke regio op dezelfde
wijze en met dezelfde mate van gestrengheid gebeuren. Een
evaluatiecommissie zou daarop kunnen toezien. Een nieuw
samenwerkingsakkoord terzake dringt zich dan ook op.

Mevrouw de minister, terzake heb ik de volgende vragen.

Ten eerste, erkent u dat er echt een probleem bestaat inzake de
transmissie van gegevens over de arbeidsbereidheid van werklozen
en dat er dienaangaande zeer grote verschillen bestaan tussen het
aantal transmissies van het Vlaams, Waals en Brussels Gewest.

Ten tweede, bent u, als minister, voorstander van een effectieve
controle op de arbeidsbereidheid van werkzoekenden? Welke
initiatieven bent u bereid terzake te nemen?

Ten derde, zult u bij de RVA en uw regionale collega's aandringen op
een nieuw samenwerkingsakkoord waarin specifieke en sluitende
afspraken worden gemaakt over de transmissie?
la transmission des noms des
chômeurs qui refusent un travail
ou une formation, ne font pas
suffisamment d'efforts ou ne
répondent pas à une convocation.
Le FOREM se caractérise par le
nombre limité de ces
transmissions. Qui plus est,
pratiquement aucune suite n'y est
donnée. Il faut donc qu'à bref
délai, on améliore ces
transmissions qui doivent être
exécutées avec la même rigueur
dans toutes les régions.

La ministre reconnaît-elle qu'il
existe un problème de
transmission des données sur la
disponibilité à travailler des
chômeurs? Reconnaît-elle qu'il y a
d'importants écarts entre les
Régions flamande, wallonne et
bruxelloise? La ministre est-elle
favorable à un contrôle effectif de
la disponibilité à travailler des
chômeurs? Quelles initiatives
compte-t-elle prendre en la
matière? Va-t-elle insister auprès
de l'ONEM pour que la
transmission des données se
déroule sans accrocs? Doit-on
autoriser l'ONEM à inviter lui-
même les chômeurs à se
présenter afin de vérifier leur
disponibilité à travailler? La
ministre est-elle favorable à ce
que l'on oblige les chômeurs à
rechercher un emploi, la charge
de la preuve incombant au
chômeur? Dans la négative, quel
autre moyen propose-t-elle pour
contrôler la disponibilité des
chômeurs?

KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
17

Ten vierde, hoe staat u als minister tegenover de denkpiste om de
RVA, los van de regio's, bij de controle de bevoegdheid te geven de
werklozen uit te nodigen om diens inspanningen om werk te vinden,
te evalueren?

Ten vijfde, bent u als minister voorstander van een zoekplicht voor
werkzoekenden waarvan de bewijslast bij de werkloze komt te
liggen? Zo neen, welke alternatieve regeling stelt u voor om te
remediëren aan het probleem van de controle op de
arbeidsbereidheid van de werkzoekende?
06.02 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Mevrouw de minister, in
het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2000 tussen de Staat, de
gemeenschappen en de gewesten betreffende de inschakeling van
werkzoekenden voor de startbanen wordt onder titel V de uitwisseling
van gegevens tussen de betrokken regionale diensten en de RVA
behandeld. Inzake de uitwisseling van gegevens is het duidelijk dat
een en ander reeds geruime tijd verkeerd loopt en dat het
samenwerkingsakkoord niet door elke regionale dienst op dezelfde
manier wordt toegepast. De cijfers die terzake op regelmatige
tijdstippen worden verspreid, zijn op dat vlak meer dan duidelijk. Het
valt op dat een Vlaamse werkloze beduidend meer kans loopt op een
sanctie dan een Waalse en een Brusselse werkloze.

Het probleem was al meermaals het onderwerp van vragen in
interpellaties. De cijfers die telkens weer opduiken, maken steevast
duidelijk dat er op het terrein niet veel verandert en dat er een
probleem is. Het kan niet dat de wetgeving in het zuiden van het land
soepeler wordt toegepast dan in het noorden.

De artikelen 15 en 16 van het samenwerkingsakkoord, dat trouwens
voor onbepaalde duur werd verlengd, handelen precies over de
uitwisseling van gegevens. Artikel 16 bepaalt dat de uitvoering elke
drie maand wordt geëvalueerd door een evaluatiecomité,
samengesteld uit vertegenwoordigers aangesteld door de
ondertekende partijen en de vertegenwoordigers van de sociale
partners. De vergaderingen van dat comité worden voorafgegaan
door een vergadering van het college van leidende ambtenaren, dat
naast de trimestriële evaluaties een jaarlijkse evaluatie van het
samenwerkingsakkoord maakt. De evaluatie moet slaan op de
werking van het akkoord en op de resultaten ervan, inclusief de
uitwisseling van gegevens.

Mevrouw de vice-eerste minister, ik heb u vorig jaar reeds schriftelijk
ondervraagd over de in de wet voorziene rapporten en evaluaties. U
hebt geantwoord dat u uitdrukkelijk had gevraagd om het punt op de
agenda van de volgende vergadering van het college van leidende
ambtenaren te plaatsen.

Mevrouw de minister, ik heb hierover een aantal vragen.

Ten eerste, kunt u mij meedelen of u ondertussen in het bezit werd
gesteld van het verslag van de leidende ambtenaren en de evaluaties
van het comité?

Ten tweede, wat is resultaat van de besprekingen van de Nationale
Arbeidsraad? Wat zijn de belangrijkste conclusies? Hoe werd de
06.02 Guy D'haeseleer (VLAAMS
BLOK): L'accord de coopération
du 30 mars 2000 relatif à
l'échange de données entre
l'ONEM et les services régionaux
n'est pas appliqué partout de la
même façon. Ainsi, le risque
d'encourir une sanction est
beaucoup plus important pour les
Flamands que pour les Wallons.

En son article 16, l'accord prévoit
une évaluation trimestrielle de son
application. A cela s'ajoute une
évaluation annuelle effectuée par
des fonctionnaires dirigeants. La
ministre est-elle en possession du
rapport desdits fonctionnaires
dirigeants et des rapports
d'évaluation du comité? Quelles
en sont les conclusions? Quelle
est l'appréciation de l'échange de
données? Quelle suite la ministre
réservera-t-elle aux évaluations et
au rapport?



KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
18
uitwisseling van gegevens geëvalueerd?

Ten derde, welke gevolgen zult u verbinden aan de evaluaties,
verslagen en rapporten?
06.03 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, de
problematiek van de transmissies en de controle op de
beschikbaarheid van de werklozen is een vrij complexe materie
waarover ik reeds herhaaldelijk werd ondervraagd.

In de eerste vraag suggereert de heer Valkeniers dat er een
probleem zou zijn inzake de transmissie van gegevens tussen de
regionale bemiddelingsdiensten van enerzijds, de VDAB, FOREM en
BGDA en anderzijds, de RVA. Zoals vroeger reeds herhaaldelijk werd
benadrukt, is de RVA als federale instelling hier ontvanger van
informatie. De beslissing inzake het al dan niet doorgeven van die
informatie wordt door de gewestinstellingen genomen. Wij weten dus
niet of alle werkweigeringen en weigeringen tot positieve
medewerking worden meegedeeld aan de RVA. Het gaat om een
vermoeden gebaseerd op het lage aantal transmissies. Ik ga echter
niet akkoord met de heer Valkeniers wanneer hij zegt dat er zeer
grote verschillen bestaan inzake het aantal transmissies naar gelang
van het gewest.

Het recent gemeenschappelijk document van VBO, UWE, VFE en
VOB brengt deze vaststelling tot haar juiste proporties terug. In
absolute aantallen is het aantal transmissies inderdaad beduidend
hoger in Vlaanderen dan in Wallonië, maar uitgedrukt als percentage
van het aantal openstaande vacatures is er nauwelijks verschil. De
verschillen in absolute cijfers zijn dus eerder een afspiegeling van het
verschil in economische toestand van de twee gewesten dan een
afspiegeling van verschillende werkwijzen in de gewesten. Zowel het
recente document van de werkgeversorganisaties als de huidige
vraag geven mijns inziens teveel de indruk dat een werkloze volgens
de huidige reglementering niet verplicht is beschikbaar te zijn voor de
arbeidsmarkt. Niets is minder waar. Artikel 58 van het koninklijk
besluit van 25 november 1991 stelt dat de werkloze om uitkeringen te
genieten werkzoekend moet zijn en als dusdanig ingeschreven moet
zijn en blijven. De inschrijving op zich volstaat dus niet. Men moet
effectief werkzoekend zijn. Is men dit niet, dan speelt dit gebrek aan
inzet een grote rol bij de beoordeling van de langdurige werkloosheid.
Om niet geschorst te worden wegens langdurige werkloosheid moet
de werkloze immers aantonen "uitzonderlijke en ononderbroken
inspanningen verricht te hebben om werk te vinden gedurende de
gehele periode van zijn werkloosheid". Enkel zoeken bij het begin van
de werkloosheid of juist voor men geschorst wordt volstaat dus niet.
In elke maand die men werkloos was moeten er inspanningen zijn.
Een tweede manier van toetsen van de beschikbaarheid bestaat in
de reactie van de werkloze ten opzichte van een werkaanbod.
Weigeren van een passend werk kan het verlies van het genot van
de uitkeringen meebrengen gedurende maximum 52 weken. Artikel
56 van de werkloosheidsreglementering vult dit nog aan door als
regel te stellen dat de werkloze die niet bereid is elke passende
dienstbetrekking te aanvaarden aangezien hij voor zijn
wedertewerkstelling voorwaarden stelt geacht wordt niet beschikbaar
te zijn voor de arbeidsmarkt. Zelfs zonder werkaanbod kan de
werkloze die bijvoorbeeld verklaart niet te willen werken op meer dan
twintig kilometer van zijn huis of voor een loon lager dan 3.000 euro
06.03
Laurette Onkelinx,
ministre: Dans le cadre de ces
échanges, l'ONEM reçoit les
informations, la décision quant à
la communication ou non des
informations étant prise par les
organismes régionaux.

Cela dit, je m'inscris en faux
contre l'allégation selon laquelle il
y aurait d'importants écarts entre
les Régions. Si le nombre de
communications d'informations
est, en chiffres absolus, nettement
plus élevé en Flandre, cette
différence s'estompe presque
complètement dès qu'on traduit ce
chiffre en un pourcentage du
nombre de places vacantes. La
différence reflète plutôt la situation
économique différente au nord et
au sud du pays.

Le récent document de
l'organisation patronale ainsi que
cette question donne trop à
penser que les chômeurs ne
doivent pas nécessairement être
disponibles sur le marché de
l'emploi. Aux termes de l'article 58
de l'arrêté royal du 25 novembre
1991, l'inscription comme
demandeur d'emploi ne suffit pas:
il faut également chercher
activement un emploi. Ne pas le
faire constitue un défaut
d'initiative, qui sera l'un des
facteurs déterminants de la
suspension des allocations pour
chômage de longue durée. Pour
chaque mois de la période de
chômage, le demandeur d'emploi
doit faire la preuve des efforts qu'il
a accomplis pour trouver un
emploi. La manière dont il réagit à
une offre d'emploi constitue un
deuxième moyen de jauger sa
disponibilité. Le refus d'un emploi
convenable peut donner lieu à la
perte du droit aux allocations de
chômage pour une durée
maximale de 52 semaines. En
outre, la personne qui n'est pas
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
19
geschorst worden wegens onbeschikbaarheid voor de arbeidsmarkt.
Zowel de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt als
de verplichting om actief te zoeken maken deel uit van onze
reglementering. Het is in het kader van de procedure van uitsluiting
wegens langdurige werkloosheid aan de werkloze om dit actief
zoeken te bewijzen. Bij gebrek aan dergelijk bewijs is er een volledig
verlies van het recht op uitkeringen. Het onderzoek van dit actief
zoekgedrag gebeurt dus reeds door de RVA zelf, onafhankelijk van
de gewest- en gemeenschapsinstellingen.

Nieuwe instrumenten of nieuwe reglementeringen zijn dus niet nodig,
evenmin als het herzien van de taakverdeling die tussen federale
overheid, gewesten en gemeenschappen werd vastgelegd na de
staatshervormingen van 1980 en 1988. Het protocol tot regeling van
de betrekkingen tussen de instellingen, ontstaan uit de
herstructurering van de RVA, voorziet duidelijk in een aantal
verplichtingen. De gewestinstellingen zijn ertoe gehouden de
objectief vastgestelde weigeringen van passende dienstbetrekkingen,
de objectief vastgestelde gevallen van onbeschikbaarheid voor de
arbeidsmarkt alsook de objectief vastgestelde weigeringen voor
beroepsopleiding mee te delen. Voor de gemeenschapsinstellingen
gaat het om de verplichting de nationale instelling de objectief
vastgestelde weigeringen voor beroepsopleiding mee te delen.
Verder optimaliseren van de praktische uitvoering van de bestaande
instrumenten en reglementaire bepalingen wijs ik natuurlijk niet af. In
het beheerscomité van de RVA is men trouwens gestart met een
globale discussie over de controle op de beschikbaarheid voor de
arbeidsmarkt en de uitvoering van de samenwerkingsakkoorden
tussen de RVA en de gewestinstellingen.

Voorzitter: Hans Bonte.
Président: Hans Bonte.


Aangaande de opvolging van de inschakelingparcours beschik ik
over een eerste verslag voor 2000 en tot in oktober 2001, opgesteld
door het college van leidende ambtenaren. Dit eerste verslag bevat
statistische gegevens en beoordelingselementen vanuit de ORBEM,
de VDAB en de FOREM. Voor het jaar 2000 hebben 26.192 jongeren
een inschakelingovereenkomst ondertekend: 12.597 in Vlaanderen,
9.099 in het Waals Gewest en 4.496 in Brussel. Voor de tien eerste
maanden van 2001 zijn 22.265 jongeren een overeenkomst
aangegaan, zijnde een lichte stijging met 2,1%. De eerste
beschikbare cijfers tonen een voorkeur voor het actieve werk zoeken.
Dit komt overeen met de vraag van de gewesten tijdens de
implementering van het nieuwe inschakelingparcours. In termen van
evaluatie van dit parcours is het belangrijk te benadrukken dat op
8.014 overeenkomsten die werden geëvalueerd in 2001, 7.683 of
95% positief werden bevonden.

Het lijkt me ook nuttig het geheel te evalueren van de maatregelen
gevoerd bovenop de inschakelingsovereenkomsten zelf. Nu reeds
tonen de cijfers aan dat na de initiatieven genomen om de toegang
tot werk te vergemakkelijken voor de jongere werkzoekenden, zoals
de startbaanovereenkomst of de wijziging van het koninklijk besluit
595 om het alternerend leren en werken te versterken, het
inschakelingparcours een sleutelvoorziening is waarvan de impact in
de strijd tegen sociale uitsluiting en de bevordering van
werkgelegenheid essentieel is.
disposée à accepter un tel emploi
et pose des conditions peut être
considérée comme non disponible
pour le marché de l'emploi. Même
en l'absence de toute offre
concrète, le fait de poser des
conditions donner lieu à une
suspension pour indisponibilité. Le
chômeur doit donc prouver qu'il
recherche activement un emploi.
Sinon, il perdra tout droit aux
allocations. Les enquêtes relatives
à cette recherche active sont
toujours menées par l'ONEM,
indépendamment des institutions
régionales et communautaires.

Nul besoin de nouveaux
instruments, d'une nouvelle
réglementation ni d'une révision
de la répartition des tâches entre
les pouvoirs fédéral et régionaux.
Le protocole actuel suffit. Je
n'exclus évidemment pas une
optimalisation de la mise en
oeuvre pratique des instruments et
règlements existants. Le comité
de gestion de l'ONEm examine
d'ailleurs le contrôle de la
disponibilité pour le marché du
travail et la mise en oeuvre
d'accords de coopération entre
l'ONEm et les institutions
régionales.

Au cours de l'année 2000, 26.192
jeunes ont conclu une convention
d'insertion: 12.597 en Flandre,
9.099 en Région wallonne et
4.496 à Bruxelles. Durant les dix
premiers mois de 2001, on a noté
une légère augmentation de 2,1
pour cent. Les premières données
disponibles révèlent une
préférence pour la recherche
active d'un emploi, ce qui
correspond à la demande
formulée par les Régions lors de
la mise en oeuvre du nouveau
parcours d'insertion. Pas moins de
95 pour cent des conventions
évaluées en 2001 ont été jugées
positives. Il me semble opportun
d'évaluer l'ensemble des mesures,
en ce compris les conventions
d'insertion. Au vu des données
chiffrées, le parcours d'insertion
apparaît d'ores et déjà comme un
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
20
instrument crucial dans la lutte
contre l'exclusion sociale et pour
l'emploi.
06.04 Jef Valkeniers (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, het is eigenlijk altijd hetzelfde als men het sociaal beleid op
de communautaire boeg gooit. Toen ik destijds aanklaagde dat men
in de Waalse ziektezorg meer consumeerde, kwam men voor de dag
met allerhande parameters, opgesteld door studiebureaus van de
KUL en de VUB, om aan te tonen dat de parameters in Wallonië
helemaal anders waren. Op een zeker ogenblik werd zelfs beweerd
dat er overconsumptie was in Vlaanderen en onderconsumptie in
Wallonië gezien het ging om een ander publiek. Ik stel vast dat een
geestesgenoot van u, de heer Vandenbroucke, vandaag toch van
oordeel is dat men individuele verantwoordelijkheid en
hospitaalverantwoordelijkheid moet invoeren. Hij ziet ook in dat er
een discrepantie is tussen de twee gewesten, maar toch heeft men
via de rapporten-Jadot gedurende jaren alle mogelijke trucs
uitgehaald om dat te weerleggen en te camoufleren. Ik heb de indruk
dat men nu weer dezelfde weg opgaat. U zegt dat het VBO, het VEV
en andere organisaties erop wijzen de gegevens te vergelijken met
de vacatures die voor handen zijn. Ik lees over bepaalde toestanden,
mevrouw de minister. Onlangs brachten Nederlandse journalisten
een reportage over bepaalde mensen die zich op fictieve adressen
laten inschrijven om dubbel te kunnen genieten. In Wallonië probeert
men op een maximale manier ­ laten we het zeggen zoals het is ­ de
wetten te ontwijken en zoveel mogelijk uit de sociale zekerheid te
putten.

Ik heb de volgende vraag. In Wallonië zijn er proportioneel meer
werklozen en is er minder werkaanbod, dus zou men ook meer
beroepsopleidingen moeten organiseren. Wij stellen vast dat die
beroepsopleidingen waar ze het meest nodig zijn ­ in Wallonië ­ in
verhouding met Vlaanderen achterop hinken.
06.04 Jef Valkeniers (VLD): Dans
le domaine des soins de santé et
de la sécurité sociale, les rapports
Jadot ont tenté pendant des
années de réfuter la thèse selon
laquelle il existerait des
différences essentielles entre les
Régions et de camoufler cette
réalité. J'ai l'impression que l'on
essaie de procéder de la même
manière pour ce qui concerne le
problème du chômage. En
Wallonie, on essaie de contourner
autant que faire se peut les lois et
de tirer le plus grand profit
possible de la sécurité sociale. La
Wallonie compte plus de
chômeurs et les offres d'emploi y
sont moins nombreuses qu'en
Flandre. Pourtant, la Wallonie
reste à la traîne sur le plan des
formations.

06.05 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Valkeniers, je vous
écoute, donnez-moi des preuves de ce que vous avancez.
06.05 Minister Laurette Onkelinx:
Waar komen die cijfers vandaan?
06.06 Jef Valkeniers (VLD): Quand je donne des chiffres, vous les
mettez en doute!
06.06 Jef Valkeniers (VLD): De
statistieken liegen er niet om.
06.07 Laurette Onkelinx, ministre: Je vous demande à nouveau de
me les communiquer.
06.07 Minister Laurette Onkelinx:
Gelieve mij dan uw cijfers mee te
delen.
06.08 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw de minister, ik kan me niet van
de indruk ontdoen dat Wallonië niet alleen op alle mogelijke manieren
aan de dans probeert te ontspringen, maar ook te weinig
inspanningen levert om wie moet worden bijgeschoold, ook effectief
bij te scholen en te zorgen dat ze in de arbeidsmarkt kunnen worden
ingeschakeld.

Met statistieken kan men alles bewijzen. Ik ben reeds 28 jaar lid van
het Parlement. Een partijgenoot van de waarnemend voorzitter is de
eerste minister van Sociale Zaken geweest die de moed heeft gehad
­ hij kon zich dat als socialist permitteren ­ om de individuele
verantwoordelijkheid te laten spelen die men gedurende 28 jaar heeft
06.08 Jef Valkeniers (VLD): La
ministre s'abrite une fois de plus
derrière les statistiques de la FEB.
Il faudra un ministre flamand de
l'Emploi pour rectifier les choses.

KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
21
afgeremd. De geschiedenis herhaalt zich. U verschuilt zich achter de
cijfers van het VBO en het VEV om te stellen dat er minder aanbod is
en er mutatis mutandis minder mensen aan werk geraken. Ik had van
u niet anders verwacht, mevrouw de minister.
06.09 Laurette Onkelinx, ministre: Je n'avais pas entendu de vous
d'autres réflexions malgré ma réponse. Il n'est de pire sourd que celui
qui ne veut pas entendre!
06.10 Jef Valkeniers (VLD): Dat ik inzake sociale zekerheid een
"obsédé communautaire" ben, is een verwijt dat ik reeds 20 jaar moet
horen! Na 25 jaar stelt minister Vandenbroucke ­ eindelijk zou ik
zeggen ­ dat er een scheeftrekking is en doet hij een poging om ze
recht te trekken. We zullen moeten wachten op een Vlaamse
socialistische minister die de moed zal hebben om deze situatie recht
te trekken.
06.11 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Mijnheer Valkeniers heeft
blijkbaar alle vertrouwen in de Vlaamse socialistische ministers wat
oplossingen betreft voor de scheeftrekkingen. Ik sta daar
genuanceerder tegenover.

Mevrouw de minister, in uw antwoorden zegt u altijd dat het een
complexe materie is en dat de bevoegdheden inzake werkloosheid
gespreid zijn over het federale en het regionale niveau. U verbergt
zich daar wat achter. U zegt dat de RVA slechts de taak heeft te
fungeren als ontvanger van gegevens. U zegt dat nu al in de wet
staat dat werklozen werkzoekenden moeten zijn, want dat ze anders
geschorst kunnen worden, en dergelijke meer. De vraag is natuurlijk
hoe dat gecontroleerd wordt. U zegt wel dat de RVA controleert, los
van de gemeenschappen, en dat de werklozen volgens artikel 80
moeten bewijzen dat zij daadwerkelijk werk gezocht hebben. U weet
ook dat artikel 80 niet gaat over mensen die werk weigeren of die een
beroepsopleiding stopzetten of weigeren. Die gegevens moeten wel
degelijk van de gewesten en de gemeenschappen komen. Bovendien
is artikel 80 alleen van toepassing op samenwonenden, niet op
alleenstaanden en gezinshoofden.

Wat het evaluatieverslag in het kader van het samenwerkingsakkoord
betreft, hebt u mij een aantal statistische gegevens bezorgd waarvan
ik u wil vragen dat u ze ook schriftelijk aan de commissie bezorgt. Ik
wil u ook vragen of het eerste verslag van het college van leidende
ambtenaren aan de commissieleden bezorgd kan worden.

Blijkbaar ­ dat is uiteraard geen toeval ­ heeft het college van
leidende ambtenaren geen evaluatie gemaakt van de uitwisseling van
gegevens. Wij maken ons daar niet veel illusies over. Voor ons is het
duidelijk dat de wet in alle regio's op dezelfde manier moet worden
toegepast. Als u dat niet kunt garanderen, zoals in dit land dikwijls het
geval is, kunt u daaruit slechts de enige logische gevolgtrekking
maken, te weten dat de bevoegdheid inzake de
werkloosheidsreglementering ­ ook wat controle en de uitbetaling
betreft ­ moet worden overgeheveld naar de regio's. De verschillende
facetten van de werkloosheidsproblematiek kunnen dan gegroepeerd
worden op dat niveau. De regio's kunnen dan zelf beslissen op welke
manier zij controleren en welk sanctiebeleid zij voeren.
06.11 Guy D'haeseleer (VLAAMS
BLOK): La ministre se retranche
derrière la complexité de la
matière.

Comment va-t-elle vérifier si des
chômeurs cherchent effectivement
un emploi? Selon la ministre, les
chômeurs doivent, aux termes de
l'article 80, prouver qu'ils
cherchent réellement du travail
mais elle sait que cet article ne
concerne pas les personnes qui
refusent de travailler ni celles qui
mettent un terme à leur formation.
Par ailleurs, l'article ne s'applique
qu'aux personnes qui cohabitent
et non aux isolés ni aux chefs de
famille.

La ministre peut-elle fournir à la
commission les données
statistiques et le premier rapport
du collège des fonctionnaires
dirigeants?

Dans ce pays, nous sommes tous
égaux devant la loi. Si la ministre
n'est pas en mesure de garantir le
respect de ce principe, cette
matière doit être régionalisée. Le
Vlaams Blok ne nourrit toutefois
aucune illusion: la Wallonie ne
voudra jamais renoncer au confort
fédéral dont elle bénéficie en
matière de sécurité sociale.
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
22
Ook wat dat betreft, maken wij ons weinig illusies. Dat zou natuurlijk
inhouden dat Wallonië zelf financieel moet opdraaien voor het feit dat
een groot deel van de bevolking van het zuiden van het land de
sociale zekerheid niet zozeer beschouwt als een vangnet maar als
een hangmat en dat Vlaanderen intussen, zoals in vele andere
dossiers, de rekening voort mag blijven betalen.
06.12 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb mijn
repliek uitgesteld omdat mijn vraag uit twee luiken bestond.

Mevrouw de minister, tewerkstelling en werkloosheidsverzekering is
een zaak die mij als het ware van nature interesseert. Ik wil niet zoals
de heer Valkeniers zeggen hoeveel jaar dat al zo is, maar ik ben er
zeer om bekommerd.
De voorzitter: Mevrouw de minister, ik verduidelijk. Wij hebben de werkzaamheden zo geregeld omdat er
aanverwante vragen waren. Daarom heeft mevrouw D'hondt daarnet niet gerepliceerd. Zij wil nu repliceren
op basis van het antwoord dat u verstrekt hebt op haar beide vragen.
06.13 Greta D'hondt (CD&V): Mevrouw de minister, mijn vragen
gingen respectievelijk over de bekrachtiging van CAO's en over de
transmissie van gegevens. Ik heb gewacht met repliceren inzake de
transmissie van gegevens tot u op beide vragen geantwoord had.

Mevrouw de minister, ik herhaal dus dat deze problematiek mij zeer
na aan het hart ligt. Ik vind dat de werkloosheidsverzekering wel
degelijk een verzekering tegen werkloosheid moet zijn. Ik zal mij altijd
blijven verzetten tegen de neiging de werkloosheidsverzekering als
een basisinkomen te beschouwen. Dat kan niet. Een werkloze moet
beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt en dat moet ook
controleerbaar zijn.

Ik wil vandaag niet de communautaire toer opgaan hoewel ik
inderdaad vind dat men ervoor moet waken dat er in de sociale
zekerheid en zeker in
de werkloosheidsverzekering geen
communautaire scheeftrekkingen tot stand komen of in stand
gehouden worden. Dat ondermijnt de sociale zekerheid en de
werkloosheidsverzekering. Als het erop aan komt, zal ik wellicht een
van de laatste verdedigers zijn van de onbeperktheid in duur van de
werkloosheidsuitkeringen, maar met dien verstande dat een
werkzoekende inderdaad werkzoekend moet zijn en bereid moet zijn
in te gaan op ieder passend werkaanbod.

Zelfs wanneer de vorming en de scholing van die aard zijn dat zij de
toegang tot de arbeidsmarkt bemoeilijken, moet elke vorm van
bijscholing en opleiding worden aanvaard.

Er moet mij nog iets van het hart, mevrouw de minister. Uw antwoord
aangaande de huidige reglementering was natuurlijk heel correct.
Men mag echter niet over gevoelige vingers beschikken. De
aanwezigheid van eelt op mijn ellebogen van de vele jaren in het veld
heeft mij echter geleerd dat, alhoewel wij over de juiste instrumenten
beschikken, het niet evident is dat iedere vorm van afwijzing van een
passend werkaanbod of een passende vorming ook aan de RVA
wordt overgemaakt. Ik geef u hierbij een concreet voorbeeld uit
Vlaanderen, mevrouw de minister. Ik nodig de Franstalige collega's
uit om dit ook in hun streek te verifiëren. U zegt dat de cijfers van
06.13 Greta D'hondt (CD&V): La
mise au travail des chercheurs
d'emploi et l'assurance-chômage
me tiennent particulièrement à
coeur. Selon moi, l'assurance-
chômage doit constituer une
véritable assurance et non un
revenu de base. Les chercheurs
d'emploi doivent rester disponibles
pour le marché de l'emploi. Je
m'interroge également à propos
des possibilités de contrôle en
cette matière.

Je ne désire pas monter au
créneau communautaire, mais
j'estime que les distorsions
communautaires minent la
sécurité sociale en définitive. En
termes clairs: je ne m'opposerai
jamais au principe de la durée
illimitée du chômage mais il faut
pour cela effectivement être à la
recherche d'un emploi.

La réponse apportée par la
ministre est tout à fait correcte
dans un sens, mais peu réaliste
dans un autre. Tous les refus ne
sont pas signalés à l'ONEM.
Prenons un exemple: 6
chercheurs d'emploi sont invités à
se présenter à un emploi. Les cinq
premiers ne répondent pas à
l'offre, contrairement au dernier.
En Flandre, cela ne pose aucun
problème: l'offre d'emploi a trouvé
acquéreur et les cinq premiers
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
23
VBO en VEV duidelijker zijn omdat ze worden afgewogen tegenover
het aantal vacatures.

Er is een werkaanbod waarbij men 6 werkzoekenden uitnodigt. De
eerste 5 werkzoekenden gaan om diverse redenen niet op het
aanbod in. De 6
de
werkzoekende gaat er wel op in. In Vlaanderen
wordt teveel de regel gehanteerd dat er daardoor geen probleem
ontstaat omdat aan het werkaanbod is voldaan. De groep van 5
werkzoekenden wordt bedankt en zal volgende keer weer worden
uitgenodigd, de zesde persoon gaat gewoonweg aan het werk. Zulks
is de realiteit van het terrein. Ik daag u uit, mevrouw de minister, om
mij in dit voorbeeld op fouten te wijzen. De groep van 5
werkzoekenden komt op die manier niet in contact met de RVA.

Ik pleit hier niet voor een heksenjacht, maar ik ben wel van mening
dat werkzoekenden niet door de VDAB worden uitgenodigd alleen in
de hoop ze te kunnen pakken. Indien men die mensen uitnodigt moet
zulks gebeuren vanuit de vaste overtuiging dat het werkaanbod of de
opleiding passend is voor de betrokkene. In dat geval kan het niet dat
de eerste zegt dat het vandaag niet past, de tweede zegt dat het te
ver is, de derde verklaart geen opvang te hebben voor de kinderen
en de vierde nog een andere reden aanhaalt om zo uiteindelijk bij de
zesde kandidaat te komen. Op die manier laat men de vijf eersten in
vrijheid gaan.

Het is over die zaken dat wij samen moeten waken. Indien wij daar
niet correct op toezien dreigen de werkloosheidsverzekering en de
onbeperktheid van de uitkering in de tijd, zaken waarvan ik absoluut
voorstander blijf, in het gevaar te komen.
seront encore contactés à d'autres
occasions.

Je ne préconise pas une chasse
aux sorcières, le VDAB ne peut
envoyer une convocation que s'il
est établi avec certitude que
l'emploi correspond au profil de la
personne. Après, les refus doivent
en effet être dûment justifiés.
Nous devons y veiller, sans quoi
l'assurance-chômage et la durée
illimitée des allocations seront
menacés.

06.14 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, en termes
d'information, comme je l'ai déjà dit précédemment, je considère que
l'abus du social tue le social et qu'il est important que les droits et les
obligations soient respectés par chacun. En matière de sécurité
sociale et notamment pour ce qui concerne le secteur du chômage, il
faut conserver un principe d'assurance et de solidarité avec des
droits et des obligations, la disponibilité sur le marché de l'emploi
étant une obligation importante.

Dans la foulée de ce que dit Mme D'hondt, je dispose d'un document
du RVA daté du 20 juin 2002. Selon l'accord de coopération de
l'ONEM avec le VDAB, le FOREM et d'autres, des contrôleurs de
l'ONEM vérifient les dossiers pour s'assurer du respect des règles
légales et prévues par l'accord de coopération. D'après le rapport de
l'ONEM, sur une enquête de 1999 portant sur 9.237 dossiers, il y
avait un problème dans 2,74% des dossiers, en 2000 dans 3,56% et
en 2001 dans 2,86% des dossiers.

Je ne dis pas qu'il n'y a pas de problème; je dis simplement qu'il faut
les confronter à la réalité.
06.14 Minister Laurette Onkelinx:
Het is belangrijk dat de sociale
rechten worden gevrijwaard en dat
het solidariteitsprincipe wordt
gehandhaafd. Met het oog op de
follow-up zullen controleurs
nagaan of de regels van het
samenwerkingsakkoord worden
nageleefd. Uit de statistieken blijkt
dat de problemen beperkt zijn tot
minder dan 3 % van de dossiers.
Dat is de omvang van het
probleem.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Joos Wauters aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het sociaal plan voor de werknemers in de diamantsector" (nr. 7563)
07 Question de M. Joos Wauters à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "le plan social
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
24
pour les travailleurs du secteur du diamant" (n° 7563)
07.01 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, de bezorgdheid van de werknemers in de
diamantsector is groot. Ook daar is er sprake van delocatie en
worden er in lagelonenlanden activiteiten ontwikkeld rond de diamant.
Er was wel een sociaal plan en er staan ook een fiscaal en een
ethisch plan op stapel die zullen worden afgewikkeld.

Het oorspronkelijke sociaal plan voorzag in een alternatieve
financiering van de socialezekerheidsbijdrage via een solidair
systeem. Met de sociale partners op de verschillende niveaus was
men overeengekomen om een soort intern compensatiefonds op te
richten. Er is evenwel een einde gekomen aan de lijdensweg door de
vernietiging van het koninklijk besluit door de Raad van State.
Bovendien heeft de Europese Commissie in april geoordeeld dat het
stelsel moest worden afgewezen, omdat het strijdig was met de EU-
bepalingen inzake staatssteun.

Aangezien het stelsel reeds heeft gefunctioneerd ­ twee kwartalen
zijn uitbetaald en drie kwartalen zijn geïnd ­ zullen er ingevolge het
standpunt van de Europese Commissie terugbetalingen moeten
geschieden. Dat brengt natuurlijk voor het interne compensatiefonds
een aantal problemen met zich, onder andere het ontstaan van een
sociaal passief.

De werking gedurende een half jaar is nochtans het bewijs dat de
werkgelegenheid inderdaad kon hernemen in de sector. Het grootste
probleem is dat er geen sociaal plan meer bestaat. Het is hoog tijd
om na te gaan op welke wijze het sociaal plan op punt kan worden
gesteld met het oog van de werkgelegenheid.

Mevrouw de minister, mijn vragen zijn de volgende. Wat zijn de
gevolgen van de afwijzing door de Europese Commissie? Welke
bedragen moeten er worden teruggevorderd? Wat is de oplossing
voor het sociaal passief van het fonds? Welke initiatieven
onderneemt u om een nieuw sociaal plan voor de sector te
ontwikkelen in het belang van de werknemers?
07.01 Joos Wauters (AGALEV-
ECOLO): Outre le plan fiscal et
éthique, un plan social avait
également été élaboré pour le
secteur belge du diamant. Ce plan
prévoyait une autre forme de
financement des cotisations de
sécurité sociale via l'intervention
d'un fonds de compensation
interne.

Le Conseil d'Etat a annulé l'arrêté
royal et, en avril, la Commission
européenne a estimé que le
système enfreignait les
dispositions européennes relatives
aux aides de l'Etat.

Etant donné que ledit système a
été appliqué pendant 2 à 3
trimestres pour les versements et
les retenues, des
remboursements devront avoir
lieu. Toutefois, le problème le plus
aigu est la disparition du plan
social.

Comment la ministre compte-t-elle
élaborer un nouveau plan social?
A combien s'élèvent les montants
qui doivent être récupérés? Quelle
solution envisage-t-elle pour le
passif social du fonds?
07.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, chers
collègues, il s'agit effectivement d'un problème important et délicat.
J'essaie, avec les partenaires sociaux, de trouver la meilleure des
solutions.

Je vais resituer le problème. Comme vous l'avez dit, un système
alternatif de financement de la sécurité sociale avait été trouvé avec
les partenaires sociaux du secteur du diamant, via le fonds interne de
compensation du secteur. La Commission européenne a refusé
d'approuver ce système et est prête à assigner la Belgique devant la
Cour de justice des Communautés européennes.

Nous avons réalisé une étude approfondie de la jurisprudence de la
Cour et il nous semble que les perspectives d'obtenir une décision
favorable sont inexistantes. Dès lors, il fallait éviter de se retrouver
dans une situation similaire à celle que nous avons connue avec le
plan Maribel. Nous devons donc trouver des solutions originales.

Pour l'instant, selon la législation européenne, seules deux
07.02 Minister Laurette Onkelinx:
Er was een overeenkomst met de
sociale partners van de
diamantsector over een
alternatieve financiering van de
sociale zekerheid, via het interne
compensatiefonds van de sector.
De Europese Commissie keurt die
regeling echter af en staat klaar
om België voor het Europese Hof
van Justitie te dagen. Een
uitspraak in het voordeel van
België valt daarbij niet te
verwachten. We moeten originele
oplossingen vinden. Het sociaal
passief van het fonds wordt op 5
miljoen euro geschat. Ik voer dan
ook gesprekken met mijn collega
van Begroting, teneinde een
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
25
entreprises seraient amenées à rembourser des avantages perçus.
Toutefois, le passif social du fonds serait beaucoup plus élevé car
l'arrêté organique instaurant le système de compensation a
malheureusement été annulé par le Conseil d'Etat. Il est possible que
les entreprises qui ont cotisé indûment réclament les montants
versés au fonds et cette action pourrait entraîner une part de
responsabilité de l'Etat belge. Le passif est estimé à 5 millions
d'euros. Je suis en discussion avec mon collègue du Budget pour
obtenir la couverture de l'Etat, pour autant que sa responsabilité soit
engagée.

En tout état de cause, un nouveau plan social doit être approuvé par
la Commission européenne. Mon département a été très actif en la
matière. Il disposait d'initiatives tant qu'il s'agissait de la tutelle d'un
fonds de sécurité d'existence. Mais à partir du moment où l'objection
soulevée par la Commission porte sur une subvention via la réduction
de cotisation sociale, la solution à apporter relève principalement de
mon collègue, le ministre des Affaires sociales. C'est avec lui que les
discussions se poursuivent pour le moment.
dekking door de staat te bekomen.
De Commissie moet een nieuw
sociaal plan goedkeuren. Als het
bezwaar van de Commissie
betrekking heeft op een subsidie
via de vermindering van sociale
bijdragen, valt het probleem onder
de bevoegdheid van mijn collega,
de minister van Sociale Zaken, en
zal hij op zoek moeten naar een
oplossing.

07.03 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Mevrouw de minister,
natuurlijk is die vijf miljoen euro niet onbelangrijk. Toch had ik graag
wat meer zekerheid gehad en ik hoop dat u met uw collega Vande
Lanotte snel tot een oplossing komt. De bedrijven vragen, aangezien
het koninklijk besluit vernietigd is, hun geld terug. Dat is duidelijk. Ik
hoop dat een oplossing wordt gevonden, omdat men in die zovele
kleine Kempense en Antwerpse bedrijven dat nauwelijks kan
traceren. Dat zou een bijkomende doodsteek zijn. Ik hoop dat u snel
tot een oplossing komt.

Mevrouw de minister, het hele dossier is vertrokken bij uw
voorgangster, mevrouw Smet. Het was dus wel duidelijk vanuit die
bevoegdheid en de bekommernis rond werkgelegenheid dat u nu ook
verder zou kunnen handelen. Ik begrijp wel dat wanneer er
verminderingen in de sociale bijdragen zouden zijn, dat inderdaad de
bevoegdheid is van minister Vandenbroucke. Dat lijkt logisch. U
draagt terzake verantwoordelijkheid en dat is in het belang van het
sociaal plan in deze sector en misschien moet u toch eens op het
terrein gaan om een en ander in goede banen te leiden.
07.03 Joos Wauters (AGALEV-
ECOLO): Les cinq millions d'euros
ont leur importance mais
j'aimerais être assuré que la
ministre trouvera une solution, en
concertation avec son collègue,
M. Vande Lanotte. En outre, il me
semble en effet logique que le
ministre Vandenbroucke soit
compétent en ce qui concerne une
réduction des cotisations sociales,
bien que cela ne décharge en rien
la ministre Onkelinx de ses
responsabilités. Elle doit trouver
une solution sur le terrain.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
08 Question de Mme Marie-Thérèse Coenen à la vice-première ministre et ministre d'Emploi sur "la
discrimination à l'emploi due à la pénurie d'offres d'accueil des enfants de 0 à 3 ans" (n° 7581)
08 Vraag van mevrouw Marie-Thérèse Coenen aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "ongelijke kansen op werk wegens het tekort aan opvangplaatsen voor
kinderen van 0 tot 3 jaar" (nr. 7581)
08.01 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV): Monsieur le
président, c'est à la ministre chargée de la Politique de l'Egalité des
Chances que je m'adresserai. Ces derniers temps, dans le cadre de
la politique d'égalité des chances, la question de l'accueil de l'enfance
et de la petite enfance est de plus en plus reconnue comme une des
problématiques essentielles pour permettre aux femmes de s'insérer
positivement sur le marché du travail.
08.01 Marie-Thérèse Coenen
(ECOLO-AGALEV): De 'Ligue des
familles' en de Centrale Raad voor
het bedrijfsleven hebben het
probleem opgeworpen van de
opvang van jonge kinderen. Er is
een tekort aan opvangplaatsen,
een probleem wat de kostprijs
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
26
La Ligue des Familles du côté francophone a soulevé le problème de
manque manifeste de places pour les familles ayant de jeunes
enfants, mais ce ne sont pas les seules. On peut s'attendre à ce
qu'elle soulève encore cette question. Une étude tout à fait sérieuse
du Conseil central de l'économie, traitant des questions sur le plan
fédéral et non exclusivement sur le plan communautaire, met en
évidence les difficultés que rencontrent les femmes avec des enfants
en bas âge pour se maintenir dans le cadre professionnel. Même
celles qui restent à la
maison et souhaitent s'insérer
professionnellement rencontrent de réels problèmes financiers face à
la garde des enfants et à la faiblesse des salaires et ne peuvent ainsi
déléguer à d'autres des tâches domestiques et la garde des enfants.

Voorzitter: Joos Wauters.
Président: Joos Wauters.


Il n'y a pas seulement un problème de manque de places d'accueil
mais aussi une question de coût et de difficulté à gérer la situation
dans le cadre du budget familial. Selon l'étude du Conseil central de
l'économie, cette problématique se pose avec davantage d'acuité
dans le cas d'un ménage monoparental, où tout repose sur un seul
budget. Ce taux d'emploi lacunaire se retrouve essentiellement chez
les jeunes femmes de 25 à 35 ans, et particulièrement chez les peu
qualifiées. Le taux d'occupation diminue encore en fonction du
nombre d'enfants. Voilà pour l'étude du Conseil central de l'Economie
qui se pose la question de savoir comment on pourrait mobiliser ces
forces, étant donné que l'on s'achemine à terme vers une pénurie
d'emplois.

Par ailleurs, le Conseil supérieur de l'Emploi a rédigé un rapport dans
lequel il se demande comment augmenter l'attractivité des
entreprises. Il souligne que les jeunes femmes de la tranche d'âge
20-40 ans sont face à un problème essentiel, à savoir le taux
d'accueil des enfants. La couverture moyenne en Belgique est de
30%, alors que les grands-mères restent de plus en plus longtemps
au travail. Aussi sont-elles peu disponibles pour s'occuper des
enfants en bas-âge.

Une autre étude , réalisée sur le terrain, s'appuie sur une étude
relative aux femmes qui suivent de la réinsertion professionnelle.
L'initiative vient du MOC du Brabant wallon qui s'est réuni autour
d'une table ronde ce lundi 24 juin 2002 à Louvain-la-Neuve.
betreft en een beheersprobleem.
Deze problematiek houdt
bovendien rechtstreeks verband
met de moeilijkheden die vrouwen
ondervinden op de arbeidsmarkt.
De Hoge Raad voor de
Werkgelegenheid vraagt de
ondernemingen om hun
aantrekkingskracht op dat vlak te
verhogen, wetend dat in het beste
geval slechts 30 % van de
kinderen tussen 0 en 3 jaar
kunnen worden opgevangen. Uit
een studie van de MOC van
Waals-Brabant is gebleken dat
jonge moeders het moeilijk
hebben om opleidingen te volgen.
Welke maatregelen zal u nemen
om ervoor te zorgen dat vrouwen
gemakkelijker toegang krijgen tot
de arbeidsmarkt? Denkt u eraan
een rondetafelconferentie te
organiseren met alle
beleidsniveaus die daarmee te
maken hebben? Welke
maatregelen zouden de
ondernemingen ertoe kunnen
aanzetten een rol op te nemen in
de opvang van de jongste
kinderen?

Selon cette étude, les femmes qui s'insèrent dans les processus de
formation et de requalification ont énormément de difficultés à trouver
des places car elles n'entrent pas dans les critères des gardes
d'accueil d'urgence ou des gardes d'accueil disponibles pour les
personnes en formation. Il y a encore des possibilités de garde pour
les parents qui sont en recyclage et en formation d'insertion
professionnelle.

Ma question est la suivante: dans le cadre d'un plan d'égalité des
chances et d'égalité d'accès à la formation et à l'emploi pour les
femmes, plus particulièrement pour les femmes ayant des enfants en
bas âge, de quelle manière comptez-vous prendre en charge cette
problématique?

La problématique de l'accueil de la petite enfance concerne le
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
27
fédéral, les régions et les communautés. En tant que ministre de la
politique d'égalité des chances, êtes-vous en mesure de prendre une
initiative, à l'instar de ce qui existe dans d'autres domaines? Je pense
plus particulièrement à l'organisation d'une table ronde qui aborderait
tous les aspects de la question, avec tous les pouvoirs et tous les
acteurs concernés.

Enfin, vous avez eu l'occasion de suivre l'ensemble des propositions
existant pour essayer d'apporter une solution à cette question.
Plusieurs propositions visent à permettre des investissements du
côté des entreprises en termes d'accueil de la petite enfance ou à
instaurer des initiatives en matière fiscale. N'y aurait-il pas là des
pistes à examiner lors de cette table ronde plutôt que d'en arriver à
prendre des mesures ponctuelles qui ne répondraient que
partiellement à certains aspects?
08.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, je suis
évidemment entièrement d'accord avec le constat de Mme Coenen. Il
est clair qu'il existe un lien très important entre le taux d'emploi des
femmes et l'offre de solutions d'accueil pour les enfants de 0 à 3 ans.

Vous savez que lors de la présidence belge de l'Union européenne,
nous avions énormément travaillé et obtenu des résultats en
inscrivant dans les critères de qualification d'un emploi de qualité un
indicateur, parmi d'autres, relatif au nombre de places de garde pour
les enfants. Cela démontre à quel point nous sommes sensibles cette
problématique.

La présidence espagnole a continué à oeuvrer dans ce sens pour ce
dossier, alors que pour certains autres, ils ont accusé un recul. A
Barcelone, en mars dernier, il a entre autres été dit ceci ­ je cite ­:
"Les Etats membres devraient éliminer les freins à la participation des
femmes au marché du travail et, conformément à leurs systèmes
nationaux en la matière, s'efforcer de mettre en place d'ici à 2010,
des structures d'accueil pour 90% au moins des enfants ayant entre
3 ans et l'âge de la scolarité obligatoire et pour au moins 33% des
enfants âgés de moins de 3 ans." Ce sont des constats qui sont
maintenant unanimes.

Si l'accueil de la petite enfance relève au premier chef de la
compétence des communautés, il faut également relever certaines
initiatives fédérales dès lors qu'elles apportent des éléments de
réponse visant à concilier vie familiale et vie professionnelle. C'est ce
à quoi nous nous sommes attelés au sein de cette commission
durant cette législature, notamment par l'adoption des mesures de
"crédit temps", de congé d'adoption, de pauses d'allaitement
indemnisées, d'allongement du congé de paternité, de déductibilité
fiscale des frais de garde des enfants de 0 à 3 ans.

Je songe aussi au projet de protection sociale au bénéfice des
gardiennes d'enfants qui pourrait prochainement être soumis au
parlement. Il faut poursuivre la discussion mais cela ne suffit pas. Il
faut aussi pouvoir choisir des voies alternatives. Je ne pense pas qu'il
faille organiser une table ronde spécifique. En effet, il existe une
conférence interministérielle de politique de l'égalité des chances;
c'est notamment au sein de cette conférence qu'a été discuté le
projet de protection sociale pour les gardiennes encadrées, ce qui
prouve que l'on y discute de politique de l'enfance. Nous
08.02 Minister Laurette Onkelinx:
Ik ben het volledig met u eens wat
de band betreft tussen de
tewerkstellingsgraad, in het
bijzonder van vrouwen, en het
bestaan van opvangstructuren
voor kinderen van nul tot drie jaar.
Het Belgische voorzitterschap
heeft op Europees niveau het
aantal opvangplaatsen voor
kinderen laten opnemen als
indicator voor de kwaliteit van de
werkgelegenheid; ook het
Spaanse voorzitterschap heeft het
belang van de opvangstructuren
benadrukt.

Bij ons is kinderopvang een
gemeenschapsmaterie, maar het
federale niveau heeft ook een
aantal initiatieven genomen in het
kader van het verzoenen van
gezin en arbeid: adoptieverlof,
tijdskrediet, fiscale aftrekbaarheid
van de kosten voor kinderopvang,
ontwerp tot sociale bescherming
van opvangouders.

Ik denk dat het niet echt nodig is
een rondetafel te organiseren om
tot overleg te komen tussen de
verschillende beleidsniveaus. Die
thema's komen immers aan bod
op de interministeriële conferentie
over het gelijkekansenbeleid. Wij
gaan daarnaast ook in op de
uitnodigingen van de
Gemeenschappen. Onlangs heeft
de Franse Gemeenschap ons
gevraagd na te denken over een
partnerschap tussen bedrijven,
ONE en opvangstructuren; indien
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
28
continuerons à évoquer, un par un, les problèmes.

J'ajoute que nous répondons également aux invitations des
communautés. En l'occurrence, je pense à une initiative qui a été
prise cette semaine encore par le ministre de la Communauté
française en charge de l'Enfance; il nous avait demandé de participer
à une réflexion sur des partenariats entre entreprises, ONE, milieu
d'accueil, etc. Nous y sommes favorables. Et si du côté de la
Communauté flamande, on nous invite également pour pouvoir
soutenir d'une manière ou d'une autre des projets, nous serons
présents.

De plus, je compte demander aux partenaires sociaux de remettre
encore une fois cette question à l'ordre du jour du futur accord
interprofessionnel qui sera négocié en automne. A partir du moment
où les partenaires sociaux ont souscrit aux indicateurs de qualité de
l'emploi et donc à la nécessité d'avoir des places de garde en
suffisance, il est important qu'ils puissent en parler, et ce dans le
cadre de leur autonomie.

En résumé, on avance pas à pas dans une marche difficile où la
question des compétences n'est pas toujours facile à trancher
puisque chacun n'a pas nécessairement le même avis.

Chacun n'est pas nécessairement du même avis. Je constate que,
dans le cadre de ces discussions entre l'ensemble des ministres
compétents, nous progressons malgré tout. J'espère qu'à la suite des
contacts informels que nous avons avec les communautés, de
nouvelles propositions seront mises prochainement à l'ordre du jour.
de Vlaamse Gemeenschap ook
met een initiatief voor de dag
komt, zullen we op die suggestie
ingaan.

Ik zal de sociale partners ook
vragen om het verzoenen van
gezin en arbeid op de dagorde
van de onderhandelingen over het
volgende interprofessioneel
akkoord te plaatsen.

De gesprekken tussen de
bevoegde ministers kunnen
natuurlijk worden voortgezet, maar
het is vooral vanwege de
Gemeenschappen dat we nieuwe
voorstellen moeten verwachten.

08.03 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV): Monsieur le
président, je remercie Mme la ministre de sa réponse.

Madame la ministre, je m'attendais à ce que vous ne me promettiez
pas que tout serait fait demain. Il serait intéressant qu'il y ait une
interaction entre les discussions tenues en comité interministériel et
celles menées par les interlocuteurs sociaux. J'ai en effet l'impression
que ce sont des lieux où l'on additionne les prises de position et les
décisions. Je songe notamment à l'aspect fiscal car l'enjeu est
important, tant pour les entreprises que pour les personnes
physiques. Il ne faudrait pas se retrouver avec de multiples parcelles
de solution sans une vision globale et recomposée.

Je sais que pour un ministre fédéral, il est difficile de gérer des
compétences dévolues aux communautés, mais vous constituez
aussi un lien entre l'Union européenne et les communautés et les
régions.

Sous cette étiquette politique de l'égalité des chances, il est temps
que la Belgique reconstitue cet espace de confrontations et de
discussions de fond pour permettre au fédéral de prendre des
mesures qui trouvent leur résonance dans toutes les régions et
communautés.

Pour l'instant, j'ai beaucoup de contacts avec les gardiennes
encadrées car le projet de leur couverture sociale est en discussion à
divers niveaux.
08.03 Marie-Thérèse Coenen
(ECOLO-AGALEV): De
interministeriële besprekingen en
die van de sociale partners mogen
niet los van elkaar staan en hier
moeten dan nog eens de fiscale
aspecten bij worden betrokken.
Als we die deelgesprekken aan
elkaar knopen, kunnen we er een
algemene visie uit distilleren en
hierbij kunt u de rol van
tussenpersoon spelen.

Aangaande de gecontroleerde
opvangouders verwondert het mij
vast te stellen hoe weinig
informatie er over de bestaande
financieringsmogelijkheden te
vinden is. Ik pleit ervoor dat de
dienst voor Gelijkheid van Kansen
een inventaris maakt van alle
mogelijke toelagen, inclusief de
Europese (het Europees Sociaal
Fonds is er een van).

KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
29
Je suis relativement étonnée de voir le peu d'informations qui
existent, de manière générale, à destination des parents, des familles
sur les multiples possibilités offertes aujourd'hui. Je plaide pour que
votre service de politique de l'égalité fasse un recensement des
possibilités ­ subventions, etc. ­ existant en la matière.
Ainsi, au niveau européen, le Fonds social européen subventionne
des places de crèche pour des personnes en formation. Tout cela est
très peu connu, très peu utilisé et mériterait d'être communiqué de
façon claire et à vaste échelle. Votre service pourrait fonctionner à ce
propos.
08.04 Laurette Onkelinx, ministre: Effectivement, nous le pourrions,
mais les communautés, qui ont la compétence de base en la matière
et qui subventionnent des places de garde, pourraient très utilement
travailler sur l'information par rapport à la politique européenne dans
ce domaine. Cette information n'en demeure pas moins importante
pour le fédéral également.
08.04 Minister Laurette Onkelinx:
De Gemeenschappen zouden
nuttig gebruik kunnen maken van
de Europese informatie.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
09 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de werkloosheidsvergoeding van gewezen werknemers uit beschutte werkplaatsen" (nr. 7585)
09 Question de Mme Greta D'hondt à la vice première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
allocations de chômage pour les anciens travailleurs des ateliers protégés" (n° 7585)
09.01 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, op 5 maart 2002 stelde ik u een vraag over de uitvoering die
u zou geven aan uw engagement naar aanleiding van de bespreking
van de programmawet. U zult zich zeker herinneren dat wij toen een
amendement ingediend hadden tot regeling van die problematiek
voor de gewezen werknemers uit de beschutte werkplaatsen. Uw
engagement bestond erin dat u dat op een correcte manier zou
regelen, waardoor wij dat amendement toen terug ingetrokken
hebben.

Op 5 maart 2002 hebben wij u aan dat engagement herinnerd. U zei
ons toen dat u inderdaad bij de RVA gegevens opgevraagd had en
gekregen had. Daarvan wilde u enkele aspecten grondiger bekijken,
net als de budgettaire impact van de voorgestelde maatregel.

Ondertussen is het al eind juni 2002. De gegevens van de RVA
moeten toch niet van die aard geweest zijn dat het moeilijk was om
de budgettaire impact ervan te berekenen? Daarom heb ik de
volgende vragen.

Ten eerste, hoe groot is die budgettaire impact?

Ten tweede, wanneer mogen wij voor dat probleem, dat natuurlijk
geen massa mensen aangaat, maar toch wel een
behartigenswaardige categorie onder de werkzoekenden, een
oplossing verwachten?
09.01 Greta D'hondt (CD&V):
Lors de la discussion de la loi-
programme, en décembre 2001,
mon parti était en faveur d'une
augmentation du montant
minimum des indemnités de
chômage pour les anciens
travailleurs des ateliers protégés.
En mars 2002, la ministre a
encore souhaité examiner certains
aspects de la question avec
l'ONEM.

La ministre dispose-t-elle à
présent d'une estimation
budgétaire? Peut-elle présenter
un calendrier concret? A-t-elle
trouvé des solutions permettant
d'éviter les effets pervers de cette
proposition?

09.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, collega's,
de RVA bezorgde mij ondertussen een interessante budgettaire
raming. Het gaat op jaarbasis om een niet te verwaarlozen kostprijs
van 3.894.000 euro of bijna 160 miljoen Belgische frank.
09.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Le budget estimatif
s'élève à 3.894.000 euros, c'est-à-
dire près de 160 millions de francs
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
30

Dat de factuur zo hoog ligt, niettegenstaande het klein aantal
betrokken werknemers, heeft twee oorzaken. Ten eerste is de
huidige uitkering van de meeste mindervaliden laag. Hun gemiddelde
uitkering zal stijgen van de huidige 371 euro per maand naar 628
euro per maand, dus een stijging met gemiddeld 257 euro per
maand. De tweede reden is dat in de simulatie van de RVA regels
werden ingevoerd om te vermijden dat sommige werknemers hun
uitkering zouden zien verlagen. Het gaat met name om de
samenwonenden die een hoger loon verdienden en die zonder
overgangsregeling hun uitkering zouden zien dalen van 50% van hun
vroegere loon naar 40%.

Nog deze week zal het ontwerp van koninklijk besluit en van
ministerieel besluit aan het beheerscomité van de RVA voor advies
worden overgezonden. Daarna zal ik het voorstel aanbrengen bij de
besprekingen aangaande de begrotingsopmaak voor 2003. Gelet op
de budgettaire implicaties, lijkt een realisatie in 2002 mij immers
uitgesloten.
belges. La facture est élevée car
l'allocation accordée actuellement
à cette catégorie de personnes est
particulièrement basse et
augmenterait ainsi de 371 euros
par mois, pour atteindre 628
euros. Dans la simulation, nous
avons également introduit des
règles permettant d'éviter que
l'allocation de certains cohabitants
ne passe de 50 à 40 % de leur
ancienne rémunération.

Le projet d'arrêté royal et d'arrêté
ministériel sera transmis cette
semaine au comité de gestion de
l'ONEM. Je discuterai de cette
proposition lors de la préparation
du budget 2003. D'un point de vue
strictement budgétaire, il est exclu
d'encore mettre cette proposition
en oeuvre en 2002.
09.03 Greta D'hondt (CD&V): Mevrouw de minister, ik weet niet of
het glas halfvol of halfleeg is. Als ik u hierover in maart in opvolging
van de vorige programmawet opnieuw ondervroeg, hebt u gezegd dat
dit dossier voor de volgende programmawet zou worden geregeld.
Wij hebben ondertussen reeds over de programmawet in de
commissie, misschien voorlopig, gestemd en hij zal binnenkort in de
plenaire vergadering worden besproken. Wij zitten dus al een
programmawet achter; ik zou dus eerder zeggen dat het glas halfleeg
is. Als ik echter uw engagement hoor, zou ik in een optimistische bui
kunnen zeggen dat het glas halfvol is. U zegt immers dat u dit tijdens
de begrotingsbesprekingen op de agenda zult zetten.

Mevrouw de minister, 160 miljoen frank is natuurlijk niet niets. U zegt
dat dit vooral te wijten is aan het feit dat dit bijna een verdubbeling
van de werkloosheidsuitkeringen van de betrokkenen zou
teweegbrengen. Die mensen krijgen nu 371 euro waarmee ze het
moeten doen. Daarom heb ik een vraag gesteld en een amendement
ingediend. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat de 160 miljoen frank
niet aan de zwaksten in de samenleving zal voorbijgaan tijdens de
begrotingsbesprekingen, waar nog grotere bedragen ter sprake
zullen komen. Ik hoop hartsgrondig dat de actieve welvaartstaat 160
miljoen frank voor die mensen over heeft om ook voor hen de actieve
welvaartstaat waar te maken. Ik zal de regering daaraan herinneren
als wij de bedragen zullen vernemen die in de
begrotingsbesprekingen aan andere posten zullen worden toegekend
en wij vaststellen dat men geen 160 miljoen veil had voor de
gewezen werknemers van de beschutte werkplaatsen. Dan zou men
een grote steek in de actieve welvaartstaat laten vallen. Het is spijtig
dat ik de mensen die met 371 euro moeten leven, moet zeggen dat
deze programmawet toch nog aan hen voorbij zal gaan en dat al hun
hoop op de begrotingsbesprekingen van deze zomer zal moeten
worden gevestigd. Mevrouw de minister, het jaar mag niet
voorbijgaan zonder dat terzake iets gebeurt, want dit zal op sociaal
vlak niet onopgemerkt voorbijgaan. Dat beloof ik u.
09.03 Greta D'hondt (CD&V):
Lorsque je lui posé la question en
mars, la ministre s'est engagée à
ce que tout soit réglé en vue de la
prochaine loi-programme.
J'espère dès lors que dans le
cadre des discussions budgétaires
on n'ira pas chercher ces 160
millions chez les plus démunis.

Si nous laissons les personnes
handicapées se débrouiller avec
370 euros par mois, il s'agit d'un
mauvais signal dans le cadre de la
lutte en faveur d'un Etat social
actif. Ce problème doit être réglé
d'urgence et je fonde tous mes
espoirs sur les discussions
budgétaires.

KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
31
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Filip Anthuenis aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de aanbevelingen van het verslag van de hoge raad voor werkgelegenheid 2002" (nr. 7586)
10 Question de M. Filip Anthuenis à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
recommandations du rapport 2002 du Conseil supérieur de l'emploi" (n° 7586)
10.01 Filip Anthuenis (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, in zijn recent jaarverslag komt de Hoge Raad voor de
Werkgelegenheid tot de vaststelling dat één Belg op drie niet wenst
te werken. Dat zeg ik niet; dat komt uit het verslag van de Hoge Raad
voor de Werkgelegenheid, laat dat duidelijk zijn. De Belgische
arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door een lage
werkgelegenheidsgraad en een geringe arbeidsreserve. Dat maakt
de haalbaarheid van de Europese doelstelling om een activiteitsgraad
van 70% te bereiken in 2010 er niet makkelijker op. Naast een
grondige analyse van de niet-actieve bevolking formuleert de Hoge
Raad een aantal niet mis te verstane aanbevelingen. Ik zet er een
viertal van op een rijtje.

Ten eerste pleit de Raad voor een verantwoordelijke loonontwikkeling
die in lijn blijft met de productiviteitsontwikkeling en niet sterker is dan
die bij onze voornaamste handelspartners. De Hoge Raad vraagt
expliciet om hiermee rekening te houden bij de onderhandelingen
over het volgende interprofessioneel akkoord, te meer omdat ­ zo
betreurt de Raad ­ de positieve effecten van de structurele
lastenverlagingen afgezwakt werden door een onvoldoende
beheersing van de arbeidskosten.

Ten tweede spoort de Raad de regering ertoe aan om effectief werk
te maken van de vereenvoudiging van de banenplannen en spreekt
zich uit voor bijkomende verminderingen voor laaggeschoolden,
langdurig werklozen en andere doelgroepen. Hij voegt er in een
adem aan toe de hooggekwalificeerde arbeid niet te zwaar te
belasten.

Ten derde stelt de Raad dat sedert een aantal jaren de klemtoon van
het beleid terecht meer is gaan liggen op de aanmoediging van
arbeidsparticipatie. Indien men de werkgelegenheidsgraad van 55-
plussers tegen 2010 substantieel wil opdrijven, dan moet de huidige
generatie van 45- tot 54-jarigen en zeker de categorie van de 45- tot
50-jarigen aan de slag worden gehouden. De Raad is van mening dat
supplementaire maatregelen overwogen moeten worden. Concreet
wordt gepleit voor aanpassingen in het belasting- en uitkeringsstelsel
en de ontmoediging van vervroegde uittreding.

Ten vierde, voor de middengroep van 25- tot 44-jarigen scoort België
qua activiteitsgraad goed, beter dan het Europees gemiddelde. Ook
hier zijn enkele ingrepen noodzakelijk die vooral betrekking hebben
op de betere combinatie van arbeid en gezin voor zowel vrouwen als
mannen. Naast een mentaliteitsomslag pleit de Raad voor recht op
deeltijdarbeid voor mannen en vrouwen met kinderen of
hulpbehoevende personen. Ook worden de sociale partners
aangemoedigd om formules van tijdsparen over de gehele loopbaan
uit te tekenen. Soepele uittredingsmogelijkheden moeten ervoor
zorgen dat mensen langer op de arbeidsmarkt aanwezig blijven.
10.01 Filip Anthuenis (VLD):
Dans son dernier rapport annuel,
le Conseil supérieur de l'emploi
constate qu'un belge sur trois ne
souhaite pas travailler. Notre
marché du travail affiche donc un
faible taux d'emploi et une réserve
de main-d'oeuvre également
restreinte. L'Union européenne
entend atteindre un taux d'activité
de 70 pour cent d'ici à 2010. Cela
paraît impossible. Le Conseil
supérieur de l'emploi formule un
certain nombre de
recommandations et plaide en
faveur d'une évolution salariale
responsable, d'une simplification
des plans pour l'emploi et de
réductions supplémentaires des
charges pour les travailleurs les
moins qualifiés, les chômeurs de
longue durée et d'autres groupes
cibles. Il ne faut par ailleurs pas
non plus que de trop lourdes
charges pèsent sur le travail
hautement qualifié. Si l'on
souhaite augmenter le taux
d'emploi des personnes âgées de
55 ans et plus, d'ici à 2010, il
convient d'aménager les régimes
de taxation et d'allocations et il
faut décourager les départs
anticipés. Par ailleurs, pour le
groupe des 25-44 ans, une
meilleure combinaison du travail
et de la vie de famille s'impose. Le
Conseil prône également le droit
au travail à temps partiel pour les
hommes et femmes avec des
enfants ou en charge de
personnes non autonomes. Les
interlocuteurs sociaux sont invités
à élaborer des formules de crédit-
temps sur l'ensemble de la
carrière. Des possibilités de fin de
carrière plus souples doivent
permettre que les travailleurs
restent plus longtemps sur le
marché du travail. Le Conseil
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
32

Mevrouw de minister, het gaat om een belangrijk en markant
jaarverslag van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. Wat is uw
reactie op de vier belangrijkste punten die ik zopas heb opgesomd?
Welke initiatieven kondigt u aan om eventueel tegemoet te komen
aan de aanbevelingen van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid?
plaide pour un accompagnement
maximal des demandeurs
d'emploi. En contrepartie, ceux-ci
doivent rechercher activement un
travail et accepter tout emploi
convenable.

Quelles sont les intentions de la
ministre concernant ces
recommandations?
10.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, tout
d'abord, je souhaite insister sur l'intérêt que présente ce rapport. En
effet, en relation avec les lignes de force définies au niveau de
l'Union européenne et avec la situation des différents marchés de
l'emploi en Belgique, ce rapport définit des lignes de force pour
l'avenir, dans la logique de ce que nous avons déjà réalisé et en
soulignant à diverses reprises les orientations prises relatives à la
politique de l'emploi en Belgique.

En ce qui concerne la réduction de cotisations sociales, le Conseil
supérieur de l'emploi ne prétend pas que celle-ci ait servi à
augmenter les rémunérations. En revanche, il souligne que la
réduction de cotisations sociales constitue un moyen de modérer les
coûts du travail, à condition toutefois que les moyens ainsi libérés
contribuent à la création d'emploi.

La FEB a souligné que sont sans fondement les affirmations selon
lesquelles on aurait eu recours à l'abaissement des cotisations
patronales pour accorder des augmentations salariales sans tenir
compte de l'objectif d'améliorer la compétitivité et la création ou le
maintien d'emplois.

Le Conseil supérieur de l'emploi note que la norme d'augmentation
salariale définie lors du dernier accord inter-professionnel a été
respectée dans la négociation sectorielle.

Et si un dérapage limité est mis en lumière, comme le Conseil central
de l'Economie le note, c'est plutôt dans les entreprises appartenant à
des secteurs qui souffrent d'une pénurie de main d'oeuvre particulière
et où souvent il n'y a pas nécessairement eu de négociations
collectives.

Nous sommes à la veille d'un nouvel accord interprofessionnel. Nous
attendons les conclusions officielles du Conseil central de
l'Economie. Ensuite, nous examinerons avec les partenaires sociaux
du futur accord interprofessionnel, la manière dont nous travaillerons
dans le cadre de la loi sur la compétitivité pour la fixation de la
prochaine norme d'augmentation salariale.

La réforme de l'impôt des personnes physiques a également accordé
une importance prépondérante à la réduction de l'impôt sur les
revenus du travail dont font partie les revenus des travailleurs
hautement qualifiés. Je souligne, chaque fois que l'on parle de la
réforme fiscale, cet aspect très important qui doit évidemment être
pris en compte par tous ceux qui se préoccupent de l'évolution
collective des conditions de travail.
10.02 Minister Laurette Onkelinx:
Het verslag van de Hoge Raad
voor de Werkgelegenheid is des
te interessanter daar de
krachtlijnen voor de toekomst erin
worden uitgestippeld, rekening
houdend met de Europese
richtlijnen en de situatie op het
stuk van de werkgelegenheid in
ons land. De Hoge Raad beweert
niet dat de verlaging van de
sociale bijdragen werd
aangewend om de bezoldigingen
op te trekken, maar onderstreept
dat die verlaging een middel vormt
om de arbeidskosten te
verminderen, op voorwaarde dat
de aldus vrijgekomen middelen
worden gebruikt om banen te
scheppen. Het VBO houdt er een
gelijkaardig standpunt op na.

De Hoge Raad voor de
Werkgelegenheid heeft gesteld
dat de norm inzake
loonsverhoging bij het sectoraal
overleg werd nageleefd. Men is in
een beperkt aantal gevallen
weliswaar uit de bocht gegaan,
maar dat was vooral het geval in
sectoren die met een gebrek aan
arbeidskrachten kampen.

In het kader van de
belastinghervorming lag het
zwaartepunt vooral bij de
vermindering van de belastingen
op de inkomens uit arbeid ­
waaronder de inkomens van
hooggeschoolde werknemers.

Werklozen tussen 50 en 55 jaar
moeten voortaan als
werkzoekende zijn ingeschreven.
Dat zal in 2003 het geval zijn voor
degenen die 56 jaar oud zijn en in
2004 voor degenen die 57 jaar
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
33
Pour ce qui concerne les chômeurs âgés de 50 à 55 ans ­ le Conseil
supérieur de l'Emploi l'évoque également et vous le savez
particulièrement ­, ils doivent désormais être inscrits comme
demandeurs d'emploi. L'année prochaine, ce sera également le cas
pour les chômeurs âgés de 56 ans et, en 2004, pour les chômeurs
âgés de 57 ans. Il y donc eu, comme le souligne le Conseil supérieur
de l'Emploi, des évolutions en la matière qui cadrent bien avec les
priorités que ce même Conseil a, à plusieurs reprises, mises en
évidence.

Vous savez aussi que le système particulier relatif aux travailleurs
âgés qui cessent de travailler (le système "Canada Dry") fera
désormais l'objet du même régime de cotisation que le système de
prépension.

Enfin, dans le cadre du suivi des priorités du Conseil supérieur de
l'emploi, toute une série de mesures ont été prises pour éviter les
pièges à l'emploi.

Lors d'une discussion avec le vice-président du Conseil supérieur de
l'emploi, M. Smets, nous avons évoqué la réflexion sur la formule
d'épargne-temps, qui a déjà été soulevée précédemment. Comme je
l'ai dit à plusieurs reprises, je suis favorable à un système d'épargne-
temps qui permettrait de gérer le temps de travail sur une période
longue, sans nécessairement être bloqué par la mobilité
professionnelle à laquelle sont soumis les travailleurs.

Dans son rapport, le Conseil supérieur de l'emploi en fait une priorité.
A l'époque, lorsque nous avons déposé nos propositions sur la
conciliation vie au travail/vie hors travail, le crédit-temps, les
différentes formes de congé, le 4/5 temps, etc, j'avais demandé aux
partenaires sociaux de réfléchir au concept de l'épargne-temps. Tous
les partenaires sociaux expriment des craintes mais avec des
motivations différentes, et je les comprends. Toutefois, je veux à
nouveau souligner que ce compte épargne-temps peut en même
temps servir la politique des entreprises, en particulier celles qui sont
soumises à des pics d'activité et à des moments de ralentissement.

Cela peut aussi être favorable aux travailleurs qui, à certains
moments de leur vie, sont disponibles pour prester des horaires plus
complets et, à d'autres moments, notamment lorsqu'ils rencontrent
des situations familiales particulières, sont moins disponibles pour
prester des horaires de travail même réduits.

Ce compte "épargne temps" existe effectivement ailleurs mais surtout
dans le cadre de projets mis en oeuvre par de grosses sociétés. Je
pense par exemple à Volkswagen qui a mis ce système au point. Vu
le nombre de travailleurs au sein de la société, ce système de
mobilité du personnel est moins handicapant.

J'estime qu'il faut aller de l'avant en cette matière. Il faut aussi oser
imaginer une nouvelle filière au niveau de la sécurité sociale pour
rencontrer les problème de mobilité professionnelle. Cela existe déjà
pour les vacances annuelles: le travailleur qui change d'entreprise
conserve ses droits acquis en matière de vacances annuelles. On
pourrait donc aussi le faire en matière de temps de travail.

Ce point est fondamental pour moi. Dans le cadre du futur accord
oud zijn. De evoluties terzake
stroken met de prioriteiten die
door de Raad naar voren zijn
geschoven.

Voor het "Canada Dry"-stelsel
geldt voortaan dezelfde
bijdrageregeling als voor het
stelsel van het brugpensioen. Er
werden maatregelen getroffen om
de werkloosheidsvallen te
voorkomen.

In zijn verslag maakt de Hoge
Raad voor de werkgelegenheid
van tijdsparen een prioriteit. Ik had
de sociale partners gevraagd
daarover na te denken naar
aanleiding van de
onderhandelingen over het vorige
interprofessioneel akkoord. Er is
wat koudwatervrees. Het
tijdsparen is nochtans zowel in het
belang van de ondernemingen als
van de werknemers, die immers
op bepaalde ogenblikken van hun
loopbaan meer beschikbaar
kunnen zijn dan op andere. Het
systeem bestaat eigenlijk al, maar
dan vooral binnen projecten in
grote ondernemingen. Wij zouden
op dat vlak vooruitgang moeten
boeken en een nieuwe
mogelijkheid moeten creëren om
de mobiliteit te verhogen. Ik zal de
sociale partners oproepen om
daarover na te denken met het
oog op het volgende
interprofessioneel akkoord.

Over de beschikbaarheid van de
werkzoekenden hadden we het al
uitgebreid met de heer Valkeniers,
mijnheer Anthuenis.

KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
34
interprofessionnel, je demanderai aux partenaires sociaux de
reprendre ce dossier. Je suis persuadée qu'il pourrait apporter un
élan nouveau, tant pour le développement de l'emploi que pour la
qualité de cet emploi.

Pour tout ce qui concerne la disponibilité des demandeurs d'emploi,
nous en avons longuement parlé, monsieur Anthuenis, notamment
avec votre collègue M. Valkeniers qui, comme à son habitude, a parlé
tout en nuance.
10.03 Filip Anthuenis (VLD): Mevrouw de minister, het ging mij
minder om uw perikelen met de heer Valkeniers dan om het verslag
van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid. Ik heb nog twee
opmerkingen. De Hoge Raad voor Werkgelegenheid geeft toch de
raad om vervroegde uittredingen te ontmoedigen. Wij zijn het aan
onszelf verplicht eerlijk te zijn: de overheid geeft niet altijd het goede
voorbeeld. Wij moeten daar eens goed over nadenken. Er zijn
discussies geweest over de cipiers; er zijn de Sabenaverhalen. Wij
geven zelf niet altijd het goede voorbeeld. Mensen gaan met vijftig of
zelfs vroeger op brugpensioen door maatregelen die genomen
worden door de overheid zelf. Dat is altijd populair om te zeggen en
te doen, maar op basis van dit verslag moeten wij daar toch eens
over nadenken.

Ook over de plicht om werk te zoeken moeten wij eens nadenken. Ik
weet dat ACW-volksvertegenwoordigers ­ wie dat juist zijn, weet ik
niet ­ nu toch ook tot het besef zijn gekomen dat mensen meer
moeten worden verplicht werk te zoeken. Ik heb mevrouw D'hondt
daarover iets op de radio horen zeggen of ik heb daarover iets in de
krant gelezen. Ik ben het volledig met haar eens. Ik denk dat er een
bepaalde "klik" is gebeurd in de vakbondswerking. Wij moeten dat
toch eens goed onderzoeken. Vanuit de vaststelling dat een aantal
mensen weigert te werken, dus niet wenst te werken, moeten wij toch
eerlijk onderzoeken wat wij daaraan concreet kunnen doen. Ik wens
echter de tijd van de commissie niet langer in beslag te nemen. Er
zijn trouwens enkele wetsvoorstellen op komst.
10.03 Filip Anthuenis (VLD):
Deux remarques encore. Le
Conseil supérieur de l'Emploi dit
qu'il faut décourager les départs
prématurés. Les pouvoirs publics
donnent pourtant le mauvais
exemple dans bon nombre de
dossiers.

En second lieu, même les élus
issus de la CSC ne trouvent pas
absurde l'idée de l'obligation, pour
les chômeurs, de chercher un
emploi. On doit se demander ce
qu'il doit advenir de ceux qui
refusent. Il faudra réfléchir à la
question.

10.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, parmi les
personnes indisponibles, nombre d'entre elles ne bénéficient pas de
l'allocation. Peut-être n'en ont-elles pas véritablement besoin au
niveau de l'intégration économique et sociale. Au cours de notre
histoire sociale et culturelle, il y a énormément de femmes qui, pour
toute une série de raisons, ne sont pas intégrées sur le marché de
l'emploi et ne le désirent pas. On le voit, par exemple, dans le faible
taux d'emploi des femmes de plus de 50 ans. Il ne faut pas confondre
les publics qui n'ont pas d'allocations car ils n'en sont pas
demandeurs et ceux qui en bénéficient et qui sont donc en demande
d'une intégration sur le marché de l'emploi.

Eu égard à vos propos relatifs aux mesures empêchant la sortie
anticipée sur le marché de l'emploi des travailleurs de plus de 50 ans,
on a pris des initiatives au niveau de la disponibilité des chômeurs
âgés, au niveau des prépensions "Canada dry", au niveau des
mesures spécifiques de crédit-temps, qui rencontrent beaucoup de
succès auprès des plus de 50 ans. Par exemple, le travail à 4/5
ème
temps est adopté par deux publics particuliers. L'augmentation de la
demande est extraordinaire de mois en mois. En quelques mois, il y a
eu une véritable flambée. Ces deux publics particuliers sont
10.04 Minister Laurette Onkelinx:
Bij de mensen die niet
beschikbaar zijn, is er een groot
aantal dat geen uitkeringen
ontvangt. Zo zijn er heel wat
vrouwen die geen plaats vinden
op de arbeidsmarkt..

Wij hebben allerlei maatregelen
getroffen om de uitstroom uit de
arbeidsmarkt van de vijftigplussers
te beperken: de beschikbaarheid
van de werklozen, het verplichten
van het outplacement,
maatregelen met betrekking tot de
"Canada Dry"-brugpensioenen en
de vier vijfden banen.

Wij worden ook almaar meer
geraadpleegd door openbare en
privébedrijven over het plan ter
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
35
constitués des femmes en âge de procréer et les hommes de plus de
50 ans. Donc, ces formules ont un impact non négligeable.

D'autres mesures doivent encore être exécutées afin de postposer
les départs, comme l'obligation d'outplacement pour les
licenciements des personnes âgées de plus de 50 ans. Nous
attendons ce mois-ci la conclusion des partenaires sociaux.

Dans la loi, nous avions stipulé qu'il était interdit de licencier des
personnes ayant plus de cinquante ans sauf si des mesures
d'outplacement leur étaient proposées. Ces mesures devaient venir
d'une proposition des partenaires sociaux et en cas de pénurie de
propositions, le gouvernement reprendrait le dossier pour proposer la
mesure par arrêté royal. J'attends donc impatiemment le travail des
partenaires sociaux.

Enfin, nous sommes de plus en plus consultés. Par exemple, dans le
cas de Belgacom, nous avions empêché le licenciement "brut et
méchant" des personnes ayant plus de cinquante ans par un plan
complexe qui tirait de la législation toutes les possibilités
d'outplacement, d'outsourcing, de crédit-temps, etc. Suite au succès
rencontré par ce plan au niveau des partenaires sociaux de
Belgacom, nous sommes actuellement consultés, soit par des
entreprises publiques, soit par des entreprises privées, pour discuter
des alternatives à des départs anticipés, notamment par prépension
conventionnelle. A mes yeux, c'est un phénomène intéressant qui se
produit.
voorkoming van naakte ontslagen
dat wij voor Belgacom hadden
uitgewerkt.

10.05 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw de minister, u hebt mij gezegd
dat ik geen zin voor nuances heb. Misschien heeft het ermee te
maken dat ik, ondanks mijn leeftijd, nog jong ben van hart en ziel en
dat ik nog altijd geen viervijfde nodig heb. Dat is typisch voor
jongeren. Zij hebben wat minder zin voor nuances en zien alles wat
meer extreem. Ondanks onze veelvuldige meningsverschillen ­
dikwijls over hetzelfde plan ­ kunnen wij het toch goed met elkaar
stellen.
10.05 Jef Valkeniers (VLD): La
ministre me reproche un manque
de nuances. C'est sans doute
parce que, malgré mon âge, je
reste encore jeune de coeur et
d'esprit et que je n'ai pas besoin
d'un quatre cinquièmes.
10.06 Laurette Onkelinx, ministre: Si vous preniez un 4/5
ième
temps,
vous pourriez utiliser votre temps libre pour la réflexion. (...)
10.07 Jef Valkeniers (VLD): Dat wij, ondanks onze
meningsverschillen, goed met elkaar overeenkomen, bewijst
misschien toch dat ik meer zin heb voor nuances dan zij wel denkt.
10.07 Jef Valkeniers (VLD): Mes
bonnes relations avec la ministre
prouvent peut-être que j'ai
davantage le sens de la nuance
qu'elle le pense.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de toepassing van de wet van 5 maart 2002" (nr. 7635)
11 Question de Mme Greta D'hondt à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'application de la loi du 5 mars 2002" (n° 7635)
11.01 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, als ik mij niet vergist heb, ben ik op iets gestoten dat mij niet
erg juist lijkt, reden waarom ik u deze vraag stel.
11.01 Greta D'hondt (CD&V):
L'article 5 de la loi du 5 mars
2002, qui transpose la directive
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
36

Mijn vraag houdt verband met de wet van 5 maart 2002 die de
omzetting regelt van de Europese richtlijn 96/71 betreffende de
terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten
van diensten. Die wet voert een vereenvoudigd stelsel in voor het
bijhouden van sociale documenten door ondernemingen die in België
werknemers ter beschikking stellen. Artikel 5 van de wet bepaalt dat
de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden die in ons land
gelden, ook moeten worden nageleefd door de werkgever die in
België een terbeschikkinggestelde werknemer tewerkstelt. Tot daar is
er natuurlijk geen vuiltje aan de lucht.

Onder loonvoorwaarden wordt onder meer begrepen: "loonvoordelen,
vergoedingen"­ en nu komt het ­ "die worden toegekend op basis
van een CAO die door de Koning algemeen bindend verklaard is
geworden". Nu rijst de onduidelijkheid over de CAO's die worden
gesloten op het niveau van de ondernemingen die niet door de
Koning bekrachtigd worden. Uit de tekst zou men dus kunnen
afleiden dat in die bedrijven nog wel ter beschikking gestelde
werknemers kunnen werken voor een lager loon dan volgens de
algemeen geldende regels in die ondernemingen. De minimumlonen
blijven daar natuurlijk wel van toepassing, omdat die vastgelegd zijn
in algemeen verbindend verklaarde CAO's.

Het wetsontwerp dat geleid heeft tot de wet van 5 maart 2002, strekte
ertoe dat de werknemers die ter beschikking gesteld worden, over
dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden moeten kunnen beschikken
als de werknemers van de betrokken ondernemingen.

Mevrouw de minister, naast de CAO's die door de Koning algemeen
bindend verklaard worden is er dus de realiteit op het terrein waarbij
een niet onbelangrijk aantal CAO's niet door de Koning algemeen
bindend verklaard worden. Graag verneem ik van u of u van oordeel
bent dat ook CAO's die op ondernemingsniveau worden gesloten en
die niet door de Koning bekrachtigd worden, van toepassing zijn op
ter beschikking gestelde werknemers? Indien dat niet kan worden
afgeleid uit de huidige wet, overweegt u dan die wet bij te sturen?

Tot slot, wat waren de redenen om de CAO's op
ondernemingsniveau uit de wet van 5 maart 2002 te weren?
96/71/CE dans le droit national,
dispose que les conditions de
travail et d'embauche et les
conditions de rémunération belges
doivent également être respectées
par l'employeur qui emploie un
travailleur détaché. Les conditions
de rémunération englobent la
rémunération, les avantages et les
indemnités prévues par une
convention collective rendue
généralement contraignante.

La situation est toutefois
incertaine pour les CCT conclues
au niveau des entreprises et
n'ayant pas été sanctionnées par
le Roi. Dans ces entreprises, les
travailleurs détachés semblent
bénéficier d'une rémunération
moins élevée, alors que le projet
de loi vise à traiter de manière
égale les travailleurs détachés et
les autres.

La ministre estime-t-elle que les
CCT non sanctionnées sont
applicables aux travailleurs
détachés? Envisage-t-elle de
réaménager la loi? Pour quelle
raison les CCT conclues au
niveau des entreprises ont-elles
été exclues du champ
d'application de la loi?

11.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, chère
collègue, je n'exclus rien. Rappelez-vous les discussions que nous
avons eues en commission pour l'application de la directive
"détachement des travailleurs". Pendant des années, nous avons
recherché un critère et celui que nous avions trouvé et qui nous
permettait d'entrer dans cette notion d'ordre public est l'absolue
nécessité de respecter les obligations sociales pénalement
sanctionnées.

C'est toute la difficulté de voir quand une réglementation ou une
convention est pénalement sanctionnée. Les conventions collectives
non rendues obligatoires ne constituent pas, en l'état actuel de la
situation, des dispositions pénalement sanctionnées.

En conséquence de cela, il est vrai que l'on peut avoir des effets
pervers notamment en termes de concurrence. Je ne le nie pas.
Vous avez raison de constater que le critère qu'on a choisi peut avoir
11.02 Minister Laurette Onkelinx:
Het probleem is dat niet algemeen
verbindend verklaarde collectieve
arbeidsovereenkomsten niet
voldoen aan het criterium van de
verplichtingen die in geval van
niet-naleving strafrechtelijk
worden vervolgd. Het klopt dat dit
criterium kwalijke gevolgen kan
hebben, met name op het stuk van
de concurrentie, maar men is er
niet in geslaagd een criterium te
vinden dat geen nadelige effecten
heeft.

Ik ben niet zinnens de wet van 5
maart 2002 te herzien, maar ik
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
37
ses propres effets pervers. Souvenez-vous que n'importe quel critère
en a. Les partenaires sociaux n'ont jamais trouvé de critères
idylliques.

Je suis ouverte au dialogue pour examiner comment rencontrer ces
effets pervers. Je n'ai pas l'intention de modifier la loi du 5 mars 2002.
Mais je suis ouverte au dialogue afin de voir comment ce type de
convention collective pourrait entrer dans le champ de l'obligation.
ben bereid een dialoog aan te
gaan en te onderzoeken hoe met
de niet algemeen verbindend
verklaarde collectieve
arbeidsovereenkomsten rekening
kan worden gehouden.
11.03 Greta D'hondt (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor
het antwoord. Wij hadden dan toch juist gelezen en juist
geïnterpreteerd.

Mevrouw de minister, ik ben er mij ten zeerste van bewust dat het
niet zo eenvoudig is om een criterium te vinden dat algemeen en
sluitend is en dat ook sanctioneerbaar is. Natuurlijk, zoals u zelf
terecht zegt is het feit dat in ondernemingen waar wel een CAO
bestaat, maar die niet algemeen verbindend is verklaard, men bij
wijze van spreken nog onder kan bieden. Hier kan dus een
concurrentie ontstaan ­ ik wil niet overdrijven maar het is de realiteit
­ die door de wetgever en door Europa eigenlijk niet is gewild.

Ik heb de vraag hier gesteld om meteen ook een uitnodiging ­
mevrouw de minister, u hebt ze zelf al geformuleerd ­ te formuleren
om hier nog eens na te gaan, eventueel samen met de sociale
partners en de NAR, of er naast dit instrument toch geen andere
instrumenten bestaan die de zaak sluitender kunnen maken. Het zou
erg zijn dat het omzetten van een richtlijn op Belgisch niveau tot
concurrentievervalsing kan leiden omdat men in bepaalde
ondernemingen toch nog ter beschikking gestelde werknemers zou
kunnen hebben die onder minder gunstige voorwaarden mogen
werken dan dat dit het geval is in andere ondernemingen.
Bijvoorbeeld, een sector die de gewoonte heeft om in een sectoraal
akkoord al zijn ondernemingen te vatten, van grote tot kleine, en die
sectorale CAO algemeen verbindend te laten verklaren, daarin is
iedereen vervat. In andere sectoren, die historisch geen sectorale
CAO's, maar CAO's op ondernemingsvlak of provinciaal vlak hebben,
kan men daaraan ontsnappen wanneer men die CAO niet algemeen
verbindend laat verklaren.

Mevrouw de minister, ik ga heel graag in op uw suggestie om de
sociale partners hier nogmaals op attent te maken en met alle
mogelijke krachten te zoeken of wij deze bres niet kunnen dichten.
11.03 Greta D'hondt (CD&V): Il
n'est pas simple de trouver un
critère général, précis et
contraignant mais les entreprises
dont les CCT ne sont pas
confirmées pourraient faire des
offres plus basses et créer ainsi
une concurrence que ne souhaite
ni le législateur ni l'UE. Je propose
qu'avec les partenaires sociaux,
nous nous penchions une
nouvelle fois sur la législation afin
d'examiner s'il n'existe pas des
instruments permettant de mieux
régler cette question.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Question de M. Josy Arens à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "l'indemnité de
pause-carrière pour les agents des services publics domiciliés en France et au Grand-Duché de
Luxembourg" (n° 7492)
12 Vraag van de heer Josy Arens aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over
"de uitkering voor loopbaanonderbreking voor de ambtenaren van de overheidsdiensten die in
Frankrijk of in het Groothertogdom Luxemburg wonen" (nr. 7492)
12.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre,
au 1
er
janvier 2002, la législation sur la pause-carrière n'est restée
d'application que pour les agents des services publics, les agents du
12.01 Josy Arens (cdH): Sedert 1
januari 2002 is de wetgeving op
de loopbaanonderbreking alleen
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26/06/2002
CRIV 50
COM 800
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
38
secteur privé bénéficiant du crédit-temps.

La législation sur la pause-carrière tant pour le privé que pour le
public prévoyait l'obligation d'avoir un domicile en Belgique pour le
demandeur, afin de percevoir l'indemnité versée par l'ONEM. On
relève en province de Luxembourg un certain nombre de travailleurs
des services publics venant tant du Grand-Duché de Luxembourg
que de France, comme dans le secteur privé d'ailleurs.

Pour le secteur public, l'ONEM nous confirme que la nationalité n'est
pas un frein pour introduire une demande de pause-carrière mais la
législation prévoit que le travailleur peut résider à l'étranger, à
condition de conserver son domicile en Belgique, les allocations
proprement dites n'étant payables qu'en Belgique. Une exception à la
règle cependant: si le travailleur suit son conjoint qui est affecté
temporairement en mission professionnelle à l'étranger pour le
compte de son employeur, il peut être domicilié à l'étranger le temps
de cette mission.

L'évolution de la législation crédit-temps pour le secteur privé prévoit
que la seule obligation pour le travailleur afin de percevoir l'indemnité
de l'ONEM est d'avoir un compte bancaire en Belgique: il y a donc
suppression de l'obligation de nationalité belge et de domicile en
Belgique.

Madame la ministre, ma question est la suivante: le gouvernement a-
t-il l'intention d'adapter la législation du secteur public dans ce sens, à
savoir suppression de l'obligation de nationalité belge et de domicile
en Belgique afin de percevoir l'indemnité de pause-carrière?
nog van toepassing op de
ambtenaren in overheidsdienst.
De werknemers uit de privé-sector
genieten tijdskrediet. De
wetgeving op de
loopbaanonderbreking bepaalt dat
de aanvrager een adres in België
moet hebben om de vergoeding
van de RVA te ontvangen.

In de provincie Luxemburg zijn er
een aantal werknemers in
overheidsdienst die afkomstig zijn
van het Groothertogdom
Luxemburg en van Frankrijk.
De RVA bevestigt dat de
nationaliteit het indienen van een
aanvraag voor
loopbaanonderbreking in
overheidsdienst niet in de weg
staat, maar de wetgeving bepaalt
dat de werknemer in het
buitenland kan verblijven op
voorwaarde dat zijn officieel adres
in België is, want de uitkering kan
alleen in België worden uitbetaald.
De wetgeving op het tijdskrediet
voor de privé-sector is echter zo
geëvolueerd dat de enige
verplichting voor de werknemer
om de uitkering van de RVA te
ontvangen erin bestaat dat hij een
bankrekening in België moet
hebben.
Is de regering van plan de
wetgeving voor de openbare
sector hiermee in
overeenstemming te brengen?
12.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, ma
réponse sera assez brève.

Tout comme cela s'est fait pour les travailleurs du secteur privé, la
condition de résidence sera également adaptée dans tous les autres
régimes actuels d'interruption de carrière. La condition d'avoir un
domicile en Belgique est remplacée par la condition d'avoir un
domicile dans un pays appartenant à l'espace économique européen.

Pour ce faire, divers arrêtés royaux doivent être adaptés,
essentiellement l'arrêté cadre du 7 mai 1999 pour les travailleurs
statutaires du secteur public et l'arrêté de base du 2 janvier 1991
pour les contractuels. J'attends les avis requis, comme par exemple
celui du Comité de concertation de la fonction publique. Dès ce
travail réalisé, je soumettrai les projets d'arrêté à la signature du Roi.
12.02 Minister Laurette Onkelinx:
Zoals reeds gebeurd is voor de
werknemers uit de privé-sector,
zal de verblijfsvoorwaarde in alle
andere stelsels van
loopbaanonderbreking eveneens
worden aangepast. De
voorwaarde om een adres in
België te hebben wordt vervangen
door een adres in een land van de
Europese Economische Ruimte.
Bovendien moeten er nog diverse
koninklijke besluiten worden
aangepast. Ik wacht op de nodige
adviezen. Zodra is ze heb
ontvangen, zal ik deze besluiten
aan de Koning voorleggen.
12.03 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, 12.03 Josy Arens (cdH): Mogen
CRIV 50
COM 800
26/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
39
peut-on espérer voir une solution arriver avant les vacances
parlementaires?
we hopen op een oplossing voor
het reces?
12.04 Laurette Onkelinx, ministre: Cela ne dépend pas de moi. Les
avis que j'attends constituent une formalité substantielle, à peine de
nullité. Cela dit, nous prendrons la mesure de manière rétroactive.
12.04 Minister Laurette Onkelinx:
Dat hangt niet van mij af. We
kunnen echter altijd voorzien in
een regeling met terugwerkende
kracht.
12.05 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, je remercie Mme la
ministre pour cette réponse.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

La réunion publique de commission est levée à 12.35 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.35 uur.