KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
COM 726
CRIV 50
COM 726
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTEGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
dinsdag
mardi
23-04-2002
23-04-2002
14:00 uur
14:00 heures
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
PSC
Parti social-chrétien
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties:
Abréviations dans la numérotation des publications:
DOC 50 0000/000
Parlementair document van de 50e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de base et
du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en rechts
het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit papier, bevat
ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu intégral
définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen:
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail:
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél.: 02/ 549 81 60
Fax: 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail:
publications@laChambre.be
CRIV 50
COM 726
23/04/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de groepsverzekering in
het kader van de verminderde arbeidsprestaties
voor werknemers van 50 jaar en ouder (CAO
nr. 77bis)" (nr. 6868)
1
Question de M. Dirk Van der Maelen à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'assurance-groupe dans le cadre des
prestations de travail réduites pour les
travailleurs âgés de 50 ans et plus (CCT
n° 77bis)" (n°6868)
1
Sprekers: Dirk Van der Maelen
, voorzitter van
de SP.A-fractie
, Laurette Onkelinx
, vice-
eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Dirk Van der Maelen
, président du
groupe SP.A
, Laurette Onkelinx
, vice-
première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Filip Anthuenis aan de vice-
eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "telewerken" (nr. 6878)
3
Question de M. Filip Anthuenis à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "le télétravail"
(n° 6878)
3
Sprekers: Filip Anthuenis, Laurette Onkelinx
,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Filip Anthuenis, Laurette Onkelinx
,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de vice-
eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de problematiek van de
jonge piloten van de 9de promotie SFA.
(nr. 6876)
4
Question de Mme Simonne Creyf à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
problème des jeunes pilotes de la 9ème
promotion de la SFA" (n° 6876)
4
Sprekers: Simonne Creyf, Laurette Onkelinx
,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
, Trees Pieters
Orateurs: Simonne Creyf, Laurette Onkelinx
,
vice-première ministre et ministre de
l'Emploi
, Trees Pieters
Vraag van de heer Olivier Chastel aan de vice-
eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de sluiting van de
Nouveaux Ateliers Mécaniques de Morlanwelz"
(nr. 6965)
8
Question de M. Olivier Chastel à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la fermeture
des Nouveaux Ateliers Mécaniques de
Morlanwelz" (n° 6965)
8
Sprekers: Olivier Chastel, Laurette Onkelinx
,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Olivier Chastel, Laurette Onkelinx
,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Joos Wauters aan de vice-
eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "avond- en weekendwerk
voor schoolstages" (nr. 6908)
10
Question de M. Joos Wauters à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "le travail du
soir et du week-end dans le cadre des stages
scolaires" (n° 6908)
10
Sprekers: Joos Wauters, Laurette Onkelinx
,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Joos Wauters, Laurette Onkelinx
,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van de heer Jef Valkeniers aan de vice-
eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de terbeschikkingstelling
van oudere werklozen voor de arbeidsmarkt"
(nr. 6991)
13
Question de M. Jef Valkeniers à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la mise à
disposition de chômeurs âgés sur le marché du
travail" (n° 6991)
13
Sprekers: Jef Valkeniers, Laurette Onkelinx
,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Jef Valkeniers, Laurette Onkelinx
,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Maggie De Block aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de
veiligheidscoördinatoren" (nr. 7005)
16
Question de Mme Maggie De Block à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
coordinateurs de sécurité" (n° 7005)
16
Sprekers: Maggie De Block, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid
Orateurs: Maggie De Block, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
23/04/2002
CRIV 50
COM 726
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het faillissement van
CityBird" (nr. 7015)
19
Question de M. Karel Van Hoorebeke à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
faillite de CityBird" (n° 7015)
19
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van de heer Paul Timmermans aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het akkoord dat tussen
Randstad Interim en Interbrew werd gesloten"
(nr. 7026)
21
Question de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'accord entre Randstad Interim et Interbrew"
(n° 7026)
21
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
CRIV 50
COM 726
23/04/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1


COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
DINSDAG
23
APRIL
2002
14:00 uur
______
du
MARDI
23
AVRIL
2002
14:00 heures
______

De vergadering wordt geopend om 14.04 uur door de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.04 heures par M. Joos Wauters, président.
01 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de groepsverzekering in het kader van de verminderde arbeidsprestaties
voor werknemers van 50 jaar en ouder (CAO nr. 77bis)" (nr. 6868)
01 Question de M. Dirk Van der Maelen à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'assurance-groupe dans le cadre des prestations de travail réduites pour les travailleurs âgés de
50 ans et plus (CCT n° 77bis)" (n°6868)
01.01
Dirk Van der Maelen
(SP.A): Mijnheer de voorzitter, ik zal kort
zijn. Er zijn twee CAO's goedgekeurd, namelijk CAO 77 en CAO 77bis,
die allebei van toepassing zijn. Daarover hoor ik uit het achterveld
enkele vragen om toelichtingen en specificaties. Op voorhand wil ik
zeggen dat ik die CAO's persoonlijk goed vind, omdat ze het mogelijk
maken dat mensen na hun 50 blijven werken. Die politieke doelstelling
streefden die CAO's precies na. Om dat te bereiken, lijkt het mij goed
duidelijkheid te krijgen over twee bestaande interpretatieproblemen.

Ten eerste, mag de bezoldiging van het laatste jaar, waarin de
werknemer voltijds werkte, in aanmerking worden genomen voor de
blijvende aansluiting tot de pensioenleeftijd waarin is voorzien in het
pensioenreglement van de groepsverzekering?

Ten tweede, zijn de premiebijdragen van de werkgever als
beroepskosten aftrekbaar? Geven de bijdragen van de werknemer recht
op een belastingvermindering in de mate dat het pensioenreglement van
de groepsverzekering bepaalt dat de werkgever en de aangesloten
werknemers verplicht zijn om voor die bewuste periode dezelfde
premiebijdrage in kwestie te blijven storten?
01.01
Dirk Van der Maelen
(SP.A): Après l'approbation des
CCT 77 et 77bis, des questions ont
émané des différents acteurs
travaillant sur le terrain. Notez bien
que le contenu de ces CCT
emporte mon adhésion, dans la
mesure où elles permettent aux
personnes âgées de 50 ans et plus
de continuer à travailler.

Peut-on tenir compte de la
rémunération perçue par un
travailleur au cours de sa dernière
année de travail pour déterminer si
cette personne a atteint
définitivement l'âge de la pension,
comme mentionné dans le
règlement de l'assurance-groupe?
Les primes octroyées par
l'employeur sont-elles déductibles
au titre de frais professionnels? Les
primes perçues par le travailleur
donnent-elles droit à une réduction
d'impôt?
01.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, pour ce qui
est de l'application de la CCT 77 bis, je suis compétente pour les
aspects concernant les droits du travail, les rapports employeur-
travailleur et les allocations d'interruption. Tout le reste sort de ma
compétence. Je veux bien répondre à la place du ministre des
Finances, notamment pour la déductibilité en tant que charges
professionnelles de certains freins en matière d'assurance groupe ou
répondre à la place du ministre des Affaires économiques pour la
réglementation en matière d'assurances de groupes, mais je n'ai pas
01.02 Minister
Laurette Onkelinx
:
Ik ben in de war, want betreffende
de toepassing van CAO 77bis ben
ik alleen bevoegd voor de relaties
tussen werknemers en werkgevers
en voor onderbrekingsuitkeringen.
Al het overige valt buiten mijn
bevoegdheid.
23/04/2002
CRIV 50
COM 726
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
eu le temps de les consulter.

Soit, vous les interpellez directement ­ ce que je préfèrerais ­ soit vous
me laissez du temps pour réunir les réponses des uns et des autres.
Je vous conseille principalement le ministre des Finances.
Ofwel stelt u de vraag rechtstreeks
aan de bevoegde ministers, ofwel
geeft u mij de tijd het antwoord op
te vragen bij mijn collega's.
01.03
Dirk Van der Maelen
(SP.A): Contacterez-vous votre collègue
et m'enverrez-vous la réponse?
01.03
Dirk Van der Maelen
(SP.A): Pouvez-vous alors me faire
parvenir les réponses de vos
collègues?
01.04
Laurette Onkelinx,
ministre: Pourquoi n'adressez-vous pas une
question au ministre compétent?
01.04 Minister
Laurette Onkelinx
:
Waarom stelt u de vraag niet zelf
rechtstreeks aan hen en vooral dan
aan de minister van Financiën?
De
voorzitter
: Het voorstel is dat de heer Van der Maelen de vraag aan
de minister van Financiën stelt omdat het geen bevoegdheid van de
minister van Werkgelegenheid is. Ik had dat ook moeten zien bij het
lezen van de vraag.
Le
président
: La proposition qui
est formulée à présent est que M.
Van der Maelen pose sa question
au ministre des Finances, qui est
compétent pour cet aspect de la
question dans une autre
commission.
01.05
Dirk Van der Maelen
(SP.A): Mijnheer de voorzitter, voor alle
duidelijkheid ­ ik ben geen specialist inzake bevoegdheden ­ maar mijn
twee concrete vragen vallen dus onder de bevoegdheid van de minister
van Financiën?
01.05
Dirk Van der Maelen
(SP.A): Les deux questions
concrètes relèvent donc des
Finances et des Affaires
économiques?
De
voorzitter
: En misschien ook onder de bevoegdheid van de minister
van Sociale Zaken.
01.06 Minister
Laurette Onkelinx:
Neen, mijnheer de voorzitter, van
de minister van Economische Zaken. Het gaat over de
groepsverzekering.
01.06
Laurette Onkelinx
,
ministre: C'est ça.

De
voorzitter
: Mais aussi du ministre des Affaires sociales, madame la ministre.
01.07
Dirk Van der Maelen
(SP.A): Mijnheer de voorzitter, ik vrees
dat ik van hot naar her zal worden gestuurd. Ik vrees dat de minister van
Financiën mij naar de minister van Economische Zaken zal verwijzen.
01.07
Dirk Van der Maelen
(SP.A): Je crains que les deux
ministres ne se renvoient la balle
indéfiniment.
01.08
Laurette Onkelinx,
ministre: Je pense que celui qui peut le
mieux répondre à cette question, c'est le ministre des Finances.
01.08 Minister
Laurette Onkelinx
:
Ik denk dat de minister van
Financiën het best geplaatst is voor
een centrale behandeling van de
zaak.
De
voorzitter
: Mijnheer Van der Maelen, wij zullen dit op ons nemen.
Wij zullen uitzoeken waar de beste competentie ligt. Daarna zullen wij
u daarvan op de hoogte brengen, mijnheer Van der Maelen.
Le
président
: Nous vous ferons
savoir au sein de quelle
commission vos questions seront
traitées.
01.09
Dirk Van der Maelen
(SP.A): Dank u wel.
De
voorzitter
: Gelieve ons hiervoor alvast te verontschuldigen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
CRIV 50
COM 726
23/04/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
02 Vraag van de heer Filip Anthuenis aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "telewerken" (nr. 6878)
02 Question de M. Filip Anthuenis à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
télétravail" (n° 6878)
02.01
Filip Anthuenis
(VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, tot voor enkele jaren stuitte telewerken op een bepaalde
argwaan. Door de sterke ontwikkeling van de dienstensector en de
telematica zijn de mogelijkheden voor telewerken toegenomen. Het
toenemende mobiliteitsprobleem, het tijdverlies en de grote vraag naar
werknemersflexibiliteit versterken die vraag naar telewerken nog. Hierbij
moet worden opgemerkt dat telewerken niet per definitie voltijds moet
gebeuren. Integendeel, om sociaal isolement te vermijden ­ wat ook
een kritiek is ­ is een deeltijdse formule misschien aangewezen. Het
kan gebeuren in de woning van de werknemer of op eventuele
satellietlocaties teneinde de mobiliteit te verbeteren. Onlangs
publiceerde Alcatel de opmerkelijke resultaten van een studie over
telewerken in België. Naar schatting 150.000 werknemers telewerken af
en toe tot regelmatig. 87% van de telewerkers, 85% van de ICT-
managers en 95% van de telewerkende bedrijven zijn tevreden tot zeer
tevreden over de invoering van telewerken. Een zeer belangrijke
vaststelling is het feit dat van de niet-telewerkers 80% geïnteresseerd is
in telewerken. Mobiliteitsproblemen spelen zoals ik reeds zei een
belangrijke rol in de interesse voor telewerken. Bedrijven beschouwen
een gebrek aan informatie als de voornaamste hinderpaal voor de
invoering van telewerken. Dat kan onder meer blijken uit het feit dat een
aantal managers de kosten om te starten met telewerk overschatten.
Van de bedrijven die wel telewerken verklaart slechts 7% dat de kosten
van telewerken de opbrengsten ervan overschrijden. In 1996 werd de
wet op de huisarbeid aangenomen. Er is bijgevolg een wettelijk kader
ontwikkeld om telewerken met een goede sociale bescherming
mogelijk te maken. Niettemin blijft er een aantal hiaten bestaan
waarvoor de overheid een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren,
bijvoorbeeld via het opstarten van experimenten met telewerken in de
federale administratie. Mevrouw de minister, ik zou dus graag een
antwoord willen krijgen op een aantal vragen. Zowel aan de kant van de
werkgevers als aan die van de werknemers bestaat er immers interesse
voor het telewerken.

Mevrouw de minister, bent u bereid om initiatieven te nemen om de
privé-ondernemingen beter te informeren over telewerken en hen
logistiek te ondersteunen om deze arbeidsvorm te integreren in hun
arbeidsproces?

Ten tweede, zal de minister specifieke aanmoedigingen uitwerken om
de private ondernemingen sneller de stap naar telewerken te laten
zetten?

Ten derde, overweegt u om in samenwerking met de minister van
Ambtenarenzaken experimenten inzake telewerk op te zetten in de
federale overheidsadministraties?
02.01
Filip Anthuenis
(VLD): Ces
dernières années, les possibilités
offertes par le télétravail ont
considérablement augmenté. En
raison des problèmes de mobilité et
compte tenu de la demande de
flexibilité, les besoins dans le
domaine du télétravail se sont
accrus. Le télétravail ne doit pas
nécessairement s'exercer à temps
plein. Exercé à temps partiel, il
permet d'éviter l'isolement social.
Le télétravail peut être effectué au
domicile du travailleur ou dans des
installations joignables par liaison
satellite.

Récemment, Alcatel a présenté
une étude sur le télétravail en
Belgique. Selon ses estimations,
150.000 travailleurs font usage de
cette possibilité de temps en
temps, voire régulièrement. Les
entreprises considèrent que le
manque d'information constitue
l'obstacle principal à l'instauration
du télétravail. On en surestime
souvent le coût.

La loi de 1996 sur le travail à
domicile offre un cadre légal.
Cependant, des lacunes
subsistent.

La ministre est-elle disposée à
prendre des initiatives afin de mieux
informer les entreprises? Mettra-t-
elle au point des mesures
incitatives? Envisage-t-elle de
mener des expériences au sein de
l'administration fédérale?

02.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, chers
collègues, monsieur Anthuenis, en Belgique, l'initiative la plus
importante en matière de travail à distance est certainement la loi du 6
décembre 1996 sur le travail à domicile. Cette loi est importante car
elle instaure un cadre pour les développements qui verront sans nul
doute le jour en matière de télétravail, dans les années à venir. De plus,
elle règle les relations entre l'employeur et son travailleur lorsqu'ils
décident de commun accord et de manière contractuelle que tout ou
02.02 Minister
Laurette Onkelinx
:
De wet van 6 december 1996 gaat
vooral in op een aantal problemen
betreffende telewerk. Deze
belangrijke wet regelt dit soort van
werkrelaties.

Mijn dienst verspreidt de informatie
23/04/2002
CRIV 50
COM 726
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
partie des fonctions du travailleur s'exerceront chez lui ou dans tout
autre endroit choisi par lui.

Mon administration veille à diffuser toute information sur cette
législation et toute explication quant à son application, que ce soit de
manière individuelle, sur demande d'employeurs ou de travailleurs
intéressés, ou à portée générale, par le biais du meta-guide, également
accessible via le site internet du ministère de l'Emploi et du Travail.

Cette question fait également l'objet de débats avec les partenaires
sociaux, notamment au niveau européen en vue d'arriver à un accord-
cadre, accord, en outre, grandement attendu par le Conseil des Affaires
sociales de l'Union européenne.

Pour le moment, il n'existe, au sein de mon département, aucune
initiative en cours en vue de réaliser un projet-pilote en cette matière et
aucun projet spécifique n'est en préparation. Je ne vais pas inventer ce
qui n'existe pas.

Si vous le désirez, je peux interpeller les partenaires sociaux afin de
savoir s'ils ont quelque chose dans leurs tiroirs. Il serait également
intéressant de voir ce que les parlementaires peuvent proposer mais,
pour l'instant, j'ai d'autres priorités. Je m'en tiens donc à ce cadre
législatif de 1996.
onder andere via de website van het
ministerie van Tewerkstelling en
Arbeid. Er werden geen andere
initiatieven genomen. Ik zou ook
een beroep kunnen doen op de
sociale partners.

02.03
Filip Anthuenis
(VLD): Mevrouw de minister, ik denk dat
hiervoor bij de bevolking in het algemeen en zeker bij de werkgevers en
de werknemers enorm veel interesse bestaat. Dat zou men moeten
aanmoedigen. Ik ben blij dat men hierover op Europees niveau
debatteert. Wij mogen dit niet uit het oog verliezen. Het
mobiliteitsprobleem kan hierdoor immers gedeeltelijk worden opgelost
en het komt ook tegemoet aan de kwaliteit van de arbeid. Dat stond
trouwens ook in de regeringsverklaring. Wij staan daar natuurlijk
volledig achter. Omdat ook de werkgevers daarachter staan, mogen wij
deze piste niet uit het oog verliezen. Dit mag misschien zelfs iets hoger
op de prioriteitenlijst van de regering staan.
02.03
Filip Anthuenis
(VLD): Le
télétravail intéresse grandement les
employeurs et les travailleurs. Cela
permettrait de régler le problème
des embouteillages et d'améliorer
la qualité de vie ainsi que du travail.
Un débat s'impose donc en la
matière. Si les employeurs et les
travailleurs sont partisans du
télétravail, le gouvernement devrait
accorder une plus grande priorité à
ce dossier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de problematiek van de jonge piloten van de 9de promotie SFA. (nr. 6876)
03 Question de Mme Simonne Creyf à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
problème des jeunes pilotes de la 9ème promotion de la SFA" (n° 6876)
03.01
Simonne Creyf
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, naar aanleiding van het faillissement van Sabena heb ik reeds
eerder de aandacht gevraagd van de regering voor een bepaalde groep
slachtoffers van het faillissement, namelijk de leerling-piloten of de
jonge piloten die aan het afstuderen waren op het ogenblik van het
faillissement van Sabena, meer bepaald de negende promotie aan de
Sabena Flying Academy.

Mevrouw de minister, het gaat over 80 jonge mensen. Zij volgenden
reeds twee fases van hun opleiding tot piloot. De kostprijs bedraagt
ongeveer 3 miljoen frank die zij zelf moeten betalen en bovendien is dit
fiscaal niet aftrekbaar.

De derde fase, waarin men moet wennen aan het vliegtuig dat men later
zal besturen, werd vroeger door Sabena verstrekt en betaald. Door het
03.01
Simonne Creyf
(CD&V):
Les 80 élèves-pilotes de la
neuvième promotion SFA de
l'ancienne SABENA se trouvent
dans une situation particulièrement
difficile: ils ont déjà suivi deux
phases de leur formation de pilote,
représentant un investissement de
quelque trois millions de francs. La
troisième phase, organisée par le
passé par la SABENA, a déjà été
payée mais n'aura pas lieu à la
suite de la faillite. Ces aspirants
pilotes ne savent plus à quel saint
se vouer. Les engagements
CRIV 50
COM 726
23/04/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
faillissement van Sabena is deze derde fase nu integraal weggevallen.
Het gevolg hiervan is dat de leerling-piloten van de negende promotie
twee van de drie fases hebben afgewerkt, maar nu nergens terecht
kunnen omdat deze derde fase niet voltooid is. Zij zitten in een
patstelling en dit zowel op sociaal, op professioneel als op financieel
vlak.

De leerling-piloten en hun ouders hebben zich verenigd. Na het
faillissement van Sabena hebben zij contact gehad met alle betrokken
ministers of hun kabinetten. Er werden suggesties gedaan en beloftes
gemaakt, maar hiervan is vrijwel niets in huis gekomen. Enkel twee
jonge leerling-piloten hebben een militaire loopbaan kunnen aanvatten.

Het probleem is ook dat zij volgens de regering niet in aanmerking
komen, federaal noch regionaal, voor de sociale maatregelen die zijn
voorbehouden aan de gewezen werknemers van Sabena en CityBird. Zij
vallen volgens de regering dus ook niet onder de maatregelen die
werden genomen door minister Durant en die piloten toelaten hun
kwalificaties te behouden of te vernieuwen.

De weigering van de regering om de leerling-piloten als gewezen
werknemers te beschouwen, is aanvechtbaar. Dat is de stelling van de
ouders en van de leerlingen. De leerling-piloten moesten zich namelijk
inschrijven op de waiting list van Sabena. Die waiting list is de enige,
verplichte toegangspoort tot Sabena. De leerling-piloten van de negende
promotie stonden reeds meer dan een jaar op de waiting list van
Sabena. Bovendien hebben zij daarvoor ook moeten betalen. Nu blijkt
deze waiting list geen enkele waarde meer te hebben. Ontstaat er dan
voor de overheid ook geen morele of juridische verantwoordelijkheid
tegenover de personen die op deze lijst stonden? Immers, wie hierop
stond, werd toegelaten om de derde fase bij Sabena te voltooien. Die
leerlingen stonden op de waiting list van Sabena en stonden dus klaar
om de derde fase bij Sabena in te vullen.

Mevrouw de minister, in november 2001 had op uw kabinet een gesprek
plaats met de ouders van de leerling-piloten. Uw kabinet suggereerde
zelf om de leerling-piloten te beschouwen als bijna werknemers of
potentiële werknemers. Uw kabinet suggereerde om hen dezelfde
sociale bescherming te bieden als de gewezen werknemers.

Ik ga ervan uit dat er op dat ogenblik op uw kabinet een positieve
intentie bestond om betrokkenen inderdaad dezelfde sociale
bescherming te bieden als de andere ex-werknemers, gezien de
situatie waarin zij zich bevonden.

Hierop kwam evenwel geen gevolg en alles bleef stil rond deze zaak.
Betrokkenen contacteerden uw kabinet herhaaldelijk, zowel telefonisch
als via faxberichten, maar zonder succes. Uw kabinet is de belofte niet
nagekomen.

Dit dossier gaat om tachtig jonge mensen en vertegenwoordigt een
kostprijs van maximum 1 miljoen per leerling-piloot, in totaal dus
maximum 80 miljoen. Dit is geen financieel avontuur; het gaat om een
duidelijk afgelijnd bedrag. Met dit bedrag zijn betrokken leerlingen in
staat om hun derde fase te voltooien. Doen zij dat niet, dan was de hele
opleiding een maat voor niets want dan vervallen ook fase I en fase II.

Mevrouw de minister, gelieve mij te verontschuldigen voor deze vrij
lange inleiding, maar ik wou het probleem volledig uiteenzetten. De
vraag is thans wat u en de regering ervan weerhoudt om die tachtig
jonge leerlingen-piloot in de promotie te erkennen als ex-werknemers
van Sabena en hen aldus dezelfde bescherming en
contractés à leur égard n'ont pas
été respectés.

Selon le gouvernement, les
intéressés ne peuvent prétendre
aux mesures sociales prises en
faveur du l'ancien personnel de la
SABENA. Ils ne ressortissent pas
davantage à la réglementation mise
en place par la ministre Onkelinx,
qui permet aux pilotes de conserver
leur qualification ou de la
renouveler. La liste d'attente de la
SABENA, sur laquelle ils ont été
contraints de s'inscrire, n'offre
aucune garantie. Les pouvoirs
publics n'ont-ils donc aucune
responsabilité morale à l'égard de
ceux qui sont inscrits sur cette
liste?

De nombreuses promesses ont été
faites à ces jeunes. Pourquoi la
ministre ne peut-elle leur accorder
le statut d'ancien travailleur de la
SABENA? Cette mesure
engendrerait un coût de 80 millions
de francs maximum.

23/04/2002
CRIV 50
COM 726
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
toekomstperspectieven te bieden als de andere ex-werknemers van
Sabena en CityBird.
03.02 Minister
Laurette Onkelinx:
Mijnheer de voorzitter, collega's,
het faillissement van Sabena was een drama waarvan de gevolgen op
sociaal, professioneel, familiaal en individueel vlak nog niet ten einde
zijn.

Vertegenwoordigers van de negende promotie zijnde de leerlingen-piloot
van Sabena, die net hun opleiding achter de rug hadden op het ogenblik
van het faillissement, werden op mijn kabinet ontvangen op 19
november 2001, teneinde hun uiterst moeilijke situatie uiteen te zetten.

Sommige betrokken ouders en piloten hebben er hun lening toegelicht
en de zware offers die zij hebben moeten brengen om een zeer
veeleisende opleiding te kunnen beëindigen. Zij hebben er eveneens de
specifieke risico's vermeld van deze promotie alleen, op het vlak van het
behoud van hun vlieglicentie in de toekomst.

Wat de last van hun lening betreft, net als de kostprijs van hun
opleiding, opvoeding en scholing, kon geen enkele oplossing naar voren
worden geschoven vermits het hier gaat om
gemeenschapsbevoegdheden en gewestelijke bevoegdheden. De
specifieke vereisten die nodig zijn voor het behoud van hun licentie
werden zorgvuldig onderzocht. Dit heeft trouwens interventies
toegelaten in werkgroepen die terzake werden georganiseerd door mijn
collega, de minister van Vervoer, mevrouw Isabelle Durant. Sedertdien
is men daar tot oplossingen kunnen komen.

Op het vlak van de inkomsten en wat meer specifiek mijn
bevoegdheden betreft, hebben de vertegenwoordigers van de negende
promotie eveneens de mogelijkheid aangestipt om voordelen te
bekomen op sociaal vlak of zelfs om werkloosheidsuitkeringen te
genieten. In verband daarmee wens ik te benadrukken dat men hen
nooit heeft laten veronderstellen dat hun opleiding a posteriori zou
kunnen worden beschouwd als of gelijkgesteld met arbeidsprestaties
op om het even welk niveau of op om het even welk ogenblik.

Integendeel, tijdens dit onderhoud konden zij op de hoogte worden
gebracht van het bestaan van een oproep voor kandidaturen als piloot
bij DAT. Deze oproep liep de middag van de volgende dag af. Het is
trouwens via mijn kabinet dat hen de nodige documenten werden
bezorgd om hun kandidatuur in extremis in te dienen.
03.02
Laurette Onkelinx
,
ministre: Des représentants des
élèves pilotes ont été reçus à mon
cabinet le 19 novembre 2001, pour
y exposer leur situation.

En ce qui concerne la charge de
l'emprunt et le coût de leur
formation, aucune solution n'est
envisageable dans la mesure où
ces problèmes ne relèvent pas
d'une compétence fédérale. Les
exigences spécifiques requises
pour le maintien de leur licence ont
été examinées et les groupes de
travail mis en place par la ministre
Durant ont développé des solutions
à cet égard.

Pour ce qui est des avantages
sociaux, je tiens à souligner que
personne n'a jamais laissé croire
aux élèves pilotes que leur
formation serait, a posteriori,
assimilée à des prestations de
travail, bien au contraire.

Mon cabinet les a, toutefois, bel et
bien informés que la DAT allait
procéder à un recrutement de
pilotes et que la clôture des
inscriptions était fixée au 20
novembre 2001.

03.03
Simonne Creyf
(CD&V): Mevrouw de minister, u zult begrijpen
dat dit een bijzonder ontgoochelend antwoord is. De regering doet met
andere woorden niets. Over het eerste probleem, de leninglast en de
kostprijs, heb ik vroeger andere ministers ondervraagd.
03.03
Simonne Creyf
(CD&V):
Ceci est une réponse
particulièrement décevante. Le
gouvernement ne fera donc rien du
tout.
03.04
Laurette Onkelinx,
ministre: Je ne suis pas d'accord. Nous
avons travaillé sur un plan social qui a été accepté par tous. Nous
n'avons cessé de tendre la main.

Comme je l'ai déjà dit précédemment, un plan social, c'est d'abord un
échec car, avant un plan social, il y a une catastrophe économique.
Jamais on ne pourra rendre à ces hommes et à ces femmes le travail
qu'ils ont perdu. Mais avec un plan social, on essaie de rencontrer les
problèmes les plus importants.

Vous me posez des questions notamment sur la formation de ces
03.04 Minister
Laurette Onkelinx
:
Dat mag u niet zeggen. Wij hebben
gewerkt aan een sociaal plan dat
voor iedereen aanvaardbaar is en
hebben de deur altijd
opengehouden. Een sociaal plan is
altijd een mislukking, want het is
het gevolg van een economische
ramp, maar het maakt het mogelijk
de grootste problemen aan te
pakken.
CRIV 50
COM 726
23/04/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
personnes. Vous êtes de celles et ceux qui, sans cesse, me disent
qu'il existe des compétences différentes dans ce pays. Je vous ai
répondu que pour les problèmes les plus importants, je ne suis
malheureusement plus compétente. Les Régions et les Communautés
travaillent actuellement en placement, en formation professionnelle et
en formation initiale pour trouver les réponses adéquates. Je le répète:
je n'ai aucune possibilité d'intervenir dans une matière qui n'est pas de
ma compétence.

U stelt mij vragen over de
problemen in verband met de
opleiding. Jammer genoeg
ressorteert dit helemaal niet onder
mijn bevoegdheid.

03.05
Simonne Creyf
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik kan de
minister absoluut niet volgen. Zij antwoordt op zaken die ik niet heb
gevraagd.

Ik heb geen enkele vraag gesteld over de opleiding. Het gaat hier niet
om een opleiding die werd erkend door de gemeenschappen. Niet de
gemeenschappen, maar wel minister Reynders moet de beslissing
nemen om de leninglast fiscaal aftrekbaar te maken. U hebt dit punt
aangehaald ook al had ik het niet vermeld in mijn mondelinge vraag.

Het onderwerp van mijn vraag was om aan de leerling-piloten van de
negende promotie dezelfde sociale voordelen te geven als aan de ex-
werknemers. U zegt dat er een sociaal plan is opgesteld. Dit is
inderdaad juist, maar het is ook deze regering die Sabena liet failliet
gaan. Mevrouw de minister, waarom kunnen 80 mensen...
03.05
Simonne Creyf
(CD&V): La
ministre répond à des questions
que je n'ai pas posées.

Cette formation n'est pas reconnue
par les Communautés. La décision
visant à rendre fiscalement
déductible la charge liée à
l'emprunt ne peut être prise qu'au
niveau fédéral.

Ma question concernait l'attribution
aux élèves pilotes de la 9ème
promotion les mêmes avantages
que ceux accordés aux anciens
travailleurs. Le gouvernement a mis
au point un plan social, mais il a
également laissé la Sabena aller à
la faillite.
03.06
Laurette Onkelinx,
ministre: (...) par rapport au malheur des
gens!
03.06 Minister
Laurette Onkelinx
:
Zinloos! Dat is volksverlakkerij aan
de hand van een drama. Ik hou niet
van demagogie die zich van de
ellende van sommige mensen
voedt.
03.07
Simonne Creyf
(CD&V): Mevrouw de minister, u maakt er
misbruik van.
03.08
Laurette Onkelinx,
ministre: Je ne fais pas de démagogie
quand il y a un tel drame social!
03.09
Simonne Creyf
(CD&V): Waarom kunnen tachtig jonge mensen
geen gebruik maken van de sociale maatregelen die aan ex-
werknemers worden gegeven? Dat is de enige vraag die ik u heb
gesteld. U zegt dat het over een opleiding gaat. Er was echter een
wachtlijst. Dit heeft meer met morele verantwoordelijkheid te maken.
Tachtig mensen hadden de mogelijkheid op een beroepscarrière. Dat is
een bescheiden kostprijs. U zegt daarop neen.
03.09
Simonne Creyf
(CD&V):
Pourquoi 80 personnes jeunes ne
peuvent-elles pas bénéficier de ces
mesures sociales? Il découle de
l'existence de la liste d'attente une
responsabilité morale. La ministre
oppose tout simplement son refus.
03.10
Laurette Onkelinx,
ministre: Si je le pouvais, je donnerais
beaucoup plus à tous. Monsieur le président, nous aimerions
évidemment que tous ces travailleurs retrouvent le chemin du travail.
Nous connaissons les drames que cela a entraînés. Nous avons
dernièrement vécu un événement atroce. J'estime que tout le monde
devrait garder un minimum de réserve face à ces drames.
03.10 Minister
Laurette Onkelinx
:
Als ik kon, gaf ik veel meer aan
iedereen. Vanwege de tragische
gebeurtenissen die deze
werknemers hebben beleefd, is een
minimum aan terughoudendheid
geboden.
De
voorzitter
: Collega's, laten wij rustig blijven.
23/04/2002
CRIV 50
COM 726
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
03.11
Simonne Creyf
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik geloof niet
dat de opwinding van mijn kant is gekomen.
De
voorzitter
: Mevrouw Creyf, ik heb mij tot iedereen gericht, zelfs tot mijzelf.
03.12
Simonne Creyf
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, het was de
minister die zich onmiddellijk opwond.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De
voorzitter
: Het volgende punt aan de agenda is de vraag nr. 6890 van mevrouw Trees Pieters.
03.13
Trees Pieters
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij aan bij
mevrouw Creyf. Ik trek mijn vraag in omdat ik niet het risico wil lopen in
een gelijkaardige discussie terecht te komen.
De
voorzitter
: De vraag nr. 6890 van mevrouw Trees Pieters wordt dus ingetrokken.
04 Question de M. Olivier Chastel à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
fermeture des Nouveaux Ateliers Mécaniques de Morlanwelz" (n° 6965)
04 Vraag van de heer Olivier Chastel aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de sluiting van de Nouveaux Ateliers Mécaniques de Morlanwelz" (nr. 6965)
04.01
Olivier Chastel
(MR): Monsieur le président, madame la
ministre, le 24 février 2002, un conseil d'administration extraordinaire
des Nouveaux Ateliers mécaniques de Morlanwelz annonçait l'entame
d'une procédure de licenciement collectif dans le cadre d'une
restructuration.

Le 7 mars 2002, suite au conseil d'entreprise de la veille, c'était cette
fois la possibilité d'une fermeture de l'entreprise qui était évoquée dans
la presse. Cet arrêt définitif de l'activité interviendrait entre le 1
er
mai et
le 30 juin 2002.

Les syndicats ont été mis au courant lors d'un deuxième conseil selon
les modalités de la loi "Renault". Ceux-ci estimaient déjà cette
cessation d'activité inéluctable et le conseil d'entreprise du 14 mars
2002 a confirmé ces craintes.

Cette fermeture se soldera, à terme, par le licenciement de 76
travailleurs. La direction expliquerait les difficultés actuelles par un
résultat nettement déficitaire en 2001. On parle de pertes s'élevant à un
peu moins d'un million d'euros et de perspectives pour 2002 pour le
moins pessimistes. Les événements de septembre dernier, qui ont
touché le secteur de plein fouet, et la perte de deux marchés
importants en seraient notamment les causes.

Par contre, selon les syndicats, il s'agirait en réalité d'une
délocalisation déguisée et programmée de longue date. Il semblerait
ainsi que, contrairement à ce qui fut le cas pour les deux autres sites
de production du groupe, situés en Allemagne et en Italie, le site
concerné n'aurait pas bénéficié d'investissements adéquats d'un point
de vue technologique, qui lui auraient permis de rester concurrentiel
dans un marché évoluant rapidement.

Quoi qu'il en soit, relayant les directives formulées par le holding italien
propriétaire du site, le directeur des Ateliers a révélé un plan social qui
apparaît déraisonnable et inacceptable. En effet, ce plan propose aux
travailleurs une indemnité brute de 5.453,66 , contre un montant de
10.907,31 , il y a dix ans, et une prime de 495,79 par année
04.01
Olivier Chastel
(MR): De
definitieve sluiting van de
onderneming Les Nouveaux
Ateliers Mécaniques de Morlanwelz
werd in de pers bekend gemaakt en
zal worden voltrokken tussen 1 mei
en 30 juni 2002. Deze sluiting zal
op termijn leiden tot het ontslag van
76 werknemers.

Volgens de directie zijn de huidige
moeilijkheden het gevolg van een
deficit in 2001. Volgens de
vakbonden zou het gaan om een
"heimelijke en al lang geleden
besliste delokalisatie" omdat
Morlanwelz onvoldoende heeft
geïnvesteerd in technologie.
Het sociaal plan stelt de
werknemers een schadevergoeding
voor van 5453,66 euro bruto en een
premie van 495,79 euro per
dienstjaar.

Dit plan is blijkbaar niet realistisch.
De werknemers vragen het
equivalent van een gewaarborgd
inkomen gedurende een periode
van drie jaar.

Omdat de werknemers bij hun
eisen bleven, zijn de
onderhandelingen op 8 april 2002
afgeknapt.

Was uw dienst betrokken bij deze
onderhandelingen? Bent u van plan
CRIV 50
COM 726
23/04/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
d'ancienneté.

Il semble donc que ce plan social ne tient nullement compte des
réalités de la région du centre. Tout d'abord, le pourcentage de
chômage y est très élevé et la perspective de retrouver un emploi pour
ces travailleurs est d'autant plus faible qu'ils ont, dans une majorité des
cas, plus de 40 ans, quelques problèmes de santé liés aux tâches
pénibles qu'ils ont à réaliser et qu'ils sont hyper-spécialisés dans un
secteur bien particulier en raison du fait qu'ils ont été formés au fil des
années. Les travailleurs demandent l'équivalent d'une garantie de
revenus pour une période de trois ans.

Le renouvellement, le lundi 8 avril 2002, de ces revendications lors de la
réunion des membres de la direction et des délégués syndicaux a
entraîné la rupture des négociations et le début d'une première action
d'envergure, qui consistera à bloquer la sortie des produits finis pour
faire pression sur le groupe italien.

Madame la ministre, j'ai trois questions à vous poser.

Quelle était l'implication de vos services dans cette négociation?
Seriez-vous prête à relancer les négociations en réexaminant le
montant demandé par les délégués syndicaux? Et enfin, comptez-vous
prendre des mesures aidant ces travailleurs licenciés à retrouver un
emploi?
de onderhandelingen terug op gang
te brengen en maatregelen te
nemen zodat de werknemers
makkelijker ander werk kunnen
vinden?


04.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, les faits
évoqués par M. Chastel me sont bien connus. Comme il le sait, le
conciliateur social compétent pour le sous-secteur des fabrications
métalliques de la province du Hainaut est constamment tenu au
courant de l'évolution de ce dossier.

Pour être tout à fait précise, je dois vous dire qu'il n'a, pour le moment,
été adressé aucune plainte à l'inspection des lois sociales concernant
d'éventuelles infractions à la loi "Renault". Il me revient que les parties
en présence négocient l'adoption d'un plan social et que la phase de
négociation est, pour le moment, dans un stade délicat. C'est pourquoi
les interlocuteurs à la négociation ont fait appel à l'intervention d'un
négociateur social. Il aura évidemment toute latitude, dans cette
hypothèse, pour impliquer les personnes compétentes dans le
processus de négociation. La réunion de conciliation aura lieu le 30
avril prochain.

Ainsi que vous le dites, en cas d'accord, il pourra être fait appel à une
cellule de reconversion. Celle-ci serait mise en place et activée par les
services de ma collègue, Mme Arena, seule compétente en la matière.
04.02 Minister
Laurette Onkelinx
:
Die feiten zijn mij welbekend en de
bevoegde sociaal bemiddelaar
wordt constant op de hoogte
gehouden. De Arbeidsinspectie
heeft
geen klacht ontvangen
betreffende een eventuele
overtreding van de Renault-wet.

De onderhandelingen over het
sociaal plan bevinden zich in een
moeilijke fase. Daarom hebben we
een sociaal bemiddelaar
ingeroepen. De
bemiddelingsvergadering vindt
plaats op 30 april 2002. Als er een
akkoord tot stand komt, kan een
opleidings- en omschakelingscel
worden opgericht in samenwerking
met de diensten van minister Arena
die hiervoor bevoegd is.
Voorzitter: Jean-Marc Delizée.
Président: Jean-Marc Delizée.
04.03
Olivier Chastel
(MR): Monsieur le président, je remercie Mme
la ministre pour sa réponse.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
05 Vraag van de heer Joos Wauters aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "avond- en weekendwerk voor schoolstages" (nr. 6908)
05 Question de M. Joos Wauters à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "le travail
du soir et du week-end dans le cadre des stages scolaires" (n° 6908)
23/04/2002
CRIV 50
COM 726
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
05.01
Joos Wauters
(AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter, wij
wilden onze vragen op een heel aangename manier stellen en niet
onmiddellijk opgewonden raken bij het stellen van een vraag.

Mevrouw de minister, de vraag is voortgekomen uit de problematiek die
zich in Vlaanderen voordoet. Daar ging de minister van Onderwijs
eigenlijk altijd nog voort op een Vlaamse regelgeving, waardoor zij kon
beslissen over de uitzondering van de normale uren voor stages. Zij kon
beslissen over avond -, nacht- of zondagwerk. Dat was een beslissing
van de Vlaamse regering van 17 april 1991. Men heeft altijd geoordeeld
dat die bevoegdheid inderdaad in Vlaanderen lag en men heeft dat nooit
gerelateerd aan de arbeidswetgeving. Op een bepaald ogenblik en naar
mijn mening terecht viel de federale Sociale Inspectie hierover. Terecht
stelt men dat voor werknemers een goede arbeidsbescherming geldt
inzake avond-, nacht- en zondagwerk. Dit zijn uitzonderingen en
daarover moet men collectieve afspraken maken. Dit geldt dus ook voor
de stages van leerlingen en studenten die daarin moeten passen. Ik
volg die redenering. Wij zijn het er dan ook wel weer over eens dat voor
sommige technische en beroepsrichtingen in het secundair de
schoolstages best zouden vallen buiten de normale werkuren, omwille
van de sector. Dat houdt onder andere ook zondagwerk in. Voor mij zijn
de federale arbeidsregelingen ook van toepassing op de
leerlingenstages. De paritaire comités moeten advies uitbrengen in
welke mate en onder welke omstandigheden leerlingenstages 's nachts
of 's zondags mogelijk zijn. Op basis van deze adviezen moeten er dan
koninklijke besluiten worden genomen.

In Vlaanderen is er enige ongerustheid omdat studenten geen stages
meer zouden kunnen doen en vandaar ook mijn vragen. Zijn er reeds
paritaire comités die hierover een advies hebben uitgebracht? Zo ja,
welke dan? Welke afwijkingen werden daarop toegestaan? Werden er
al koninklijke besluiten genomen? Zo ja, welke? Indien het antwoord op
mijn eerste vragen negatief is, welke initiatieven zult u dan nemen om
de leerlingenstages toch mogelijk te maken? Anders zit men in de
onwettelijkheid.
05.01
Joos Wauters
(AGALEV-
ECOLO): Pour certains stages
scolaires, une organisation en
dehors des heures normales est
indiquée. En Flandre, les
dérogations en ce sens sont
octroyées de fait par la ministre de
l'Enseignement. L'inadéquation
entre cette situation et la législation
fédérale n'a jamais été établie
jusqu'au jour où l'Inspection sociale
fédérale a découvert le pot aux
roses. Conformément à la loi
fédérale, il revient aux commissions
paritaires de rendre un avis sur la
base duquel des arrêtés royaux
peuvent être pris.

En Flandre, certains craignent que
les stages, organisés en dehors
des heures normales, ne soient
désormais interdits.

Des commissions paritaires ont-
elles déjà rendu un avis? Dans
l'affirmative, lesquels? Quelles
dérogations ces commissions
accordent-elles? Des arrêtés
royaux ont-ils déjà été pris? Dans
l'affirmative, lesquels?

Si la ministre devait répondre par la
négative à toutes ces questions,
quelles initiatives a-t-elle prises
pour permettre aux étudiants
d'effectuer malgré tout leur stage?
05.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, j'ai bien
compris que le vice-président de la Chambre voulait que je lui réponde
le plus précisément possible et avec le sourire. Je vais essayer de
répondre à son attente.

Tout d'abord, pour ce qui concerne sa première question, j'ai demandé
l'avis de 30 commissions paritaires le 3 janvier dernier. Jusqu'à
maintenant, 15 de ces commissions consultées ont donné un avis. Il
s'agit plus précisément des commissions paritaires suivantes:
- la commission paritaire 118 (industrie alimentaire);
- la commission paritaire 139 (batellerie);
- la commission paritaire 140 (transport);
- la commission paritaire 201 (commerce de détail indépendant);
- la commission paritaire 202 (commerce de détail alimentaire);
- la commission paritaire 207 (industrie chimique);
- la commission paritaire 218 (C.P. nationale auxiliaire pour les
employés);
- la commission paritaire 220 (industrie alimentaire);
- la commission paritaire 226 (commerce international et transport);
- la commission paritaire 302 (industrie hôtelière);
- la commission paritaire 316 (marine marchande);
- la commission paritaire 318 (services des aides familiales et des
aides seniors);
05.02
Minister
Laurette Onkelinx
:
Op 3 januari 2002 heb ik het advies
van dertig paritaire comités
gevraagd. Vijftien comités hebben
mij hun advies al toegezonden.
Slechts één van die adviezen is
over de hele lijn positief, zonder
enig voorbehoud. Zes positieve
adviezen gaan vergezeld van
voorwaarden, een beperking of een
aanpassing van de afwijkingen met
betrekking tot het zondags- of
nachtwerk. Drie adviezen zijn
negatief. Vijf zijn noch positief,
noch negatief.

Er werden afwijkingen van het
verbod op zondags- of nachtwerk
voorgesteld. De paritaire comités
werden verzocht daarover een
advies uit te brengen.

Jusqu'ici, aucun arrêté royal n'a été
CRIV 50
COM 726
23/04/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
- la commission paritaire 319 (établissements et services d'éducation
permanente);
- la commission paritaire 321 (grossistes-répartiteurs de médicaments)
et
- la commission paritaire 327 (entreprises de travail adapté et ateliers
sociaux).

Parmi ces avis, il y a seulement un avis positif sans restriction. Dans
six cas, l'avis positif est accompagné de conditions déterminées ou
d'une certaine restriction ou de l'adaptation des dérogations proposées
concernant l'interdiction du travail du dimanche et l'interdiction du travail
de nuit. Trois avis sont négatifs. Finalement, dans cinq cas, l'avis
donné n'est ni positif, ni négatif; les raisons les plus souvent invoquées
sont qu'il n'y a pas de stages d'étudiants dans le secteur concerné ou
que le problème ne se pose pas actuellement dans le secteur
concerné.

Des dérogations avaient été proposées concernant l'interdiction du
travail du dimanche et/ou l'interdiction du travail de nuit pour les stages
d'étudiants dans l'enseignement secondaire ordinaire à temps plein et
dans le module 4 de formation de l'enseignement secondaire spécial, et
ce plus particulièrement dans les domaines d'études suivants:
- auto (disciplines conducteur de poids lourds et transport spécial);
- commerce (disciplines vente et distribution);
- agriculture et horticulture;
- soins du corps;
- formations maritimes;
- soins aux personnes;
- tourisme;
- et toute une série de disciplines dans le secteur alimentaire.

En même temps, des dérogations avaient été proposées pour les
stages d'étudiants dans la phase de qualification du module 3 de
l'enseignement secondaire spécial et plus particulièrement dans les
qualifications horticulture, soins aux personnes, boulangerie et
boucherie.

Il avait été demandé à chacune des commissions paritaires précitées
de donner, dans la mesure du possible, un avis dans la sphère de
compétence de l'organe paritaire concerné.

J'en viens maintenant à vos deux dernières questions.
pris dans ce cadre. Une grande
partie des dérogations relèvent de
la compétence de plusieurs
commissions paritaires. Il est dès
lors nécessaire d'attendre leur avis.

Dans un premier temps, un état
d'avancement des procédures
consultatives sera établi et l'on
examinera également quelles
dérogations pourront être
accordées.

Dans un deuxième temps, l'arrêté
royal sera préparé. Il est probable
que les dérogations accordées si
possible par discipline, mais
probablement plutôt par
commission paritaire compétente,
feront l'objet d'arrêtés royaux
différents.
Tot op heden werd in dit kader nog een koninklijk besluit uitgevaardigd.
Dit is onder andere te wijten aan het feit dat een groot deel van de
voorgestelde afwijkingen tot de bevoegdheid van meerdere paritaire
comités behoort, waardoor het nodig en minstens aangewezen is om
de adviezen van die verschillende paritaire comités af te wachten
alvorens omtrent de eventueel toegestane afwijking een koninklijk
besluit uit te vaardigen.

In een eerste fase zal mijn administratie een definitieve stand van zaken
met betrekking tot de raadpleging van de betrokken paritaire comités
opstellen en zal, in samenspraak met mijn medewerkers, worden
nagegaan welke afwijkingen inzake leerlingenstages zullen worden
toegestaan.

In een tweede fase zullen de nodige koninklijke besluiten worden
voorbereid. Gezien de verscheidenheid van de voorgestelde afwijkingen
van de tot nog toe door de geraadpleegde paritaire comités uitgebrachte
adviezen en van de daarbij in bepaalde gevallen gestelde voorwaarden
en beperkingen, is de kans evenwel vrij groot dat de uiteindelijk
23/04/2002
CRIV 50
COM 726
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
toegestane afwijkingen indien mogelijk per studierichting, doch
waarschijnlijk veeleer per bevoegd paritair comité, het voorwerp zullen
uitmaken van onderscheiden koninklijke besluiten.
05.03
Joos Wauters
(AGALEV-ECOLO): Mevrouw de minister, ik kan
alleen onderlijnen wat de voorzitter heeft gezegd. Ik ben blij met uw
antwoord. Uw eigen initiatief naar de paritaire comités getuigt van uw
bekommering in deze problematiek. Het is jammer dat een aantal
comités nog niet hebben geantwoord. U hebt de vraag hernieuwd. Dat
is heel goed, maar wij moeten ervoor zorgen dat wij tegen half juni rond
zijn. U spreekt over twee fasen, maar de scholen moeten hun stages
voor het schooljaar 2002-2003 tijdens de vakantieperiode kunnen
programmeren. De meeste schooldirecties bereiden hun stages in die
periode voor. Het was een verrassing voor Vlaanderen dat wij
buitenwettelijk handelden. Deze maanden zitten wij in een grijze zone,
maar veel directies willen dat volgend jaar vermijden.

Mag ik erop aandringen, mevrouw de minister, dat de koninklijke
besluiten tegen half juni klaar zijn opdat de directies de organisatie van
de stages goed zouden kunnen voorbereiden?
05.03
Joos Wauters
(AGALEV-
ECOLO): Cette réponse me
satisfait pleinement. La ministre a
pris elle-même une initiative à
l'égard des commissions paritaires.
J'insiste pour que les travaux
s'achèvent d'ici à la mi-juin, dans la
mesure où la majorité des écoles
organisent leurs stages pour 2003-
2004 à partir de ce moment-là. Les
arrêtés royaux seront-ils prêts pour
cette date?
05.04
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur, on va essayer. Je vais
d'abord relancer les commissions paritaires qui n'ont pas répondu,
c'est-à-dire quinze sur un total de trente. Vous le savez, c'est un travail
difficile, puisqu'il faut à chaque fois adapter en fonction des situations.
05.04 Minister
Laurette Onkelinx
:
Dat zullen we proberen. Ik zal de
comités die nog niet hebben
geantwoord ertoe aansporen hun
advies te bezorgen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Voorzitter: Joos Wauters.
Président: Joos Wauters.
06 Vraag van de heer Jef Valkeniers aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de terbeschikkingstelling van oudere werklozen voor de arbeidsmarkt" (nr. 6991)
06 Question de M. Jef Valkeniers à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la mise à
disposition de chômeurs âgés sur le marché du travail" (n° 6991)

06.01
Jef Valkeniers
(VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, collega's, begin dit jaar heeft de Ministerraad een ontwerp van
koninklijk besluit goedgekeurd waarin werd voorzien in een regeling die
oudere werklozen opnieuw beschikbaar moest maken voor de
arbeidsmarkt. Tevens werd het advies van de Raad van State binnen
één maand gevraagd. Zo zou de bestaande regeling, die werklozen van
50 jaar en ouder de mogelijkheid geeft om zich te laten uitschrijven als
werkzoekende, systematisch strenger worden. In het kader van de
engagementen van de Europese top van Lissabon en die van
Stockholm om de werkzaamheidgraad te verhogen, en in het bijzonder
de werkzaamheidgraad van oudere werknemers, is een
activeringsbeleid immers noodzakelijk. De bestaande regeling onttrekt
te veel oudere werknemers aan de arbeidsmarkt. Sinds de versoepeling
van de maatregel die in 1996 door voormalig minister van Arbeid en
Tewerkstelling mevrouw Smet werd ingevoerd, is het aantal oudere
werklozen met een vrijstelling gestegen van ongeveer 70.000 tot bijna
150.000. Bijgevolg ging een immens potentieel aan ervaren
arbeidskrachten verloren.

De vooropgestelde datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit
dat daaraan paal en perk moest stellen was 1 april 2002. Die datum
06.01
Jef Valkeniers
(VLD): Au
début de cette année, le Conseil
des ministres a adopté un projet
d'arrêté royal renforçant la
réglementation du chômage pour
les personnes de plus de cinquante
ans, afin que ces dernières restent
disponibles sur le marché de
l'emploi. Il s'agit en l'occurrence
d'un engagement contracté dans un
contexte européen et destiné à
infléchir l'évolution néfaste actuelle.

L'entrée en vigueur de l'arrêté, fixée
initialement au 1
er
avril 2002, se fait
toujours attendre. Or, le temps
presse. Si l'on veut que les
nouvelles mesures du
gouvernement encourageant
l'engagement de travailleurs plus
âgés ne restent pas lettre morte, il
CRIV 50
COM 726
23/04/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
werd niet gehaald. Daarbij moet ik aanstippen dat de plannen voor het
verstrengen van de reglementering inzake vrijstellingen al dateren uit
2000. Met heel wat vertraging kwam het dossier voor advies terecht bij
het beheerscomité van de RVA. Toen het dossier uiteindelijk door de
Ministerraad was goedgekeurd, werd de datum van inwerkingtreding
nogmaals verschoven. Niettemin begint de tijd nu echt te dringen, zeker
omdat de regering in maatregelen heeft voorzien die de aanwerving van
oudere werknemers aanmoedigen.

Opdat werkgevers effectief tot aanwerving zouden overgaan, is het
noodzakelijk aan de aanbodzijde te zorgen voor een voldoende aantal
werkkrachten.

Mevrouw de minister, graag krijg ik van u een antwoord op de volgende
vragen. Ten eerste, wanneer wordt de vooropgestelde opheffing van de
vrijstelling voor werklozen van 50 jaar en ouder operationeel? Ten
tweede, in welke regeling wordt voorzien? En ten derde, blijven oudere
werklozen die op dit moment in een vrijstellingsregime zitten, de
mogelijkheid behouden zich niet opnieuw ter beschikking van de
arbeidsmarkt te stellen? Zo ja, onder welke voorwaarden?
est de première importance que
l'arrêté royal puisse effectivement
générer une nouvelle offre de
travailleurs plus âgés.

A quand le renforcement de la
législation (l'abrogation de
l'exemption des travailleurs de plus
de 50 ans)? Quelle mesure
concrète la ministre compte-t-elle
prendre? La situation des
chômeurs âgés qui bénéficient
actuellement de l'exemption va-t-
elle être modifiée? Comment?
06.02 Minister
Laurette Onkelinx:
Mijnheer de voorzitter, collega's,
het ontwerp van koninklijk besluit en van ministerieel besluit dat de
beschikbaarheid van de oudere werklozen voor de arbeidsmarkt regelt,
ligt sinds 18 februari 2002 bij de Raad van State voor advies binnen één
maand. Het ontwerp bevindt zich in de laatste fase en zal dus
binnenkort ter ondertekening aan de Koning kunnen worden voorgelegd.
Een dergelijke regeling kan natuurlijk niet met terugwerkende kracht
worden ingevoerd. De inwerkingtreding kan dus ten vroegste
plaatsvinden een maand na de publicatie in het Staatsblad.

Wat de inhoud van de nieuwe regeling betreft, moet het onderscheid
worden gemaakt tussen twee situaties. Voor de nieuwe oudere
werklozen, zijnde zij die vroeger nog nooit het statuut van oudere
werkloze hadden, komt het erop neer dat zij tot de leeftijd van 56 jaar
als werkzoekende ingeschreven moeten blijven, en dus beschikbaar
moeten blijven voor de arbeidsmarkt. Ik herinner er u aan dat die grens
nu op 50 jaar ligt. De grens van 56 jaar wordt de eerstvolgende jaren
opgetrokken tot 58 jaar, zodat vanaf 2004 de grens op 58 jaar zal
liggen. De nieuwe oudere werklozen kunnen in afwijking van dat
principe toch worden vrijgesteld als werkzoekende op een lagere leeftijd
indien zij minstens 36 jaar beroepsverleden als loontrekkende bewijzen.

Ook die 36 jaar wordt geleidelijk opgetrokken en zal in 2004 38 jaar
worden. Deze verplichting ingeschreven te blijven als werkzoekende
gaat gepaard met een aanpassing van de criteria van de passende
dienstbetrekking voor deze 50-plussers. Zo is bijvoorbeeld bepaald dat
de verplaatsingstijd naar de tewerkstellingsplaats voor een oudere
werkloze niet meer mag bedragen dan 2 uren per dag, wat voor de
gewone werkloze 4 uren is. In dezelfde zin zijn er specifieke regelingen
voor deze oudere werklozen op het gebied van arbeidsduur, nachtarbeid
en loonshoogte, en moet het aangeboden werk aansluiten bij zijn
vroegere activiteiten.

Une brève description du régime pour les nouveaux chômeurs âgés a
été exposée. Mais ces règles ne s'appliquent pas aux chômeurs âgés
qui bénéficient déjà du système actuel de dispense de l'obligation
d'inscription. Ceux-ci peuvent s'inscrire en tant que demandeurs
d'emploi mais ne sont pas obligés de le faire. Pour les encourager à
redevenir demandeurs d'emploi, il est prévu que l'inscription en tant que
demandeur d'emploi leur procure un avantage.
06.02
Laurette Onkelinx
,
ministre: Les projets d'arrêtés royal
et ministériel sont déposés pour
avis au Conseil d'Etat, depuis le 18
février, et pourront donc bientôt être
proposés à la signature royale. Une
telle réglementation ne peut
toutefois être instaurée avec effet
rétroactif. La mesure entrera en
vigueur un mois après
sa
publication au
Moniteur belge
. La
nouvelle réglementation distingue
les "nouveaux" travailleurs âgés et
ceux qui bénéficiaient déjà de
l'exemption d'inscription. Les
personnes qui font partie du
premier groupe doivent rester
inscrites en tant que demandeurs
d'emploi et rester disponibles sur le
marché du travail jusqu'à l'âge de
56 ans; cette limite d'âge sera
progressivement relevée pour
atteindre 58 ans en 2004.
Néanmoins, si le chômeur peut
prouver qu'il a accompli 36 ans de
carrière professionnelle en tant que
salarié, il reste exempté
d'inscription en tant que demandeur
d'emploi à un âge inférieur; ce seuil
sera également progressivement
relevé pour atteindre 38 ans en
2004. Il existe des réglementations
spécifiques concernant la durée de
travail, le travail de nuit, la nature
du travail, etc.

Die regels gelden niet voor oudere
werklozen die van de verplichte
inschrijving zijn vrijgesteld. Zij zijn
niet verplicht zich in te schrijven,
23/04/2002
CRIV 50
COM 726
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14

Le système est le suivant. Un chômeur âgé a également, sous
certaines conditions, une allocation de chômage majorée. Il reçoit une
prime d'ancienneté. S'il reprend le travail, actuellement, il perd cette
prime pendant la période de reprise de travail. Un projet d'arrêté royal va
modifier cette situation: pendant la période de travail, la personne
pourra maintenir cette prime à condition qu'elle soit inscrite au
préalable comme demandeur d'emploi. Le comité de gestion de
l'ONEm a émis un avis jeudi dernier quant à ce projet d'arrêté qui
représente non seulement un incitant pour rester disponible sur le
marché de l'emploi mais fait également disparaître un piège à l'emploi.

Je tiens néanmoins à faire quelques dernières observations. En
demeurant inscrit comme demandeur d'emploi, on est connu en tant
que tel par les services de placement. La mesure dans laquelle cela
mène aussi à une reprise de travail dépend encore d'un certain nombre
de facteurs: en premier lieu évi demment, le contexte économique mais
aussi l'attitude des employeurs. Ce n'est pas parce que parmi les
candidats à un poste, des chômeurs âgés se présenteront à l'avenir
que les employeurs les sélectionneront nécessairement pour l'emploi.
Un changement d'attitude est donc nécessaire et c'est un travail qui
représente énormément de temps car une cassure culturelle doit
s'opérer dans ce qui a longtemps été la politique dans notre pays.
maar om ze aan te moedigen,
behouden zij het voordeel van hun
anciënniteitspremie wanneer zij
weer aan de slag gaan, op
voorwaarde dat zij zijn
ingeschreven.

Als men ingeschreven blijft, is men
bekend bij de diensten voor
arbeidsbemiddeling. Als de
conjunctuur maar ook de houding
van de kandidaat zich daartoe
lenen, zal dat in een nieuwe baan
uitmonden. Als men wil dat de
zaken evolueren, moet er een
mentaliteitswijziging komen.

06.03
Jef Valkeniers
(VLD): Mevrouw de minister, ik vind dat er nogal
veel beperkingen zijn wanneer het erom gaat oudere werklozen terug
aan het werk te zetten. U spreekt van een mentaliteitswijziging bij de
werkgever. Er is echter ook een mentaliteitswijziging bij de werknemer
nodig. Ik heb vroeger reeds gezegd dat ik in mijn praktijk destijds heel
wat patiënten over de vloer kreeg die ziek waren geworden omdat ze
vervroegd op pensioen waren gesteld. Die voelden zich afgeschreven en
zegden dat het enige wat hen nog restte het wachten op de dood was,
terwijl ze verkozen om te blijven werken en ze toch heel wat ervaring in
huis hadden. Vijf jaar later moest ik evenwel vaststellen dat men ziek
werd omdat men niet op brugpensioen kon gaan, terwijl een buurman
dat wel kon en maanden in Zuid-Frankrijk, Spanje of zelfs Zuid-Afrika
vertoefde. Nu is de heersende mentaliteit er een waarbij men van het
leven wenst te genieten en waarbij men dus zo vlug mogelijk uit het
arbeidscircuit treedt.

In uw antwoord legt u te weinig te nadruk op de vereiste
mentaliteitswijziging bij de werknemers die moeten beseffen dat het
onbetaalbaar wordt wanneer men alle werknemers toelaat op 50 jaar uit
de arbeid te stappen, des te meer omdat ze veel later in het
arbeidscircuit binnenstappen dan vroeger het geval was. Vroeger ging
men vanaf 14 jaar werken; vandaag is men tot 18 jaar leerplichtig en
heel veel jongeren volgen nog een of andere beroepsopleiding en zijn
vaak 20 tot 21 jaar eer ze in de beroepswereld stappen.

Hoewel ik geregeld naar Zuid-Afrika ga, werk ik hier nog ook en ik hoef
als negenenzestigjarige voor niemand onder te doen. In uw antwoord
gaat u ervan uit dat de oudere werknemers niet meer goed mee
kunnen, dat ze niet zolang meer hoeven te werken, dat het werk
aangepast moet zijn aan wat ze vroeger deden enzovoort. Ik voel mij
enigszins door beledigd dat u van de veronderstelling vertrekt dat
oudere werknemers niet meer kunnen werkzen zoals jongere
werknemers. Ik sta dus ambivalent tegenover uw antwoord: ik ben
tevreden om bepaalde elementen ervan, om andere elementen dan weer
niet.
06.03
Jef Valkeniers
(VLD): La
réinscription comme demandeur
d'emploi fait l'objet de nombreuses
restrictions, ce que je déplore. Les
employeurs, mais également les
travailleurs, doivent changer de
mentalité. On n'insiste pas assez
sur cette nécessité. Les travailleurs
doivent réaliser que les
réglementations actuelles génèrent
des coûts exorbitants, notamment
parce que plus personne ne
commence à travailler à 14 ans. Du
reste, je suis blessé par les propos
de la ministre qui part du principe
que les personnes âgées de 69 ans
ne sont plus aussi performantes
que les jeunes sur le marché du
travail. Je ne vaux pas moins que
les autres!
Vous supposez qu'un homme de 55 ans n'est plus capable de travailler
CRIV 50
COM 726
23/04/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
comme les autres, mais ce n'est pas le cas, j'en suis la preuve vivante!
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Maggie De Block aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de veiligheidscoördinatoren" (nr. 7005)
07 Question de Mme Maggie De Block à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
coordinateurs de sécurité" (n° 7005)
07.01
Maggie De Block
(VLD): Mijnheer de voorzitter, het zijn
blijkbaar niet alleen de dames die in een zekere staat van opwinding
kunnen verkeren maar ook soms de mannen in deze commissie. De
heer Valkeniers is daarvan het levend bewijs.

Mevrouw de minister, op 1 mei ­ dat is over een week ­, de dag van de
arbeid, zal de reglementering betreffende de veiligheidscoördinatie op
tijdelijke en mobiele werkplaatsen een jaar van kracht zijn. Tijdens dat
jaar hebben wij niet stilgezeten. Ik heb u over deze problematiek
verschillende schriftelijke vragen gesteld waarop u altijd snel en efficiënt
hebt geantwoord. Nu de wetgeving terzake één jaar oud is, heb ik het
initiatief genomen om vandaag opnieuw op deze aangelegenheid terug
te komen.

In een antwoord op enkele van mijn schriftelijke vragen bevestigt u dat
de vooropgestelde meerkosten van de aanstelling van een
veiligheidscoördinator variëren tussen de 1,2 en 3,8% van de kostprijs
van het project. Concreet betekent dit dat het bedrag van de
meerkosten schommelt tussen 1500 en 4750 euro op een project van
125.000 euro.

U bevestigde eveneens dat de meerkosten relatief hoger liggen voor de
kleinere bouwplaatsen dan voor de grote investeringen. Dit betekent de
bevestiging van het vermoeden dat de bouwers van eengezinswoningen
verhoudingsgewijs de grootste kosten moeten dragen. Volgens mij
houdt deze regeling dus onrechtvaardige meerkosten in voor kleine
bouwers. Door de stijgende grondprijzen en omwille van nog andere
redenen ­ ik denk bijvoorbeeld aan het betalen van de sociale
zekerheid ­ verkeren zij al in een moeilijker financiële positie.
Bovendien krijgen zij de factuur van de verplichte veiligheidscoördinator
er nog eens bovenop. De aannemers rekenen hen hogere prijzen aan
omdat zij zogezegd extra investeringen moeten doen om aan de
vereisten van de veiligheidscoördinatoren te voldoen.

U repliceerde op dit argument dat de aannemers die de
veiligheidsvoorschriften in het verleden reeds correct naleefden geen
bijkomende investeringen moeten doen. De bewering dat een ruwbouw
tot 7500 euro extra kan kosten, werd gecounterd met de opmerking dat
dit bij een eerlijke prijsberekening niets kon kosten. Wie echter met de
aannemers en de bouwers praat, krijgt iets totaal anders te horen.
Bovendien worden familieleden en vrienden die een handje komen
toesteken, afgeschrikt door al deze problemen.

Met dit alles wil ik niet beweren dat er geen extra aandacht moet gaan
naar de veiligheidsvoorschriften in de bouw. Integendeel, de cijfers over
het aantal ongevallen waren duidelijk. Maar dat door de regeling
uitgerekend de kleine particuliere bouwheren financieel moeten worden
gestraft, kan voor mij nog altijd niet.

U hebt zelf ook gezegd dat u niet kunt achterhalen hoeveel ongevallen
op de relatief kleinere bouwplaatsen gebeuren en hoeveel er gebeuren
07.01
Maggie De Block
(VLD): Le
1
er
mai, il y aura un an que la
réglementation relative aux
coordinateurs de sécurité sur les
chantiers provisoires et mobiles est
entrée en vigueur. La ministre a
déjà confirmé que le coût d'un
coordinateur de sécurité représente
1,2 à 3,8 pour cent du prix d'un
projet. En termes relatifs, ce coût
est plus élevé pour les petits
chantiers comme la construction
d'une habitation familiale. Pour les
petits constructeurs, le recours à
un coordinateur de sécurité
représente évidemment un surcoût
qui vient toujours à un mauvais
moment.

Les aménagements jugés
nécessaires par le coordinateur de
sécurité viennent encore alourdir la
facture de l'entrepreneur. A cet
argument, la ministre rétorque que
les bons entrepreneurs prévoient de
leur propre initiative les
aménagements garantissant la
sécurité. L'évaluation du surcoût
engendré par le recours à un
coordinateur de sécurité à 7.500
euros pour le gros oeuvre est
qualifiée de "malhonnête" par la
ministre. Ceux qui prennent la
peine de s'informer auprès des
entrepreneurs eux-mêmes ne
partagent pas ce sentiment.

L'importance qui doit évidemment
être accordée à la sécurité ne
justifie pas la pénalisation
financière des particuliers, maîtres
de l'ouvrage. Par ailleurs, la
ministre admet l'impossibilité de
procéder à une évaluation correcte
du nombre d'accidents sur les
petits chantiers.

La Confédération flamande de la
Construction et la NACEBO
(Centrale nationale des entreprises
du métal, du bois et de la
23/04/2002
CRIV 50
COM 726
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
op de grotere werven.

De Vlaamse Confederatie van de Bouw erkent ook dat de richtlijn voor
de kleine woningen te zwaar is. Ook Nacebo is de vragende partij om
de huidige wetgeving serieus te evalueren, niet alleen wat de financiële
implicaties voor de bouwer betreft maar ook inzake de praktische
haalbaarheid ervan. De federatie noemt het bewuste koninklijk besluit
een papieren tijger die voor administratieve overlast zorgt.

Eén jaar veiligheidscoördinatie in de bouw heeft vooral voor de kleine
bouwers en de aannemers een hoop geld, administratieve overlast en
veel wrevel opgeleverd, ook door het eerst niet aanwezig zijn van een
voldoende aantal veiligheidscoördinatoren. Daarover heb ik u echter in
eerdere mondelinge vragen reeds ondervraagd.

De regeling is mijns inziens wel duidelijk aan een evaluatie toe, die
moet leiden tot een mogelijke administratieve vereenvoudiging en een
verlaging van de kostprijs voor de kleine bouwers. In dat verband blijven
wij vragende partij om een aanpassing van artikel 61 van de wet te
overwegen. Meer bepaald zouden wij willen dat er snel wordt
onderzocht om de grens van 25.000 euro ­ wat kan men daar nog voor
bouwen! ­ die volgens de minister theoretisch kan worden gewijzigd,
gevoelig op te trekken en indien dit haalbaar blijkt deze optie ook snel
te realiseren.

Mevrouw de minister, mag ik u nog vragen om zonder opwinding op
enkele vragen te antwoorden.

Ten eerste, hoeveel bedraagt volgens uw gegevens de meerprijs van de
nieuwe regeling voor particuliere bouwheren van gezinswoningen met
een totale waarde van 125.000 euro voor de aanstelling van de
veiligheidscoördinator ­ ontwerp en uitvoering?

Ten tweede, blijft u bij uw stelling dat de aannemers die in het verleden
de veiligheidsvoorschriften correct naleefden, geen bijkomende
investeringen moeten doen? Kunt u de particulieren verzekeren dat door
aannemers een eerlijke kostprijsverrekening wordt verricht, zodat dit
niet leidt tot een oneerlijke meerprijs door de reglementering?

Ten derde, kunt u aan de hand van de cijfers van de voorbije drie jaren
aantonen dat de nieuwe reglementering tot een gevoelige vermindering
van het totaal aantal arbeidsongevallen op particuliere bouwwerven heeft
geleid, of is het daarvoor nog te vroeg? Met andere woorden, zijn de
meerkosten gerechtvaardigd?

Ten vierde, bent u bereid op korte termijn een wetenschappelijk
onderzoek naar de totale financiële impact van de nieuwe regelgeving
op eengezinswoningen te laten doen? Overweegt u inspanningen te
doen om de administratieve formaliteiten van deze regeling tot een
minimum te herleiden? Overweegt u hierover in overleg te treden met de
betrokken bouwfederatie?

Ten vijfde, bent u bereid maatregelen te nemen waardoor de
meerkosten voor particuliere eengezinswoningen wordt geneutraliseerd?
Zo nee, hoe verantwoordt u dan deze meerkosten voor de gewone
gezinnen die wensen te investeren in een eigen woning?
construction) sont, elles aussi,
préoccupées, du point de vue
financier mais aussi pratique. La
fédération qualifie ce règlement de
tigre de papier administratif. Il doit
être évalué d'urgence.

C'est la raison pour laquelle nous
demandons une adaptation de
l'article 61 de manière à relever
sensiblement la limite des 25.000
euros.

A combien s'élèvent, selon la
ministre, dans le cas d'un projet de
125.000 euros, les coûts
supplémentaires liés à
la
désignation d'un coordinateur de
sécurité?

La ministre persiste-t-elle à dire
que les entrepreneurs qui dans le
passé respectaient déjà toutes les
règles en vigueur en matière de
sécurité n'ont pas dû réaliser des
investissements supplémentaires?
Dans l'affirmative, comment la
ministre peut-elle nous garantir que
les entrepreneurs facturent un prix
honnête non majoré de coûts
supplémentaires? La ministre peut-
elle prouver, chiffres à l'appui, que
la sécurité a augmenté sur les
chantiers privés? Fera-t-elle
calculer scientifiquement, à brève
échéance, l'incidence financière
des logements unifamiliaux?
Comment réduira-t-elle les
tracasseries administratives? Se
concertera-t-elle avec les
fédérations de la construction?
Prendra-t-elle en charge les coûts
supplémentaires? Dans la négative,
comment justifie-t-elle ce refus?
07.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, je vais
essayer de répondre précisément à l'ensemble des questions posées
par Mme De Block. D'emblée, je la remercie de dire qu'à chaque fois,
mon administration et mes services essaient de donner le plus
07.02 Minister
Laurette Onkelinx
:
De meerkosten bedragen van 1,2
tot 3,8 procent van de kostprijs
naargelang de opdracht.
CRIV 50
COM 726
23/04/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
d'informations possibles sur cette application d'une directive
européenne de 1989.

Pour ce qui concerne le coût, je confirme ma réponse précédente. Les
frais supplémentaires, d'après les constatations que l'on peut faire,
s'élèvent entre 1,2 et 3,8% du coût. Comme vous le savez, ces frais
dépendent du libre-marché. Il n'y a aucune obligation; c'est le marché
qui fixe finalement les prix.

A propos de votre deuxième question, je corrobore ce qui a été dit. En
effet, les prescriptions de la directive-cadre 89/391 transposées en droit
belge avaient déjà prévu que divers employeurs qui effectuent des
travaux sur un même lieu de travail doivent coordonner leurs travaux en
matière de sécurité et de santé.

Dans un même esprit, je répondrai à votre sixième question: le surcoût
est, en fait, le coût de la sécurité et de la santé des travailleurs qui
aurait dû être payé, peut-être, depuis longtemps pour amener plus de
sécurité dans le secteur.

Pour le moment, je n'ai pas l'intention d'introduire une tarification. Il est
préférable de ne pas intervenir pendant cette phase de lancement.
Toutefois, je serai très attentive si les organisations des coordinateurs
ou les interlocuteurs du secteur devaient formuler des propositions
quant à une tarification définitive. Ils pourraient éventuellement aussi
penser à la "solidarisation" de ces coûts via, pourquoi pas, la création
d'un fonds.

Vu toutes les difficultés d'entrée en vigueur de l'arrêté royal, la nouvelle
réglementation n'est applicable que depuis un an. Les chiffres
sectoriels des accidents du travail pour 2001 ne sont pas encore
disponibles.

A propos de l'évolution des accidents du travail dans le secteur, il sera
procédé à une évaluation, en termes d'impact, des mesures de sécurité
supplémentaires afin de déterminer si elles permettent ou non la
diminution du nombre de ces accidents.

Pour ce qui concerne la mention électronique du chantier, elle sera
opérationnelle d'ici début octobre. Entre-temps, dans une phase
expérimentale, les entreprises pourront déjà communiquer leurs
chantiers, de manière électronique, à partir du mois de mai.

Enfin, les interlocuteurs sont représentés au sein de l'Agence de
simplification administrative. Je suis évidemment toujours prête à
prendre en considération d'éventuelles propositions des interlocuteurs
du secteur avec lesquels vous dialoguez.

De in Belgisch recht omgezette
kaderrichtlijn 89/391 bepaalde al
dat wanneer meer dan één
werkgever op dezelfde plaats
werken, zij hun inspanningen om
de veiligheid van de werknemers te
verzekeren dienen te coördineren.

De meerkosten hebben betrekking
op de veiligheid en hadden al lang
gemaakt moeten worden. Ik zal
aandachtig toezien op de
voorstellen die de gesprekspartners
uit de sector inzake tarifering
zouden doen. Misschien is een
`mutualisering' via de oprichting van
een fonds mogelijk.

De nieuwe regelgeving is nog maar
een jaar van toepassing. Er zal
moeten worden nagegaan of ze tot
een daling van het aantal
arbeidsongevallen leidt. De nieuwe
elektronische vermelding van de
bouwplaats zal begin oktober
operationeel zijn en al vanaf de
maand mei zal bij wijze van
experiment informatie over de
bouwplaatsen kunnen worden
meegedeeld.

De gesprekspartners zijn
vertegenwoordigd in het
Agentschap voor de administratieve
vereenvoudiging. Ik ben bereid elk
nieuw concreet voorstel in
overweging te nemen.

07.03
Maggie De Block
(VLD): Mevrouw de minister, ik dank u voor
dit antwoord. Ik onthoud dat u bereid bent voorstellen van de sector in
overweging te nemen en te onderzoeken waar het gaat over
administratieve vereenvoudiging. U spreekt over de oprichting van een
fonds om eventueel solidair de kosten te delen. Dit is een denkspoor,
maar het lijkt mij dat dit niet zal bijdragen aan de administratieve
vereenvoudiging en het minder ingewikkeld maken van de regelgeving.

Mij gaat het er nog steeds om dat deze maatregel voor een particuliere
bouwheer van een eengezinswoning nog steeds onaanvaardbare
meerkosten betekent. Ik zeg niet dat de veiligheid van de werknemers
niets meer mag kosten, maar proportioneel is het te veel. Ik blijf bij dat
standpunt.
07.03
Maggie De Block
(VLD): La
ministre se dit disposée à examiner
les propositions faites par le
secteur du bâtiment en matière de
simplification administrative. Voilà
un point positif. En revanche, la
création d'un fonds ne me paraît
pas contribuer à la recherche d'une
solution. Pour un maître d'ouvrage
particulier qui construit son
logement familial, le règlement
entraînerait un surcoût
inacceptable.
23/04/2002
CRIV 50
COM 726
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het faillissement van CityBird" (nr. 7015)
08 Question de M. Karel Van Hoorebeke à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
faillite de CityBird" (n° 7015)
08.01
Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, elk faillissement is natuurlijk een drama voor de
werknemers en elke werknemer individueel. Het ene faillissement krijgt
soms wat meer weerklank in de media, de publieke opinie en de
politiek dan het ander faillissement. Het faillissement van CityBird heeft
niet dezelfde belangstelling gekregen als het faillissement van Sabena,
dat enkele weken later plaatsvond. Uiteindelijk ging het bij CityBird om
ongeveer 600 mensen, personeel en piloten inbegrepen. Uiteraard zijn
bij Sabena heel wat meer werknemers betrokken, maar dat betekent
niet dat een faillissement voor elke werknemer, op individueel vlak, geen
drama zou zijn. Dit is voor ieder van hen een moeilijke periode, met
heel wat financiële en sociale implicaties. Daarom hoor ik af en toe
oprispingen van ex-werknemers van CityBird. Zij hebben hetzelfde
probleem, maar zij krijgen niet de belangstelling of de
voorkeursbehandeling die de ex-werknemers van Sabena te beurt
vallen.

Wat de voorkeursbehandeling van Sabena betreft, wil ik twee zaken
opmerken. Voor het failliete Sabena heeft men een tewerkstellingscel
opgericht om de ex-werknemers te begeleiden bij het zoeken van nieuw
werk en een nieuwe integratie op de arbeidsmarkt. Tevens heb ik
vernomen dat men ook inspanningen zou hebben geleverd opdat het
Fonds voor de Sluiting van Ondernemingen de schuldvorderingen van
het personeel zo snel mogelijk zou uitbetalen. Ik heb professionele
ervaring in die aangelegenheid omdat ik destijds meermaals curator ben
geweest. Ik weet, mevrouw de minister, dat de uitbetalingen van het
Fonds in een normaal faillissement dikwijls een jaar op zich kunnen
laten wachten en dan verloopt het nog vrij vlot. Voor een personeelslid
dat op zijn geld zit te wachten, is dat een lange periode.
08.01
Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Dès le départ, le
personnel de la Sabena et celui de
City Bird ont été traités
différemment face à la faillite. Une
faillite constitue un drame pour tout
travailleur, quelle que soit son
ampleur. Dans le cas de la
Sabena, une cellule pour l'emploi a
été mise sur pied et l'on s'est
efforcé de faire intervenir le plus
rapidement possible le Fonds de
fermeture des entreprises. Ce
dernier réagit généralement assez
lentement.
De
voorzitter
: Wij hebben in de commissie een nieuwe wet
goedgekeurd die volgende donderdag in de plenaire vergadering zal
worden behandeld. De wet stelt een verbetering voor zodat u uw
curatorschap later beter zou kunnen opnemen.
Le
président
: Une nouvelle loi vient
d'être adoptée pour remédier à ce
genre de situations.
08.02
Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Mijnheer de voorzitter, ik dank
u voor deze hint. Bedoelt u dat ik zo snel mogelijk opnieuw curator
moet worden?
De
voorzitter
: U hebt mij op een bepaald moment iets toevertrouwd. Ik wou daarop even inspelen, mijnheer
Van Hoorebeke.
08.03
Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Mevrouw de minister, ik heb er
uiteraard geen enkel probleem mee dat het Fonds voor de Sluiting van
Ondernemingen ex-werknemers van Sabena zo spoedig mogelijk
uitbetaalt, maar het gelijkheidsbeginsel blijft wel van toepassing. Zou
een dergelijke regeling ook niet moeten gelden voor de ex-werknemers
van CityBird en alle andere werknemers die met een faillissement zijn
geconfronteerd?

Ik heb de volgende concrete vragen over het faillissement van CityBird.
08.03
Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Le principe d'égalité doit
être respecté.

Combien de travailleurs se sont
retrouvés au chômage à la suite de
la faillite de City Bird? Combien
d'entre eux ont introduit une
requête auprès du Fonds de
fermeture des entreprises?
CRIV 50
COM 726
23/04/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
Hoeveel personeelsleden zijn werkloos geworden ten gevolge van dit
faillissement? Hoeveel werknemers van het failliete CityBird hebben een
vordering ingediend bij het Fonds voor de Sluiting van Ondernemingen?
Hoeveel ex-werknemers hebben reeds een uitkering ontvangen van het
Fonds voor de Sluiting van Ondernemingen? Wat heeft de bevoegde
minister gedaan om de werkloze personeelsleden van het failliete
CityBird te begeleiden?
Combien d'entre eux ont déjà perçu
des indemnités? Quelles mesures
a-t-on prises pour accompagner
ces chômeurs?
08.04 Minister
Laurette Onkelinx:
Mijnheer de voorzitter, collega Van
Hoorebeke, volgens de inlichtingen die werden ingewonnen bij het
Fonds voor de Sluiting van Bedrijven blijkt dat de curator van het
faillissement het volledige dossier laattijdig indiende bij deze instelling.
Alle elementen van het dossier zullen worden onderzocht door een
beheercomité van het fonds, tijdens de zitting van 16 mei 2002.
Momenteel worden deze elementen nog steeds geëncodeerd en zij
slaan op meer dan duizend werknemers.

Slechts vijftig dossiers die samen werden ondertekend door de curator
en de betrokken werknemers, werden op 22 april aan het fonds
bezorgd. Daardoor heeft geen enkele werknemers de bepaalde
wettelijke vergoedingen kunnen genieten. De uitbetalingstermijn
bedraagt drie maanden na de beslissing van het beheercomité van het
fonds, net als voor de overdracht van het individueel dossier.

Ten slotte valt de begeleiding van de ontslagen personen onder de
bevoegdheid van de verschillende gewestelijke ministers van
Werkgelegenheid.
08.04
Laurette Onkelinx
,
ministre: Selon des informations
fournies par le Fonds de fermeture
des entreprises, le curateur a
introduit un dossier très
tardivement. Le Comité de gestion
du fonds examinera le dossier le 16
mai 2002. Plus de mille travailleurs
sont concernés. Cinquante
dossiers individuels seulement ont
été transmis au fonds le 22 avril.
En conséquence, personne n'a
encore pu bénéficier des
interventions légales. En effet, le
délai de paiement est de trois mois
suivant la décision du Comité de
gestion. Par ailleurs,
l'accompagnement des travailleurs
licenciés relève de la compétence
des ministres régionaux.
08.05
Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Mevrouw de minister, uw
antwoord is verhelderend, enerzijds, maar ontnuchterend, anderzijds.

Eens te meer moeten wij vaststellen dat de curator, die verplicht is alle
gegevens over te dragen aan het fonds, heeft getalmd. Het fonds schrijft
de curatoren aan en moet door hen in het bezit worden gesteld van de
gevraagde gegevens. Het is duidelijk dat in deze zaak de curator
andermaal heeft getalmd alvorens alle gegevens over te zenden.
Inderdaad, van de duizend dossiers zouden er momenteel slechts vijftig
zijn ingediend en dat is bijzonder weinig. Als curator moet men toch
beseffen dat men op die manier de personeelsleden in de kou laat
staan. Als men daarbij nog de drie maanden telt voor de
uitbetalingstermijn die volgt op de bijeenkomst van het beheercomité op
16 mei, dan komt men, zoals ik daarnet reeds zei, tot een jaar.

Mijnheer de voorzitter, terugkomend op uw opmerking van daarnet,
hoop ik dat de nieuwe wet omtrent deze materie een efficiënte en
diligente procedure mogelijk zal maken, hetgeen uiteindelijk zou
moeten leiden tot een snellere uitbetaling, want dat is uiteindelijk de
bedoeling.
08.05
Karel Van Hoorebeke
(VU&ID): Une fois de plus, nous
constatons que c'est, en effet, le
curateur qui doit tout transmettre
au fonds. En l'occurrence, on a
clairement perdu du temps:
cinquante dossiers sur mille, c'est
extrêmement peu. Si l'on ajoute à
cela le délai de trois mois
nécessaire au paiement, on obtient
en effet une période d'un an. Je
plaide dès lors en faveur d'une
initiative législative tendant à une
accélération de la procédure.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Question de M. Paul Timmermans à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'accord entre Randstad Interim et Interbrew" (n° 7026)
09 Vraag van de heer Paul Timmermans aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het akkoord dat tussen Randstad Interim en Interbrew werd gesloten"
(nr. 7026)
09.01
Paul Timmermans
(ECOLO-AGALEV): Monsieur le président,
madame la ministre, j'ai eu la chance ou l'avantage de tomber sur un
09.01
Paul Timmermans
(ECOLO-AGALEV): De horeca-
23/04/2002
CRIV 50
COM 726
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
communiqué conjoint des deux firmes Randstad et Interbrew qui faisait
mention d'un accord conclu entre ces deux secteurs pour « embaucher
du personnel dans un temps record » ­ je reprends les termes du
communiqué ­, qui est d'ailleurs disponible sur Internet.

Le principe est relativement simple puisque ce sont les exploitants de
l'Horeca qui établissent la liste du personnel dont ils souhaitent
disposer lorsqu'ils ont un besoin particulier de main-d'oeuvre. Ils
communiquent ensuite cette liste à la firme Randstad qui constitue les
dossiers. Et lorsqu'un établissement a un besoin particulier de
personnel, il le signale à Randstad qui fait le nécessaire pour que la
personne demandée soit présente sur le lieu de travail dans les 2
heures.

Cette pratique me semble assez exceptionnelle. Je suis, pour ma part,
un client assidu de l'Horeca et je suis donc très heureux quand j'ai
affaire à du personnel fiable et fidèle. Je ne nie pas que des problèmes
se posent à ce niveau. Néanmoins, il me semble qu'un certain nombre
de questions pertinentes devraient être posées concernant ce genre de
pratiques et sur ce qui se fait habituellement dans ce secteur et plus
largement dans le cadre des accords sociaux.

Mes questions sont les suivantes:

1. Ces pratiques sont-elles conformes aux conditions générales du
recours à du personnel intérimaire? Je vous les rappelle. Je sais que
vous les connaissez, mais ce n'est peut-être pas le cas de certains de
mes collègues. Ainsi, on peut faire appel à du personnel intérimaire
lorsqu'il s'agit de remplacement, de surcroît de travail temporaire ou de
circonstances exceptionnelles. S'inscrit-on encore dans ces trois cas
de figure qui, je le rappelle, seuls autorisent le recours à du personnel
intérimaire?

2. Un utilisateur, comme, par exemple, un patron de bistrot ou de
restaurant peut-il afficher sa propre réserve de main-d'oeuvre et indiquer
les personnes dont il souhaite disposer?

3. On sait que l'intérim est soumis à un contrôle des délégations
syndicales. Or, ces dernières sont peu présentes dans ce secteur en
raison du grand nombre de petites exploitations. C'est donc le fonds
social des intérims qui doit exercer le contrôle et je me demande
comment il pourra le faire.

Vous savez également que pour modifier ou fixer les horaires d'un
travailleur, il faut cinq jours ouvrables. Si ma mémoire est bonne, pour
le secteur Horeca, un accord était intervenu en commission paritaire
pour ramener ce délai à 48 heures. Ici, on parle d'un délai de 2 heures,
je m'interroge donc sur ce genre de pratiques, leur légalité, leur
pertinence et surtout sur l'esprit dans lequel tout cela se passe.
uitbaters en de bierhandelaars
hebben net met het uitzendbureau
Randstadt een akkoord gesloten
om, twee uur nadat zij hiertoe een
aanvraag indienen, personeel te
kunnen in dienst nemen. De
gebruiker stelt hiertoe op internet
een personeelsreserve samen die
hij aan het uitzendbedrijf bezorgt.

Zijn dergelijke praktijken
verenigbaar met de algemene
voorwaarden betreffende de
inschakeling van uitzendkrachten?
Mag een gebruiker zijn eigen
personeelsreserve openbaar
maken? Hoe kunnen controles
worden uitgeoefend wanneer er
geen vakbondsafvaardiging is
(inzonderheid via het sociaal
fonds)?

Voorzitter: Jean-Marc Delizée.
Président: Jean-Marc Delizée.
09.02
Laurette Onkelinx,
ministre: Monsieur le président, je
rappellerai quelques principes. Une entreprise de travail intérimaire est
une entreprise dont l'activité consiste à engager des intérimaires pour
les mettre à disposition d'utilisateurs en vue de l'exécution d'un travail
temporaire au sens de la loi du 24 juillet 1987 sur le travail temporaire,
le travail intérimaire et la mise de travailleurs à la disposition
d'utilisateurs. Par travail temporaire, la loi entend l'activité exercée dans
les liens d'un contrat de travail et ayant pour objet de pourvoir au
09.02 Minister
Laurette Onkelinx
:
De wet van 24 juli 1987 omschrijft
tijdelijke arbeid als: "de activiteit die
op grond van een
arbeidsovereenkomst wordt
uitgeoefend en tot doel heeft in de
vervanging van een vaste
werknemer te voorzien of te
CRIV 50
COM 726
23/04/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
remplacement d'un travailleur permanent ou de répondre à un surcroît
temporaire de travail ou d'assurer l'exécution d'un travail exceptionnel -
article 1
er
de la loi. Si un utilisateur occupe un intérimaire hors de ce
cadre, dans ce cas ils sont considérés comme étant engagés dans les
liens d'un contrat de travail à durée indéterminée.

Pour savoir si on est bien dans le cadre de la loi de 1987, l'examen doit
se faire au cas par cas. Au niveau du délai de conclusion d'un contrat
de travail intérimaire, la loi de 1987 exige qu'il soit constaté par écrit,
au plus tard dans les deux jours ouvrables à compter du moment de
l'entrée en service du travailleur. Quant au contrat conclu entre
l'entreprise de travail intérimaire et l'utilisateur, il doit être constaté par
écrit dans les sept jours ouvrables à compter du début de la mise au
travail de l'intérimaire. Rien n'interdit qu'un utilisateur ou des utilisateurs
potentiels conviennent avec une entreprise de travail intérimaire d'un
délai maximum pour répondre à leur demande de personnel intérimaire.
Dès mise à disposition, les conventions que j'ai évoquées doivent être
conclues endéans les délais fixés par la loi.

Parallèlement à ces conventions, l'entreprise de travail intérimaire doit
effectuer une déclaration immédiate de l'emploi et, ce, au plus tard au
moment où le travailleur commence ses prestations. En effet, cette
déclaration d'entrée est obligatoire dans le secteur du travail intérimaire
depuis le 1
er
janvier 1999.

Concernant le recours à une réserve de main-d'oeuvre constituée par
l'utilisateur lui-même, la problématique des opérations de recrutement
des candidats intérimaires et de l'existence de liens quelconques entre
une entreprise de travail intérimaire et une entreprise ayant un autre
objet est finalement envisagée dans le cadre de l'agrément des
sociétés de travail intérimaire. Cette matière est de compétence
régionale.

Au niveau de contrôle, il est à noter qu'à côté du rôle des organisations
syndicales, l'inspection des lois sociales assure la surveillance de la loi
de 1987 et des conventions collectives de travail rendues obligatoires
par arrêté royal touchant au travail intérimaire.

Ce rappel du cadre de la loi de 1987 est important car c'est au cas par
cas qu'on examine si l'ensemble des dispositions ont été respectées.
La loi de 1987 est dérogatoire du droit commun et, en conséquence,
les dérogations doivent être examinées au sens strict.
beantwoorden aan een tijdelijke
vermeerdering van werk of te zorgen
voor de uitvoering van een
uitzonderlijk werk". Wanneer een
gebruiker een uitzendkracht buiten
dit verband tewerkstelt, worden zij
beschouwd als verbonden door een
arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd. Deze wet bepaalt
dat de arbeidsovereenkomst voor
uitzendarbeid uiterlijk twee
werkdagen na de indiensttreding
van de werknemer schriftelijk wordt
vastgesteld. De termijn voor het
afsluiten van het contract tussen
het uitzendbedrijf en de gebruiker
bedraagt zeven werkdagen. Niets
belet dat een of meer potentiële
gebruikers met een onderneming
voor uitzendarbeid een
maximumtermijn afspreken binnen
welke aan hun vraag moet worden
voldaan. Zodra een uitzendkracht
ter beschikking is gesteld, moeten
de eerder bedoelde
overeenkomsten binnen de
wettelijke termijnen worden
gesloten.

Daarnaast moet het uitzendkantoor
ten laatste bij het begin van de
prestaties een onmiddellijke
aangifte van tewerkstelling doen
(DIMONA). De door de gebruiker
zelf samengestelde reserve van
arbeidskrachten, is een materie die
tot de gewestelijke bevoegdheden
behoort (erkenning van de bedrijven
voor uitzendarbeid).

De Inspectie van de sociale wetten
ziet toe op de naleving van de wet
van 24 juli 1987 en van de
collectieve arbeidsovereenkomsten
die door het koninklijk besluit
betreffende de uitzendarbeid
verplicht dienen te worden
toegepast. Er wordt geval per geval
onderzocht of de regelgeving wordt
toegepast rekening houdend met
het feit dat de wet van 1987 van het
gemeen recht afwijkt.
09.03
Paul Timmermans
(ECOLO-AGALEV): Monsieur le président,
je remercie la ministre pour sa réponse. Je pense qu'effectivement, il
n'y a a priori rien de répréhensible et l'on peut donc prêter aux auteurs
de cet accord d'excellentes intentions. La vigilance sera cependant de
rigueur sous peine de dérapages.

Je mettrai néanmoins l'accent sur un des aspects auquel les auteurs
n'ont peut-être pas pensé mais qui ne pourrait laisser insensible la
09.03
Paul Timmermans
(ECOLO-AGALEV): Ik twijfel niet
aan de uitstekende bedoelingen van
de auteurs van dit verslag. Als die
mensen evenwel op een lijst van
werknemers staan zijn ze niet
beschikbaar voor een andere baan.
Aan dit misschien onverwachte
23/04/2002
CRIV 50
COM 726
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
ministre de l'emploi soucieuse d'augmenter le taux d'activités.

Si ces gens figurent sur une liste de main-d'oeuvre, je pense qu'ils
seront difficilement mobilisables pour d'autres emplois. En effet, ils
seront en attente permanente de l'hypothétique emploi qu'on pourrait
leur donner. On déguise le véritable contrat et on le morcelle en une
multiplication de prestations. Ceux qui vont vraiment y croire en
espérant sortir de leur situation de chômeur vont être extrêmement
difficilement mobilisables pour d'autres propositions. Ce sera sans
doute un effet pervers, je l'espère non voulu, auquel il faudra être
attentif.
gevolg zal aandacht moeten worden
besteed.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De
voorzitter
: De vraag nr. 6937 van mevrouw Marie-Thérèse Coenen wordt omgezet in een schriftelijke
vraag.
La réunion publique de commission est levée à 15.35 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.35 uur.