KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 789
CRIV 50 COM 789
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTEGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
C
OMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE ALGEMENE
Z
AKEN EN HET OPENBAAR
A
MBT
C
OMMISSION DE L
'I
NTERIEUR
,
DES
A
FFAIRES
GENERALES ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
dinsdag mardi
18-06-2002 18-06-2002
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN Front
National
MR Mouvement
réformateur
PS Parti
socialiste
cdH
centre démocrate Humaniste
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties:
Abréviations dans la numérotation des publications:
DOC
50
0000/000
Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA Schriftelijke
Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen:
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail:
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes:

Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail:
publications@laChambre.be
CRIV 50
COM 789
18/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Tony Van Parys aan de vice-
eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over "de bevoegdheidsverdeling tussen de
gewesten en de federale Staat inzake
erediensten" (nr. 7388)
1
Question de M. Tony Van Parys au vice-premier
ministre et ministre du Budget, de l'Intégration
sociale et de l'Economie sociale sur "la répartition
des compétences entre les régions et le
gouvernement fédéral en matière de cultes"
(n° 7388)
1
Sprekers: Tony Van Parys, Johan Vande
Lanotte
, vice-eerste minister en minister van
Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie, Filip De Man
Orateurs: Tony Van Parys, Johan Vande
Lanotte
, vice-premier ministre et ministre du
Budget, de l'Intégration sociale et de l'
Économie sociale, Filip De Man
Vraag van de heer Filip De Man aan de eerste
minister over "de voorstellen die hij doet om de
problemen van de politie in Brussel-19 op te
lossen" (nr. 7431)
3
Question de M. Filip De Man au premier ministre
sur "les propositions du premier ministre pour
résoudre les problèmes de la police dans les 19
communes de la Région Bruxelles-capitale"
(n° 7431)
4
Sprekers: Filip De Man, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Filip De Man, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
verplichte combi-regeling bij risico-
voetbalmatchen" (nr. 7487)
7
Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre de
l'Intérieur sur "la combinaison obligatoire du
transport en autocar et l'accès au stade lors des
matchs de football à risques" (n° 7487)
7
Sprekers: Peter Vanvelthoven, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Peter Vanvelthoven, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
brevethouders OGP/HPK" (nr. 7503)
9
Question de M. Karel Van Hoorebeke au ministre
de l'Intérieur sur "les détenteurs du brevet
OPI/APR" (n° 7503)
9
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
eventuele samenvoeging van de dienst 100 met
de dienst 101" (nr. 7506)
12
Question de M. Karel Van Hoorebeke au ministre
de l'Intérieur sur "la fusion éventuelle des services
100 et 101" (n° 7506)
12
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer John Spinnewyn aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
vrijwillige vierdagenweek bij de federale politie"
(nr. 7513)
14
Question de M. John Spinnewyn au ministre de
l'Intérieur sur "le choix volontaire de la semaine de
quatre jours à la police fédérale" (n° 7513)
14
Sprekers:
John Spinnewyn, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs:
John Spinnewyn, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Willy Cortois aan de minister
van Binnenlandse Zaken over "de schade die door
een zwaar noodweer in Noord-West-Brabant werd
veroorzaakt" (nr. 7536)
16
Question de M. Willy Cortois au ministre de
l'Intérieur sur "les dégâts occasionnés par une
violente tempête dans le nord-ouest du Brabant"
(n° 7536)
16
Sprekers: Willy Cortois, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Willy Cortois, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de inzet
van Nederlandsonkundige politieagenten in
Antwerpen" (nr. 7537)
17
Question de M. Karel Van Hoorebeke au ministre
de l'Intérieur sur "la présence à Anvers de
policiers ignorant le néerlandais" (n° 7537)
17
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Antoine
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Antoine
18/06/2002
CRIV 50
COM 789
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "het statuut
van de Europese ambtenaren" (nr. 7542)
20
Question de Mme Karine Lalieux au ministre de
l'Intérieur sur "le statut des fonctionnaires
européens" (n° 7542)
20
Sprekers:
Karine Lalieux, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs:
Karine Lalieux, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
CRIV 50
COM 789
18/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1


COMMISSIE VOOR DE
BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE ZAKEN EN HET
OPENBAAR AMBT
COMMISSION DE L'INTERIEUR,
DES AFFAIRES GENERALES ET
DE LA FONCTION PUBLIQUE
van
DINSDAG
18
JUNI
2002
14:15 uur
______
du
MARDI
18
JUIN
2002
14:15 heures
______

De vergadering wordt geopend om 14.14 uur door de heer Paul Tant, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.14 heures par M. Paul Tant, président.
01 Vraag van de heer Tony Van Parys aan de vice-eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie over "de bevoegdheidsverdeling tussen de
gewesten en de federale Staat inzake erediensten" (nr. 7388)
01 Question de M. Tony Van Parys au vice-premier ministre et ministre du Budget, de l'Intégration
sociale et de l'Economie sociale sur "la répartition des compétences entre les régions et le
gouvernement fédéral en matière de cultes" (n° 7388)
01.01 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de vice-eerste minister, dit
is een technische vraag die voor de betrokkenen wel van belang is. Ik
kom met die vraag bij u terecht, omdat de minister van Justitie mij
naar u heeft verwezen. Dat doet hij nogal vaak, soms te pas, maar
naar mijn indruk soms ook ten onpas, omdat hij zegt dat ik eens bij
de minister van Begroting moet gaan luisteren als hij er zelf niet meer
aan uit kan. Ik kom nu echter bij u met een vraag die betrekking heeft
op uw bevoegdheid inzake institutionele hervormingen.

De bijzondere wet van 13 juli 2001 heeft de overdracht van diverse
bevoegdheden aan de gemeenschappen en de gewesten geregeld.
Daarbij is in een gedeeltelijke regionalisering van de erediensten
voorzien. In artikel 4 van de bijzondere wet is bepaald dat de
kerkfabrieken en de instellingen belast met het beheer van de
temporaliën van de erkende erediensten tot de bevoegdheid van de
gewesten behoren, met uitzondering van de erkenning van de
erediensten en de wedden en de pensioenen van de bedienaars van
de erediensten. Dat blijft dus een federale bevoegdheid. Het gaat mij
om die uitzondering. Nu is er klaarblijkelijk discussie ontstaan over de
inhoud van de notie "erkenning van de erediensten." Niemand weet
namelijk precies of de notie "erkenning van de erediensten" ook de
erkenning van de plaatselijke entiteiten van de erediensten inhoudt.
Mijn vraag luidt dus of de erkenning van de plaatselijke entiteiten van
de erediensten ook een bevoegdheid is van de federale Staat. De
minister van Justitie heeft gezegd dat daarover discussie bestond en
dat de minister van Institutionele Hervormingen daarom had
geoordeeld dat een externe deskundige moest worden geraadpleegd
om de draagwijdte van de notie "erkenning" uit te klaren.
01.01 Tony Van Parys (CD&V):
La loi spéciale du 13 juillet 2001
prévoit une régionalisation
partielle des cultes. Selon l'article
4, les fabriques d'église sont de la
compétence des Régions mais la
reconnaissance des cultes
resterait une matière fédérale, au
même titre que les traitements et
les pensions des ministres des
cultes.

Un débat s'est engagé sur la
notion de « reconnaissance des
cultes »: entend-on aussi par là la
reconnaissance des entités
locales des cultes? Le ministre de
la Justice a répondu que le
ministre Duquesne estimait
nécessaire de consulter un expert
externe. Celui-ci a-t-il rédigé son
avis? Que recouvre exactement la
notion de «reconnaissance»?
18/06/2002
CRIV 50
COM 789
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Mijnheer de minister, is dat ondertussen uitgeklaard? Is dat extern
advies binnen? Kunt u duidelijker maken wat de notie "erkenning van
de eredienst" precies inhoudt, met name wat de erkenning van de
lokale entiteiten van de erediensten betreft?
01.02 Minister Johan Vande Lanotte: Eerst een kleine precisering
over het extern advies dat werd gegeven. Mijn kabinet en het kabinet
van minister Verwilghen heeft vergaderd met ere-stadssecretaris
Jean Dujardin over het kerkbestuur. Hij is een van de weinigen die
daarover ooit een boekje heeft geschreven. Wij hebben de heer
Dujardin gevraagd daarover een gesprek te hebben. Die
gedachtewisseling is genoteerd. Dat heeft niet geleid tot een formeel
schriftelijk advies van de heer Dujardin. Wat ik hier zeg, gebeurt wel
met zijn goedkeuring en toelating.

U hebt daarnet het artikel geciteerd over de erkenning van de
erediensten. Met de bijzondere wetgeving heeft men getracht de
bevoegdheden van de ondergeschikte besturen over te hevelen naar
de gewesten en dus ook het beheer van de temporaliën waarmee de
kerkbesturen en instellingen belast zijn en dat verbonden is met de
lokale besturen. Die instellingen zijn immers op gemeentelijk of
provinciaal niveau georganiseerd. De financiële lasten die uit de
werking van die instellingen voortvloeien moeten op dat niveau ten
laste worden genomen. In die mate zijn ze dus ook als
ondergeschikte besturen te beschouwen. Er bestaat minstens een
zekere band met die besturen. Ze vallen bijvoorbeeld onder de
overheidsopdrachtenwet op dezelfde manier als de gemeenten.
Ondergeschikte besturen beslissen over kerkbesturen voor zover het
gaat over de organisatie op lokaal, gemeentelijk of provinciaal vlak.
Verantwoording inzake financiën is op het niveau van de gewesten.

De federale overheid blijft dus bevoegd voor de erkenning van de
erediensten globaal genomen. Een van de belangrijkste
rechtsgevolgen van die erkenning, te weten het ten laste nemen van
de wedden en de pensioenen van de bedienaren van de eredienst, is
dus ook een federale bevoegdheid. De andere gevolgen van de
erkenning van een eredienst worden op gewestelijk niveau geregeld.
De gewesten zijn bevoegd voor: ten eerste, de erkenning van de
lokale kerkbesturen en de wetgeving die daarmee verband houdt; ten
tweede, het toezicht op de lokale kerkbesturen, wat voordien een
bevoegdheid van het ministerie van Justitie was, ten derde, het
toezicht op de werken die ondernomen worden door de lokale
kerkbesturen en de machtigingen daartoe; ten vierde, het toezicht op
de begroting en de rekeningen van de kerkbesturen; ten vijfde, de
machtigingen inzake giften en legaten indien bepaalde bedragen
worden overschreden ­ want voor kleine bedragen is geen
machtiging nodig.

Uiteraard kan ik niet oordelen over het communicatiebeleid van de
gewesten terzake maar wat de federale overheid betreft, hebben de
diensten van het ministerie van Justitie mij meegedeeld dat aan alle
erediensten een omzendbrief gericht werd waarin de nieuwe
bevoegdheidverdeling werd uiteengezet.

Ik denk dat het interessant is het verslag van mijn antwoord erop na
te lezen om te kijken of alles netjes punt per punt in orde is; zodat die
tekst kan worden gebruikt om de precisering bevoegdheden zo ruim
mogelijk te verspreiden.
01.02 Johan Vande Lanotte,
ministre: Mon cabinet et le cabinet
du ministre Verwilghen se sont
réunis et ils ont convié à cette
occasion le secrétaire honoraire
de la Ville de Gand, M. Dujardin,
qui a écrit un livre sur les
fabriques d'église. Cet échange
de vues a été acté mais aucun
avis officiel n'a été demandé.

La loi spéciale voulait en principe
confier aux Régions la
compétence des pouvoirs
subordonnés, comme les parties
des fabriques d'église liées aux
pouvoirs locaux.

Le pouvoir fédéral reste
compétent pour la reconnaissance
des cultes dans leur totalité, y
compris les traitements et les
pensions des ministres.

Les Régions sont compétentes
pour la reconnaissance des
fabriques d'église locales ­ sur
lesquelles elles exercent aussi la
tutelle ­ et pour la législation qui y
a trait ainsi que pour le contrôle
des travaux des pouvoirs locaux,
pour lesquels elles accordent
également une autorisation. En
outre, les Régions sont également
compétentes pour le contrôle des
budgets et des comptes des
administrations communales ainsi
que pour l'octroi d'une autorisation
pour les dons et legs dépassant
un certain montant.

Le ministère de la Justice a diffusé
une circulaire parmi tous les cultes
afin de leur exposer la nouvelle
répartition de compétences.
CRIV 50
COM 789
18/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
01.03 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de
vice-eerste minister voor zijn antwoord, dat inderdaad duidelijkheid
schept. Degenen die daarmee te maken hebben, zullen zich op het
verslag kunnen baseren.

Mijnheer de minister, ik wil wel nog een bijkomende vraag stellen.
Wanneer u zegt dat de organisatie van de lokale kerkbesturen een
aangelegenheid van de gewesten is, betekent dat ook dat
bijvoorbeeld de organisatie van de lokale entiteiten van de islam een
bevoegdheid van de gewesten is? Of beter: de organisatie ervan zou
een gewestelijke bevoegdheid kunnen zijn, voor zover die entiteiten
er zijn of kunnen komen.
01.03 Tony Van Parys (CD&V):
Le procès-verbal constitue une
bonne base. Si l'organisation des
conseils d'église locaux revient
aux Régions, le même principe
vaut également pour les
"administrations d'église" de
l'islam, pour autant qu'il y en ait.

01.04 Minister Johan Vande Lanotte: Voor zover ze er kunnen
komen, want bij mijn weten zijn er op het moment geen lokale
"kerkbesturen" voor de islam.


01.05 Tony Van Parys (CD&V): Maar mochten ze er zijn, dan viel de
organisatie ervan onder de bevoegdheid van de gewesten?
01.06 Minister Johan Vande Lanotte: Indien men ze op
gemeentelijk niveau organiseert, is dat inderdaad een gewestelijke
bevoegdheid. Dat klopt. Maar op het moment ­ en u weet dat
waarschijnlijk beter dan ik ­ is de islam louter op federaal niveau
georganiseerd.

Wanneer er een band bestaat met of een impact wordt verwacht op
het gemeentelijk niveau, is het gewest verantwoordelijk. Dat is een
simpele spelregel, die ook in de toekomst zal blijven gelden. Op dat
vlak is er niets gewijzigd. Indien er op gemeentelijk niveau een
financiële of organisatorische impact bestaat, of indien de gemeente
betrokken wordt bij het toezicht of een goedkeuring, dan is het
gewest verantwoordelijk. Dat is de spelregel.
01.06 Minister Johan Vande
Lanotte: Dans la mesure où les
communes sont parties prenantes,
cette matière ressortit à la
compétence des Régions.
De voorzitter: Mijnheer de minister, mag de heer De Man daar zeer kort op reageren?
01.07 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, er is op
federaal niveau beslist om in een eerste fase 75
moskeegemeenschappen te erkennen. Nu blijkt de materie te worden
doorgeschoven naar het gewestelijk niveau, klop dat?
01.07 Filip De Man (VLAAMS
BLOK): Est-il exact qu'il a été
décidé au niveau fédéral de
reconnaître 75 communautés de
mosquées?
01.08 Minister Johan Vande Lanotte: Ik denk het niet. Het gaat niet
om een lokale erkenning.
01.09 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Uw collega Verwilghen
beweert het tegendeel.
01.10 Minister Johan Vande Lanotte: Ik zal dat nakijken. Hoe dan
ook, ik heb uw vraag niet officieel ontvangen en kan ze niet uit mijn
hoofd beantwoorden. Ik zal de vraag laten onderzoeken en u
vervolgens antwoorden.
01.10 Johan Vande Lanotte,
ministre: Il faut que je vérifie cette
information.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
18/06/2002
CRIV 50
COM 789
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
02 Vraag van de heer Filip De Man aan de eerste minister over "de voorstellen die hij doet om de
problemen van de politie in Brussel-19 op te lossen" (nr. 7431)
02 Question de M. Filip De Man au premier ministre sur "les propositions du premier ministre pour
résoudre les problèmes de la police dans les 19 communes de la Région Bruxelles-capitale" (n° 7431)

(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister van Binnenlandse Zaken)
(La réponse sera fournie par le ministre de l'Intérieur)
02.01 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Mijnheer de minister, ik had
mijn inderdaad gesteld aan de eerste minister omdat ze past in de
"roadshow" van mijnheer Verhofstadt. Hij doet althans immers alsof
hij de problemen in Charleroi, Antwerpen en Brussel gaat oplossen.

Mijnheer de minister, er rijzen problemen omtrent de aanwervingen
bij de Brusselse politiekorpsen. Burgemeester Thielemans heeft het
zelfs over een dramatische situatie. In de gerechtelijke brigade van
het arrondissement zou men een tekort hebben van zowat 100
manschappen waardoor een aantal bekende criminele organisaties
zelfs niet zou kunnen worden aangepakt. Burgemeester Simonet
spreekt van een tekort aan 800 politie-inspecteurs. Volgens sommige
berichten zou het tekort voor Brussel-19 zelfs tot 1.000 kunnen
oplopen.

Bovendien vragen vele politieambtenaren uit de zes Brusselse
politiezones een overplaatsing naar gemeenten waar het rustiger is.
Naar aanleiding van een gesprek tussen de regering en de Brusselse
burgemeesters heeft men voor dit jaar een budget van 12,5 miljoen
euro voorgesteld. Voor de volgende jaren zou dit bedrag zelfs
oplopen tot 25 miljoen euro. U zult begrijpen dat ik hierover een
aantal vragen heb.

Ik heb allereerst een vraag over de mobiliteit van een aantal mensen.
Kunt u mij zeggen of het inderdaad zo is dat men die vele
politiemensen die weg willen, slechts 6 maanden zal kunnen
tegenhouden? Zal dit geen zware gevolgen hebben voor de 6
politiezones vermits het wellicht over vele personen gaat? Hebt u een
idee over het aantal politiemensen die Brussel zouden willen
verlaten? Ik meen dat het hier niet gaat over 10 tot 20 mensen.

Mijnheer de minister, hoeveel aspiranten volgen dit jaar les aan de
plaatselijke politieschool? Naar verluidt is een bepaalde
opleidingscyclus uitgesteld bij gebrek aan voldoende kandidaten. Op
hoeveel effectieve aanwervingen kunnen de Brusselse zones dit jaar
rekenen?

Volgens Belga maakte u bekend dat dit jaar 12,5 miljoen euro naar
Brussel gaat. U spreekt over 16.200 kandidaturen voor een job bij de
politie, waaronder 5,7% uit Brussel. Dit komt neer op 900 kandidaten
uit Brussel. Rekening houdend met een slaagpercentage van één op
zeven, leidt dit tot een honderddertigtal politie-inspecteurs voor
Brussel. Volgens de heer Simonet zijn er echter 800 nodig, wat heel
wat meer is dan de 130 die ik heb berekend. Vergis ik mij? Ik hoop
dat u mij tegenspreekt.

Mijn volgende vraag gaat over het aantal vacante plaatsen per
politiezone. Een andere oplossing die u voorstelt is te sleutelen aan
de tweetaligheidsvoorwaarden. Volgens de heer Simonet zouden de
02.01 Filip De Man (VLAAMS
BLOK): Si j'ai adressé ma
question au premier ministre, c'est
parce qu'elle s'inscrit dans le
roadshow auquel celui-ci se livre
actuellement.

Selon le bourgmestre de
Bruxelles, M. Thielemans, et le
directeur, M. Audenaert, la
pénurie de personnel à laquelle
est confrontée la police de
Bruxelles prend des proportions
dramatiques.

Est-il exact que de nombreux
policiers bruxellois demandent
leur mutation? De combien de
personnes s'agit-il exactement?
Le ministre a-t-il conclu un accord
avec les bourgmestres bruxellois?
Combien d'aspirants suivent-ils
actuellement les cours dispensés
par l'école de police de Bruxelles?
Sur combien de recrutements
effectifs les zones de police de
Bruxelles peuvent-elles compter
cette année? Est-il exact que
quelque 130 personnes seulement
sont disponibles? Combien de
postes vacants chaque zone
compte-t-elle? L'examen
linguistique a-t-il été assoupli? Les
policiers bruxellois perçoivent-ils
la prime de risque qui leur a été
promise?

CRIV 50
COM 789
18/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
examens op de politieschool plaatsvinden. Betekent dit dat het
niveau zal dalen, dat minder eisen worden gesteld inzake taal, vooral
inzake de beheersing van het Nederlands, want die taal wordt
natuurlijk geviseerd? Zal men inderdaad vijf jaar de tijd krijgen om het
bewijs te leveren dat men het Nederlands beheerst?

Is het zo dat men zijn taalbrevet pas binnen de vijf jaar moet
behalen? Wat gebeurt er dan met de risicopremies voor Brussel?
Wat heeft minister Verhofstadt in hemelsnaam in Charleroi beloofd?
Niemand weet het, ook de minister van Binnenlandse Zaken niet.
Komt dit ook in andere steden zoals Antwerpen voor?

De heer Audenaert zegt dat er 100 mensen te weinig zijn en dat men
criminelen moeten laten lopen. Klopt dat, mijnheer de minister? Zo ja,
in welke remedie voorziet u om aan die klacht van de heer Audenaert
te verhelpen? Hebt u een akkoord van de Brusselse burgemeester?
Is dat een mondeling of een getekend akkoord? Hoe is dat verlopen?
02.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, er bestaat
een probleem in sommige korpsen van de lokale politie in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest in die zin dat er meer vacante
ambten zijn dan kandidaten om te komen werken of om te blijven
werken. De regering heeft volgende maatregelen genomen om
ervoor te zorgen dat de Brusselse korpsen in staat zullen zijn te
beantwoorden aan de eisen die haar op het gebied van de
handhaving van de openbare orde zullen worden gesteld door de
bijeenkomsten van de Europese top.

Ten eerste, er worden gecentreerde aanwervingbureaus voor de
plaatselijke politiekorpsen opgericht, zowel in Brussel als in
Antwerpen. Ten tweede, de rekrutering van hulpagenten van wie de
functie wordt geherwaardeerd, wordt intensiever gemaakt. Ten derde,
het doorstromen van hulpagenten naar het basiskader wordt
vergemakkelijkt. Daarbij wordt in opleidingen voorzien.

Ten vierde, de aanwerving van administratief personeel wordt
vergemakkelijkt.

Ten vijfde zal het probleem van de taalkennis worden geregeld via
een omzendbrief in verband met taalhoffelijkheid. De taalexamens
worden functioneel en zullen worden ingericht binnen de
politiescholen. Nieuwe personeelsleden zullen kunnen beginnen op
het laagste taalniveau en zullen over vijf jaar beschikken om het
vereiste taalniveau te bereiken, dit zonder wijziging van de taalwetten
of een verlaging van het vereiste niveau. De personeelsleden hoeven
geen Multatuli, Vondel of Gezelle te zijn, maar moeten beschikken
over de noodzakelijke kennis om de burgers hulp te verschaffen.

Ten zesde, aan nieuwe personeelsleden in zones waarvan de
personeelsformatie onafhankelijk van hun wil niet volledig is volzet,
zal een eenmalige aanwervingspremie worden toegekend van 5.000
euro.

Ten zevende, in dezelfde zones met een tekort wordt de reeds
voorziene Brussel-toelage verbeterd door het maximum onmiddellijk
toe te kennen aan degenen die zich verbinden tot een nieuw
engagement van ten minste vijf jaar en die reeds ten minste drie jaar
ter plaatse zijn.
02.02
Antoine Duquesne,
ministre: A la police locale, il y a
effectivement plus de places
vacantes que de candidats pour
les occuper. Le gouvernement a
pris une série de mesures pour
garantir la sécurité malgré cette
sous-occupation. Des bureaux de
recrutement locaux pour
embaucher des policiers locaux
sont institués, notamment à
Anvers. Le recrutement des
auxiliaires de police sera
intensifié. Le passage des
auxiliaires de police au cadre de
base sera facilité. Le recrutement
de personnel administratif sera
facilité. Le problème linguistique
sera réglé par le biais d'une
circulaire. Les examens
linguistiques seront plus
fonctionnels et mis en oeuvre au
sein des écoles de police. Les
nouveaux membres du personnel
pourront commencer au niveau
linguistique le plus bas. Les
nouveaux membres du personnel
de zones confrontées à une sous-
occupation du cadre recevront
une prime de recrutement unique
de 5.000 euros. Dans ces mêmes
zones, les agents qui se lient pour
l'avenir recevront une prime
supplémentaire. Ceux qui
s'inscrivent pour une zone
bruxelloise auront la priorité lors
de l'admission à la formation de
base. Les aspirants lauréats qui
optent pour Bruxelles seront
nommés immédiatement. Les
18/06/2002
CRIV 50
COM 789
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6

Ten achtste, bij de toelating tot de basisopleiding zal voorrang
worden gegeven aan wie zich inschrijft voor een Brusselse zone.

Ten negende, de aspiranten die geslaagd zijn in een basisopleiding
en die kiezen voor Brussel, zullen onmiddellijk benoemd worden en
dus niet het normale verloop van de mobiliteitsprocedure af hoeven
te wachten.

Ten tiende, de uitstroom via mobiliteit wordt beperkt tot een bepaald
percentage.

Ten elfde, er komt een specifieke wervingscampagne voor Brussel.

Ten twaalfde, het wordt ­ na lokaal syndicaal overleg ­ mogelijk te
Brussel diensten van 12 uur in plaats van 10 uur te organiseren.

Aan de erkende politieschool te Brussel studeren momenteel 35
aspirant-inspecteurs en 25 aspirant-hulpagenten. Deze eerste cyclus
voor het basiskader is met vertraging begonnen wegens het
aanvankelijk te gering aantal kandidaten. In oktober 2002 zal een
tweede cyclus starten waarvoor op basis van een aantal
kandidaturen ongeveer 20 aspirant-inspecteurs worden verwacht.
Daarnaast kunnen afgestudeerden van de andere politiescholen
uiteraard voor de Brusselse korpsen solliciteren en kunnen
personeelsleden uit andere streken hun overplaatsing naar Brussel
vragen.

Ik durf hopen dat sommige van de maatregelen die ik heb opgesomd,
sommige kandidaten naar de Brusselse zones zullen lokken.

Het aantal sollicitanten in het kader van de huidige mobiliteitscyclus is
onvoldoende om de behoeften te dekken. Dat is bijzonder opvallend
voor de zones Brussel­Elsene en Anderlecht­Sint-Gillis­Vorst. Er
zijn momenteel 244 plaatsen in het basiskader vacant verklaard, die
in het kader van de eerste mobiliteitscyclus op volgende wijze zijn
verdeeld: zone Brussel­Elsene 120, zone Zuid 55, zone Ukkel­
Watermaal-Bosvoorde 108, zone West 15, zone Schaarbeek­Evere­
Sint-Joost ten Node 26, zone Etterbeek­Sint-Pieters Woluwe­Sint-
Lambrechts Woluwe 20.

Het werkelijke aantal vacatures kan groter zijn vermits voor de
mobiliteit een beperking geldt tot maximum 5 procent van de
personeelsformatie. Voor een deel is dit tekort reeds geaccumuleerd
bij de voormalige gemeentepolitie, voorafgaand aan de
politiehervorming.

Wat uw specifieke vraag inzake de gedeconcentreerde gerechtelijke
dienst van de federale politie te Brussel betreft, kan ik mij beperken
tot de volgende vaststelling. Als er al een tekort aan personeel zou
zijn ­ waarover men langdurig kan discussiëren ­ is de situatie niet te
vergelijken met het rekruteringsprobleem van de politiekorpsen. Een
herverdelingssysteem van het personeel binnen de gerechtelijke zuil
wordt momenteel bestudeerd. Meer dan 4.000 mensen werken nu
voor de gerechtelijke politie. Dat is veel meer dan voor de
politiehervorming.
départs pour cause de mutation
seront limités à un certain
pourcentage. En outre, une
campagne de recrutement
orientée sur Bruxelles est prévue
et, après concertation syndicale, il
sera possible d'instaurer des
services de douze heures.

Actuellement, 35 aspirants
inspecteurs et 25 aspirants
auxiliaires étudient à l'école de
police de Bruxelles. Le premier
cycle a commencé avec retard
parce qu'il y avait trop peu de
candidats. Dans le courant
d'octobre, on attend environ une
vingtaine d'aspirants inspecteurs
issus d'un nouveau cycle. En
outre, des gens formés ailleurs
entreront aussi en considération
pour Bruxelles.

Le nombre exact de postes
vacants est peut-être supérieur
encore parce que nous ignorons
combien de membres du
personnel ont demandé leur
mutation. La pénurie constitue en
grande partie un héritage de
l'ancienne police communale. Le
service judiciaire décentralisé de
Bruxelles est confronté à des
problèmes beaucoup moins
importants. L'un dans l'autre, les
services de police disposent de
bien plus de personnel qu'avant la
réforme.

02.03 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter, ik stel 02.03 Filip De Man (VLAAMS
CRIV 50
COM 789
18/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
vast dat we toch met dramatische cijfers worden geconfronteerd. Als
ik hoor dat er nu een cyclus met 25 aspiranten bezig is en dat in een
volgende cyclus 20 aspiranten zullen deelnemen, dan zitten we met
een drama in Brussel. Ik denk niet dat u met een brutopremie van
5.000 euro veel volk naar Brussel zult lokken. U doet veel te weinig.

Dat is niet de fout van deze minister, want het probleem bestaat
wellicht al tien jaar zoniet langer, maar op deze manier zal hij het
probleem niet oplossen.
BLOK): Les chiffres avancés par
le ministre sont dramatiques. On
dénombre une vingtaine de
candidats pour chaque année
d'étude de la formation. C'est tout
à fait insuffisant. La prime brute de
5000 euros ne suffira pas pour
rendre la profession plus
attrayante. La responsabilité n'en
incombe que partiellement à M.
Duquesne. Ses prédécesseurs au
département de l'Intérieur portent
également le chapeau. Quoi qu'il
en soit, des mesures drastiques
s'imposent pour agir plus vite et
plus en profondeur.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: De vraag nr. 7466 van mevrouw Géraldine Pelzer-Salandra wordt naar een latere datum
verschoven.
De vraag nr. 7481 van de heer Daniël Vanpoucke en de samengevoegde vragen nrs. 7517 en 7528 van
de heer Pieter De Crem worden ingetrokken.
De vraag nr. 7521 van de heer Daan Schalck wordt naar een latere datum verschoven.
De vraag nr. 7522 van mevrouw Kristien Grauwels wordt als ingetrokken beschouwd.
03 Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verplichte
combi-regeling bij risico-voetbalmatchen" (nr. 7487)
03 Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre de l'Intérieur sur "la combinaison obligatoire du
transport en autocar et l'accès au stade lors des matchs de football à risques" (n° 7487)
03.01 Peter Vanvelthoven (SP.A): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
de minister, mijn vraag handelt over een aspect van het
veiligheidsbeleid bij risicovoetbalmatchen, in welk verband reeds een
aantal maatregelen werd genomen waarvan het systeem van de
veiligheidskaart het meest gekende is.

Blijkbaar werd in de loop van het vorig seizoen een bijkomend
systeem gecreëerd voor risicomatchen, dat erin bestaat tot dergelijke
wedstrijden slechts toegang te verlenen mits men in het bezit is van
de veiligheidskaart. Bovendien moet men verplicht gebruikmaken van
de door de op verplaatsing spelende ploeg ingezette bussen om de
wedstrijd te bereiken. Deze bijkomende maatregelen wekt bij de
supporters heel wat ergernis op. Inderdaad, zij moeten zich vooraf
steeds begeven naar de thuishaven van de ploeg, met andere
woorden, het stadion van waar de ploeg vertrekt. Dat blijkt niet altijd
vanzelfsprekend te zijn en vaak blijken de bussen te laat aan te
komen. Hoe dan ook, het is voor de supporters die over een
veiligheidskaart beschikken niet meer mogelijk om zich met eigen
vervoer naar de risicowedstrijden te begeven.

Mijnheer de minister, meent u niet dat de combiregeling, waarbij men,
naast het kaartje voor de voetbalwedstrijd, ook wordt verplicht een
ticket voor de busverplaatsing te kopen, een vorm van koppelverkoop
dreigt te zijn, waarvan men zich kan afvragen of dat wel toegelaten is.
03.01 Peter Vanvelthoven
(SP.A): Afin de garantir la sécurité
lors des rencontres à risques, il
existe la carte de supporter. A titre
de mesure complémentaire, la
formule combinée suivante a
récemment été instaurée: les
supporters du club visiteur sont
obligés de se rendre aux
rencontres en déplacement à bord
d'autocars spécialement prévus à
cet effet. Ces autocars partent
uniquement du "quartier général"
du club visiteur et ils arrivent
parfois en retard. Cela provoque
le mécontentement des
supporters.

Cette pratique ne constitue-t-elle
pas une forme de vente couplée?
Cette réglementation répond-elle
au souhait des supporters?
Continuera-t-on à l'appliquer?

18/06/2002
CRIV 50
COM 789
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Vervolgens rijst de vraag op welke manier de combiregeling
tegemoetkomt aan de wensen van de voetbalclubs, van de
voetbalsupporters. Is dat inderdaad zo'n belangrijke maatregel op het
vlak van de veiligheid?

Tot slot had ik graag vernomen of het systeem van de combiregeling
in de toekomst zal worden voortgezet.
03.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, op de
eerste vraag kan ik antwoorden dat de bepalingen inzake de
koppelverkoop het onderwerp uitmaken van artikel 54 van de wet op
de handelspraktijken. Deze materie behoort tot de bevoegdheid van
de minister van Economische Zaken.

In geval van betwisting kan mijn collega de Commissie voor
Onrechtmatige Bedingen vorderen. In deze commissie werd
trouwens voorzien door artikel 35 van dezelfde wet.

Aan de combiregeling zijn onmiskenbaar een paar voordelen
verbonden. De voordelen gelden vooral voor de politiediensten.

De openbare orde ter plaatse wordt meer gegarandeerd, vermits de
bezoekers allen samen in een beveiligde zone binnenkomen en deze
na de wedstrijd ook verlaten onder politie-escorte.

Supportersscheiding kan door samenwerking met
supportersfederaties op de parkings langs de A-wegen worden
gerealiseerd. Het risico van confrontatie onderweg kan beperkt
worden.

Ook voor de supporters zijn er voordelen. De bezoekende supporter
is beter beveiligd en beschermd tegen agressie van de
thuissupporter. De supporter heeft minder of geen parkeerprobleem
rond het bezochte stadion.

De club dient geen loketverkoop te organiseren en heeft aldus geen
overlast aan de loketten. Bovendien is er een voordeel voor de buurt;
de buurt rond het stadion is beter beschermd tegen overlast ­
parkeren, vandalisme en dergelijke ­ die de massa bezoekende
supporters meebrengt.

De bezoekende supporter moet zich naar een bepaald punt begeven
om op de bus te stappen. Bij vele supporterclubs kan men onderwerp
op een bepaald punt opstappen. Dat punt kan op minder dan vijf
kilometer van het te bezoeken stadion liggen; een gecombineerde
uitstap blijft dus mogelijk.

Er wordt evenwel vastgesteld dat de modale supporter steeds minder
verplaatsing gaat indien de combiregeling van kracht is.

De dwingende maatregelen ten aanzien van de supporters zouden
dus enkel moeten worden toegepast wanneer er een reëel gevaar
bestaat voor de openbare orde. Het grootste deel van de supporters
veroorzaakt overigens geen problemen.

Ik dien echter op te merken ­ en hiermee antwoord ik op de derde
vraag ­ dat de combiregeling een zuiver lokale administratieve
maatregel is die telkens wordt afgesproken op de
03.02
Antoine Duquesne,
ministre: Les contestations
concernant la vente couplée
ressortissent à la compétence du
ministre de l'Economie et doivent
être soumises à la commission
traitant des clauses abusives.

La formule combinée favorise le
respect de l'ordre public en ce
sens que les groupes pénètrent
dans la zone sécurisée et la
quittent en groupe et qu'il est plus
facile de séparer les supporters
d'équipes différentes. Les
supporters en déplacement sont
mieux protégés contre les
agressions et ne rencontrent pas
de problèmes de parking. Les
risques de bousculade aux
guichets sont nuls et les riverains
du stade ont moins à se plaindre
d'actes de vandalisme et de
stationnement sauvage.

Les supporters du club visiteur
doivent se rendre à un point de
rassemblement pour embarquer
dans le bus. Généralement,
différents arrêts sont encore
prévus en cours de route, jusqu'à
5 kilomètres de la destination
finale. Il reste dès lors possible
d'assister à la rencontre et de
visiter la ville où se déroule la
rencontre.

La réglementation combinée a
pour effet que les supporters se
déplacent moins. Toutefois, cette
réglementation ne doit être
appliquée qu'en cas de menace
réelle pour la sécurité. Par
ailleurs, les communes prennent
leurs décisions en toute
autonomie.

CRIV 50
COM 789
18/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
coördinatievergadering die aan de wedstrijd voorafgaat. Een
dergelijke combiregeling wordt enkel opgelegd bij welbepaalde
risicowedstrijden. Hierover bestaan geen politiebesluiten en de
minister van Binnenlandse Zaken komt hierin niet tussenbeide. Het
gaat hier louter om een zaak van gemeentelijke autonomie.
03.03 Peter Vanvelthoven (SP.A): Ik dank de minister voor zijn
antwoord. Het is natuurlijk ver gekomen wanneer we in onze
maatschappij slechts onder politiebegeleiding sommige wedstrijden
op verplaatsing kunnen bekijken. Dat doet natuurlijk vragen rijzen
maar ik begrijp dat de maatregel wordt opgelegd omwille van de
veiligheid. Hoe dan ook, tegenover personen die zich niet aan
bepaalde regels houden, mogen we wel wat resoluter en wat harder
optreden.
03.03 Peter Vanvelthoven
(SP.A): Il est très regrettable qu'il
soit impossible d'assister à des
rencontres en déplacement sans
la présence des services de
police. Mais je comprends bien
qu'il faille parfois recourir à des
mesures strictes.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mag ik al de aanwezigen verzoeken zich strikt aan de
tijdslimiet te houden? Alle voorzitters van het huis hebben een nota
gekregen van de voorzitter van de Kamer waarin hij aandringt op
meer striktheid. Het is volgens mij niet de rol van de voorzitter van de
Kamer om de zedenmeester van een commissie te spelen ­ het ligt
hem ook niet echt ­ maar zijn nota zet mij er wel toe aan om op een
spontaan respect voor de commissieregels aan te dringen.
Le président: J'invite les
membres de la commission à
observer rigoureusement le temps
de parole imparti. Dans une note,
le président de la Chambre a
demandé que le Règlement soit
mieux appliqué.
03.05 Minister Antoine Duquesne: Dat is correct, mijnheer de
voorzitter, maar de volgende vraag van de heer Van Hoorebeke
bijvoorbeeld omvat eigenlijk acht zeer technische subvragen.
03.05 Antoine Duquesne:
Concernant ceci, je remarque que
la question suivante est composée
de huit questions partielles
techniques.
De voorzitter: Dat is inderdaad niet de bedoeling. Ik stel dus voor dat
u zich tot de politieke consequenties van de problematiek beperkt.
Voor het verkrijgen van technische informatie is de schriftelijke vraag
meer aangewezen. Zoniet wordt mijns inziens afbreuk gedaan aan de
aantrekkelijkheid en het spitse karakter van de mondelinge vraag.

Ik twijfel echter niet aan de goede wil van de heer Van Hoorebeke en
met enig vertrouwen geef ik hem het woord.
Le président: En effet ceci n'est
pas le but. L'information technique
est fournie par écrit. Je propose
que M. Van Hoorebke reformule
sa question en termes plus
généraux.
04 Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
brevethouders OGP/HPK" (nr. 7503)
04 Question de M. Karel Van Hoorebeke au ministre de l'Intérieur sur "les détenteurs du brevet
OPI/APR" (n° 7503)
04.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik zal mij beperken tot een schets van de
problematiek. Mijnheer de minister, u zult evenwel moeten toegeven
dat de problematiek zeer intens leeft bij een belangrijk aantal
politiemensen. Wij hebben het er altijd over ­ ik neem u tot getuige,
mijnheer de voorzitter ­ dat wij een doeltreffend en efficiënt
politiekorps nodig hebben. Welnu, dat heeft uiteraard te maken met
de motivatie bij betrokkenen. In die zin meen ik dat de problematiek,
zoals ik ze voorstel in mijn vraag over de brevethouders officier bij de
gerechtelijke politie en hulpofficier bij de procureur des Konings,
acuut en actueel is.
04.01 Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): La motivation est
essentielle au fonctionnement
efficace des forces de police.
Cette question concerne une
matière jugée très importante par
le personnel.

J'accepte que le ministre
Duquesne me transmette par écrit
les informations d'ordre plus
18/06/2002
CRIV 50
COM 789
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10

Ik heb de problematiek in acht precieze vragen geschetst, maar ik
verwacht niet, mijnheer de minister, dat u hierop uitvoerig ingaat. U
mag mij uw antwoord eventueel ook schriftelijk bezorgen, maar thans
zou ik wel willen vernemen of u op de hoogte bent van de
problematiek die ik aankaart en of u maatregelen zult nemen om in
de mate van het mogelijke hieraan tegemoet te komen.

Voor het overige verwijs ik naar mijn precieze vragen zoals ik ze heb
ingediend.
technique. Je m'en tiendrai donc à
la question de savoir si le ministre
a connaissance du problème
auquel sont confrontés les
détenteurs d'un brevet d'officier de
police judiciaire et d'officier
auxiliaire du procureur du Roi et
s'il compte prendre les mesures
adéquates.

04.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, il est
difficile de ne pas répondre de manière précise.

1.
Monsieur Van Hoorebeke, le principe transitoire légalement
consacré prévoit que les procédures de nomination, qui ont été
lancées avant le 1
er
avril 2001 et pour lesquelles un acte de
candidature a été posé avant le 1
er
juin 2001, demeurent soumises
aux réglementations en vigueur avant le 1
er
avril 2001. Toute
nomination ne répondant pas à cette définition est soumise aux
conditions définies par le nouveau statut.

2. L'accession en formation des aspirants-officiers est toujours
subordonnée à leur classement en ordre utile, à l'issue d'un concours
de sélection dont on peut comparer la finalité à l'examen préalable à
la nomination que vous évoquez dans votre question. On a
seulement évolué d'un système où la formation se clôturait par la
délivrance d'un brevet ultérieurement valorisé, à un mécanisme où la
réussite de la formation se confond avec la nomination dans le grade
auquel elle destine.

3. Il s'agit là de la conjonction de la règle évoquée au point 1 de ma
réponse avec le fait que les aspirants-officiers de la police
communale ont été insérés au cadre des officiers de la police
intégrée. La formation se poursuit donc selon les anciennes règles,
mais la nomination à laquelle elle donne lieu intervient en fonction
des règles prévalant pour l'insertion.

4. Les assistants de police n'apparaissaient pas en tant que tels dans
la hiérarchie des grades de la police communale. Lors de l'insertion,
ont prévalu les exigences posées pour le recrutement (niveau 2+); ils
ont ainsi été insérés au sein du cadre moyen et par voie de
conséquence la qualité d'OPJ/APR leur a été attribuée. Il ne
s'agissait toutefois pas d'en faire des inspecteurs principaux
généralistes, il est clair que les assistants de police ont une vocation
particulière au sein des corps de police ­ ma circulaire GP 19 du 6
mai en a rappelé toute l'étendue- dont l'accomplissement ne
nécessitera souvent pas qu'il soit fait appel aux attributs de cette
qualité. Par ailleurs, les assistants de police, qui en ont exprimé le
souhait, ont pu et peuvent encore suivre la formation clôturée par le
brevet OPJ/APR.

5. On retrouve ici aussi la logique évoquée au point 1. Des sélections
et formations initiées avant le 1
er
avril 2001 ont pu se poursuivre
selon leurs propres règles. Il ne s'agissait donc pas, dans le cas
présent, du brevet OPJ/APR évoqué propre à la police communale,
mais bien des formations et brevets délivrés au sein des BSR. Par
ailleurs, il est exact que certains membres des ex-BSR, dans
04.02
Minister
Antoine
Duquesne: Het wettelijk
overgangsprincipe bepaalt dat de
vóór 1 april 2001 gestarte
benoemingsprocedures voor
dewelke vóór 1 juni 2001
kandidaturen werden ingediend
aan de vóór 1 juni 2001 geldende
reglementering onderworpen
blijven. Alle benoemingen die niet
aan die definitie beantwoorden
zijn aan de door het nieuwe
statuut bepaalde voorwaarden
gebonden.

De toegang tot de opleiding voor
aspirant-officieren is afhankelijk
van het feit of ze voor benoeming
in aanmerking komen na een
selectieproef. Een kandidaat die
met succes een opleiding volgt,
krijgt voortaan niet langer een
later te valoriseren brevet, maar
wordt benoemd. Die benoeming
gebeurt volgens de regels die
gelden voor de inschaling in het
officierenkader van de
geïntegreerde politie.

De politieassistenten als dusdanig
maakten geen deel uit van de
hiërarchie binnen de
gemeentepolitie. Bij de inschaling
is vooral rekening gehouden met
de eisen die werden gesteld bij de
indienstneming. Ze werden dan
ook opgenomen in het
middenkader en ze kregen dus de
hoedanigheid van officier van
gerechtelijke politie (OGP/HPK).
Het was echter niet de bedoeling
er hoofdinspecteurs-generalisten
van te maken. De
politieassistenten die zulks
wensen konden en kunnen nog
steeds de opleiding volgen die
recht geeft op het brevet van
CRIV 50
COM 789
18/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
l'opération d'alimentation du pilier judiciaire, ont fait l'objet d'un
commissionnement au cadre moyen, moyennant toutefois la réussite
préalable d'une formation réalisée à leur destination par l'Ecole
nationale de recherche en vue de leur complète mise à niveau.

6 et 7. L'insertion s'est opérée au départ du grade des membres du
personnel. L'inspecteur de police communale est devenu inspecteur
principal, il était et est demeuré membre du cadre moyen. Dans une
même logique, le détenteur d'un brevet a été inséré en fonction du
grade qui était le sien. Certains inspecteurs principaux (grade
d'insertion) se trouvaient dépourvus de la qualité d'OPJ/APR
devenue propre à l'ensemble du cadre moyen. Leur a alors été
attribuée une échelle barémique particulière dans l'attente de la
régularisation de leur situation par la formation OPJ/APR. S'agissant
de régulariser une situation, l'accès à la formation s'est voulu le plus
rapide possible. Par contre, les détenteurs du brevet qui ont été
insérés au sein du cadre de base doivent effectivement, pour accéder
au cadre moyen, suivre l'ensemble de la procédure requise par le
statut, à savoir, notamment le classement en ordre utile lors de
l'examen-concours d'accès à la formation de base du cadre moyen
dont ils sont partiellement dispensés au bénéfice de leur brevet.

8. Il convient de distinguer ici l'examen qui était organisé au niveau
communal et qui avait pour vocation de départager les candidats
issus du corps de police souhaitant suivre la formation (valorisée
sous forme d'octroi de dispense), du classement utile à l'issue de
l'examen-concours organisé à destination de l'ensemble du
personnel des services de police qui permet, en cas de réussite de la
formation, une nomination automatique au sein du cadre moyen.

Le lauréat de la formation ici visée est nommé inspecteur principal de
police dans l'emploi qu'il a sollicité et obtenu par la mobilité. S'il n'a pu
obtenir l'emploi sollicité ou s'il n'en a pas sollicité, pour alors éviter
qu'il ne soit lésé par cette opération, la nomination interviendra au
sein de la police fédérale. Dans cette dernière hypothèse, il lui sera
toutefois possible de faire immédiatement mobilité vers un autre
emploi d'inspecteur principal, sans être tenu par le terme de
présence de trois années dans l'emploi actuel normalement requis.

Monsieur le président, telles sont les précisions que je souhaitais
apporter concernant des questions qui intéressent beaucoup le
personnel.
OGP/HPK.

Voor uw vijfde vraag geldt de
redenering die ik hoger al
aanhaalde. Selectieprocedures en
opleidingen die voor 1 april 2001
een aanvang namen konden
volgens de toen geldende regels
worden voortgezet. Het ging dus
om opleidingen en getuigschriften
binnen de BOB. Het klopt dat
bepaalde leden van de vroegere
BOB functioneel werden
aangesteld in de hogere graad,
maar ze dienden wel eerst met
succes een opleiding te volgen die
de nationale rechercheschool had
georganiseerd met het oog op hun
volledige updating.

Wat de vragen zes en zeven
betreft, bij de inschaling werd
uitgegaan van de graad die de
personeelsleden hadden. De
politie-inspecteur is
hoofdinspecteur geworden, maar
maakt nog steeds deel uit van het
middenkader. Dezelfde redenering
volgend werd de houder van een
getuigschrift ingeschaald volgens
de graad die hij had. Sommige
hoofdinspecteurs hadden niet de
hoedanigheid van OGP/HPK, die
werd toegekend aan het volledige
middenkader. Zij kregen een
specifieke loonschaal in
afwachting van de regularisatie
van hun toestand door de
opleiding OGP/HPK. Met het oog
op die regularisatie wordt de
opleiding zo snel mogelijk
georganiseerd. De houders van
het getuigschrift die werden
ingeschaald in het basiskader
moeten, om door te stromen naar
het middenkader, de volledige
procedure volgen die door het
statuut wordt opgelegd; dit
betekent dat ze voor benoeming in
aanmerking moeten komen na het
vergelijkend toelatingsexamen
voor het middenkader, waarvan zij
gedeeltelijk zijn vrijgesteld op
basis van hun getuigschrift.

Wat vraag acht betreft, moeten we
een onderscheid maken tussen
enerzijds het examen dat op
18/06/2002
CRIV 50
COM 789
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
gemeentelijk niveau werd
georganiseerd om een selectie te
kunnen maken uit de mensen die
een opleiding wilden volgen en
anderzijds het vergelijkend
toelatingsexamen voor het geheel
van de politiediensten. Op basis
van dat laatste kan men
onmiddellijk worden benoemd in
het middenkader indien men
slaagt voor de opleiding. Wie
geslaagd is voor die opleiding
wordt benoemd tot
hoofdinspecteur in de betrekking
die hij vraagt en bekomt via
mobiliteit. Indien hij de gevraagde
betrekking niet krijgt of indien hij
geen aanvraag indient, dan zal hij
worden benoemd binnen de
federale politie, dit om ervoor te
zorgen dat hij niet wordt
benadeeld. In dat geval zal hij
onmiddellijk zijn overplaatsing via
mobiliteit kunnen krijgen naar een
andere betrekking van
hoofdinspecteur, zonder dat de
gewone voorwaarde van drie jaar
aanwezigheid in dezelfde
betrekking geldt.
04.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer de voorzitter, ik dank
de minister voor zijn antwoord, dat de betrokken personeelsleden
verduidelijking zal brengen.
04.03 Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): J'espère que cette
réponse permettra d'apaiser les
inquiétudes des membres du
personnel concernés.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
eventuele samenvoeging van de dienst 100 met de dienst 101" (nr. 7506)
05 Question de M. Karel Van Hoorebeke au ministre de l'Intérieur sur "la fusion éventuelle des
services 100 et 101" (n° 7506)
05.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, de plannen om de oproepen voor de diensten
100 en 101 samen te voegen, zijn reeds een aantal jaren oud. Dit
plan zou nu zeer actueel zijn geworden en dit zou vooral te maken
hebben met het feit dat het ASTRID-project in uitvoering wordt
gebracht.

Mijnheer de minister, indien het juist is dat er inderdaad plannen
bestaan om de diensten 100 en 101 samen te voegen en via een
politioneel oproepnummer te laten werken, moet ik u toch wijzen op
de onrust die dit teweegbrengt in de dienst 100. De dienst 100 is een
louter medische, urgente oproepdienst terwijl de dienst 101 een
louter politionele oproepdienst is. In sommige gevallen kan er een
05.01 Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Il se dit que le ministre
envisage de fusionner les services
d'urgences 100 et le service
d'assistance policière 101.
Concrètement, ceci signifierait que
les appels destinés au 100
aboutiraient dorénavant dans un
service géré principalement par
des policiers. Les appels destinés
au 100 sont pourtant des
demandes d'aide médicale
urgente,
qui requièrent la
CRIV 50
COM 789
18/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
interferentie zijn tussen het medische en het politionele optreden.

Mijnheer de minister, het is hoe dan ook zo dat niet elke oproep naar
het nummer 100 ook een politionele tussenkomst vergt. Het kan gaan
om een louter dringende medische oproep. De werking van de
diensten 100 wordt bepaald via de wetgeving inzake urgente
medische hulpverlening, maar ook de bepalingen inzake de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het beroepsgeheim
voor geneesheren en bijstandverlenend personeel zijn terzake van
toepassing.

Mijnheer de minister, de vraag rijst dan ook in welke mate de
samensmelting van beide diensten geen schending zal inhouden van
de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Een urgente oproep
kan louter medische gronden hebben zonder nood aan een
politionele tussenkomst.

Ik heb dan ook een tweetal vragen. Ten eerste, zijn er concrete
plannen om de diensten 100 en 101 samen te smelten? Op welke
manier zal die samengesmolten dienst dan worden beheerd? Ten
tweede, is er geen sprake van schending van de persoonlijke
levenssfeer als ook voor medische oproepen dit gecentraliseerde
nummer moet worden gebruikt?
protection de la vie privée et le
respect du secret médical. En
outre, une intervention médicale
diffère fondamentalement d'une
intervention policière, même s'il
est évident qu'il y a parfois
interférence.


Les informations relatives à la
fusion imminente des services 100
et 101 sont-elles correctes? Dans
l'affirmative, quelle est la
motivation de cette opération?

N'y a-t-il aucun risque d'atteinte à
la vie privée des personnes qui
recourent aux services médicaux
d'urgence par le numéro 100?
Quelles garanties le ministre peut-
il fournir à cet égard?

05.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, ik moet de
heer Van Hoorebeke eraan herinneren dat de centra van het
eenvormig oproepstelsel, de 100-centrale, niet alleen oproepen voor
dringende, medische hulpverlening behandelen. Het publiek belt ook
naar de 100 in geval van brand, bij verkeersongevallen met
geknelden, in geval van ladingverlies van vrachtwagens, in geval van
overstromingen en andere natuurrampen en in heel wat andere
omstandigheden. Veel mensen bellen zelfs de 100 om de huisarts of
dierenarts van wacht te kennen.

Ik benadruk tevens dat het 100-centrum ook een belangrijke rol
speelt in de coördinatie van de hulpverlening in geval van schade,
ramp of catastrofe. Het aantal oproepen en vooral de
verscheidenheid in de oproepen zal geleidelijk aan toenemen door de
introductie van het Europees noodnummer, 112.

Ook de veelheid aan talen waarin de oproepen zullen worden
geformuleerd, zal nog toenemen. Het is dan ook onontbeerlijk dat de
geboden hulp dag na dag optimaal gegarandeerd wordt, niet enkel
door de dienst 100, maar tevens ook door de dienst 101 die
politionele hulpoproepen beheert.

Ik stel onder meer vast dat die diensten, ook al behandelen zij
oproepen van verschillende aard, in de praktijk niettemin moeten
samenwerken bij het beheer van de hulpoperaties. Ook stel ik vast
dat slecht georiënteerde oproepen vertragingen kunnen veroorzaken,
die vanzelfsprekend de efficiëntie van de hulpverlening beïnvloeden.
Om die redenen ben ik voorstander van een samenvoeging van de
diensten 100 en 101, maar niet onder om het even welke
voorwaarde.

Wat het respect voor de privacy betreft, deel ik uw bekommernis,
mijnheer Van Hoorebeke. Daarom heb ik samen met de minister van
Volksgezondheid aan de Ministerraad op de vergadering van 20
05.02
Antoine Duquesne,
ministre: Les centres 100 ne
traitent pas seulement des appels
d'aide médicale urgente. On
appelle également le 100 en cas
d'incendie, d'accident de la
circulation avec blessés,
d'inondations, etc. Certains
personnes appellent même le 100
pour connaître le numéro de
téléphone du médecin de garde.
Les centres 100 jouent un rôle
important dans la coordination des
secours lors de sinistres graves et
de catastrophes naturelles. La
mise en service d'un numéro
d'appel européen unique, le 112,
permettra de traiter un éventail
d'appels plus large encore, dans
encore davantage de langues
différentes. L'organisation de
l'assistance doit donc être
optimale, grâce au service 100
mais aussi grâce au service 101
qui coordonne les appels
requérant une intervention
policière. Dans la pratique, ces
services collaborent déjà pour la
gestion de nombreuses opérations
de secours.

Je suis partisan d'une fusion des
deux services mais certainement
pas à n'importe quelle condition.
18/06/2002
CRIV 50
COM 789
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
maart 2002 een voorstel voorgelegd dat werd aanvaard. Het behelst
de oprichting van twee werkgroepen die moeten onderzoeken of de
integratie van de noodoproepcentrales voor politionele en niet-
politionele hulpverlening in een geïntegreerd meldkamersysteem of
GMS, een opportuniteit betekent voor de hulpverlening, zowel inzake
kwaliteit als inzake capaciteit om de noodoproepen te behandelen.

Een werkgroep werd onder mijn bevoegdheid geplaatst en is
samengesteld uit afgevaardigden van betrokken disciplines inzake
hulpverlening, met name de lokale politie, de brandweer en de
medische hulpdiensten. De voorzitter hiervan is het diensthoofd van
de spoedgevallen van het universitair ziekenhuis van Antwerpen. Een
van de doelstellingen van de werkgroep is de voorbereiding van een
geïntegreerde centrale per provincie, gekoppeld aan het nationaal
communicatienetwerk voor hulpdiensten.

De tweede werkgroep is samengesteld uit experts onder leiding van
de minister van Volksgezondheid. Hij wordt belast met de studie van
de haalbaarheid en het opmaken van een planning voor de integratie
van de diensten 100 en 101. Het is de bedoeling erover te waken dat
het deel dat voor de medische hulpverlening moet worden opgestart,
coherent is. Die werkgroep moet meer bepaald antwoorden op de
vraag welke de na te leven voorwaarden zijn, opdat bij de
implementatie van een geïntegreerd meldkamersysteem, het
medisch geheim niet in het gedrang komt. Ik meen dat alle
voorzorgen werden genomen om aan uw bekommernissen tegemoet
te komen. Op grond van de conclusies van de werkgroepen, die een
eerste verslag moeten afleveren tegen einde september 2002, zullen
de minister van Volksgezondheid en ikzelf dan een standpunt
innemen.
En collaboration avec la ministre
de la Santé publique, j'ai rédigé
une proposition qui a été adoptée
le 20 mars en Conseil des
ministres. Deux groupes de travail
seront constitués pour étudier la
fusion éventuelle du service 100
et du service 101 en un système
intégré de centrales (SIC), tant sur
le plan de la qualité du service
que de la capacité d'appels. Une
de ces deux cellules travaille sous
ma compétence et est composée
de représentants de la police
locale, des services d'incendie et
des services médicaux. Le
président du groupe de travail est
le chef du service des urgences
de l'hôpital universitaire d'Anvers.
Ce groupe de travail est
notamment chargé de préparer
une centrale intégrée par
province, combinée à un réseau
de radiocommunication numérique
national pour les services de
secours.

Un deuxième groupe de travail est
placé sous la compétence de la
ministre de la Santé publique et
est composé d'experts qui
préparent une étude de faisabilité.
Ils doivent en outre convenir d'un
calendrier pour la fusion
éventuelle des deux services. Ce
groupe de travail examinera
également le problème de la
protection de la vie privée en cas
d'intégration des deux services.

Les conclusions des deux groupes
de travail sont attendues pour la
fin septembre. Par la suite, la
ministre Aelvoet et moi-même
prendrons une décision définitive.
05.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer de minister, ik dank
u voor het antwoord. Ik deel uw mening dat de hulpverlening, zowel
medisch als politioneel, zo optimaal mogelijk moet worden
georganiseerd. In die zin komt het mij niet toe te zeggen dat het
naast elkaar blijven bestaan van de diensten 100 en 101 daartoe de
beste vorm is. Het lijkt mij niet slecht dat de werkgroepen werden
opgericht en dat u een beslissing zult nemen op grond van hun
conclusies. Ik ben vooral blij dat u mijn bezorgdheid deelt dat, als er
een gemeenschappelijke meldkamer komt, de nodige garanties
moeten worden verstrekt inzake medisch beroepsgeheim en
bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dat elementair
uitgangspunt mogen wij zeker niet overboord zetten, ook niet wegens
05.03 Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Il est d'un intérêt crucial
que les services médicaux, autant
que les services policiers, soit
organisés de la manière la plus
performante possible. Je trouve
excellente l'idée de confier la
préparation de la fusion à des
groupes de travail. Enfin, je
constate que mes préoccupations
concernant la protection de la vie
privée ont été entendues.
CRIV 50
COM 789
18/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
de na te streven efficiëntie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer John Spinnewyn aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de vrijwillige
vierdagenweek bij de federale politie" (nr. 7513)
06 Question de M. John Spinnewyn au ministre de l'Intérieur sur "le choix volontaire de la semaine de
quatre jours à la police fédérale" (n° 7513)
06.01 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, dit is een specifieke vraag en ik geef toe dat zij
beter had gepast bij de schriftelijke vragen.

Al meer dan een jaar geleden stelde ik reeds een aantal vragen over
dit onderwerp, maar tot op heden kreeg ik hierop nog geen antwoord.

Het probleem heeft betrekking tot de vrijwillige vierdagenweek bij de
federale politie. Zoals u wellicht weet, mijnheer de minister, maken
sommigen gebruik van het recht op de verminderde prestatie. Dat
betekent dat gedurende een periode van minimum een jaar, een
vierdagenweek wordt toegestaan ingevolge de wet van 10 april 1995,
betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector.

In de wet wordt bepaald dat men recht heeft om gedurende een
ononderbroken periode van een jaar, vier vijfde te verrichten van de
prestatie die normaal wordt opgelegd. De prestatie wordt verricht
over vier werkdagen per week en de vrije dag wordt genomen op een
vooraf bepaalde dag. De arbeidsduurverkorting is uiteraard
gekoppeld aan de nodige financiële afhoudingen en aangepaste
verlofdagen.

Het probleem is echter het volgende. De personeelsdienst van de
federale politie deelde mondeling mee dat indien een vrije dag op een
feestdag valt, men die dag kwijt is. Aangezien men evenveel uren
moet presteren, maar slechts voor vier vijfde
wordt betaald kan
terecht worden gesproken van een financieel nadeel. Al diverse
keren werden vanuit de betrokken dienst vragen geformuleerd, maar
die vragen werden evenmin beantwoord.

Mijnheer de minister, hoe moet artikel 7, paragraaf 1 van de wet van
10 april 1995 worden geïnterpreteerd en hoe kan het nadeel dat door
een eventueel verkeerde interpretatie van de wet worden
gelegaliseerd?
06.01 John Spinnewyn
(VLAAMS BLOK): Les membres
du personnel de la police fédérale
ont le droit de travailler à quatre
cinquièmes des prestations
normales pendant un an. Ils
n'effectuent alors pas de
prestations un jour fixe par
semaine; ce système
s'accompagne de certaines
retenues financières et le nombre
de jours de congé est adapté en
conséquence. La DGP a indiqué
verbalement que, lorsque le jour
libre coïncide avec un jour férié, il
est perdu. Comment l'article en
question de la loi du 10 avril 1995
doit-il être interprété? Comment le
préjudice résultant d'une
interprétation éventuellement
erronée de la loi par la DGP peut-
il être corrigé?

06.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, de door
het geachte lid aangehaalde wetsbepaling te weten twee artikelen
van het Mammoet-besluit, te weten VIII,.XVI.1 en 2, kent aan de
voltijdse personeelsleden van de geïntegreerde politie een recht toe
om hun prestatie te verminderen tot vier vijfden, wat betekent dat zij
op een vaste dag in de week niet werken. Bepaalde personeelsleden
zijn daarvan overigens uitgesloten. Het gaat om de toepassing van
een regeling voor het geheel van het openbaar ambt. De
interpretatieve rondzendbrief nr. 415 van 16 oktober 1995 van de
toenmalige minister bevoegd voor het Openbaar Ambt, bepaalt zeer
uitdrukkelijk dat de feestdagen die op de vrije dag vallen niet worden
uitbetaald en dat ze niet worden gecompenseerd door een
06.02
Antoine Duquesne,
ministre: L'article dont question
octroie en effet aux membres du
personnel de la police intégrée
employés à temps plein le droit de
travailler à quatre cinquièmes des
prestations normales, ce qui veut
dire qu'ils n'effectuent pas de
prestations un jour fixe par
semaine. La circulaire du 16
octobre 1995 du ministre de la
Fonction Publique dit très
18/06/2002
CRIV 50
COM 789
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
bijkomende vrije dag.
clairement que les jours fériés qui
coïncident avec le jour libre ne
sont pas payés et sont
compensés par un jour de congé
supplémentaire.
06.03 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): Mijnheer de minister, dat
is een duidelijk antwoord. Ik vind het jammer dat ik er meer dan een
jaar op heb moeten wachten. Ik denk dat zelfs schriftelijke vragen
nog vlugger beantwoord worden.
06.03 John Spinnewyn
(VLAAMS BLOK): Je remercie le
ministre pour cette réponse très
claire. Je regrette seulement
d'avoir dû patienter un an pour
obtenir une réponse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Willy Cortois aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de schade die door
een zwaar noodweer in Noord-West-Brabant werd veroorzaakt" (nr. 7536)
07 Question de M. Willy Cortois au ministre de l'Intérieur sur "les dégâts occasionnés par une violente
tempête dans le nord-ouest du Brabant" (n° 7536)
07.01 Willy Cortois (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, ik had mijn vraag misschien ook schriftelijk kunnen stellen,
maar dan moet ik een paar maanden op een antwoord wachten. Als
het een wederzijds plezier is, zoveel te beter.

Mijnheer de minister, tijdens de nacht van 14 op 15 juni is Noord-
West-Brabant door noodweer geteisterd. Uit de media kunnen wij
opmaken dat er nogal wat zware schade is. Ik weet uiteraard niet wat
dat juist betekent, maar ik verwijs naar zware schade in de
gemeenten Zemst, Grimbergen, Meise en de deelgemeenten
Eppegem, Beigem en Humbeek. Ik heb vernomen dat de
brandweerkorpsen van Vilvoorde, Londerzeel en Asse meer dan 200
oproepen hebben moeten beantwoorden.

Mijnheer de minister, hebt u al rapporten van de hulpdiensten
gekregen om een beeld te krijgen van de omvang van de schade?
Kan men in het kader van de wet van juni 1976 een procedure
opstarten ­ als daar reden toe is ­ om de streek tot rampgebied uit te
roepen? Hebben sommige gemeentebesturen terzake al aanvragen
ingediend, die u of de gouverneur hebben bereikt? Ik meen dat de
minister bevoegd is voor het weerkundig instituut te Ukkel. Hebt u
kennis kunnen nemen van enige weerkundige gegevens? Een ramp
kan immers pas als ramp worden erkend als een aantal
klimatologische voorwaarden is vervuld.
07.01 Willy Cortois (VLD): Dans
la nuit du vendredi 14 juin au
samedi 15 juin, une tempête
extrêmement violente a
occasionné des dégâts importants
dans le nord-ouest du Brabant,
particulièrement à Zemst,
Grimbergen et Meise. Les corps
de pompiers de Vilvorde et de
Londerzeel ont reçu plus de 200
appels au total.

Le ministre est-il en mesure, sur la
base des rapports des services de
secours, d'évaluer l'étendue des
dégâts? Une procédure de
reconnaissance comme zone
sinistrée a-t-elle été lancée? Le
ministre dispose-t-il déjà de
données météorologiques
pertinentes? Les conseils
communaux ont-ils déjà introduit
des demandes?
07.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, collega
Cortois, op uw eerste vraag kan ik u meedelen dat het niet tot de
bevoegdheid van de brandweerdiensten behoort om de omvang van
de schade, aangebracht door brand, onweer of andere
natuurfenomenen, te bepalen. Dat is het werk van
verzekeringsmaatschappijen. Daarenboven is het niet gebruikelijk dat
de brandweerdiensten de interventierapporten van dergelijke
tussenkomsten onmiddellijk aan mijn administratie overzenden.

Zoals gebruikelijk heb ik onmiddellijk het advies van het KMI omtrent
het uitzonderlijk karakter gevraagd. Als blijkt dat de fenomenen
07.02
Antoine Duquesne,
ministre: Ce sont les compagnies
d'assurances qui évaluent
l'étendue des dégâts causés par
les intempéries, non les services
d'incendie. En outre, il n'est pas
d'usage que ces services
transmettent leurs rapports
d'intervention à mon
administration.
CRIV 50
COM 789
18/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
voldoen aan de meteorologische criteria, opgenomen in de
ministeriële rondzendbrief van 30 november 2001, zullen de
gemeenten via de provinciegouverneur over de omvang van de
schade worden ondervraagd. Volgens dezelfde rondzendbrief moet
deze schade minstens 1.250.000 euro in het totaal bedragen en
5.000 euro per gezinsdossier. Er zijn thans nog geen aanvragen,
maar dit belet niet dat ik de procedure heb opgestart.
J'ai immédiatement demandé
l'avis de l'IRM sur le caractère
éventuellement exceptionnel de la
tempête. Si cette tempête répond
aux critères définis dans la
circulaire du 30 novembre 2001,
les communes seront invitées à
faire rapport sur l'étendue des
dégâts. Selon ces critères, le
montant total des dégâts doit
s'élever à un minimum de
1.250.000 euros et à 5000 euros
par dossier familial. Aucune
demande n'a été introduite jusqu'à
présent.
07.03 Willy Cortois (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, ik dacht dat u wel het initiatiefrecht hebt om ­ bijvoorbeeld
via de gouverneur ­ meer informatie te vragen. Kan dit gebeuren of
niet? Ik dacht dat de minister van Binnenlandse Zaken in het
verleden aan de provinciegouverneur kon vragen om een rapport op
te stellen en over te zenden.

Ik noteer met genoegen dat u een advies aan het KMI hebt gevraagd
en dat het fenomeen blijkbaar niet aan uw aandacht is ontsnapt. Dat
getuigt toch van enige alertheid, mijnheer de minister.

Als ik u goed heb begrepen, zet u door het raadplegen van het KMI
een procedure in gang die tot maatregelen kan leiden. Hoeveel tijd
krijgt het KMI om een advies te verstrekken? Waarschijnlijk liggen
alle cijfers daar en kunnen wij dat advies in de komende weken
verwachten. Hoe ziet u het dat?
07.03 Willy Cortois (VLD): Je
voudrais attirer l'attention du
ministre sur le fait qu'il dispose du
droit d'initiative pour demander de
plus amples renseignements par
le biais du gouverneur de
province. Mais je constate avec
plaisir qu'il a déjà demandé l'avis
de l'IRM. Pour quand le ministre
attend-il une réponse de l'IRM?

07.04 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur Cortois, vous savez
que le ministre de l'Intérieur doit tout savoir et l'écho de cette tempête
m'est parvenu. J'ai immédiatement demandé à l'IRM de me donner
son avis. D'expérience, je sais que cela ne va pas toujours aussi vite
qu'on le souhaiterait. En effet, il faut procéder à des contrôles
techniques. Compte tenu des difficultés que j'ai connues l'année
dernière lorsque je m'étais plaint des lenteurs de l'IRM, je suppose
que cette fois, ils vont faire preuve d'une grande diligence, d'autant
que leur intervention est, heureusement, très limitée. Seules
quelques communes sont concernées.

Pour le surplus, j'ai pris les devants: j'ai déjà demandé qu'on
rassemble un maximum d'informations sur la situation. Mais, bien sûr,
le préalable, c'est que l'on considère qu'il s'agit là d'un phénomène
exceptionnel.
07.04
Minister
Antoine
Duquesne: Zodra ik op de hoogte
was van de storm, heb ik het
advies gevraagd van het KMI, dat
een aantal technische controles
moet verrichten. Ik hoop dat het
KMI spoedig antwoordt.

Ik heb gevraagd om zo veel
mogelijk informatie te vergaren,
maar het moet hoe dan ook om
een uitzonderlijk verschijnsel
gaan.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de inzet
van Nederlandsonkundige politieagenten in Antwerpen" (nr. 7537)
08 Question de M. Karel Van Hoorebeke au ministre de l'Intérieur sur "la présence à Anvers de
policiers ignorant le néerlandais" (n° 7537)
18/06/2002
CRIV 50
COM 789
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
08.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer de voorzitter, ik heb
daar vorige week een vraag over gesteld en toen heeft de minister
geen volledig antwoord gegeven. Hij zei dat de vraag onduidelijk was.
De voorzitter: Mijn verontschuldigingen, u hebt gelijk, een reden te meer voor u om het woord te nemen.
08.02 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Dat is de reden waarom ik
mijn vraag heb hernomen. Daarin som ik 11 precieze vragen op,
zodanig dat de minister er ook nauwgezet op zal kunnen antwoorden.

Ten eerste, uit hoeveel personen bestaat het federale reservekorps,
dat over het hele land kan worden ingezet?
Hoeveel Franstalige en Nederlandstalige leden maken hier deel van
uit?

Ten tweede, hoeveel federale politieagenten werden in Antwerpen
ingezet na de eerste pro-Palestijnse betoging?

Ten derde, van wanneer tot wanneer zijn in Antwerpen federale
politieagenten ingezet? Zijn er thans nog federale politieagenten in
Antwerpen aanwezig en zo ja, hoelang nog?

Ten vierde, hoeveel Franstalige politieagenten maakten en maken
deel uit van het bestand dat in Antwerpen werkt en er eventueel
thans nog wordt ingezet?

Ten vijfde, komt het Franstalig politiepersoneel al dan niet in contact
met het publiek en indien niet, voor welke taken worden die agenten
dan ingezet?

Ten zesde, waarom is het niet mogelijk wanneer Antwerpen 86
federale politieagenten nodig heeft, 86 Nederlandstalige agenten in
de algemene reserve of DAR te vinden?

Ten zevende, hoe verloopt de communicatie tussen de lokale politie
en de Franstalige politiemensen van het reservekorps?

Ten achtste, werd de burgermeester op voorhand ervan op de hoogte
gesteld dat Franstalige politieagenten zouden worden ingezet en
heeft zij hiervoor haar uitdrukkelijk akkoord gegeven?

Ten negende, is het feit dat Nederlandsonkundige politieagenten
worden ingezet in een ééntalig Nederlandstalige stad een voldoende
waarborg voor de best mogelijke interventie in geval van problemen?

Ten tiende, wie draait op voor de kosten van de inzet van de federale
politie en hoeveel bedragen de kosten tot op heden?

Ten elfde, voor welke opdrachten worden de federale politieagenten
ingezet? Worden de opdrachten door de lokale politie uitgewerkt of
worden ze van hogerhand opgelegd?
08.02 Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Une fois de plus, je
souhaite interroger le ministre à
propos de l'engagement d'agents
de police francophones à Anvers.
Je réitère aujourd'hui point par
point les questions que j'ai posées
le 11 juin 2002, afin de donner au
ministre l'occasion de fournir des
réponses précises.

Combien d'agents la réserve
fédérale, qui peut être mobilisée
sur l'ensemble du territoire,
compte-t-elle? Combien de
francophones et combien de
néerlandophones font-ils partie de
ce corps? Combien d'agents de la
police fédérale ont-ils été engagés
à Anvers après la première
manifestation pro-palestinienne?
Au cours de quelle période des
agents de la police fédérale ont-ils
été engagés à Anvers? Sont-ils
toujours présents à Anvers? Dans
l'affirmative, pour combien de
temps encore? Combien de
francophones font-ils partie de la
réserve qui peut être mobilisée à
Anvers? Des agents francophones
entrent-ils en contact avec le
public? Dans la négative, à
quelles tâches sont-ils affectés?
Pourquoi n'est-il pas possible de
trouver 86 néerlandophones à la
DAR? Comment la communication
entre la police locale et les agents
francophones se déroule-t-elle?
La bourgmestre d'Anvers a-t-elle
expressément donné son accord
préalable pour la mise à
disposition d'agents
francophones? La présence à
Anvers d'agents ignorant le
néerlandais garantit-elle au mieux
une intervention de qualité lors
d'incidents? Qui prend en charge
le coût de l'engagement d'agents
de la police fédérale? Quel est ce
coût? A quelles missions les
agents de la police fédérale sont-il
CRIV 50
COM 789
18/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
affectés? Ces missions sont-elles
définies par la police locale ou
sont-elles imposées par un niveau
supérieur?
08.03 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de voorzitter, ik zal elf
precieze antwoorden geven.

Ten eerste, de directie van de algemene reserve van de federale
politie bestaat uit 1.297 leden, waarvan 652 Franstalig zijn.

Ten tweede, na de eerste pro-Palestijnse betoging werden in
Antwerpen dagelijks 48 federale politieagenten ingezet.

Ten derde, tussen 4 april 2002 en 1 juni 2002 worden er dagelijks
leden van de federale politie in Antwerpen ingezet. Elke dag wordt in
36 personeelsleden voorzien, in principe tot begin juli, wat
overeenkomt met het einde van het schooljaar.

Ten vierde, in het begin bestond 50% van de ingezette effectieven uit
Franstaligen. Momenteel worden er enkel nog Nederlandstalige
agenten ingezet.

Ten vijfde, het Franstalig personeel wordt enkel in gemengde
eenheden ingezet tot bescherming van de Joodse bevolking van
Antwerpen. Aangezien er minstens één Nederlandstalige agent in
elke politiewagen aanwezig is, worden de burgers steeds in hun
moedertaal te woord gestaan.

Ten zesde, na aftrek van het personeel dat voor prioritaire
opdrachten wordt gebruikt ­ wegversperringen, bescherming,
transport enzovoort ­ blijven er nog 112 Nederlandstalige
personeelsleden over voor bijkomende opdrachten, zoals
bescherming van instellingen, ordehandhaving enzovoort. Tevens
moet er rekening worden gehouden met de imperatieven van het
mammoet-besluit.

Ten zevende, de contacten met de lokale politie verlopen uitstekend.

Ten achtste, de burgemeester werd vooraf niet ingelicht, omdat de
inzet van personeel dat de taal van de streek niet machtig is, is nooit
gepland tenzij wanneer een tweetalige eenheid wordt ingezet. Door
onvoorziene omstandigheden werd zo'n eenheid in Antwerpen
ingezet, maar het is duidelijk dat zulks te allen prijze dient te worden
vermeden. De federale politie waakt hierover.

Ten tiende, tot nu toe heeft de inzet van federale politieagenten in
Antwerpen 890.830,36 euro's gekost.

Deze kosten worden door de federale politie gedragen en de
politiemensen worden ingezet bij de bewaking van joodse
instellingen. De opdrachten worden bepaald door de lokale politie en
de lijst van te beschermen punten wordt door de lokale politie in
samenspraak met de algemene rijkspolitie opgesteld.
08.03
Antoine Duquesne
ministre: La réserve générale de
la police fédérale (la DAR) est
composée de 1297 agents, dont
652 francophones.

Après la première manifestation
pro-palestinienne, 48 agents de la
police fédérale ont été mobilisés
chaque jour. Du 4 avril 2002 au 1
er
juin 2002, des agents de la police
fédérale ont été mobilisés
quotidiennement à Anvers.
Actuellement, la présence de 36
agents est prévue jusque début
juillet. Initialement, 50 pour cent
des agents étaient francophones,
actuellement il n'y a plus que des
néerlandophones. Les agents
francophones n'ont été engagés
que dans le cadre de la protection
d'institutions juives et il y avait
toujours au moins un
néerlandophone dans l'équipe.
Les contacts avec la police locale
sont excellents. La police fédérale
veille à ce que des agents
ignorant le néerlandais soient
uniquement engagés au sein
d'une équipe bilingue.

Outre le personnel affecté aux
missions prioritaires de la DAR, il
reste 112 membres du personnel
néerlandophones pour les
missions supplémentaires.

A ce jour, le coût de l'engagement
à Anvers d'agents de la police
fédérale s'élève à 890.830 euros.
Ces frais sont pris en charge par
la police fédérale. La bourgmestre
n'avait pas été informée
préalablement. Les agents de la
police fédérale étaient donc
affectés à la surveillance
d'institutions juives. Les missions
sont définies par la police locale
en concertation avec la police
générale du royaume.
08.04 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Ik dank de minister voor zijn
gedetailleerd antwoord op mijn 11 punctuele vragen. Ik zal hier niet
08.04 Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Je remercie le ministre
18/06/2002
CRIV 50
COM 789
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
verder op ingaan maar wat u zegt over het reservekorps baart mij
toch wel wat zorgen. Dit reservekorps bestaat uit zo'n 1300 mensen
en na uitoefening van de klassieke taken zoals begeleiding van
geldtransporten en dergelijke meer, blijft er voor de
Nederlandstaligen goed 120 man over. Voor de Franstaligen zal dit
zowat gelijkaardig zijn en dit betekent dus eigenlijk dat u voor
specifieke noodsituaties slechts over een beperkt korps kan
beschikken. Moet hieraan in de toekomst niet gesleuteld worden?
pour sa réponse à mes 11
questions ponctuelles. Je me m'y
attarderai pas, mais ce que vous
dites à propos du corps de
réserve ne manque pas de me
préoccuper. Ce corps est
constitué de quelque 1300
personnes et après exécution des
missions classiques, il ne reste
plus que quelque 120
néerlandophones. Il en va sans
doute de même pour les
francophones. En d'autres termes,
pour les situations d'urgence
spécifiques, vous ne disposez
donc plus que d'un corps restreint.
Ne convient-il pas de remédier à
ce problème?
08.05 Antoine Duquesne, ministre: Beaucoup d'événements sont
prévisibles, ce qui permet l'organisation des services pour tenir
compte des différentes situations et de mobiliser les pelotons qui sont
en stand-by 24 heures sur 24. C'est déjà beaucoup. Pour l'instant, il y
a une utilisation optimale de la réserve, ce dont ceux qui disent que la
police fédérale devrait plus intervenir ne se rendent pas compte.
Nous essayons d'avoir des effectifs comparables, tant
néerlandophones que francophones, mais c'est la nécessité qui
commande. Il est parfois difficile d'agir dans le sens que nous
souhaitons, c'est-à-dire d'envoyer des néerlandophones en Flandre,
des francophones en Wallonie et des représentants des deux
groupes à Bruxelles.
08.05 Antoine Duquesne,
ministre: Il y a des événements qui
sont prévisibles et permettent
l'organisation des services. Il y a
déjà utilisation optimale de la
réserve. La police fédérale ne
peut intervenir davantage. Bien
sûr, nous voulons envoyer des
néerlandophones en Flandre, des
francophones en Wallonie et les
deux à Bruxelles. Nous faisons ce
que nous pouvons. Nécessité fait
loi.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Question de Mme Karine Lalieux au ministre de l'Intérieur sur "le statut des fonctionnaires
européens" (n° 7542)
09 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het statuut van
de Europese ambtenaren" (nr. 7542)
09.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, les fonctionnaires de l'Union européenne jouissent d'un
statut particulier organisé par convention entre l'Etat belge et l'Union.
Il leur est conféré une immunité qui peut, sur certains aspects, se
transformer en véritable entrave à des choix de vie.

Ainsi, les fonctionnaires sont considérés comme non-résidents, ils ont
une carte d'identité spéciale qui fait référence à un arrêté royal que
vous connaissez bien et au 200 rue de la Loi, siège officiel de l'Union
européenne. Ils ne sont donc pas considérés comme résidents
belges ni, par conséquent, comme résidents de la commune X ou Y.

Cette situation, si elle permet de ne pas tomber dans le champ de la
perception des impôts locaux nationaux, présente néanmoins des
effets pervers. Il apparaît que certains fonctionnaires européens qui
voudraient signer une déclaration de cohabitation légale se voient
09.01 Karine Lalieux (PS): De
ambtenaren van de Europese
Unie genieten een bijzonder
statuut dat in sommige opzichten
een hinderpaal blijkt bij het maken
van een levenskeuze. Deze
ambtenaren worden als niet-
ingezetenen beschouwd en soms
wordt dat statuut aangevoerd als
reden voor een weigering tot
ondertekening van een verklaring
van wettelijke samenwoning.

De bestaansreden van het statuut
van niet-ingezetene is nochtans
van louter fiscale aard.
CRIV 50
COM 789
18/06/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
opposer à leur demande leur statut de non-résident. Le motif avancé
est que l'une des conditions pour signer la déclaration de
cohabitation légale précise qu'il faut que les deux partenaires vivent
ensemble, qu'ils soient domiciliés à la même adresse.

Certaines communes considèrent que cette condition n'est pas
remplie par les fonctionnaires européens résidant en Belgique, qui
ont acquis leur domicile belge uniquement en raison de l'exercice de
leurs fonctions auprès des Communautés européennes. Ces
communes refusent d'enregistrer la déclaration de cohabitation
légale. La raison invoquée étant la carte d'identité spéciale délivrée
aux fonctionnaires européens, où aucun domicile n'est renseigné.

Cette conception de non-résidence est strictement d'ordre fiscal. Elle
vise simplement à éviter une double imposition. Et s'il en fallait la
preuve, il est vrai que les fonctionnaires européens ont dû s'inscrire
comme électeurs et pour être éligibles. Et dans ce cas-là, la
commune leur a reconnu un domicile civil.

Mes questions sont très simples. Les fonctionnaires européens ayant
établi leur résidence en Belgique uniquement en fonction de
l'exercice de leurs fonctions au service des Communautés
européennes ont-ils leur domicile en Belgique, par rapport à
l'application de l'article 1476 du Code civil? Dans la négative, quelle
est la base légale de cette non-résidence? Dans l'affirmative, quelles
instructions les communes ont-elles reçues ou vont-elles recevoir
pour éviter de tels incidents et pour que ces fonctionnaires puissent,
par exemple, signer des contrats de cohabitation civile?

Hebben de Europese ambtenaren
die uitsluitend voor de uitoefening
van hun functie in België
verblijven, voor de toepassing van
artikel 1476 van het Burgerlijk
Wetboek, hun woonplaats in
België?

Zoniet, wat is de wettelijke
grondslag van dit statuut van niet-
ingezetene in België?

Zo ja, welke instructies hebben de
gemeenten gekregen om
administratieve vergissingen te
voorkomen als gevolg van de
afgifte aan Europese ambtenaren
van speciale identiteitskaarten
zonder vermelding van
woonplaats?

09.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le président, l'article
1476 du Code civil ne réserve pas le bénéfice de la cohabitation
légale aux ressortissants belges. Par conséquent, une telle
déclaration peut également être faite par des étrangers, à condition
qu'elle satisfasse aux prescriptions légales et qu'elle ne soit pas
contraire au statut personnel de l'étranger concerné. Si ces
conditions sont respectées, le droit de faire une déclaration de
cohabitation légale ne peut être refusé à un fonctionnaire européen
sous prétexte qu'il n'est pas inscrit dans les registres de la
population.

Les instructions générales relatives à la tenue de ces registres
prévoient d'ailleurs que ces fonctionnaires, s'ils ne sont pas inscrits à
leur demande dans les registres de la commune de leur résidence, y
font néanmoins l'objet d'une mention. La commune est donc bien au
courant que le fonctionnaire intéressé réside sur son territoire et n'a
donc aucune raison de se baser sur l'absence d'inscription pour
refuser d'enregistrer la déclaration de cohabitation légale.

Dans le cas où vous auriez connaissance du refus d'une commune
d'enregistrer cette déclaration pour un tel motif, je vous saurais gré
de m'en aviser, de me donner des noms, afin de me permettre de
prendre les dispositions qui s'imposent.
09.02
Minister
Antoine
Duquesne: Het recht om een
verklaring van wettelijke
samenwoning af te leggen kan
niet worden geweigerd aan een
Europees ambtenaar onder het
voorwendsel dat hij niet is
ingeschreven in het
bevolkingsregister. De algemene
richtlijnen betreffende het
bijhouden van het
bevolkingsregister bepalen
overigens dat die ambtenaren in
het bevolkingsregister worden
vermeld. Als u weet hebt van een
gemeente die een dergelijke
verklaring om die reden weigert in
te schrijven, zou ik dat graag
vernemen.

09.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, si je pose la question, c'est évidemment parce que j'ai
connaissance de cas de refus dans deux communes bruxelloises:
Koekelberg et Woluwé-Saint-Lambert. Ces communes opposent
depuis un certain temps un refus systématique à des demandes de
09.03 Karine Lalieux (PS): Ik kan
Koekelberg en Sint-Lambrechts-
Woluwe opnoemen. Ofwel wordt
er een duidelijke omzendbrief
opgesteld, ofwel handelt u op
18/06/2002
CRIV 50
COM 789
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
déclaration de cohabitation légale. C'est la raison pour laquelle les
intéressés se sont adressés à la parlementaire que je suis, pour que
je vous saisisse de ce problème.

Soit vous rédigez une circulaire très claire indiquant aux communes
la façon d'agir, soit vous agissez directement auprès des
responsables, par le biais de la tutelle communale, pour que ce genre
de problème ne se pose plus à l'avenir.
basis van het toezicht op de
gemeenten.

09.04 Antoine Duquesne, ministre: Je vais en effet prendre une
circulaire pour qu'il n'y ait plus aucun doute. Par ailleurs, je vais
adresser un rappel aux deux communes dont vous m'avez
aimablement communiqué les noms.
09.04
Minister
Antoine
Duquesne: Ik zal beide doen.

09.05 Karine Lalieux (PS): Je vous en remercie, monsieur le
ministre.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

La réunion publique de commission est levée à 15.40 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.40 uur.